EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind -...

9
DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG Op 1 januari 2015 trad de nieuwe Jeugdwet in werking. Dat betekent dat sinds dat moment de jeugdzorg onder verantwoordelijkheid valt van de gemeenten. De afgelo- pen vier jaar is er veel gezegd en geschreven over deze nieuwe gang van zaken. Tegelijkerjd met deze ‘switch’ van overheid naar gemeenten, werd er flink bezuinigd. De privacy van kwetsbare kinderen en gezinnen bleek niet gegarandeerd. Hulp en zorg werden aankelijk van de plek waar je woont. Om maar een paar dingen te noemen… Hoe staat het nu, na vier jaar, met de jeugd- zorg? Zijn de ‘kinderziektes’ verholpen? EVALUATIE BM022019 JEUGDZORG JEUGDZORG, 4 JAAR NA DE SWITCH 28 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 29

Transcript of EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind -...

Page 1: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

28 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 29

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG

Op 1 januari 2015 trad de nieuwe Jeugdwet in werking. Dat betekent dat sinds dat moment de jeugdzorg onder verantwoordelijkheid valt van de gemeenten. De afgelo-pen vier jaar is er veel gezegd en geschreven over deze nieuwe gang van zaken. Tegelijkerti jd met deze ‘switch’ van overheid naar gemeenten, werd er fl ink bezuinigd. De privacy van kwetsbare kinderen en gezinnen bleek niet gegarandeerd. Hulp en zorg werden afh ankelijk van de plek waar je woont. Om maar een paar dingen te noemen… Hoe staat het nu, na vier jaar, met de jeugd-zorg? Zijn de ‘kinderziektes’ verholpen?

EVALUATIE

BM02�2019

JEUGDZORG

JEUGDZORG, 4 JAAR NA DE SWITCH

28 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 29

Page 2: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

30 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 31

PIJNPUNTENANALYSE

In januari 2015 werd de landelijke stelselwijziging doorgevoerd waarbij de zorg voor desti jds 350.000 kwetsbare kinderen en jongeren in Neder-land werd gedecentraliseerd van de rijksoverheid naar de 355 gemeenten. Lees: de verantwoordelijkheid voor jeugdzorg - voor 0 - tot 23-jarigen met specifi eke zorgbehoeft en - werd gelegd bij gemeentelijke overheden. Met als doel: snellere zorg, dichter bij huis en met een meer integrale aanpak. Hoe staat het daarmee in april 2019? INTERVIEW: BEATRICE KEUNEN FOTO: GETTY IMAGES

Gezien de snelheid van invoering - het eerste pijnpunt - konden de gemeenten zich onvoldoende voorberei-den op deze ingrijpende en gevoelige taakverzwaring. Ingrijpend, omdat het een herinrichting van interne en externe logistieke processen betrof. Gevoelig, omdat de decentralisatie kwetsbare kinderen en gezinnen binnen haar gemeentegrenzen aangaat; dit vraagt om expertise die, vooralsnog, veelal ontbreekt.

Denemarken werd als voorbeeld aangehaald. Daar is eenzelfde decentralisatie jaren eerder al tot stand ge-bracht. Grootste verschil met Nederland is, dat de Nederlandse decentralisatie een bezuiniging van 450 miljoen moest opleveren - het tweede pijnpunt - ter-wijl de stelselwijziging in Denemarken op korte termijn gepaard ging met extra financiering. Die betaalde zich op lange termijn terug, juist door goede jeugdzorg voor de kinderen, jongeren en gezinnen.

Financiële tekortenDoor de decentralisatie kregen gemeenten, al dan niet via de wijkteams, de afgelopen jaren een bulk aan informatie over haar inwoners. Die kregen op hun beurt - het derde pijnpunt - soms ook te maken met onvoldoende bescherming van privacygevoelige in-formatie. De gemeenten moesten de professionele hulp gaan financieren en daardoor contracten en beta-lingsovereenkomsten aangaan met professionele zorg-instanties - die dat op hun beurt met de gemeenten moesten gaan doen. Hoe lager de tarieven en hoe goedkoper de afspraken - het vierde pijnpunt - hoe gunstiger voor de gemeentelijke portemonnee. Maar dat hield in dat niet altijd de meest gunstige optie voor de cliënt werd gekozen. In vele gevallen moesten zij overstappen naar andere zorgaanbieders (praktijken, instellingen), waarmee plotsklaps een punt werd gezet achter jarenlang opgebouwde vertrouwensrelaties - het vijfde pijnpunt.In feite blijken ook de financiële tekorten zelf te zijn gedecentraliseerd van de Rijksoverheid naar de gemeen-ten - die nu, net als vele zorginstellingen, kampen met

30 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 31

EVALUATIE

BM02�2019

JEUGDZORG

355 GEMEENTEN DRAGEN DE ZORG VOOR KWE TSBARE KINDEREN EN JONGEREN; WAT BLIJKT?

financiële problemen. In de media duiken wekelijks namen op van gemeenten met resp. begrotingstekorten (door stijgende zorgkosten) of (dreiging van) faillisse-ment bij zorginstellingen - een zesde pijnpunt. Ook zijn er grote personeelsproblemen: er is veel verzuim door grote werkdruk en krapte op de arbeidsmarkt- het zevende pijnpunt. Volgens een woordvoerder van het ministerie van VWS, verantwoordelijk voor jeugdzorg, is om die financiële problematiek een zo-genaamd Tekortfonds van 200 miljoen euro ingericht om gemeenten met grote tekorten tegemoet te komen. De woordvoerder: ‘Voor de vernieuwing van de jeugd-zorg is 108 miljoen beschikbaar (afspraak regeer-akkoord). Daarnaast nemen tot 2022 de Rijksuitgaven

aan gemeenten met zo’n vijf miljard toe. Niet allemaal voor jeugdzorg natuurlijk, er zijn meer onderwerpen die belangrijk zijn, maar voor gemeenten betekent dit dat er de komende periode veel meer financiële ruimte is.’

WachtlijstenVolgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statis-tiek (CBS) kregen er in de eerste helft van 2018 11.000 kinderen minder jeugdzorg (337.000 in totaal). Ondanks dat blijken de wijkteams meer jeugdzorgproblematiek op te merken. Daarbij hebben jongeren - zo wordt ver-ondersteld - meer problemen dan vroeger, en worden ze eerder in behandeling genomen. Gevolg, achtste pijnpunt: de wachtlijsten groeien, waardoor kinderen �

Het CBS hanteert het begrip jeugdzorg als verzamelnaam voor jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. • Jeugdhulp wordt gegeven aan jongeren en hun ouders bij

psychische, psychosociale en/of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking of bij opvoedingsproblemen.

• Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt als de veiligheid en ontwikkeling van een kind in het geding zijn. Het kind wordt dan onder toezicht gesteld of onder voogdij geplaatst.

• Jeugdreclassering is bedoeld voor jongeren vanaf twaalf jaar die met de politie in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Jeugdreclassering wordt opgelegd door de kinderrechter of de officier van Justitie. Bron: CBS

Verschil jeugdzorg en jeugdhulp

MINISTERIE VAN VWS: ‘ER LIGGEN DE NODIGE UITDAGINGEN’

Jeugdzorg zélf is een zorgenkind

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG

Page 3: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

32 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 33januari 2019 | BALANS MAGAZINE 01 | 33 32 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 33

PIJNPUNTENANALYSE

Bronnen: Binnenlands Bestuur; NOS; GGZ Nieuws; Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS); Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ); Jeugdzorg Nederland; Nederlands Jeugd Instituut (NJI); Balansdigitaal.nl; Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG).

Naar aanleiding van deze twaalf punten legde de redactie van Balans Magazine de volgende vragen voor aan minister Hugo de Jonge, vanuit VWS verantwoordelijk voor jeugdzorg: Hoe kijkt de minister aan tegen het huidi-ge functioneren van de jeugdzorg in Nederland? Hoe kijkt hij aan tegen de organisatie ervan? Duurt deze stelsel-wijziging - deze decentralisatie van jeugdzorg naar de gemeenten - langer dan verwacht? Waardoor komt dat? Wat moet er beter en hoe wil hij dat bereiken: kortom zijn puntenlijst.

Zijn woordvoerder reageert: ‘Het is onze opdracht - en dan bedoel ik jeugdhulporganisaties, gemeenten en Rijk - dat we de zorg voor de jeugd en hun ouders merkbaar, voelbaar en tastbaar beter maken. Dat betekent dat de zorg en ondersteuning zoveel mogelijk dichtbij huis plaatsvindt. Dat betekent dat we kinderen en hun ouders bij de hand nemen en niet laten verzanden in hun zoektocht naar de juiste zorg. Dat betekent dat we met jongeren vroegtijdig in gesprek moeten over de zorg na hun achttiende jaar. Dat betekent dat instellingen helder over hun wachttijden communiceren. Kortom: de zorg moet aansluiten bij wat kinderen en ouders nodig hebben. Als zij dat niet merken, dan doen we iets niet goed met z’n allen. Dit alles is natuurlijk niet binnen een dag geregeld. Daarmee zouden we ook geen recht doen aan het fantastische werk dat door professionals dag in, dag uit wordt gedaan. Laten we daar ook oog voor hebben: neem bijvoorbeeld de samenwerking tussen de jeugdhulp en de (jeugd)ggz. Spirit/Bascule in Amsterdam is daar een mooi voorbeeld van. Neem bijvoorbeeld de KINGS methode bij Accare waardoor vele uithuisplaatsingen zijn voorkomen. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Tegelijkertijd liggen er de nodige uitdagingen. Dat zien wij ook. Samen met kinderen, ouders, gemeenten, aanbieders en jeugdprofessionals is de minister daarmee hard aan de slag.’�

de Rijksoverheid, voor de gemeenten, voor de zorg-professionals vanuit uiteenlopende functies - maar bovenal voor de cliënten: kinderen en jongvolwassenen met zorgproblematiek.

Wat nu te doen? In het interview met Ido Weijers (pag. 38-41) valt de naam Noorwegen. Om versnippering van zorg tegen te gaan, zodat niet meer de regio waar je woont bepaalt of je goede zorg krijgt - elfde pijnpunt - koos dit land juist voor het centraliseren van de jeugdzorg bij de Rijksoverheid. Weijers: ‘Om in het hele land passende en gelijkwaardige zorg van hoge kwaliteit te garanderen aan kinderen, jongeren en gezinnen die hulp en onder-steuning nodig hebben.’ Dit Noorse model kan de toets van het Kinderrechtenverdrag uit 1989 van de VN door-staan. Vraag is of dat ook voor de Nederlandse interpre-tatie van zorg aan haar jeugd geldt. Twaalfde pijnpunt?�

Reacti e van het ministerie van VWS

en jongvolwassenen niet tijdig en onvoldoende passen-de hulp kunnen krijgen. Omdat steeds moet worden ge-anticipeerd op de consequenties die de decentralisatie in de praktijk met zich meebrengt, duurt de invoering van deze landelijke stelselwijziging uiteindelijk langer voort dan gehoopt - het negende pijnpunt. En komen ook almaar vragen met betrekking tot zorgverlening naar voren, waar het de rechtsbescherming van het kind aangaat - het ti ende pijnpunt. Bijvoorbeeld waar het drang- en dwangmaatregelen aangaat, of opname bin-nen de gesloten jeugdzorg. Bij het (negatieve) effect van deze vorm van zorg worden overigens de laatste tijd grotere vraagtekens geplaatst.

De conclusie kan niet anders zijn - uit onderzoek via diverse instanties (zie bronnen) en uit de artikelen in dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor

EVALUATIE

BM02�2019

JEUGDZORG

Een zoektocht van ruim een jaar bracht de familie Gobind uiteindelijk bij Medisch Centrum Kinderplein in Rotterdam. Eindelijk was er erkenning voor de gedrags-problemen van zoon Shayer.Maar de transitie zet ook deze hulp op losse schroe-ven. Moeder Seema: ‘We willen niet meer langs een groot aantal telefonistes om vervolgens dagen te wachten op een terugbelafspraak.’

INTERVIEW: MARIËLLE VAN BUSSEL FOTOGRAFIE: JORIS DEN BLAAUWEN

Verlegen schudt Shayer (7) de hand terwijl hij op de bank zit. Zijn kleine broertje Gyan (3) dartelt door de kamer heen. Als hun ouders Harun en Seema klaar zijn voor het interview, mogen de kinderen naar boven om te gamen. Bijna een uur lang blijft het stil boven. Even de trap af om een snoepje te vragen, en weer terug naar boven. ‘Wonderbaarlijk dat het zo rustig blijft,’ lacht Harun. ‘Daarom luister ik ook met een half oor wat daar gebeurt.’

