Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en...

64
1 Jeugdmonitor Utrecht Jeugdmonitor Utrecht Jeugdmonitor Utrecht Jeugdmonitor Utrecht Groep 7 en 8 van het basisonderwijs Schooljaar 2013-2014

Transcript of Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en...

Page 1: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

1

Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht

Groep 7 en 8 van het basisonderwijs

Schooljaar 2013-2014

Page 2: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

I

Voorwoord

Het gaat goed met de meeste Utrechtse kinderen. Die conclusie kunnen we opnieuw trekken uit de

Jeugdmonitor Utrecht 2013-14. In de zesde editie van de tweejaarlijkse monitor zetten positieve trends

door.

Om er een paar te noemen: elf- en twaalfjarigen in onze stad zijn zich duidelijk gezonder gaan

gedragen: meer kinderen ontbijten regelmatig en het aantal leerlingen dat wel eens alcohol heeft

gedronken daalt. Minder kinderen worden gepest. Ook zitten ze op school lekkerder in hun vel. Het

merendeel is positief over de betrokkenheid van hun ouders. De scholieren geven aan zich minder

schuldig te maken aan vandalisme en diefstal. Alles bij elkaar levert dat een positief beeld.

Toch leunen we niet achterover. Ik wil dat álle Utrechtse kinderen opgroeien tot gezonde, betrokken en

zelfstandige burgers. De overwegend positieve resultaten gaan nog niet voor alle groepen jeugdigen

op. Eén op de zeven kinderen in onze stad groeit op in een huishouden met kans op armoede. Deze

monitor laat zien dat kinderen uit gezinnen met een lage welvaart op veel vragen beduidend minder

scoren dan hun leeftijdgenootjes.

Voor hen en voor alle jeugdigen en ouders die problemen ervaren bij het (gezond) opgroeien of

opvoeden blijft het nodig om het goede Utrechtse jeugdbeleid vast te houden. Een beleid dat wordt

uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk

kinderen in staat stelt om hun talenten volledig te ontplooien en te benutten. Een beleid dat investeert

in de toekomst van onze stad.

J.W. Spigt

Wethouder Jeugd

Page 3: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

II

Samenvatting

De Jeugdmonitor Utrecht is hét integrale meetinstrument De Jeugdmonitor Utrecht is hét integrale meetinstrument De Jeugdmonitor Utrecht is hét integrale meetinstrument De Jeugdmonitor Utrecht is hét integrale meetinstrument over deover deover deover de Utre Utre Utre Utrechtse jeugd. Dit rapport chtse jeugd. Dit rapport chtse jeugd. Dit rapport chtse jeugd. Dit rapport geeft geeft geeft geeft

een overzicht van de een overzicht van de een overzicht van de een overzicht van de gezondheidsbeleving en gezondheidsbeleving en gezondheidsbeleving en gezondheidsbeleving en het het het het welbevindenwelbevindenwelbevindenwelbevinden van van van van leerli leerli leerli leerlinnnngen uit groepen 7 en 8 gen uit groepen 7 en 8 gen uit groepen 7 en 8 gen uit groepen 7 en 8 vanvanvanvan

het basisondhet basisondhet basisondhet basisonderwijs, hun gezinsachtergrond, erwijs, hun gezinsachtergrond, erwijs, hun gezinsachtergrond, erwijs, hun gezinsachtergrond, schoolbeleving en vrijetijdsbesteding.schoolbeleving en vrijetijdsbesteding.schoolbeleving en vrijetijdsbesteding.schoolbeleving en vrijetijdsbesteding. Door een selectie Door een selectie Door een selectie Door een selectie

van 41 van de 97 basisscholenvan 41 van de 97 basisscholenvan 41 van de 97 basisscholenvan 41 van de 97 basisscholen, evenredig verdeeld over de wijken van Utrecht,, evenredig verdeeld over de wijken van Utrecht,, evenredig verdeeld over de wijken van Utrecht,, evenredig verdeeld over de wijken van Utrecht, is deelgenomen aan de is deelgenomen aan de is deelgenomen aan de is deelgenomen aan de

JeugdmonitorJeugdmonitorJeugdmonitorJeugdmonitor in het s in het s in het s in het schooljaar 2013chooljaar 2013chooljaar 2013chooljaar 2013----2014201420142014. Op deze scholen hebben 2.379 leerlingen in oktober en . Op deze scholen hebben 2.379 leerlingen in oktober en . Op deze scholen hebben 2.379 leerlingen in oktober en . Op deze scholen hebben 2.379 leerlingen in oktober en

november 2013 klassikaal een vragenlijst ingevuld.november 2013 klassikaal een vragenlijst ingevuld.november 2013 klassikaal een vragenlijst ingevuld.november 2013 klassikaal een vragenlijst ingevuld. Het huidige raHet huidige raHet huidige raHet huidige rappppport beschrijft de belangrijkste port beschrijft de belangrijkste port beschrijft de belangrijkste port beschrijft de belangrijkste

resultaten van leerlingen die in de stad Utrecht wonen (n=2.330). resultaten van leerlingen die in de stad Utrecht wonen (n=2.330). resultaten van leerlingen die in de stad Utrecht wonen (n=2.330). resultaten van leerlingen die in de stad Utrecht wonen (n=2.330). Dit betreft 35% Dit betreft 35% Dit betreft 35% Dit betreft 35% van de leerlingen die van de leerlingen die van de leerlingen die van de leerlingen die

in het schooljaar 2013in het schooljaar 2013in het schooljaar 2013in het schooljaar 2013----2014 in groep 7 of groep 8 van een Utrechtse basisschool zaten.2014 in groep 7 of groep 8 van een Utrechtse basisschool zaten.2014 in groep 7 of groep 8 van een Utrechtse basisschool zaten.2014 in groep 7 of groep 8 van een Utrechtse basisschool zaten.

Uit deze Jeugdmonitor kunnen we concluderen dat het overwegend goed gaat met de Utrechtse jeugd. Uit deze Jeugdmonitor kunnen we concluderen dat het overwegend goed gaat met de Utrechtse jeugd. Uit deze Jeugdmonitor kunnen we concluderen dat het overwegend goed gaat met de Utrechtse jeugd. Uit deze Jeugdmonitor kunnen we concluderen dat het overwegend goed gaat met de Utrechtse jeugd.

De gunstige trends van de vorige metingen hebbenDe gunstige trends van de vorige metingen hebbenDe gunstige trends van de vorige metingen hebbenDe gunstige trends van de vorige metingen hebben zich voortgezet en we zien nieuwe verbeteringen, zich voortgezet en we zien nieuwe verbeteringen, zich voortgezet en we zien nieuwe verbeteringen, zich voortgezet en we zien nieuwe verbeteringen,

met name op het gebied van leefstijl. Ondanks dat we geen ongunstige veranderingen hebben met name op het gebied van leefstijl. Ondanks dat we geen ongunstige veranderingen hebben met name op het gebied van leefstijl. Ondanks dat we geen ongunstige veranderingen hebben met name op het gebied van leefstijl. Ondanks dat we geen ongunstige veranderingen hebben

waargenomenwaargenomenwaargenomenwaargenomen,,,, blijven er toch een aantal aandachtspunten. De wijkverschillen en verschillen naar blijven er toch een aantal aandachtspunten. De wijkverschillen en verschillen naar blijven er toch een aantal aandachtspunten. De wijkverschillen en verschillen naar blijven er toch een aantal aandachtspunten. De wijkverschillen en verschillen naar

culturele achtergronculturele achtergronculturele achtergronculturele achtergrond zijn groot. Ook zien we d zijn groot. Ook zien we d zijn groot. Ook zien we d zijn groot. Ook zien we dat leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart en dat leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart en dat leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart en dat leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart en

leerlingen met een zieke of verslaafde ouderleerlingen met een zieke of verslaafde ouderleerlingen met een zieke of verslaafde ouderleerlingen met een zieke of verslaafde ouder op op op op meerderemeerderemeerderemeerdere onderwerpen onderwerpen onderwerpen onderwerpen ongunstiger scoren.ongunstiger scoren.ongunstiger scoren.ongunstiger scoren.

Deze samenvatting geeft Deze samenvatting geeft Deze samenvatting geeft Deze samenvatting geeft een een een een overzicht van de belangrijkste bevindingen van het rapportoverzicht van de belangrijkste bevindingen van het rapportoverzicht van de belangrijkste bevindingen van het rapportoverzicht van de belangrijkste bevindingen van het rapport.... Een Een Een Een

uitgebreide beschrijving van de resultaten vindt u in het rapport zelf. uitgebreide beschrijving van de resultaten vindt u in het rapport zelf. uitgebreide beschrijving van de resultaten vindt u in het rapport zelf. uitgebreide beschrijving van de resultaten vindt u in het rapport zelf. Meer gedetailleerde cijfers zijn te Meer gedetailleerde cijfers zijn te Meer gedetailleerde cijfers zijn te Meer gedetailleerde cijfers zijn te

vinden in het bij dit rapport behorevinden in het bij dit rapport behorevinden in het bij dit rapport behorevinden in het bij dit rapport behorennnnde tabellenboek. Dit tabellenboek is te dowde tabellenboek. Dit tabellenboek is te dowde tabellenboek. Dit tabellenboek is te dowde tabellenboek. Dit tabellenboek is te downnnnloaden via loaden via loaden via loaden via

www.utrecht.nl/jeugdmonitorwww.utrecht.nl/jeugdmonitorwww.utrecht.nl/jeugdmonitorwww.utrecht.nl/jeugdmonitor....

GezondheidGezondheidGezondheidGezondheid en psyc en psyc en psyc en psychosociale problemenhosociale problemenhosociale problemenhosociale problemen

Ervaren gezondheidErvaren gezondheidErvaren gezondheidErvaren gezondheid

Van de leerlingen vindt 91% zijn gezondheid (heel) goed. Turkse leerlingen zijn minder positief over

hun gezondheid, evenals leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart1. Door 10% van de leerlingen

wordt aangegeven dat zij in de laatste week voor het onderzoek veel psychosomatische klachten

hebben gehad, zoals hoofdpijn, buikpijn, moeheid of slecht slapen. Van de leerlingen heeft 6% minder

dan 9 uur geslapen in de nacht voor het onderzoek. Leerlingen uit de wijk Overvecht rapporteren vaker

onvoldoende nachtrust.

Psychosociale gezondheidPsychosociale gezondheidPsychosociale gezondheidPsychosociale gezondheid

In Utrecht heeft 11% van de leerlingen een bovengemiddeld of hoog risico op psychosociale

problemen. Leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart hebben vaker een verhoogd risico op

psychosociale problemen.

Emotionele Emotionele Emotionele Emotionele stabiliteitstabiliteitstabiliteitstabiliteit

Emotionele problemen, zoals beperkte assertiviteit, faalangst en gebrekkig zelfvertrouwen, zijn

psychische problemen waar de omgeving weinig tot niets van merkt. Deze problemen richten zich naar

binnen en kunnen zich uiten in psychosomatische klachten. Van de leerlingen heeft 4% een ongunstige

score op assertiviteit, 11% een ongunstige score op faalangst en 16% een ongunstige score op

1 Een indicatie voor de sociaaleconomische status van het gezin is verkregen door te vragen naar auto- en

computerbezit, eigen slaapkamer en vakanties in het afgelopen jaar. Op basis van de antwoorden is de

gezinswelvaart gecategoriseerd als laag, gemiddeld of hoog.

Page 4: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

III

zelfvertrouwen. Ongunstige scores op assertiviteit, faalangst en zelfvertrouwen komen vaker voor bij

meisjes dan bij jongens. Een ongunstige score op faalangst komt vaker voor bij leerlingen met een lage

gezinswelvaart.

GGGGedragedragedragedrag

Ruim één op de zes leerlingen (18%) heeft aangegeven zich het afgelopen jaar schuldig te hebben

gemaakt aan vandalisme of stelen. Dit geldt vaker voor jongens dan voor meisjes.

Sociale problemenSociale problemenSociale problemenSociale problemen

Van de leerlingen voelt 16% zich wel eens gediscrimineerd. Door 18% van de leerlingen wordt

aangegeven dat ze in het afgelopen jaar wel eens ruzie hebben gehad op straat of op straat zijn

bedreigd of geslagen. Jongens hebben vaker een conflict op straat dan meisjes en kiezen daarbij vaker

voor een antisociale oplossing (schelden, bedreigen, vechten, wraak nemen).

LeefstijlLeefstijlLeefstijlLeefstijl

Voedingsgewoonten en bewegingVoedingsgewoonten en bewegingVoedingsgewoonten en bewegingVoedingsgewoonten en beweging

De meeste leerlingen (94%) ontbijten regelmatig (vijf of meer dagen per week) en 50% van de leerlingen

eet elke dag fruit. Turkse leerlingen en leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart ontbijten minder

vaak. Leerlingen uit de wijken Overvecht, Oost en Zuidwest geven vaker dan gemiddeld aan elke dag

fruit te eten. 21% van de leerlingen beweegt onvoldoende (minder dan 60 minuten matige intensieve

beweging per dag). Jongens bewegen vaker voldoende dan meisjes. Turkse en Marokkaanse meisjes

bewegen vaker onvoldoende dan meisjes met een andere culturele achtergrond. Onvoldoende bewegen

komt vaker voor in de wijk Overvecht.

MiddelengebruikMiddelengebruikMiddelengebruikMiddelengebruik

Een klein deel van de leerlingen (2%) geeft aan wel eens te hebben gerookt. Door 19% van de leerlingen

wordt aangegeven dat zij wel eens alcohol hebben gedronken en 2% van de leerlingen heeft dat in de

laatste vier weken voor het onderzoek nog gedaan. Bij 12% van de leerlingen geldt thuis geen duidelijk

verbod op het gebruik van alcohol. Alcoholgebruik komt vaker voor bij autochtone leerlingen. Bij hen

thuis geldt ook minder vaak een duidelijk verbod op het gebruik van alcohol.

ThuisThuisThuisThuis

GezinssituatieGezinssituatieGezinssituatieGezinssituatie

Vier op de vijf leerlingen (82%) woont bij de eigen vader en moeder, 8% woont in een éénoudergezin,

7% woont afwisselend bij de vader en de moeder (co-ouderschap) en 4% woont in een andere

gezinsvorm. Marokkaanse en Turkse leerlingen wonen vaker dan gemiddeld bij hun eigen vader en

moeder. Wonen in een éénoudergezin komt relatief vaak voor bij Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse

leerlingen. Co-ouderschap komt vaker voor bij autochtone leerlingen.

Sociale relaties in het gezinSociale relaties in het gezinSociale relaties in het gezinSociale relaties in het gezin

Vier op de vijf leerlingen (82%) is heel positief over de betrokkenheid van hun ouders. Meer dan de

helft van de leerlingen (59%) is heel positief over de relatie met hun ouders en 32% is hier overwegend

positief over. Eén op de elf leerlingen (9%) ervaart de relatie met hun ouders als relatief slecht en 17%

van de leerlingen ervaart thuis één of meer problemen. Marokkaanse en Turkse leerlingen zijn vaker

positief over de betrokkenheid van hun ouders dan andere leerlingen.

Page 5: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

IV

Langdurig zieke en/of verslaafde ouderLangdurig zieke en/of verslaafde ouderLangdurig zieke en/of verslaafde ouderLangdurig zieke en/of verslaafde ouder

Van de leerlingen heeft 10% een langdurig zieke en/of verslaafde ouder. Leerlingen uit gezinnen met

een lage of gemiddelde welvaart hebben vaker een langdurig zieke en/of verslaafde ouder. Leerlingen

met een chronisch zieke en/of verslaafde ouder ervaren hun eigen gezondheid minder vaak als (heel)

goed. Ook hebben zij vaker een verhoogd risico op psychosociale problemen en ervaren ze vaker één

of meer problemen thuis.

SchoolSchoolSchoolSchool

Problemen die van invloed zijn op het functioneren op schoolProblemen die van invloed zijn op het functioneren op schoolProblemen die van invloed zijn op het functioneren op schoolProblemen die van invloed zijn op het functioneren op school

Eén op de vijf leerlingen (21%) heeft concentratieproblemen op school. Een ongunstige score op het

welbevinden op school komt voor bij 26% van de leerlingen en een ongunstige score op de relatie met

de leerkracht bij 17% van de leerlingen. Concentratieproblemen komen vaker voor bij autochtone

leerlingen.

Pesten en gepest wordenPesten en gepest wordenPesten en gepest wordenPesten en gepest worden

Voor 16% van de leerlingen geldt dat zij wel eens worden gepest. Vier procent van de leerlingen wordt

minimaal één keer per week gepest. Eén op de twaalf leerlingen (8%) heeft in de drie maanden voor het

onderzoek wel eens een ander gepest. In het afgelopen jaar is 7% van de leerlingen wel eens gepest op

internet of via sociale media.

Veiligheid op of rond sVeiligheid op of rond sVeiligheid op of rond sVeiligheid op of rond schoolchoolchoolchool

Een vijfde (20%) van de leerlingen voelt zich wel eens onveilig op of rond school. Leerlingen die zich

wel eens onveilig voelen, geven aan dat dit vooral voorkomt als zij onderweg zijn tussen huis en

school. Leerlingen uit de wijk Vleuten-De Meern voelen zich vaker wel eens onveilig op of rond school.

Vrije tijdVrije tijdVrije tijdVrije tijd

SportenSportenSportenSporten

Het merendeel van de leerlingen (83%) is lid van een sportvereniging en 18% van de leerlingen neemt

ten minste één keer per week deel aan naschoolse sportactiviteiten of sportactiviteiten in een

buurthuis. Jongens zijn vaker lid van een sportvereniging en besteden ook meer tijd aan sporten dan

meisjes. Turkse leerlingen en Marokkaanse meisjes zijn minder vaak lid van een sportvereniging.

Marokkaanse leerlingen nemen vaker deel aan naschoolse sportactiviteiten of sportactiviteiten in een

buurthuis.

BuitenBuitenBuitenBuitenspelenspelenspelenspelen

Ruim de helft van de leerlingen (54%) heeft in de week voor het onderzoek weinig buiten gespeeld

(minder dan 60 minuten per dag)2. Vooral leerlingen uit de wijken Oost en Binnenstad geven aan

relatief weinig buiten te hebben gespeeld. Ruim tweederde van de leerlingen (70%) vindt dat er in de

eigen buurt veel plekken zijn om buiten te spelen, 10% geeft aan dat er te weinig plekken zijn. Van de

leerlingen voelt 18% zich wel eens onveilig op speelplekken in de buurt. Bijna driekwart van de

leerlingen (73%) vindt de eigen buurt (heel) leuk. Leerlingen uit de wijken Noordwest en Overvecht

vinden vaker dat er niet voldoende speelplekken zijn, voelen zich vaker onveilig op speelplekken in de

buurt en zijn minder tevreden over hun eigen buurt. Van de leerlingen is 8% drie dagen of meer per

week 's avonds na 20.00 uur zonder toezicht op straat. Dit geldt vaker voor jongens dan voor meisjes.

2 oktober/november 2013 was een uitzonderlijk natte periode

Page 6: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

V

TvTvTvTv----kijken en computergebruikkijken en computergebruikkijken en computergebruikkijken en computergebruik

Een derde van de leerlingen (33%) zit meer dan twee uur per dag achter de computer of voor de tv. Het

percentage leerlingen dat elke dag meer dan twee uur achter de computer of voor de tv zit, is hoger

naarmate leerlingen ouder zijn. Problematisch gebruik van sociale media komt voor bij 5% van de

leerlingen.

Deelname aan overige georganiseerde activiteitenDeelname aan overige georganiseerde activiteitenDeelname aan overige georganiseerde activiteitenDeelname aan overige georganiseerde activiteiten

Een groot deel van de leerlingen (89%) is lid van één of meerdere verenigingen. Van de leerlingen is

37% lid van een niet-sportvereniging. Autochtone leerlingen zijn relatief vaak lid van een zang-,

muziek- of toneelvereniging of een vereniging voor natuur en milieu. Marokkaanse en Turkse

leerlingen zijn vaker dan gemiddeld lid van een vereniging binnen (de kerk of) de moskee. Bijna een

derde van de leerlingen (30%) bezoekt wel eens een buurthuis. Marokkaanse en Turkse leerlingen

bezoeken vaker een buurthuis dan autochtone leerlingen.

Trends Trends Trends Trends

Waar mogelijk zijn de uitkomsten van de huidige Jeugdmonitor vergeleken met de resultaten van de

metingen uit 2007-2008, 2009-2010 en 2011-2012. Omdat de samenstelling van de

onderzoeksgroepen tussen de metingen enigszins verschilt, is hier bij het vergelijken van de resultaten

rekening mee gehouden. De verschillen tussen de metingen kunnen dus niet verklaard worden door

verschillen in de onderzoeksgroepen. Voor het merendeel van de onderwerpen die in de vier metingen

aan de orde zijn gesteld, geldt dat de resultaten onderling niet veel verschillen. Waar de onderwerpen

wel verschillen is sprake van een gunstige ontwikkeling. Ongunstige trends of veranderingen zijn in

deze Jeugdmonitor niet waargenomen.

