Jaarverslag - CFK (definitief...12/13 13/14 14/15 15/16 16/17 17/18. 4 De groepen deelnemers in het...

60
Jaarverslag 2016 / 2017 - 1 juli 2016 t/m 30 juni 2017 Hoofdfonds (Stichting Contractspelersfonds KNVB)

Transcript of Jaarverslag - CFK (definitief...12/13 13/14 14/15 15/16 16/17 17/18. 4 De groepen deelnemers in het...

Jaarverslag 2016 / 2017 - 1 juli 2016 t/m 30 juni 2017

Hoofdfonds (Stichting Contractspelersfonds KNVB)

1

Inhoud

1. Algemene gegevens ....................................................................................................................2

2. Kerncijfers ....................................................................................................................................3

3. Structuur ......................................................................................................................................4

4. Economie en financiële markten .................................................................................................6

5. Beleggingsbeleid ...................................................................................................................... 10

5.1 Beleggingsdoelstelling ....................................................................................................... 10

5.2 Asset allocatie binnen het NNIP-mandaat ......................................................................... 10

5.3 Asset allocatie binnen de beleggingscategorieën ............................................................. 12

5.4 Liquiditeit ............................................................................................................................ 12

5.5 Gebruik van derivaten ........................................................................................................ 12

5.6 Participatie in het PVF Particuliere Hypothekenfonds ....................................................... 13

5.7 Participatie in het ASR Dutch Core Residential Fund ....................................................... 13

6. Beleggingsresultaten ................................................................................................................ 14

6.1 Allocatie per kwartaal ......................................................................................................... 14

6.2 Opbouw rendement 2016/2017 ......................................................................................... 18

6.3 Uitbesteding en beoordeling externe vermogensbeheerders............................................ 21

7. Risicoprofiel .............................................................................................................................. 22

7.1 Risico’s............................................................................................................................... 22

7.2 Beheersing van de risico’s ................................................................................................. 25

8. Deelnemers, afdrachten en uitkeringen .................................................................................... 27

8.1 Deelnemers ....................................................................................................................... 27

8.2 Afdrachten en uitkeringen .................................................................................................. 27

9. Verslag van de Raad van Toezicht ........................................................................................... 29

10 Jaarrekening…………………………………………………………………………………..………. 30

10.1 Balans……..………………………………………………………………..….……………… .31

10.2 Winst- en Verliesrekening………………………………………………………....................33

10.3 Kasstroomoverzicht…………………………………………………………………………….34

10.4 Toelichting……………………………………………………………………………………….35

11. Overzicht samensteling beleggingen…………………………………………………..…………. 49

12. Overige gegevens………………………………………………………..…………………………. .54

12.1 Algemeen………………………………………………………………………………………..55

12.2 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant……………………………………....56

13. Verklaring van de bewaarder………………………………………………………………………...59

2

1. Algemene gegevens Beheerder Stichting Contractspelersfonds KNVB (KvK nr: 41180418) Harderwijkweg 5, 2803 PW Gouda Telefoon: +31(0)182 571171 www.cfk.nl Bestuur Stichting Contractspelersfonds KNVB B.I. Kolster A.C. van der Veer Juridische eigenaar fondsbeleggingen Stichting Contractspelersfonds KNVB (KvK nr: 41180418) Harderwijkweg 5, 2803 PW Gouda Telefoon: +31(0)182 571171 www.cfk.nl Bewaarder Kas Trust & Depositary Services Nieuwezijds Voorburgwal 225, 1000 DB Amsterdam Telefoon: +31 (0)20 5575843 www.kastrust.com Vermogensbeheerder NN Investment Partners (NNIP) Schenkkade 65, 2595 AS Den Haag Telefoon: +31 (0)70 3791409 www.nnip.com Rechtstreekse beleggingen PVF Hypothekenfonds, via beheerder Syntrus Achmea Real Estate & Finance Gatwickstraat 1, 1043 GK Amsterdam Telefoon: +31 (0)20 6065623 www.syntrusachmea.nl ASR Dutch Core Residential Fund, via beheerder a.s.r. Real Estate Investment Management Archimedeslaan 10, 3584 BA Utrecht Telefoon: +31 (0)30 2572380 www.asrreim.com Custodian

Kas Bank NV Nieuwerzijds Voorburgwal 225, 1012 RL Amsterdam Telefoon: +31 (0)20 557 5132 www.kasbank.nl Accountant Deloitte accountants B.V. Gustav Mahlerlaan 2970, 1081 LA Amsterdam Telefoon: +31 (0)88 2882888 www.deloitte.nl

3

2. Kerncijfers Het netto (bijgeschreven) rendement over het boekjaar 2016/2017 kwam uit op 1,49%. De kerncijfers van het fonds over de laatste vijf jaren zijn hierna weergegeven:

Kerncijfers

(getallen in € miljoen) ‘12/’13 ‘13/’14 ‘14/’15 ‘15/’16 ‘16/’17 Belegd vermogen 490,52 504,93 518,76 509,71 501,46 Directe opbrengsten beleggingen 10,51* 7,99* 7,09* 7,67* 7,20 Waardeveranderingen 9,57 17,62 19,14 0,08 (-/-) 2,90 Beleggings- en exploitatiekosten 2,94 (-/-) 2,62 (-/-) 2,90 (-/-) 2,71 (-/-) 2,61 (-/-) Rendementbijschrijving fondsen 17,14 22,99 23,34 4,78 7,51 Bruto rendement boekjaar 4,29% 5,37% 5,35% 1,49% 2,01% Netto rendement boekjaar 3,66% 4,82% 4,76% 0,95% 1,49%

* Het aandeel van het NWF-rendement is t.l.v. directe opbrengsten uit beleggingen gebracht

Op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is een maandelijkse opgave van de intrinsieke waarde verplicht. Het fonds kent echter geen deelnemingsrechten uitgedrukt in fracties of ‘units’. De beheerder en de AFM spraken af dat de intrinsieke waarde wordt uitgedrukt in een indexcijfer om zo de deelnemer inzicht te geven in het rendement van de beleggingen. Dit indexcijfer wordt vastgesteld op 30 juni van een boekjaar en is gedurende het gehele daarop volgende boekjaar van toepassing als intrinsieke waarde. De ontwikkeling van de intrinsieke waarde van het fonds over de afgelopen jaren blijkt uit de volgende afbeelding:

90,00

95,00

100,00

105,00

110,00

115,00

120,00

Index (30-6-2012=100)

Ontwikkeling intrinsieke waarde

12/13 13/14 14/15 15/16 16/17 17/18

4

De groepen deelnemers in het fonds √ Actieve contractspelers van Nederlandse BVO’s die premie afdragen aan het CFK; √ Gewezen contractspelers van Nederlandse BVO’s die in het verleden premie aan het CFK

hebben afgedragen maar nog geen overbruggingsuitkering ontvangen; √ Gewezen contractspelers van Nederlandse BVO’s die in het verleden premie aan het CFK

hebben afgedragen en een overbruggingsuitkering ontvangen die is aangevangen na 1 november 2008;

√ Gewezen contractspelers van Nederlandse BVO’s die in het verleden premie aan het CFK hebben afgedragen en een overbruggingsuitkering ontvangen die is aangevangen vóór 1 november 2008, indien zij tussen 1 november 2008 en 1 juni 2009 van de reglementaire mogelijkheid gebruik hebben gemaakt om de duur van hun uitkering met 40% in te korten;

√ Actieve beroepswielrenners in dienst bij een Nederlandse wielerploeg die premie afdragen of hebben afgedragen aan het CFK of zijn rechtsvoorganger, het NWF;

√ Gewezen beroepswielrenners die in het verleden premie aan het CFK of zijn rechtsvoorganger NWF hebben afgedragen maar nog geen overbruggingsuitkering ontvangen;

√ Gewezen beroepswielrenners die in het verleden premie aan het CFK of zijn rechtsvoorganger NWF hebben afgedragen en een overbruggingsuitkering ontvangen die is aangevangen na 1 november 2008.

3. Structuur Het Hoofdfonds (hierna ‘het fonds’) is geen beleggingsfonds als alle andere. Het fonds staat alleen open voor (gewezen) contractspelers in het betaalde voetbal en voor (gewezen) beroepswielrenners, die deelnemen aan de zogenaamde overbruggingsregeling. In deze takken van sport is deelname verplicht gesteld via de reglementen van respectievelijk de KNVB en de KNWU. In het betaalde voetbal is verplichtstelling eveneens opgenomen als onderdeel van de CAO Betaald Voetbal 2014-2018. In het volgende overzicht staan de deelnemende groepen van beroepssporters beschreven, waarin de term ‘BVO’ staat voor ‘Betaald Voetbal Organisaties’. Het reglement dat van toepassing is op de overbruggingsregeling, het Overbruggingsreglement A, bepaalt de inleg in en de uitstroom uit het fonds. Zie hiervoor hoofdstuk 8 van dit jaarverslag. Participaties zijn niet vrij verhandelbaar. Doelstelling van de overbruggingsregeling is om de profsporters na hun sportieve carrière de tijd en rust te geven om zich voor te bereiden op een maatschappelijke loopbaan. Dit gebeurt door hen tijdens hun carrière een deel van hun inkomen opzij te laten leggen. Deze premie-inleg wordt belegd door het fonds. Met de financiële buffer die de profsporters daarmee opbouwen, kan in de meeste gevallen aansluitend aan de sportieve carrière gedurende een aantal jaren een ‘overbruggingsuitkering’ worden betaald. Deze wordt in maandelijkse termijnen uitgekeerd. Deelnemers aan de overbruggingsregeling kunnen de ingelegde fondspremie in mindering laten brengen op hun belastbare loon. De latere overbruggingsuitkering is belast. De fiscale regeling is goedgekeurd door de staatssecretaris van Financiën bij resolutie van 30 november 1972 nummer B71/24096. De beheerder van het fonds, Stichting Contractspelersfonds KNVB (hierna ‘het CFK’), heeft een vergunning als beheerder van beleggingsfondsen, ex artikel 2:65, aanhef, onder a Wft. Het fonds is een jaarlijkse kostendekkende vergoeding verschuldigd aan de beheerder.

5

De beloningscultuur van het CFK is het gevolg van een zorgvuldig, beheerst en duurzaam beloningsbeleid dat in lijn is met de strategie, doelstellingen en waarden van de beheerder en de beleggingsfondsen onder beheer. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat er geen sprake is van een variabele beloning voor bestuurders. De totale personeelskosten van bestuurders en medewerkers van het CFK, inclusief sociale lasten, opleidingskosten en secundaire arbeidsvoorwaarden, bedroegen in het boekjaar € 522 duizend (2015/2016: € 553 duizend). Hiervan werd een bedrag van € 411 duizend doorberekend aan het Hoofdfonds. Alleen de bestuurders van het CFK worden gezien als ‘geïdentificeerde medewerkers’; medewerkers die een materieel effect hebben op het risicoprofiel van het CFK en de onder beheer staande beleggingsfondsen. De bezoldiging van de bestuurders, inclusief pensioenen, autogebruik, opleidingskosten en overige vergoedingen, bedroeg in het boekjaar € 336 duizend (2015/2016: € 321 duizend). Hiervan kon 10,1% doorbelast worden aan derden vanwege werkzaamheden verricht voor een externe pensioenregeling. Van het restant, € 302 duizend, werd een bedrag van € 238 duizend doorberekend aan het Hoofdfonds. Het fonds is een fonds voor gemene rekening en heeft derhalve geen rechtspersoonlijkheid. Anders dan gebruikelijk bij een beheerder van beleggingsinstellingen is de Stichting Contractspelersfonds KNVB juridisch eigenaar van de beleggingen behorend bij het beleggingsfonds. De stichting is dus zowel beheerder van het fonds als juridisch eigenaar van de fondsactiva. Hiervoor is gekozen om de structuur zo eenvoudig mogelijk te houden en de kosten te beperken. Voor deze bijzondere situatie heeft de AFM het CFK ontheffing verleend. Het beleggingsbeleid van het fonds wordt geformuleerd door de beheerder. Het dagelijkse vermogensbeheer is tijdens het boekjaar 2016/2017 grotendeels uitbesteed geweest aan Nationale Nederlanden Investment Partners. Het deel dat niet was uitbesteed, werd door de beheerder belegd in het PVF Particuliere Hypothekenfonds (gehele jaar) en het ASR Dutch Core Residential Fonds (vanaf april 2017).

6

4. Economie en financiële markten De groei van de wereldeconomie versnelde in de loop van het boekjaar. Gesterkt door het voortgezette ruime beleid van centrale banken lieten veel sectoren en regio’s een gestage ontwikkeling zien. De politieke risico’s die opdoemden, bleken overkomelijk. Het jaar eindigde met hogere standen op de aandelenmarkten, terwijl ook de risicovolle obligaties winsten noteerden. Een belangrijke vraag aan het begin van het derde kwartaal van 2016 was hoe groot de gevolgen van de Britse keuze voor een Brexit op de reële economie en de financiële markten zouden zijn. De directe gevolgen vielen erg mee, waarna de risicobereidheid onder beleggers meteen sterk toenam. Veel beleggers waren erg voorzichtig gepositioneerd geweest in de aanloop naar het Britse referendum en kwamen weer in de markt, wat koersen van vooral aandelen en kredietobligaties stuwde. De wereldwijde aandelenindex MSCI World steeg in juli met 3,7% (in euro). In het derde kwartaal bleek al snel dat het inmiddels bekende beleggingsthema ‘search for yield’ opnieuw leidend zou zijn onder obligatiebeleggers. De zeer lage tot negatieve rentes op staatsobligaties in combinatie met voortgezet onorthodox beleid van de centrale banken in ontwikkelde markten zette beleggers ertoe aan om naast aandelen risicovollere vastrentende waarden te kopen. Forse koersstijgingen waren het gevolg, die later in het jaar ondersteuning kregen van de aantrekkende groei. Over het gehele boekjaar presteerden vooral aandelen sterk (15,1%) en de meest risicovolle vastrentende waarden zoals Europese high yield obligaties (ML European Currency HY index: 10,1%) en leningen aan opkomende landen in harde valuta (JPM EMBI Global Diversified index: 4,1%). Institutionele beleggers zochten hun heil daarnaast steeds meer in illiquide beleggingen, zoals vastgoed, hypotheken, infrastructuur en private loans. De koersen van deze beleggingen zijn de afgelopen jaren door de grote vraag eveneens sterk gestegen. Het wereldwijde monetaire beleid bleef tijdens het derde kwartaal maar ook daarna erg soepel. De lage rente die hiervan het resultaat was, ondersteunde het positieve sentiment dat gedurende het jaar steeds meer vat kreeg op de wereldeconomie. De diverse centrale banken bevonden zich desondanks in verschillende fases. Terwijl de Bank of England de basisrente in juli nog verlaagde naar aanleiding van de Brexit, was de Amerikaanse centrale bank (FED) juist ‘op de weg terug’: zij verhoogde de rente zowel in december, maart als juni met 0,25%. De Amerikaanse economie groeide al een tijdje gestaag en de krapte op de arbeidsmarkt nam toe waardoor looninflatie dreigde te ontstaan.