SNEL OVERPRIKKELDHarun en Seema zijn anders gewend. Shayer is niet altijd de rustigste in huis. Seema: ‘We wisten eigenlijk na zijn geboorte al dat hij ‘anders’ was. Hij huilde veel, was snel overprikkeld en motorisch liep hij achter. Toen kwamen de frustratie en woede-uitbarstingen. Harun: ‘Shayer had zijn eigen regels. Hij luisterde nooit.’ Met de komst van zijn broertje Gyan werd het nog �

‘De erkenning dat hij écht een probleem heeft,

helpt ons enorm’

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG

Page 4: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

34 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 35

EVALUATIE

BM02�2019

JEUGDZORG

Geen ellenlange trajecten,

maar direct goede uitleg

34 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 35

erger. Op de basisschool kon hij intellectueel gezien goed mee, maar op sociaal vlak helemaal niet. ‘Hij kon geen vriendjes maken en ze ook niet behouden,’ vertelt Harun.‘Alles moest op zíjn manier, en anders niet. Kinderen wilden dus niet meer met hem spelen. Hij was eenzaam, ook al wilde hij dat niet laten merken.’ Op het consul-tatiebureau kregen ze te horen dat Shayer nog te jong was om iets zinnigs over zijn gedrag te zeggen. Onder-tussen twijfelden Harun en Seema volop aan hun eigen rol. Werkten ze te veel, besteedden ze te veel tijd aan Gyan? Hun relatie kwam onder druk te staan, het gezinsleven was niet wat ze ervan verwacht hadden. Harun: ‘We liepen op onze tenen, omdat alles om Shayer draaide. We wilden hem koste wat kost tevreden houden.’

UITGEPUT EN RADELOOSPas in de zomer van 2017, toen Shayer zes was, raadde het consultatiebureau hen aan om met een psycho-loog te gaan praten. Via het wijkteam. Het duurde vier maanden voordat het wijkteam contact opnam, terwijl de nood inmiddels hoog was. ‘Als we geen hulp zouden

krijgen, zou het niet meer goed komen met ons gezin, dacht ik toen,’ vertelt Seema. Harun: ‘Het begon ’s ochtends al met opstaan en het eindigde als hij naar bed ging. Alleen maar strijd. Het was onmacht, maar dat wisten we toen nog niet. ’s Avonds waren we uitgeput en radeloos. Als we hem dan vroegen of dat écht zo moest elke avond, keek hij ons aan alsof hij niet snapte waar we het over hadden.’

In januari 2018 kwam er eindelijk iemand van het wijk-team bij de familie thuis. Er werd een plan gemaakt en een beschikking geregeld. Ondertussen moesten Harun en Seema zelf op zoek naar een psycholoog. Het werd een psychologenpraktijk om de hoek. Ondertussen zat Shayer thuis op de bank, terwijl de zon scheen en andere kinderen buiten speelden. Het lukte hem nog steeds niet om vriendjes te maken. De vraag aan het wijkteam om een SoVa-training ter overbrugging van de wachttijd werd afgewimpeld. Sterker, SoVa-trainingen werden niet meer gegeven: budget ontbrak.

TERUG BIJ AFDe intake vond in juni plaats. Drie kwartier praten en daar lag de diagnose al op tafel. Seema: ‘Zonder een test af te nemen, gebruikte deze dame termen als ADD, ADHD en PDD-NOS. Met een brok in mijn keel ging ik naar huis. Het was wel heel erg kort door de bocht om meteen stempels te plakken.’ Toen het ook weer maanden zou duren voordat de behandeling zou starten, was de maat vol. Via het wijkteam vroegen Harun en Seema om een andere zorgaanbieder. Hun tweede keuze, een klein-schalige praktijk, pakte ook verkeerd uit: een opname-stop vanwege te lange wachttijden. ‘We waren weer terug bij af,’ zucht Seema. ‘Het enige wat we nog hadden was een beschikking én een ongelukkig kind zonder vriendjes.’

Wel kregen ze via deze laatste aanbieder de tip om naar Kinderplein te gaan. Een kleinere praktijk in Rotterdam die niet op de lijst zorgaanbieders had gestaan van het wijkteam. Twee weken later kon het gezin al terecht, een maand later hadden ze een diagnose. Nu wel gebaseerd op uitgebreide gesprekken, lichamelijk onderzoek en testen; en goede uitleg. ‘Dokter Rours, de kinderarts, snapte meteen dat we hulp nodig hadden,’ vertelt Seema, nog steeds opgelucht.

We liepen op onze tenen, omdat alles om Shayer draaide

ERKENNING‘Dat Shayer een mengbeeld van ADD/ADHD heeft, herkende ik na alle uitleg meteen. Hij kan niet structu-reren, niet focussen, is snel overprikkeld en moet overal op reageren. Hij hoort en ziet alles. De drukte zit vooral in zijn eigen hoofd. Niet gek dat hij niet luistert als wij hem zeggen dat hij moet opstaan, douchen en z’n kleren aandoen. Dat kan hij niet, dat is veel te veel in één keer.’ ‘De erkenning dat Shayer écht een probleem heeft, helpt ons enorm. We herkennen zijn gedrag nu, weten met alle adviezen beter hoe we ermee om moeten gaan en kun-nen hem nu ook beter helpen. We geven instructies in kleine stukjes, waardoor hij beter snapt wat er van hem wordt verwacht. We komen een halfuur eerder uit ons bed, omdat hij die tijd nodig heeft. Binnenkort starten we met medicatie, zodat hij de wereld nog beter aankan.’

KORTE LIJNENHet contact met Kinderplein is prettig. Seema en Harun kunnen bellen wanneer ze willen. Seema: ‘Korte lijnen, alles is duidelijk. Geen ellenlange trajecten, maar direct goede uitleg en de boodschap dat alleen gedrags-therapie nu niet genoeg is, omdat Shayer juist zoveel moeite heeft met het opnemen en verwerken van infor-matie. We weten waar we aan toe zijn.’ Harun: ‘We worden gehoord en geadviseerd. En ook luistert de arts naar onze eigen inbreng. Want wij hebben zelf ook coaching nodig om hem beter te begrijpen en handvatten te krij-gen waarmee we hem kunnen helpen. Bij een grotere zorgaanbieder heb je poli’s per aandoening. Bij Kinder-plein is alles geïntegreerd, het is tenslotte ook gezins-problematiek.’

Ze moeten er dan ook niet aan denken terug te moeten naar een grote zorgaanbieder. Die kans bestaat nu Kinderplein door de transitie jeugdzorg andere bronnen van financiering krijgt die veel minder toereikend zijn. Seema: ‘Als we naar een andere instelling moeten, zullen we weer van vooraf aan moeten beginnen. Ik wil niet meer langs een groot aantal telefonistes om vervolgens dagen te wachten op een terugbelafspraak, maanden wachten op een intake en ook weer voor behandeling. Daar is ons kind te kwetsbaar voor.’ �

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORGHET GEZIN

Page 5: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

36 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 37

DE PRAKTIJKHOUDER DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG

EVALUATIE

BM02�2019

JEUGDZORG

DE PRAKTIJKHOUDERIngrid Rours werkt als directeur-kinderarts bij Kinderplein, Medisch Centrum voor Kwali-teit van Leven, in Rotterdam. Bij Kinderplein werkt een multidisciplinair team van verschil-lende disciplines samen: kinderartsen, psycho-logen, psychiater, EMDR-therapeut, logo-pedist en diëtist. ‘De transitie jeugdzorg levert vooralsnog geen voordelen op,’ aldus Rours.

