Jaar van de molen 2007

16
Het waeytuygh dat men molen noemt Lesbrief bij het jaar van de molens 2007

Transcript of Jaar van de molen 2007

Page 1: Jaar van de molen 2007

Het waeytuygh dat men molen noemt

Lesbrief bij het jaar van de molens 2007

Page 2: Jaar van de molen 2007

Omslag

Ets van de kleine stinkmolen te Amsterdam (Rembrandt, 1641)Illuminatie in Roman d’Alexandre (Alexandre de Bernay, Parijs, 1344)

CreditsTekst en vormgeving Hans PunterMet dank aan Nico van den Broek, Jacco Bos, Wilma van den Broek, Dick Bunskoeke en Kees Vanger

Page 3: Jaar van de molen 2007

1

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Inhoud

Een korte maalgeschiedenis ...............................................................................2Wrijven ............................................................................................................................... 2Draaien ............................................................................................................................... 2Met dierkracht en water ...................................................................................................... 2De eerste windmolen die we kennen ................................................................................... 3

Windmolens in soorten en maten .......................................................................3Molens malen meer dan koren ..........................................................................4

Water malen ....................................................................................................................... 4

De gouden eeuw van de molens ..........................................................................5Industriemolens .................................................................................................................. 5

Als de wieken draaien .........................................................................................6Gevaar! ...............................................................................................................................6Vechten tegen windmolens ................................................................................................. 7

Van graan tot meel .............................................................................................. 7Vangen en stilstaan ..............................................................................................8

Werkende molens malen traag ...........................................................................................8

Wiekentaal ...........................................................................................................9Molen in lange rust ...........................................................................................................9Molen in korte rust ............................................................................................................9Hier “is iets in de molen” ..................................................................................................9Molen in de vreugd ............................................................................................................9Molen in de rouw ...............................................................................................................9

Verval en behoud ............................................................................................... 10Vrijwillige molenaars en ambachtelijke korenmolenaars ...................................................10

Molens van Drenthe .......................................................................................... 10De molens van Drenthe ......................................................................................................11Een oude oorkonde ............................................................................................................11

Molens in de taal ...............................................................................................12Spreekwoorden en gezegden .............................................................................................12Molenaarsnamen ...............................................................................................................12

Molens in de muziek ..........................................................................................12Meunier tu dors .................................................................................................................13Een muis in een molen in mooi Amsterdam (Rudy Carell). ...........................................13

Molens en techniek ............................................................................................14Molens en natuur ...............................................................................................14Molenrecepten ....................................................................................................14

Recept: forel van de molenaarsvrouw ...................................................................... 14

Page 4: Jaar van de molen 2007

2

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Een korte maalgeschiedenis Wie heeft de de windmolen bedacht? Wie heeft de korenmolen uitgevonden? Daar is een heel eenvoudig antwoord op: niemand in het bijzonder. Duizenden jaren ontdekte iedereen mee, stapje voor stapje.In de tijd van de piramiden, zo’n 5000 jaar geleden, wisten de Egyptenaren hoe je koren met stenen kunt fijnmalen. De Grieken en de Romeinen bedachten 2500 jaar geleden de draaiende stenen handmolen. Ook ontdekten ze dat je het zware maalwerk niet zelf hoeft te doen, maar er best een ezel of waterkracht voor kunt gebruiken. Ver buiten Europa zag je 2500 jaar geleden de eerste wind-korenmolens. Ze draaiden op de vlaktes van Iran, Afghanistan en Pakistan. De molens bestonden uit een liggend wiekenkruis met rieten zeilen. En de eerste windmolen zoals we die nu kennen? Hij werkte al volop in het jaar 1183, ruim 800 jaar geleden. Dat weten we zeker.

WrijvenMensen kunnen al vele duizenden jaren graan en zaden fijnmalen. Dat weten we door vondsten van primitieve maalwerktuigen. Ooit bedacht iemand graankorrels tussen twee stenen fijn te wrijven en meel te maken. Dat was de bedenker van het eerste maalwerktuig. Hij (of zij) legde op een grote platte steen wat graankorrels en wreef die fijn met een kleinere steen in de hand. Malen met handkracht, tussen zulke wrijfstenen, kost veel moeite en gaat langzaam.

DraaienMet een zwaardere wrijfsteen hoef je minder hard te duwen – maar hoe laat je zo’n zware steen dan bewegen? Onze vroege voorouders bedachten dit: Zoek twee flinke stenen. Maak ze netjes rond en plat zodat ze goed op elkaar passen. Hak in het midden van de bovenste steen een gat en maak aan die steen een handvat van hout. Je kunt nu met de hand de bovenste steen laten draaien, terwijl de onderste steen stil ligt. Doe dan wat graan in het gat van de bovenste steen. Het komt tussen beide stenen terecht en wordt – als je maar lang genoeg blijft draaien – langzaam fijngemalen en het meel komt aan de buitenkant tussen de stenen uit. Zo’n handmolen of kweern gebruiken sommige volken ook nu nog om hun graan te malen.