Voor een aantal onderwerpen geldt dat er een gunstige trend zichtbaar is over de metingen van 2008,

2010, 2011 en 2013 (de percentages betreffen de resultaten uit respectievelijk 2008 en 2013):

• daling van het percentage leerlingen dat aangeeft zich in het afgelopen jaar schuldig te hebben

gemaakt aan vandalisme of stelen (27% versus 18%)

• stijging van het percentage leerlingen dat vijf of meer dagen per week ontbijt (87% versus 94%)

• stijging van het percentage leerlingen dat elke dag fruit eet (41% versus 50%)

• daling van het percentage leerlingen dat wel eens heeft gerookt (5% versus 2%)

• daling van het percentage leerlingen dat wel eens alcohol heeft gedronken (40% versus 19%)

• stijging van het percentage leerlingen dat positief is over de ouderbetrokkenheid (67% versus

82%)

• daling van het percentage leerlingen met een ongunstige score op welbevinden op school (40%

versus 26%)

• daling van het percentage leerlingen met een langdurig zieke of verslaafde ouder (15% in 2010

versus 10% in 2013)

Voor andere onderwerpen geldt dat er een gunstige verandering zichtbaar is ten opzichte van de

meting in 2011 (de percentages betreffen de resultaten uit respectievelijk 2011 en 2013):

• daling van het percentage leerlingen dat wordt gepest (28% versus 16%) en van het percentage

leerlingen dat aangeeft zelf anderen te pesten (18% versus 10%)

• daling van het percentage leerlingen dat zich wel eens onveilig voelt op school (27% versus

20%)

• daling van het percentage leerlingen dat drie of meer dagen per week 's avonds na 20.00 uur

zonder toezicht op straat is (12% versus 8%)

Page 7: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

VI

• daling van het percentage meisjes dat veel (meer dan twee uur per dag) achter de computer of

voor de tv zit (32% versus 26%)

Er is een daling zichtbaar ten opzichte van 2011 van het percentage leerlingen dat wel eens een

buurthuis bezoekt (40% in 2011 versus 30% in 2013).

Verschillen naar gezinswelvaartVerschillen naar gezinswelvaartVerschillen naar gezinswelvaartVerschillen naar gezinswelvaart

Op basis van de antwoorden op vragen over auto- en computerbezit binnen het gezin, het aantal keer

dat de leerling op vakantie is geweest en of de leerling een eigen slaapkamer heeft, is de

gezinswelvaart van de leerlingen gecategoriseerd als laag, gemiddeld of hoog.

Leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart scoren op verschillende gezondheidsgerelateerde

onderwerpen ongunstiger dan leerlingen uit gezinnen met een hoge welvaart. Leerlingen uit gezinnen

met een lage welvaart:

- bewegen vaker onvoldoende (geldt ook voor leerlingen uit gezinnen met een gemiddelde

welvaart)

- zijn minder vaak lid van een (sport)vereniging (geldt ook voor leerlingen uit gezinnen met een

gemiddelde welvaart)

- ervaren hun gezondheid minder vaak als goed

- ontbijten minder vaak

- ervaren het eigen gebruik van sociale media vaker als problematisch

- hebben vaker een verhoogd risico op psychosociale problemen

- hebben vaker een ongunstige score op faalangst

- ervaren vaker problemen thuis

- wonen vaker in een éénoudergezin (geldt ook voor leerlingen uit gezinnen met een

gemiddelde welvaart)

- hebben vaker een langdurig zieke en/of verslaafde ouder (geldt ook voor leerlingen uit

gezinnen met een gemiddelde welvaart)

Een aantal verschillen als gevolg van gezinswelvaart hangt samen met achtergrondkenmerken van de

leerlingen. Leerlingen met een lage welvaart wonen vaker in de wijken Noordwest, Overvecht en

Zuidwest. Deze leerlingen:

- bezoeken vaker een buurthuis

- geven vaker aan dat er te weinig plekken zijn om buiten te spelen

- voelen zich vaker onveilig op buitenspeelplekken in de buurt (geldt ook voor leerlingen uit

gezinnen met een gemiddelde welvaart)

Leerlingen uit gezinnen met een hoge welvaart hebben vaker een autochtone achtergrond; leerlingen

uit gezinnen met een lage of gemiddelde welvaart hebben vaker een Turkse of Marokkaanse

achtergrond. Door leerlingen uit gezinnen met een hoge welvaart is vaker wel eens alcohol gedronken

dan door leerlingen uit gezinnen met een lagere welvaart (alcoholgebruik is binnen de islam niet

toegestaan). Leerlingen uit gezinnen met een lage of gemiddelde welvaart voelen zich vaker wel eens

gediscrimineerd.

Page 8: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

VII

Verschillen naar wijkVerschillen naar wijkVerschillen naar wijkVerschillen naar wijk

De Jeugdmonitor laat zien dat de Utrechtse wijken op een groot aantal onderwerpen verschillen. Op

basis van de resultaten kunnen de Utrechtse wijken in vier groepen worden onderscheiden die een

vergelijkbaar beeld vertonen.

De eerste groep bestaat uit de wijken Noordoost en Oost. In deze wijken wonen relatief veel

autochtone leerlingen en - vooral in de wijk Oost - relatief veel leerlingen met een hoge

gezinswelvaart. Leerlingen uit deze wijken zijn vaker positief over hun eigen buurt, vaker lid van een

(sport)vereniging en scoren overwegend gunstiger op onderwerpen die te maken hebben met gezonde

voeding. Leerlingen uit deze wijken bezoeken minder vaak een buurthuis en nemen minder vaak deel

aan naschoolse beweegactiviteiten of beweegactiviteiten van een buurthuis. Leerlingen uit de wijk Oost

geven vaker aan dat zij wel eens alcohol hebben gedronken en spelen minder vaak buiten. Leerlingen

uit de wijk Noordoost zijn minder positief over de betrokkenheid van hun ouders.

De tweede groep bestaat uit de wijken Noordwest, Overvecht en Zuidwest. In deze wijken wonen

relatief veel allochtone leerlingen en relatief weinig leerlingen met een hoge gezinswelvaart. Leerlingen

die in deze wijken wonen zijn minder vaak lid van een (sport)vereniging. Leerlingen uit de wijken

Noordwest en Zuidwest ontbijten minder vaak. In Noordwest en Overvecht zijn leerlingen negatiever

over hun eigen buurt en voelen zich vaker onveilig op buitenspeelplekken. Leerlingen uit Noordwest

zitten vaker veel (meer dan twee uur per dag) achter de computer of voor de tv. In Overvecht bewegen

de leerlingen minder vaak voldoende en wordt vaker onvoldoende nachtrust en problematisch gebruik

van sociale media gerapporteerd. Daarnaast voelen leerlingen uit Overvecht zich vaker

gediscrimineerd. Leerlingen uit de wijken Overvecht en Zuidwest scoren positief op de

leefstijlonderwerpen fruit eten, deelname aan naschoolse beweegactiviteiten of beweegactiviteiten van

een buurthuis en ook alcoholgebruik wordt hier minder gerapporteerd.

De derde groep wordt gevormd door de wijken Zuid, West, Leidsche Rijn en Binnenstad. Deze wijken

zijn wat betreft culturele achtergrond en gezinswelvaart vergelijkbaar met het gemiddelde beeld in

Utrecht, behalve dat de wijk Binnenstad relatief wat minder allochtone leerlingen kent. Deze wijken

scoren overwegend vergelijkbaar met het gemiddelde beeld in Utrecht, maar kennen ook enkele

ongunstige afwijkingen van het gemiddelde. Leerlingen uit de wijken Zuid en Leidsche Rijn voelen zich

relatief vaak gediscrimineerd. In Zuid komen vaker concentratieproblemen voor. Leerlingen uit de wijk

Binnenstad geven minder vaak aan buiten te hebben gespeeld. In Leidsche Rijn eten leerlingen minder

vaak fruit en ervaren de betrokkenheid van hun ouders als lager dan gemiddeld.

Leerlingen uit de wijk Vleuten-De Meern vormen de vierde groep. Deze wijk kenmerkt zich door

relatief veel autochtone leerlingen en relatief veel leerlingen met een hoge gezinswelvaart. Deze wijk

scoort op veel onderwerpen gemiddeld, maar wijkt op een aantal onderwerpen negatief af. Leerlingen

uit Vleuten-De Meern eten minder vaak fruit. Ze scoren vaker ongunstig op zelfvertrouwen, hebben

vaker concentratieproblemen, hebben vaker een ongunstige score op welbevinden op school en voelen

zich vaker onveilig op school. In Vleuten-De Meern scoren de leerlingen positief op regelmatig

ontbijten en voldoende nachtrust.

Page 9: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

VIII

BeschouwingBeschouwingBeschouwingBeschouwing

De conclusie van de Jeugdmonitor 2011-2012 was dat het met veel Utrechtse leerlingen goed ging. Zij

voelden zich gezond, deden aan sport en waren vaak lid van één of meer verenigingen. Ook ging het in

vergelijking met vorige metingen op verschillende onderwerpen beter. Steeds meer leerlingen aten elke

dag fruit en steeds minder leerlingen hadden al eens alcohol gedronken.

De resultaten van de Jeugdmonitor 2013-2014 laten een vergelijkbaar beeld zien. De gunstige trends

van de vorige meting hebben zich verder doorgezet. Daarnaast zijn steeds meer leerlingen regelmatig

gaan ontbijten, hebben minder leerlingen al eens gerookt en neemt het aantal leerlingen dat wordt

gepest of zelf anderen pest af. Gegevens uit het digitale dossier van de jeugdgezondheidszorg laten

een daling zien van het aantal Utrechtse kinderen met overgewicht (Tak et al, 2013).

Op basis van dit onderzoek kunnen geen uitspraken over oorzaak en gevolg worden gedaan. Wel is de

geobserveerde trend rondom het gebruik van alcohol, eten van fruit, ontbijten en pesten in lijn met de

beoogde effecten van stedelijk en landelijk beleid en interventies.

In deze leeftijdsgroep worden nog geen grote problemen gesignaleerd, die ontwikkelen zich meestal

pas op latere leeftijd. Wel zijn er al duidelijke risicogroepen in beeld waarop preventieve maatregelen

gericht kunnen worden. Een dergelijke vroegsignalering en (collectieve) preventie van sociale en

gezondheidsproblemen kan plaatsvinden in de gezins-, wijk- en schoolsetting.

Aandacht voor een aantal specifieke onderwerpen en aandachtsgroepen blijft nodig, er is ruimte voor

verbetering. Bijna één op de vijf leerlingen (19%) heeft, ondanks hun jonge leeftijd, al eens alcohol

gedronken. En bij 12% van de leerlingen geldt thuis geen duidelijk verbod op het drinken van alcohol.

De helft van de leerlingen (50%) eet niet elke dag fruit, 21% van de leerlingen beweegt onvoldoende en

33% van de leerlingen zit meer dan twee uur per dag achter de computer of voor de tv. Daarnaast zijn

de wijkverschillen en verschillen naar culturele achtergrond groot.

Een specifieke aandachtsgroep zijn leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart. Zij scoren beduidend

ongunstiger op verschillende onderwerpen. Zo ervaren ze hun eigen gezondheid minder vaak als goed,

hebben vaker een verhoogd risico op psychosociale problemen en hebben vaker een ongezonde

leefstijl. In de wijken Noordwest, Overvecht en Zuidwest wonen relatief veel leerlingen met een lage

gezinswelvaart.

Voor de verschillende culturele achtergronden geldt dat elke groep eigen specifieke problemen heeft.

Zo hebben autochtone leerlingen vaker wel eens alcohol gedronken, eten ze minder fruit, scoren ze

lager op zelfvertrouwen en zijn ze minder positief over de betrokkenheid van hun ouders. Turkse

leerlingen ervaren hun gezondheid minder vaak als goed en ontbijten minder vaak. Voor Turkse

leerlingen en Marokkaanse meisjes geldt dat ze minder vaak lid zijn van een (sport)vereniging en

Turkse en Marokkaanse meisjes bewegen vaker onvoldoende.

Een andere meer specifieke aandachtsgroep bestaat uit leerlingen met een ziek en/of verslaafd

gezinslid. Eén op de tien leerlingen (10%) heeft te maken met een zieke en/of verslaafde ouder. Veel

van deze jongeren zijn geneigd om zichzelf weg te cijferen om het thuis zo goed mogelijk te laten

lopen (Van Mierlo et al, 1999). Leerlingen met een chronisch zieke en/of verslaafde ouder ervaren -

onder andere – hun gezondheid minder vaak als goed, hebben vaker een verhoogd risico op

psychosociale problemen en ervaren vaker dan andere leerlingen één of meer problemen thuis.

Page 10: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

IX

In de huidige Jeugdmonitor is geen onderzoek gedaan naar stapeling (het co-optreden van

risicofactoren in hetzelfde individu). Eerder onderzoek naar stapeling, waarbij gebruik is gemaakt van

de Jeugdmonitor resultaten uit 2009-2010 en 2011-2012, liet zien dat aan hoe meer risicofactoren

een kind wordt blootgesteld, des te vaker hij/zij de eigen gezondheid als matig of slecht beoordeelt

(Van der Leij et al, 2014). Stapeling van risicofactoren kwam vaker voor bij leerlingen met een Turkse

of Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse achtergrond en in de wijken Noordwest, Overvecht en

Binnenstad.

Een witte vlek in deze monitor is inzicht in de mogelijke gevolgen van de economische crisis op sociale

participatie van de leerlingen. De Armoedemonitor 2013 laat zien dat kinderen uit arme gezinnen, en

met name uit bijstandsgezinnen, een lagere maatschappelijke deelname hebben (Paridaen, 2013). In de

huidige Jeugdmonitor zijn geen ongunstige trends gevonden, maar een aantal relevante indicatoren is

niet gemeten (i.e. armoede, gezinsinkomen, schulden), waardoor het effect van de economische crisis

niet goed kan worden onderzocht.

Page 11: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

X

Inhoudsopgave

1 Inleiding.........................................................................................................................................11 2 Opzet en onderzoekspopulatie .......................................................................................................15 3 Gezondheid en psychosociale problemen........................................................................................18

3.1 Ervaren gezondheid ..............................................................................................................18 3.2 Psychosociale gezondheid.....................................................................................................20

4 Leefstijl ..........................................................................................................................................27 4.1 Voedingsgewoonten en beweging .........................................................................................27 4.2 Middelengebruik...................................................................................................................35

5 Thuis..............................................................................................................................................38 5.1 Gezinssituatie .......................................................................................................................38 5.2 Sociale relaties in het gezin...................................................................................................39 5.3 Langdurig zieke en/of verslaafde ouder…………………………………………………......................41

6 School ............................................................................................................................................43 6.1 Problemen die van invloed zijn op het functioneren op school ...............................................43 6.2 Pesten en gepest worden ......................................................................................................45 6.3 Veiligheid op school………………………………………………………………………………. ...............45

7 Vrije tijd .........................................................................................................................................48 7.1 Sporten.................................................................................................................................48 7.2 Buitenspelen .........................................................................................................................52 7.3 Tv-kijken en computergebruik ..............................................................................................56 7.4 Deelname aan overige georganiseerde activiteiten.................................................................58

Literatuur ..........................................................................................................................................61 Bijlage 1 ……………………………………………………………………………………………………………………..62

Page 12: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

11

1 Inleiding

1.11.11.11.1 AAAAchtergrond chtergrond chtergrond chtergrond

Jeugd staat hoog op de politieke agenda en er is behoefte aan goede informatie over de gezondheid en

het welzijn van de jeugd. Met deze informatie wordt het jeugdbeleid mede ontwikkeld en uitgevoerd.

Door jeugdigen zelf te bevragen, ontstaat een beeld van hun behoeften, beleving, functioneren en

verwachtingen en de ontwikkelingen daarin. Daarom wordt in Utrecht sinds 2004 een integrale

jeugdmonitor opgesteld. In het schooljaar 2007-2008 is de Jeugdmonitor Utrecht voor het eerst

uitgevoerd in het basisonderwijs. Dit rapport beschrijft de resultaten van de vierde meting in het

basisonderwijs in het schooljaar 2013-2014.

‘Monitoring’ betekent ‘het periodiek en op systematische wijze volgen van maatschappelijke

ontwikkelingen ten behoeve van het beleid' (Engbersen et al, 1997). Er is sprake van monitoring als aan

vijf criteria is voldaan:

1. de informatieverzameling wordt periodiek en systematisch uitgevoerd

2. de verzamelde informatie is actueel

3. de gebruikte indicatoren zijn steeds per item hetzelfde

4. de verzamelde informatie is beleidsrelevant

5. de monitor kent een ijkpunt

De Jeugdmonitor Utrecht probeert zoveel mogelijk aan deze eisen te voldoen door het onderzoek met

een vaste regelmaat en volgens een vaste methode uit te voeren. Voor zover mogelijk worden steeds

dezelfde vragen aan de leerlingen gesteld, maar in de vragenlijst is ook ruimte voor vragen over

onderwerpen die op dat moment actueel zijn. De vragenlijst is samengesteld door een

vertegenwoordiging van de gemeentelijke organisaties. De terugkoppeling van de gegevens wordt op

een zo kort mogelijke termijn verzorgd, waarbij de resultaten vergeleken worden met de resultaten uit

eerdere metingen.

De belangrijkste gemeentelijke partijen die betrokken zijn bij de realisatie van de Jeugdmonitor Utrecht

zijn Jeugd, Zorg en Veiligheid van Maatschappelijke Ontwikkeling (MO) en de afdelingen Jeugd en

Beleid, Expertise en Onderzoek van Volksgezondheid (voorheen GG&GD). Volksgezondheid heeft in het

kader van de Wet Publieke Gezondheid de taak de gezondheidstoestand van de jeugd in kaart te

brengen en te volgen. De beleidsafdelingen van MO en Volksgezondheid hebben behoefte aan

(beleids)informatie op grond waarvan zij hun beleid ten aanzien van jeugd kunnen vormgeven.

Jeugd, Zorg en Veiligheid is, namens de wethouder Jeugd, opdrachtgever. De afdeling Jeugd van

Volksgezondheid is 'hoofdaannemer' en de afdeling Beleid, Expertise en Onderzoek verzorgt de

dataverzameling, analyse en rapportage.

Page 13: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

12

1.21.21.21.2 UUUUitvoering in het schooljaar 2013itvoering in het schooljaar 2013itvoering in het schooljaar 2013itvoering in het schooljaar 2013----2012012012014444

Op 41 basisscholen is door de leerlingen van de groepen 7 en 8 klassikaal een papieren vragenlijst

ingevuld. De dataverzameling heeft plaatsgevonden in de maanden oktober en november van 2013. De

scholen die hebben meegedaan worden genoemd in bijlage 1. De selectie van de scholen staat

beschreven in paragraaf 2.2. In het rapport dat voor u ligt, worden de resultaten beschreven van 2.330

leerlingen die in het schooljaar 2013-2014 de vragenlijst hebben ingevuld en in Utrecht woonachtig

zijn.

De onderwerpen die aan bod komen in de Jeugdmonitor zijn in overleg tussen Volksgezondheid en MO

vastgesteld. Naast de vaste vragen die jaarlijks terugkeren, zijn extra vragen toegevoegd die inspelen

op actuele onderwerpen zoals sociale media en nachtrust. In de vragenlijst is zoveel mogelijk gebruik

gemaakt van standaardvragen van GGD Nederland. Wanneer geen standaardvraag beschikbaar was, is

gebruik gemaakt van vragen van GGD Brabant-Zuidoost, GGD Rotterdam-Rijnmond, Universiteit

Utrecht, Rotterdam: Center for Behavioral Internet Science & IVO, Health Behavior in School-aged

Children (HBSC) of zijn vragen zelf opgesteld. De vragenlijst is verkrijgbaar bij de afdeling Beleid,

Expertise en Onderzoek.

De opzet van deze monitor is in eerste instantie om het welzijn van de Utrechtse jeugd in beeld te

brengen; leerlingen woonachtig buiten de gemeente Utrecht worden in dit rapport buiten beschouwing

gelaten.