‘We willen het beste voor een kind’

INTERVIEW: MARIËLLE VAN BUSSEL FOTO: PRIVÉ BEZIT

‘Bij Kinderplein werken we op het grensvlak van lichamelijke en gees-telijke gezondheidszorg. Voor deze combinatie is veel te weinig aan-dacht in de jeugdzorg. Sinds de transitie is dat alleen maar erger geworden. In 2013 adviseerde een zorgverzekeraar dat we ons beter konden laten omscholen: voor een kinderarts zou geen plek meer zijn in deze zorg. Terwijl kinderartsen met deze expertise decennialang dit werk doen. Kinderen met leer-, ontwikke-lings- of gedragsproblemen hebben vaak ook lichamelijke problemen, zoals chronische buikpijn, hoofd-

pijn of extreme moeheid die tot veel schoolverzuim kunnen leiden. Bij regulier onderzoek wordt dan niets gevonden, maar de klachten zijn wel reëel. Steeds vaker stellen we ook een onderliggende lichame-lijke diagnose. Als je alert bent op zowel de lichamelijke als geestelijke oorzaken en gevolgen kun je een behandeling ook op beide inzetten. Dat leidt tot het beste behandel-resultaat. Dan krijg je weer vrolijke en gezonde kinderen en gezinnen.

Welke voor- en nadelen wij zien bin-nen de transitie jeugdzorg? Theore-

tisch zou de transitie voordelen kunnen hebben, maar helaas is de praktijk anders. Nadelen zijn er veel. De administratieve overlast is buiten-proportioneel groot en inefficiënt; voor de zorgverleners, het secre-tariaat, de financiële administratie en ons management. Er zijn meer personeel en meer financiën nodig om de taken gedaan te krijgen; het merendeel wordt nu niet in-gezet voor de daadwerkelijke zorg. Elke gemeente kan ook zijn eigen regels bedenken en doorvoeren. Er bestaan inmiddels zoveel regels en uitzonderingen dat het een wirwar

is waar de meeste niet meer uit-komen. Maar erger nog: voor de patiënten is het inefficiënt en zorg-onvriendelijk. Ouders moeten zelf meer doen. Maar een pgb-aanvraag invullen vinden zij juist ingewikkeld en een pgb wordt moeizaam toe-gekend, waardoor vrije zorgkeuze moeilijk wordt.

Het duurt langer voordat gezinnen daadwerkelijk zorg krijgen. Sommige wijkteams hebben zelfs een wacht-tijd. En wij mogen zonder toestem-ming van de gemeente geen zorg starten, terwijl we geen wachttijd hebben. Er zijn ook zoveel men-sen bij een aanvraag betrokken, dat medische geheimhouding voor deze kinderen en gezinnen eigenlijk niet meer bestaat.

In grote instellingen houden zorg-verleners zich vooral bezig met een diagnosegroep, waarvoor ze zijn aangesteld. Dat is begrijpelijk, maar er is vaak meer aan de hand. Zo is het moeilijk om een compleet beeld van een kind te krijgen. De rol van de kinderarts is dan ook belangrijk in de jeugd-ggz: lichaam en geest zijn verbonden. Steeds meer kinderen met een moeilijke start of vroeg-geboorte overleven gelukkig. Deze kinderen hebben een hoger risico op leer-, gedrag- en ontwikkelings-problemen, maar ook andere bij-komende of onderliggende lichame-lijke problemen. We zien ook steeds

vaker onderliggende maag/darm- of voedingsproblemen bij kinderen met ADHD of autisme.

SAMENWERKINGDe bedoeling van de transitie is een betere samenwerking tussen prak-tijken. Wij hebben een multidisci-plinair team binnen onze praktijk, en werkten ook altijd prima samen met externe psychologen, psychia-ters, coaching, huisartsen, wat maar nodig was voor een kind. Dat samen-werken met externe collega’s is moeilijk gemaakt sinds de tran-sitie. Terwijl dat juist wel de be-doeling was. We krijgen een zeer beperkt budget per kind waar we alles van moeten betalen: kinderarts, psycholoog, psychiater. Dat beperkt. Als we nu een externe psycholoog vragen om mee te behandelen of een andere praktijk vraagt ons, krijgen we van de gemeente te horen dat we dit budget moeten delen. Dat leidt tot frustraties bij bei-de partijen die het beste voor een kind willen. Dan wordt het vrijwilli-gerswerk. Dit belemmert de samen-werking en vertraagt de efficiëntie van zorg voor een kind. In plaats dat kinderen naar ons worden door-gestuurd, worden ze eerst terug-verwezen naar het wijkteam. Een wijkteam is de spil in de hulpver-lening sinds de transitie. De huisarts was altijd een goede verwijzer en zou dat ook nog steeds beter zijn; die heeft kennis van zaken en kent het kind al. Gelukkig ken ik goede, maar ik ken ook medewerkers uit zo’n wijk-team die niet genoeg kennis hebben van kinderen met deze problemen. Te vaak krijgen wij kinderen door-gestuurd met de mededeling ‘ADHD’,

terwijl het om veel complexere kin-deren gaat en kinderen die al lange trajecten achter de rug hebben. Het budget is dan helemaal niet toe-reikend. Voor een kind met soort-gelijke problematiek wordt elders meer dan het dubbele budget ver-goed. Maar als een kind eenmaal bij ons is, kunnen we moeilijk zeggen dat het ergens anders naartoe moet omdat het budget op is.

KWETSBAARIk vind dat de zorg door kinder-artsen - net als andere medisch specialisten - vergoed zou moeten worden door de Zorgverzekerings-wet, niet alleen voor lichamelijke problemen, maar ook voor kinderen met leer-, gedrags- en ontwikke-lingsstoornissen. De huidige ggz-regels van de jeugdzorg passen niet bij een medisch specialistische werk-wijze.