Met dierkracht en waterOm sneller te kunnen malen wilde men steeds grotere maalstenen. Ze werden zó groot dat menskracht niet meer genoeg was om ze rond te trekken. Daarom zette men voor dit werk ezels, ossen of paarden in. We kennen in Nederland de rosmolen. De naam komt van het oude woord ros, dat paard betekent. Ruim tweeduizend jaar geleden bedachten de Romeinen molens die draaiden door de kracht van stromend water. Deze waterradmolens gebruikten het water in beken en rivieren om een maalsteen aan te drijven. In de heuvelachtige delen van Nederland – bijvoorbeeld in Limburg en op de Veluwe – zijn zulke molens nog steeds te zien.

p

Een vrouw maalt graan met een wrijfsteen op een zadelsteen

p

Malen op een handmolen was zwaar werk. Men liet het dan ook graag over aan slaven, misdadigers en – vrouwen

Met de rechterhand kun je de handmolen eigenlijk maar op één

manier ronddraaien: tegen de klok in

Molenstenen in een windmolen draaien gewoonlijk met de klok mee

p

Stenen windmolen in Pakistan met rietmatten als zeilen

Page 5: Jaar van de molen 2007

3

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Houdt op met malen jullie vrouwen, die zo zwoegden aan de molen!Blijft voortaan maar langer slapen.Want Demeter beveelt nu de waternimfen jullie werk over te nemenEn zij snellen naar het waterrad en zij laten de as draaien,Waardoor het wiel met zijn wentelende spaken de zware molensteen laat draaien.

Grieks loflied op de watermolen uit 100 voor Chr.

(Demeter is de godin van het graan)

De eerste windmolen die we kennenRuim achthonderd jaar geleden had Europa al een eerste windmolen. In een bewaard gebleven document uit het jaar 1183 noemt Graaf Filips van den Elzas alle bezittingen van het klooster van Sint-Winoksbergen, waaronder een windmolen in het plaatsje Wormhout. Hoe lang de molen daar toen al draaide weten we niet. In een ander eeuwenoud document lezen we ook iets over een molen. Het is een reisverslag van de derde kruistocht in het jaar 1190, onder aan-voering van keizer Barbarossa (Roodbaard) en koning Richard Leeuwen-hart. Tot grote verbazing van de Arabieren bouwden de kruisridders een windmolen tijdens hun belegering van de stad Akko in Syrië. Graaf Filips van den Elzas was een van de kruisridders, hij stierf tijdens het beleg van Akko in 1191, op 150 kilometer van Jerusalem. Het lijkt er dus op dat de eerste windmolenmaker in onze streken een goede bekende van Filips van den Elzas was. Maar waar hij zijn kennis vandaan heeft? We weten het niet.

Windmolens in soorten en matenDe eerste windmolens waren helemaal van hout en kregen vier wieken. Ze bestonden uit een huisje (de kast zegt de molenaar) met het wiekenkruis en de maalwerktuigen. Het huisje rustte op een grote paal (de standerd). Vandaar de naam standerdmolen. Op de standerd kon de kast van de molen met alle winden meedraaien. Daardoor kon het wiekenkruis altijd naar de wind worden gezet. Om de kast te laten draaien, duwde men tegen de lange balken aan de achterkant. Daaraan zat ook de trap naar boven die de molenaar gebruikte om daar zijn werk te doen. Het op de wind zetten van een molen noemt de molenaar kruien, een middeleeuws werkwoord dat duwen, drukken of voortduwen betekent – zoals in kruiwagen

Omstreeks het jaar 1200 draaiden de eerste standerdmolens ook in Neder-land. Omdat ze helemaal van hout waren gingen ze niet zo lang mee. (Nog steeds zijn er in Nederland standerdmolens te zien, maar die zijn veel later gebouwd). Omdat er nog geen beschermende verf bestond, en omdat het hout van de eerste standerdmolens steeds wegrotte, begon men na 1400 stenen molens te bouwen.

Men metselde een grote ronde toren die veel leek op een kasteeltoren. Daar bovenop kwam een dak met de wieken. De muren van een toren-molen waren soms wel drie meter dik! Het beste bewijs dat zo’n molen heel lang meegaat kun je zien in het Gelderse plaatsje Zeddam. Daar draait de oudste molen van Nederland: een torenmolen van vóór 1441.

p

Standerdmolen Zeldenrust (2004)

p

Torenmolen

p

Sjouwende molenaar en etend paard bij een standerdmolen. Kleine illustratie in de kantlijn van een handschrift uit 1344

Page 6: Jaar van de molen 2007

4

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Zo’n zwaar ding staat onwrikbaar op de grond, dus moest men iets verzin-nen om toch de wieken naar de wind te kunnen draaien. Men bedacht daarvoor een ingewikkelde dakconstructie: het hele dak kwam – boven op de stenen toren – op een ring van houten rollen te liggen. Zo kon het in zijn geheel, bovenop de toren, ronddraaien.