1.31.31.31.3 Leeswijzer en interpretatie van de resuLeeswijzer en interpretatie van de resuLeeswijzer en interpretatie van de resuLeeswijzer en interpretatie van de resulllltatentatentatentaten

Het rapport is als volgt ingedeeld. Hoofdstuk twee beschrijft de opzet van het onderzoek en de

onderzoekspopulatie. Hoofdstuk drie bespreekt de ervaren gezondheid, psychosomatische klachten en

de psychosociale gezondheid van de leerlingen en in hoofdstuk vier komen de voedingsgewoonten,

beweging en middelengebruik van de leerlingen aan bod. In hoofdstuk vijf zijn de resultaten

beschreven die betrekking hebben op de thuissituatie, zoals de gezinssamenstelling, betrokkenheid

van ouders, problemen die leerlingen thuis ervaren en langdurig zieke ouders. In hoofdstuk zes

worden de resultaten beschreven die betrekking hebben op school. Ten slotte wordt in hoofdstuk

zeven ingegaan op de vrijetijdsbesteding van de leerlingen, waarbij de resultaten over sporten,

buitenspelen, tv- en computergebruik, lidmaatschap van verenigingen en buurthuisbezoek worden

beschreven.

Om inzicht te krijgen in mogelijke doelgroepen voor beleid wordt systematisch onderscheid gemaakt

tussen geslacht, culturele achtergrond, gezinswelvaart en woonwijk. Culturele achtergrond is

uitgesplitst in autochtoon, Surinaams/Antilliaans/Arubaans, Marokkaans, Turks en overig (volgens de

CBS-criteria). Voor de bepaling van de culturele achtergrond is gebruik gemaakt van het geboorteland

van de leerling zelf en van zijn of haar ouders. Autochtone leerlingen zijn leerlingen van wie beide

ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het geboorteland van de leerling zelf. Allochtone

leerlingen zijn leerlingen van wie ten minste één van de ouders niet in Nederland is geboren. De groep

allochtone leerlingen is op grond van het geboorteland van de leerling zelf, van de moeder of – in

laatste instantie – het geboorteland van de vader onderverdeeld in Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse,

Marokkaanse of Turkse leerlingen en leerlingen met een overige culturele achtergrond. In het vervolg

worden de leerlingen met een autochtone achtergrond benoemd als autochtone leerlingen. Leerlingen

met een Surinaamse, Antilliaanse of Arubaanse achtergrond worden benoemd als

Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse leerlingen en die van Turkse of Marokkaanse achtergrond worden

Turkse of Marokkaanse leerlingen genoemd. Een indicatie voor de sociaaleconomische status van het

gezin waar de leerlingen in opgroeien, is verkregen aan de hand van vier vragen (aantal auto's in het

Page 14: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

13

gezin, eigen slaapkamer, vakantie afgelopen jaar, aantal computers). Op basis van de antwoorden op

deze vragen wordt de gezinswelvaart van de leerlingen geclassificeerd als laag, midden of hoog. De

woonwijk is bepaald op basis van de vier cijfers van de postcode. De verschillende subgroepen

overlappen gedeeltelijk, waardoor ook in sommige resultaten overlap zit. Zo zijn Marokkaanse en

Turkse leerlingen vaker afkomstig uit gezinnen met een lage welvaart, waardoor hun scores zowel

worden meegenomen in de uitspraken over Marokkaanse en Turkse leerlingen als in de uitspraken over

gezinnen met een lage welvaart.

In dit rapport worden alleen de belangrijkste bevindingen beschreven. Alle resultaten zijn ook

weergegeven in een tabellenboek. Dit tabellenboek is te downloaden via www.utrecht.nl/jeugdmonitor.

Zoals gebruikelijk in dit soort onderzoek worden in dit rapport alleen statistisch significante verschillen

beschreven3. Dit kan ertoe leiden dat subgroepen met een kleiner aantal leerlingen (bijvoorbeeld wijk

Binnenstad of leerlingen met een Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse achtergrond) lijken af te wijken

van het Utrechts gemiddelde, zonder dat dit verschil significant bewezen is. Een uitgebreide

beschrijving van de manier van toetsing is terug te vinden in het tabellenboek.

Om het rapport leesbaar te houden, wordt in de tekst alleen aangegeven welke groepen negatief

afwijken in vergelijking met het Utrechts gemiddelde. Een uitzondering hierop wordt gemaakt wanneer

het opvallend is dat een groep positief afwijkt. In verband met de leesbaarheid van de tekst wordt de

toevoeging ‘in vergelijking met het Utrechts gemiddelde’ bij het beschrijven van de verschillen

weggelaten. De percentages die in de tekst worden genoemd, zijn afgerond tot hele percentages.

Hierdoor kan het voorkomen dat percentages niet precies tot 100% optellen.

Voor de duidelijkheid wordt benadrukt dat het in dit rapport steeds om door de leerlingen

gerapporteerde gegevens gaat. In sommige gevallen zal er sprake kunnen zijn van onderschatting van

de werkelijkheid (bijvoorbeeld bij gevoelige onderwerpen, zoals alcoholgebruik of de situatie thuis

door leerlingen met een islamitische achtergrond) en in andere gevallen van overschatting

(bijvoorbeeld wanneer jongens stoer willen overkomen, zoals bij vandalisme). Daarnaast moeten

verschillen tussen culturele achtergronden voorzichtig worden geïnterpreteerd. Vooral bij meer

subjectieve uitkomsten kunnen verschillen tussen culturele achtergronden worden veroorzaakt door de

andere manier waarop leerlingen uit deze groepen vragen beantwoorden (Foets et al, 2007).

VerVerVerVergelijking met eerdere metingengelijking met eerdere metingengelijking met eerdere metingengelijking met eerdere metingen

De resultaten van deze meting van de Jeugdmonitor zijn waar mogelijk vergeleken met de resultaten

van de metingen uit de schooljaren 2007-2008, 2009-2010 en 2011-20124 (Van Buren et al, 2009;

Van Buren et al, 2011; Eykemans et al, 2012) en onderzocht op de aanwezigheid van statistisch

significante verschillen. In dit rapport wordt met betrekking tot trends van een significant verschil

gesproken wanneer het geobserveerde verschil tussen twee metingen met een zekerheid van 95% niet

op toeval berust. Aan de huidige meting van de Jeugdmonitor hebben meer en ook andere scholen

meegedaan dan aan de metingen uit 2008, 2010 en 2011. Om uit te sluiten dat gesignaleerde trends

hun oorzaak hebben in de veranderde selectie van scholen zijn de trendanalyses ook apart uitgevoerd

op gegevens van leerlingen van scholen die aan alle vier de metingen hebben meegedaan. De

resultaten van deze meting en die uit 2008, 2010 en 2011 zijn niet alleen vergeleken voor heel

3 Een verschil wordt significant genoemd wanneer het geobserveerde verschil met een zekerheid van 99% niet op

toeval berust (significantieniveau van p=0.01). Trends zijn getoetst met een significantieniveau van p=0.05. Bij dit

significantieniveau, berust een geobserveerd verschil met een zekerheid van 95% niet op toeval.

4 In verband met de leesbaarheid van de tekst wordt het schooljaar 2007-2008 verder benoemd als 2008. Het

schooljaar 2009-2010 wordt verder benoemd als 2010, het schooljaar 2011-2012 als 2011 en het schooljaar

2013-2014 als 2013, omdat de vragenlijst afname in dat kalenderjaar heeft plaatsgevonden.

Page 15: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

14

Utrecht, maar ook apart voor jongens en meisjes en voor de verschillende culturele achtergronden en

woonwijken om verschillen in trends tussen verschillende groepen te kunnen signaleren.

In de vorige Jeugdmonitor is op een beperkt aantal onderwerpen een vergelijking gemaakt met

onderzoekresultaten van kinderen uit de andere gemeenten in de provincie Utrecht en met kinderen in

heel Nederland. Er werden toen nauwelijks verschillen gevonden. In de huidige Jeugdmonitor wordt

deze vergelijking niet gemaakt, omdat de vergelijkbare onderzoeken in de tussentijd niet zijn herhaald

en ook recent onderzoek in de andere grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag) ontbreekt.

Page 16: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

15

2 Opzet en onderzoekspopulatie

2.12.12.12.1 OnderzoeksopzetOnderzoeksopzetOnderzoeksopzetOnderzoeksopzet

In navolging van de onderzoeksopzet van eerdere metingen van de Jeugdmonitor in het basis- en

voortgezet onderwijs zijn de vragenlijsten op de deelnemende scholen klassikaal en anoniem

afgenomen door getrainde medewerkers van Volksgezondheid. Het verzamelen van de gegevens vond

plaats in de maanden oktober en november van 2013.

2.22.22.22.2 ResponsResponsResponsRespons

In het schooljaar 2013-2014 kende Utrecht 97 scholen voor primair onderwijs, met in totaal 175

schoollocaties. Door 41 van deze scholen is deelgenomen aan de Jeugdmonitor (zie bijlage 1).

Om te garanderen dat uit elk van de tien Utrechtse wijken voldoende leerlingen deelnamen om

uitspraken te kunnen doen op wijkniveau, is ernaar gestreefd ten minste vier scholen per wijk in het

onderzoek te betrekken. In april/mei 2013 zijn de 39 scholen benaderd die ook in het schooljaar

2011-2012 aan de Jeugdmonitor Utrecht hebben deelgenomen. Vier scholen gaven aan niet opnieuw

mee te willen werken aan het onderzoek. De belangrijkste redenen voor weigering waren opheffing van

de school, de vele verzoeken die scholen krijgen om mee te doen aan onderzoeken en een druk

programma op school waardoor er geen tijd was om de Jeugdmonitor af te nemen. Vervolgens zijn

zeven nieuwe scholen benaderd in wijken die nog onvoldoende vertegenwoordigd waren in het

onderzoek. Hiervan hebben zes scholen toegestemd om deel te nemen aan het onderzoek.

Op de 41 deelnemende scholen zaten in het betreffende schooljaar 2.562 leerlingen in groep 7 of 8,

waarvan 93% (n=2.379) een vragenlijst compleet en correct heeft ingevuld. Vanwege ziekte op de dag

van de afname hebben 66 leerlingen geen vragenlijst ingevuld, van 80 leerlingen hadden de ouders

bezwaar tegen de afname, 2 leerlingen hebben de vragenlijst incompleet of niet correct ingevuld en

voor 35 leerlingen geldt dat zij om een andere reden geen vragenlijst hebben ingevuld.

Om te weten in welke wijk de leerlingen wonen, is aan hen gevraagd de vier cijfers van hun postcode in

te vullen. Bijna alle leerlingen (97%) hebben een postcode in Utrecht ingevuld. Door 1% van de

leerlingen (n=25) is een postcode buiten Utrecht ingevuld en door 2% (n=55) is geen postcode

ingevuld. In dit rapport wordt aangenomen dat de leerlingen van wie de postcode niet bekend is,

wonen in de wijk waarin hun basisschool staat. In de verdere analyses is er voor gekozen om alleen

resultaten van in Utrecht woonachtige leerlingen weer te geven.

Het aantal leerlingen in de onderzoekspopulatie dat van buiten Utrecht een Utrechtse basisschool

bezoekt, komt ongeveer overeen met gegevens van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) (schooljaar

2013-2014: 4% van alle leerlingen op de Utrechtse (reguliere) basisscholen woont buiten Utrecht). De

resultaten die hierna gepresenteerd worden, hebben betrekking op 2.330 Utrechtse leerlingen. Dit

betreft 35% van de Utrechtse leerlingen die in het schooljaar 2013-2014 in groep 7 of groep 8 van een

Utrechtse basisschool zaten5.

5 In het schooljaar 2013-2014 zitten er 6.651 leerlingen in groep 7 en 8 van een Utrechtse reguliere basisschool.

Page 17: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

16

2.32.32.32.3 DemografieDemografieDemografieDemografie

Van de leerlingen in de peiling is 49% jongen en 51% meisje. Bijna de helft van de leerlingen was

tijdens het onderzoek elf jaar oud (47%), 39% was tien jaar of jonger en 13% was twaalf jaar of ouder.

De leerlingen zijn gelijk verdeeld over de groepen 7 en 8 (51% versus 49%). Meer dan de helft (59%) van

de leerlingen heeft een autochtone achtergrond, 3% heeft een Surinaamse, Antilliaanse of Arubaanse

achtergrond6, 18% heeft een Marokkaanse achtergrond en 6% een Turkse achtergrond. De overige 14%

heeft een andere culturele achtergrond.

Doordat een selectie van de Utrechtse basisscholen heeft deelgenomen aan de Jeugdmonitor komt de

samenstelling van de onderzoekspopulatie niet precies overeen met de bevolkingssamenstelling van

Utrecht. In vergelijking met de Utrechtse 10-13 jarigen zijn in de huidige Jeugdmonitor jongens

enigszins ondervertegenwoordigd en meisjes oververtegenwoordigd. De verschillende culturele

achtergronden zijn evenredig vertegenwoordigd in het onderzoek. Leerlingen uit de wijken West, Oost

en Leidsche Rijn zijn oververtegenwoordigd in het onderzoek. Leerlingen uit de wijken Vleuten-De

Meern en Noordoost zijn ondervertegenwoordigd. De absolute aantallen leerlingen uit deze wijken zijn

echter groot genoeg om representatieve uitspraken over deze wijken te kunnen doen.

Om representatieve uitspraken te kunnen doen voor de hele gemeente Utrecht zijn de resultaten

tijdens de analyses gewogen naar geslacht, culturele achtergrond en wijk7. Bij het wegen tellen de

resultaten van leerlingen uit groepen die zijn ondervertegenwoordigd zwaarder mee in de analyses dan

resultaten van leerlingen uit groepen die zijn oververtegenwoordigd. De mate waarin de resultaten

zwaarder of minder zwaar mee tellen is evenredig aan de mate waarin de groep in het onderzoek is

onder- of oververtegenwoordigd in vergelijking met de bevolkingssamenstelling. De in dit rapport

gepresenteerde resultaten mogen daarom als representatief worden beschouwd voor de leerlingen van

de groepen 7 en 8 van de basisschool in Utrecht. Op wijkniveau kunnen de resultaten beïnvloed zijn

door de selectie van deelnemende scholen.

2.42.42.42.4 GezinswelvaartGezinswelvaartGezinswelvaartGezinswelvaart

Een indicatie voor de sociaaleconomische status van het gezin waar de leerlingen in opgroeien, is

verkregen aan de hand van vier vragen (aantal auto's in het gezin, eigen slaapkamer, vakantie

afgelopen jaar, aantal computers). Op basis van de antwoorden op deze vragen wordt de

gezinswelvaart van de leerlingen geclassificeerd als laag, midden of hoog. Gezinnen met een lage

welvaart hebben vaker geen auto, de kinderen delen vaker een slaapkamer, ze gaan niet of minder

vaak op vakantie en bezitten minder computers.

6 Het aantal Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse leerlingen in het onderzoek is relatief klein (n=72), waardoor de

betrouwbaarheidsintervallen rond de gerapporteerde resultaten relatief groot zijn. Resultaten voor deze groep

kunnen daarom sterk afwijken van het Utrechts gemiddelde, zonder dat dit een significant verschil is.

7 Vanwege statistische redenen is vanaf het schooljaar 2009-2010 een andere weegprocedure gebruikt dan in de

meting in het schooljaar 2007-2008. Hierdoor kan het voorkomen dat bij de vergelijking van resultaten met die van

de vorige metingen percentages over het schooljaar 2007-2008 worden genoemd die licht afwijken van de

percentages die zijn genoemd in de rapportage over dat schooljaar.

Page 18: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

17

Het merendeel van de leerlingen in Utrecht groeit op in gezinnen met een hoge welvaart (63%). Iets

minder dan een derde woont in een gezin met een gemiddelde welvaart (32%) en 4% heeft thuis een

lage welvaart. Autochtone leerlingen (74%) groeien vaker op in een gezin met een hoge welvaart.

Turkse (51%) en Marokkaanse (57%) leerlingen wonen vaker in gezinnen met een lage of gemiddelde

welvaart.

Figuur Figuur Figuur Figuur 2222....1111 Gezinswelvaart van leerlingen, naar Gezinswelvaart van leerlingen, naar Gezinswelvaart van leerlingen, naar Gezinswelvaart van leerlingen, naar cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

laag midden hoog

Een lage of gemiddelde gezinswelvaart komt vaker voor in de wijken Noordwest, Overvecht en

Zuidwest.

Figuur Figuur Figuur Figuur 2222....2222 PercentagePercentagePercentagePercentage leerlingen dat opgroeit in een gezin met een hoge welvaart, leerlingen dat opgroeit in een gezin met een hoge welvaart, leerlingen dat opgroeit in een gezin met een hoge welvaart, leerlingen dat opgroeit in een gezin met een hoge welvaart,

naar wijknaar wijknaar wijknaar wijk

75%75%75%75%

72%72%72%72%63%63%63%63%

46%46%46%46%

46%46%46%46%

74%74%74%74%

83%83%83%83%

58%58%58%58%

48%48%48%48%

64%64%64%64%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

75%75%75%75%

72%72%72%72%63%63%63%63%

46%46%46%46%

46%46%46%46%

74%74%74%74%

83%83%83%83%

58%58%58%58%

48%48%48%48%

64%64%64%64%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

De vragen naar gezinswelvaart zijn voor het eerst gesteld in het schooljaar 2009-2010. Nadat in 2011

een stijging zichtbaar was in het aantal leerlingen met een hoge gezinswelvaart, is dat aantal in 2013

gestabiliseerd (54% in 2010, 62% in 2011, 63% in 2013).

Page 19: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

18

3 Gezondheid en psychosociale problemen

3.13.13.13.1 Ervaren gezondheidErvaren gezondheidErvaren gezondheidErvaren gezondheid

Ervaren gezondheidErvaren gezondheidErvaren gezondheidErvaren gezondheid

Ervaren gezondheid heeft betrekking op het eigen oordeel van de leerlingen over hun gezondheid. Het

is gemeten met behulp van de vraag 'Hoe vind je je gezondheid in het algemeen?'.

Van de leerlingen vindt 91% zijn/haar eigen gezondheid (heel) goed. Dit geldt even vaak voor meisjes

als voor jongens. Turkse leerlingen ervaren hun eigen gezondheid minder vaak als (heel) goed (82%),

terwijl autochtone leerlingen vaker dan gemiddeld tevreden zijn over hun gezondheid (93%).

Figuur 3.1Figuur 3.1Figuur 3.1Figuur 3.1 Percentage leerlingen dat Percentage leerlingen dat Percentage leerlingen dat Percentage leerlingen dat zijn/haarzijn/haarzijn/haarzijn/haar eigen gezondheid (heel) goed eigen gezondheid (heel) goed eigen gezondheid (heel) goed eigen gezondheid (heel) goed vindtvindtvindtvindt, , , ,

naar geslacht en naar geslacht en naar geslacht en naar geslacht en cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart hebben minder vaak een (heel) goede ervaren

gezondheid (75%) dan leerlingen uit gezinnen met een hoge welvaart (92%).

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 91% van de leerlingen vindt zijn/haar eigen gezondheid goed of heel goed.

- Turkse leerlingen zijn minder positief over hun eigen gezondheid.

- Leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart ervaren hun gezondheid vaker als minder goed.

- Ervaren gezondheid is niet veranderd ten opzichte van eerdere metingen.

- 10% van de leerlingen heeft veel psychosomatische klachten.

- Het percentage leerlingen met veel psychosomatische klachten is vergelijkbaar met eerdere

metingen.

- 6% van de leerlingen krijgt onvoldoende nachtrust.

- Leerlingen uit de wijk Overvecht rapporteren vaker onvoldoende nachtrust.

Page 20: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

19

Figuur 3.2Figuur 3.2Figuur 3.2Figuur 3.2 Percentage leerlingen dat Percentage leerlingen dat Percentage leerlingen dat Percentage leerlingen dat zijn/haarzijn/haarzijn/haarzijn/haar eigen gezondheid (heel eigen gezondheid (heel eigen gezondheid (heel eigen gezondheid (heel) goed ) goed ) goed ) goed vindtvindtvindtvindt, , , ,

naar naar naar naar gezinsgezinsgezinsgezinswelvaartwelvaartwelvaartwelvaart

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Laag Midden Hoog Totaal

Psychosomatische klachtenPsychosomatische klachtenPsychosomatische klachtenPsychosomatische klachten

Onder psychosomatische klachten worden hoofdpijn, buikpijn, slecht slapen en moeheid verstaan. Dit

soort klachten kunnen wijzen op psychische problemen of spanningen. Aan de leerlingen is gevraagd

hoe vaak zij deze klachten in de laatste week voor het onderzoek hebben gehad. Wanneer de leerlingen

alle vier de klachten hebben gehad, wordt gesteld dat zij veel psychosomatische klachten hebben.

Eén op de tien leerlingen (10%) heeft in de laatste week voor het onderzoek veel psychosomatische

klachten gehad. Meisjes (13%) hebben vaker veel psychosomatische klachten dan jongens (7%). Voor de

afzonderlijke klachten geldt dat meisjes vaker dan jongens aangeven dat zij vaak buikpijn (8% versus

4%) hebben.