Sinds december 2018 is ons budget enorm verlaagd. De zorg voor kinde-ren is in de regio Rijnmond gegund aan acht grote zorgaanbieders. In theorie kon iedereen meedoen aan die aanbesteding, maar in de prak-tijk moest je als kleine aanbieder, en zeker als kindergeneeskundige aanbieder, aan zoveel eisen voldoen dat je geen kans had. Je werd kwets-baar en afhankelijk gemaakt van de grote ggz-instellingen. Veel goede collega-praktijken hebben daarom ook de deuren gesloten. Zo zijn er steeds minder kinderpsychiaters en ook steeds minder kinderartsen die dit werk nog doen. Dit is geen goede ontwikkeling in de zorg voor deze kwetsbare groep kinderen.’�

Veel praktijken hebben de deuren gesloten

36 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 37

Page 6: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

38 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 39

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG

38 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 39

EVALUATIE

BM02�2019

JEUGDZORG

EMERITUS HOOGLERAAR IDO WEIJERS OVER DE HUIDIGE JEUGDZORG:

De invoering van de nieuwe Jeugdwet op 1 januari 2015, de Wet passend onderwijs van 1 augustus 2014, de bezuinigingen en alle andere taken die de gemeenten erbij hebben gekregen op het gebied van de Parti cipati ewet, de AWBZ en de Wmo, hebben gezorgd voor een enorme verzwaring van de taken van gemeenten. Een gesprek met Ido Weijers, emeritus hoog-leraar Jeugdstrafrecht en Jeugdbescherming aan de Universiteit Utrecht,

over wat dit betekent voor de huidige jeugdhulp.

INTERVIEW: ANOUK VAN WESTERLOO ILLUSTRATIE: JENNY LINDHOUT

‘IN ONS LAND DOET ZICH FEITELIJKE RECHTS-

ONGELIJKHEID VOOR’

U roept in uw boek Jeugdrecht in de prakti jk, zelf de vraag op of bij dit risicovolle proces van de transiti e de rechten van het kind niet in de knel komen. Is dat volgens u gebeurd? ‘Inderdaad, de vrijwel gelijkti jdige invoering van al die ingrijpende veranderingen vormde een buiten-gewoon risicovol proces. Bedenk dat per 1 januari 2015 ook nog eens de herziene Kinderbescher-mingswetgeving werd ingevoerd, waarbij de gemeente er ook op dit vlak een taak bij heeft gekregen. We zien de laatste jaren pijnlijke voorbeelden waar dit kan wringen en waar de rechten van het kind in de knel kunnen komen. Er hebben

zich intussen meerdere gevallen voorgedaan waarbij de rechter op advies van de Raad voor de Kinderbescherming bijvoorbeeld een uithuisplaatsing of interventi e noodzakelijk acht en oplegt, maar de gemeente vanwege geldgebrek niet overgaat tot uitvoering daar-van of de uitvoering uitstelt. Ditzelfde probleem doet zich voor bij de vrijwillige jeugdhulp. Als ouders (en kind) een beroep wil-len doen op gespecialiseerde en dus meestal duurdere vormen van jeugdhulp, dient het college van B&W daarvoor toestemming te geven. Als de gemeente die hulp weigert, kunnen de ouders naar de kinderrechter stappen. Maar ook

als de rechter deze duurdere zorg noodzakelijk acht, komt de zaak terug bij de gemeente, die ver-volgens net als bij kinderbescher-mingsmaatregelen met het oog op de kosten de uitvoering kan traine-ren of zelfs blokkeren.Ook de eerste evaluati e van de Jeugdwet, precies een jaar ge-leden, maakte duidelijk dat de rechtsbescherming van kinderen en ouders in de jeugdzorg nog veel te wensen over laat. Een aantal van deze tekortkomingen kwam scherp aan het licht in het rapport van de kinderombudsman Rott erdam: Is er nog een plekje vrij? Centraal in dat rapport stond het probleemvan de toepassing van drang in de�

DE ZORG

Page 7: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

40 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 41

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG

40 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 41

EVALUATIE

BM02�2019

JEUGDZORG

WE ZIEN NU TE VEEL DAT JONGEREN

PASSENDE SPECIALISTISCHE ZORG WORDT ONTHOUDEN

ER WERD ZELFS OVERGEGAAN TOT UITHUISPLAATSING, ZONDER DAT DAAR

EEN RECHTER AAN TE PAS KWAM

jeugdhulpverlening in Rott erdam. In die stad waren bij de toepassing van het vage en rekbare begrip drang, dat nergens in de wet staat omschreven, elementaire grenzen overschreden en belangrijke voor-waarden veronachtzaamd. Hulp-verleners bleken nogal eens rechten van ouders en kinderen aan hun laars te lappen en dreigemen-ten te gebruiken als de betrokke-nen naar hun idee onvoldoende meewerkten. Zo werd zelfs over-gegaan tot uithuisplaatsing, zonder dat daar een kinderbeschermings-maatregel en een beslissing van de rechter aan te pas kwamen. Ook werden kinderen en hun ouders in strijd met arti kel 12 IVRK (Kinder-rechtenverdrag) onvoldoende ge-hoord bij beslissingen die hen aan-gingen. Gelukkig lijkt Rott erdam op dit punt uitzonderlijk en naarik heb begrepen is dit beleid op een aantal punten bijgesteld.’

Door de nieuwe Jeugdwet is er meer focus gekomen op een integrale aanpak van proble-men. Wat vindt u daarvan?‘Met het uitgangspunt van een inte-grale aanpak is op zichzelf weinig mis, maar de mantra van ‘één gezin, één plan, één werker’ heeft een fl ink aantal jeugdzorgorganisaties er ook toe gebracht om een zoge-heten ‘generieke’ aanpak te ont-wikkelen. Dat brengt met zich mee dat de aandacht primair naar het gezinssysteem gaat - naar proble-men met verslaving, ziekte, werk-loosheid, schulden en andere hulp-vragen - in plaats van naar de be-scherming van het kind. Uiteraard

kan het aanpakken van dit soort problemen van groot belang zijn, ook voor het welbevinden van het kind. Maar we moeten ons ook re-aliseren dat deze manier van wer-ken de kans vergroot dat de kinde-ren uit beeld raken. Zo bleek eind vorig jaar dat in de regio Amsterdam nog niet de helft van de kinderen die een jeugdbeschermingsmaat-regel is opgelegd bij een gezinsbij-eenkomst aanwezig is!’

Gemeenten bepalen nu wie jeugdzorg krijgt en wat voor jeugdzorg dat is. Is er hierdoor sprake van rechtsongelijkheid? ‘Ik denk dat we inmiddels wel mogen concluderen dat er zich op dit vlak in ons land feitelij-ke rechtsongelijkheid voordoet. Nederland heeft zich verbonden aan het Kinderrechtenverdrag en in arti kel 2 van dit verdrag wordt expliciet gesteld dat alle kinder-rechten zonder uitzondering voor alle kinderen beschikbaar dienen te zijn. De arti kelen 23 en 24 van dit verdrag maken nog eens zeer nadrukkelijk duidelijk dat de Nederlandse staat de verantwoor-delijkheid heeft dat elk kind gelijke toegang moet hebben tot alle aanwezige zorg en voorzieningen.’

