JAARCONGRESpublicinnovation.nl/downloads/congresboekje2006.pdf · derde plaats zien we dat de mix...
Transcript of JAARCONGRESpublicinnovation.nl/downloads/congresboekje2006.pdf · derde plaats zien we dat de mix...
JAARCON GRES
“WIL DE BURGER WEL KIEZEN?”
over keuzevrijheid in de gezondheidszorg en de energiemarkt
Dit congres werd mede mogelijk gemaakt door:
5
VOORWOORD
Onder invloed van de vernieuwing van het openbaar bestuur is zowel vanuit de politiek
als het bestuur een lijn ingezet om de burger meer keuzevrijheid te bieden. Kiezen
beperkt zich heden ten dage daarom niet alleen tot het kiezen van een Tweede Kamer,
gemeenteraad of ander bestuurlijk orgaan.
Keuzes maken is onder invloed van de bestuurlijke vernieuwing, maatschappelijke
ontwikkelingen en politieke ambities haast een dagelijkse taak van de burger
geworden. Keuzes kunnen worden gemaakt voor een ziektekostenverzekering,
energieleverancier, routes voor het openbaar vervoer, aanleg van een weg, tele-
communicatiediensten en de ontwikkeling van een binnenstad.
Technologische ontwikkelingen maken het mogelijk om de keuzes eenvoudig te maken
en snel te effectueren. Door liberalisering en het verbeteren van de concurrentie-
mogelijkheden bestaat de mogelijkheid om te kiezen uit veel verschillende
aanbiedingen en kan steeds eenvoudiger worden overgestapt van de ene leverancier
naar de andere.
Technologische innovaties maken het ook mogelijk om sneller en transparant inzicht te
verkrijgen in de diverse aanbiedingen en keuzemogelijkheden. Daarnaast biedt de
technologie eenvoudige mogelijkheden aan consumenten of belangengroeperingen om
elkaar te vinden en zich gezamenlijk te organiseren.
In veel gevallen wordt van deze keuzemogelijkheid gebruik gemaakt. In andere
gevallen ligt gebruik niet voor de hand, wordt niet gevraagd of is zelfs niet gewenst.
Aan de hand van voorbeelden kan duidelijk worden gemaakt in welke gevallen hiervan
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
6
sprake is. Om dit te illustreren worden op het derde jaarcongres van het Center for
Public Innovation een tweetal voorbeelden centraal gesteld, te weten: de keuzevrijheid
in de zorg en de keuzevrijheid in de energiemarkt. Per thema worden twee
standpunten nader toegelicht aan de hand van situaties die zich in de afgelopen
periode in de praktijk hebben voor gedaan. Deze voorbeelden worden allereerst in een
breder perspectief gesteld om duidelijk te maken dat het geen toeval is om hier extra
aandacht aan te besteden. Als laatste wordt stil gestaan bij de meer fundamentele
achtergronden die hierbij aan de orde zijn.
Het Center for Public Innovation wil met het voeren van deze discussie ook dit jaar
laten zien dat bestuurlijke vernieuwing en technologische innovatie twee kanten van
een medaille zijn. Noodzakelijke samenhang van vernieuwing en innovatie is daarbij
het uitgangspunt. Deze samenhang moet op een praktische manier worden gezocht en
berusten op verkregen leerervaringen vastgelegd in erkende theorieën. Voor de waan
van de dag is geen plaats bij de opbouw van een samenleving.
7
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD 5
KIEZEN IN DE NETWERKMAATSCHAPPIJ 9
KIEZEN IN DE GEZONDHEIDSZORG 11 Inleiding 11 Discussie met de zaal 13
KIEZEN IN DE ENERGIEMARKT 15 Inleiding 15 Discussie met de zaal 17
KEUZEDELIRIUM: OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID 19 Van keuzevrijheid naar keuzedwang 19 De ‘verkeuzing’ van de overheidsvoorzieningen 21 Negatieve en positieve keuzevrijheid 22 De paradox van de keuzevrijheid 23 Mogelijkheidszin 25 De beheersing van de keuzeoverlast 27
CENTER FOR PUBLIC INNOVATION 29 Brug tussen wetenschap en praktijk 29 Innovatie in tweevoud 29 Public innovation als academie en atelier 30
9
KIEZEN IN DE NETWERKMAATSCHAPPIJ
Door prof.dr. Victor Bekkers
Professor Victor Bekkers geeft een inleiding op het congres waarbij hij het onderwerp,
‘kiezen in de netwerkmaatschappij’ in relatie tot de modernisering in het openbaar
bestuur beschouwd. Hij bekijkt dit vanuit een internationaal perspectief waarbij
verschillende landen op zoek zijn naar het antwoord op de vraag hoe de legitimiteit en
de effectiviteit van het openbaar bestuur gewaarborgd kunnen worden binnen deze
modernisering. Binnen verschillende landen zijn hier parallellen in te ontdekken. In de
eerste plaats zien we een verschuiving van government naar governance, de overheid
is niet meer het politieke centrum en de primaire probleemoplosser, dit verschuift naar
andere delen van de samenleving. We zien ook een verschuiving naar de verticale
bestuurslagen, zowel naar lokale overheden als naar Europa. Daarbij is er ook een
horizontale verschuiving te ontdekken, de burger wordt mede- probleemoplosser.
Wanneer er gekeken wordt naar de beleidsprogramma’s van Nederland, Denemarken,
het Verenigd Koninkrijk en Duitsland wordt duidelijk dat er een verschuiving
plaatsvindt naar ‘self-governance’ er komt een grotere verantwoordelijkheid bij de
burger te liggen, de informatiepositie van de burger neemt toe en de burger wordt co-
ontwerper of coproducent van beleid. Kijkend naar politieke waarden is te zien dat de
waardevrijheid een centrale rol speelt. Burgers kunnen zich als rationele actoren
gedragen en die vrijheid betekent zelforganisatie. Deze vrijheid is dan ook een
voorwaarde voor efficiency. De rol van ICT komt ook naar voren, via het gebruik van
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
10
ICT wordt de kwaliteit van dienstverlening verbeterd, stijgt de responsiviteit, verbeterd
de interne en externe efficiency en wordt de toegankelijkheid vergroot. Hieruit moge
duidelijk zijn dat de rol van ICT niet zo zeer in relatie tot vrijheid staat.
Victor Bekkers spreekt nu van een mix van representatieve democratie en
consumenten democratie. De burger is zowel kiezer als klant. Hij doet dit als rationeel
wezen, intelligent, en geëmancipeerd. Dit alles blijft dan wel binnen het primaat van
de politiek, deze bepaalt de randvoorwaarden. De overheid wordt zo gezien als keten
van dienstverleningsmachines.
Prof. Victor Bekkers opent de bijeenkomst
Toch moeten hier volgens Victor Bekkers een aantal kanttekeningen bij geplaatst
worden. In de eerste plaats blijft de vraag of er wel echt keuzevrijheid bestaat of dat
dit een quasi vrijheid blijft. Een tweede punt is transparantie, en wiens transparantie
dit eigenlijk is: top down, waarbij de overheid de burger informatie geeft om te
kunnen kiezen of bottom up waarbij burgers zelf deze transparantie organiseren. In de
derde plaats zien we dat de mix van de representatieve en consumenten democratie
ons voor een paradox stelt. Deze mix is gemaakt om het legitimiteitsverlies te
herwinnen maar het weggooien van de politieke dimensie van de overheid zou net dit
verlies kunnen bewerkstelligen. Verder is er nog steeds sprake van een digitale kloof,
waarbij het moeilijk is informatie te ontsluiten en te koppelen. Tot slot moet nog de
borging van het publiek belang in het kiesparadigma vermeld worden. De waardering
van de overheid wordt afhankelijk van de manier van dienstverlening van de overheid.