Tabel 3.1Tabel 3.1Tabel 3.1Tabel 3.1 Percentage Percentage Percentage Percentage leerlingen met psychosomatische klachten in de afgelopen week, naar geslachtleerlingen met psychosomatische klachten in de afgelopen week, naar geslachtleerlingen met psychosomatische klachten in de afgelopen week, naar geslachtleerlingen met psychosomatische klachten in de afgelopen week, naar geslacht

jongensjongensjongensjongens meisjesmeisjesmeisjesmeisjes totaaltotaaltotaaltotaal

(heel) vaak slecht geslapen 7% 7% 7%

(heel) vaak moe gevoeld 12% 12% 12%

(heel) vaak hoofdpijn 6% 8% 7%

(heel) vaak buikpijn 4% 8% 6%

veel psychosomatveel psychosomatveel psychosomatveel psychosomatische klachtenische klachtenische klachtenische klachten (totaal) (totaal) (totaal) (totaal) 7%7%7%7% 13%13%13%13% 10%10%10%10%

NachtrustNachtrustNachtrustNachtrust

Aan de leerlingen is gevraagd hoe laat ze zijn gaan slapen en hoe laat ze wakker werden op de avond

en ochtend voor het onderzoek. Slaapbehoefte verschilt van kind tot kind, maar algemeen wordt

aangenomen dat kinderen in groep 7 en 8 ongeveer 9 à 10 uur slaap nodig hebben. Wanneer

leerlingen minder dan 9 uur hebben geslapen, wordt dit aangemerkt als een tekort aan nachtrust.

Gemiddeld slapen de leerlingen 10 uur en 14 minuten per nacht. Van de leerlingen heeft 6% minder

dan 9 uur geslapen in de nacht voor het onderzoek. Leerlingen uit de wijk Overvecht (12%) hebben

vaker onvoldoende nachtrust.

Vergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingen

De ervaren gezondheid van leerlingen in deze meting van de Jeugdmonitor is vergelijkbaar met die van

eerdere metingen. Dit geldt ook voor de mate waarin leerlingen psychosomatische klachten

rapporteren. Nachtrust is in 2013 voor het eerst gemeten en kan dus niet worden vergeleken met

eerdere metingen.

Page 21: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

20

3.23.23.23.2 Psychosociale gezondheidPsychosociale gezondheidPsychosociale gezondheidPsychosociale gezondheid

3.2.13.2.13.2.13.2.1 Risico op psychosociale problemenRisico op psychosociale problemenRisico op psychosociale problemenRisico op psychosociale problemen

Om een indicatie van de psychosociale gezondheid te krijgen is de Strengths and Difficulties

Questionnaire (SDQ) opgenomen in de vragenlijst van de Jeugdmonitor Utrecht. De SDQ is een

internationale vragenlijst met 25 stellingen (Widenfelt et al, 2003). Met de antwoorden op deze

stellingen kan een score worden berekend voor de mate waarin leerlingen te maken hebben met

psychosociale problemen.

De score is onderverdeeld in drie groepen: normale score, grensgebied en zorgelijke score. Leerlingen

met een zorgelijke score hebben een score die vergelijkbaar is met kinderen die hulpverlening

ontvangen in verband met psychosociale problemen. De kans dat er met deze leerlingen iets aan de

hand is, is groot. Leerlingen met een score in het grensgebied hebben een score die niet zo hoog is als

die van kinderen die hulpverlening ontvangen, maar de kans dat er met deze leerlingen toch iets aan

de hand is, is groter dan bij leerlingen met een normale score. Wanneer er in de rapportage gesproken

wordt over leerlingen met een verhoogd risico op psychosociale problemen, zijn dit leerlingen met een

score in het grensgebied en een zorgelijke score bij elkaar genomen.

Een verhoogd risico op psychosociale problematiek komt voor bij 11% van de leerlingen, 7% van de

leerlingen heeft een score in het grensgebied en 4% heeft een zorgelijke score. Leerlingen uit gezinnen

met een lage welvaart hebben een twee maal zo hoog risico op psychosociale problemen (24%).

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.3333 Percentage leerlingen mPercentage leerlingen mPercentage leerlingen mPercentage leerlingen met een verhoogd risico op psychosociale et een verhoogd risico op psychosociale et een verhoogd risico op psychosociale et een verhoogd risico op psychosociale

problematiekproblematiekproblematiekproblematiek,,,, naar gezinswelvaart naar gezinswelvaart naar gezinswelvaart naar gezinswelvaart

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Laag Midden Hoog Totaal

Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen

Ten opzichte van eerdere metingen zijn er geen noemenswaardige verschillen in het percentage

leerlingen met een verhoogd risico op psychosociale problemen.

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 11% van de leerlingen heeft een verhoogd risico op psychosociale problemen.

- 4% van de leerlingen heeft een zorgelijke SDQ-score, de kans dat deze leerlingen psychosociale

problemen hebben is groot.

- Leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart hebben vaker een verhoogd risico op

psychosociale problemen.

- Ten opzichte van eerdere metingen is het percentage leerlingen met een verhoogd risico op

psychosociale problemen niet veranderd.

Page 22: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

21

3.2.23.2.23.2.23.2.2 Emotionele Emotionele Emotionele Emotionele stabiliteitstabiliteitstabiliteitstabiliteit

Emotionele problemen zijn psychische problemen waar de omgeving weinig tot niets van merkt. Deze

problemen richten zich naar binnen en kunnen zich uiten in psychosomatische klachten.

Assertiviteit, faalangst en zAssertiviteit, faalangst en zAssertiviteit, faalangst en zAssertiviteit, faalangst en zelfvertrouwenelfvertrouwenelfvertrouwenelfvertrouwen

Om een indruk te krijgen van de assertiviteit van de leerlingen zijn vijf vragen gesteld. Twee

voorbeelden zijn: 'Als je iets niet wil, durf je dat dan te zeggen?' en 'Kun je in het algemeen goed voor

jezelf opkomen?'. Een indicatie voor de mate waarin leerlingen faalangst hebben, is bepaald aan de

hand van drie vragen. Een voorbeeld is: 'Ben je bang om iets verkeerd te doen?'. Met betrekking tot het

zelfvertrouwen van de leerlingen zijn drie vragen gesteld, bijvoorbeeld: 'Ben je tevreden met jezelf?’.

Voor elk van de drie problemen is op basis van de gestelde vragen een score berekend die een

indicatie geeft voor de mate waarin een leerling te maken heeft met een probleem8.

Bij 4% van de leerlingen komt een ongunstige score op assertiviteit voor. Meisjes scoren vaker

ongunstig dan jongens (6% versus 2%). Verschillen naar culturele achtergrond, gezinswelvaart en wijk

zijn niet aangetoond.

Een ongunstige score op faalangst komt bij 11% van de leerlingen voor. Meisjes hebben vaker een

ongunstige score op faalangst dan jongens (14% versus 9%) en faalangst neemt toe met de leeftijd.

Faalangst komt vaker voor bij Turkse jongens (22%) dan bij jongens met een andere culturele

achtergrond. Ook bij Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse meisjes (30%) komt faalangst vaker voor.

Leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart (26%) hebben vaker een ongunstige score op faalangst.

Figuur 3.4Figuur 3.4Figuur 3.4Figuur 3.4 Percentage leerlingen met een verhoogd risico op faalangstPercentage leerlingen met een verhoogd risico op faalangstPercentage leerlingen met een verhoogd risico op faalangstPercentage leerlingen met een verhoogd risico op faalangst,,,, naar geslacht naar geslacht naar geslacht naar geslacht

en en en en cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

8 Leerlingen konden de vragen beantwoorden met ‘nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ of ‘heel vaak’. Wanneer leerlingen over alle

vragen gemiddeld aangeven een probleem vaak of heel vaak te hebben, hebben zij een hoge score op dit probleem.

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 4% van de leerlingen heeft een ongunstige score op assertiviteit, 11% een ongunstige score op

faalangst en 16% een ongunstige score op zelfvertrouwen.

- Meisjes scoren vaker ongunstig op assertiviteit, faalangst en zelfvertrouwen dan jongens.

- Een ongunstige score op faalangst komt vaker voor bij leerlingen met een lage gezinswelvaart.

- Ten opzichte van eerdere metingen zijn de percentages leerlingen met ongunstige scores op

assertiviteit, faalangst en zelfvertrouwen niet veranderd.

Page 23: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

22

Ongeveer één op de zes leerlingen (16%) heeft een ongunstige score op zelfvertrouwen. Dit geldt vaker

voor meisjes dan voor jongens (20% versus 12%). Autochtone leerlingen (20%) scoren vaker ongunstig

op zelfvertrouwen, terwijl Marokkaanse (5%) en Turkse (6%) leerlingen minder vaak ongunstig scoren.

Een laag zelfvertrouwen komt vaker voor in de wijk Vleuten-De Meern (22%) en minder vaak in de

wijken Overvecht (11%) en Zuidwest (8%).

Figuur 3.5Figuur 3.5Figuur 3.5Figuur 3.5 Percentage leerlingen met een ongunstige score op zelfvertrouwenPercentage leerlingen met een ongunstige score op zelfvertrouwenPercentage leerlingen met een ongunstige score op zelfvertrouwenPercentage leerlingen met een ongunstige score op zelfvertrouwen,,,, naar naar naar naar

geslacht en geslacht en geslacht en geslacht en ccccultureleultureleultureleulturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen

De percentages leerlingen met een ongunstige score op assertiviteit, faalangst en zelfvertrouwen zijn

vergelijkbaar met de percentages uit de eerdere metingen.

Page 24: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

23

3.2.33.2.33.2.33.2.3 GGGGedragedragedragedrag

Vandalisme en stelenVandalisme en stelenVandalisme en stelenVandalisme en stelen

Over vandalisme en stelen zijn in de vragenlijst zes vragen gesteld (zie tabel 3.2). Op een

vijfpuntsschaal (van nooit tot heel vaak) konden de leerlingen aangeven hoe vaak ze deze gedragingen

in het afgelopen jaar hebben uitgevoerd. Op basis van de antwoorden is een onderverdeling gemaakt

in leerlingen die nooit, incidenteel of frequent vandalisme plegen of stelen9.

Eén op de zes leerlingen (17%) geeft aan zich incidenteel schuldig te hebben gemaakt aan vandalisme

of stelen en 2% geeft aan dit frequent te hebben gedaan. Jongens geven vaker dan meisjes aan zich wel

eens schuldig te hebben gemaakt aan vandalisme of stelen (23% versus 14%). De gedragingen die het

meest worden genoemd zijn geld gestolen van thuis, iets gestolen op/van school of iets uit een winkel

meegenomen zonder te betalen. Verschillen naar culturele achtergrond, gezinswelvaart en wijk zijn

niet aangetoond.

Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.2222 Percentage leerlingen dat zich in het afgelopen jaar wel Percentage leerlingen dat zich in het afgelopen jaar wel Percentage leerlingen dat zich in het afgelopen jaar wel Percentage leerlingen dat zich in het afgelopen jaar wel eens schuldig heeft gemaakt aan eens schuldig heeft gemaakt aan eens schuldig heeft gemaakt aan eens schuldig heeft gemaakt aan vandalisme vandalisme vandalisme vandalisme

of stelen, naar geslachtof stelen, naar geslachtof stelen, naar geslachtof stelen, naar geslacht

jongensjongensjongensjongens meisjesmeisjesmeisjesmeisjes totaaltotaaltotaaltotaal

iets uit een winkel meegenomen zonder te betalen 8% 4% 6%

muren, bushokjes of portieken beklad met stiften of een spuitbus 6% 3% 5%

met opzet iets op straat beschadigd of kapot gemaakt 6% 2% 4%

met opzet iets in brand gestoken dat niet van zichzelf was 3% <1% 2%

iets gestolen op/van school 8% 4% 6%

geld gestolen van thuis 8% 6% 7%

vandalisme en stelenvandalisme en stelenvandalisme en stelenvandalisme en stelen (totaal) (totaal) (totaal) (totaal) 23%23%23%23% 14%14%14%14% 18%18%18%18%

Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen

Ten opzichte van 2008 is het percentage leerlingen dat aangeeft zich schuldig te hebben gemaakt aan

vandalisme of stelen gedaald (27% in 2008 versus 18% in 2013). Dit geldt vooral voor leerlingen uit de

wijken Noordwest (31% versus 17%), Zuid (40% versus 15%) en Zuidwest (34% versus 17%).

9 Een leerling pleegt frequent vandalisme en/of steelt frequent wanneer deze 1) op ten minste 1 vraag ‘vaak’ of

‘heel vaak’ heeft geantwoord en/of 2) op vier of meer vragen aangeeft het gedrag wel eens te hebben vertoond. Een

leerling valt in de categorie ‘incidenteel’ wanneer 1 tot 3 gedragingen wel eens zijn vertoond, maar niet ‘vaak’ of

‘heel vaak’.

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 18% van de leerlingen heeft zich het afgelopen jaar schuldig gemaakt aan vandalisme of stelen.

- Jongens hebben zich vaker dan meisjes wel eens schuldig gemaakt aan vandalisme of stelen.

- Ten opzichte van 2008 is het percentage leerlingen dat aangeeft zich wel eens schuldig te

hebben gemaakt aan vandalisme of stelen gedaald.

Page 25: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

24

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.6666 Trends in vandalisme Trends in vandalisme Trends in vandalisme Trends in vandalisme en stelen, voor de wijken Noordwest, Zuid en en stelen, voor de wijken Noordwest, Zuid en en stelen, voor de wijken Noordwest, Zuid en en stelen, voor de wijken Noordwest, Zuid en

ZuidwestZuidwestZuidwestZuidwest

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Noordwest Zuid Zuidwest Totaal

2008 2010 2011 2013

Page 26: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

25

3.2.43.2.43.2.43.2.4 Sociale problemenSociale problemenSociale problemenSociale problemen

DiscriminatieDiscriminatieDiscriminatieDiscriminatie

Bijna één op de zes leerlingen (16%) geeft aan wel eens gediscrimineerd te worden. Marokkaanse

leerlingen (23%), Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse meisjes (36%) en leerlingen met een overige

allochtone achtergrond (26%) geven vaker aan wel eens gediscrimineerd te worden. Ditzelfde geldt

voor leerlingen uit gezinnen met een lage (25%) en gemiddelde (19%) welvaart en leerlingen uit de

wijken Overvecht (23%), Zuid (23%) en Leidsche Rijn (21%).

Figuur 3.7Figuur 3.7Figuur 3.7Figuur 3.7 Percentage leerlingen dat wel eens wordt gediscrimineerd, Percentage leerlingen dat wel eens wordt gediscrimineerd, Percentage leerlingen dat wel eens wordt gediscrimineerd, Percentage leerlingen dat wel eens wordt gediscrimineerd, naar geslacht naar geslacht naar geslacht naar geslacht

en en en en cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Figuur 3.8Figuur 3.8Figuur 3.8Figuur 3.8 Percentage leerlingen dat wel eens wordt gediscrimineerd, naar wijkPercentage leerlingen dat wel eens wordt gediscrimineerd, naar wijkPercentage leerlingen dat wel eens wordt gediscrimineerd, naar wijkPercentage leerlingen dat wel eens wordt gediscrimineerd, naar wijk

13%13%13%13%

21%21%21%21%14%14%14%14%

16%16%16%16%

23%23%23%23%

8%8%8%8%

11%11%11%11%

23%23%23%23%

16%16%16%16%

13%13%13%13%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

13%13%13%13%

21%21%21%21%14%14%14%14%

16%16%16%16%

23%23%23%23%

8%8%8%8%

11%11%11%11%

23%23%23%23%

16%16%16%16%

13%13%13%13%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

13%13%13%13%

21%21%21%21%14%14%14%14%

16%16%16%16%

23%23%23%23%

8%8%8%8%

11%11%11%11%

23%23%23%23%

16%16%16%16%

13%13%13%13%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 16% van de leerlingen voelt zich wel eens gediscrimineerd.

- Leerlingen met een allochtone achtergrond geven vaker aan zich wel eens gediscrimineerd te

voelen.

- 18% van de leerlingen heeft in het afgelopen jaar een conflict gehad op straat.

- Jongens hebben vaker een conflict op straat dan meisjes en kiezen daarbij vaker voor een

antisociale oplossing (schelden, bedreigen, vechten, wraak nemen).

Page 27: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

26

Omgaan met conflictenOmgaan met conflictenOmgaan met conflictenOmgaan met conflicten

Aan de leerlingen is gevraagd of ze in het afgelopen jaar wel eens op straat bedreigd/geslagen zijn of

ruzie hebben gehad en hoe ze daarop hebben gereageerd. De manier van omgaan met conflicten is

onderverdeeld in actief (het conflict oplossen of een volwassene er bij roepen), passief (weglopen of

negeren) en antisociaal (schelden, bedreigen, vechten of wraak nemen).

Van de leerlingen heeft 18% in het afgelopen jaar wel eens ruzie gehad op straat of is op straat

bedreigd of geslagen. Jongens hebben vaker conflicten op straat dan meisjes (23% versus 13%).

Leerlingen uit de wijken Noordoost (11%) en Oost (12%) hebben minder vaak conflicten op straat.

Van alle leerlingen die in het afgelopen jaar een conflict hebben gehad op straat, koos 35% voor een

actieve oplossing, 48% voor een passieve oplossing en 34% voor een antisociale oplossing10. Jongens

lossen conflicten vaker op een antisociale manier op (met name wraak nemen en vechten) dan meisjes

(39% versus 25%).

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.9999 Percentage leerlingen dat afgelopen jaar conPercentage leerlingen dat afgelopen jaar conPercentage leerlingen dat afgelopen jaar conPercentage leerlingen dat afgelopen jaar conflicten opflicten opflicten opflicten op straat op een straat op een straat op een straat op een

actieactieactieactieveveveve, passie, passie, passie, passieveveveve of antisociale wijze heeft opgelost, naar geslacht of antisociale wijze heeft opgelost, naar geslacht of antisociale wijze heeft opgelost, naar geslacht of antisociale wijze heeft opgelost, naar geslacht

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Actief Passief Antisociaal

jongens meisjes

Vergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingen

De vraag over discriminatie is in 2011 voor het eerst op deze wijze gesteld. Het aantal leerlingen dat in

2013 aangeeft wel eens te worden gediscrimineerd is afgenomen ten opzichte van 2011 (20% in 2011

versus 16% in 2013). Dit kan worden verklaard doordat de scholen die dit jaar voor het eerst aan de

Jeugdmonitor hebben deelgenomen relatief veel autochtone leerlingen hebben. De leerlingen van deze

nieuwe scholen geven minder vaak aan dat ze worden gediscrimineerd (9%). Op de scholen die ook aan

alle vorige metingen van de Jeugdmonitor hebben deelgenomen, is het percentage leerlingen dat

aangeeft te zijn gediscrimineerd niet noemenswaardig gedaald.

De vragen over omgaan met conflicten zijn in 2013 voor het eerst gesteld, waardoor vergelijking met

eerdere metingen niet mogelijk is.

10 De percentages tellen niet op tot 100%. Leerlingen kunnen in het afgelopen jaar meerdere conflicten hebben

gehad, waarbij ze voor verschillende oplossingen hebben gekozen.

Page 28: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

27

4 Leefstijl

4.14.14.14.1 Voedingsgewoonten en bewegingVoedingsgewoonten en bewegingVoedingsgewoonten en bewegingVoedingsgewoonten en beweging

OntbijtgedragOntbijtgedragOntbijtgedragOntbijtgedrag

Het merendeel van de leerlingen (94%) ontbijt vijf of meer dagen per week. Regelmatig ontbijten komt

vaker voor bij autochtone leerlingen (97%), terwijl Turkse leerlingen (80%) dit minder vaak doen.

Leerlingen met een lage gezinswelvaart (83%) en leerlingen uit de wijken Noordwest (89%) en Zuidwest

(91%) ontbijten minder vaak. Leerlingen met een hoge gezinswelvaart (96%) en leerlingen uit de wijken

Noordoost (98%), Oost (98%) en Vleuten-De Meern (97%) ontbijten vaker dan gemiddeld ten minste vijf

dagen per week.

FigFigFigFiguur 4.1uur 4.1uur 4.1uur 4.1 Percentage leerlinPercentage leerlinPercentage leerlinPercentage leerlingen dat ten minste vijf gen dat ten minste vijf gen dat ten minste vijf gen dat ten minste vijf dagendagendagendagen per week ontbijt, naar per week ontbijt, naar per week ontbijt, naar per week ontbijt, naar

geslacht en geslacht en geslacht en geslacht en cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 94% van de leerlingen ontbijt ten minste vijf dagen per week.