Bouwen met steen was erg duur. Ook waren stenen torenmolens veel te zwaar voor gebieden met een slappe klei- of veengrond. Ze zouden daar snel verzakken en onbruikbaar worden. Daarom ging men in diezelfde tijd ook veel lichtere molens bouwen van hout. Deze stonden net als een torenmolen vast op de grond. Alleen de kap met het wiekenkruis kon de molenaar naar de wind draaien. Voor de stevigheid, en om de wieken in elke stand goed te kunnen laten draaien, bouwde men deze molens meestal met een achtkantig molen-lichaam. Bij achtkantige molens draaien de wieken met hun uiteinde (de molenaar spreekt van de vier enden) vlak langs de grond. Zo kon hij eenvoudig in het hekwerk klimmen om de molenzeilen voor te leggen.

De meeste windmolens stonden aan de rand van steden en dorpen en maalden het graan tot meel. Voor molens in een stad of dorp was het moeilijk om dicht bij de grond voldoende wind te vangen: de huizen rondom hielden teveel tegen. Daarom bouwde men ze soms op een kunstmatige heuvel – een bult of belt – de beltmolen. Op sommige plaatsen was ook een belt niet hoog genoeg en maakte men de molen extra hoog door hem op een stenen of houten onderbouw te zetten. Om dan toch nog bij de wieken te kunnen komen (om zeilen voor te leggen) bouwde men hoog boven de grond rond het molenlichaam een omloop of stelling: de stellingmolen.

Molens malen meer dan koren De eerste polders in ons land lagen langs de Waddenkust. Monniken legden daar omstreeks 1200 met handkracht beschermende dijken aan. Ze wonnen zo de hoogst gelegen delen van het wad op de zee. Zulke bedijkte stukken grond heetten polders, naar het woord pol dat letterlijk ‘aangeslibd land’ betekent. Grote delen van Nederland bestonden – zeker in de Middeleeuwen – uit ontoegankelijk, zompig moeras. Te nat om vee te weiden of gewassen te verbouwen.

Water malenDe oudste poldermolen in ons land werkte al rond het jaar 1408, maar het duurde tot 1540 voor men met windmolens grote moerasgebieden droog kon leggen. Daarvoor legde men rondom een moerasgebied of een ondiep meer een stevige dijk aan. Bij die dijk kwamen molens met een groot scheprad, die het overtollige water met windkracht omhoog brachten om het ‘uit te malen’ of ‘over de dijk te slaan’. Het nieuwe, bruikbare land dat zo ontstond noemde men een polder. En de molen die het werk deed kreeg natuurlijk de naam poldermolen. De eerste poldermolens leken aan de buitenkant wel wat op standerdmolens, met twee belangrijke verschillen. Op het plaatje van de wipmolen zie je dat de kast veel kleiner is dan die van een standerdmolen. Hij hoefde immers geen ruimte te bieden aan maalwerk-

p

Achtkantige houten molen

p

Stellingmolen

p

Wipmolen

Page 7: Jaar van de molen 2007

5

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

tuigen of graanopslag. Maar het grootste verschil met een standerdmolen zit in de bouw van de molen. De kast van een wipmolen staat niet op een massieve houten standerd zoals de standerdmolen, maar op een holle standerd, een houten koker. De kast van de wipmolen steunt op die koker, maar kan er ook op draaien. Via een as door die koker kan de beweging van het wiekenkruis tot onder in de molen komen. Daar drijft hij dan het werktuig van de watermolen aan: het scheprad naast de molen. Als zo’n molen hard draait, waggelt en wankelt hij nogal. Dat noemde men vroeger wippen, dus kreeg de molen al snel de naam wipmolen.

De gouden eeuw van de molensZonder de windmolen had ons land geen Gouden Eeuw gekend. Molen-makers stonden door hun grote vakmanschap en hun enorme technische kennis in hoog aanzien. Ze bedachten voor steeds weer nieuwe toepas-singen een ‘eigen’ windmolen. Zo kwam er de zaagmolen die zware bomen snel tot balken en planken konden zagen. Voor de bouw van één groot VOC-schip was wel 1600 m3 gezaagd hout nodig! Dankzij de zaagmolen kon de VOC in korte tijd een vloot bouwen voor de handel in specerijen, koffie, thee, porselein, textiel – en slaven. De leden van het houtzagersgilde probeerden nog om de zaagmolen te laten verbieden, maar hun handwerk verloor het van de moderne windkracht. De specerijen die de VOC meebracht uit Indië, konden rechtstreeks naar de specerijmolen om er tot geurige poeders te worden vermalen: kaneel, nootmuskaat en peper.