11
KIEZEN IN DE GEZONDHEIDSZORG
Door mevrouw drs. I. van Bennekom en de heer drs. M.H. Meijerink
INLEIDING
Mevrouw Van Bennekom, directeur van de Nederlandse Patiënten Consumenten
Federatie, opent het debat over kiezen in de gezondheidszorg. In haar presentatie “Wil
de burger wel kiezen? De patiënt centraal” wijst ze allereerst op het feit dat bij de
patiënt van de toekomst twee aspecten centraal staan, namelijk vraagsturing en
marktmacht (zelf spreekt ze bij voorkeur van marktkracht). Vervolgens worden een
aantal ontwikkelingen in de zorg besproken.
De eerste ontwikkeling is de verandering in de zorgvraag. Aandachtspunten hierbij zijn
de demografie, de regie over het eigen leven, eigen verantwoordelijkheid, kosten en
baten, behoud van solidariteit en renderende premies.
De tweede ontwikkeling betreft de technologie, die mogelijkheden biedt voor het
aanbieden van kostenondersteunende informatie, elektronische patiëntendossiers en
telezorg.
De derde ontwikkeling betreft veranderingen in de verhoudingen binnen de zorg.
Hierbij gaat het om het versterken van de positie van de zorgvrager, de invulling van
de regierol van de verzekeraar, innovatie in het zorgaanbod, toezicht op de zorgmarkt
en de wet marktordening gezondheidszorg. De vierde ontwikkeling betreft de wet- en
regelgeving, waaronder de zorgverzekeringswet, de modernisering van de AWBZ en de
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
12
Mevrouw Van Bennekom constateert dat er sprake is van keuzemogelijkheden ten
aanzien van de zorgverzekering, maar ze betwijfelt of hiermee de keuzevrijheid van
zorgvragers toeneemt. Daarnaast stelt ze vast dat ondanks alle veranderingen nog
Mevrouw Van Bennekom over vraagsturing en marktmacht
steeds sprake is van een top-down benadering binnen de zorg. De zorgvrager wordt
volgens mevrouw Van Bennekom geconfronteerd met vele onzekerheden, bijvoorbeeld
ten aanzien van de vraag hoe het gesteld is met de kwaliteit bij behandelingen. Om
die reden pleit ze voor sterke organen die de zorgconsumenten vertegenwoordigen.
Volgens haar kan de zorgmarkt alleen functioneren als patiënten een plaats aan de
onderhandelingstafel hebben en aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. Deze
randvoorwaarden zijn inzicht in vraag en aanbod, sterke organisaties, inzicht in
leveringsvoorwaarden en het realiseren van een ‘zorgconsumentenwet’. Mevrouw Van
Bennekom sluit haar presentatie af met een stellig pleidooi voor deze wet en de
constatering dat er nog een lange weg te gaan is.
De discussieleider van het debat, de heer drs. L. Smits, bedankt mevrouw Van
Bennekom voor haar flitsende verhaal en geeft het woord vervolgens aan de heer drs.
M.H. Meijerink, voorzitter van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ).
De heer Meijerink geeft aan dat hij het in grote lijnen eens is met het betoog van
mevrouw Van Bennekom. Wel verschilt hij op een aantal punten van mening met haar.
De heer Meijerink geeft aan dat zijn presentatie gebaseerd is op een aantal adviezen
van de RVZ. Vervolgens presenteert hij een zestal stellingen. De eerste stelling is dat
de informatie om te kunnen kiezen de belangrijkste voorwaarde voor succesvolle
marktwerking in de zorg vormt. De tweede stelling is dat marktpartijen deze
informatie onvoldoende genereren. De derde stelling is dat het meevallende
KIEZEN IN DE GEZONDHEIDSZORG
13
keuzegedrag bij de zorgverzekering vooral over prijsverschillen ging. De vierde stelling
is dat de keuze voor zorgaanbieders in het nieuwe stelsel getrapt geschiedt via de
zorgverzekeraar. Het is de vraag of hier voor het gedrag van de zorgconsument
voldoende marktprikkels vanuit gaan. De vijfde stelling is dat prijsinformatie van
zorgaanbieders in een getrapt systeem niet erg relevant is. Het zou in zo’n systeem
moeten gaan om kwaliteitsinformatie. De zesde stelling is dat de burger liever geen
risico wil lopen op tekortschietende kwaliteit, maar in veel gevallen niet weet dat de
kwaliteitsverschillen tussen zorgaanbieders groot zijn en dat hij dus eigenlijk wel moet
kiezen. De heer Meijerink sluit zijn presentatie af met het pleidooi dat de overheid de
plicht heeft om meer informatie over zorg te genereren en een basiskwaliteit van zorg
moet omschrijven en garanderen.
De discussieleider bedankt ook de heer Meijerink voor zijn presentatie en geeft
vervolgens het woord aan de aanwezigen in de zaal.
DISCUSSIE MET DE ZAAL
De eerste vraag vanuit de zaal is of basiskwaliteit van de zorg niet gegarandeerd wordt
door de Inspectie Gezondheidszorg? De heer Meijerink antwoordt dat de Inspectie pas
optreedt wanneer het mis gaat en dat kwaliteitsnormen op dit moment niet
omschreven zijn. Volgens hem wil de overheid daar niet aan, omdat ze bang zijn voor
financiële claims van ziekenhuizen. Mevrouw van Bennekom merkt op dat ze stelling 6
te kort door de bocht vindt, omdat er in de stelling vanuit wordt gegaan dat er één
type zorgklant is en slechts twee typen van zorg (goed of slecht). Volgens haar zijn er
vele variaties te onderscheiden. Verder geeft ze aan dat de afspraken over
basiskwaliteit wettelijk moeten worden vastgelegd in de door haar bepleite
zorgconsumentenwet.
De andere deelnemer vraagt zich af de focus op verantwoording geen perverse
effecten uitlokt. De vraagsteller neemt een low-trust society waar.
De heer Meijerink antwoordt dat de overheid zich meer moet richten op de
voorwaarden om een omslag te maken van low-trust naar high-trust.
Een deelnemer merkt op dat motieven die aan keuzes ten grondslag liggen
ondoorzichtig zijn en pleit voor het beschrijven van leveringsvoorwaarden (niet in de
wet).
Een andere aanwezige in de zaal deelt de mening dat er geen echte markt is niet. Hij
wijst bijvoorbeeld op mensen in Nederland die zich laten behandelen in Duitsland of
België. De vraag is of dit voorbeeld niet juist een indicatie is van een echte markt?
De heer Meijerink antwoordt dat het percentage Nederlanders dat zich in het
buitenland laat behandelen, bijzonder laag is. Mevrouw Van Bennekom vult aan dat
een echte markt pas tot stand komt wanneer sprake is van gelegitimeerde
onderhandelingspartners.
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
14
Een vraagsteller is het oneens met de analyse dat sprake is van low-trust binnen de
zorg. Volgens hem is er in het algemeen juist een groot vertrouwen in zorgverleners
en is er juist behoefte aan minder vertrouwen.
De heer Meijerink beaamt dat het vertrouwen in huisartsen en specialisten erg hoog is
in Nederland. Mevrouw van Bennekom vindt ook dat vertrouwen op niveau moet
blijven, maar geeft wel aan dat het vertrouwen niet altijd terecht is. Ook is de
vertrouwensrelatie in de zorg een afhankelijkheidsrelatie. Je kunt niet zomaar het
vertrouwen opzeggen, omdat je vaak geen alternatief hebt. Dit geldt bijvoorbeeld ook
voor scholen.
De discussieleider komt terug op dat het punt van de informatievoorziening. Hij
constateert dat marktpartijen er niet in slagen om inzichtelijke informatie te generen.