De Bank of Japan ging net als vorig jaar door met haar extreem ruime monetaire beleid, waarin het als doelstelling hanteerde om de 10-jarige rente op 0% te houden. De Europese Centrale Bank (ECB) verlengde in december haar opkoop-programma tot eind 2017. Tegelijkertijd werd aangekondigd dat ze het tempo zou gaan

-0,12

-0,06

-0,12

0,16

0,27

0,20

0,44

0,20

0,33 0,32 0,31

0,46

JUL AUG SEP OKT NOV DEC JAN FEB MRT APR MEI JUN

10-jarige Duitse rente 2016/2017 (%)

7

terugschroeven tot € 60 miljard per maand vanaf april 2017. De ECB liet de mogelijkheid van een snellere afbouw open in het geval de groeicijfers sterk positief blijven. Het bleek echter niet gemakkelijk om de inflatie aan te jagen, volgens de ECB als gevolg van de nog steeds ruime arbeidsmarkt. Dit alles resulteerde in een 10-jarige Duitse obligatierente die binnen een bandbreedte van -0,2 tot 0,5% bleef bewegen, zie de afbeelding hiervoor. Gedurende het boekjaar steeg de rente door de betere groeiperspectieven, maar de stijging zette niet door omdat inflatieverwachtingen achterbleven. Uit de sterke dip in februari blijkt de toenemende zorg van beleggers over een mogelijke verkiezingswinst van ‘populistische’ partijen in Nederland en Frankrijk. In juni steeg de rente opeens sterk door de speculatie dat de ECB eerder zou kunnen beginnen met afbouwen van het opkoopprogramma van obligaties. De kritiek op het beleid van de centrale banken, en afgelopen jaar in het bijzonder de ECB, nam steeds meer toe. De effectiviteit van het opkoopprogramma kan moeilijk worden aangetoond, terwijl de nadelen voor spaarders, banken en pensioenfondsen evident zijn. Bovendien worden de prijzen van bepaalde activa, zoals vastgoed, dermate opgeblazen dat gevreesd wordt voor zeepbellen, zie de tekst in het kader hiernaast. In het vierde kwartaal van 2016 deed zich opnieuw een vooraf door beleggers gevreesd scenario voor. Tegen de verwachtingen in kwam Donald Trump op 8 november als winnaar van de Amerikaanse presidentsverkiezingen uit de bus. Vanwege zijn controversiële campagne en zijn isolationistische wereldbeeld werd algemeen aangenomen dat een overwinning voor Trump zou leiden tot een uitverkoop van risicovolle beleggingen en een vlucht naar veilige havens waardoor rentes op veilige staatsobligaties zouden dalen. In de dagen voorafgaand aan de verkiezingen werden risicovolle beleggingen inderdaad minder waard, maar vanaf Trumps overwinningstoespraak keerde het sentiment. Beleggers waren gecharmeerd door zijn verzoenende houding in vergelijking met de gespierde taal tijdens de campagne. De markten gokten op een pragmatischere Trump, die zich in de eerste plaats zou richten op meer economische groei door middel van overheidsinvesteringen, lagere belastingen voor bedrijven en minder regulering. Op basis van zijn uitspraken na de verkiezingen gaven ze hem het voordeel van de twijfel. Dit ondersteunde de Amerikaanse dollar, die meer dan 6% won ten opzichte van de euro. Los van de verwachtingen over Trumps beleid, wakkerden de vertrouwensindicatoren de hoop op een versnelling van de groei en een hogere inflatie aan. Zeker in de

De schuldeneconomie Het oplopen van schulden ten opzichte van inkomen is een grote zorg. Volgens het International Institute of Finance bereikten de gezamenlijke schulden van bedrijven, huishoudens en overheden eind juni 2017 een record van 324 procent van het gezamenlijke bruto binnenland product (bbp). Vóór de kredietcrisis was deze verhouding nog 276 procent. In alle werelddelen lopen schulden op, maar vooral de schuldexplosies in China en de opkomende landen springen in het oog. Na de kredietcrisis hebben centrale banken een zeer ruim monetair beleid gevoerd waardoor de gevolgen van de kredietcrisis werden verzacht. Het onderliggende probleem, de betaalbaarheid van de schuldenberg, werd hierdoor echter groter. De groei van de wereldeconomie wordt dus grotendeels gefinancierd met het aangaan van nieuwe schulden en dit brengt een groot risico voor de toekomst met zich mee. De schulden zijn in deze mate alleen betaalbaar bij de huidige lage rentes. Zodra rentes sterk gaan stijgen, zal dit de groei hard raken omdat financieringslasten snel zullen stijgen. Toch moet de rente uiteindelijk omhoog om de onevenwichtigheden in de wereldeconomie ongedaan te maken. En er is nog een reden: als de rente niet substantieel hoger ligt op het moment dat de volgende recessie uitbreekt, dan hebben centrale banken geen instrumenten meer tot hun beschikking om de gevolgen hiervan te bestrijden. Dit kan ertoe leiden dat de volgende recessie zeer diep wordt

8

geïndustrialiseerde wereld verrasten de cijfers in positieve zin. Het Amerikaanse consumentenvertrouwen klom naar het hoogste peil in 15 jaar. In de eurozone stond het ondernemersvertrouwen in de industrie nooit hoger sinds 2010. De inkoopmanagersindex in Europa, die laat zien in hoeverre inkopers in de private sector de economie zien groeien, liet een continue groei zien die ook in de hierna volgende kwartalen zou doorlopen.

Inkoopmanagersindex Europa 2016/2017

Verwachtingen vormen vaker een goede voorspeller van de ontwikkeling van de relevante macro-economische indicatoren in de private sector zoals consumptie, investeringen en bedrijfswinsten. Om die reden reageerden financiële markten positief. Dat het grotere vertrouwen daadwerkelijk zou leiden tot een reële groei in inkomens van bedrijven, bleek uit de groeiende winstgevendheid van bedrijven. De werkeloosheid die in november daalde tot respectievelijk 4,6% (VS) en 8,2% (EU) ondersteunde vervolgens de consumptie. Het groeiende vertrouwen was er mede de oorzaak van dat beleggers in december verrassend laconiek reageerden op de renteverhoging van de Fed en de nederlaag van Matteo Renzi in het Italiaanse referendum over een nieuwe grondwet. In de maand maart van het eerste kwartaal van 2017 nam de angst dat anti-EU partijen de macht zouden overnemen in Europa af nadat Geert Wilders en zijn PVV in Nederland een tegenvallend resultaat boekten. Ook in Frankrijk wezen de peilingen inmiddels in de richting van Macron, die er in mei inderdaad met de overwinning vandoor ging. Dit zorgde zelfs voor een revival van het geloof in de EU en zette de euro hoger, zoals uit de onderstaande afbeelding blijkt.

Eind maart riep prime minister May artikel 50 in, hetgeen een vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU in gang zette. Dit vormde het begin van naar

verwachting moeizame onderhandelingen, waarbij de EU in het nieuwe politieke landschap met hernieuwd zelfvertrouwen tevoorschijn kwam. Tegen het einde van het boekjaar leek dat zelfvertrouwen in het Verenigd Koninkrijk juist aan het afnemen, mede als gevolg van de uitslag

van de verkiezingen die leidde tot de noodzaak voor de conservatieven om een coalitieregering aan te gaan. De koers van het pond (in euro) was na de Brexit al stevig

Verloop euro/dollar koers De koers daalde na de verkiezingen in de VS tot $ 1,04. Beleggers hadden vertrouwen in door Trump aangekondigde maatregelen en dat zette de dollar hoger. Toch eindigde de euro ($ 1,14) hoger dan deze het jaar begon ($ 1,11). Na ruim een half jaar heeft Trump nog weinig gedaan, terwijl de euro juist steviger in zijn schoenen staat. Daarbij sorteren de markten voor op de afbouw van het opkoop-programma van de ECB, wat de rente en de euro hoger zal zetten.

9

gedaald, waardoor er al enige tijd inflatie werd geïmporteerd. De lonen stegen echter niet mee en de koopkracht in het Verenigd Koninkrijk nam daardoor gestaag af. Dit werkte door in het vertrouwen van consumenten, dat tegen het einde van het boekjaar aan het afnemen was. In het eerste en begin van het tweede kwartaal van 2017 steeg de economische groei in de opkomende markten, zie het kader hiernaast. Op de financiële markten maakten zowel aandelen van opkomende markten als leningen uitgegeven door opkomende landen dit jaar een opmerkelijke come-back. In april verhoogde het IMF zijn prognose voor de wereldwijde groei voor 2017 naar 3,6% (2016: 3,1%). De verbeteringen ten opzichte van de eerdere voorspellingen zijn vooral zichtbaar in Europa en Azië. De Europese economie zal volgens het IMF groeien met 1,7% in 2017. Het IMF ziet protectionisme als een van de grootste risico’s voor de wereldeconomie. Verder woedt er een debat over al dan niet uitblijvende productiviteitsgroei, waardoor het verdere groeipad van de wereldeconomie zou worden vertraagd en de inflatieverwachtingen langdurig laag zouden blijven. Tegen het einde van het boekjaar werden beleggers opgeschrikt door uitlatingen van de ECB, waaruit werd afgeleid dat de afbouw van het opkoopbeleid wel eens eerder dan verwacht zou kunnen plaatsvinden. Hierdoor steeg de lange rente opeens fors en kwamen obligatiemarkten onder druk te staan. De Europese inflatie was echter nog steeds laag (1,3% op jaarbasis) terwijl inflatie in de V.S. afnam tot 1,7% en de plotselinge paniek wat overdreven leek. Ten slotte kregen grondstoffen in het tweede kwartaal harde klappen. Vooral het energiesegment stond onder druk (-15,3% in euro) door het productieoverschot in de sector. De daling van de olieprijzen leverde echter minder stress op dan begin 2016, toen de val van de olieprijs leidde tot afwaardering van (Amerikaanse) high yield obligaties op oliebedrijven en problemen in opkomende landen. De schalieolieproducenten zijn inmiddels efficiënter en beter gefinancierd, terwijl de opkomende landen profiteren van de aantrekkende vraag vanuit China naar andere producten en grondstoffen.

Opkomende markten Het boekjaar liet een verbreding van groei in opkomende markten zien. Opvallend, omdat er potentieel nogal wat belemmeringen voor de groei waren. Het aangekondigde einde van de ruime monetaire politiek van de FED bijvoorbeeld, voorheen nog gezien als een groot probleem voor het herstel van opkomende landen, kende een voorzichtig en zeer geleidelijk karakter. Een andere bedreiging, het door Trump gepropageerde protectionisme dat de export naar de VS negatief zou kunnen beïnvloeden, leidde evenmin tot problemen. Trumps aangekondigde maatregelen bleven uit. De groei in opkomende landen dreef op export, terwijl de binnenlandse consumptie nauwelijks aantrok. De groei in export had enerzijds te maken met de beter dan verwachte groei in China, grootafnemer van de grondstoffen die opkomende landen exporteren. De vrees voor een schuldencrisis in China verdween even naar de achtergrond op basis van de redelijke cijfers die het land liet zien met betrekking tot de huizenmarkt, kredietgroei en aantrekkende binnenlandse consumptie. Over het eerste kwartaal van 2017 rapporteerde China een groei van 6,9%. Anderzijds profiteerden opkomende landen van de economische groei in de VS en Europa waardoor ook de export naar deze continenten flink kon aantrekken. Daarnaast zorgde de kapitaalinstroom uit ontwikkelde landen, mede veroorzaakt door de extreem lage rente, voor betere financieringsmogelijkheden.

10

5. Beleggingsbeleid De beleggingen in het fonds waren per 30 juni 2017 € 501,5 miljoen waard (30 juni 2016: € 509,7 miljoen). Van de totale fondswaarde viel een bedrag van € 437,5 miljoen (87%) onder het mandaat van NNIP. Het Hoofdfonds belegde daarnaast voor € 43,2 miljoen in woninghypotheken en voor € 20,7 miljoen in direct vastgoed (verhuurde woningen). Met deze laatste twee posities wordt een ‘liquiditeitspremie’ verdiend, een vergoeding voor het moeilijk verhandelbare karakter van deze beleggingen. Daarnaast correleert het rendement van de vastgoedbelegging nauwelijks met rendementen van andere onderdelen van de portefeuille en daarmee is sprake van een diversificatievoordeel. De beleggingen in woninghypotheken en verhuurde woningen vinden plaats door middel van participaties in beleggingsfondsen: het PVF Particuliere Hypothekenfonds en het ASR Dutch Core Residential Fund. Deze participaties vertegenwoordigen respectievelijk 9% en 4% van de fondswaarde. Het mandaat van NNIP wordt besproken in de paragrafen 5.2 t/m 5.5. In paragraaf 5.6 wordt de participatie in het PVF Particuliere Hypothekenfonds besproken en in paragraaf 5.7 de participatie in het ASR Dutch Core Residential Fund.

5.1 Beleggingsdoelstelling Het fonds kent een ‘absolute return’-strategie: het streven naar een positief rendement in absolute zin. Doel van het beleggingsbeleid is om elk jaar een rendement te behalen dat hoger is dan de gemiddelde spaarrente op een particuliere spaarrekening bij een Nederlandse grootbank. Het risico op een negatief rendement in een beleggingsjaar dient, binnen de gestelde rendementsdoelstelling, zo gering mogelijk te zijn. De hiervoor geformuleerde doelstelling is als volgt gekwantificeerd: het beoogde rendement vóór verrekening van kosten is 2,5% boven de 1-maands euriborrente. Het gemiddelde risico van de portefeuille in termen van volatiliteit, exclusief de beleggingen in hypotheken en direct vastgoed, is 3%. De maximaal acceptabele volatiliteit bedraagt 5%.

5.2 Asset allocatie binnen het NNIP-mandaat De asset allocatie wordt gedefinieerd als de blootstelling aan elke beleggingscategorie door directe beleggingen en door het innemen van posities via futures. Uitgangspunt van de asset allocatie is het systeem van ‘risicopariteit’: de gelijkmatige verdeling van het risicobudget over de diverse beleggingscategorieën. De aanvangsallocatie van de portefeuille komt tot stand door de allocatie van de neutrale portefeuille te bepalen. Deze wordt vastgesteld door het risicobudget van 3% gelijkelijk te verdelen over ‘laag risico’ beleggingen en ‘hoog risico’ beleggingen. De doelstelling binnen het NNIP-mandaat is om extra rendement te maken ten opzichte van de neutrale portefeuille door in te spelen op kansen of bedreigingen op de financiële markten. Dat gebeurt door tijdelijke wijzigingen in de asset allocatie aan te brengen. Hierbij dient de bandbreedte van de volatiliteit (0-5%) steeds als grens. De ex-ante volatiliteit van de NNIP-portefeuille wordt dagelijks gemeten. Zodra het maximum bereikt dreigt te worden, wordt het risico afgebouwd. Naast deze volatiliteitseisen, zijn er bandbreedtes per beleggingscategorie gedefinieerd die niet overschreden mogen worden. Deze worden hierna beschreven.

√ ‘Laag risico’ beleggingscategorieën (60-100% van de portefeuille) Het grootste deel van de portefeuille bestaat uit uitgeleend geld waarbij de kans op wanbetaling nagenoeg afwezig is omdat de debiteuren zeer sterk zijn. De term ‘laag risico’ slaat dus op het feit dat de tegenpartij sterk genoeg is om de lening terug te betalen. Dat wil echter niet zeggen dat er geen enkel beleggingsrisico aan deze

11

beleggingscategorie verbonden is. Bij leningen met enige duratie is er immers sprake van een renterisico: de koers van de obligatie daalt als gevolg van een rentestijging. De laag risico categorie wordt gevormd door liquide beleggingen (spaarrekeningen, deposito’s en geldmarktfondsen) en staatsobligaties van hoge kwaliteit. Dit zijn zowel nominale als inflatiegerelateerde staatsobligaties van ontwikkelde landen binnen en buiten de eurozone alsmede obligaties met onderpand. De minimale kredietstatus van zulke obligaties is AA- (S&P) of Aa3 (Moody’s). Als aanvullende restrictie geldt dat maximaal 30% van de portefeuille kan worden belegd in de genoemde categorie staatsobligaties buiten de eurozone op voorwaarde dat het valutarisico volledig is afgedekt. √ ‘Hoog risico’ beleggingscategorieën (0-40% van de portefeuille) Een kleiner deel van de portefeuille bestaat uit hoog risico beleggingscategorieën. Als eerste worden hieronder verstaan de obligaties met kredietrisico. Hieronder vallen staatsobligaties van de landen uit de periferie van Europa, van opkomende markten, leningen met onderpand (‘asset backed securities’) en bedrijfsobligaties (zowel ‘credits’ met een minimale rating van BBB-/Baa3 als ‘high yield’ van een lagere rating). Voor zover obligaties met kredietrisico gedenomineerd zijn in andere valuta dan euro, wordt het valutarisico geheel afgedekt, met uitzondering van obligatiefondsen met leningen aan opkomende landen in lokale valuta (‘Emerging fixed income LC’). In deze fondsen wordt juist getracht rendement te maken op stijgingen in valutakoersen.

Als tweede vallen hieronder alle andere risicovolle beleggingscategorieën zoals aandelen, beursgenoteerd vastgoed, grondstoffen en ‘alternatives’ (hedge fondsen). De te gebruiken beleggingsfondsen worden op basis van diverse criteria gekozen uit actief beheerde fondsen van NNIP en index trackers van externe vermogensbeheerders. Voor zover beleggingen in aandelen en vastgoed gedenomineerd zijn in US$, wordt het valutarisico strategisch voor minimaal 50% afgedekt.

De hiervoor genoemde bandbreedtes zijn gegeven op het hoogste niveau, maar ook op elke subcategorie binnen de genoemde beleggingscategorieën zijn bandbreedtes van toepassing. Binnen de categorie ‘hoog risico beleggingen’ mag de categorie ‘aandelen’ bijvoorbeeld variëren tussen de 0 – 20% van de portefeuille als geheel. Het maximale risico van de portefeuille wordt dus ingeperkt door enerzijds de eerdergenoemde maximum ex-ante volatiliteit (5%) voor de portefeuille als geheel en anderzijds het gebruik van bandbreedtes per beleggingscategorie. Door het jaar heen wordt getracht extra rendement te maken door wijzigingen in de asset allocatie aan te brengen. Hierin spelen de volgende zaken een rol:

√ De relatieve aantrekkelijkheid van risicopremies (waardering), waarbij de kwalitatieve inschatting en de uitkomsten van een kwantitatief risicomodel een rol spelen. √ De beperking van het liquiditeitsrisico en andere risico’s door het stellen van een ondergrens aan de risicoschatting.