IndustriemolensAlleen al in de Zaanstreek stonden ooit een paar honderd industrie-molens bij elkaar. Om olie te winnen uit lijnzaad, koolzaad of raap-zaad bouwden de molenmakers een oliemolen. Die slaat de olie uit de gekneusde zaden (vandaar ook de naam sla-olie). Met zulke olie maakte men onder andere zeep, verf, vernis en bakolie. De verfmolen maakte kleurstoffen door verfhout tot een heel fijn poeder te malen. Vóór die tijd was verfhout raspen het vaste werk van de bewoners van het Rasphuis: tuchthuiswerk voor zwervers, bedelaars en jongens die van het rechte pad waren geraakt. De pelmolen schuurde de harde schil van de gerstekorrel af. Zo ontstond de gort (of grut) die men veel at. Boven de ingang van koren- en pelmolen de Vier Winden in Pieterburen geeft een gevelsteen ons deze les:

Hier maalt men ’t Graan tot Stof. Hier pelt men bast van ’t Garstgraan of. O mensch! Wilt hieruit leeren, Dat gij ook eens tot stof sult wederkeeren.

p

Gezicht op de scheepstimmerwerf van de Admiraliteit van Amsterdam

p

Doorsnede van een wipmolen met links het waterrad. Een draaiende

as steekt door de houten koker.

p

Houtzaagmolen met droogschuur

Page 8: Jaar van de molen 2007

6

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Er kwam een molen voor het malen van mosterdzaad: de mosterd molen. Om vodden tot papier te maken: de papiermolen. Om wollen stoffen waterdicht te maken door ze te v ervilten of te vollen, de volmolen (ook wel stink- of pismolen genoemd, naar de grondstof die men erbij gebruikte). Om eikenbast of eek fi jn te malen voor de leerlooierijen: de eekmolen. Er waren zelfs kruitmolens om de kannonnen te voeden waarmee de oorlogsschepen en handelsschepen uitvoeren.

Als de wieken draaien Zonder wind staat een molen stil, maar bij genoeg wind… Ja, hoe werkt dat eigenlijk? Alles begint met de wind die tegen de wieken drukt. Omdat het hekwerk een beetje scheef op de wiek zit – de vliegtuigpropeller is er van afgekeken – duwt de wind hem opzij. Daardoor gaat het wiekenkruis draaien. Het wiekenkruis zit bij de askop vast in een zware bovenas die in de kap ligt en die gaat meedraaien. Op de as zit het bovenwiel vast, een heel groot kamwiel (in een molen heten de houten tanden op een wiel altijd kammen, vandaar). Het bovenwiel draait mee met de as en brengt een weer kleiner wiel aan het draaien, de bonkelaar. Ook die ligt in de kap en gaat meedraaien. De bonkelaar zit vast op een hele zware houten as, de koningsspil, en brengt die aan het draaien. Onder aan de koningsspil zit weer een heel groot kamwiel, het spoor wiel. Daar aangekomen is de windkracht via de beweging van het wiekenkruis naar het hart van de molen gebracht. De korenmolenaar kan aan de slag als hij het steenrondsel in het werk zet. Het kammen van het spoorwiel laten dan het steen rondsel meedraaien. Via de steenspil komt de bovenste van de twee maalstenen in beweging. In een korenmolen draait alles om het koppel maal stenen. Vroeger hadden korenmolens meestal twee, soms zelfs drie maal koppels. De molenaar kon ze bij genoeg wind via het spoorwiel tegelijk aandrijven. Hij zette dan letterlijk alles in het werk om zijn klanten te bedienen.De zware zakken met graan draagt de molenaar liever niet op zijn rug naar boven. Met het luiwerk hijst hij ze stuk voor stuk op. Met windkracht.

Gevaar!Je begrijpt dat het tussen al deze draaiende wielen, assen, kammen en spillen best gevaarlijk kan zijn. Écht gevaarlijk…? Ja, écht gevaarlijk – als je niet héél goed oppast! Op de molen die met een gewone maalsnelheid draait, maakt het wieken kruis ruim twintig om wentelingen per minuut. De tijd tussen twee passeren de enden is dan minder dan één seconde. Aan de grond heeft het end een snelheid van zo’n tachtig kilometer per uur.

p

In de 17e eeuw bloeide de handel met Azië en Afrika door de

Vereenigde Oostindische Compagnie

p

Het “gaande werk” van een windmolen

Page 9: Jaar van de molen 2007

7

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Dat is even snel als een vrachtwagen op de snelweg, en een wiekenkruis weegt ongeveer even zwaar. Als de wieken met deze snelheid draaien, gaat de maalsteen 125 keer per minuut in het rond. Die steen weegt zo’n 1200 kilo – en dat is weer evenveel als een flinke auto. Enorme krachten en enorme snelheden dus.Wees daarom altijd voorzichtig op een molen. Luister goed naar de mole-naar. Stap nooit over de afzettouwen of hekjes. Een klap van de molen vertel je niet meer na!