De heer Meijerink bepleit om die reden de oprichting van een expertise-centrum.
Volgens mevrouw Van Bennekom is er echter geen behoefte aan een expertisecentrum
met databases, maar aan handzame informatie. Daarna geeft de discussieleider het
laatste woord aan de twee forumleden.
Prof.dr. J. van den Hoven geeft aan dat een adequate informatievoorziening
een publieke taak in ieders belang is. Om die reden sluit hij zich aan bij het pleidooi
van de heer Meijerink om de informatievoorziening goed te organiseren en te
regisseren. Prof.dr. H. van Duivenboden wijst op de perverse effecten van prestatie-
meting. De kwaliteit van zorg wordt in zijn beleving erg financieel-economisch
bepaald. Een nadruk op prijzen, kan ten koste gaan van aandacht voor kwaliteit. Als
voorbeeld noemt hij een fysiotherapeut die bang is dat zorgverzekeraars hem zullen
passeren als zijn behandelingen te lang duren.
15
KIEZEN IN DE ENERGIEMARKT
door de heer drs. M. Frequin en de heer F. Munnichs
INLEIDING
De heer Frequin, directeur-generaal van het DG voor Energie en Telecom van het
ministerie van Economische Zaken, verzorgt de eerste presentatie onder de titel
“Consument en keuze in de energiemarkt”. De heer Frequin constateert dat sprake is
van beperkte keuzemogelijkheden voor consumenten in de energiemarkt. Op de
Nederlandse markt zijn namelijk niet veel spelers actief. Daarnaast zijn de spelers op
de markt internationaal georiënteerd, in plaats van op lokale of regionale
ontwikkelingen. Bovendien merkt hij op dat het marktproces in de energiesector
gefaseerd verloopt. De consument bevindt zich daarmee in een markt die niet is
georiënteerd op zijn keuzemogelijkheden, zo concludeert Frequin.
Daarna poneert de heer Frequin drie stellingen. Vaak wordt een gebrek aan oriëntatie
op de consument gelegitimeerd door te stellen dat:
a) de consument niet wil kiezen,
b) de consument niet kan kiezen, en
c) kiezen geen zin heeft.
Sinds juli 2004 liberaliseert de energiemarkt. Het gevolg daarvan is dat consumenten
kunnen kiezen voor een andere energieleverancier. Wat betreft elektriciteit zijn 14
procent van de mensen overgestapt op een andere energieleverancier, bij gas is dat
11,3 procent. Bij de liberalisering van de energiemarkt verdienen drie aspecten
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
16
aandacht. Dat zijn vertrouwen, transparantie en keuzemogelijkheden. De heer Frequin
geeft aan dat het vertrouwen in leveranciers snel aangetast kan worden, maar dat dit
niet noodzakelijk alleen van doen heeft met liberalisering, terwijl die koppeling wel
vaak wordt gelegd. Bij transparantie moet gedacht worden aan prijsopbouw,
prijsvergelijking en klachtenafhandeling. Van transparantie is op dit moment nog geen
sprake. Wat betreft de keuzemogelijkheden tenslotte merkt de heer Frequin op dat
deze mogelijkheden onvoldoende onderscheidend zijn. Zo is bijvoorbeeld het
onderscheid tussen grijze en groene stroom voor consumenten niet erg duidelijk en
zijn de prijsverschillen tussen energieleveranciers klein. Uit de cijfers die de heer
Frequin presenteert blijkt ook dat energieleveranciers weinig mogelijkheden hebben
om prijzen te wijzigen, omdat slecht een gering deel van de energiekosten variabel is.
Vervolgens geeft de discussieleider het woord aan de tweede spreker, de heer
Munnichs, directeur Federatiezaken van EnergieNed, de brancheorganisatie van
energiebedrijven in Nederland. De heer Munnichs geeft aan dat hij het voorgaande
betoog deels wel en deels niet onderschrijft. In zijn presentatie met de titel “Wil de
burger wel kiezen?” poneert hij drie stellingen. De eerste stelling is dat klanten kunnen
kiezen en dat ook doen. De tweede stelling is dat burgers niet alles aan de overheid
willen overlaten. De derde stelling is dat marktwerking in de energiemarkt blijvend is
en dat er geen weg terug is.
De eerste vraag die de heer Munnichs in zijn presentatie aan de orde stelt, is waarom
er sprake is van keuzevrijheid in de energiemarkt. De belangrijkste reden is het
uitgangpunt dat keuzevrijheid en concurrentie efficiëntie bevordert en op termijn
resulteert in lage prijzen. Processen als globalisering en individualisering stimuleren
deze ontwikkeling in belangrijke mate. Keuzevrijheid is dus niet het primaire doel van
liberalisering van de markt geweest, maar veeleer was het maken van een
efficiencyslag de belangrijkste drijfveer.
De volgende vraag is of er voor consumenten wat te kiezen valt. De heer Munnichs
beantwoordt deze vraag bevestigend. Zo wijst hij op het feit dat er in Nederland 25
vergunninghouders actief zijn, dat er sprake is van effectieve concurrentie op landelijk
en regionaal niveau, dat de keuzemogelijkheden voor producten en diensten
toegenomen zijn (bijvoorbeeld tussen grijs en groen, tussen verschillende
contractvormen en omtrent additionele diensten) en het feit dat op jaarbasis
gemiddeld acht procent van de klanten kiest voor een andere energieleverancier.
Keuzemogelijkheden zijn er dus zeker volgens de spreker.
Dit betekent echter niet dat alle keuzemogelijkheden voor klanten inmiddels
uitgeput zijn. Ondanks de mogelijkheden om te kiezen voor een andere
energieleverancier, constateert de heer Munnichs dat een deel van de klanten bewust
niet wisselt van energieleverancier. Redenen hiervoor zijn tevredenheid met de huidige
leverancier, een vrees voor rompslomp, geen keuze kunnen maken als gevolg van een
gebrek aan transparantie en te kleine prijsverschillen. De heer Munnichs erkent dat de
prijsverschillen klein zijn. Daarnaast geeft hij aan dat verbeteringen in de
KIEZEN IN DE ENERGIEMARKT
17
marktwerking en afhandeling mogelijk zijn, bijvoorbeeld door middel van een
versimpeling van de organisatie van het gekozen marktmodel.
De presentatie wordt afgesloten met drie constateringen. De eerste constatering is dat
de energiemarkt niet perfect is. De tweede constatering is dat de inrichting van de
markt geld kost en regelgeving vergt.
De heer Munnichs over marktwerking en keuzevrijheid in de energiesector
De derde constatering is dat de bescherming van de collectieve belangen, zoals
bijvoorbeeld zekerheid, veiligheid en betaalbaarheid, aandacht vraagt. Desondanks is
de marktwerking in de energiesector een blijvend fenomeen, en moet er aandacht
blijven voor de rolverdeling tussen markt en overheid.
De dagvoorzitter geeft het woord aan de mensen in de zaal.
DISCUSSIE MET DE ZAAL
De eerste vraag is van Daniel Tijink, ministerie van EZ, naar of de energieleveranciers
een efficiencyslag hebben gemaakt. De heer Munnichs antwoordt dat er een
aanzienlijke verbetering van de efficiëntie is gerealiseerd, met name in Europees
verband, bijvoorbeeld door het uitwisselen van klantenbestanden. Het is niet
gerealiseerd in termen van internationale ontwikkelingen, die een belangrijk stempel
drukken op de prijs. Voorbeelden zijn de oorlog in Irak die de olieprijzen en daaraan
gekoppeld de energieprijzen doen stijgen en de gestegen energievraag op de
wereldmarkt vanuit met name China en India die ook leidt tot hogere energieprijzen.