Hoe zou dit kunnen worden verbeterd?‘In Nederland is de laatste decen-nia op veel sociale en juridische beleidsterreinen te veel ‘west-waarts’ gekeken, dat zie je hier terug. In Engeland is al sinds 2004 de nadruk komen te liggen op de plicht van de lokale overheid om jeugdzorg te verlenen, in plaats van op het recht van ieder kind op jeugdzorg. Zo is er inderti jd in de aanloop naar de Jeugdwet door een Nederlandse afvaardiging een bezoek gebracht aan Denemarken, maar feitelijk zijn er mede door ge-brek aan voorbereidingsti jd hele-maal geen lessen getrokken uit het zogenaamde ‘Deense voorbeeld’. Daar was men al in 2007 op de-zelfde gronden als in Nederland overgestapt op decentralisati e van de jeugdzorg naar de gemeenten, maar dat verliep daar op drie cru-ciale punten totaal anders. Ten eerste was er veel meer voor-bereidingsti jd. Ten tweede werd in de voorbereiding het aantal ge-meenten drasti sch gereduceerd en tot een derde teruggebracht, terwijl in Nederland het aantal gemeenten niet alleen veel groter is, maar ook nog eens nauwelijks is gereduceerd. Daardoor hebben we dus nog steeds met een enorme hoeveelheid kleine tot zeer kleine gemeenten te maken, waar niet alleen de know-how, maar ook het geld ontbreekt om ti jdig over de juiste specialisti sche zorg te kunnen beschikken. Ten derde ging de decentralisati e daar niet gepaard met zo’n enorme bezuiniging als waarmee dat in

Nederland het geval was. En uit-eindelijk zijn er in Denemarken, toen men zich realiseerde dat sommige ouders zich gedwongen zagen te verhuizen naar een andere gemeente om te zorgen dat hun kind daar wel de zorg kreeg die het nodig had, alsnog enorme bedragen naar de ge-meenten bijgekomen.

Misschien zouden we op dit gebied wat meer naar het oosten moeten kijken, naar Duitsland. En bijvoor-beeld naar Noorwegen! Daar is in 2004 een precies omgekeer-de beweging ingezet. Uit onvre-de met het functi oneren met de versnippering van de jeugd-zorg is toen besloten om alle jeugdzorg juist te centraliserenbij de nati onale overheid. Over-heidsinstellingen op regionaal en lokaal niveau functi oneren daar rechtstreeks onder regie van de centrale overheid, om zo in het hele land passende en gelijkwaar-dige zorg van hoge kwaliteit te garanderen aan kinderen, jonge-ren en gezinnen die hulp en on-dersteuning nodig hebben.’

Wat is volgens u het belangrijk-ste om te veranderen/aan te passen om de situati e zoals die nu is te verbeteren?‘Bij verbeteringen denk ik met name aan drie dingen. Ten eerste zou er op het terrein van de jeugdzorg in ons land in het al-gemeen juist veel meer centrale regie moeten komen. Zo’n mis-stand als het veel te vergaand inzett en van drang in Rott erdam,

had gewoon niet mogen gebeu-ren. De invulling van zo’n vaag en gevaarlijk rekbaar concept moetje niet aan lokale initi ati even over-laten. Hetzelfde geldt voor de privacy. De landelijke overheid heeft de gemeenten veel te lang laten aanmodderen en veel te weinig gestuurd, ondanks waar-schuwingen en kriti ek van de Autoriteit Persoonsgegevens. Zo had de landelijke overheid veel duidelijker moeten aangeven, hoe vanuit de beoogde integrale aan-pak - waarbij verschillende disci-plines worden geacht met elkaar samen te werken en dus cliëntge-gevens uit te wisselen - moet wor-den omgegaan met de bescher-ming van deze persoonsgegevens. Ten tweede zien we nu dat de marktwerking ook op het terrein van de jeugdzorg leidt tot een race naar de bodem. Zorginstellingen worden gedwongen tot aanbiedin-gen tegen bodemprijzen en daar-mee verdwijnen kennis, kwaliteit en conti nuïteit. Dat is buitenge-woon zorgelijk en hoe langer dit voortduurt, hoe groter en moeilij-ker de schade op de lange duur. Daar moeten snel alternati even voor komen. Ten derde vind ik

het nog steeds onwenselijk dat de gemeente de sleutelrol heeft gekregen bij de toegang tot spe-cialisti sche jeugdzorg. Niet voor niets heeft de ontwerper van het decentralisati econcept, toenmalig minister André Rouvoet, zich hier inderti jd tegen verzet. Door de toegang tot de jeugd-ggz onder de verantwoordelijkheid van de ge-meente te brengen, zijn de Zorg-verzekeringswet en de AWBZ op iedereen van toepassing, behalve op minderjarigen. We zien nu te veel dat jongeren vanwege de terughoudende opstelling van ge-meenten passende specialisti sche zorg wordt onthouden, waardoor ze op wachtlijsten terechtkomen en de problemati ek alleen maar verergert. Het is ook niet logisch, omdat jongeren met psychische problemati ek zodra ze achtti en worden alsnog in de ggz terecht-komen. Net als de marktwerking zie ik dit voorlopig helaas niet teruggedraaid worden, maar wat mij betreft zou dat alsnog moeten gebeuren, onder het mott o: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.’�

Ido Weijers

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORGDE ZORG

Page 8: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

42 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 43

EVALUATIE

BM02�2019

JEUGDZORG

INTERVIEW: BEATRICE KEUNEN FOTO'S: GETTY IMAGES

De jeugdzorg in Nederland is onvoldoende geregeld. De gelijknamige transiti euit 2015 heeft dit niet voor elkaar gekregen, aldus René Peeters, kwarti ermaker

Onderwijs, Zorg en Jeugd van de gelijknamige Coaliti e. Bijna wekelijks zietPeeters, opsteller van het coaliti e-advies Mét andere ogen, de worsteling

van met name gemeenten, verantwoordelijk voor jeugdzorg. Des te belangrijker, zegt hij, dat onderwijs en zorg beter op elkaar worden afgestemd. ‘Door die

samenwerking voorkom je nog meer uitval.’