Vechten tegen windmolensIn 1605 verscheen een wereldberoemd geworden roman met de avonturen van Don Quichote, een oudere heer uit het Spaanse dorpje La Mancha.

Het liefste wat Don Quichote de La Mancha deed was ridderromans lezen. Hij besloot zelf het leven van een dolende ridder te gaan leiden en trok de wijde wereld in om goede daden te verrichten. Hij zelf op zijn fiere ros (het oude paard Rosinante) en buurman Sancho Panza als zijn schildknaap (achterstevoren op zijn ezel). Toen Don Quichote voor het eerst in zijn leven windmolens zag dacht hij dat het gevaarlijke reuzen waren. Als een goede ridder trok hij tegen ze ten strijde. Maar tevergeefs, hij kreeg ze niet klein De strijd leverde hem vooral kleer-scheuren, builen en blauwe plekken op. Want vechten tegen windmolens, dat heeft geen zin.

Van graan tot meelAls een mulder gaat malen stort hij eerst het graan uit de zak in de verzamelbak boven de maalstenen (het kaar). Via een gat onderin het kaar loopt het graan in de schuddebak. Die heet zo, omdat hij door het draaien van de steenspil constant heen en weer wordt geschud. Daardoor rolt er een constant stroompje graan tussen de stenen.

Het eigenlijke malen gebeurt tussen twee grote, ronde molenstenen. Net als bij de handmolen ligt de onderste steen stil: de ligger. De bovenste steen draait rond: de loper. In het midden van de bovenste steen zit een gat waardoor het graan op de ligger valt. Door het ronddraaien van de loper wordt het graan meegesleept tussen de stenen en vermalen.

Doordat er in beide stenen groeven zitten, schuift het steeds verder vermalen graan geleidelijk tussen de stenen door naar buiten. Als het helemaal fijn is komt het aan de buitenkant als meel tussen de stenen uit. Het valt op een houten ring rondom de stenen en stuift daar door een gat naar de beneden. Een verdieping lager stroomt het meel door een goot in de zak.

p

Het rondsel staat “in het werk”, maar de molenaar kan het ook

“uit het werk” zetten

p

De weg van graan tot meel

p

Op deze Spaanse postzegel uit 1905 trekt Don Quichote op zijn paard Rosinante ten strijde tegen een windmolen

Page 10: Jaar van de molen 2007

8

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Vangen en stilstaanHoe zet je een draaiende molen stil? En wat minstens zo belangrijk is, hoe zorg je dat een stilstaande molen niet weer uit zichzelf gaat draaien? Het antwoord zit in de kap van de molen en heet de vang.

In de tekening op bladzijde 6 kun je zien dat het wiekenkruis, de askop, de bovenas en het bovenwiel samen één geheel vormen. Dus als je het draaien van het bovenwiel afremt, rem je ook de as en het wiekenkruis.

Om het bovenwiel liggen vijf zware stukken hout: de vangstukken. Samen omsluiten ze het bovenwiel als een stevige houten band. Het ene uiteinde zit muurvast aan een zware eiken draagbalk van de kap. Van daar volgt hij de vorm van het wiel en aan het andere uiteinde trekt de vangbalk eraan. Als de molen draait, zit overal tussen het bovenwiel en de vangstukken een paar milimeter ruimte. Staat de molen stil met de vang erop, dan drukken de vangstukken het bovenwiel overal stevig aan: het kan niet meer vooruit.

Als de molenaar de molen wil stilzetten, bedient hij – via de vangketting, de wipstok en de vangbalk – de vang om het bovenwiel. Met beide benen op de grond en de ogen op het wiekenkruis gericht vangt de molenaar de molen. Gaat dat te snel, dan kan de askop breken (of de as, of het wieken-kruis stort draaiend op de grond). Gaat het te langzaam, dan kan brand ontstaan in de kap. Bij de wrijving van de vangstukken tegen het bovenwiel ontstaat heel veel warmte. Het vangen van de molen is dus precisiewerk. Iets dat alleen de molenaar kan – en mag – doen!

Werkende molens malen traagAls er genoeg wind is bepaalt de molenaar hoe hard de molen draait: door de kap goed op de wind te kruien, door meer of minder zeil voor te leggen, door meer of minder werktuigen in het werk te stellen,en natuurlijk door niet te vergeten de vang te lichten.