Op deze wijze kan snel worden ingespeeld op gewijzigde inzichten in risico en rendement en wordt recht gedaan aan de bijzondere positie van het CFK, met zowel een focus op de middellange termijn als in incidentele gevallen op de kortere termijn. De kwalitatieve inschattingen en kwantitatieve modellen van NNIP spelen een belangrijke rol in het tactische beleid van het CFK. De beleggingscommissie bespreekt de uitvoering van het beleggingsbeleid en de actuele inzichten eenmaal per kwartaal met het bestuur en geeft haar eigen visie in de vorm van een advies. Tussen het bestuur en NNIP is frequent contact over de uitvoering van het aan NNIP verstrekte mandaat.

12

5.3 Asset allocatie binnen de beleggingscategorieën - De laag risico nominale staatsobligaties worden gespreid over verschillende looptijden en

landen binnen en buiten de eurozone. - De laag risico inflatiegerelateerde staatsobligaties worden door minder landen uitgegeven,

maar indien mogelijk wordt de portefeuille gespreid over diverse looptijden en landen. - De hoog risico (discretionair aangehouden) nominale staatsobligaties kunnen gespreid

worden over diverse landen in de Europese periferie, zoals Italië, Spanje en Portugal. - De gedekte leningen (ABS) zijn verdeeld over diverse soorten leningen (auto, hypotheken,

overheid e.d.), landen en looptijden. - De obligaties van opkomende landen zijn verdeeld over diverse landen, looptijden en soms

valuta’s (local currency). - De bedrijfsobligaties (zowel binnen de categorie credits als high yield) kennen een

spreiding over sectoren, landen, rating en looptijden. Er wordt uitsluitend in beursgenoteerde bedrijfsobligaties belegd.

- Er wordt zowel in wereldwijde aandelenfondsen belegd als in aandelenfondsen die zich richten op bedrijven uit Europese landen, de VS, Japan of opkomende landen.

- Voor beursgenoteerd vastgoed geldt dat belegd wordt in wereldwijd vastgoed of vastgoed van een bepaalde regio in de wereld.

- Voor grondstoffen geldt dat er belegd kan worden in diverse grondstoffen, zoals olie of goud. Grondstoffen worden uitsluitend tactisch toegevoegd aan de basisportefeuille.

- Het CFK heeft de bevoegdheid om leningen aan te gaan of financiële instrumenten uit te lenen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt in het boekjaar.

5.4 Liquiditeit Een deel van de portefeuille wordt in de vorm van liquiditeit aangehouden in gespreide liquiditeitenfondsen en op een (spaar)rekening of deposito bij banken. De volgende banken (of dochterbedrijven) worden gebruikt: ABN Amro Bank, ING Bank, Van Lanschot Bank, Kas Bank, Rabobank, SNS Bank en MoneYou.

5.5 Gebruik van derivaten Diverse derivaten kunnen om specifieke tactische redenen worden ingezet. In het boekjaar 2016/2017 is gebruikgemaakt van FX forwards en futures. Voor de afdekking van valutarisico worden valutatermijncontracten (FX forwards) ingezet: derivaten waarmee een bepaalde hoeveelheid vreemde valuta op een toekomstig moment tegen een vooraf vastgestelde prijs (in €) verkocht worden. Hiermee wordt bereikt dat de valutakoers van de belegging op verkoopdatum vooraf vast staat en dat het valutarisico is afgedekt. Deze transacties worden afgesloten op basis van onderhandse overeenkomsten met een select aantal tegenpartijen. De tegenpartijen zijn geselecteerd op basis van diverse criteria. Per einde boekjaar waren HSBC, Citigroup en JP Morgan de tegenpartijen. Om het kredietrisico (de kans dat een vordering op de tegenpartij niet geïnd kan worden) verder te beperken is in de overeenkomsten afgesproken dat onderpand wordt ontvangen als de vordering een bepaalde omvang bereikt. Uit hoofde hiervan wordt ook onderpand geleverd als de schuld een bepaalde omvang bereikt. Daarnaast zijn futures op indices van aandelen gebruikt om snel en goedkoop posities in te nemen. Futures op Duitse en Amerikaanse staatsobligaties zijn gebruikt om de duratie en het renterisico van de portefeuille te beheersen. Deze futures worden afgesloten op gereguleerde beurzen. Hiertoe dient steeds een bepaald bedrag als waarborg (‘margin’) te worden aangehouden. Het gebruik van derivaten mag per saldo niet leiden tot een shortpositie op een beleggingscategorie (zoals aandelen of vastgoed).

13

5.6 Participatie in het PVF Particuliere Hypothekenfonds Een deel van de portefeuille van het fonds wordt rechtstreeks belegd in het PVF Particuliere Hypothekenfonds. Het PVF Particuliere Hypothekenfonds verstrekt hypotheekleningen aan woningeigenaren in geheel Nederland met woningen voor eigen gebruik als onderpand. Alleen institutionele beleggers participeren in het fonds en er is geen sprake van structurele financiering met vreemd vermogen. Syntrus Achmea Real Estate & Finance voert als beheerder het proces van acceptatie en administratie uit. De hypotheekleningen worden vertrekt via intermediairs als De Hypotheker, De Hypotheekshop en Huis en Hypotheek. Een belangrijk kenmerk van het fonds is dat het kredietrisico erg laag is. Per einde boekjaar valt een groot deel (63%) van de hypotheken namelijk onder de garantie van NHG en daarnaast heeft 28% van de hypotheken een loan-to-value ratio onder 65%. Desondanks wordt er een aantrekkelijke risicopremie verdiend (1,4% per 30 juni 2017), waardoor de risico/rendementverhouding van deze belegging gunstig is. Per 30 maart 2017 is het renterisico van de belegging, die een duratie kent van 6,4 jaar, geheel afgedekt. De aanleiding hiervoor is dat de duratiebijdrage aan het Hoofdfonds (ca. 0,55 jaar) groter werd dan gewenst. NNIP heeft in opdracht van het CFK het renterisico op de participatie in het PVF Particuliere Hypothekenfonds geheel afgedekt met behulp van rentefutures. Hoewel het onderliggende renterisico is gebaseerd op de swaprente en deze niet perfect correleert met de risicovrije rente, is hiermee het belangrijkste onderliggende risico sterk teruggebracht.

5.7 Participatie in het ASR Dutch Core Residential Fund Een deel van de portefeuille is per 1 april 2017 belegd in het ASR Dutch Core Residential Fund. Als onderdeel van de due diligence voor deze nieuwe belegging werd een uitgebreide liquiditeit-stresstest uitgevoerd, omdat het een illiquide belegging betreft die niet op elk willekeurig moment te gelde gemaakt kan worden. Bij de uitvoering van de due diligence is de kennis van een gespecialiseerde vastgoedadviseur ingeroepen. Het ASR Dutch Core Residential Fund belegt in verhuurde woningen in het geliberaliseerde segment van de markt in Nederland. Het gaat vooral om woningen in de gewilde stedelijke gebieden van de Randstad. Naar deze woningen is de komende jaren veel vraag door diverse ontwikkelingen aan zowel de vraag- als de aanbodzijde. Het ASR Dutch Core Residential Fund besteedt veel aandacht aan het verduurzamen van het woningbezit. Dit levert niet alleen winst voor het milieu op, maar hierdoor kunnen uiteindelijk ook hogere huren gevraagd worden. Alleen institutionele beleggers participeren in het fonds en er is geen sprake van structurele financiering met vreemd vermogen. ASR Vastgoed is de beheerder van het fonds. Het rendement van het fonds bestaat uit de som van het directe rendement en het indirecte rendement. Het directe rendement komt voornamelijk voort uit de betaalde huren en uitponding (met winst verkopen van woningen die vrij zijn gekomen). Het directe rendement wordt elk kwartaal uitgekeerd. Het indirecte rendement komt voort uit de (her)waardering van de woningen. Elk object in de portefeuille wordt eenmaal per jaar gewaardeerd door een onafhankelijke taxateur. Naast het aantrekkelijke verwachte directe rendement van 3-4% per jaar, is een voordeel van deze belegging dat rendementen van direct vastgoed weinig correleren met de rendementen van beurgenoteerde effecten. Daarnaast zijn de huren geïndexeerd, waardoor de belegging een bescherming tegen inflatie biedt.

14

6. Beleggingsresultaten Het fonds behaalde in het boekjaar 2016/2017 een beleggingsrendement van 1,99%. De benchmark over dezelfde periode was 2,18%. Er was dus een underperformance ten opzichte van de benchmark van -0,19%. De underperformance werd vooral veroorzaakt door een historische lage marktrente voor zowel korte als lange looptijden. Het behalen van het doelrendement moet in deze situatie voornamelijk worden bereikt door koerswinsten van aandelen, risicovolle leningen en vastgoed en deze waren dit jaar net onvoldoende.

6.1 Allocatie per kwartaal In de tabel bovenaan pagina 15 wordt de neutrale portefeuille aan het begin van het boekjaar getoond, die gebaseerd is op de risicogebudgeteerde allocatie zonder rekening te houden met een bepaalde visie (voor toelichting: zie paragraaf 5.2). Hier worden ook de belangrijkste wijzigingen in de asset allocatie gedurende het jaar getoond, die hierna worden toegelicht. De asset allocatie wordt gedefinieerd als de blootstelling aan elke beleggingscategorie door beleggingen in effecten, waaronder futures. De beleggingen in het PVF Particuliere Hypothekenfonds en het ASR Dutch Core Residential Fund zijn geen onderdeel van het NNIP-mandaat. De in paragraaf 5.2 genoemde bandbreedtes zijn alleen van toepassing op de portefeuille die door NNIP wordt beheerd en zijn derhalve niet uit deze tabel te herleiden. Juli – september 2016 In juli werden aandelen bijgekocht en gedurende het kwartaal werd het belang verder verhoogd. Aan het einde van het kwartaal was het belang in aandelen 3,7%-punt hoger dan aan het begin. Binnen de categorie aandelen werd tegelijkertijd een draai gemaakt van Amerikaanse aandelen naar andere regio’s. De weging van Amerikaanse aandelen werd afgebouwd vanwege de reeds hoge waardering, de naderende presidentsverkiezingen en het vooruitzicht van een renteverhoging. De positie in aandelen van opkomende markten werd juist uitgebreid vanwege de verbetering van de economische vooruitzichten voor deze landen. Er werd daarnaast weer een klein belang genomen in Japanse aandelen vooruitlopend op verdere versoepeling van het monetaire beleid van de Bank of Japan. Ten slotte werd een belang genomen in de Britse aandelenindex FTSE 100. Perspectieven voor Britse bedrijven waren immers aantrekkelijk geworden door de lage koers van het pond. Tegen het einde van het kwartaal werd besloten om gedeeltelijk winst te nemen op Amerikaanse bedrijfsobligaties van zowel ‘investment grade’- als ‘high yield’- niveau. Hoewel de vooruitzichten nog steeds gunstig waren, namen onzekerheden toe over de uitkomst van de Amerikaanse verkiezingen. De duratie van de portefeuille werd stabiel laag gehouden op 1,4 jaar om het koersverlies bij renteverhogingen, die steeds waarschijnlijker werden geacht, te beperken. De duratie is het gewogen gemiddelde van de looptijden van de vastrentende effecten in de portefeuille en is een maatstaf voor de rentegevoeligheid ervan. De duratie van de portefeuille wordt gestuurd door short te gaan in Bund futures voor de Europese rente en Treasury futures voor de Amerikaanse rente.

In deze paragraaf wordt gesproken over hoog risico en laag risico beleggingen. Bedacht moet worden dat risico niet per se bedoeld wordt als een negatief begrip. Het nemen van beleggingsrisico is immers noodzakelijk om de rendementsdoelstelling te behalen. Rendement is nodig om de overbruggingsuitkeringen waardevast te houden. ‘Veilige’ staatsobligaties leveren niet voldoende rendement op en daarom wordt ook in bijvoorbeeld aandelen belegd. Die fluctueren meer in koers, maar leveren op lange termijn naar verwachting een hoger rendement op. Bovendien kent risico meerdere vormen: het tegenpartijrisico van ‘veilige’ staatsobligaties is weliswaar zeer klein, maar de koers van een staatsobligatie zal dalen als gevolg van een hogere rente. In de gebruikte, dynamische, allocatie wordt continu een afweging gemaakt welk risico het waard is om te nemen. Uitgangspunt daarbij is dat de ‘risicopremie’, de premie die ontvangen wordt voor het nemen van het risico, het risico voldoende moet compenseren. Een korte beschrijving van de afwegingen die tijdens het boekjaar gemaakt zijn, vindt u in deze paragraaf

15

In het 3e kwartaal werd een rendement behaald van 1,13% (benchmark: 0,54%). De meeste beleggingscategorieën behaalden een positief rendement. Aandelen wonnen exclusief valuta-afdekking 3,16%, kredietobligaties 2,46% en hypotheken 1,02%. Binnen de kredietobligaties lieten vooral Europese high yield bedrijfsobligaties hoge rendementen zien (5,53%). Alleen beursgenoteerd vastgoed (-2,88%) scoorde een negatief rendement.

Asset allocatie per einde kwartaal (2016/2017)

Neutrale portefeuille

30/6/16 30/9/16 31/12/16 31/3/17 30/6/17

LAAG RISICO 65,3% 62,5% 64,3% 58,4% 52,6% 52,4%

Staatsobligaties ≥ AA-/Aa3 38,3% 3,9% 10,5% 9,9% 8,8% 6,9%

Liquiditeiten 27,0% 58,6% 53,8% 48,5% 43,8% 45,5%

HOOG RISICO 34,7% 37,5% 35,7% 41,6% 47,4% 47,6%

Kredietobligaties 15,6% 19,7% 13,5% 19,7% 17,8% 22,0%

- Staatsobligaties periferie 1,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,7% 2,6%

- Credits (investment grade) 6,3% 9,7% 5,2% 6,9% 4,6% 10,4%

- High Yield 2,2% 2,7% 2,8% 7,7% 3,5% 2,2%

- Emerging fixed income LC 0,6% 0,9% 0,4% 0,0% 1,6% 1,4%

- Emerging fixed income HC 1,7% 3,2% 1,8% 0,5% 3,9% 2,4%

- Asset backed securities 3,7% 3,2% 3,3% 4,6% 3,5% 3,0%

Aandelen 8,2% 7,1% 10,8% 7,8% 9,1% 9.9%

Beursgenoteerd vastgoed 2,3% 2,2% 2,8% 4,1% 4,6% 2,5%

Grondstoffen 0,0% 0,0% 0,0% 1,3% 3,0% 0,0%

Woninghypotheken (PVF) 8,5% 8,5% 8,6% 8,7% 9,0% 9,1%

Verhuurde woningen (ASR) 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 3,9% 4,1%

Totaal portefeuille 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

Oktober – december 2016 Vanwege het sterke economische momentum werd zowel het belang in aandelen en vastgoed als het belang in kredietobligaties al aan het begin van het kwartaal verhoogd. De meest forse stijging was het belang in kredietobligaties: van 13,5% naar 19,7%. Na de onverwachte verkiezing van Trump in november werd de aandelenpositie nog iets verder opgeschroefd. Uit de reactie van de aandelenmarkten was duidelijk dat de beleggers hoge verwachtingen hadden van de aangekondigde stimulerende maatregelen van Trump en zich kennelijk minder zorgen maakten over zijn protectionistische visie. Binnen de aandelenportefeuille werd gekozen voor de cyclische sectoren, Japan en Europa. Na de sterke aandelenrally werd midden december winst genomen en de aandelenpositie afgebouwd tot een belang van 7,8%. Binnen de obligatieportefeuille werd het belang in obligaties van opkomende landen afgebouwd, omdat ingeschat werd dat deze landen het meest last zouden krijgen van eventuele protectionistische maatregelen van Trump. In plaats daarvan werd het belang in hoogrenderende (vooral Europese) bedrijfsobligaties sterk verhoogd van 2,8% naar 7,7%. Ook het belang in beursgenoteerd vastgoed werd verhoogd, terwijl er voor het eerst sinds lange tijd een kleine positie in grondstoffen werd ingenomen. De rentegevoeligheid (duratie) van de portefeuille werd laag gehouden, op ca. 1,5 jaar. Hiervoor was des te meer reden na de verkiezing voor Trump. Zijn belofte om zwaar in infrastructuur te investeren was potentieel inflatieverhogend. Hierdoor zou de rente kunnen oplopen. De lage duratie leverde een bescherming tegen koersverlies in dat scenario.