De heer van de Kamp vraagt zich af of het misschien niet denkbaar is om
marktwerking uitsluitend bij grootgebruikers (bedrijven) te introduceren en voor de
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
18
consumentenmarkt door slechts één leverancier te laten bedienen, daar men gericht
was op concurrentieposities, en daar 85% van de consumenten niet is overgestapt. De
heer Frequin antwoordt dat als uitgangspunt altijd geldt dat de burger de maatstaf is.
Daarnaast hebben ook consumenten er belang bij om te kunnen kiezen.
De discussieleider vraagt zich hardop af of er op de energiemarkt voldoende informatie
beschikbaar is voor de klanten. De heer Frequin merkt op dat de rekening onduidelijk
is. Stap voor stap probeert de overheid wel om de energiemarkt inzichtelijker te
maken. De heer Munnichs bekritiseert het feit dat de overheid verschillen in
facturering weg wil masseren. Daarvoor is het voor energieleveranciers lastiger om
zich te positioneren in de markt. De heer Frequin is het hier niet mee eens en
constateert dat de energieleveranciers de consument nog amper ontdekt hebben.
Tenslotte geeft Matt Poelmans van [email protected] aan zich bekocht te voelen. De
consument wil het anders, maar is nu niet meer dan een pion in het spel. Hij pleit er
dan ook voor dat energieleveranciers duidelijker maken wat de keuzemogelijkheden
zijn, omdat bij onduidelijke keuzes de klant niet zal kiezen. De heer Frequin antwoordt
dat er nog een lange weg is te gaan, maar dat op termijn de keuzemogelijkheden wel
duidelijk zullen zijn voor de klanten.
Ter afsluiting van de discussie geeft de discussieleider het woord aan prof.dr. M.
Thaens. De heer Thaens geeft aan dat de liberalisering een specifieke invulling is van
het concept self-governance dat eerder door prof. Bekkers uiteen is gezet. Daarnaast
constateert de heer Thaens dat de kwaliteit van het product geen issue is. Aangezien
uit de presentatie van de heer Frequin blijkt dat er bij energieleveranciers weinig
ruimte is om te concurreren op prijs, blijft service over als belangrijk aspect. Wel is het
lastig om deze service inzichtelijk te maken. De heer Thaens pleit dan ook om de
service- en dienstverlening inzichtelijk te maken voor de klant. Wellicht kan hier
worden geleerd van de zorg?
19
KEUZEDELIRIUM: OVER DE PARADOX VAN
DE KEUZEVRIJHEID
Door prof.dr. J. de Mul
Zo’n twee- à driemaal per week, bij voorkeur rond etenstijd, word ik opgebeld door
een persoon die mij mededeelt dat ik naar alle waarschijnlijkheid teveel betaal voor
mijn telefoon, internetaansluiting, gas, elektriciteit, hypotheek, pensioenpremie of
zorgverzekering. Gelukkig blijkt daar altijd wat aan te doen. Ik hoef slechts gebruik te
maken van mijn keuzevrijheid en van aanbieder te veranderen. De eerste jaren waren
die telefoontjes mij, op het tijdstip waarop ze plaatsvonden na, niet onwelkom. Zo
bleek het dat ik bijvoorbeeld inderdaad fiks kon besparen op mijn telefoonkosten door
carrier preselect te gaan bellen.
Inmiddels is de keuzevrijheid met betrekking tot de aanschaf van producten en
diensten overweldigend. Maar helaas vaak ook nogal frustrerend. En dat is niet alleen
mijn ervaring. Als ik mijn oor te luisteren leg tijdens in mijn omgeving of een
willekeurige krant of tijdschrift open sla, dan beluister ik een massaal ongenoegen. Er
wordt diep gezucht over de overvloed aan keuzen. Overvloed én onbehagen. De
keuzestress neemt toe en mondt langzamerhand uit in een beknellende keuzedwang.
Goede raad is niet langer duur, maar vind maar eens de tijd om hem tussen de
overvloed van slechte raad te vinden.
Van keuzevrijheid naar keuzedwang
Enige tijd geleden vond ik in Clive Crook, adjunct-hoofdredacteur van het Britse
weekblad The Economist, een onverwachte lotgenoot. In een van zijn artikelen gaf hij
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
20
lucht aan de verbijstering die hem overviel toen hij bij Amerikaanse Wal-Mart een
middeltje tegen de griep wilde kopen en geconfronteerd werd met veertig meter
antigriepmiddelen op de schap. Dat was zelfs voor deze spreekbuis van de neoliberale
ideologie een tikkeltje teveel van het goede. Toch stelde hij in zijn artikel dat hij in
weerwil van de evidente nadelen toch de voorkeur aan een dergelijk keuzedelirium te
geven boven de situatie waar er voor hem gekozen wordt. En wie zou hem op dit punt
niet naspreken? Keuzevrijheid is een groot goed en daar doen we als moderne,
vrijheidslievende mensen niet graag afstand van.
Maar dat neemt niet weg dat we inmiddels zuchten onder een enorme
keuzeoverlast. Wie tegenwoordig zoiets simpels als een telefoonaansluiting wil, dient
niet alleen te kiezen tussen verschillende systemen, die ieder zo hun eigen voor- en
nadelen hebben (vast, mobiel, analoog, ISDN of kabel) en tientallen soorten
abonnementstypen, maar ook nog eens uit vele honderden verschillende typen
telefoontoestellen. Zeker, het is prettig dat de tijd voorbij is dat KPN alleenheerser was
op het gebied van de telefonie, je als gevolg daarvan zes weken moest wachten op je
aansluiting en je telefoons kon krijgen ‘in any colour, as long as it was grey’. Maar toch
bekruipt mij steeds vaker het gevoel dat er ergens in deze ontwikkeling iets fout is
gegaan. Een overmaat aan keuzevrijheid leidt onvermijdelijk tot keuzestress.
Natuurlijk kunnen we proberen ons te wapenen tegen keuzestress. Wanneer
we overweldigd worden door het enorme aanbod van auto’s, stofzuigers of tuners (in
een beetje goed gesorteerde winkel met geluidsapparatuur kun je met de aanwezige
componenten al gauw honderdduizenden verschillende muzieksystemen
samenstellen), kunnen we bijvoorbeeld een test van de consumentenbond raadplegen.
Het probleem is echter dat de meeste geteste modellen op het moment van de
aankoop alweer vervangen zijn door nieuwere modellen.
Vervelend is vooral wanneer keuzestress optreedt in situaties waarin we ons
niet kunnen onttrekken aan het maken van de keuze. Wie moe wordt van de keuze
tussen tientallen vakantiebestemmingen, kan vanzelfsprekend ook besluiten maar
eens een jaartje thuis te blijven en bij uitzondering eens echt uit te rusten. Maar
steeds meer keuzen worden ons door de economische liberalisering en flexibilisering
dwingend opgelegd. Wie door de drukte een verlofdagenstuwmeer heeft opgebouwd,
wordt gedwongen na te denken over de vraag of hij wel of niet in actie moet komen.
Niets doen is niet aantrekkelijk, omdat je dan je dagen kwijt bent. Maar moet je die
opgespaarde dagen dan laten uitkeren in geld, laten omzetten in extra pensioen, in
vroeger pensioen, deeltijdverlof, een sabbatical of een ouderschapsverlof wellicht. Dat
laatste vormt weer al een probleem op zich. De vraag of we al of niet kinderen willen,
is sinds de beschikbaarheid van betrouwbare voorbehoedsmiddelen ook al weer enkele
decennia onttrokken aan het toeval en onderwerp geworden van een bewuste keuze.