Als je ziet dat de molenwieken snel ronddraaien kan het zijn dat de mole-naar niets in het werk heeft gezet: De molen draait wel maar maalt niets, hij draait voor de Prins. Die uitdrukking heeft een lange geschiedenis. Tijdens het beleg van Leiden (in de 80-jarige oorlog) maakten de bewoners van die stad de Spanjaarden wijs dat er nog volop te eten was. Alle molens draaiden immers? Leiden en de Prins van Oranje zouden zich nog lang niet overgeven!

Een werkende molen, een molen die maalt, heeft het echt zwaar dat zie je. Zelfs met flinke wind en vier volle zeilen draait hij nog langzaam en gestaag. Maar vergis je niet: binnen zingen de stenen of kolkt het water.

p

Via de vangketting legt de molenaar

de vang op het bovenwiel om de molen te stoppen

Page 11: Jaar van de molen 2007

9

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

WiekentaalEen molen kan wiekentaal spreken. Door de wieken in een bepaalde stand te zetten laat de molenaar tot in de verre omgeving zien wat er aan de hand is. Dat wil zeggen: aan wie de taal kent.

Molen in lange rust Een molen met het wiekenkruis in een ‘X’ staat in de lange rust. Men zette vroeger de molen in deze stand weg om het bovenste end niet in de lucht te laten steken: dat gaf minder kans op blikseminslag en brand. Omdat de molens vroeger een houten wiekenkruis hadden, voorkwam deze stand ook dat de horizontale wieken zouden doorbuigen. De molen zou eerst een stukje moeten draaien voor de molenaar zeil kan voorleggen.

Molen in korte rustEen molen met het wiekenkruis in een ‘+’ staat in de korte rust. De molenaar kan direct naar boven klimmen om zeil voor te leggen. Omdat de meeste molens tegen-woordig een stalen wiekenkruis hebben is dit de stand waarin. Om daarop de bliksemafleider aan te sluiten is het handig als het onderste end helemaal beneden staat.

Hier “is iets in de molen”De molen is stilgezet met de zeilen ervoor, maar de wind is niet zo zwak dat er volle zeilen voorliggen. De molenaar zal dus de vang erop gelegd hebben. Misschien is zij binnen met een klusje bezig waarbij het verstandig is dat de molen helemaal stilstaat. Zodra zij klaar is kan de vang eraf en kan er weer gemalen of voor de Prins gedraaid worden.

Molen in de vreugdBij geboorte of een andere blijde gebeurtenis in de mole-naarsfamilie staat de molen in de vreugd. Het wieken-kruis staat dan ‘komend’: de bovenste wiek moet zijn hoogste punt nog bereiken. Op heel feestelijke dagen hangt de molenaar tussen de uiteinden van de wieken een lijn met vlaggetjes.

Molen in de rouwBij het overlijden van de molenaar of een familielid staat de molen in de rouw. Het wiekenkruis staat dan ‘voorbij’: de bovenste wiek is zijn hoogste punt gepasseerd.

Page 12: Jaar van de molen 2007

10

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Verval en behoudDe stoommachine en de elektromotor maakten wind-molens overbodig, ouderwets zelfs. Werkeloze molens raakten in verval, werden gesloopt en verdwenen. De laatste beroepsmolenaar ging met pensioen en daarmee kwam er voorgoed een eind aan achthonderd jaar Nederlandse molengeschiedenis... Het liep gelukkig anders.

Vrijwillige molenaars en ambachtelijke korenmolenaarsKennis over molens leerde je niet uit een boekje. Eeuwenlang ging die kennis mondeling van vader op zoon, van molenaar op gezel. Stel je voor dat ons land in 1900 nog tienduizend molens telde. En evenveel beroepsmolenaars. En molenaarsknechten. En natuurlijk een flink aantal molenmakers. In hun hoofden zat de complete molenkennis van acht eeuwen opgeslagen en hun molenvak dreigde uit te sterven.

Rond het jaar 1970 begonnen molenliefhebbers alle kennis en ervaring van die laatste molenaars vast te leggen. Met tekeningen, foto’s, beschrijvingen en verhalen. En met een echt molenaarsgilde.De oude beroepsmolenaars gaven hun kennis door aan een generatie vrijwillige molenaars: mensen met kennis van zaken die in hun vrije tijd de molens zouden kunnen bedienen en onderhouden. Er kwam zelfs een nieuwe generatie ambachtelijke korenmolenaars: mensen die alles wisten van graan, meel, bloem en gries, van molenstenen en maaltechniek. Verschillende warme bakkers verkochten weer wind-gemalen brood, maar de molens veranderden van ouderwetse bedrijven in kostbare monumenten.Nu bedienen vrijwillige molenaars de meeste windmolens in ons land. Ze laten de molens regelmatig draaien en houden ze ook aan het draaien. Draaiende wieken van werkende molens horen bij Nederland. Ze maken het landschap, het dorp of de stad rijker, mooier en leuker.