De overheid heeft met de decentralisati e van de Jeugdzorg naar de 355 gemeenten een bezuiniging ingeboekt die volgens u nooit had gemo-gen. Waarom niet?‘Kortgezegd: alles draait nu om geld. Niet om een visie. Gemeenten, gemeenteraden zijn bezig met: ‘We hebben vijf miljoen tekort bij jeugdzorg. Hoe lossen we dat op?’ Die tekorten krijg je weg als je op lange termijn de goede dingen doet. Snijd je op korte termijn, en ik begrijp die reacti e, dan maak je enorme fouten. Ja, fouten ten koste van kinderen en hun ouders. Gemeenten en raadsle-den moeten beter weten waar ze het over hebben als het over jeugdzorg gaat. Nu worden ze door fi nanciële tekorten bijna gedwongen om fouten te maken. Terwijl we ze juist in ons advies Mét andere ogen verantwoor-delijk stellen voor het bij elkaar brengen van de ‘parti jen’ onderwijs, zorg en jeugd. Het liefst lokaal, of - bij een kleine groep gemeenten - regionaal, met afspraken die leidend zijn voor alle plannen met betrekking tot deze drie parti jen.’

Een ernsti g beeld schetst u. Beschadigend voor de Balansdoelgroep. Hoe staat u tegenover die andere landelijke stelselwijziging, die bijna tegelijkerti jd is doorgevoerd: die van passend onderwijs?‘Ook daar geldt dat als je vanuit de overheid een beroepsgroep een opdracht erbíj geeft - in deze aan leer-krachten, te weten: passend onderwijs voor ieder kind - dan moeten zij wel weten wat ontwikkelingsproblemati ek in de basis inhoudt. Natuurlijk kan, bij wijze van spreken, een docent wiskunde die vijf, zes klassen per dag krijgt en ongeveer 150 leerlingen ziet, zich niet in iedereen verdiepen. Hij zal zich met z’n vak bezighouden. Maar het is wel goed als hij het kind met specifi eke behoeft en wel zíét. Dat kind merkt dat. Die wiskundedocent moet vervolgens binnen de school verder worden geholpen door een zorgprofessional. Zorg in de school. Volgens de Coaliti e, waarbij twinti g organisati es waaronder de VO- en PO-Raad en Jeugdzorg Nederland zijn aangesloten, wordt op die manier schooluitval voorkomen.’

‘Zorg in de schoolvoorkomt uitval’

42 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 43

RENÉ PEETERS, KWARTIERMAKER ‘ONDERWIJS, ZORG EN JEUGD’:

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG

Tijdens uw onderzoek voorafgaand aan het schrijven van uw advies: welke punten vond u het meest knellend in het spanningsveld onderwijs-zorg-jeugd?‘Dat ouders en kinderen vaak lange ti jd niet weten waar ze aan toe zijn en bij wie ze terecht kunnen met hun problemen, omdat onduidelijk is welke parti j de zorg voor het kind gaat betalen. Daarbij houden leerkrachten in het reguliere onderwijs kinderen met specifi eke behoef-ten vaak te lang binnenboord waardoor de problemati ek groter wordt. En we hebben nog almaar geen eendui-dig antwoord op de thuiszitt ersproblemati ek, die zelfs toeneemt.’

Door met andere ogen te kijken - de titel van uw advies - zou je verbeteringen teweeg kunnen brengen. Kunt u die ti tel nader duiden: wie bijvoor-beeld moeten anders gaan kijken?‘Het gaat in dezen om adviezen ter verbetering van de samenwerking tussen onderwijs- en zorgprofessionals ten behoeve van de leerlingen. De ti jd moet voorbij zijn dat een heel intelligent kind met ernsti ge dyslexie wordt gekleineerd in het reguliere voortgezet onderwijs omdat enkele docenten het kind wel, maar de meeste docenten het kind niet zíén en er zich zogezegd niets van aantrek-ken. Docenten hoeven geen dyslexiespecialist te zijn, of auti sme- of ADHD-expert, maar de cultuur in school moet zijn dat er voor elke leerling de juiste randvoor-

waarden zijn voor goed onderwijs, in dit geval bij-voorbeeld andere leerstof, meer ti jd bij examens en digitale testen, om zich te kunnen ontwikkelen. Daar-voor is het handig als andere professionals, zoals ortho-pedagogen, deel gaan uitmaken van het team.

Van onderwijsprofessionals worden op dit moment dingen gevraagd waarvoor ze vooralsnog niet zijn opge-

leid. In die zin heb ik groot respect voor hen. Ze doen het namelijk wel, want de kinderen zitt en in hun groep of klas. Maar het geeft een gevoel van onmacht, van onaangenaamheid, en dat leidt tot werkdruk. Je hebt dan andere ogen nodig die met jou meekijken om dat kind te helpen, waardoor jij als onderwijsprofessional zelf ook weer perspecti ef krijgt in jouw werk.

Radicale onderwijsvernieuwingen zijn niet nodig. Het zijn vaak kleine aanpassingen die groot goed doen, dat gaven Balansouders met wie ik sprak ten behoeve van dit advies ook aan. Laat bijvoorbeeld de leerstof niet alti jd leidend zijn. Als je dan als kind op een bepaalde manier in elkaar zit, gaat het gewoon niet lukken. Laat hem of haar dan even de klas uitgaan, of een middag iets anders doen. Nu krijgen mondige ouders dat wél voor elkaar, en ti mide ouders niet. Dat moet ook voorbij zijn. Voor iedereen gelijke kansen!’ �

Alles draait om geld, niet om een visie

HET ONDERWIJS

Page 9: EVALUATIE JEUGDZORG BM02 2019 JEUGDZORG, …...dit dossier: jeugdzorg zélf is een zorgenkind - algeheel pijnpunt. En wel voor álle betrokken partners. Voor EVALUATIE BM02 2019 JEUGDZORG

44 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 45

En dan de zorgprofessionals, wat wordt van henbinnen het onderwijs verwacht?‘Ook zij moeten bereid zijn met andere ogen te kijken. Zij moeten binnen het onderwijs niet alles van leerkrach-ten verwachten. Men moet met elkaar, over de eigen domeinen heen, afspraken durven maken. Over preven-ti e, over het voorkomen van thuiszitt ers. En daar moeten alle parti jen zich aan gaan houden, aan de visies die daarbij gezamenlijk worden ontwikkeld. Zo ontwikkel en verduurzaam je een samenwerking, liefst in een versnel-de maar veilige vorm. Zo voorkomen we nog meer uitval, of leerlingen die zich niet gehoord, of erger nog, onveilig voelen binnen school.’