16

In het 4e kwartaal werd een portefeuillerendement behaald van 0,21% tegen een benchmark van 0,54%. Vooral aandelenkoersen stegen hard (+6,43%, exclusief valuta-afdekking). Het totaal aan veilige staatsobligaties haalde ondanks de stijgende rente een rendement van 0,44%. Het rendement was uitsluitend positief doordat de inflatiegerelateerde staatsobligaties positief rendeerden als gevolg van de gestegen inflatieverwachtingen. Een klein positief rendement werd genoteerd voor kredietobligaties (0,23%) en hypotheken (0,21%), terwijl vastgoed (-0,32%) en grondstoffen (-1,91%) verliezen lieten zien. Over de eerste helft van het boekjaar was het portefeuillerendement daarmee 1,34%. Januari – maart 2017 Omdat de macro-economische cijfers in alle regio’s goed waren, bleef de voorkeur voor op groei gerichte beleggingen gehandhaafd in het 1e kwartaal van 2017. De overweging bleef wel beperkt door enkele sluimerende politieke risico’s, zoals de verkiezingen in diverse Europese landen waarin anti-EU partijen serieuze kans maakten. De belangen in beursgenoteerd vastgoed (+0,5 procentpunt) en aandelen (+1,3 procentpunt) werden opgehoogd met binnen aandelen nog steeds een voorkeur voor Europa, Japan en aandelen van opkomende markten. Amerikaanse aandelen leken al hoog gewaardeerd in aanmerking genomen dat de gevolgen van Trumps economische plannen nog steeds niet ingeprijsd waren. De weging in grondstoffen werd eveneens verhoogd. Vanwege het cyclische beeld leek er voldoende steun te zijn voor grondstoffen. Gedurende het kwartaal werd ook in goud belegd, dat bij eventueel uit de hand lopende geopolitieke spanningen goed zou presteren. Einde van het kwartaal was het belang van goud nog ca. 0,6%. De rest was inmiddels met winst verkocht. Binnen de obligatieportefeuille was de opvallendste wijziging de verkoop van het 3%-belang in Amerikaanse hoogrentende bedrijfsobligaties. Hierop werd winst genomen en in plaats daarvan werd meer belegd in leningen aan opkomende landen (+5,5 procentpunt). Macro-economisch ging het steeds beter met de opkomende landen en dit gaf gelegenheid een deel van de obligatieportefeuille te herbeleggen. Tegelijkertijd werd de positie in asset backed securities verlaagd. De rentegevoeligheid (duratie) van de portefeuille werd ook gedurende het 1e kwartaal laag gehouden, op ca. 1,6 jaar. Vanaf 1 april (storting per 31 maart) werd een geheel nieuwe beleggingscategorie toegevoegd: direct vastgoed. Er werd 3,9% van de portefeuille buiten het NNIP-mandaat belegd in verhuurde woningen in Nederland middels een participatie in het ASR Dutch Core Residential Fund. Meer informatie over dit fonds vindt u in paragraaf 5.7 van dit verslag. Het portefeuillerendement in het kwartaal kwam op 0,47% tegen een benchmark van 0,53%. Negatieve rendementen waren er voor veilige staatsobligaties (-0,72%) door een per saldo stijgende rente. Kredietobligaties (+0,83%), aandelen (+5,49%) en beursgenoteerd vastgoed (+0,88%) schreven positieve cijfers. Opnieuw werd verlies gemaakt op grondstoffen (-0,97%) en voor het eerst dit boekjaar ook op hypotheken (-0,21%). Het laatste was eveneens het gevolg van de rentestijging tijdens dit kwartaal.

17

Rendement op hypotheekleningen (PVF Particuliere Hypothekenfonds) Het rendement bestaat uit de som van het directe en indirecte rendement. Het directe rendement, voornamelijk bestaande uit rentebetalingen, wordt elk halfjaar uitgekeerd. Het indirecte rendement komt voort uit de (her)waardering van de hypothekenportefeuille. De portefeuille wordt eenmaal per maand gewaardeerd met behulp van het discounted cashflowmodel. Voor elke individuele lening

worden de verwachte kasstromen contant gemaakt tegen de euroswapcurve plus een actuele kredietopslag. Gedurende het boekjaar 2016/2017 daalde de kredietopslag op de hypotheekleningen van 1,64% naar 1,40%. Tegelijkertijd steeg de swaprente fors gedurende het boekjaar, zoals blijkt uit de nevenstaande grafiek. Deze ontwikkelingen leidden per saldo tot een hogere disconteringsfactor en daarmee een lagere waardering van de hypothekenportefeuille. Het indirecte rendement over het boekjaar kwam uit op -2,02%. Het directe rendement over het boekjaar was

positief (2,75%). Op de participatie in het PVF Hypothekenfonds werd aldus een totaal jaarrendement gemaakt van 0,73%. Dit is exclusief het rendement op de afdekking van het renterisico in de maanden april t/m juni (0,68%), zie paragraaf 5.6.

April – juni 2017 Het cyclisch herstel zette in het tweede kwartaal door. De verwachting was dat bedrijfswinsten in 2017 met 15-20% zouden stijgen. Gecombineerd met een politiek minder risicovolle situatie in de eurozone nadat Macron een meerderheid in het parlement behaalde in juni, de opschoning van de Spaanse en Italiaanse bankensector en het feit dat beleggers nog niet euforisch gestemd waren, leverde dit nog steeds een goede omgeving op voor aandelen. Tegelijkertijd waren er risico’s, zoals de oplopende spanningen rond Noord-Korea en het Midden-Oosten, het nog steeds onduidelijke politieke beleid van de VS en de zwakke olieprijs, die de eerste zes maanden van 2017 met bijna 20% was gedaald. In verband met de weer afnemende inflatiedruk werd besloten de inkomenscomponent van de portefeuille, en dan vooral de risicovolle obligaties, iets meer aan te zetten ten koste van de groeicomponent. Er werd vooral meer belegd in bedrijfsobligaties van investment grade niveau en in obligaties van landen in de Europese periferie, onder een gelijkblijvende portefeuilleduratie van 1,5 jaar. De positie in grondstoffen werd in mei met verlies gesloten. Er werd tegelijkertijd winst genomen op een deel van het belang in de risicvollere bedrijfsobligaties van high yield niveau. Het laatste kwartaal liet een rendement zien van 0,17% (benchmark 0,54%) en daarmee eindigde het jaarrendement op 1,99%. Het rendement van het laatste kwartaal werd positief beïnvloed door het zeer hoge rendement op de participatie in het ASR Dutch Core Residential Fund (3,69%).

-0,5

0

0,5

1

1,5

2

Euroswapcurve

1-jul-16 30-jun-17

18

6.2 Opbouw rendement 2016/2017 De wijzigingen in allocatie gedurende het boekjaar tussen beursgenoteerde obligaties (AA-/Aa3 en hoger) zonder kredietrisico en cash, beursgenoteerde hoog risico beleggingen en niet-beursgenoteerde beleggingen zijn hierna grafisch in beeld gebracht.

In juli en augustus werd het belang in aandelen sterk opgevoerd en tegen het einde van het kwartaal werd de gemaakte winst deels genomen én werd een deel van de kredietobligaties verkocht. In de maanden erna werd het risicoprofiel van de portefeuille geleidelijk verhoogd. De tweede helft van het jaar was er sprake van een vrij stabiele allocatie naar beursgenoteerde risicovolle beleggingen van ca. 34%. Per eind maart werd een belegging in direct vastgoed gedaan en deze werd grotendeels uit cash gefinancierd. Hierdoor steeg het aandeel illiquide beleggingen met 4% naar 13% en daalde de cashbeleggingen met hetzelfde percentage. De ‘omloopfactor’, die de effectentransacties en de transacties van deelnemers weergeeft als percentage van de gemiddelde intrinsieke waarde, steeg van 141% vorig jaar naar 149% in het boekjaar. De transactiekosten daalden echter van € 287 duizend naar € 191 duizend doordat er minder transacties in beleggingsfondsen zijn geweest dan vorig jaar. De hogere omloopfactor hangt samen met de verhoging van het aantal transacties in discretionaire obligaties. Transactiekosten hiervan zijn onderdeel van de bid/ask spread. Deze zijn overigens substantieel lager dan die van beleggingsfondsen. Ook het aangaan en afwikkelen van futures en de impliciete transactiekosten die samenhangen met de bid-ask spread van deze derivaten, zijn niet opgenomen in de genoemde transactiekosten. Opgemerkt moet worden dat deze laag zijn bij de liquide futures die gebruikt worden.

Het portefeuillerisico kan worden beoordeeld door het meten van de ex-ante volatiliteit (beweeglijkheid) van de portefeuille. Volgens het gekozen risico/rendementsprofiel, zoals vastgelegd in het mandaat, is het streven om over een langere termijn een gemiddelde volatiliteit te hebben van 3%. De maximaal aanvaardbare ex-ante volatiliteit op enig moment is 5%. Volgens het gehanteerde systeem van risicometing lag de volatiliteit in het boekjaar tussen de 1,9 en 3,0%, zonder de positie in het PVF Particuliere Hypothekenfonds en het ASR Dutch Core Residential Fund mee te nemen. Zouden deze positie wel worden meegenomen, dan zou de ex-ante volatiliteit naar verwachting iets hoger uitkomen.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

Allocatiewijzigingen 2016/2017

Nominale en inflation-linked obligaties (AA en hoger) + cash

Kredietobligaties, aandelen, grondstoffen, beursgenoteerd vastgoed

Illiquide (hypotheken + direct vastgoed)

19

De afbeelding hieronder laat de ontwikkeling van het cumulatieve rendement op de portefeuille zien gedurende het boekjaar.

Opvallend dit jaar was dat maar liefst de helft van het aantal maanden in het boekjaar eindigden in een negatief fondsrendement. Gelukkig zorgden de relatief hoge rendementen in de andere maanden voor een positief jaarrendement. - Op het geheel van nominale en inflatiegerelateerde obligaties met het minste kredietrisico

(AA-/Aa3 of hoger) werd een positief rendement behaald (0,26%). Dit rendement was inclusief de duratie-overlay voor de portefeuille en de afdekking van het valutarisico. Door het actieve duratiebeleid bleef de schade van de rentestijging in de tweede helft van het boekjaar beperkt. De diversificatie van beleggen in inflatiegerelateerde obligaties betaalde zich uit, want de hoogte van coupon en aflossing van deze obligaties worden vastgesteld op basis van de inflatieverwachtingen. Vooral tegen het einde van 2016 stegen deze.

- De rendementen op cash zijn nog steeds zeer laag, hoewel op de deposito’s en spaarrekeningen nog een rendement van 0,2% over het boekjaar gemaakt werd. Het rendement op de gespreide liquiditeitenfondsen was negatief (-0,11%).

- Het geheel van kredietobligatiefondsen leverde een rendement op van 4,2%. - Aandelenfondsen leverden een rendement op van 15,5%. - Beursgenoteerde vastgoedfondsen leverde in tegenstelling tot vorige jaren een negatief

rendement op (-4,9%). Hoewel met uitzondering van de maand juni de kapitaalmarktrente laag was gedurende het boekjaar, was deze categorie uit de gratie.

- Grondstoffen deden het bijzonder slecht (-1,1% rendement), maar hierin werd slechts een deel van het jaar belegd.

- Hypotheken leverden een rendement op van 0,73%, exclusief afdekking van het renterisico. Inclusief afdekking leverde deze belegging een rendement op van 1,4%.

- Het rendement op direct vastgoed (3,69%, waarvan 2,79% indirect), waarin uitsluitend het laatste kwartaal werd belegd, was zeer hoog als gevolg van snel stijgende huizenprijzen.

De resultaten op derivaten zijn moeilijk separaat in een rendement uit te drukken, omdat een derivaat geen investering vergt anders dan een margin die gestort moet worden. In het kader op pagina 20 worden de resultaten van de gebruikte derivaten besproken.

0,00%

0,50%

1,00%

1,50%

2,00%

2,50%

jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun

Ontwikkeling rendement 2016/2017

Maandrendement na transactiekosten (cum.) Benchmark (cum.)

20

Uit de onderstaande afbeelding blijkt welk belang de verschillende beleggingscategorieën gemiddeld hadden in de portefeuille en welke bijdrage ze daarmee aan het uiteindelijke rendement in het boekjaar 2016/2017 leverden.

De bruto opbrengsten van de beleggingen in het fonds bedroegen € 10,1 miljoen. Dat leidt tot een bruto rendement van 2,01% (uitgedrukt als percentage van het gemiddelde

-10% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%

Obligaties Aa en cash

Kredietobligaties

Aandelen & beursgenoteerd vastgoed

Grondstoffen

Hypotheken

Direct vastgoed

Bijdrage aan rendement 2016/2017

Gemiddeld belang Bijdrage aan rendement

Resultaten op derivaten De som van het gerealiseerde resultaat (€ 1,3 miljoen) en ongerealiseerde resultaat (€ 1,8 miljoen) op derivaten in het afgelopen boekjaar bedroeg € 3,1 miljoen. Het resultaat op futures bedroeg € 2,7 miljoen en het resultaat op FX Forwards bedroeg € 0,4 miljoen. Rentefutures werden in samenhang met de discretionaire obligaties en andere vastrentende waarden gebruikt om de portefeuilleduratie van het NNIP-mandaat te managen. Per einde boekjaar was de duratie 1,5 jaar. Daarnaast werden futures binnen dit mandaat gebruikt om kortdurende posities in aandelen- en vastgoedindices in te nemen. Bij elkaar leverde dit een resultaat van € 2,4 miljoen op. Daarnaast zijn futures in het laatste kwartaal van het boekjaar gebruikt om separaat het renterisico in de participatie van het PVF Particuliere Hypothekenfonds geheel af te dekken. Dit leverde € 0,3 miljoen op, vooral als gevolg van de sterke rentestijging in juni. FX forwards zijn gebruikt om het valutarisico af te dekken volgens het beleid beschreven in paragrafen 5.2 en 5.5. De afdekking van het Britse pond sterling, de Canadese dollar, de Zweedse en de Deense Kroon leverde geld op, terwijl de afdekking van de Australische, de Amerikaanse en de Nieuw-Zeelandse dollar geld kostte. De grootste positieve bijdrage aan het afdekkingsresultaat over het boekjaar (€ 811 duizend) was afkomstig van de volledige afdekking van het valutarisico op Britse staatsobligaties. Het Britse pond sterling verloor gedurende het jaar in kracht door de voortdurende onzekerheid over de uitkomst van de Brexit-onderhandelingen. Met het positieve resultaat op deze afdekking wordt het koersverlies op de Britse obligaties, voor zover dat veroorzaakt wordt door de koersdaling van het Britse pond sterling, volledig gecompenseerd.

21

deelnemersvermogen en dus niet direct te relateren aan de grafiek ‘Ontwikkeling rendement 2016/2017´). Na aftrek van kosten van vermogensbeheer, bewaring en transacties (€ 1,6 miljoen ofwel 0,32%) en organisatie (€ 1,0 miljoen ofwel 0,20%) resteert een netto rendement van € 7,5 miljoen. Dit rendement, dat gelijk staat aan 1,49% van het gemiddeld belegde vermogen, is per 1 juli 2017 bijgeschreven op de fondssaldo van iedere deelnemer in het fonds.

6.3 Uitbesteding en beoordeling externe vermogensbeheerders Het grootste deel van het vermogensbeheer van het fonds wordt uitbesteed aan NNIP. NNIP maakt gebruik van een geavanceerd risicomanagementsysteem. In dit systeem wordt niet alleen de asset allocatie continu beoordeeld, maar wordt met behulp van een volledige doorkijk in alle fondsen ook een beoordeling van het dagelijkse risico van de gehele portefeuille gemaakt. Zowel in het bestuur als in de beleggingscommissie worden de aannames van de risicomodellen van NNIP regelmatig kritisch tegen het licht gehouden. Dit heeft het afgelopen boekjaar niet geleid tot een aanpassing in de risicobeoordeling. Elk kwartaal worden in de beleggingscommissie de resultaten van de uitgevoerde stress test besproken. In deze test worden de gevolgen van extreme situaties op de financiële markten op de portefeuille doorgerekend. Naar aanleiding hiervan wordt beoordeeld of er aanleiding is de portefeuille te wijzigen. In het afgelopen boekjaar is er begin 2017, anticiperend op de Franse verkiezingen, een aanvullend stress scenario toegevoegd: het uiteenvallen van de eurozone door het uitstappen van een groot EU-land. Na een discussie over dit onderwerp en de resultaten van de stress test werd het evenwicht in de portefeuille beoordeeld als voldoende. Dat wil overigens niet zeggen dat als dit scenario zou plaatsvinden, er geen koersverliezen gemaakt zouden worden. De prestaties van NNIP worden periodiek beoordeeld door het bestuur. In het boekjaar 2016/2017 was het rendement op het NNIP-mandaat 1,87% en de benchmark 2,18%. Het rendement was 0,31% lager dan de doelstelling. Over de afgelopen zes boekjaren heeft NNIP de benchmark desondanks gemiddeld met 0,94% verslagen.