En tijdens de zwangerschap worden aanstaande ouders, wanneer prenatale
diagnostiek ernstige defecten of ziekten aan het licht brengt, verplicht te kiezen of ze
de zwangerschap wel of niet willen laten afbreken. En ook aan het eind van de rit
worden steeds meer ouderen, die worden getroffen door een ondragelijke of
uitzichtloze ziekte, voor de keuze geplaatst of ze nog willen verder leven of opteren
voor een passieve of actieve vorm van levensbeëindiging. Gelukkig zijn niet alle
keuzen die we moeten maken kwesties van leven of dood, maar het aantal dilemma’s
in ons leven neemt zienderogen toe.
KEUZEDELIRIUM: OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
21
Wat de massale toename van de keuzedwang extra vervelend maakt, is dat
nogal wat keuzen in werkelijkheid schijnkeuzen blijken te zijn. Wat heb je eraan, zo
vraagt Barry Schwartz zich in zijn in 2004 verschenen boek The Paradox of Choice af,
als je in een Amerikaanse supermarkt kunt kiezen tussen zestig soorten sponzig
brood, als er geen vers brood verkrijgbaar is? En wat heb je aan de keuze tussen
honderdvijftig verschillende soorten jus d’orange als je, als het erop aan komt, slechts
kunt kiezen tussen twee grotendeels inwisselbare presidentskandidaten? Schwarz
spreekt in zijn boek voornamelijk over de Verenigde Staten, maar ook in Europa gaan
we in sneltreinvaart dezelfde richting uit. En op het continent is Nederland daarbij
weer het braafste jongetje van de klas als het gaat om het volgen van het voorbeeld
van onze neoliberale Grote Broer.
De ‘verkeuzing’ van de overheidsvoorzieningen
De afgelopen decennia heeft er ook ten aanzien van de klassieke
overheidsvoorzieningen een omvangrijke liberalisering en verzelfstandiging
plaatsgevonden. Wat ooit een neoliberaal stokpaardje was, wordt nu ook breed - zij
het meestal wat minder triomfantelijk – gedragen door christen- en
sociaaldemocraten. Het gevolg is dat we tegenwoordig ook op dit terrein worden
overspoeld door een ‘tsunami van keuzen’. Het uitzoeken van de juiste school of een
vervolgopleiding voor de kinderen op basis van onderwijskeuzegidsen, rapporten van
de onderwijsinspectie en slaagpercentages van de leerlingen, is tegenwoordig meer
dan ooit een crime. Het aanbod aan opleidingen in het vervolgonderwijs is zo
overweldigend dat KNAW-president Frits van Oostrom het onlangs vergeleek met de
menukaart van een slechte Chinees. En leerlingen met een handicap of leerprobleem
zuchten ondertussen, in geval er zich problemen voordoen, ook nog eens onder hun
‘rugzakje’ met naar eigen keuze te besteden extra onderwijs-zorgmiddelen.
Ook met betrekking tot de zorg en de energiesector is de keuzedwang groot.
Inmiddels kunnen we in Nederland kiezen uit meer dan zeshonderd verschillende
particuliere zorgpolissen. Zelfs de meest toegewijde keuze-aficionado raakt hier in een
staat van paniek. Menige zorgconsument zet zijn hoop op een website waarin de
overmaat aan zorgverzekeringen met elkaar kunnen worden vergeleken. Het probleem
is echter dat er daarvan nu ook al weer meer dan twintig zijn, waartussen dan
natuurlijk eerst nog weer gekozen moet worden. Er zijn momenten dat ik wel eens
dagdroom van een nieuw soort TomTom, die mij door de keuzejungle van mijn leven
leidt.
De vraag is waarom we ons vrijwillig overgeven aan het keuzedelirium, terwijl
we er toch vaak onder lijden? Het standaardantwoord van de neoliberalen luidt dat er
daarvoor goede, economische redenen zijn, zoals kostenbesparing en het feit dat met
de keuzevrijheid ook de kans groter wordt dat iedereen uiteindelijk krijgt wat hij of zij
wil. Keuzevrijheid, zo luidt het credo, kost wat, maar dan krijg je ook wat!
Daar valt echter het nodige tegen in te brengen. Zelfs wanneer we ons
beperken tot economische overwegingen kun je je afvragen of de toename van de
keuzevrijheid wel in alle gevallen zo voordelig is. Zo zien we bijvoorbeeld dat de
liberalisering en de daarmee gepaard gaande concurrentie in de gezondheidszorg
onder meer leidt tot vele miljoenen euro’s verslindende reclamecampagnes en
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
22
exorbitante salarissen van het topmanagement. En ook in het geval van schijnkeuzen
wegen de economische baten niet op tegen de kosten. Zo maakt het wat de
elektriciteitsvoorziening betreft weinig uit welke aanbieder je kiest. Mogelijk kun je een
paar Euro’s per maand uitsparen door van leverancier te wisselen, maar omdat er
maar één netwerk is, is iedereen de dupe als dat uitvalt. En in Californië hebben we
gezien dat liberalisering de stabiliteit van het netwerk allerminst ten goede komt.
Daarnaast heeft de liberalisering ook een sociaal prijskaartje. Kees Schuyt
wees er in 2005 in zijn G-lezing op dat een toename van keuzevrijheid de solidariteit
onder de verschillende bevolkingsgroepen uitholt. Op het gebied van de zorg is er het
schrikbeeld van een ‘genocratie’, waarin genetisch superieuren zich niet alleen als
klasse, maar mogelijk ook als biologische soort onderscheiden van een genetisch
inferieure onderklasse. Dat worden drukke tijden voor de postindustriële opvolgers van
Marx. Misklonen aller landen, verenigt u!
Maar nog los van de genoemde negatieve consequenties van de toename van
de keuzevrijheid, kent keuzevrijheid ook inherente troebelen. Psychologische en
antropologische overwegingen maken duidelijk waarom een toename van de
keuzevrijheid niet alleen een zegen, maar tevens een vloek betekent. Laten we deze
paradox van de keuzevrijheid eens wat nader beschouwen.
Negatieve en positieve keuzevrijheid
Wie doorvraagt naar de zin van de keuzevrijheid, stuit vroeg of laat op de stelling dat
mensen beter af zijn naarmate er meer te kiezen valt. Keuzevrijheid hangt nauw
samen met het veelgeprezen beginsel van de menselijke autonomie ofwel zelfbestuur.
En zelfbestuur is slechts mogelijk als we wat te kiezen hebben.
Om onze autonomie ten volle te kunnen realiseren dienen we – ik refereer hier
aan het beroemde onderscheid dat Isaiah Berlin maakt in Two Concepts of Liberty
(1958) – niet alleen negatieve vrijheid te hebben in de zin dat we niet worden
gehinderd om te doen wat we willen, maar ook positieve vrijheid, die erin bestaat dat
we in staat zijn om te kiezen tussen verschillende levensvervullingen. Een persoon die
zich onbelemmerd kan overgeven aan een verslaving is vrij in negatieve zin; pas wie
in staat is te kiezen tussen een leven als verslaafde of een leven zonder verslaving
kent positieve vrijheid. Alleen in het laatste geval is er sprake van autonome
zelfbepaling. Zo ook kunnen we zeggen dat de consument die niet wordt belemmerd
om die ene grijze telefoon van KPN aan te schaffen, enkel negatieve vrijheid kent. Op
het moment dat hij kan kiezen tussen een donkergrijze en een lichtgrijze telefoon
betreedt hij het paradijs van de positieve keuzevrijheid. Hoe meer keuzen er zijn, des
te beter. De kans dat het product of de dienst wordt aangeboden die de consument
wenst, wordt immers groter naarmate er meer te kiezen valt. En daarmee worden ook
welzijn en geluk gemaximaliseerd.