- Turkse leerlingen en leerlingen met een lage gezinswelvaart ontbijten minder vaak dan andere

leerlingen.

- Er is een stijgende trend in het percentage leerlingen dat ten minste vijf dagen per week ontbijt.

- 50% van de leerlingen eet elke dag minimaal één stuk fruit.

- Leerlingen uit de wijken Overvecht, Oost en Zuidwest eten vaker dan gemiddeld elke dag fruit.

- Het percentage leerlingen dat elke dag minimaal één stuk fruit eet neemt toe.

- 45% van de leerlingen neemt een ongezond tussendoortje mee naar school, 57% van de

leerlingen neemt fruit/groente mee naar school, 78% van de leerlingen neemt zoete drankjes

mee naar school.

- 79% van de leerlingen beweegt voldoende.

- Jongens bewegen vaker voldoende dan meisjes. Turkse en Marokkaanse meisjes bewegen vaker

onvoldoende. Onvoldoende bewegen komt vaker voor in de wijk Overvecht.

Page 29: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

28

Figuur 4.2Figuur 4.2Figuur 4.2Figuur 4.2 Percentage leerlingen dat ten minste vijf Percentage leerlingen dat ten minste vijf Percentage leerlingen dat ten minste vijf Percentage leerlingen dat ten minste vijf dagendagendagendagen per week ontbijt, naar per week ontbijt, naar per week ontbijt, naar per week ontbijt, naar

wijk wijk wijk wijk

97%97%97%97%

95%95%95%95%93%93%93%93%

89%89%89%89%

91%91%91%91%

98%98%98%98%

98%98%98%98%

94%94%94%94%

91%91%91%91%

97%97%97%97%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

97%97%97%97%

95%95%95%95%93%93%93%93%

89%89%89%89%

91%91%91%91%

98%98%98%98%

98%98%98%98%

94%94%94%94%

91%91%91%91%

97%97%97%97%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Dagelijks fruit etenDagelijks fruit etenDagelijks fruit etenDagelijks fruit eten

Het Voedingscentrum adviseert om elke dag twee stuks fruit te eten. Ongeveer een vijfde van de

leerlingen (21%) voldoet aan deze aanbeveling. Autochtone leerlingen (17%) en

Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse leerlingen (10%) geven minder vaak aan twee stuks fruit per dag te

eten. Marokkaanse leerlingen (34%) doen dit vaker. Leerlingen uit de wijken Leidsche Rijn (17%) en

Vleuten-De Meern (14%) rapporteren minder vaak twee stuks fruit per dag te eten, terwijl leerlingen uit

de wijken Overvecht (28%) en Zuidwest (32%) dit vaker dan gemiddeld rapporteren.

De helft van de leerlingen (50%) eet elke dag minimaal één stuk fruit. Autochtone leerlingen (44%)

geven minder vaak aan dat zij elke dag fruit eten. Marokkaanse leerlingen (64%) geven vaker dan

gemiddeld aan dagelijks één stuk fruit te eten. Door leerlingen uit de wijken Leidsche Rijn (44%) en

Vleuten-De Meern (35%) wordt minder vaak elke dag fruit gegeten, terwijl leerlingen uit de wijken

Overvecht (59%), Oost (56%) en Zuidwest (65%) dit vaker dan gemiddeld doen.

Figuur 4Figuur 4Figuur 4Figuur 4....3333 Percentage leerlingen dat elke dag Percentage leerlingen dat elke dag Percentage leerlingen dat elke dag Percentage leerlingen dat elke dag (twee stuks) fruit eet, naar (twee stuks) fruit eet, naar (twee stuks) fruit eet, naar (twee stuks) fruit eet, naar cultureleculturelecultureleculturele

achtergrondachtergrondachtergrondachtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

elke dag minimaal één stuk fruit elke dag minmaal twee stuks fruit

Page 30: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

29

Figuur 4.4Figuur 4.4Figuur 4.4Figuur 4.4 Percentage leerlingen dat elke dag Percentage leerlingen dat elke dag Percentage leerlingen dat elke dag Percentage leerlingen dat elke dag twee stukstwee stukstwee stukstwee stuks fruit eet fruit eet fruit eet fruit eet, naar wijk, naar wijk, naar wijk, naar wijk

14%14%14%14%

17%17%17%17%22%22%22%22%

21%21%21%21%

28%28%28%28%

19%19%19%19%

21%21%21%21%

25%25%25%25%

32%32%32%32%

18%18%18%18%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

14%14%14%14%

17%17%17%17%22%22%22%22%

21%21%21%21%

28%28%28%28%

19%19%19%19%

21%21%21%21%

25%25%25%25%

32%32%32%32%

18%18%18%18%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Eten en drinken op schoolEten en drinken op schoolEten en drinken op schoolEten en drinken op school

Steeds meer scholen stellen een gezond voedingsbeleid op, waarbij afspraken worden gemaakt over

het meenemen van tussendoortjes, zoete drankjes, overblijflunch en traktaties. Iets minder dan de

helft van alle leerlingen (45%) neemt een ongezond tussendoortje (koek, snoep, chips) mee naar

school. Dit betreft met name kleine koeken, zoals liga, ontbijtkoek of sultana (39%). Meer dan de helft

van de leerlingen (57%) neemt fruit en/of groente mee naar school.

Autochtone leerlingen (57%) nemen vaker ongezonde tussendoortjes mee naar school dan

Marokkaanse (23%) en Turkse (22%) leerlingen. Ook leerlingen met een hoge gezinswelvaart (50%) en

leerlingen uit de wijken West (55%), Noordoost (55%), Oost (60%), Leidsche Rijn (52%) en Vleuten-De

Meern (69%) nemen vaker dan gemiddeld een ongezond tussendoortje mee naar school. Leerlingen

met een lage (21%) of gemiddelde (39%) gezinswelvaart en leerlingen uit de wijken Noordwest (15%),

Overvecht (19%) en Zuidwest (20%) nemen het minst vaak een ongezond tussendoortje mee naar

school.

Figuur 4.5Figuur 4.5Figuur 4.5Figuur 4.5 Percentage leerlingen dat ongezonde tussendoortjesPercentage leerlingen dat ongezonde tussendoortjesPercentage leerlingen dat ongezonde tussendoortjesPercentage leerlingen dat ongezonde tussendoortjes en en en en fruit/groente fruit/groente fruit/groente fruit/groente

meeneemt naar school, naar meeneemt naar school, naar meeneemt naar school, naar meeneemt naar school, naar cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

ongezonde tussendoortjes fruit/groente

Page 31: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

30

Het meenemen van fruit/groente naar school gebeurt vaker door meisjes (60%) dan door jongens

(53%). Wat betreft culturele achtergrond en wijk laat het meenemen van fruit/groente grotendeels een

tegengesteld beeld zien vergeleken met het meenemen van ongezonde tussendoortjes. Autochtonen

leerlingen (50%) nemen minder vaak fruit/groente mee naar school dan Marokkaanse (72%) en Turkse

(69%) leerlingen. Ook leerlingen met een hoge gezinswelvaart (53%) en leerlingen uit de wijken

Noordoost (45%), Leidsche Rijn (45%) en Vleuten-De Meern (38%) nemen minder vaak fruit/groente

mee naar school. Leerlingen uit de wijken Noordwest (65%), Overvecht (75%) en Zuidwest (87%) nemen

vaker dan gemiddeld fruit/groente mee naar school.

Figuur 4.6Figuur 4.6Figuur 4.6Figuur 4.6 Percentage leerlingen dat ongezonde tussendoortjes meeneemt naar Percentage leerlingen dat ongezonde tussendoortjes meeneemt naar Percentage leerlingen dat ongezonde tussendoortjes meeneemt naar Percentage leerlingen dat ongezonde tussendoortjes meeneemt naar

school, naar wijkschool, naar wijkschool, naar wijkschool, naar wijk

69%69%69%69%

52%52%52%52%55%55%55%55%

15%15%15%15%

19%19%19%19%

55%55%55%55%

60%60%60%60%

50%50%50%50%

20%20%20%20%

54%54%54%54%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

69%69%69%69%

52%52%52%52%55%55%55%55%

15%15%15%15%

19%19%19%19%

55%55%55%55%

60%60%60%60%

50%50%50%50%

20%20%20%20%

54%54%54%54%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Figuur 4.7Figuur 4.7Figuur 4.7Figuur 4.7 Percentage leerlingen dat fruit/groente meeneemt naar school, naar wijkPercentage leerlingen dat fruit/groente meeneemt naar school, naar wijkPercentage leerlingen dat fruit/groente meeneemt naar school, naar wijkPercentage leerlingen dat fruit/groente meeneemt naar school, naar wijk

38%38%38%38%

45%45%45%45%57%57%57%57%

65%65%65%65%

75%75%75%75%

45%45%45%45%

53%53%53%53%

62%62%62%62%

87%87%87%87%

47%47%47%47%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

38%38%38%38%

45%45%45%45%57%57%57%57%

65%65%65%65%

75%75%75%75%

45%45%45%45%

53%53%53%53%

62%62%62%62%

87%87%87%87%

47%47%47%47%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Page 32: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

31

Ruim driekwart van alle leerlingen (78%) neemt zoete drankjes, zoals vruchtensap, frisdrank, zoete

melk-/yoghurtdrank of energiedrank mee naar school. Marokkaanse leerlingen (88%) en jongens met

een Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse achtergrond (95%) nemen vaker dan gemiddeld zoete drankjes

mee naar school. Het meenemen van zoete drankjes gebeurt vaker door leerlingen uit de wijken

Noordwest (84%), Zuidwest (85%), Leidsche Rijn (83%) en Vleuten-De Meern (84%), dan door leerlingen

uit de wijken West (65%), Noordoost (65%), Oost (67%) en Binnenstad (66%).

Figuur 4.8Figuur 4.8Figuur 4.8Figuur 4.8 Percentage leerlingen dat zoete drankjes meeneemt naar school, naar Percentage leerlingen dat zoete drankjes meeneemt naar school, naar Percentage leerlingen dat zoete drankjes meeneemt naar school, naar Percentage leerlingen dat zoete drankjes meeneemt naar school, naar

geslacht en geslacht en geslacht en geslacht en cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Figuur 4.9Figuur 4.9Figuur 4.9Figuur 4.9 Percentage leerlingen dat zoete drankjes meeneemt naar school, naar Percentage leerlingen dat zoete drankjes meeneemt naar school, naar Percentage leerlingen dat zoete drankjes meeneemt naar school, naar Percentage leerlingen dat zoete drankjes meeneemt naar school, naar

wijk wijk wijk wijk

84%84%84%84%

83%83%83%83%65%65%65%65%

84%84%84%84%

82%82%82%82%

65%65%65%65%

67%67%67%67%

81%81%81%81%

85%85%85%85%

66%66%66%66%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

84%84%84%84%

83%83%83%83%65%65%65%65%

84%84%84%84%

82%82%82%82%

65%65%65%65%

67%67%67%67%

81%81%81%81%

85%85%85%85%

66%66%66%66%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Opgemerkt moet worden dat bij het meenemen van ongezonde tussendoortjes, fruit/groente en zoete

drankjes naar school geen onderscheid kon worden gemaakt tussen leerlingen die overblijven en op

school lunchen en leerlingen die tussen de middag thuis lunchen.

LichaamsbewegingLichaamsbewegingLichaamsbewegingLichaamsbeweging

Voor een goede gezondheid is het voor kinderen gewenst om elke dag minimaal zestig minuten matig

intensief te bewegen. Matig intensieve lichaamsbeweging is beweging die even intensief is als

wandelen of fietsen in een stevig tempo. Om te bepalen of leerlingen voldoen aan deze beweegnorm

Page 33: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

32

zijn vragen gesteld over bewegen van en naar school, sporten op school, sporten bij een

sportvereniging en buitenspelen11.

Bijna vier van elke vijf leerlingen (79%) bewegen voldoende, jongens vaker dan meisjes (84% versus

73%). Autochtone leerlingen (83%) bewegen over het algemeen vaker voldoende dan leerlingen met een

andere culturele achtergrond. Marokkaanse (65%) en Turkse (58%) meisjes bewegen relatief vaak

onvoldoende.

Figuur 4.10Figuur 4.10Figuur 4.10Figuur 4.10 Percentage leerlingen dat voldoende beweegt, naar geslacht en culturele Percentage leerlingen dat voldoende beweegt, naar geslacht en culturele Percentage leerlingen dat voldoende beweegt, naar geslacht en culturele Percentage leerlingen dat voldoende beweegt, naar geslacht en culturele

achtergachtergachtergachtergrondrondrondrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Leerlingen die opgroeien in een gezin met een lage/gemiddelde welvaart bewegen minder vaak

voldoende dan leerlingen uit een gezin met een hoge welvaart (63%/73% versus 83%).

Figuur 4.11Figuur 4.11Figuur 4.11Figuur 4.11 Percentage leerlingen dat voldoende beweegt, naar gezinswelvPercentage leerlingen dat voldoende beweegt, naar gezinswelvPercentage leerlingen dat voldoende beweegt, naar gezinswelvPercentage leerlingen dat voldoende beweegt, naar gezinswelvaart aart aart aart

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Laag Midden Hoog Totaal

In de wijk Overvecht (66%) wordt minder vaak voldoende bewogen, terwijl in de wijken Oost (91%) en

Zuid (84%) gemiddeld meer leerlingen voldoende bewegen.

11 De onderwerpen sporten bij een sportvereniging en buitenspelen komen ook aan bod in hoofdstuk 7 over vrije

tijd.

Page 34: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

33

Figuur 4.12Figuur 4.12Figuur 4.12Figuur 4.12 Percentage leerlingen Percentage leerlingen Percentage leerlingen Percentage leerlingen dat voldoende beweegtdat voldoende beweegtdat voldoende beweegtdat voldoende beweegt, naar wijk, naar wijk, naar wijk, naar wijk

81%81%81%81%

75%75%75%75%80%80%80%80%

80%80%80%80%

66%66%66%66%

83%83%83%83%

91%91%91%91%

84%84%84%84%

77%77%77%77%

70%70%70%70%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

81%81%81%81%

75%75%75%75%80%80%80%80%

80%80%80%80%

66%66%66%66%

83%83%83%83%

91%91%91%91%

84%84%84%84%

77%77%77%77%

70%70%70%70%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Vergelijking met eeVergelijking met eeVergelijking met eeVergelijking met eerdere metingenrdere metingenrdere metingenrdere metingen

Ten opzichte van de meting uit 2008 geven de leerlingen in 2013 vaker aan dat zij ten minste vijf

dagen per week ontbijten (87% versus 94%). Dit geldt voor autochtone (92% versus 97%) en

Marokkaanse (79% versus 93%) leerlingen en voor leerlingen uit de wijken Noordwest (76% versus 89%),

Overvecht (72% versus 91%) en Vleuten-De Meern (91% versus 97%).

Figuur 4.13Figuur 4.13Figuur 4.13Figuur 4.13 Trends in het percentage leerlingen dat ten minste vijf dagen per week Trends in het percentage leerlingen dat ten minste vijf dagen per week Trends in het percentage leerlingen dat ten minste vijf dagen per week Trends in het percentage leerlingen dat ten minste vijf dagen per week

ontbijt, in de wijken Noordwest, Overvecht en Vleutenontbijt, in de wijken Noordwest, Overvecht en Vleutenontbijt, in de wijken Noordwest, Overvecht en Vleutenontbijt, in de wijken Noordwest, Overvecht en Vleuten----De MeDe MeDe MeDe Meernernernern

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Noordwest Overvecht Vleuten-De Meern Totaal

2008 2010 2011 2013

Het percentage leerlingen dat aangeeft elke dag minimaal één stuk fruit te eten is gestegen ten

opzichte van eerdere metingen (41% in 2008, 46% in 2010, 48% in 2011 en 50% in 2013). Deze

stijgende trend is het sterkst zichtbaar in de wijken Noordwest en Zuidwest.

Page 35: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

34

Figuur 4.14Figuur 4.14Figuur 4.14Figuur 4.14 Trends in het percentage leerlingen dat elke dag Trends in het percentage leerlingen dat elke dag Trends in het percentage leerlingen dat elke dag Trends in het percentage leerlingen dat elke dag minimaal één stuk minimaal één stuk minimaal één stuk minimaal één stuk fruit fruit fruit fruit

eet, ineet, ineet, ineet, in de wijken de wijken de wijken de wijken Noordwest en Zuidwest Noordwest en Zuidwest Noordwest en Zuidwest Noordwest en Zuidwest

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Noordwest Zuidwest Totaal

2008 2010 2011 2013

Het percentage leerlingen dat voldoende beweegt wordt sinds 2010 in de Jeugdmonitor Utrecht

gemeten. Het percentage leerlingen dat voldoende beweegt is in de huidige meting lager dan in de

meting uit 2011 (84% in 2011 versus 79% in 2013). Een mogelijke verklaring is de afname in de duur

dat leerlingen buitenspelen (zie ook paragraaf 7.2). Dit verschil kan samenhangen met de

weersomstandigheden. In de periode waarin de vragenlijsten in 2013 werden afgenomen is

uitzonderlijk veel regen gevallen, waardoor de leerlingen in 2013 minder buitenspeelden dan in 2011.

Page 36: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

35

4.24.24.24.2 MiddelengebruikMiddelengebruikMiddelengebruikMiddelengebruik

RokenRokenRokenRoken

Twee procent van de leerlingen heeft wel eens gerookt. Enkele leerlingen geven aan nog steeds wel

eens te roken (<1%, n=3).

AlcoholgebruikAlcoholgebruikAlcoholgebruikAlcoholgebruik

Bijna een vijfde van de leerlingen (19%) geeft aan wel eens alcohol te hebben gedronken12. Dit geldt

vaker voor jongens dan voor meisjes (24% versus 13%). Autochtone leerlingen (25%) hebben vaker wel

eens alcohol gedronken dan Turkse (5%) en Marokkaanse leerlingen (0%)13.

Figuur 4.15Figuur 4.15Figuur 4.15Figuur 4.15 Percentage leerlingen dat wel eens alcohol heeft gedronken, naar Percentage leerlingen dat wel eens alcohol heeft gedronken, naar Percentage leerlingen dat wel eens alcohol heeft gedronken, naar Percentage leerlingen dat wel eens alcohol heeft gedronken, naar

geslacht en geslacht en geslacht en geslacht en cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Deze verschillen naar culturele achtergrond vertalen zich ook in verschillen naar gezinswelvaart en

woonwijk. Leerlingen uit gezinnen met een hoge welvaart (21%) en leerlingen die wonen in de wijk Oost

(28%) hebben vaker dan gemiddeld wel eens alcohol gedronken, terwijl in de wijken Overvecht (4%) en

Zuidwest (5%) minder vaak alcohol is gedronken. De meeste leerlingen die wel eens alcohol hebben

gedronken deden dit voor het eerst op een leeftijd van 10 jaar of jonger.

12 Deze leerlingen hebben op de vraag of zij wel eens een drankje met alcohol hebben gedronken, één van de

volgende antwoorden aangegeven: 1) één of een paar keer een slokje, 2) af en toe, maar niet elke week, of 3) elke

week.

13 Het gebruik van alcohol is in de islam niet toegestaan (Dotinga, 2005).

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 2% van de leerlingen heeft wel eens gerookt.

- Ten opzichte van eerdere metingen is een afname zichtbaar van het percentage leerlingen dat

wel eens heeft gerookt.

- 19% van de leerlingen heeft wel eens alcohol gedronken en 2% heeft dat in de laatste vier weken

voor het onderzoek nog gedaan.

- Alcoholgebruik komt vaker voor bij autochtone leerlingen.

- Ten opzichte van eerdere metingen is een afname zichtbaar van het percentage leerlingen dat

wel eens alcohol heeft gedronken.

- Bij 12% van de leerlingen geldt thuis geen duidelijk verbod op het gebruik van alcohol.

- Bij autochtone leerlingen geldt vaker geen duidelijk verbod op het gebruik van alcohol.

Page 37: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

36

Figuur 4.16Figuur 4.16Figuur 4.16Figuur 4.16 Percentage leerlingen dat wel eens alcohPercentage leerlingen dat wel eens alcohPercentage leerlingen dat wel eens alcohPercentage leerlingen dat wel eens alcohol heeft gedronken, naar wijkol heeft gedronken, naar wijkol heeft gedronken, naar wijkol heeft gedronken, naar wijk

22%22%22%22%

20%20%20%20%21%21%21%21%

22%22%22%22%

4%4%4%4%

23%23%23%23%

28%28%28%28%

23%23%23%23%

5%5%5%5%

29%29%29%29%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

22%22%22%22%

20%20%20%20%21%21%21%21%

22%22%22%22%

4%4%4%4%

23%23%23%23%

28%28%28%28%

23%23%23%23%

5%5%5%5%

29%29%29%29%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Twee procent van de leerlingen heeft recentelijk (in de vier weken voor het onderzoek) alcohol

gedronken. Ook hier geldt dat dit vaker voorkomt bij jongens dan bij meisjes (3% versus 1%).