Mandaat NNIP: Performance en benchmark Boekjaar Rendement NNIP Benchmark* Verschil 2011/2012 4,32% 3,52% + 0,80% 2012/2013 3,78% 2,65% + 1,13% 2013/2014 5,10% 2,69% + 2,41% 2014/2015 4,90% 2,57% + 2,33% 2015/2016 1,63%** 2,35% - 0,72% 2016/2017 1,87% 2,18% - 0,31% Gemiddeld 3,60% 2,66% + 0,94%

* 2,5% boven 1-maand euribor ** gecorrigeerd voor eenmalige aanpassing

Het bestuur is tevreden over de wijze waarop NNIP het dagelijkse beheer van de portefeuille heeft gevoerd de afgelopen jaren. Zowel de resultaten van het PVF Particuliere Hypothekenfonds als die van het ASR Dutch Core Residential Fund (vanaf april 2017) worden periodiek gemonitord door bestuur en beleggingscommissie, waarbij de liquiditeit en de koersvorming van het fonds steeds een punt van aandacht is. De beleggingen in deze fondsen worden onder AIFMD gekwalificeerd als rechtstreekse belegging waarbij geen sprake is van uitbesteding. Om die reden is er geen sprake van een uitbestedingsovereenkomst, maar alleen van een participatieovereenkomst met het beleggingsfonds.

22

7. Risicoprofiel De resultaten van het vermogensbeheer worden toegedeeld aan de fondssaldi van de

deelnemers en kunnen daardoor effect hebben op de hoogte en/of de duur van de

overbruggingsuitkeringen. In zijn algemeenheid geldt dat de deelnemersfondsen zowel in

waarde kunnen stijgen als dalen. Hoewel dit voor zover bekend nog nooit in de geschiedenis

van het CFK is voorgekomen, moet gemeld worden dat deelnemers mogelijk minder

terugkrijgen dan zij hebben ingelegd.

7.1 Risico’s Deelnemers lopen verschillende risico’s. Enerzijds de directe beleggingsrisico’s en anderzijds de indirecte risico’s behorend bij de overbruggingsregeling waaraan ze deelnemen en die het CFK als beheerder uitvoert. Hierna worden de belangrijkste risico’s per soort uiteengezet. De risico’s kunnen in samenhang worden gelezen met het prospectus van het fonds.

Marktrisico

Het marktrisico is het risico van waardeveranderingen in de portefeuille door veranderingen

in marktprijzen, ongeacht wat hiervan de oorzaak is. De waarde van de onderliggende

beleggingen kan toe- of afnemen vanwege een groot aantal factoren, zoals verwachtingen

ten aanzien van economische groei, rente, inflatie, prijsontwikkeling op goederen- en

valutamarkten en politieke en monetaire ontwikkelingen.

Het marktrisico van het fonds wordt geaccepteerd en gebruikt om rendement te maken als

gevolg van koersstijgingen op de langere termijn. Het risico op negatieve rendementen als

gevolg van sterke koersdalingen op korte termijn wordt gematigd door diversificatie en

evenwichtige spreiding over meerdere soorten beleggingen gebaseerd op een meting van de

beweeglijkheid van iedere belegging.

Het marktrisico heeft zich gedurende het boekjaar voorgedaan, zoals het zich elk jaar

voordoet. In enkele beleggingscategorieën (zoals beursgenoteerd vastgoed en grondstoffen)

heeft dat geleid tot een negatief rendement.

Risico verkeerde tactische posities Tactische posities in de asset allocatie worden binnen vooraf gedefinieerde bandbreedtes ingenomen (al of niet met behulp van derivaten). Het risico bestaat dat de verkeerde beslissingen worden genomen, al of niet gebaseerd op onjuiste informatie uit het risicomanagementsysteem of op tactische visies van de vermogensbeheerder NNIP.

Tactische posities worden actief ingenomen en het risico van verkeerde tactische posities

wordt geaccepteerd behorend bij de mogelijkheid om (extra) rendement te maken.

Gedurende het jaar worden vele kleine en sommige grotere tactische posities ingenomen,

waarvan sommige tot negatieve bijdrage aan het rendement kunnen leiden. Elk kwartaal

wordt beoordeeld of het geheel aan tactische posities heeft bijgedragen aan het

portefeuillerendement en indien nodig kan worden ingegrepen door een andere

vermogensbeheerder aan te stellen. Hiervoor was tot nu toe geen aanleiding gezien de

resultaten ten opzichte van de benchmark sinds aanvang van het mandaat in 2011.

Risico actief beheerde fondsen Het risico dat er binnen de actief beheerde beleggingsfondsen van NNIP of het PVF hypothekenfonds verkeerde actieve keuzes worden gemaakt, waardoor het rendement achterblijft bij de relevante benchmark.

23

Er wordt voor een deel belegd in actief beheerde beleggingsfondsen in beleggings-categorieën waarbij de mogelijkheid bestaat om door actief management een beter rendement te behalen dan de benchmark. Het risico van underperformance ten opzichte van de benchmark bestaat en wordt geaccepteerd behorend bij de mogelijkheid om (extra) rendement te maken. De fondsresultaten worden periodiek besproken in de beleggingscommissie en indien noodzakelijk wordt een actief fonds vervangen door een index tracker. Gedurende het boekjaar hebben enkele actief beheerde fondsen een outperformance laten zien en andere een underperformance. Kredietrisico Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt. Het kredietrisico wordt bij kredietobligaties in lagere of hogere mate geaccepteerd om een (lagere of hogere) premie te verdienen op het gelopen risico. Hoe meer risico geaccepteerd wordt, bijvoorbeeld bij hoogrentende bedrijfsleningen, hoe groter de kans op wanbetalingen. Om de kans op wanbetalingen binnen de beleggingscategorie te verkleinen, wordt vooral belegd in fondsen met een groot aantal kredietobligaties gespreid over landen, bedrijven, sectoren en looptijden. Het kredietrisico kan zich voordoen binnen de kredietobligatiefondsen, maar gedurende het boekjaar was er geen sprake van een hoger dan gemiddeld kredietrisico. Operationeel risico Het risico van verliezen als gevolg van tekortkomingen van interne processen, mensen en systemen, of als gevolg van externe gebeurtenissen. Ook juridische risico’s worden tot de operationele risico’s gerekend. Het is de verantwoordelijkheid van de beheerder om een adequaat stelsel van interne beheersingsmaatregelen te treffen en om ervoor zorg te dragen dat de financiële verantwoordingsprocessen betrouwbaar zijn. Het CFK beschikt over een beschrijving van de opzet van de administratieve organisatie en heeft de daarin opgenomen controlemaatregelen op schrift gesteld in overeenstemming met de eisen zoals bedoeld in artikel 121 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo) en de Wet op het financieel toezicht (Wft). De opzet van de administratieve organisatie is dit jaar, zoals elk jaar, herbeoordeeld. Gedurende de verslagperiode heeft het bestuur verschillende aspecten van de bedrijfsvoering beoordeeld. Het bestuur maakt gebruik van meerdere middelen om de effectiviteit en de efficiëntie van de administratieve organisatie te bewaken. Naast het directe toezicht dat wordt uitgevoerd als onderdeel van de bestuurstaken, worden werkzaamheden uitgevoerd ten aanzien van de periodieke beoordeling op significante risico’s. Deze werkzaamheden worden gecontroleerd door de compliance commissie. Op grond van deze beoordeling verklaart het bestuur met een redelijke mate van zekerheid dat gedurende de verslagperiode de bedrijfsvoering effectief en overeenkomstig de beschrijving heeft gefunctioneerd. Systeemrisico Gebeurtenissen in de wereld of activiteiten van één of meerdere grote partijen in de financiële markten kunnen leiden tot een verstoring van het normale functioneren van de financiële markten. Hierdoor zouden grote verliezen kunnen ontstaan ten gevolge van door die verstoring verwezenlijkte liquiditeits- en tegenpartijrisico’s.

24

Liquiditeitsrisico’s worden beheerst door het voeren van een liquiditeitsbeleid, waaronder aandacht voor het risico van illiquide beleggingen. De voorgenomen belegging in het illiquide ASR Dutch Core Residential Fund gaf in het boekjaar aanleiding om te testen of de belegging niet tot liquiditeitsproblemen zou kunnen leiden in extreme scenario’s. Dit was niet het geval. Tegenpartijrisico wordt zoveel mogelijk ondervangen door selectie en spreiding over meerdere tegenpartijen. Er heeft zich gedurende het boekjaar geen systeemrisico voorgedaan. Inflatierisico Het risico dat de koopkracht van de belegde euro kan afnemen in geval van geldontwaarding. Het inflatierisico wordt gedeeltelijk afgedekt door het beleggen in inflatie gerelateerde obligaties en andere beleggingscategorieën die positief met inflatie correleren, zoals grondstoffen. De nieuwe belegging in direct vastgoed kan eveneens dienen als een bescherming tegen inflatie. Het geheel afdekken van het inflatierisico is overigens contraproductief voor de balans in de portefeuille, omdat er ook scenario’s zijn waarin dat juist een verlies oplevert. Er heeft zich gedurende het boekjaar geen inflatierisico voorgedaan met uitzondering van de laatste maand van het boekjaar, toen inflatieverwachtingen stegen. Uiteindelijk was de gemeten inflatie over het boekjaar zeer laag. Afwikkelingsrisico Het risico dat afwikkeling via een betalingssysteem niet plaatsvindt zoals verwacht omdat de betaling of levering van de financiële instrumenten door een tegenpartij niet, niet tijdig of niet zoals verwacht plaatsvindt. De afwikkeling gebeurt door NNIP en deze organisatie kent diverse maatregelen om het risico van een verkeerde afwikkeling te voorkomen. Alle beleggingstransacties zijn reconstrueerbaar. Er heeft zich gedurende het boekjaar geen afwikkelingsrisico voorgedaan. Wisselkoersrisico/ Valutarisico Wisselkoersrisico bestaat in die beleggingscategorieën die niet in euro zijn genoteerd. Waar nodig geacht worden deze risico’s afgedekt. In de beleggingscategorie staatsobligaties van opkomende landen worden posities in lokale valuta expres aangehouden omdat ervan wordt uitgegaan dat de munten van deze landen op lange termijn stijgen met het potentieel van hun economieën. Verder wordt het dollarrisico op wereldwijde aandelen en vastgoed strategisch voor de helft afgedekt uit oogpunt van diversificatie. Andere valuta binnen dezelfde categorieën worden in principe niet afgedekt, maar de belangen hiervan zijn te klein om tot grote resultaten te leiden. Het belangrijkste niet-afgedekte deel van het valutarisico is het dollarrisico binnen wereldwijde aandelen en vastgoed. De dollarkoers was aan het einde van het boekjaar iets lager dan aan het einde van het boekjaar en bewoog zich gedurende het jaar binnen een kleine bandbreedte. Het risico heeft zich dus niet in belangrijke mate voorgedaan.

25

Liquidatierisico Het risico dat een positie niet tijdig kan worden geliquideerd. Dit risico bestaat vooral bij de belegging in het PVF Particuliere Hypothekenfonds en het ASR Dutch Core Residential Fund. De kans dat dit risico zich voordoet is gering omdat er vanuit het fonds geen druk is om deze belegging te verkopen. Dit houdt verband met het gevoerde liquiditeitsbeleid en het strategische belang in cash. Het liquiditatierisico heeft zich in het boekjaar niet voorgedaan. Risico van wijziging van wet- en regelgeving De financiële en fiscale wet- en regelgeving die van toepassing is op de overbruggingsregeling kan onderhevig zijn aan verandering. Een gunstige omstandigheid ten tijde van toetreding kan ten nadele wijzigen. Tevens kunnen dergelijke veranderingen onvoorziene kosten met zich meebrengen en het rendement van de beleggingsfondsen verlagen. Onduidelijke regelgeving kan leiden tot het onverhoopt overtreden van deze regels en extra kosten met zich meebrengen.

Dit risico kan nauwelijks worden afgedekt door de beheerder, omdat de bron hiervan buiten de beheerder ligt. In algemene zin helpt het om deelnemers goed en tijdig op de hoogte te stellen van wijzigingen die op hen van toepassing zijn, maar dat is niet altijd mogelijk. Verder wordt continu advies gevraagd van de compliance commissie om niet verrast te worden door nieuwe wet- en regelgeving. In het boekjaar was opnieuw sprake van nieuwe wet- en regelgeving, maar dit heeft niet geleid tot substantiële kostenstijgingen. De door de beheerder doorbelaste kosten werden wel stapsgewijs hoger gedurende de afgelopen jaren.

7.2 Beheersing van de risico’s Het CFK probeert zijn statutaire doelen te verwezenlijken met inachtneming van de risico’s die met het geformuleerde beleid zijn verbonden. De risico’s en de mate waarin deze risico’s worden beheerst, zijn expliciet gemaakt in het risicobeheersingsplan. Dit plan wordt periodiek in bestuur en Raad van Toezicht van het CFK besproken en daarnaast wordt de opzet door de compliance officer beoordeeld. Beleggingsopbrengsten komen na aftrek van kosten toe aan de deelnemers, door middel van een jaarlijkse bijschrijving conform reglementaire bepalingen. In die zin komen alle financiële risico’s voor rekening van de deelnemers. Het CFK houdt slechts een beperkt eigen vermogen aan dat ter beoordeling en besluitvorming van het bestuur kan worden aangewend indien risico’s onverhoopt tot schade leiden. Het eigen vermogen voldoet ruimschoots aan de wettelijke eisen die hieraan worden gesteld door de Wft.

7.3 Verklaring van de bewaarder Uit de Europese Richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (‘AIFM’ Richtlijn) volgt de eis aan elk beleggingsfonds onder deze wetgeving om een bewaarder aan te stellen. Gedurende het boekjaar is Kas Trust & Depositary Services B.V. opgetreden als bewaarder van het fonds. Naast het in bewaring nemen van financiële instrumenten, wat gebeurt door de met Kas Trust gelieerde Kas Bank, heeft de bewaarder belangrijke controlerende taken, zoals de

26

monitoring van de kasstromen en het controleren of de beheerder zich houdt aan de in de fondsdocumentatie vastgestelde beleggingsbeperkingen. Op pagina 59 staat de verklaring van de bewaarder van het fonds inzake haar verantwoordelijkheden en conclusie inzake de controlerende werkzaamheden in het boekjaar 2016/2017.

27

8. Deelnemers, afdrachten en uitkeringen In het fonds wordt de premie-inleg belegd van de deelnemers aan de overbruggingsregeling. Met deze afdrachten wordt per deelnemer een individueel overbruggingsfonds gevormd, waarop jaarlijks het beleggingsrendement wordt bijgeschreven. Een van de bepalingen van de overbruggingsregeling is dat het overbruggingsfonds pas tot uitkering komt als de deelnemer zijn professionele sportloopbaan definitief heeft beëindigd. De uitkering (‘overbruggingsuitkering’) vindt vervolgens plaats in maandelijkse termijnen gedurende een bepaalde periode. De lengte van de uitkeringsperiode en de hoogte van de uitkering worden bepaald op basis van het saldo van het overbruggingsfonds van de deelnemer bij aanvang van de uitkering.

8.1 Deelnemers Per 1 juli stroomden 67 (gewezen) beroepswielrenners als nieuwe deelnemers in het fonds. Gedurende het boekjaar werden nog eens 165 nieuwe deelnemers aan de overbruggingsregeling verwelkomd, die daarmee tevens participant in het fonds werden. Aan 100 deelnemers werd de laatste overbruggingsuitkering uitbetaald, waarmee hun fondsdeelname eindigde. Per 30 juni 2017 kende het fonds 1.754 deelnemers. In totaal ontvingen op dat moment 403 deelnemers een overbruggingsuitkering uit het fonds. Per dezelfde datum waren er 726 premiebetalende deelnemers. Van de 625 deelnemers die niet in deze twee categorieën vallen, is meer dan de helft (385) actief als profsporter in het buitenland. De restgroep bestaat uit deelnemers die hun overbruggingsuitkering om diverse redenen nog niet hebben aangevraagd, bijvoorbeeld omdat zij nog de ambitie hebben om hun professionele loopbaan in de toekomst voort te zetten. Reglementair moeten deelnemers hun uitkering uiterlijk drie jaar na afloop van hun laatste contract laten aanvangen.

8.2 Afdrachten en uitkeringen De afdrachten voor de overbruggingsregeling, die in het fonds worden belegd, vinden plaats door de Nederlandse Betaald Voetbal Organisaties (BVO’s) en wielerploegen. Deze houden maandelijks de premie in op het loon van de contractspelers en beroepswielrenners, waarbij zij de hoogte van de premie bepalen op basis van de bepalingen van de overbruggingsregeling. Het boekjaar liet een totale inleg van maandpremies zien van € 13,4 miljoen. Naast de maandelijkse premie dragen de BVO’s incidenteel tekengeld af voor contractspelers. Tekengeld is het bedrag dat contractspelers in sommige gevallen toegezegd krijgen voor het tekenen van een arbeidsovereenkomst. Het in het boekjaar ingelegde tekengeld bedroeg € 2,3 miljoen. Na de versobering van de regeling in 2011 en de crisisjaren vanaf het seizoen 2009/2010, waarin BVO’s fors hebben gesnoeid in de omvang van hun selecties en de hoogte van de salarissen, heeft de afdracht van reguliere premie zich op of net boven ca. € 1 miljoen per maand gestabiliseerd. Samen met de inleg van tekengelden, waarvan de hoogte van incidentele afspraken afhankelijk is, beliep de jaarafdracht € 15,7 miljoen in het boekjaar. Dat is iets lager dan in het voorgaande boekjaar (2015/2016: € 16,5 miljoen) doordat er € 1,3 miljoen minder tekengeld werd ingelegd. De inleg van beroepswielrenners bedroeg € 288 duizend. Voor de wielrenners is het ongebruikelijk om tekengeld in te leggen bij het aangaan van een profcontract.