Wat kan een reguliere school in de prakti jk verwachten van een zorgprofessional die deel uit-maakt van het team?‘Dat bijvoorbeeld al aan het begin van de schoolloopbaan van een kind duidelijk wordt of er zorg nodig is. Dan heb je het over een vroegdiagnose, die voorkomt dat een kind later in de ontwikkeling zwaardere ondersteuning nodig heeft . En tegelijkerti jd over het voorkomen van overdiagnose. Want soms wordt een leerling onterecht richti ng zorg verwezen als er geen sprake is van, bijvoor-beeld, een geestelijk defect. Dan vertoont het specifi ek gedrag door bijvoorbeeld verwaarlozing of armoede

thuis. Een gedragsdeskundige, academisch geschoold, is dan nodig om de juiste soort hulp in te zett en. Ook kan een zorgprofessional intern kennis van zaken over ont-wikkelingsproblemati ek uitdragen, waardoor leerkrachten basale kennis krijgen over bijvoorbeeld ADHD. Daaraan schort het nu, zo begrijp ik van ouders maar ook vanuit het onderwijs zelf. Ze zullen vast aan elkaar moeten wennen, zorg- en onderwijsprofessionals binnen het onderwijs. Ze zullen veel leren van elkaar, er met andere ogen door kijken naar hun werk en daardoor aanvullend zijn voor de leerling.’

De stem van de ouders en de stem van het kind.Daar moet volgens u beter naar worden geluisterd. Waar vinden we dat terug in uw advies? ‘Alle adviezen zijn erop gericht om veel beter naar het kind te kijken, en ouders zijn daarin als ervaringsdes-kundigen leidend. Mochten de wensen uit het advies worden ingevoerd, en het plan daarvoor is eind deze maand, begin mei gereed, dan is het directe voordeel voor ouders dat er binnen het onderwijs meer ken-nis komt over ontwikkelingsproblemati ek; dat zij niet meer voortdurend hoeven te leuren met hun kind met specifi eke zorgproblemen, dat daartoe oplossingen zijn binnen het onderwijs waardoor meer leerlingen binnen-boord kunnen blijven. Vroege onderkenning zal energie besparen en leerlingen via onderwijs-zorgprogramma’s houvast bieden. Ouders zullen door de beschikbare zorg op school het gevoel krijgen dat ze worden begrepen, dat naar hen wordt geluisterd, dat er hulp is. De lijnen zullen korter worden.’

Wanneer is volgens u de opgetrokken muur weg tussen onderwijs en zorg?‘Binnen vier, hooguit vijf jaar, schat ik in. Het gebeurt al hier en daar. Het bewijs dat het gaat gebeuren is het feit dat deze beleidscoaliti e bott om-up is ontstaan: niet vanuit de Rijksoverheid maar vanuit de brancheorgani-sati es VNG, de PO- en VO-Raad, Jeugdzorg Nederland en Ieder(in). We hopen dat bij de invoering drie ministe-ries met ons gaan meewerken: OC&W, VWS en Sociale Zaken. Het zal geleidelijk gaan; je hebt alti jd koplopers, een middengroep en tegenhangers. Maar als de fl ow er is - en die komt eraan - dan is die muur binnen vier jaar weg.’�

René Peeters, kwarti ermaker Onderwijs, Zorg en Jeugd van de gelijknamige Coaliti e.

HET ONDERWIJS

44 | BALANS MAGAZINE 02 | april 2019 april 2019 | BALANS MAGAZINE 02 | 45

Door beschikbare zorg op school ervaren ouders dat er hulp is

DOSSIER EVALUATIE JEUGDZORG

COLUMN DOCENT ANTON HOREWEG

Fata morgana

ANTON HOREWEG is docent en auteur van het boek Gedragsproblemen in de klas. Hij is ook gedragsspecialist en geeft lezingen op scholen en congressen. Voor BM schrijft hij over zijn belevenissen in de klas. Zie: gedragsproblemenindeklas.nl

©Foto: Roos Koole

Het leek zo mooi. Passend onderwijs. Een passende plek voor elk kind. Het werd niet helemaal wat het had moeten worden, naar mijn idee. We proberen nog steeds de kinderen passend te maken in plaats van de plek. En dan druk ik me vriendelijk uit. Transiti e jeugdzorg dan. Zorg dichtbij of zelfs in de school via wijk-teams. Mooi! Waarom lijkt het in het echt dan niet (overal) te werken, vraag ik me af. Misschien omdat wie er in zo’n wijkteam zit in ieder geval voor mij wat vaag blijft . Veel meer dan een maatschappelijk werker heb ik niet gezien in zo’n team. Niets ten nadele van een maatschappelijk werker, begrijp me niet verkeerd, maar het is geen psycholoog of orthopedagoog.

Het wijkteam leek ook niet veel voor elkaar te kunnen krijgen. Onze vraag vanuit school leek simpel: een meisje uit groep 6 met grote problemen thuis en (mede daar-door) op school. Ze had een behoorlijk explosief karakter, zo leek het. Ik betwijfelde echter of dat explosieve wel aangemerkt moest worden als ‘haar karakter’. Hoewel ze al jaren explosief gedrag liet zien, was er in feite nog steeds geen hulp geboden. Verder dan symptoombestrijding was men niet gekomen. Weet je hoe je het symp-toom ‘explosief gedrag’ bestrijdt? Je zet het kind uit de klas. Ze kreeg zelfs een stoel op de gang om lekker boos te gaan zitt en zijn. Klinkt eerder als het kind bestrijden, als je het mij vraagt.

Maar wat dan? In ieder geval in de klas iets héél anders pro-beren. Na op een schoolreis zes torens in de rondte te zijn gescholden door het op dat moment ontploft e kind, uitein-

delijk toch een aanpak gevonden. Maar de zorgen bleven. Overleg met het kersverse wijkteam. Onze zorgen uitgesproken, ook al ging het op dat moment dankzij veel in-spanning heel goed op school. Thuis was er niets veranderd en ik wist zeker dat dáár een deel van de oplossing moest worden gezocht. Onderzoek van kind en thuis(situ-ati e) gevraagd. Dat leek het wijkteam niet zinvol. Het ging immers goed op school? Kromme tenen. Bij mij dan. En bij mijn duo (de collega met wie ik de klas deel). Heel veel gesprekken. Heel veel aandringen. Uiteindelijk na bijna een jaar (!) enige be-weging. Men zou een psycholoog met het meisje laten praten. Daarvoor moet wel een afspraak worden gemaakt. Voor over drie maanden. Zorg dichtbij? Volgens mij is die nabije zorg een fata morgana. Je ziet hem wel, maar je komt er nooit.�

VERDER DAN SYMPTOOMBESTRIJDING

WAS MEN NIET GEKOMEN

©Fo

to: L

isa Z

ilver