Molens van DrentheIn Nederland – dus ook in Drenthe – zijn de meeste molens verdwenen. Het kaartje op de volgende pagina laat zien waar in Drenthe je nu nog molens kunt vinden. Het zijn er in de hele provincie maar 37. Vaak kennen we molens alleen nog van oude ansichtkaarten. Zo stond er bij Hijkersmilde (het vroegere Kloosterveen) een heel bijzondere molen: de hoogste van Drenthe. Hij is gebouwd in 1771 en gesloopt in 1925. De molen was eigendom van de Landschap Drenthe (de vroegere naam van Provinciale Staten van Drenthe) en heette daarom de Landschapsmolen.

Alle informatie over bestaande en verdwenen molens vind je op http://www.molendatabase.nl/.

De Landschapsmolen

q

p

De Tulp (l) en zaagmolen (r) aan De Vaart te Assen

Page 13: Jaar van de molen 2007

11

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

De molens van Drenthe

Een oude oorkondeVoor de Drenten waren de molens eeuwenlang heel gewoon en vanzelfspre-kend. Van de mensen die lezen en schrijven konden nam dan ook niemand de moeite er uitgebreid over te schrijven. Maar soms helpt een enkel regeltje onze molenkennis weer vooruit. Zo weten we uit een handgeschreven oorkonde van de Abdij van Assen dat de molengeschiedenis van Beilen bijna zeshonderd jaar terug gaat. Er staat namelijk te lezen: “der wijndemolen to beylen. De nu ter tijt onse is”.

Of – in modern Nederlands – “de windmolen te Beilen die tegenwoordig van ons is”, dus eigendom van het klooster in Assen. Waar de molen precies stond weten we niet, maar het zal beslist een standerdmolen zijn geweest.

t Oorkonde van de Abdij van Assen uit 1429

1 Woldzigt (Roderwolde) 2 De Paiser Meul (Peize) 3 Noordenveld (Norg) 4 De Hoop (Norg) 5 Meestersveen (tjasker in natuurgebied, Zeijen)5a Bollenveen (tjasker in natuurgebied, Zeijen)6 De Boezemvriend (De Groeve) 7 De Wachter (Zuidlaren) 8 De Zwaluw (Oudemolen) 9 Rolde (Rolde) 10 De Hazewind (Gieten) 11 De Eendracht (Gieterveen) 12 De Juffer (Gasselternijveen)13 Witteveen (tjasker in natuurgebied, Grolloo) 14 Makkum (Beilen) 15 De Hondsrug (Weerdinge) 16 Grenszicht (Emmer-Compascuum) 17 Jantina Helling (Aalden) 18 Alberdina (Noord-Sleen) 19 De Hoop (Sleen) 20 De Hoop (Wachtum) 21 Jan Pol (Dalen) 22 De Bente (Dalen) 23 De Arend (Coevorden) 24 Nooit Gedacht (Veenoord)25 Zeldenrust (Zuidbarge) 26 De Berk (in Veenpark Barger-Compas) 27 De Heidebloem (Erica) 28 Vledder (Vledder) 29 De Vlijt (Diever) 30 Havelte (Havelte) 31 De Zaandplatte (Ruinen) 32 De Zwaluw (Hoogeveen) 33 Sterrenberg (Nijeveen) 34 De Weert (Meppel) 35 De Vlijt (Meppel) 36 Wieker Meule (De Wijk) 37 De Vlijt (Zuidwolde)

Page 14: Jaar van de molen 2007

12

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Molens in de taalSpreekwoorden en gezegden

Wie geen zin heeft om veel te vertellen of uit te leggen gebruikt een spreekwoord. Veel van onze spreekwoorden hebben een geschiedenis van eeuwen. In de tijd dat de molens nog volop draaiden snapte iedereen wat ze betekenden, maar nu ook nog? Wat zou de betekenis kunnen zijn van de volgende spreekwoorden en gezegden?

Dat is koren op zijn molen. Het is hier net een rosmolen.Wie het eerst komt het eerst maalt.Ik lag ’s nachts te malen in bed.Hij zit in de nesten.Een klap van de molen beet hebben.Met molentjes lopen.Werken als een molenpaard.Ik wil geen koren van de molen zenden. Alles in het werk stellen om een klus te klaren.Zij maalt niet om regen of kou.Zolang de ezel zakken draagt heeft de mulder hem lief.Er witjes en uit de zak geschud bij liggen.

MolenaarsnamenAan iemands achternaam kun je horen welk beroep de over-over-over-over-overgrootvader had. Mensen met molenaarsbloed in hun aderen weten dat vaak zelf niet. Ze heten bijvoorbeeld: Vermeulen, Houtzager, Van der Molen, Mulder, Olijslager, Van der Meulen, Moulijn, Meulman of Molenaar.