28

Incasso van premies verliep net als vorig jaar zeer voorspoedig. BVO’s die te laat betalen kunnen door de KNVB worden bestraft met puntenaftrek op basis van de betalingseisen die zijn vastgelegd in het licentiereglement. Er zijn in het boekjaar 2016/2017 geen betalingsachterstanden geweest voor de overbruggingsregeling van meer dan 30 dagen. Ook de betaling door de wielerploegen gebeurt stipt op tijd. Als gevolg van het voorgaande bestaat het debiteurensaldo per ultimo boekjaar bijna uitsluitend uit de nog niet geïnde premies voor de maand juni. Deze premies zijn pas per 10 juli 2017 verschuldigd en er bestaat dus geen betalingsachterstand per ultimo boekjaar. Overigens werd de laatste premie over de maand juni kort na afloop van het boekjaar ontvangen (10 juli 2017). Het totale bedrag aan uitkeringen in het boekjaar beliep € 31,7 miljoen en vertoont een stijgende trend. Een gedeelte van deze stijging werd veroorzaakt door de verhoging (indexatie) van de uitkeringen per 1 januari 2017.

De stijging van uitkeringen sinds het boekjaar 2012/2013 kent meerdere oorzaken: - de regeling biedt sinds 2011 de mogelijkheid om het fondssaldo sneller te laten uitkeren en

hiervan wordt geregeld gebruikgemaakt; - de uitkeringen aan deelnemers worden sinds 2011 elk jaar verhoogd uit het rendement om

de koopkracht op hetzelfde niveau te houden; - bij aanvang van het boekjaar 2016/2017 zijn ook de uitkeringen aan gewezen wielrenners

toegevoegd ten bedrage van € 387 duizend. De combinatie van gelijkblijvende afdrachten en stijgende uitkeringen brengt twee belangrijke risico’s met zich mee: het liquiditeitsrisico (te weinig geld in kas om uitkeringen te betalen) en het kostenrisico (kosten per deelnemer worden te hoog door kleinere kostenbasis). - Het liquiditeitsrisico is beperkt doordat er in het fonds strategisch veel in liquiditeiten wordt

belegd. Ook na de belegging in vastgoed in april 2017 is er voldoende liquiditeit aanwezig om in stress-situaties op de financiële markten alle uitkeringen jarenlang te kunnen voldoen.

- Het kostenrisico heeft zich nog niet voorgedaan; het belegde vermogen van het fonds blijft vooralsnog redelijk constant. Desondanks blijft dit risico aanwezig in een omgeving van lage rente. Het bestuur van het CFK probeert dit te beperken door scherp op de kosten te letten.

0

5

10

15

20

25

30

35

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017

Afdrachten en uitkeringen (in € miljoen)

Afdrachten Uitkeringen

29

9. Verslag van de Raad van Toezicht

Het verslag is opgenomen in het jaarverslag van de beheerder van het fonds, de Stichting Contractspelersfonds KNVB.

Jaarrekening2016 / 2017 - 1 juli 2016 t/m 30 juni 2017

30

10. Jaarrekening Hoofdfonds 2016/2017

10.1 Balans hoofdfonds per 30 juni 2017 (na rendementsbijschrijving)

ACTIVA Toelichting 30-06-2017 30-06-2016

(Bedragen in euro's)

Beleggingen

Aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren 1 76.377.112 55.200.416

Obligaties en andere rentende waardepapieren 1 361.871.096 367.281.567

Deposito's bij kredietinstellingen 1 15.003.719 25.033.841

Afgeleide financiële instrumenten 1 2.469.105 426.990

Beleggingen in liquiditeiten 1 46.141.053 70.216.082

501.862.085 518.158.896

Vorderingen

Kortlopende vorderingen 2 1.562.588 7.980.266

1.562.588 7.980.266

Overige activa

Liquide middelen 592.980 2.941.864

592.980 2.941.864

504.017.653 529.081.026

31

PASSIVA Toelichting 30-06-2017 30-06-2016

(Bedragen in euro's)

Kortlopende schulden

Schulden aan deelnemers (deelnemersfondsen) 5 31.101.377 27.820.336

Beleggingsrekening NWF - 269.177

Afgeleide financiële instrumenten 1 683.142 3.137.508

Loonbelasting en sociale premies 1.075.349 961.747

Na clubstorting toe te voegen aan deelnemersfondsen 3 741.055 1.027.386

Overige schulden en overlopende passiva 4 1.176.696 15.108.648

34.777.619 48.324.802

Langlopende schulden

Schulden aan deelnemers (deelnemersfondsen) 5 469.240.034 471.511.436

Beleggingsrekening NWF - 9.244.788

469.240.034 480.756.224

504.017.653 529.081.026

32

10.2 Winst- en Verliesrekening Hoofdfonds over de periode 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017

Toelichting 2016/2017 2015/2016

(Bedragen in euro's)

Opbrengsten uit beleggingen 6

Renteopbrengsten 3.177.448 4.313.115

Gerealiseerde waardeverandering 4.034.301 2.471.669-

Gerealiseerde waardeverandering afgeleide financiële instrumenten 1.294.004 1.071.746

Ongerealiseerde waardeverandering 5.034.807- 3.492.687

Ongerealiseerde waardeverandering afgeleide financiële instrumenten 1.785.963 2.710.518-

Te ontvangen dividend 4.104.198 3.435.775

Overige opbrengsten beleggingen 1.061.933 524.203

Overige opbrengsten 217.042- 19.744

10.205.998 7.675.083

Af: Beleggingskosten 7 1.681.377- 1.768.615-

Netto opbrengst beleggingen 8.524.621 5.906.468

Aandeel NWF in beleggingsopbrengsten - 103.470-

Totaal opbrengsten 8.524.621 5.802.998

Bijdrage exploitatiekosten beheerder 8 1.009.989 1.011.996

Overige baten en lasten - -

Bijgeschreven rendement m.b.t. eenmalige en slotuitkeringen 9.550 21.491

Rendementsbijschrijving ten gunste van overbruggingsfondsen 7.505.082 4.769.511

Totaal kosten 8.524.621 5.802.998

Resultaat verslagperiode - -

33

10.3 Kasstroomoverzicht Hoofdfonds over de periode 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017

(in euro's) Toelichting 2016/2017 2015/2016

Resultaat voor rendementsbijschrijving - -

Aanpassing rendementsbijschrijving 7.514.632 4.791.002

Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen 7 5.328.305- 1.399.923

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen 3.248.844 782.169-

Aankoop van beleggingen 380.496.407- 390.766.988-

Verkoop van beleggingen 396.418.313 393.120.964

Mutatie kortlopende vorderingen 6.417.678 5.072.749-

Mutatie kortlopende schulden 14.104.681- 12.275.930

Mutatie beleggingsrekening NWF 9.513.965- 586.771

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten 4.156.109 15.552.684

Ingelegde premies van deelnemers 25.243.352 16.505.119

Uitbetaalde uitkeringen aan deelnemers 31.748.345- 29.115.939-

Kasstroom uit financieringsactiviteiten 6.504.993- 12.610.820-

Netto kasstroom 2.348.884- 2.941.864

Totaal liquide middelen ultimo verslagperiode 592.980 2.941.864

Totaal liquide middelen begin verslagperiode 2.941.864 -

2.348.884- 2.941.864

34

10.4 Toelichting

Mutatie beleggingsrekening NWF

10.4.1 AlgemeenDe jaarrekening van het Hoofdfonds, onder beheer van de Stichting Contractspelersfonds KNVB (CFK), is opgesteld in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek en met de Wet op het financieel toezicht (Wft).

Het CFK is vrijgesteld van vennootschapsbelasting op basis van de fiscale resolutie welke is goedgekeurd door de staatssecretaris van Financiën bij resolutie van 30 november 1972 nummer B71/24096.

Het vermogensbeheer van het Hoofdfonds is uitbesteed. Over de vergoedingen die het Hoofdfonds hiervoor verschuldigd is aan de vermogensbeheerder is geen btw verschuldigd. Deze btw-vrijstelling is door de belastingdienst in het boekjaar verleend op basis van artikel 11, lid 1, letter i, sub 3 Wet Omzetbelasting. Voor deze vrijstelling was er reeds een vrijstelling van toepassing op basis van het criterium 'collectief vermogensbeheer' dat van toepassing was op het samengevoegde beheer van de belegde vermogens van het CFK en de Stichting Nederlands Wielrennersfonds .

Het Hoofdfonds is voor het beheer een jaarlijkse kostendekkende vergoeding aan het CFK verschuldigd.

Bedragen in deze jaarrekening luiden in euro’s, tenzij expliciet anders aangegeven.

10.4.2 StelselDe beheerder van het Hoofdfonds, het CFK, beschikt met ingang van 18 juli 2014 over een vergunning van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (‘Autoriteit Financiële Markten’) voor het beheren van beleggingsinstellingen zoals bedoeld in artikel 2:65, aanhef, sub a van de Wet op het financieel toezicht. Dit heeft tot gevolg dat de jaarrekening van het Hoofdfonds opgesteld dient te worden in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht (Wft).

10.4.3 Grondslagen van waardering en resultaatbepalingAlgemeenActiva en passiva worden opgenomen tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. De opbrengsten en kosten zijn toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.

Vreemde valutaActiva en passiva luidende in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers op balansdatum. Opbrengsten en kosten in vreemde valuta worden omgerekend tegen de transactiekoers.

BeleggingenDe beleggingen in effecten worden bij eerste opname gewaardeerd tegen de reële waarde. De effecten worden vervolgens op balansdatum opgenomen tegen de reële waarde, gebaseerd op de genoteerde beurskoers per balansdatum of – bij niet-beursgenoteerde fondsen – op basis van door derden afgegeven prijzen (het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen, die onafhankelijk zijn). Waardeveranderingen in de portefeuille worden als koersresultaten in de winst- en verliesrekening verwerkt. Bij verkoop van beleggingen worden de beleggingen verwerkt volgens fifo-methode.

De afgeleide financiële instrumenten (valutatermijncontracten en andere financiële termijncontracten), worden bij eerste opname gewaardeerd tegen de reële waarde. De reële waarde van de valutatermijncontracten wordt per balansdatum bepaald op basis van marktwaarde.

De liquide middelen, deposito's en spaarrekeningen zijn opgenomen tegen nominale waarde inclusief de te ontvangen interest per balansdatum.

35

VorderingenDe vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde, voor zover nodig rekening houdend met mogelijke oninbaarheid. De overlopende activa betreffen vooruitbetaalde bedragen voor kosten die ten laste van de volgende perioden komen of nog te ontvangen bedragen wegens baten ten gunste van voorgaande perioden.

SchuldenKortlopende schulden omvatten schulden met een looptijd van ten hoogste één jaar en de af te lossen bedragen op de langlopende schulden voor het komende boekjaar. Onder overlopende passiva zijn vooruitontvangen bedragen opgenomen en verplichtingen over de per balansdatum verstreken periode. Langlopende schulden betreffen schulden met een looptijd langer dan één jaar. Deze omvatten de ten behoeve van de deelnemers ontvangen fondspremies (inclusief hand- en tekengelden) vermeerderd met bijgeschreven rendement en onder aftrek van uitkeringen.

Opbrengsten uit beleggingenHieronder vallen de aan de verslagperiode toe te rekenen rentebaten en bruto dividendopbrengsten (direct rendement). Ingehouden dividendbelasting wordt teruggevorderd.

WaardeveranderingenGerealiseerde en ongerealiseerde koersverschillen op beleggingen en valuta (indirect rendement) worden rechtstreeks verantwoord in de winst- en verliesrekening.

KostenDit betreft een bijdrage in de kosten van de beheerder en omvat exploitatiekosten, afschrijvingskosten en overige kosten welke betrekking hebben op het boekjaar.

RendementsbijschrijvingRendementsbijschrijving heeft betrekking op de reglementaire bijschrijving van rendementen op de deelnemersfondsen. Het CFK beheert de middelen ten behoeve van de deelnemers van het Hoofdfonds en beoogt geen eigen resultaat. Beleggingsresultaten komen overeenkomstig de reglementaire bepalingen onder verrekening van gerealiseerde kosten ten goede aan de deelnemers en worden toegevoegd aan de schulden aan de deelnemers.

Total Expense Ratio (TER)De Total Expense Ratio drukt de totale kosten uit als percentage van de gemiddelde intrinsieke waarde. Onder totale kosten worden begrepen alle kosten die in een periode ten laste van het resultaat worden gebracht. De rendementsbijschrijving wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Deze kosten zijn direct af te leiden uit de jaarcijfers en betreffen:BeleggingskostenPersoneelkostenOrganisatiekostenAfschrijvingskosten

De gemiddelde intrinsieke waarde is het gemiddelde belegde vermogen over het boekjaar.

KasstroomoverzichtHet kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de zogenaamde ‘indirecte methode’ waarbij onderscheid is gemaakt tussen kasstromen uit beleggings- en financieringsactiviteiten. Als liquide middelen worden aangemerkt de kasmiddelen. Bij de kasstroom uit beleggingsactiviteiten wordt het resultaat over de verslagperiode gecorrigeerd voor kosten welke geen uitgaven zijn, opbrengsten welke geen ontvangsten zijn, alsmede voor mutaties in de beleggingen en de kortlopende vorderingen en schulden.

36

10.4.4 Toelichting op de balans Hoofdfonds

1 Beleggingen

Aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Stand begin verslagperiode 55.200.416 72.307.441

Aankopen 102.661.490 28.792.296

Verkopen 85.948.686- 43.415.288-

Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen 1.266.367 1.918.044-

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen 3.197.525 565.989-

Stand ultimo verslagperiode 76.377.112 55.200.416

Obligaties en andere rentende waardepapieren 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Stand begin verslagperiode 367.281.567 341.644.432

Aankopen 284.635.427 352.952.913

Verkopen / Aflossingen 284.581.500- 330.820.829-

Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen 2.767.934 553.625-

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen 8.232.332- 4.058.676

Stand ultimo verslagperiode 361.871.096 367.281.567

Deposito's bij kredietinstellingen 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Stand begin verslagperiode 25.033.841 27.776.680

Rente 5.314 124.025

Aflossing 10.039.155- 7.944.846-

Nieuwe inleg - 5.044.141

Te ontvangen rente 3.719 33.841

Stand ultimo verslagperiode 15.003.719 25.033.841

Het betreft deposito's met een korte looptijd.

- ABNAMRO zakelijk wachttijd deposito, opvraagbaar op termijn van 31 dagen, saldo € 15.003,719, rente 0,05%

Dit betreffen beleggingsfondsen met aandelen en vastgoed.

Dit betreffen zowel discretionaire beleggingen als beleggingsfondsen.

Met ingang van dit boekjaar wordt het PVF Particuliere Hpothekenfonds vermeld met de waarde exclusief het te vorderen dividend. Het te vorderen dividend is opgenomen onder de post "Kortlopende vorderingen". Deze wijziging is ook doorgevoerd in de vergelijkende cijfers.

37

Afgeleide financiële instrumenten 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Stand begin verslagperiode 2.710.518- 660.590-

Afwikkeling 1.416.514 411.156-

Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen 1.294.004 1.071.746

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen 1.785.963 2.710.518-

Stand ultimo verslagperiode 1.785.963 2.710.518-

Beleggingen in liquiditeiten

Omloopfactor van de activa (Turnover ratio) 2016/2017 2015/2016

Omloopfactor 149% 141%

Intrinsieke waarde ('NAV') 30-6-2017 30-6-2016 30-6-2015 30-6-2013

Hoofdfonds 122,82 121,02 119,88 109,17

Liquide middelen beschikbaar voor beleggingen zijn met name spaartegoeden bij banken. Deze zijn direct opeisbaar en staan ter vrije beschikking van het fonds. Twee 'future margin accounts' zijn hierop een uitzondering. Dit zijn door het CFK gestorte borgstellingen voor openstaande futurecontracten. De saldo's hiervan, € 5.259.900 en € 768.337 per 30 juni 2017, zijn niet direct opeisbaar en staan niet ter vrije beschikking van het fonds.

Gedurende het boekjaar zijn verschillende soorten derivaten gebruikt. Valutatermijncontracten ('FX forwards') zijn gebruikt ter afdekking van (een gedeelte) van het valutarisico conform het beleggingsbeleid. Termijncontracten op obligatie- , aandelen- en vastgoedindices (futures) zijn gebruikt om op goedkope wijze liquide posities in te nemen.

De omloopfactor geeft de omloopsnelheid van de activa weer en drukt de effectentransacties en de transacties van deelnemers van het fonds uit als percentage van de gemiddelde intrinsieke vermogenswaarde in dezelfde periode.