Hoewel Berlin beide vormen van vrijheid van belang acht, merkt hij wel op dat
de notie van positieve vrijheid ook het gevaar in zich draagt totalitaire trekjes te
krijgen. In het verleden zijn er op paradoxale wijze juist uit naam van de positieve
vrijheid bepaalde idealen – bijvoorbeeld de communistische heilstaat - dwingend
opgelegd. Je zou je kunnen afvragen of dat gevaar ook niet bestaat met betrekking tot
het ideaal van keuzevrijheid zelf, los van de specifieke invulling. Wat je kiest mag je
KEUZEDELIRIUM: OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
23
zelf weten, maar kiezen zul je! De wat ongemakkelijke vraag of keuzevrijheid in alle
omstandigheden nastrevenswaardig is, wordt zelden gesteld.
De paradox van de keuzevrijheid
Het is nu echter precies de vooronderstelling dat meer keuze altijd beter is die door de
Amerikaanse psycholoog Barry Schwartz in zijn eerder genoemde The Paradox of
Choice ter discussie wordt gesteld. Zijn stelling luidt dat meer keuze slechts tot een
bepaald punt beter is. Nadat dat punt wordt gepasseerd, is er sprake van een snel
afnemende meeropbrengst. Twee soorten jam bij het ontbijt is veel beter dan één,
maar als je al vijf soorten jam op tafel hebt staan, dan zal de winst van nog een extra
smaak niet bijzonder groot zijn. Daar komt nog bij dat de met de keuzevrijheid vaak
ook de nadelen toenemen en niet sneller in een sterkere mate dan de voordelen van
de toegenomen vrijheid.
Schwartz’ theorie is geïnspireerd door onderzoek van de psychologen Sheena
Lyengar en Mark Lepper. In een delicatessenzaak zagen zij een tafel waarop
vierentwintig soorten jam stonden uitgestald. De klanten mochten gratis proeven en
als ze dat deden kregen ze een bon die recht gaf op een één dollar korting bij de
aanschaf van een pot jam. De belangstelling om te proeven was groot, maar tot
verbazing van de winkeleigenaar kochten maar weinig klanten na het proeven een pot
jam. Om die reden besloot hij de opstelling te veranderen en plaatste hij nog maar zes
verschillende smaken op de tafel. Het aantal proevers nam weliswaar af, maar het
aantal van hen dat na het proeven een pot jam kocht groeide spectaculair: tienmaal
zoveel mensen besloten tot een aanschaf.
Hoe komt dat? Daarvoor zijn verschillende redenen. In de eerste plaats neemt
de tijdsinvestering toe naarmate er tussen meer opties moet worden gekozen. Zeker
als het gaat om complexe producten als zorgverzekeringen, die op veel punten met
elkaar vergeleken moeten worden, neemt de benodigde tijdsinvestering exponentieel
toe. Wie zeshonderd zorgverzekeringen op alle relevante punten met elkaar wil
vergelijken, zal – zelfs bij gebruikmaking van een vergelijkingssite - serieus moeten
denken aan een sabbatical leave.
Daar komt, in de tweede plaats, bij dat met de toename van de keuzemogelijkheid
ook de verwachtingen groeien. Als er maar één type telefoon of verzekering te krijgen
is, weet je al van tevoren dat die niet op alle punten zal voldoen aan je wensen. Als
dat na een tijdrovende keuze tussen honderden mogelijkheden nog steeds niet het
geval is, zal de teleurstelling en frustratie des te groter zijn.
In de derde plaats neemt, naarmate het keuzeaanbod toeneemt, ook de kans toe
dat een verkeerde keuze wordt gemaakt én dat men daarvan achteraf spijt heeft. Dat
geldt zelfs als je weigert te kiezen. Het vaakgehoorde argument dat de consument
helemaal niet gedwongen wordt om te kiezen, maar desgewenst vrij is bij zijn huidige
energieleverancier te blijven, is maar ten dele waar. Als de consument ervoor kiest bij
zijn huidige energieleverancier te blijven, bijvoorbeeld omdat hij het zich informeren
over alle mogelijkheden te tijdrovend vindt, dat zal hij zich in veel gevallen toch
ongelukkig voelen door het vermoeden daarmee een dief van zijn eigen portemonnee
te zijn.
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
24
Bovenstaande argumenten gelden in nog sterkere mate wanneer het gaat om
keuzes die omkeerbaar zijn. Vroeger was een huwelijk in veel gevallen een keuze voor
het leven. Ook wanneer de keuze minder gelukkig bleek te zijn, maakten religieuze
en/of financiële redenen vaak onmogelijk te scheiden. Er zat dan weinig anders op je
neer te leggen bij de situatie. Tegenwoordig is het een stuk gemakkelijker om te
scheiden en in een aanzienlijk deel van de huwelijken gebeurt dat dan ook. Dat
betekent echter niet vanzelfsprekend dat het levensgeluk van de scheidende
echtlieden en hun mogelijke kroost daardoor toeneemt. Bovendien voelt degene die
ondanks een slechts huwelijk besluit toch niet te scheiden - bijvoorbeeld vanwege de
kinderen - zich ongelukkiger dan vroeger omdat hij of zij steeds wordt gekweld door
de gedachte dat hij of zij anders had kunnen kiezen.
prof.dr. Jos de Mul
Daarbij komt nog dat de mens nu niet bepaald goed is in het kiezen. De
economische wetenschap gaat ervan uit dat de mens een homo economicus is, een
rationeel wezen dat op basis van volledige informatie zijn behoeftebevrediging
maximaliseert. Dat is zonder twijfel een vruchtbaar model om de economische
wetenschap op te baseren, maar stemt niet erg overeen met de alledaagse praktijk
van keuzeovervloed. Mensen worden, zoals door de econoom Herbert Simon is
onderstreept, gekenmerkt door een ‘bounded rationality’. Het ontbreekt de meeste
mensen nu eenmaal aan tijd, de middelen en/of de intellectuele capaciteiten om goed
geïnformeerd te kiezen op al die terreinen waarop we dat geacht worden te doen. Als
het er werkelijk toe doet, beseffen we dat overigens ook vaak wel. Barry Schwarz
wees onlangs in een interview op een onderzoek waaruit bleek dat 70% van de
ondervraagden te kennen gaf dat zij, indien zij kanker zouden krijgen, zelf de regie
met betrekking tot het behandelingstraject zouden willen voeren. De belangrijkste
uitzondering werd echter gevormd door de mensen die reeds kanker hadden. Van hen
stelde slechts 12% er prijs op daarbij het laatste woord te hebben.
Mensen zijn bovendien niet alleen beperkt in hun rationaliteit, maar ze kiezen
vaak ook op irrationele gronden. Wie geneigd is een duurdere auto te kopen dan hij
zich eigenlijk kan veroorloven, omdat de buurman er ook zo één heeft, is feitelijk niet
gebaat bij een verruiming van de mogelijkheid om daarvoor een forse lening af te
KEUZEDELIRIUM: OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
25
sluiten. Onderzoek laat bovendien zien, dat mensen zich juist bij grote beslissingen –
zoals het kiezen van een partner of het kopen van een huis – eerder door hun
gevoelens dan door hun verstand laten leiden. Daarbij blijken mensen ook nog
tamelijk gemakkelijk te misleiden. Aan dat manco danken wij de reclamebranche. En
dan heb ik het nog niet eens over de neuropsychologen die beweren dat het idee dat
we keuzevrijheid hebben hoe dan ook een illusie is. Onderzoek op dit terrein geeft aan
dat onze hersenen vaak de beslissing al hebben genomen voordat die we de bewuste
keuze maken.