Ouders hebben een belangrijke rol in de preventie van alcoholgebruik bij kinderen en jongeren. Door

duidelijke regels te stellen over het (niet) gebruiken van alcohol kunnen ouders het gebruik van alcohol

beperken (Van der Vorst et al, 2007). Het merendeel van de leerlingen geeft aan dat zij van hun ouders

geen alcohol mogen drinken (88%), bij 8% van de leerlingen mag dit wel en 3% weet niet of het mag. Bij

12%14 van de leerlingen geldt thuis dus geen duidelijk verbod op het gebruik van alcohol. Jongens

ervaren thuis vaker geen duidelijk verbod dan meisjes (14% versus 9%). Voor Turkse (95%) en

Marokkaanse leerlingen (97%) en leerlingen uit de wijk Zuidwest (97%) is vaak duidelijk dat zij niet

mogen drinken. Autochtone leerlingen geven vaker aan dat er thuis geen duidelijk alcoholverbod geldt

(15%).

Leerlingen waar thuis geen duidelijk verbod geldt op het drinken van alcohol, hebben vaker wel eens

alcohol gedronken dan leerlingen waar thuis wel een duidelijk alcoholverbod geldt. Van de leerlingen

die van hun ouders alcohol mogen drinken, geeft 63% aan dat hij of zij dat ook ooit heeft gedaan. Van

de leerlingen die niet weten of zij alcohol mogen drinken, heeft 39% wel eens alcohol gedronken Van

de leerlingen voor wie duidelijk is dat zij geen alcohol mogen drinken van hun ouders, geeft 15% aan

toch ooit alcohol te hebben gedronken.

14 Vanwege afronding lijken de percentages van leerlingen die geen alcohol morgen drinken (8%) en leerlingen die

niet weten of het mag (3%) niet op te tellen tot 12%. Onafgerond betreft dit 8,1% + 3,4% = 11,5%.

Page 38: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

37

Figuur 4.17Figuur 4.17Figuur 4.17Figuur 4.17 Percentage leerlingen dat ooit alcohol Percentage leerlingen dat ooit alcohol Percentage leerlingen dat ooit alcohol Percentage leerlingen dat ooit alcohol heeft heeft heeft heeft gedronken, naar regels die gedronken, naar regels die gedronken, naar regels die gedronken, naar regels die

thuis gelden over het drinken van alcoholthuis gelden over het drinken van alcoholthuis gelden over het drinken van alcoholthuis gelden over het drinken van alcohol

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Heeft ooit alcohol gedronken

mag geen alcohol drinken van ouders

weet niet of hij/zij alcohol mag drinken van ouders

mag wel alcohol drinken van ouders

Vergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen dat wel eens heeft gerookt, is iets afgenomen ten opzichte van de eerdere

metingen van de Jeugdmonitor Utrecht (5% in 2008, 4% in 2010 en 2011 en 2% in 2013). Deze afname

is vooral terug te zien onder autochtone leerlingen. In 2011 was een sterke toename te zien van het

percentage Turkse leerlingen dat wel eens had gerookt. Deze toename lijkt op toeval te berusten en dit

percentage is in 2013 weer gestabiliseerd.

Het percentage leerlingen dat ooit alcohol heeft gedronken, neemt sinds 2008 af (40% in 2008, 30% in

2010, 27% in 2011 en 19% in 2013), evenals het alcoholgebruik in de laatste 4 weken (7% in 2008, 6%

in 2010, 4% in 2011 en 2% in 2013). Voor het percentage leerlingen dat ooit alcohol heeft gedronken

geldt dat de daling het sterkst zichtbaar is in de afname van het alcoholgebruik door autochtone en

Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse leerlingen en leerlingen met een overige allochtone achtergrond.

Figuur 4Figuur 4Figuur 4Figuur 4.1.1.1.18888 Trends in alcoholgebruik ooit, naar Trends in alcoholgebruik ooit, naar Trends in alcoholgebruik ooit, naar Trends in alcoholgebruik ooit, naar cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

2008 2010 2011 2013

Tussen deze meting en de metingen uit 2010 en 2011 is geen verschil aangetoond in het percentage

leerlingen waar thuis geen duidelijk verbod geldt op het drinken van alcohol.

Page 39: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

38

5 Thuis

5.15.15.15.1 GezinssituatieGezinssituatieGezinssituatieGezinssituatie

De meerderheid van de leerlingen (82%) woont bij de eigen vader en moeder, 8% woont in een

éénoudergezin, 7% procent woont afwisselend bij de vader en de moeder (co-ouderschap) en 4% woont

in een andere gezinsvorm. Dit is meestal een gezin met één van beide ouders en zijn of haar nieuwe

partner.

Marokkaanse (87%) en Turkse (93%) leerlingen wonen vaker dan gemiddeld bij hun eigen vader en

moeder. Wonen in een éénoudergezin komt relatief vaak voor bij Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse

leerlingen (27%). Autochtone leerlingen groeien vaker dan gemiddeld op in gezinnen met co-

ouderschap (9%). Leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart wonen minder vaak bij hun eigen vader

en moeder (62%) en vaker dan gemiddeld in een éénoudergezin (25%). In de wijken Noordwest (13%) en

Overvecht (15%) wonen leerlingen vaker dan gemiddeld in een éénoudergezin, terwijl in de wijken

Noordoost (11%) en Oost (11%) leerlingen relatief vaak in gezinnen met co-ouderschap opgroeien.

Figuur 5.1Figuur 5.1Figuur 5.1Figuur 5.1 Gezinssamenstelling van de leerlingen, naar Gezinssamenstelling van de leerlingen, naar Gezinssamenstelling van de leerlingen, naar Gezinssamenstelling van de leerlingen, naar cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

bij vader en moeder éénoudergezin co-ouderschap anders

Vergelijking met Vergelijking met Vergelijking met Vergelijking met eerdereeerdereeerdereeerdere metingen metingen metingen metingen

De percentages leerlingen die wonen bij de eigen vader en moeder, in een éénoudergezin of in co-

ouderschap zijn vergelijkbaar met de uitkomsten van voorgaande metingen.

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 82% van de leerlingen woont bij de eigen vader en moeder.

- Marokkaanse en Turkse leerlingen wonen vaker dan gemiddeld bij hun eigen vader en moeder.

- 8% van de leerlingen woont in een éénoudergezin.

- Surinaamse/Antilliaanse/Arubaanse leerlingen wonen vaker dan gemiddeld in een

éénoudergezin.

- Co-ouderschap komt vaker voor bij autochtone leerlingen.

- Ten opzichte van eerdere metingen zijn geen veranderingen in gezinssituatie waargenomen.

Page 40: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

39

5.5.5.5.2222 Sociale relaties in het gezinSociale relaties in het gezinSociale relaties in het gezinSociale relaties in het gezin

OuderbetrokkenheidOuderbetrokkenheidOuderbetrokkenheidOuderbetrokkenheid

Om inzicht te krijgen in de mate waarin leerlingen vinden dat hun ouders betrokken zijn bij hem of

haar, zijn vier stellingen voorgelegd. Voorbeelden van deze stellingen zijn 'Mijn ouders vragen vaak

naar wat ik zoal doe op school' en 'Mijn ouders geven mij een compliment als ik iets goed doe'.

Door 82% van de leerlingen zijn alle stellingen positief beantwoord. Vooral Marokkaanse (88%) en

Turkse (89%) leerlingen beantwoorden alle stellingen positief. Leerlingen uit de wijken Noordoost (71%)

en Leidsche Rijn (72%) zijn minder positief, terwijl leerlingen uit de wijk Zuidwest (90%) vaker dan

gemiddeld positief zijn over ouderbetrokkenheid.

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.2222 Percentage leerlingen dat alle stellingen over ouderbetrokkenheid positief Percentage leerlingen dat alle stellingen over ouderbetrokkenheid positief Percentage leerlingen dat alle stellingen over ouderbetrokkenheid positief Percentage leerlingen dat alle stellingen over ouderbetrokkenheid positief

heeft beantwoord, naar geslacht en heeft beantwoord, naar geslacht en heeft beantwoord, naar geslacht en heeft beantwoord, naar geslacht en cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Relatie met de oudersRelatie met de oudersRelatie met de oudersRelatie met de ouders

Over de relatie met hun ouders hebben de leerlingen zes vragen beantwoord, zoals 'Heb je in de

afgelopen week het gevoel gehad dat je ouders van je houden?' en 'Heb je in de afgelopen week met je

ouders kunnen praten als je dat wilde?' Op basis van de antwoorden op deze vragen wordt een score

berekend, waarna leerlingen ingedeeld worden in drie categorieën: laag, gemiddeld en hoog.

Leerlingen met een hoge score (59%) beantwoorden alle vragen over de relatie met hun ouders positief,

leerlingen met een gemiddelde score (32%) beantwoorden de vragen overwegend positief en leerlingen

met een lage score (9%) geven vaker een neutraal of negatief antwoord.

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 82% van de leerlingen is heel positief over de betrokkenheid van hun ouders.

- Marokkaanse en Turkse leerlingen zijn vaker positief over de betrokkenheid van hun ouders.

- Ten opzichte van voorgaande metingen is het percentage leerlingen dat alle vragen over

ouderbetrokkenheid positief heeft beantwoord gestegen.

- 9% van de leerlingen ervaart de relatie met hun ouders als slecht.

- 17% van de leerlingen ervaart thuis één of meer problemen.

- Een lage score op de relatie met ouders en ervaren problematiek thuis worden even vaak

gerapporteerd als in eerdere jaren.

Page 41: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

40

Van de leerlingen ervaart 9% de relatie met zijn of haar ouders dus als relatief slecht. Dit komt minder

vaak voor bij Marokkaanse leerlingen (5%). Leerlingen met een lage score geven vaker aan dat ze niet

het gevoel hebben dat hun ouders hen begrijpen (24% versus 1% voor leerlingen met een

gemiddelde/hoge score). Ook geven ze vaker aan dat hun ouders niet voldoende tijd voor hen hebben

(28% versus 1%) en dat ze niet met hun ouders kunnen praten wanneer ze dat willen (19% versus 0%).

Ervaren problematiek thuisErvaren problematiek thuisErvaren problematiek thuisErvaren problematiek thuis

In de vragenlijst staan vijf vragen over problemen die thuis kunnen voorkomen (zie tabel 5.1). Een

zesde van de leerlingen (17%) ervaart minimaal één van de genoemde problemen. Dit geldt even vaak

voor jongens als voor meisjes. Marokkaanse leerlingen (9%) geven minder vaak aan dat zij thuis één of

meer problemen ervaren. Leerlingen met een lage gezinswelvaart (31%) ervaren vaker problematiek

thuis.

Tabel 5.1Tabel 5.1Tabel 5.1Tabel 5.1 Percentage leerlingen dat thuis problemen ervaart, naar geslachtPercentage leerlingen dat thuis problemen ervaart, naar geslachtPercentage leerlingen dat thuis problemen ervaart, naar geslachtPercentage leerlingen dat thuis problemen ervaart, naar geslacht

jongensjongensjongensjongens meisjesmeisjesmeisjesmeisjes totaaltotaaltotaaltotaal

vindt het thuis vaak ongezellig 6% 6% 6%

voelt zich thuis vaak alleen staan 5% 6% 5%

vindt dat er thuis veel ruzie is 9% 8% 8%

wordt thuis geslagen of mishandeld 1% 1% 1%

denkt wel eens over weglopen van huis 7% 6% 7%

ervaart ervaart ervaart ervaart één of meer problemen thuis (totaal)één of meer problemen thuis (totaal)één of meer problemen thuis (totaal)één of meer problemen thuis (totaal) 17%17%17%17% 17%17%17%17% 17%17%17%17%

Figuur 5.3Figuur 5.3Figuur 5.3Figuur 5.3 Percentage leerlingen dat thuis één of meer problemen ervaart, naar Percentage leerlingen dat thuis één of meer problemen ervaart, naar Percentage leerlingen dat thuis één of meer problemen ervaart, naar Percentage leerlingen dat thuis één of meer problemen ervaart, naar

cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond en gezinswelvaart en gezinswelvaart en gezinswelvaart en gezinswelvaart

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Autoch. Sur./Ant.

/Arub.

Marok. Turks Overig Laag Midden Hoog Totaal

Etniciteit Gezinswelvaart

Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen dat alle vragen over ouderbetrokkenheid positief heeft beantwoord, laat

sinds de eerste meting in 2008 een stijgende trend zien (67% in 2008, 71% in 2010, 78% in 2011 en

82% in 2013). Ten opzichte van de vorige meting is de stijging het sterkst zichtbaar in de wijk Zuidwest

(78% in 2011 versus 90% in 2013).

Page 42: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

41

Figuur 5.4Figuur 5.4Figuur 5.4Figuur 5.4 Trends voor leerlingen die alle vragen over ouderbetrokkenheid positief Trends voor leerlingen die alle vragen over ouderbetrokkenheid positief Trends voor leerlingen die alle vragen over ouderbetrokkenheid positief Trends voor leerlingen die alle vragen over ouderbetrokkenheid positief

beantwoorden, naar geslachtbeantwoorden, naar geslachtbeantwoorden, naar geslachtbeantwoorden, naar geslacht

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Jongen Meisje Totaal

2008 2010 2011 2013

De resultaten van de relatie met de ouders en ervaren problemen in de thuissituatie laten geen

stijgende of dalende trend zien.

Page 43: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

42

5.5.5.5.3333 Langdurig zieke en/of verslaafde ouderLangdurig zieke en/of verslaafde ouderLangdurig zieke en/of verslaafde ouderLangdurig zieke en/of verslaafde ouder

Aan de leerlingen is gevraagd of één van hun ouders langdurig ziek is, waarbij onderscheid is gemaakt

tussen ouders met een lichamelijke ziekte of handicap, een psychische ziekte en ouders die verslaafd

zijn aan alcohol, drugs en/of gokken.

Eén op de tien leerlingen (10%) heeft te maken met een zieke en/of verslaafde ouder. In gezinnen met

een lage (17%) of gemiddelde (12%) welvaart komt dit vaker voor. Leerlingen met een chronisch zieke

en/of verslaafde ouder ervaren hun gezondheid minder vaak als goed (86% versus 91% voor leerlingen

zonder zieke en/of verslaafde ouder), hebben vaker een verhoogd risico op psychosociale problemen

(20% versus 10%) en ervaren vaker dan andere leerlingen één of meer problemen thuis (30% versus

15%).

Tabel 5.2Tabel 5.2Tabel 5.2Tabel 5.2 Percentage leerlingen met een langdurig zieke en/of verslaafde ouder, naar soort aandoeningPercentage leerlingen met een langdurig zieke en/of verslaafde ouder, naar soort aandoeningPercentage leerlingen met een langdurig zieke en/of verslaafde ouder, naar soort aandoeningPercentage leerlingen met een langdurig zieke en/of verslaafde ouder, naar soort aandoening

jongensjongensjongensjongens meisjesmeisjesmeisjesmeisjes totaaltotaaltotaaltotaal

aantalaantalaantalaantal %%%% aantalaantalaantalaantal %%%% aantalaantalaantalaantal %%%%

lichamelijke handicap/aandoening 90 8% 83 7% 173 8%

psychische ziekte 22 2% 20 2% 42 2%

verslaving aan alcohol, drugs of gokken 20 2% 8 1% 28 1%

totaaltotaaltotaaltotaal 119119119119 11%11%11%11% 105105105105 9%9%9%9% 224224224224 10%10%10%10%

Vergelijking met eerdere metinVergelijking met eerdere metinVergelijking met eerdere metinVergelijking met eerdere metingen gen gen gen

Het percentage leerlingen met een langdurig zieke en/of verslaafde ouder is afgenomen ten opzichte

van 2010 (15% in 2010 versus 10% in 2013).

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 10% van de leerlingen heeft een langdurig zieke en/of verslaafde ouder.

- Leerlingen uit gezinnen met een lage of gemiddelde welvaart hebben vaker een langdurig zieke

en/of verslaafde ouder.

- Ten opzichte van de meting in 2010 is het aantal leerlingen met een langdurig zieke en/of

verslaafde ouder afgenomen.

Page 44: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

43

6 School

6.16.16.16.1 Problemen die van invloed zijn op het functioneren op schoolProblemen die van invloed zijn op het functioneren op schoolProblemen die van invloed zijn op het functioneren op schoolProblemen die van invloed zijn op het functioneren op school

Met elf vragen is nagegaan in welke mate leerlingen problemen hebben die van invloed zijn op het

functioneren op school (zie tabel 6.1). Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in

concentratieproblemen, problemen met het welbevinden op school en problemen in de relatie met de

leerkracht. Aan de hand van de antwoorden is een score berekend die een indicatie geeft voor de

aanwezigheid van elk van deze problemen.

Tabel 6.1Tabel 6.1Tabel 6.1Tabel 6.1 Percentage leerlingen dat problemen heeft die van invloed zijn op het functioneren op school, naar Percentage leerlingen dat problemen heeft die van invloed zijn op het functioneren op school, naar Percentage leerlingen dat problemen heeft die van invloed zijn op het functioneren op school, naar Percentage leerlingen dat problemen heeft die van invloed zijn op het functioneren op school, naar

ggggeeeeslachtslachtslachtslacht

jongensjongensjongensjongens meimeimeimeisjessjessjessjes totaaltotaaltotaaltotaal

ongunstige score op concentratieproblemenongunstige score op concentratieproblemenongunstige score op concentratieproblemenongunstige score op concentratieproblemen 21%21%21%21% 21%21%21%21% 21%21%21%21%

kan moeilijk stil zitten 15% 14% 15%

kan de aandacht niet goed bij het werk houden 34% 36% 35%

vindt het moeilijk om te werken tot het werk af is 15% 15% 15%

heeft moeite met opletten als de leerkracht iets vertelt 21% 25% 23%

ongunstige score op welbevindenongunstige score op welbevindenongunstige score op welbevindenongunstige score op welbevinden 30%30%30%30% 23%23%23%23% 26%26%26%26%

had het de afgelopen week niet zo naar zijn/haar zin op school 25% 19% 22%

ging de afgelopen week niet zo graag naar school 33% 26% 30%

heeft zich de afgelopen week vaak verveeld op school 14% 7% 11%

vond de lessen op school de afgelopen week nooit/soms leuk 45% 41% 43%

ongunstige score op relatie met de leerkrachtongunstige score op relatie met de leerkrachtongunstige score op relatie met de leerkrachtongunstige score op relatie met de leerkracht 18%18%18%18% 17%17%17%17% 17%17%17%17%

kan niet zo goed opschieten met de leerkrachten 15% 8% 12%

kan nooit/soms praten met leerkracht als hij/zij ergens mee zit 30% 29% 30%

heeft niet vaak het gevoel dat de leerkracht hem/haar begrijpt 22% 27% 24%

ConcentratieproblemenConcentratieproblemenConcentratieproblemenConcentratieproblemen

Eén op de vijf leerlingen (21%) heeft moeite om hun aandacht bij individueel en klassikaal werk te

houden. Dit geldt vaker voor autochtone leerlingen (25%) en leerlingen uit de wijken Vleuten-De Meern

(25%) en Zuid (29%). Concentratieproblemen komen minder vaak voor bij Marokkaanse (12%) en Turkse

(10%) meisjes en bij leerlingen uit de wijk Overvecht (14%).

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 21% van de leerlingen heeft concentratieproblemen op school.

- Autochtone leerlingen hebben vaker concentratieproblemen op school.

- Ten opzichte van eerdere metingen zijn de scores op concentratieproblemen vergelijkbaar.

- 26% van de leerlingen heeft een ongunstige score op welbevinden op school.

- Autochtone meisjes hebben vaker een ongunstige score op welbevinden op school.

- Het percentage leerlingen met een ongunstige score op welbevinden op school is afgenomen.

- 17% van de leerlingen heeft een ongunstige score op de relatie met leerkrachten.

- Ten opzichte van eerdere metingen zijn de scores op relatie met de leerkracht vergelijkbaar.

Page 45: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

44

FiFiFiFiguur 6.guur 6.guur 6.guur 6.1111 Percentage leerlingen met concentratieproblemPercentage leerlingen met concentratieproblemPercentage leerlingen met concentratieproblemPercentage leerlingen met concentratieproblemen, naar geslacht en en, naar geslacht en en, naar geslacht en en, naar geslacht en

cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Welbevinden op schoolWelbevinden op schoolWelbevinden op schoolWelbevinden op school

Een ongunstige score op het welbevinden op school komt voor bij 26% van de leerlingen, vaker bij

jongens dan bij meisjes (30% versus 23%). Autochtone meisjes (28%) scoren vaker ongunstig op

welbevinden op school dan meisjes met een andere culturele achtergrond. Marokkaanse leerlingen

(17%) en leerlingen uit de wijken Noordwest (19%) en Zuidwest (21%) scoren minder vaak ongunstig.