Bijna elk oude beroep of ambacht (zelfs dat van Boef!) kom je nog in het telefoonboek tegen. En ieder beroep heeft ook weer zijn eigen spreekwoorden.Welke familienamen en welke spreekwoorden en gezegden horen bij deze mensen? K. Schipper, P. Veerman, Bert Visscher. En welke horen bij: C.M. Cannegieter, Jet Bussemaker, Abraham Kuyper.En welke bij: Jantje Smit, W. Hoefnagels en Annie M.G. Schmidt.

Molens in de muziekEen molenaar maakt lange dagen. Hij moet maar zorgen dat de bakker steeds op tijd zijn meel krijgt. Het zingen van de stenen en de vertrouwde molengeluiden maken hem soms wat slaperig.

Dit liedje daat over een molenaar die héél even de ogen dicht deed, liggend op de volle zakken. Hij schrikt wakker van de dorpsbewoners die hem waarschuwen voor het veranderende weer! De molen draait te hard, er is onweer op komst!

p

Dit schilderij van Pieter Bruegel de Oude (1559) heet “De Spreekwoorden”. Het verbeeldt ongeveer honderd spreekwoorden uit het dagelijks leven in de late Middel-

eeuwen, waarvan we er veel nog steeds gebruiken

Page 15: Jaar van de molen 2007

13

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Meunier tu dors

Meunier, tu dors,Ton moulin va trop vite.Meunier, tu dors,Ton moulin va trop fort.

Ton moulin, ton moulin va trop vite, Ton moulin, ton moulin va trop fort.

Meunier, tu dors,Et le vent souffle, souffle.Meunier, tu dors,Et le vent souffle fort.

Ton moulin, ton moulin va trop vite, Ton moulin ton moulin va trop fort.

Meunier, tu dors,Voici venir l’orage,Le ciel est noir,Il va bientôt pleuvoir.

Een muis in een molen in mooi Amsterdam (Rudy Carell).

Er was eens een muisje in mooi Amsterdam,Dat zat in een molen heel stiekem verscholen.Hij dacht bij zichzelf: wat is het toch fijn,Een muis in een molen in Mokum te zijn.

Ik zag een muis! (Waar?) Daar op de trap. (Waar op de trap?) Nou daar! Een kleine muis op klompjes. Nee, ‘t is geen grap. ‘t Ging van klip klippedieklap op de trap. (Oh, ja!)

Het muisje was eenzaam en zocht naar een vrouw.En piep zij een muis in het voorhuis, ik trouw.En toen zongen ze samen: wat is het toch fijn,Een muis in een molen in Mokum te zijn. refreinDe muis kreeg een vijfling en allen gezond.Toen aten de muisjes beschuitjes met muisjes.Ze zongen toen allen: wat is het toch fijn,Een muis in een molen in Mokum te zijn. refreinDe muizenfamilie werd vreselijk groot.De molenaar vluchtte, hij was als de dood,Voor de muizen die zongen: wat is het toch fijn,Een muis in een molen in Mokum te zijn. refreinDe muizen die hebben het fijn naar hun zin.De molen staat leeg want geen vrouw durft erin.

Molenaar, je slaapt,

Je molen draait te snel.

Molenaar, je slaapt,

Je molen gaat te hard.

Molenaar, je slaapt,

En de wind blaast, blaast.

Molenaar, je slaapt,

En de wind blaast hard.

Molenaar, je slaapt,

Kijk het onweer komt eraan,

De lucht is zwart,

Het gaat spoedig regenen.

Page 16: Jaar van de molen 2007

14

lesbrief voor de basisscholen in Drenthe

Concept 25 april 2007

Molens en techniekTwee eeuwenoude technieken kom je op verschillende plaatsen in de molen tegen.Hefboomwerking: bij het kruien van de kap, bij het draaien van de wieken, bij het “lichten” van de maalsteen, bij het bedienen van de vang.Overbrenging: draairichting van de assen en wielen, vergroten van de snelheid door een kleiner aantal kammen.Timmermanskunst: pen-gat verbindingen, eigenschappen van verschillende houtsoorten (hard, zacht, taai, buigzaam, slijtvast, sterk).

Opdracht: bouw je eigen Pakistaanse / Hollandse molen

Molens en natuurGranen (en zaden) en hun geschiedenis Gerst, gierst, haver, maïs, rogge, tarwe, triticale of tarwerogge, rijst en spelt. Maar ook boekweit, teff en sorghum.

MolenreceptenWat at men vroeger allemaal?

ReceptForel van de molenaars vrouw

truite à la meunière

1 half dozijn forellen geslagen raapoliebloem

Haal de forel door de bloem. Bak hem in hete slaolie gaar. Serveer er linzenbrij, brood en een kan fris bier bij.

1:rogge, 2:haver, 4:durumtarwe, 5:gebaarde tarwe,

6:ongebaarde tarwe, 7:gerst

Gerst, gierst, haver, maïs, rogge, tarwe, triticale of tarwerogge,