Al met al lijkt een toename van de keuzevrijheid voorbij een bepaald punt ons
eerder ongelukkiger dan gelukkiger te maken. Nu dient daar wel bij te worden
aangetekend dat niet iedereen in dezelfde mate gebukt gaat onder de keuzevrijheid.
Mensen kunnen, zoals de eerder genoemde Herbert Simon stelt, worden opgedeeld in
satisficers en maximizers. Satisficers stellen voor zichzelf bij een keuze bepaalde
criteria vast waaraan datgene wat gekozen moet worden minimaal moet voldoen.
Zodra ze een stofzuiger, verzekering, baan of partner vinden die daaraan voldoet, zijn
ze tevreden en zoeken ze niet verder. Maximizers daarentegen willen het onderste uit
de kan. Waar de satisficer al toe is aan zijn zilveren bruiloft, daar is de maximizer nog
steeds op zoek naar de ideale partner. Maximizers lopen daardoor een grotere kans
ongelukkig te worden dan satisficers. Dat neemt niet weg dat de kans ongelukkig te
worden voor beide groepen toeneemt wanneer de groei van de keuzevrijheid het
omslagpunt passeert. En dat punt ligt inmiddels ruimschoots achter ons.
Mogelijkheidszin
In het licht van de bovenstaande overwegingen zou de gedachte kunnen postvatten
dat we er beter aan zouden doen het aantal keuzen te verminderen. We merkten
echter al op dat dit niet zo eenvoudig is. Dat heeft te maken met het feit dat mensen
niet zozeer keuzen hebben, maar veeleer keuze zijn. En mensen zijn dat bovendien in
de afgelopen eeuwen in veel grotere mate geworden dan dat zij dat in het verleden
waren. De volgende antropologische overwegingen maken duidelijk waarom dat zo is.
Levenloze dingen hebben eigenschappen. Mensen daarentegen worden
gekenmerkt door mogelijkheden. Of zoals de filosoof Heidegger het uitdrukt in Sein
und Zeit (1927), mens zijn betekent letterlijk mogelijk-zijn. Wat we morgen doen, ligt
niet vast, maar wordt bepaald door onze keuzen. Mensen zijn bovendien nooit af, ze
moeten zich altijd nog realiseren. Ze zijn ontwerp. Ook dat impliceert een
fundamentele keuzevrijheid. In het licht van het voorafgaande betekent dat niet altijd
een pretje. Sartre zal, Heideggers weg verder denkend, zelfs stellen dat de mens
gedoemd is vrij te zijn.
De menselijke vrijheid mag fundamenteel zijn, dat betekent niet – zoals we in
het voorafgaande reeds zagen – dat zij onbegrensd zou zijn. Ook Heidegger wijst op
de grenzen die aan de menselijke vrijheid zijn gesteld en hij onderstreept dat die niet
minder fundamenteel zijn. Zo beginnen we ons leven niet vanaf een nulpunt, maar
komen we ter wereld als een concrete persoon met specifieke biologische, etnische,
geslachtelijke en economische kenmerken. We zijn altijd al op een bepaalde wijze ‘in
de wereld geworpen’. Daarom noemt Heidegger de mens een ‘geworpen ontwerp’. Ook
tijdens ons leven overkomt ons veel dat zich onttrekt aan onze keuzevrijheid.
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
26
Bovendien zijn we allemaal sterfelijk, zodat het kiezen vroeg of laat geheel ten einde
komt. Daar komt nog bij dat mensen in weerwil van hun vrijheid de neiging hebben te
kiezen wat ‘men’ kiest. Zoals recentelijk in het door Jan Willem Duyvendak en Menno
Hurenkamp geredigeerde boek Kiezen voor de Kudde. Lichte gemeenschappen en de
nieuwe meerderheid (2004) is beargumenteerd maken individuen, als het gaat om het
stichten van een gezin, het kopen van een huis of auto of het kiezen van een school,
massaal dezelfde keuzen. Bovendien sluiten eenmaal gemaakte keuzen veel andere
mogelijkheden uit. We identificeren ons vaak met de keuzen die we eenmaal hebben
gemaakt. Wie als boekhouder is geschoold, blijft meestal heel zijn leven boekhouder.
Wat een keuze was, wordt een vaste eigenschap, een ‘tweede natuur’. We
‘verdinglijken’.
Voor zover we onze eigen keuzen maken, leven we volgens Heidegger
‘eigenlijk’ ofwel authentiek. Als we ons door anderen laten leiden of ons al dan niet
gemakzuchtig identificeren met onze eerdere keuzen, dan leven we oneigenlijk ofwel
inauthentiek. Heidegger onderstreept daarbij dat dit geen kwestie van alles of niets is.
Mensen leven altijd zowel eigenlijk als oneigenlijk, waarbij de verhouding natuurlijk
van persoon tot persoon kan verschillen. De ene persoon is van nature authentieker
dan de ander.
Nu gaat Heidegger er in Sein und Zeit van uit dat het menselijke ‘Dasein’ altijd
en overal dezelfde structurele kenmerken heeft. We kunnen ons echter afvragen of die
structuur in de loop van de tijd geen veranderingen ondergaat. We zijn nog steeds
een ‘geworpen ontwerp’, maar in vergelijking met pakweg tweehonderd jaar geleden is
de nadruk gaandeweg verschoven van het geworpen-zijn naar het ontwerp. Van een
‘geworpen ontwerp’ zijn we een ‘geworpen ontwerp’ geworden. Voor de meeste
mensen was er vroeger niet zoveel te kiezen. Je bleef wonen in het dorp waar je
ouders woonden, trouwde een meisje uit het dorp en werd, als je vader bakker was,
zelf ook bakker. Tegenwoordig lijken we in veel grotere mate de ontwerpers van ons
eigen leven te zijn. We leggen ons niet meer vast voor het leven. We zijn nu veel
mobieler en flexibeler, niet alleen geografisch, maar ook sociaal en in het persoonlijke
leven. We veranderen vaker van woonplaats, baan en partner.
Ook de wereld waarin we leven wordt steeds meer vanuit onze
‘mogelijkheidszin’ begrepen. Met de opkomst van de moderne technologie is de wereld
steeds maakbaarder geworden. Niet alleen weten we de natuurkrachten steeds beter
voor ons karretje te spannen, maar waar nodig ontwerpen wij ook nieuwe natuur.
Alles wordt deel van een mondiale database, waarvan de elementen zich eindeloos en
in telkens nieuwe gestalten laten recombineren. Zo is het leven voor de moleculair
bioloog niet langer iets dat zich in een langdurige evolutie ontwikkeld, maar een
genenpool die ons in staat stelt de meest wonderbaarlijke transgene organismen te
ontwerpen. En ook de sociale wereld wordt een manipuleerbare database. Een
organisatie is tegenwoordig een los conglomeraat van bedrijfsonderdelen die
voortdurend herschikt dienen te worden. En in de populaire cultuur is iedere nieuwe
mode een door nijver knip- en plakwerk verkregen recombinatie van de modes uit het
verleden.
Met de verdere ontwikkeling van de biotechnologie lijken wij zelf het ultieme
object van onze recombinatiedrift te worden. Prenatale screening en genetische
manipulatie openen het uitzicht op de Homo sapiens 2.0. En wie niet tevreden is met
KEUZEDELIRIUM: OVER DE PARADOX VAN DE KEUZEVRIJHEID
27
het geworpen of ontworpen resultaat, kan altijd nog kiezen voor een ‘extreme
makeover’.
De beheersing van de keuzeoverlast
Als we, Heideggers analyse indachtig, vaststellen dat we vanwege specifieke politieke,
economische en technologische ontwikkelingen tegenwoordig niet zozeer meer keuzen
hebben, maar meer keuzen zijn, dan wordt het duidelijk waarom we ondanks de
nadelen die we daarvan ondervinden, er toch moeilijk afstand van kunnen doen. We
zouden daarmee immers afstand doen van onszelf, van wie we in de loop van onze
evolutie en cultuurgeschiedenis zijn geworden.