FiguurFiguurFiguurFiguur 6. 6. 6. 6.2222 Percentage leerlingen met Percentage leerlingen met Percentage leerlingen met Percentage leerlingen met een een een een ongunstige score op welbevinden op ongunstige score op welbevinden op ongunstige score op welbevinden op ongunstige score op welbevinden op

schoschoschoschool, naar geslacht en ol, naar geslacht en ol, naar geslacht en ol, naar geslacht en cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Relatie met de leerkrachtRelatie met de leerkrachtRelatie met de leerkrachtRelatie met de leerkracht

Eén op de zes leerlingen (17%) scoort ongunstig op de relatie met de leerkracht. Verschillen naar

geslacht, leeftijd, culturele achtergrond, gezinswelvaart en wijk zijn niet aangetoond.

Vergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen met concentratieproblemen en het percentage leerlingen met een

ongunstige score op de relatie met de leerkracht is niet veranderd ten opzichte van 2011. Het

percentage leerlingen met een lage score op het welbevinden op school is gedaald van 40% in 2008,

via 31% in 2010 en 2011 naar 26% in 2013. Deze daling is zichtbaar bij alle leerlingen met

uitzondering van Turkse leerlingen.

Page 46: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

45

6.26.26.26.2 Pesten en gepest wordenPesten en gepest wordenPesten en gepest wordenPesten en gepest worden

In de drie maanden voor het onderzoek is 16% van de leerlingen wel eens gepest. Voor 4% van de

leerlingen geldt dat zij minimaal één keer per week zijn gepest. Verschillen naar geslacht, leeftijd,

culturele achtergrond, gezinswelvaart en wijk zijn niet aangetoond.

In het afgelopen jaar is 7% van de leerlingen wel eens gepest op internet of via sociale media. Ook

hierbij zijn verschillen naar geslacht, leeftijd, culturele achtergrond, gezinswelvaart en wijk niet

aangetoond.

Eén op de tien leerlingen (10%) geeft aan de afgelopen drie maanden wel eens een ander te hebben

gepest. Dit geldt vaker voor jongens dan voor meisjes (13% versus 7%).

Vergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen dat aangeeft gepest te worden, is gedaald ten opzichte van de vorige meting

(28% in 2011 en 16% in 2013). Ook is een daling zichtbaar in het percentage leerlingen dat aangeeft

zelf wel eens te pesten (18% in 2011 en 10% in 2013). De vraag over digitaal pesten is in 2013 voor het

eerst gesteld.

Figuur 6.Figuur 6.Figuur 6.Figuur 6.3333 Trends in gepest worden en anderen pesten op schoolTrends in gepest worden en anderen pesten op schoolTrends in gepest worden en anderen pesten op schoolTrends in gepest worden en anderen pesten op school

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Is zelf gepest Heeft een ander gepest

2008 2010 2011 2013

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 16% van de leerlingen wordt wel eens gepest.

- 4% van de leerlingen wordt minimaal één keer per week gepest.

- 7% van de leerlingen is in het afgelopen jaar gepest op internet of via sociale media.

- Zowel het percentage leerlingen dat gepest wordt als het percentage leerlingen dat zelf pest, is

gedaald ten opzichte van eerdere metingen.

Page 47: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

46

6.36.36.36.3 Veiligheid op schoolVeiligheid op schoolVeiligheid op schoolVeiligheid op school

Een vijfde van de leerlingen (20%) voelt zich wel eens onveilig op of rond school. Leerlingen uit de

wijken West (14%) en Noordoost (13%) voelen zich minder vaak onveilig, terwijl leerlingen uit de wijk

Vleuten-De Meern (26%) zich vaker wel eens onveilig voelen op of rond school.

Figuur 6.Figuur 6.Figuur 6.Figuur 6.4444 Percentage leerlingen dat zich wel eens onveilig voelt op of rond school, Percentage leerlingen dat zich wel eens onveilig voelt op of rond school, Percentage leerlingen dat zich wel eens onveilig voelt op of rond school, Percentage leerlingen dat zich wel eens onveilig voelt op of rond school,

naar wijknaar wijknaar wijknaar wijk

26%26%26%26%

23%23%23%23%14%14%14%14%

18%18%18%18%

22%22%22%22%

13%13%13%13%

17%17%17%17%

19%19%19%19%

21%21%21%21%

24%24%24%24%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

26%26%26%26%

23%23%23%23%14%14%14%14%

18%18%18%18%

22%22%22%22%

13%13%13%13%

17%17%17%17%

19%19%19%19%

21%21%21%21%

24%24%24%24%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

De leerlingen voelen zich het vaakst wel eens onveilig onderweg van huis naar school en terug15 (22%)

en rond school of op het schoolplein (14%). Op alle locaties voelen meisjes zich vaker onveilig dan

jongens (zie tabel 6.2).

Tabel 6.2Tabel 6.2Tabel 6.2Tabel 6.2 Percentage leerlingen dat zich wel Percentage leerlingen dat zich wel Percentage leerlingen dat zich wel Percentage leerlingen dat zich wel eens onveilig eens onveilig eens onveilig eens onveilig voelt, naar locatie en geslachtvoelt, naar locatie en geslachtvoelt, naar locatie en geslachtvoelt, naar locatie en geslacht

jongensjongensjongensjongens meisjesmeisjesmeisjesmeisjes totaaltotaaltotaaltotaal

voelt zich niet volledig veilig …

in de klas 7% 11% 9%

in de aula/overblijfruimte 8% 12% 10%

in de gangen 8% 13% 10%

in de gym- of sportzaal 6% 12% 9%

rond school en op het schoolplein 12% 16% 14%

onderweg van huis naar school en terug 18% 27% 22%

15 In de vragenlijst is aangegeven dat hiermee niet veiligheid in het verkeer wordt bedoeld.

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 20% van de leerlingen voelt zich wel eens onveilig op of rond school.

- Leerlingen voelen zich het vaakst onveilig onderweg van huis naar school en terug.

- Ten opzichte van 2011 is het percentage leerlingen dat zich wel eens onveilig voelt op of rond

school afgenomen. Vooral rond school en op het schoolplein zijn de leerlingen zich veiliger

gaan voelen.

Page 48: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

47

Vergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen dat zich wel eens onveilig voelt op of rond school is gedaald tussen 2011 en

2013 (27% versus 20%). Vooral rond school en op het schoolplein zijn de leerlingen zich veiliger gaan

voelen (18% versus 14%).

Page 49: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

48

7 Vrije tijd

7.17.17.17.1 SportenSportenSportenSporten

Lidmaatschap van een sportverenigingLidmaatschap van een sportverenigingLidmaatschap van een sportverenigingLidmaatschap van een sportvereniging

Het merendeel van de leerlingen (83%) is lid van een sportvereniging, jongens (87%) vaker dan meisjes

(78%). Het lidmaatschap van een sportvereniging is relatief laag onder Turkse leerlingen (55%),

Marokkaanse meisjes (54%) en leerlingen met een lage (50%) of gemiddelde (74%) gezinswelvaart.

Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.1 Percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging, Percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging, Percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging, Percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging, naar geslacht en naar geslacht en naar geslacht en naar geslacht en

cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

In de wijken Noordwest (74%), Overvecht (71%) en Zuidwest (69%) zijn minder leerlingen lid van een

sportvereniging dan in de andere wijken.

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 83% van de leerlingen is lid van een sportvereniging.

- Jongens zijn vaker lid van een sportvereniging dan meisjes en besteden ook meer tijd aan

sporten.

- Turkse leerlingen en Marokkaanse meisjes zijn minder vaak lid van een sportvereniging.

- Het percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging is vergelijkbaar met dat uit de

vorige meting.

- 18% van de leerlingen neemt ten minste één keer per week deel aan naschoolse

sportactiviteiten of sportactiviteiten georganiseerd door een buurthuis.

- Marokkaanse leerlingen nemen vaker deel aan naschoolse sportactiviteiten of sportactiviteiten

in een buurthuis.

Page 50: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

49

Figuur 7.2Figuur 7.2Figuur 7.2Figuur 7.2 Percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging, naarPercentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging, naarPercentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging, naarPercentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging, naar wijk wijk wijk wijk

87%87%87%87%

86%86%86%86%82%82%82%82%

74%74%74%74%

71%71%71%71%

91%91%91%91%

95%95%95%95%

90%90%90%90%

69%69%69%69%

92%92%92%92%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

87%87%87%87%

86%86%86%86%82%82%82%82%

74%74%74%74%

71%71%71%71%

91%91%91%91%

95%95%95%95%

90%90%90%90%

69%69%69%69%

92%92%92%92%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Jongens besteden vaker veel tijd aan sporten bij een sportvereniging dan meisjes. Van de leerlingen die

sporten bij een vereniging geeft 63% van de jongens aan meer dan drie uur per week te sporten, voor

meisjes is dit 46%.

Aan de leerlingen is gevraagd welke sporten ze bij een sportvereniging beoefenen. De vijf sporten die

jongens het meest beoefenen zijn voetbal (52%), vechtsporten (13%), tennis (9%), hockey (8%) en

zwemmen (7%). Voor meisjes zijn dit dansen (23%), hockey (15%), paardrijden (13%), voetbal (11%) en

zwemmen (9%).

Aan de leerlingen die geen lid zijn van een sportvereniging, is gevraagd wat de reden hiervan is. De

redenen die leerlingen het meest aangaven zijn:

• ik heb geen tijd om te sporten (30%)

• ik ga nog op een sport/ik ben op zoek naar een sport (21%)

• ik vind sporten niet zo leuk (14%)

• de sport die ik leuk vind, is te ver weg (10%)

• mijn ouders vinden sporten te duur (7%)

• ik ben niet zo goed in sport (7%)

Verschillen naar culturele achtergrond zijn hierbij niet aangetoond.

Deelname aan naschoolse sportactiviteiten en sportactiviteiten in het buurthuisDeelname aan naschoolse sportactiviteiten en sportactiviteiten in het buurthuisDeelname aan naschoolse sportactiviteiten en sportactiviteiten in het buurthuisDeelname aan naschoolse sportactiviteiten en sportactiviteiten in het buurthuis

Sporten in georganiseerd verband gebeurt niet alleen bij een sportvereniging, maar ook in het kader

van naschoolse sport- of bewegingsactiviteiten en activiteiten die door buurthuizen worden

georganiseerd (zoals 'Harten voor Sport').

Page 51: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

50

Van de leerlingen geeft 18% aan ten minste één keer per week mee te doen aan naschoolse

sportactiviteiten of sportactiviteiten in een buurthuis. De leerlingen die dit doen, wonen met name in

de wijken Overvecht (24%) en Zuidwest (35%). Dit vertaalt zich in een relatief hoge deelname door

Marokkaanse leerlingen (37%) en een relatief lage deelname door autochtone leerlingen (12%). De

deelname aan naschoolse sportactiviteiten of sportactiviteiten in een buurthuis verschilt niet

noemenswaardig tussen jongens en meisjes.

Figuur 7.3Figuur 7.3Figuur 7.3Figuur 7.3 Percentage leerlingen dat tenPercentage leerlingen dat tenPercentage leerlingen dat tenPercentage leerlingen dat ten minste één keer per minste één keer per minste één keer per minste één keer per weekweekweekweek deelneemt aan deelneemt aan deelneemt aan deelneemt aan

naschoolse sportactivitenaschoolse sportactivitenaschoolse sportactivitenaschoolse sportactiviteiiiiten of sportactiviteiten in een buurthuis, naar ten of sportactiviteiten in een buurthuis, naar ten of sportactiviteiten in een buurthuis, naar ten of sportactiviteiten in een buurthuis, naar

geslacht en geslacht en geslacht en geslacht en cultureleculturelecultureleculturele achtergro achtergro achtergro achtergrondndndnd

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Figuur 7.4Figuur 7.4Figuur 7.4Figuur 7.4 Percentage leerlingen dat tenPercentage leerlingen dat tenPercentage leerlingen dat tenPercentage leerlingen dat ten minste één keer per minste één keer per minste één keer per minste één keer per weekweekweekweek deelneemt aan deelneemt aan deelneemt aan deelneemt aan

naschoolse sportactnaschoolse sportactnaschoolse sportactnaschoolse sportactiiiiviteitenviteitenviteitenviteiten of sportactiviteiten in een buurthuis of sportactiviteiten in een buurthuis of sportactiviteiten in een buurthuis of sportactiviteiten in een buurthuis, naar , naar , naar , naar

wijkwijkwijkwijk

12%12%12%12%

13%13%13%13%22%22%22%22%

20%20%20%20%

24%24%24%24%

12%12%12%12%

10%10%10%10%

23%23%23%23%

35%35%35%35%

7%7%7%7%

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

12%12%12%12%

13%13%13%13%22%22%22%22%

20%20%20%20%

24%24%24%24%

12%12%12%12%

10%10%10%10%

23%23%23%23%

35%35%35%35%

7%7%7%7%

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Van de leerlingen die geen lid zijn van een sportvereniging, sport 15% wel wekelijks tijdens naschoolse

sportactiviteiten of sportactiviteiten in een buurthuis.

Page 52: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

51

Vergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen dat lid is van een sportvereniging is niet veranderd ten opzichte van de

vorige twee metingen, maar wel hoger dan in 2008 (73% in 2008, 80% in 2010, 82% in 2011, 83% in

2013).

De vraag naar deelname aan naschoolse sport- en beweegactiviteiten of sportactiviteiten die door een

buurthuis georganiseerd worden, is in de verschillende metingen anders geformuleerd. Hierdoor zijn

de resultaten niet vergelijkbaar.

Page 53: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

52

7.27.27.27.2 BuitenBuitenBuitenBuitenspelenspelenspelenspelen

Tijd die leerlingen buiteTijd die leerlingen buiteTijd die leerlingen buiteTijd die leerlingen buitennnnspelenspelenspelenspelen

Aan de leerlingen is gevraagd hoeveel dagen ze in de week voor het onderzoek buiten schooltijd buiten

hebben gespeeld en hoe lang ze meestal buitenspelen. Van de leerlingen heeft 54% in de week voor het

onderzoek weinig buiten gespeeld (minder dan 60 minuten per dag). Vanwege de grote hoeveelheden

regen in de periode waarin de vragenlijsten zijn afgenomen, gaf 9% van de leerlingen aan dat ze in de

week voor het onderzoek niet buiten hebben gespeeld, maar dat in een normale week wel doen.

Meisjes speelden minder vaak buiten dan jongens (62% van de meisjes heeft weinig buiten gespeeld in

de week voor het onderzoek versus 47% van de jongens). Dit is vooral te zien bij leerlingen die minder

dan 30 minuten per dag buitenspelen (zie figuur 7.5).

Figuur 7.5Figuur 7.5Figuur 7.5Figuur 7.5 Tijd die Tijd die Tijd die Tijd die leerlingenleerlingenleerlingenleerlingen per dag per dag per dag per dag buitenspelen, naar geslachtbuitenspelen, naar geslachtbuitenspelen, naar geslachtbuitenspelen, naar geslacht

0%

20%

40%

60%

80%

100%

<30 min. 30-45 min 45-60 min ≥60 min

jongens meisjes

Weinig buitenspelen komt vaker voor in de wijken Oost (65%) en Binnenstad (67%) en minder vaak in de

wijken Noordwest (46%) en Zuidwest (45%).

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 54% van de leerlingen geeft aan minder dan 60 minuten per dag buiten te spelen.

- Weinig buitenspelen komt vaker voor in de wijken Oost en Binnenstad.

- 70% van de leerlingen vindt dat er in de eigen buurt veel plekken zijn om buiten te spelen, 10%

vindt dat er (heel) weinig speelplekken zijn.

- 18% van de leerlingen voelt zich wel eens onveilig op speelplekken in de buurt.

- Leerlingen uit de wijken Noordwest en Overvecht vinden vaker dat er niet voldoende

speelplekken zijn en voelen zich vaker onveilig op speelplekken in de buurt.

- 73% van de leerlingen vindt de eigen buurt (heel) leuk.

- Leerlingen uit de wijken Noordwest en Overvecht zijn minder tevreden over de eigen buurt.

- 8% van de leerlingen is drie dagen per week of meer 's avonds na 20.00 uur zonder toezicht op

straat.

- Vergeleken met 2011 zijn minder leerlingen 's avonds na 20.00 uur zonder toezicht op straat.

Page 54: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

53

Figuur 7.6Figuur 7.6Figuur 7.6Figuur 7.6 Percentage leerlingen dat weinig buitenspeeltPercentage leerlingen dat weinig buitenspeeltPercentage leerlingen dat weinig buitenspeeltPercentage leerlingen dat weinig buitenspeelt (minder dan 60 minuten (minder dan 60 minuten (minder dan 60 minuten (minder dan 60 minuten

per dag)per dag)per dag)per dag), naar , naar , naar , naar wijkwijkwijkwijk

56%56%56%56%

59%59%59%59%50%50%50%50%

46%46%46%46%

59%59%59%59%

55%55%55%55%

65%65%65%65%

49%49%49%49%

45%45%45%45%

67%67%67%67%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

56%56%56%56%

59%59%59%59%50%50%50%50%

46%46%46%46%

59%59%59%59%

55%55%55%55%

65%65%65%65%

49%49%49%49%

45%45%45%45%

67%67%67%67%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Plekken waar leerlingen spelenPlekken waar leerlingen spelenPlekken waar leerlingen spelenPlekken waar leerlingen spelen

Ruim twee derde van de leerlingen (70%) vindt dat er in de buurt waar zij wonen veel plekken zijn om

buiten te spelen. Tien procent van de leerlingen vindt echter dat er te weinig speelplekken zijn.

Leerlingen uit gezinnen met een lage welvaart (18%) en leerlingen uit de wijken Noordwest (20%) en

Overvecht (15%) vinden vaker dat er onvoldoende plekken zijn om buiten te spelen.

Ook is aan de leerlingen gevraagd of ze zich veilig voelen op de speelplekken in de buurt. Bijna een

vijfde van de leerlingen (18%) geeft aan zich wel eens onveilig te voelen. Meisjes (23%) voelen zich

vaker onveilig dan jongens (14%). Een onveilig gevoel op speelplekken in de buurt wordt vaker

gerapporteerd door leerlingen uit een lage (29%) of gemiddelde (22%) gezinswelvaart en in de wijken

Noordwest (28%) en Overvecht (32%).

Figuur 7.Figuur 7.Figuur 7.Figuur 7.7777 Percentage leerlingen dat zichPercentage leerlingen dat zichPercentage leerlingen dat zichPercentage leerlingen dat zich wel eens onveilig voelt op speelplekken in wel eens onveilig voelt op speelplekken in wel eens onveilig voelt op speelplekken in wel eens onveilig voelt op speelplekken in

de buurtde buurtde buurtde buurt, naar , naar , naar , naar wijkwijkwijkwijk

18%18%18%18%

14%14%14%14%12%12%12%12%

28%28%28%28%

32%32%32%32%

11%11%11%11%

14%14%14%14%

20%20%20%20%

16%16%16%16%

19%19%19%19%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

18%18%18%18%

14%14%14%14%12%12%12%12%

28%28%28%28%

32%32%32%32%

11%11%11%11%

14%14%14%14%

20%20%20%20%

16%16%16%16%

19%19%19%19%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Page 55: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

54

Oordeel over de Oordeel over de Oordeel over de Oordeel over de eigen eigen eigen eigen buurtbuurtbuurtbuurt

Aan de leerlingen is gevraagd hoe leuk ze de buurt vinden waarin ze wonen. Ongeveer driekwart van

de leerlingen (73%) vindt hun buurt (heel) leuk, 19% vindt de buurt 'gewoon' en 8% van de leerlingen

vindt hun buurt (helemaal) niet leuk.

Het oordeel over de buurt wordt minder positief naarmate de leerlingen ouder worden (10 jaar of

jonger=77%, 11 jaar=71%, 12 jaar of ouder=66%). Leerlingen uit gezinnen met een hoge welvaart

(75%) geven vaker aan dat zij de eigen buurt leuk vinden. Ook leerlingen uit de wijken West (84%),

Noordoost (84%) en Oost (79%) zijn positiever over hun eigen buurt, terwijl leerlingen uit de wijken

Noordwest (62%) en Overvecht (58%) hun eigen buurt minder vaak als (heel) leuk ervaren.