Incourante beleggingenDe belangen in het PVF Particuliere Hypothekenfonds en het ASR Dutch Core Residential Fund worden als incourante beleggingen gekwalificeerd.

Afgeleide instrumentenHet CFK kan overgaan tot het kopen, houden, dan wel verkopen van afgeleide instrumenten (zoals opties, futures en warrants). Gedurende het boekjaar heeft het CFK FX forwards en futures gebruikt.

Uitlenen van effectenHet CFK heeft de bevoegdheid financiële instrumenten van het Hoofdfonds uit te lenen. Gedurende het boekjaar is hier geen gebruik van gemaakt.

Eenmaal per jaar wordt het netto rendement van het Hoofdfonds berekend. Dit gebeurt door het saldo van opbrengsten en kosten uit te drukken als percentage van het totale gemiddeld belegde vermogen gedurende het boekjaar. Iedere deelnemer krijgt vervolgens per 1 juli van elk jaar het rendement bijgeschreven op zijn fondssaldo. Het berekende rendement wordt hiervoor vermenigvuldigd met het gemiddeld belegde vermogen van de betrokken deelnemer. Op deze wijze wordt het jaarrendement pro rata toegerekend aan alle deelnemers.

Op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is een maandelijkse opgave van de intrinsieke waarde verplicht. Het CFK administreert echter geen deelnemingsrechten (fracties) en is hiertoe niet in staat. Het CFK en de AFM spraken af dat de intrinsieke waarde wordt uitgedrukt in een indexcijfer per primo boekjaar om zo de deelnemer inzicht te geven in het rendement van de beleggingen. Dit indexcijfer is gedurende het gehele boekjaar van toepassing als intrinsieke waarde.

38

2 Kortlopende vorderingen

Kortlopende vorderingen 30-06-2017 30-06-2016

(in euro's)

Te vorderen premie en rente (clubs en wielerploegen)* 741.055 1.026.327

Te vorderen dividend 756.154 616.158

Te vorderen dividendbelasting 69.335 229.004

Te ontvangen i.v.m. beleggingstransacties - 6.073.559

Overige vorderingen en overlopende activa 3.956- 35.218

Totaal kortlopende vorderingen 1.562.588 7.980.266

3 Na clubstorting toe te voegen aan deelnemersfondsen

* Het betreft nagenoeg uitsluitend fondspremie-afdrachten ten behoeve van deelnemers van het Hoofdfonds. De premies zijn per 10 juli 2017 volledig van de clubs en wielerploegen ontvangen.

Dit bedrag betreft de te vorderen premie en rente van clubs en wielerploegen die bij ontvangst van de middelen onder schulden deelnemers verantwoord zullen worden.

39

4 Overige schulden en overlopende passiva

Overige schulden en overlopende passiva 30-06-2017 30-06-2016

(in euro's)

Nog te betalen netto uitkeringen 11.283 11.450

Nog te betalen beheerfee NN Investment Partners 88.587 134.129

Nog te betalen i.v.m. beleggingstransacties 1.065.258 14.943.349

Diverse schulden 11.568 19.720

1.176.696 15.108.648

5 Schulden aan deelnemers

Schulden aan deelnemers (deelnemersfondsen) 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Beginbalans verslagperiode 499.331.772 507.151.589

Nieuwe deelnemers i.v.m. fusie 9.533.256

Fondspremies clubs en wielerploegen 13.373.123 12.892.931

Tekengelden 2.336.951 3.612.550

Rendementsbijschrijving uit resultaat 7.505.082 4.769.511

Overbruggingsuitkeringen 31.748.345- 29.115.938-

Overige boekingen per saldo 9.572 21.129

Eindbalans verslagperiode 500.341.411 499.331.772

De schulden aan deelnemers in het hoofdfonds worden onderverdeeld in kortlopend en langlopend:

Kortlopend: 31.101.377

Langlopend: 469.240.034

500.341.411

Van de langlopende schuld bedraagt de netto uitstroom tussen het 2e en het 6e jaar naar schatting

€ 64.000.000. Dit bedrag is het verschil tussen de verwachte uitkeringen en verwachte premie-inleg voor de

genoemde periode.

Schulden deelnemers Aantal Fondsverloop

(deelnemersfondsen) deelnemers

(in euro's)

Stand begin verslagperiode 1.622 499.331.772

Nieuwe deelnemers i.v.m. fusie op 1-7-2016 67 9.533.256

Nieuwe deelnemers gedurende boekjaar 165 1.094.396

Inleg reeds aanwezige deelnemers - 14.615.678

Eenmalige / slotuitkeringen 100- 491.722-

Reguliere uitkeringen - 31.256.623-

Overige boekingen 9.572

Rendementsbijschrijving - 7.505.082

Stand ultimo verslagperiode 1.754 500.341.411

40

10.4.5 Toelichting op de winst- en verliesrekening

6 Opbrengsten uit beleggingen

Totaal opbrengsten uit beleggingen 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Rente op obligaties en andere waardepapieren 3.114.929 3.874.505

Rente op deposito's hoofdfonds 8.785 157.865

Rente op beleggingen in liquiditeiten 53.734 280.745

3.177.448 4.313.115

Gerealiseerde waardeverandering aandelen en niet-rentende waardepapieren 1.266.367 1.918.044-

Gerealiseerde waardeverandering obligaties en rentende waardepapieren * 2.767.934 553.625-

Gerealiseerde waardeverandering afgeleide instrumenten 1.294.004 1.071.746

5.328.305 1.399.923-

Ongerealiseerde waardeverandering aandelen en niet-rentende waardepapieren 3.197.525 565.989-

Ongerealiseerde waardeverandering obligaties en rentende waardepapieren * 8.232.332- 4.058.676

Ongerealiseerde waardeverandering afgeleide instrumenten 1.785.963 2.710.518-

3.248.844- 782.169

(Te) ontvangen dividend aandelen en niet-rentende waardepapieren 1.397.610 907.082

(Te) ontvangen dividend obligaties en rentende waardepapieren * 2.706.588 2.528.693

Overige opbrengsten beleggingen 1.061.933 524.203

Overige opbrengsten 217.042- 19.744

4.949.089 3.979.722

Totaal opbrengsten uit beleggingen 10.205.998 7.675.083

Opbrengsten aandelen en niet-rentende waardepapieren 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Gerealiseerde waardeverandering 1.266.367 1.918.044-

Ongerealiseerde waardeverandering 3.197.525 565.989-

Dividend 1.397.610 907.082

Overige opbrengsten 398.871 208.976

Totaal opbrengsten aandelen en niet-rentende waardepapieren 6.260.373 1.367.975-

Opbrengsten obligaties en rentende waardepapieren 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Gerealiseerde waardeverandering 2.767.934 553.625-

Ongerealiseerde waardeverandering 8.232.332- 4.058.676

Dividend 2.706.588 2.528.693

Overige opbrengsten 663.062 315.227

Couponrente 3.114.929 3.874.505

Totaal opbrengsten obligaties en rentende waardepapieren 1.020.181 10.223.476

* Het (ontvangen en te vorderen) dividend met betrekking tot het PVF Particuliere Hypothekenfonds wordt met ingang van dit boekjaar gerapporteerd onder de post 'Te ontvangen dividend obligaties en rentende waardepapieren'. Dit is ook aangepast in de vergelijkende cijfers.

41

Opbrengsten deposito's 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Opbrengst ABN-AMRO Zakelijke Wachttijd deposito 7.470 129.192

Opbrengst Van Lanschot deposito 671 18.084

Opbrengst Van Lanschot deposito 644 10.589

Totaal opbrengsten deposito's 8.785 157.865

Overige opbrengsten 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Overige opbrengsten aandelen en niet-rentende waardepapieren * 398.871 208.976

Overige opbrengsten obligaties en rentende waardepapieren * 663.062 315.227

Overige opbrengsten 217.042- 19.744

844.891 543.947

7 Beleggingskosten

Beleggingskosten 2016/2017 2015/2016

(in euro's)

Bewaarloon* 42.083 36.830

Depositary** 54.626 54.997

Beheerfee*** 1.309.324 1.312.626

Transactiekostenw 191.344 286.665

Rentekosten liquiditeiten 2.418 -

Overige kosten liquiditeiten 81.582 77.497 Totaal beleggingskosten ww 1.681.377 1.768.615

* De bewaring van losse obligaties en ETF's vindt plaats bij de Kasbank. De bewaarkosten worden eenmaal per maand door de Kasbank in rekening gebracht als percentage van de marktwaarde van de aanwezige effecten uitgedrukt in euro. Het hierbij behorende percentage varieert van 0,015% tot 0,05% per jaar.

** Het CFK heeft op 22 juli 2014 Kas Trust aangesteld als 'AIFMD-bewaarder' of 'depositary' van het Hoofdfonds. De depositary voert doorlopend alle vereiste toezicht- en controletaken onder de AIFMD uit. De kosten die hiermee gepaard gaan zijn 0,01% van de fondswaarde per jaar.

*** De met NN Investment Partners (NNIP) contractueel overeengekomen beheerfee bedraagt 0,25%. Binnen de NNIP-fondsen wordt reeds standaard een beheerfee in rekening gebracht. Deze indirect betaalde kosten worden door NNIP verrekend met de verschuldigde beheerfee.Op het beheer van het PVF Particuliere Hypothekenfonds is een beheerfee van 0,30% van toepassing.Op het beheer van ASR Dutch Core Residential Fund is een beheerfee van 0,55% van toepassing.

w Transactiekosten die worden gemaakt bij koop of verkoop van beleggingsfondsen. Wat betreft de transacties van discretionaire obligaties en derivaten bestaan er impliciete transactiekosten doordat er een verschil bestaat tussen aan-en verkoopkoersen. Dit verschil is afhankelijk van een groot aantal factoren en kan tevens verschillen per effectenmakelaar. Deze kosten zijn dus niet zichtbaar in de winst- en verliesrekening.

Voor transacties in losse effecten brengt de Kasbank settlementkosten in rekening die variëren tussen € 15 en € 50 per settlement (transactie van een bepaalde soort obligatie ongeacht de hoeveelheid die in de transactie betrokken is).

ww Naast de beheerfee en de transactiekosten is er sprake van geringe kosten binnen de gebruikte beleggingsfondsen. Deze zijn in de koers van de fondsen verrekend.

* In de diverse fondsen worden kosten verrekend met als gevolg dat de waarde van deze fondsen lager wordt. NN Investment Partners brengt deze kosten in mindering op de beheerfee die zij aan het Hoofdfonds in rekening brengt. Daar deze beheerfee volledig in het resultaat wordt opgenomen, zorgt de voornoemde verrekening voor een (overige) opbrengst.

42

8 Bijdrage exploitatiekosten

Total expense ratio 2016/2017 2015/2016

TER 0,53% 0,54%

Vergelijking kosten* hoofdfonds (prospectus vs werkelijk) Prospectus 2016/2017 2015/2016

Beleggingskosten 0,28% 0,28% 0,27%

Personeelskosten 0,08% 0,08% 0,08%

Organisatiekosten

Bureaukosten 0,00% 0,00% 0,00%

Automatiseringskosten 0,01% 0,01% 0,01%

Huisvestingskosten 0,01% 0,01% 0,01%

Honoraria Raad van Toezicht en vergaderkosten 0,02% 0,02% 0,02%

Advieskosten 0,03% 0,03% 0,03%

Honoraria accountant 0,01% 0,01% 0,01%

Bijdrage Stichting CAO voor contractspelers 0,02% 0,02% 0,02%

Overige kosten 0,00% 0,00% 0,00%

Afschrijvingskosten 0,02% 0,02% 0,02%

Lasten totaal 0,48% 0,48% 0,47%

De bijdrage exploitatiekosten beheerder (of organisatiekosten) betreft de vergoeding die het Hoofdfonds aan het CFK (de beheerder) over het boekjaar verschuldigd is. Deze vergoeding is precies afgestemd op de werkelijk door de beheerder in het boekjaar gemaakte kosten en het betreft dus een kostendekkende vergoeding. Als uitzondering hierop zijn de kosten gemaakt in het boekjaar 2016/2017 i.v.m. de fusie tussen CFK en Stichting NWF niet doorbelast.

* Transactiekosten met betrekking tot beleggingen zijn geen onderdeel van dit overzicht.

43

9 Risico informatie

Valutarisico

Valutarisico 2016/2017

(in euro's)

De volgende valutakoersen waren gedurende het jaar van toepassing:

Valutakoersen

Waarde van € 1

2016/2017 2015/2016 2016/2017 2015/2016

$ 1,095 $ 1,106 $ 1,1406 $ 1,1110

£ 0,860 £ 0,7534 £ 0,8780 £ 0,8311

DKR 7,438 DKR 7,45 DKR 7,435 DKR 7,44

AUD 1,451 AUD 1,520 AUD 1,487 AUD 1,492

CAD 1,453 CAD 1,466 CAD 1,481 CAD 1,443

JPY 120,101 JPY 128,086 JPY 128,152 JPY 113,972

SEK 9,631 SEK 9,321 SEK 9,62 SEK 9,422

NZD 1,529 NZD 1,558

Gemiddelde

Koers

Middenkoers op

Balansdatum

Binnen het Hoofdfonds is sprake van een beperkte blootstelling aan valutarisico (voornamelijk US dollar).

- Het valutarisico op discretionaire vastrentende waarden met een rating gelijk aan of hoger dan Aa3 wordt voor 100% afgedekt.- Het valutarisico op vastrentende beleggingen binnen NNIP-beleggingsfondsen wordt voor 100% afgedekt. De uitzondering hierop is het NN (L) Renta Fund EMD Local Bonds, waar de strategie er juist uit bestaat om te profiteren van structureel stijgende valutakoersen van opkomende landen.- Het valutarisico op vastrentende beleggingen binnen ETF's wordt voor 100% afgedekt.- Het dollarrisico binnen aandelen- en vastgoedfondsen wordt voor minimaal 50% afgedekt op basis van het percentage vreemde valuta in de relevante benchmarks.- Het valutarisico op aandelen en vastgoed in verband met andere valuta dan de US dollar wordt in principe niet afgedekt, maar dit is beperkt en bovendien gespreid.

Per ultimo boekjaar bedroeg de bruto dollarexposure volgens deze methode € 40,0 miljoen, waarvan € 30,2 miljoen was afgedekt door middel van FX forwards. De netto dollarexposure was dus € 9,7 miljoen ofwel 1,9% van het vermogen in het hoofdfonds.

44

Kredietrisico obligaties 30-06-2017 30-06-2016

(in euro's, op basis van marktwaarde)

Verdeling naar rating Moody's:

Aaa 92.653.996 97.925.879

Aa1 38.308.087 35.219.558

A3 9.179.898 -

Baa2 13.041.095 -

Geen rating 21.314.856 15.085.331

174.497.932 148.230.768

KredietrisicoDe boekwaarde van discretionaire obligaties vertegenwoordigt een groot deel van de beleggingsportefeuille. Het kredietrisico van de discretionaire obligaties op balansdatum is als volgt:

De obligaties met een rating van Baa2 (Spanje en Italië) behoren tot het risicodragende gedeelte van de beleggingsportefeuille waarmee getracht wordt extra rendement te maken. Deze leningen kennen een kredietrisico.

De obligaties met een rating van minimaal Aa3, waaronder Aa1 en Aaa, behoren tot het gedeelte van de portefeuille dat een laag beleggingsrisico kent. Het kredietrisico op deze leningen is zeer gering. In het boekjaar is als uitzondering op de hierop ook de obligatie Ierland (rating A3) gekwalificeerd als een laagrisicobelegging.

De obligaties zonder rating (Nederland en de VS) behoren eveneens tot het gedeelte van de portefeuille dat een laag beleggingsrisico kent. Bij de afwezigheid van een rating wordt voor de risicoindeling uitgegaan van de rating van het desbetreffende land. In beide gevallen, Nederland en de VS, is de rating hoger dan Aa3.

45

30-06-2017 30-06-2016

(in euro's)

Laag risico beleggingen

Obligaties 161.456.837 148.230.767

Andere rentende waardepapieren 48.055.655 74.502.202

Deposito's 15.003.719 25.033.841

Beleggingen in liquiditeiten 45.849.428 73.157.947

Bond Future 1.326.604 2.767.032-

271.692.243 318.157.725

Hoog risico beleggingen

Aandelen en niet-vastrentende waardepapieren 76.380.111 55.200.416

Obligaties 13.041.095 -

Andere rentende waardepapieren 139.317.509 144.548.598

Afgeleide financiële instrumenten 459.359 56.514

229.198.074 199.805.528

500.890.317 517.963.253

ConcentratierisicoHet maximale concentratierisico verdeeld over laag risico beleggingen en hoog risico beleggingen is te vinden in de onderstaande tabel.

‘Laag risico’ beleggingen Het grootste deel van de portefeuille bestaat uit uitgeleend geld waarbij de kans op wanbetaling nagenoeg afwezig is omdat de debiteuren zeer sterk zijn. De term ‘laag risico’ slaat dus op het feit dat de tegenpartij sterk genoeg is om de lening terug te betalen. Dat wil echter niet zeggen dat er geen enkel beleggingsrisico aan deze beleggingscategorie verbonden is: bij leningen met enige duratie is er sprake van een renterisico: de koers van de obligatie daalt als gevolg van een rentestijging.De laag risico categorie wordt gevormd door liquide beleggingen (spaarrekeningen, deposito’s en geldmarktfondsen) en staatsobligaties van hoge kwaliteit. Dit zijn nominale en inflatiegerelateerde staatsobligaties van landen binnen en buiten de eurozone alsmede obligaties met onderpand. De minimale kredietstatus van zulke obligaties is AA- (S&P) of Aa3 (Moody’s). Als aanvullende restrictie geldt dat maximaal 30% van de portefeuille kan worden belegd in de genoemde categorie staatsobligaties buiten de eurozone op voorwaarde dat het valutarisico volledig is afgedekt.

‘Hoog risico’ beleggingenEen kleiner deel van de portefeuille bestaat uit hoog risico beleggingscategorieën. Als eerste worden hieronder verstaan de obligaties met kredietrisico. Hieronder vallen staatsobligaties van de landen uit de periferie van Europa, van opkomende markten, leningen met onderpand (‘asset backed securities’), bedrijfsobligaties (zowel ‘credits’ met een minimale rating van BBB-/Baa3 als ‘high yield’ van een lagere rating) en hypotheekleningen.Als tweede vallen hieronder alle andere risicovolle beleggingscategorieën zoals aandelen, beursgenoteerd en niet/beursgenoteerd vastgoed, grondstoffen en ‘alternatives’ (hedge fondsen).

LiquiditeitsrisicoLiquiditeitsrisico is het risico dat het Hoofdfonds niet in staat is aan zijn kortlopende financiële verplichtingen te voldoen. Het liquiditeitsbeheer is erop gericht ervoor te zorgen dat er altijd voldoende liquiditeit is om aan de verplichtingen te voldoen, zowel onder normale als onder bijzondere omstandigheden, zonder dat er verliezen of risico's voor de reputatie van het CFK ontstaan.

Op de volgende pagina volgen de contractuele looptijden van activa en verplichtingen:

46

2016/2017 Boekwaarde Contractuele <3 >3<6 >6<12 >1<5 >5 jaar

kasstromen * maanden maanden maanden jaar

(in euro's)

Activa

Beleggingen

Aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren 76.377.112 76.377.112

Obligaties en andere rentende waardepapieren 361.871.096 361.871.096

Deposito's bij kredietinstellingen 15.003.719 15.003.719 -

Afgeleide financiële instrumenten 1.785.963 1.785.963

Beleggingen in liquiditeiten 46.141.053 18.092.638 22.020.178 6.028.237

Vorderingen

Kortlopende vorderingen 1.562.588 1.485.949 69.336 7.303

Te ontvangen in verband met beleggingstransacties -

Overige activa

Liquide middelen 592.980 592.980

Passiva

Kortlopende schulden

Schulden aan deelnemers 31.101.377 7.974.054- 7.846.307- 15.281.016-

Loonbelasting en Sociale premies 1.075.349 1.075.349-

Na clubstorting toe te voegen aan deelnemersfondsen 741.055 741.055-

Overige schulden en overlopende passiva 111.438 100.155- 11.283- -

Verschuldigd in verband met beleggingstransacties 1.065.258 1.065.258-

Langlopende schulden

Schulden aan deelnemers hoofdfonds 469.240.034 124.000.000- 345.240.034-

Net positie 464.253.586 14.231.924 9.252.779- 123.992.697- 345.240.034-

* Kasstromen welke voortvloeien uit contracten zijn verwerkt in de desbetreffende regels. Het gaat hierbij om contracten met deelnemers met betrekking tot de uitkeringen (schulden aan deelnemers).

47

Financiële instrumenten met vaste rente 30-06-2017 30-06-2016

(in euro's)

Financiële activa 361.871.096 377.282.772

Financiële verplichtingen - -

Totaal financiële instrumenten met vaste rente 361.871.096 377.282.772

Financiële instrumenten met variabele rente 30-06-2017 30-06-2016

(in euro's)

Financiële activa 61.737.752 89.190.582

Financiële verplichtingen - -

Totaal financiële instrumenten met variabele rente 61.737.752 89.190.582

RenterisicoHet CFK streeft ernaar om in het Hoofdfonds rendement te maken op basis van duratie en tegelijkertijd om het effect van renteverhogingen op het resultaat te beperken. De derivaten die gebruikt kunnen worden om het renterisico af te dekken zijn renteswaps, rentefutures, caps en floors. Blijvende wijzigingen in rentevoeten kunnen op langere termijn gevolgen hebben voor de winst.

In het boekjaar is het renterisico structureel verlaagd door afdekking van het renterisico binnen de participatie in het PVF Particuliere Hypothekenfonds met behulp van rentefutures.

Op balansdatum was het renteprofiel van de rentedragende financiële instrumenten van het Hoofdfonds als volgt:

Overige risico'sNaast de voornoemde risico's zijn diverse andere risico's van toepassing waaronder het marktrisico, het koersrisico en het reputatierisico van toepassing. (vanaf pagina 22 e.v.)Deze risico's zijn niet te kwantificeren.

48

11. Overzicht samenstelling beleggingen

Aandelen en andere niet-vastrentende waarden

(in euro's)

Aantal Koers Waarde 30/6/2017

Aandelenfondsen

- NN Duurzaam aandelenfonds 252.870 127,3771€ 32.209.793

- NN (L) Japan Equity - I Cap JPY 81.054 41,2478€ 3.343.301

- Amundi ETF MSC Emerging Mar 2.021.657 3,7910€ 7.664.102

43.217.196

Vastgoedfondsen

- NN Global Real Estate Fund 140.043 90,2154€ 12.634.038

- ASR Dutch Core Residential Fund 21.687 946,4600€ 20.525.878

33.159.916

Totaal aandelen en andere niet-vastrentende waarden 76.377.112

49

Obligaties en andere vastrentende waardepapieren

(in euro's)

Aantal Koers Waarde 30/6/2017

Obligatiefondsen

- NN Euro Credit Fonds 1.062.940 49,0013€ 52.085.490

- NN (L) Renta Fund AAA ABS 2.920 5.063,7100€ 14.787.000

- NN (L) EMD (Hard Currency) 2.132 5.588,9200€ 11.915.577

- NN (L) European High Yield 1.260 8.664,6800€ 10.917.497

- NN (L) EMD (Local Bond) 1.440 4.841,4098€ 6.971.630

- ING (L) Liquid Euribor 3M 46.718 1.028,6400€ 48.055.655

144.732.849

Woninghypotheken

PVF Hypothekenfonds 42.640.315

Nominale waarde Marktwaarde

30/6/2017

Obligaties

6.250% REPUBLIC OF AUSTRIA 07/15/2027 5.480.000 8.840.673

1.200% REPUBLIC OF AUSTRIA 10/20/2025 3.968.000 4.240.672

3.000% AUSTRALIAN GOVERNMENT 09/20/2025 3.810.000 3.605.473

2.750% AUSTRALIAN GOVERNMENT 04/21/2024 9.655.000 6.665.038

3.250% AUSTRALIAN GOVERNMENT 04/21/2029 8.000.000 5.682.549

3.250% AUSTRALIAN GOVERNMENT 04/21/2025 6.127.000 4.364.143

2.500% CANADIAN GOVERNMENT BOND 06/01/2024 9.800.000 7.032.092

2.250% CANADIAN GOVERNMENT 06/01/2025 4.530.000 3.202.661

1.500% CANADIAN GOVERNMENT 06/01/2026 4.500.000 2.991.135

4.250% CANADIAN GOVERNMENT RRB 12/01/2026 1.850.000 2.530.173

2.750% CANADIAN GOVERNMENT 06/01/2022 4.770.000 3.431.453

1.750% DEUTSCHLAND I/L BOND 04/15/2020 3.980.000 4.799.770

0.100% DEUTSCHLAND I/L BOND 04/15/2023 7.360.000 8.235.879

0.500% DEUTSCHLAND I/L BOND 04/15/2030 5.320.000 6.135.411

0.100% DEUTSCHLAND I/L BOND 04/15/2026 6.377.111 7.037.157

1.500% KINGDOM OF DENMARK 11/15/2023 24.600.000 3.631.977

1.750% KINGDOM OF DENMARK 11/15/2025 25.450.274 3.846.692

1.300% BONOS Y OBLIG DEL ESTADO 10/31/2026 6.500.000 6.495.510

2.000% FINNISH GOVERNMENT 04/15/2024 5.024.000 5.650.565

0.500% FINNISH GOVERNMENT 04/15/2026 3.000.000 3.001.953

5.000% UK TSY 5% 2025 03/07/2025 3.850.000 5.763.994

2.000% UK TSY 2% 2025 09/07/2025 4.000.000 4.923.501

1.500% UK TSY 1 1/2% 2026 07/22/2026 5.000.000 5.886.729

3.400% IRISH TSY 3.4% 2024 03/18/2024 4.500.000 5.433.425

1.000% IRISH TSY 1% 2026 05/15/2026 3.700.000 3.746.473

2.200% BUONI POLIENNALI DEL TES 06/01/2027 6.500.000 6.545.586

5.500% NETHERLANDS GOVERNMENT 01/15/2028 3.100.000 4.721.652

2.000% NETHERLANDS (KINGDOM OF) 07/15/2024 1.936.000 2.218.691

0.250% NETHERLANDS GOVERNMENT 07/15/2025 4.060.000 4.038.187

0.500% NETHERLANDS GOVERNMENT 07/15/2026 2.000.000 2.009.649

5.500% NEW ZEALAND GOVERNMENT 04/15/2023 3.500.000 2.609.087

4.500% NEW ZEALAND GOVERNMENT 04/15/2027 7.000.000 5.105.391

2.500% SWEDISH GOVERNMENT 05/12/2025 31.635.000 3.815.416

1.000% SWEDISH GOVERNMENT 11/12/2026 24.000.000 2.590.037

0.250% TSY INFL IX N/B 01/15/2025 7.463.600 6.642.876

0.625% TSY INFL IX N/B 01/15/2026 7.000.000 6.373.370

TSY INFL IX N/B 735.800 652.892

174.497.932

Totaal obligaties en andere rentende waardepapieren 361.871.096

50

Deposito's bij kredietinstellingen

(in euro's)

Waarde 30/6/2017

ABNAMRO Zakelijke Wachttijd deposito 0,05% 15.003.719

Totaal deposito's bij kredietinstellingen 15.003.719

Afgeleide financiële instrumenten

(in euro's)

Waarde 30/6/2017FX Forwards *

- Betreft verkoop AUD 30.600.000 - transactiedatum 27 juni 2017 - afloopdatum 27 juli 2017

ongerealiseerd resultaat: 117.211

- Betreft verkoop DKR 56.000.000 - transactiedatum 27 juni 2017 - afloopdatum 27 juli 2017

ongerealiseerd resultaat: 708

- Betreft aankoop USD 34.500.000 - transactiedatum 27 juni 2017 - afloopdatum 27 juli 2017

ongerealiseerd resulaat: 334.431

- Betreft verkoop NZD 12.200.000 - transactiedatum 27 juni 2017 - afloopdatum 27 juli 2017

ongerealiseerd resultaat: 107.308

559.658

Futures duratie-overlay NNIP **

EURO-Bund September 2017 / aantal: -422 /valuta EUR 1.080.620

EURBXL_Bund September 2017 / aantal: -56 /valuta EUR 184.240

SFE SPI 200 September 2017 / aantal: -27 /valuta AD 6.755

OSE TOPIX Index September 2017 / aantal: 27 /valuta JPY 79.565

US 10YR NOTE (CBT) September 2017 / aantal -451 /valuta USD 61.744

EMINI S&P500 September 2017 / aantal: -56 / valuta USD 41.980 1.454.904

Futures i.v.m. afdekking renterisico PVF Particuliere Hypothekenfonds**

EURO-Bund September 2017 / aantal: -90 / valuta EUR 231.270

EURBXL_Bund September 2017 / aantal: -15 / valuta EUR 52.000

EURO-BOBL September 2017 / Aantal -118/ valuta EUR 144.019

EU Schatz September 2017 / Aantal -92 / valuta EUR 27.254

454.543

Afgeleide financiële instrumenten - activa zijde: 2.469.105

FX Forwards *

- Betreft verkoop CAD 29.000.000 - transactiedatum 27 juni 2017 - afloopdatum 27 juli 2017

ongerealiseerd resultaat: 100.890-

- Betreft verkoop GBP 14.800.000 - transactiedatum 27 juni 2017 - afloopdatum 27 juli 2017

ongerealiseerd resultaat: 115.783-

- Betreft aankoop SEK 63.000.000 - transactiedatum 27 juni 2017 - afloopdatum 27 juli 2017

ongerealiseerd resultaat: 106.769-

323.442-

Futures duratie-overlay NNIP **

EUR Stoxx50 September 2017 / aantal: 327 /valuta EUR 359.700-

359.700-

Afgeleide financiële instrumenten - passiva zijde: 683.142-

Totaal afgeleide financiële instrumenten 1.785.963

* Het betreft onderhandse (OTC) contracten waarvan de tegenpartij varieert. De tegenpartijen zijn door NNIP geselecteerd op basis van met het CFK vooraf overeengekomen criteria op het gebied van tegenpartijrisico. Er zijn afspraken over aan te houden margins en onderpand. Per einde boekjaar waren de tegenpartijen HSBC, Citigroup en JP Morgan. ** Het betreft beursgenoteerde futurecontracten die enerzijds worden ingezet om de duratie van het NNIP/mandaat (dynamisch) te beheren en anderzijds om het renterisico binnen de participatie in het PVF Particuliere Hypothekenfonds af te dekken.

51

Beleggingen in liquiditeiten

(in euro's)

Waarde 30/6/2017

Spaarrekeningen

ABNAMRO Charitas Rekening 10.010.521

MoneYou Zakelijk   1.000.992

ING Liquidity Management Account  -

ING Vermogensspaarrekening 583

ING Zakelijk Kwartaalspaarrekening  14

ING Zakelijk Bonusspaarrekening 167

ING Zakelijk Sparen 213

SNS Zakelijk Sparen 1.000.417

SNS Zakelijk Sparen 1.000.417

Rabo Beleggersrekening 5.002.290

Rabo Beleggersrekening 5.005.434

Rabo Beleggersrekening 5.005.434

Rabo Beleggersrekening 5.005.434

33.031.916

Rekeningen courant

Kasbank EUR 5.356.362

Kasbank USD 25.459

Kasbank GBP 44.178

Kasbank DKR 23.091

Kasbank JPY 415

Kasbank CAD 39.256

Kasbank SEK 5.349

Kasbank AUD 67.084

Kasbank NZD 29.165

Kasbank EUR 1.246.756

ING Bank 592.980

ING Bank 82.049

ABNAMRO Bank 66.678

Rabobank 92.449

Van Lanschot 2.538

SNS 71

JP Morgan (future margin account) 5.259.900

JP Morgan (future margin account) 768.337

13.702.117

Totaal beleggingen in liquiditeiten Hoofdfonds 46.734.033

52

Gebeurtenissen na balansdatum

Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum.

Nevenfuncties bestuurders en leden Raad van Toezicht

De bestuurders zijn voltijds in dienst van de stichting en hebben geen nevenfuncties.

De belangrijkste nevenfuncties van de leden van de Raad van Toezicht worden in het verslag van de Raad van Toezicht genoemd (hoofdstuk 9 van het jaarverslag van de beheerder van het fonds, de Stichting Contractspelersfonds KNVB).

53

Overige gegevens

54

12. Overige gegevens

12.1 Algemeen

ResultaatbestemmingHet rendement is toegekend aan de deelnemers van het fonds. Er is derhalve geen resultaat om te bestemmen.

InformatieOp de Website en ten kantore van het CFK zal in ieder geval de volgende informatie verkrijgbaar zijn:

* het Prospectus;* de essentiële beleggersinformatie;* de statuten van de stichting;* de reglementen en gedragscode;* (voorgenomen) wijzigingen van de statuten;* (voorgenomen) wijzigingen van het beleggingsbeleid;* (voorgenomen) wijzigingen van de voorwaarden met een toelichting;* (half)jaarverslagen van de stichting;* de door de AFM aan de stichting verleende vergunning, en eventuele ontheffingen;* oproepen voor de vergaderingen van Deelnemers;* het meest recente registratiedocument.* de opgave, bedoeld in artikel 50, tweede lid BGfo. Deze opgave bevat ten minste de volgende gegevens:

de totale waarde van de beleggingen, een overzicht van de samenstelling van de beleggingen, de omvangvan het deelnemersfonds de meest recent bepaalde intrinsieke waarde van het deelnemersfonds onder

55

12.2 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

56

57

58

59