Dat maakt het des te dringender om strategieën te ontwikkelen om dan in
ieder geval de overlast die met de toegenomen mogelijkheidszin gepaard gaat terug te
dringen of op zijn minst beter leefbaar te maken. Een cruciale eerste stap is daarbij te
bedenken ten aanzien van welke zaken we keuzen willen maken en ten aanzien van
welke niet. Authentiek zijn door keuzen te maken in het leven is een
nastrevenswaardig ideaal, maar het is minstens zo belangrijk te weten wanneer het
beter is inauthentiek te leven. Zeker wanneer het gaat om schijnkeuzen is het beter je
te laten leven dan veel tijd en energie te stoppen in zaken die er als puntje bij paaltje
komt toch weinig toe doen. Soms is niet-kiezen verre te verkiezen boven wel-kiezen!
Dat we lang tobben over de keuze of we een bepaalde genetische ingreep wel of niet
willen toepassen, welke studie we zullen kiezen, of met wie we ons leven willen delen,
is een goede tijdsinvestering, maar om vele uren te besteden aan de vraag of we van
elektriciteitsleverancier moeten wisselen is weggegooide tijd.
Daarbij is het tevens belangrijk te proberen steeds de kosten van de
keuzevrijheid in het achterhoofd te houden. Wanneer de toename van individuele
keuzevrijheid in de zorg de solidariteit ondermijnt, dan getuigt het van wijsheid
grenzen aan die vrijheid te stellen. Omdat de nadelen van een toename van de
keuzevrijheid voorbij een bepaald omslagpunt onvermijdelijk groter worden dan de
voordelen, is het verstandig een toename van keuzevrijheid niet zonder meer als iets
nastrevenswaardigs te beschouwen. In heel veel gevallen is genoeg meer dan
overvloed. Aan deze gedachte kunnen we een goed argument ontlenen om te komen
tot een rechtvaardiger verdeling van de welvaart in de wereld. We helpen daarmee
niet alleen de armen, die immers veel voordeel hebben bij een toename van hun te
geringe keuzevrijheid, maar we doen dit dan ook uit mededogen met de rijken, die
zuchten onder hun keuzelast.
De belangrijkste les die we uit het voorafgaande kunnen trekken is misschien
wel dat we tegenwoordig meer lijden aan een ‘menselijk teveel’ dan aan een ‘menselijk
tekort’! Vanzelfsprekend is het niet eenvoudig er achter te komen waar precies het
punt ligt waarbij ons lijden aan het tekort overgaat in een lijden aan het teveel. Maar
alleen al het feit dat er – al was het maar in theorie - zo’n punt van pijnloos evenwicht
bestaat, is een troostrijke gedachte.
Jos de Mul is hoogleraar wijsgerige antropologie aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de
Erasmus Universiteit. Met dank aan Bibi van den Berg, Esther Keymolen en Liesbeth Noordegraaf-
Eelens voor hun waardevolle commentaar op de conceptversie van deze tekst.
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
28
29
CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
Brug tussen wetenschap en praktijk Het Center for Public Innovation is een samenwerkingsverband van de Erasmus
Universiteit Rotterdam, de Technische Universiteit Delft, de Universiteit van Tilburg,
kennisinstituut TNO alsmede enkele private organisaties. Het centrum richt zich op
complexe informatiseringsvraagstukken binnen het openbaar bestuur of breder gezegd
in het publieke domein. Het gaat hierbij om verschillende fasen in beleidsontwikkeling,
sturingsprocessen, E-democratie en (inter)organisatie-vraagstukken. Centraal staat de
wisselwerking tussen het innovatiepotentieel van ICT en ontwikkelingen en innovaties
ten behoeve van bestuurlijke vernieuwing. De werkwijze kenmerkt zich door het
samenbrengen van praktisch, toegepast- en wetenschappelijk, fundamenteel
onderzoek teneinde te komen tot een hoogwaardige kennisontwikkeling. Het centrum
functioneert hierbij als een kennisplatform en initiator van maatschappelijk debat.
Innovatie in tweevoud De kernactiviteiten van het centrum bevinden zich op het snijvlak tussen universiteiten
en reguliere ICT-organisaties. In deze ontmoeting van wetenschap en praktijk draait
het om de vraag: hoe kunnen bestuurlijke innovaties en ICT innovaties elkaar
versterken, waardoor een dubbele innovatieslag tot stand kan worden gebracht? Met
andere woorden: Hoe kunnen ICT innovaties een impuls geven aan bestuurlijke
innovaties en hoe kunnen bestuurlijke innovaties een impuls geven aan benodigde ICT
innovaties? Met name deze complexe interactie tussen de betekenis en waarde van
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION WIL DE BURGER WEL KIEZEN?
30
ICT voor bestuurlijke vernieuwing vervuld een centrale positie. Het Center for Public
Innovation kent daarom de volgende doelstellingen:
het stimuleren van kennisontwikkeling over een zinvolle toepassing van ICT in
het openbaar bestuur en het publieke domein;
door middel van interactief beleidsgericht en organisatiegericht onderzoek en
advies, interactieve kennisoverdracht en communicatie;
op het terrein van beleid en beleidsontwikkeling, dienstverlening, sturing,
bedrijfsvoering, en organisatorische en interorganisatorische
inrichtingsvraagstukken;
waardoor bestuurlijke innovaties hand in hand gaan met ICT-innovaties.
Public innovation als academie en atelier De werkzaamheden van het centrum worden uitgevoerd in nauwe wisselwerking met
de praktijk. Hiervoor is, en zal in de toekomst verder, een eigen werkvorm worden
ontwikkeld. Deze werkvorm wordt aangeduid als Atelier. Overigens is dit niet de enige
werkvorm die het Center gebruikt maar zij kan wel gezien worden als haar
vlaggenschip.
Het Atelier is een aanpak waarbij een menging ontstaat tussen deskundigheid en
ervaring, probleem en oplossing, inhoud en proces, technologie en wetenschap,
strategie en uitvoering, ontwerp en visie. Basis voor de uitvoering van de werkvorm
wordt gevonden in het werken met het zogenaamde ‘garbage can’ model, waarin de
lineaire koppeling tussen problemen en oplossingen wordt losgelaten. Problemen en
oplossingen zijn willekeurige stromen die door bepaalde partijen naar aanleiding van
bepaalde gebeurtenissen, wanneer het ‘policy window’ openstaat aan elkaar
gekoppeld kunnen worden.
Aan het Center for Public Innovation zijn de volgende personen en organisaties verbonden:
PARTNERS
prof.dr. H.P.M. van Duivenboden
prof.dr. V.A.J. Frissen
prof.dr. M.J. van den Hoven
prof.dr. J. de Mul
prof.dr. M. Thaens
dr. J.M.J. Baaijens
dr. A. van Venrooy
ONDERZOEKSCOÖRDINATIE
dr. M.E. Simons
dr. G. Straten
P.A. Siep
DIRECTIE
prof.dr. V.J.J.M. Bekkers
dr.ir. J.P. van Wamelen
PROMOVENDI
drs. B. van den Berg
drs. E.H. Korteland
drs. T. Oosterbaan
drs. R.F.I. Moody
drs. D. de Kool
DEELNEMENDE ORGANISATIES
Capgemini
Erasmus Universiteit Rotterdam
ICTU
LogicaCMG
Ordina
GetronicsPinkRoccade
TU Delft
TNO
Universiteit van Tilburg
Verdonck, Klooster & Associates
Het Expertise Centrum
31