Figuur 7.Figuur 7.Figuur 7.Figuur 7.8888 Percentage leerlingen dat de eigen buurt (heel)Percentage leerlingen dat de eigen buurt (heel)Percentage leerlingen dat de eigen buurt (heel)Percentage leerlingen dat de eigen buurt (heel) leuk vindt, naar wijkleuk vindt, naar wijkleuk vindt, naar wijkleuk vindt, naar wijk

70%70%70%70%

74%74%74%74%84%84%84%84%

62%62%62%62%

58%58%58%58%

84%84%84%84%

79%79%79%79%

73%73%73%73%

75%75%75%75%

71%71%71%71%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

70%70%70%70%

74%74%74%74%84%84%84%84%

62%62%62%62%

58%58%58%58%

84%84%84%84%

79%79%79%79%

73%73%73%73%

75%75%75%75%

71%71%71%71%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

's Avonds op straat's Avonds op straat's Avonds op straat's Avonds op straat

De vraag of de leerlingen 's avonds na 20.00 uur wel eens zonder toezicht op straat zijn, beantwoordt

75% van de leerlingen met '(bijna) nooit'. Van de leerlingen is 17% één of twee dagen per week 's

avonds zonder toezicht op straat en 8% doet dit drie of meer dagen per week. Jongens (12%) zijn vaker

drie of meer dagen per week zonder toezicht op straat dan meisjes (4%).

Leerlingen die 's avonds vaker zonder toezicht buiten zijn, geven ook vaker aan dat hun ouders niet

weten waar ze dan zijn. Van de leerlingen die één of twee dagen per week 's avonds zonder toezicht op

straat zijn, weten de ouders in 91% van de gevallen waar het kind zich bevindt. Voor leerlingen die drie

of meer dagen per week 's avonds zonder toezicht op straat zijn, geldt dat 80% van de ouders weten

waar het kind zich bevindt.

Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen dat vindt dat er in de buurt te weinig plekken zijn om buiten te spelen is

vergelijkbaar met dat van eerdere metingen. De vraag over veiligheid van speelplekken is in 2013 voor

het eerst gesteld en kan daarom niet worden vergeleken met eerder metingen.

Page 56: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

55

Het oordeel over de eigen buurt werd in de voorgaande metingen steeds positiever, maar is in 2013

gestabiliseerd (69% in 2008, 71% in 2010, 75% in 2011, 73% in 2013).

Het aantal leerlingen dat 's avonds na 20.00u wel eens zonder toezicht op straat is, is afgenomen ten

opzichte van de vorige meting (12% in 2011 versus 8% in 2013).

De gegevens over buitenspelen zijn niet vergelijkbaar tussen de metingen, vanwege verschillen in

weersomstandigheden tijdens de periode van het onderzoek. In 2008 zijn de vragenlijsten afgenomen

in een warm en zonnig voorjaar, de meting in 2010 is uitgevoerd tijdens een periode met streng

winterweer, de meting van 2011 vond plaats in de herfst en in 2013 was er sprake van een

uitzonderlijk nat najaar.

Page 57: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

56

7.37.37.37.3 TvTvTvTv----kijken en computergebrukijken en computergebrukijken en computergebrukijken en computergebruikikikik

BeeldschermtijdBeeldschermtijdBeeldschermtijdBeeldschermtijd

Een derde van de leerlingen (33%) zit dagelijks veel (meer dan twee uur) achter de computer of voor de

tv, jongens (40%) meer dan meisjes (26%). Het percentage leerlingen dat elke dag meer dan twee uur

achter de computer of voor de tv zit, neemt toe naarmate leerlingen ouder zijn (10 jaar of jonger=30%,

11 jaar=33%, 12 jaar en ouder=40%). Autochtone leerlingen (28%) en leerlingen uit gezinnen met een

hoge welvaart (30%) besteden dagelijks minder tijd aan computer en tv. Leerlingen uit de wijk

Noordwest (45%) besteden hier meer tijd aan dan gemiddeld.

Figuur 7.Figuur 7.Figuur 7.Figuur 7.9999 Percentage leerlingen dat buiten schooltijd veel (meer dan twee uPercentage leerlingen dat buiten schooltijd veel (meer dan twee uPercentage leerlingen dat buiten schooltijd veel (meer dan twee uPercentage leerlingen dat buiten schooltijd veel (meer dan twee uur per ur per ur per ur per

dag) achter de computer dag) achter de computer dag) achter de computer dag) achter de computer of voor de of voor de of voor de of voor de tvtvtvtv zit, naar g zit, naar g zit, naar g zit, naar geeeeslacht en slacht en slacht en slacht en cultureleculturelecultureleculturele

achtergrondachtergrondachtergrondachtergrond

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Autochtoon Sur./Ant.

/Arub.

Marokkaans Turks Overig Totaal

jongens meisjes

Figuur 7.Figuur 7.Figuur 7.Figuur 7.10101010 PercentagPercentagPercentagPercentage leerlingen dat buiten schooltijd veel (meer dan twee uur per e leerlingen dat buiten schooltijd veel (meer dan twee uur per e leerlingen dat buiten schooltijd veel (meer dan twee uur per e leerlingen dat buiten schooltijd veel (meer dan twee uur per

dag) achter de computer of voor de dag) achter de computer of voor de dag) achter de computer of voor de dag) achter de computer of voor de tvtvtvtv zit, naar wijk zit, naar wijk zit, naar wijk zit, naar wijk

35%35%35%35%

33%33%33%33%31%31%31%31%

45%45%45%45%

39%39%39%39%

25%25%25%25%

16%16%16%16%

24%24%24%24%

39%39%39%39%

24%24%24%24%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

35%35%35%35%

33%33%33%33%31%31%31%31%

45%45%45%45%

39%39%39%39%

25%25%25%25%

16%16%16%16%

24%24%24%24%

39%39%39%39%

24%24%24%24%

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Gemiddeld

Gunstig t.o.v. gemiddeld

Ongunstig t.o.v. gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 33% van de leerlingen zit meer dan twee uur per dag achter de computer of voor de tv.

- Het percentage leerlingen dat elke dag meer dan twee uur achter de computer of voor de tv zit

is hoger naarmate leerlingen ouder zijn.

- Het aantal meisjes dat buiten schooltijd veel achter de pc zit of tv kijkt, is afgenomen.

- 5% van de leerlingen ervaart het eigen gebruik van sociale media als problematisch.

Page 58: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

57

SocialSocialSocialSocialeeee media media media media

Over het gebruik van sociale media (zoals Facebook, Whatsapp en Twitter) zijn zes vragen gesteld,

zoals 'Hoe vaak vind je het moeilijk om met sociale media te stoppen?', 'Hoe vaak gebruik je liever

sociale media dan dat je in het echt tijd met anderen doorbrengt?' en 'Hoe vaak gebruik je sociale

media omdat je je rot voelt?'. Wanneer leerlingen gemiddeld op deze vragen vaker dan 'soms'

antwoorden, wordt het gebruik van sociale media als problematisch gezien.

Problematisch gebruik van sociale media komt voor bij 5% van de leerlingen. Bij leerlingen uit gezinnen

met een lage welvaart (13%) en leerlingen uit de wijk Overvecht (10%) is het gebruik van sociale media

vaker dan gemiddeld problematisch.

Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen Vergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen dat buiten schooltijd dagelijks meer dan twee uur tv kijkt of achter de

computer zit is niet noemenswaardig veranderd ten opzichte van de vorige meting. Alleen meisjes

rapporteren in 2013 minder beeldschermtijd dan in 2011 (32% in 2011 versus 26% in 2013).

De vragen over het gebruik van sociale media zijn in 2013 voor het eerst gesteld en kunnen daarom

niet worden vergeleken met eerdere metingen.

Page 59: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

58

7.47.47.47.4 Deelname aan overige georganiseerde activiteitenDeelname aan overige georganiseerde activiteitenDeelname aan overige georganiseerde activiteitenDeelname aan overige georganiseerde activiteiten

Lidmaatschap van een verenigingLidmaatschap van een verenigingLidmaatschap van een verenigingLidmaatschap van een vereniging

Het merendeel van de leerlingen (89%) geeft aan lid te zijn van een vereniging. In de meeste gevallen

gaat het om het lidmaatschap van een sportvereniging (83%) (zie ook paragraaf 7.1), maar 37% geeft

aan (ook) lid te zijn van één of meerdere niet-sportverenigingen.

Van de leerlingen geeft 14% aan lid te zijn van een zang-, muziek- of toneelvereniging, 8% is lid van

een organisatie op het gebied van natuur of milieu16, 7% is lid van een jeugdvereniging17, 9% is lid van

een organisatie of vereniging van een kerk of moskee en 8% is lid van een andere vereniging. Meisjes

zijn vaker lid van een niet-sportvereniging dan jongens (42% versus 32%) en dan met name van een

zang-, muziek- of toneelvereniging (17% versus 11%).

Autochtone leerlingen geven vaker aan lid te zijn van een zang-, muziek- of toneelvereniging (17%) of

een organisatie op het gebied van natuur of milieu (12%). Lidmaatschap van een vereniging van een

kerk of moskee wordt vaker door Marokkaanse (21%) en Turkse (28%) leerlingen aangegeven.

Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.11111 Percentage leerlingen dat lid is van een zangPercentage leerlingen dat lid is van een zangPercentage leerlingen dat lid is van een zangPercentage leerlingen dat lid is van een zang----,,,, muziek muziek muziek muziek---- of of of of

toneelvereniging, organisatie op het gebied van natuur of milieu of toneelvereniging, organisatie op het gebied van natuur of milieu of toneelvereniging, organisatie op het gebied van natuur of milieu of toneelvereniging, organisatie op het gebied van natuur of milieu of

vereniging vanvereniging vanvereniging vanvereniging van kerk of moskee, naar kerk of moskee, naar kerk of moskee, naar kerk of moskee, naar cultureleculturelecultureleculturele achtergrond achtergrond achtergrond achtergrond

0%

10%

20%

30%

40%

50%

Zang-, muziek- of

toneelvereniging

Organisatie op het gebied

van natuur en milieu

Vereniging van kerk of

moskee

Autochtoon Sur./Ant./Arub. Marokkaans Turks Overig

16 bijvoorbeeld: WNF Rangerclub of Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN)

17 bijvoorbeeld: scouting of knutselclub

Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:Kernpunten:

- 89% van de leerlingen is lid van een vereniging (inclusief sportvereniging).

- 37% van de leerlingen is lid van een niet-sportvereniging.

- Autochtone leerlingen zijn vaker lid van een zang-, muziek- of toneelvereniging of een

vereniging voor natuur of milieu.

- Marokkaanse en Turkse leerlingen zijn vaker lid van een vereniging binnen (de kerk of) de

moskee.

- Het percentage leerlingen dat lid is van een vereniging is gelijk gebleven ten opzichte van de

eerdere metingen.

- 30% van de leerlingen bezoekt wel eens een buurthuis.

- Marokkaanse en Turkse leerlingen bezoeken vaker een buurthuis.

- Het percentage leerlingen dat wel eens een buurthuis bezoekt, is afgenomen.

Page 60: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

59

De verschillen tussen culturele achtergronden zijn ook zichtbaar in de verschillen naar gezinswelvaart

en wijk. Leerlingen met een hoge gezinswelvaart zijn vaker lid van een zang-, muziek- of

toneelvereniging (17%) of een organisatie op het gebied van natuur of milieu (9%). In wijken met relatief

veel autochtone leerlingen zijn leerlingen vaker lid van een zang-, muziek- of toneelvereniging of een

organisatie op het gebied van natuur of milieu. In wijken met relatief veel Turkse en Marokkaanse

leerlingen komt lidmaatschap van een vereniging binnen de kerk of moskee vaker voor.

Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.12222 Percentage leerlingen dat lid is van een zangPercentage leerlingen dat lid is van een zangPercentage leerlingen dat lid is van een zangPercentage leerlingen dat lid is van een zang----,,,, muziek muziek muziek muziek---- of of of of

toneelvereniging, naar wijktoneelvereniging, naar wijktoneelvereniging, naar wijktoneelvereniging, naar wijk

11%11%11%11%

12%12%12%12%21%21%21%21%

11%11%11%11%

5%5%5%5%

25%25%25%25%

22%22%22%22%

15%15%15%15%

9%9%9%9%

32%32%32%32%

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

11%11%11%11%

12%12%12%12%21%21%21%21%

11%11%11%11%

5%5%5%5%

25%25%25%25%

22%22%22%22%

15%15%15%15%

9%9%9%9%

32%32%32%32%

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.13333 Percentage leerlingenPercentage leerlingenPercentage leerlingenPercentage leerlingen dat lid is een vereniging van kerk of moskee, naar dat lid is een vereniging van kerk of moskee, naar dat lid is een vereniging van kerk of moskee, naar dat lid is een vereniging van kerk of moskee, naar

wijkwijkwijkwijk

5%5%5%5%

7%7%7%7%10%10%10%10%

12%12%12%12%

19%19%19%19%

4%4%4%4%

3%3%3%3%

6%6%6%6%

17%17%17%17%

1%1%1%1%

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

5%5%5%5%

7%7%7%7%10%10%10%10%

12%12%12%12%

19%19%19%19%

4%4%4%4%

3%3%3%3%

6%6%6%6%

17%17%17%17%

1%1%1%1%

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Page 61: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

60

Buurthuisbezoek Buurthuisbezoek Buurthuisbezoek Buurthuisbezoek

Aan de leerlingen is gevraagd of zij wel eens in een buurthuis komen. Drie op de tien leerlingen (30%)

komt wel eens in een buurthuis, maar dit percentage verschilt sterk naar culturele achtergrond,

gezinswelvaart en wijk. Marokkaanse (56%) en Turkse (40%) leerlingen bezoeken relatief vaak een

buurthuis, autochtone leerlingen (20%) doen dit weinig. Leerlingen uit gezinnen met een lage (41%) of

gemiddelde (37%) welvaart bezoeken vaker dan gemiddeld een buurthuis, net als leerlingen die wonen

in de wijken Noordwest (47%), Overvecht (42%), Zuid (38%) en Zuidwest (46%).

Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.1Figuur 7.14444 Percentage leerlingen dat wel eens een buurthuis bezoekt, naar wijkPercentage leerlingen dat wel eens een buurthuis bezoekt, naar wijkPercentage leerlingen dat wel eens een buurthuis bezoekt, naar wijkPercentage leerlingen dat wel eens een buurthuis bezoekt, naar wijk

24%24%24%24%

15%15%15%15%29%29%29%29%

47%47%47%47%

42%42%42%42%

18%18%18%18%

17%17%17%17%

38%38%38%38%

46%46%46%46%

13%13%13%13%

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

24%24%24%24%

15%15%15%15%29%29%29%29%

47%47%47%47%

42%42%42%42%

18%18%18%18%

17%17%17%17%

38%38%38%38%

46%46%46%46%

13%13%13%13%

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Gemiddeld

Hoger dan gemiddeld

Lager dan gemiddeld

Vleuten-De Meern

Leidsche Rijn

West

Noord-west

Overvecht

Noordoost

Oost

Zuid

Zuid-west

Binnen-stad

Vergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingenVergelijking met eerdere metingen

Het percentage leerlingen dat lid is van een vereniging en meer specifiek van een niet-sportvereniging,

is vergelijkbaar tussen de verschillende metingen.

Het percentage leerlingen dat in deze meting aangeeft wel eens een buurthuis te bezoeken, is

afgenomen ten opzichte van 2011 (40% in 2011 en 30% in 2013). Deze daling is het sterkst zichtbaar

in de wijken Noordoost, Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern.

Page 62: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

61

Literatuur

Buren, L.P. van, Toet, J., Ameijden, E.J.C. van. Jeugdmonitor Utrecht. Groep 7 en 8 van het

basisonderwijs. Schooljaar 2007-2008. GG&GD Utrecht, Utrecht, 2009

Buren, L.P. van, Toet, J., Ameijden, E.J.C. van. Jeugdmonitor Utrecht. Groep 7 en 8 van het

basisonderwijs. Schooljaar 2009-2010. GG&GD Utrecht, Utrecht, 2011

Eykemans, Y., Meima, B., Buren, L.P. van, Ameijden, E.J.C. van. Groep 7 en 8 van het basisonderwijs,

schooljaar 2011-2012. GG&GD Utrecht, Utrecht, 2012

Dotinga, A. Drinking in a dry culture. Alcohol use among second-generation Turks and Moroccans:

Measurements and results [proefschrift], IVO, Rotterdam, 2005

Engbersen, R., Eggermont, J., Gabriëls, R., Sprinkhuisen, A. (red.). Nederland aan de monitor: het

systematisch volgen van maatschappelijke ontwikkelingen. NIZW, Utrecht, 1997

Foets, M., Schuster, J., Stronks, K. Gezondheids(zorg)onderzoek onder allochtone bevolkingsgroepen.

Een praktische introductie. Aksant, Amsterdam, 2007

Leij, F. van der, Toet, J. Stapeling van risicofactoren bij Utrechtse jeugdigen (10-12 jaar). Gemeente

Utrecht, Volksgezondheid, Utrecht, 2014

Mierlo, F. van, Michielsen, M., Buysser, M. de, Rooijakkers-Segers, G. Passend geven en nemen: in M.

Michielsen, M. van Mulligen, L. Hermkens (red.), Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele

hulpverlening, Acco, Leuven, 1999

Paridaen, R. Armoedemonitor 2013: Armoede en het bereik van financiële regelingen in de gemeente

Utrecht. Afdeling Onderzoek, gemeente Utrecht, Utrecht, 2013

Tak, N.I., Schreurs, H. Factsheet overgewicht bij Utrechtse jeugd in het basisonderwijs. GG&GD Utrecht,

Utrecht, 2013.

Vorst, H. van der, Engels, R., Deković, M., Meeus, W., Vermulst, A. Alcohol-specific rules, personality

and adolescents’ alcohol use: longitudinal person-environment study. Addiction, 102, 2007, 1064-

1075

Widenfelt, B.M.V., Goedhart, A.W., Treffers, P.D., Goodman, R. Dutch version of the Strengths and

Difficulties Questionnaire (SDQ). Eur Child Adolsc Psyciatry, 12, 2003, 281-289

Page 63: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

62

Bijlage 1 - Deelnemende scholen

WESTWESTWESTWEST

St. Dominicusschool

De Kameleon

2e Marnixschool

Parkschool

NOORDWESTNOORDWESTNOORDWESTNOORDWEST

Aboe Da'oedschool

Ludgerschool

De Piramide

De Pijlstaart

OBS Jules Verne

OVERVECHTOVERVECHTOVERVECHTOVERVECHT

De Schakel

Marcusschool

OBS Overvecht, locatie Grote Trekdreef

Op Dreef

NOORDOOSTNOORDOOSTNOORDOOSTNOORDOOST

De Fakkel

Dr. Bosschool

OBS Voordorp

OBS Tuindorp

OOSTOOSTOOSTOOST

Daltonschool Rijnsweerd

Maliebaanschool

Utrechtse Schoolvereniging

De Notenboom

BINNENSTADBINNENSTADBINNENSTADBINNENSTAD

Agatha Snellenschool

ODBS Pieterskerkhof

ODBS Puntenburg

ZUIDZUIDZUIDZUID

De Spits

Blauwe Aventurijn

De Hoge Raven

ZUIDWESTZUIDWESTZUIDWESTZUIDWEST

Zeven Gavenschool

Gertrudisschool

Anne Frankschool

Da Costaschool Kanaleneiland

OBS De Panda

LEIDSCHE RIJNLEIDSCHE RIJNLEIDSCHE RIJNLEIDSCHE RIJN

Hof ter Weide

De Klimroos

De Boomgaard

Montessorischool Arcade

VVVVLEUTENLEUTENLEUTENLEUTEN----DE MEERNDE MEERNDE MEERNDE MEERN

OBS Pantarijn

Koningin Beatrixschool

Torenpleinschool

Willibrordschool

St. Bonifatiusschool

Page 64: Jeugdmonitor UtrechtJeugdmonitor Utrecht · uitgevoerd op scholen, in de wijken, bij sportclubs en in het jongerenwerk en dat zoveel mogelijk kinderen in staat stelt om hun talenten

ColofonColofonColofonColofon

UitgaveUitgaveUitgaveUitgave

Gemeente Utrecht

Volksgezondheid

Maatschappelijke Ontwikkeling

April 2014

Foto omslagFoto omslagFoto omslagFoto omslag

Ruth Catsburg

RapportageRapportageRapportageRapportage

E.M. Koster, F. van der Leij, L.P. van Buren, E.J.C.

van Ameijden

InformatieInformatieInformatieInformatie

E.M. Koster, Volksgezondheid

[email protected]

(030) 286 3207

www.utrecht.nl/jeugdmonitor

BronvermeldingBronvermeldingBronvermeldingBronvermelding

Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding