ISSN 1376 - 7801 SPOEDGEVALLENvvvs.be/wp-content/uploads/2016/04/jaargang-2014-nr-3-.pdfmaaltijd...
Transcript of ISSN 1376 - 7801 SPOEDGEVALLENvvvs.be/wp-content/uploads/2016/04/jaargang-2014-nr-3-.pdfmaaltijd...
ISSN 1376 - 7801
SPOEDGEVALLEN
Vlaamse Vereniging Verpleegkundigen
Spoedgevallenzorg vzw. Driemaandelijks Tijdschrift Jaargang 2014 - 33
V.U. Lauwaert Door, Briel 115, 9340 Smetlede Nr. 3
Spoedgevallen 2014 nr 3
REDACTIE SPOEDGEVALLEN
Hoofdredacteur
Door Lauwaert
Redactieleden
Geert Berden
Marc Van Bouwelen
Jurgen Dehaes
V.V.V.S. Bestuur
Voorzitter
Door Lauwaert
Erevoorzitter
Marc Weeghmans
Ondervoorzitter
Christian Gilot
Secretaris
Geert Berden
Penningmeester
Patrick Dagnelie
Bestuursleden
Rita De Cock
Marc Van Bouwelen
Nicole Reynders
Geert Van Iseghem
Patrick Dagnelie
Philippe Fortain
Anna Bueken
Koen De Ridder
Ingrid Laes
Johan De Knock
Luk Celus
Administratief medewerker
Lode Stevens
Secretariaat
Geert Berden
J.S. Bachlaan 11 bus 01.03
B-3500 Hasselt
Tel/Fax : 011/59.70.75
Ledenadministratie
AZ Monica
Spoedgevallen / Patrick Dagnelie
Florent Pauwelslei 1
2100 Deurne
Tel : 03/320 57 02
Lidmaatschap
Student: € 20 Lid: € 30
Instelling: € 90
Student BaNaBa: gratis
Juiste bedrag over te maken op
VVVS-rekening :
Fortis Bank 001-1165249-64
BIC GEBABEBB/IBAN
SPOEDGEVALLEN
Vlaamse Vereniging van Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw.
INHOUD
Hernieuwen lidgeld 2015 4
Aankondiging Symposium VVVS 5
Casus “grauwe baby’s op spoedopname” 8
Karel Decaluwé
Voor wie nog mocht twijfelen 16
Ebola : denk na 17
Marc Van Bouwelen
Nieuwe MUG Heusden 20
Hoe bezorgen “badzouten” fuifgangers een roes? 21
Astrid Van den broecke
Het EKG van de maand 25
Dr. R. Beckers
Verslag Studiedag hoofdVPK-en spoedgevallendiensten 27
K. De Ridder
G. Plevoets (G. Berden)
OPROEP medewerking internat. Studie 30
www.vvvs.be
Spoedgevallen 2014 nr 3
Waarde lezers,
Het jaarlijks congres komt er weer aan. Deze maal trekken we voor de eerste maal naar Hasselt. De
werkgroep heeft dan ook getracht een boeiend programma samen te stellen; daarnaast wordt ook in
primeur de eerste Vlaamse Traumacursus voor Verpleegkundigen aangeboden en een opleiding
agressiebeheersing op Spoedgevallendiensten. Dus voor elk wat wils.
Natuurlijk blijft het Ebolavirus ons als Spoedgevallenverpleegkundigen sterk beroeren. Vragen omtrent
het al dan niet verzorgen van mogelijks besmette patienten worden gesteld. Hoe moeten
verpleegkundigen hier tegenover staan? Lees het artikel met veel aandacht!
Een collega uit Australia is op zoek naar collega’s Spoedgevallenverpleegkundigen hier in Belgie om
mee te werken aan een studie omtrent ervaringen tijdens rampinterventies. We hebben de
oorspronkelijke vraag geplaatst achteraan in dit nummer.
Veel leesgenot
Door Lauwaert
3
Spoedgevallen 2014 nr 3
Geachte Heer/Mevrouw,
Onderwerp: hernieuwing lidgeld 2015
De VVVS, Vlaamse Vereniging Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw, is al meer dan 34
jaar een verpleegkundige vakvereniging met als specifiek vakdomein “spoedgevallenzorg”,
zowel prehospitaal als inhospitaal.
De VVVS behartigt de belangen van alle spoedgevallenverpleegkundigen.
De VVVS heeft niet alleen als doel de kennis en de kunde van de spoedgevallen-
verpleegkundige te verbeteren. Bovendien neemt de VVVS actief deel aan beleidsvorming en
heeft door participatie in allerlei comités en organen bijgedragen tot de normering van de
spoedgevallendiensten, de BBT, …
Een beroepsvereniging kan enkel goed functioneren door de financiële steun van u, onze
leden. Wij hopen ook dit jaar te mogen rekenen op uw bijdrage.
Je kan je lidgeld van 30 euro (studenten Banaba = gratis mits mailen van scan
studentenkaart) storten op rekeningnummer: 001-1165249-64 van de VVVS met vermelding
van je naam en voornaam. Je kan je eveneens via de website inschrijven zodat we alle nodige
gegevens ontvangen.
Als u eventuele vragen heeft met de betaling kan je deze richten aan Patrick Dagnelie:
We hopen op een positieve reactie en danken U bij voorbaat.
Tot op een van onze activiteiten.
Met vriendelijke groeten,
Het bestuur van de VVVS
4
Spoedgevallen 2014 nr 3
5
Spoedgevallen 2014 nr 3
6
Spoedgevallen 2014 nr 3
7
Spoedgevallen 2014 nr 3
CASUS “GRAUWE BABY’S OP SPOEDOPNAME”
AANMELDING OP DE SPOEDOPNAME AZ GROENINGE KORTRIJK, VAN EENEIIGE TWEELING MET
METHEMOGLOBINEMIE, VEROORZAAKT DOOR HET ETEN VAN SPINAZIE.
Karel Decaluwé
Adj. Hoofdverpleegkundige spoedopname
AZ Groeningen, campus Loofstraat Kortrijk
1. Casusvoorstelling
Op zaterdag 28/06/2014 omstreeks 17:42u
melden de ouders van Ya & Yu zich aan op de
dienst spoedopname van het az groeninge
Kortrijk. De ouders melden zich in paniek aan
met hun eeneiige tweeling dochtertjes van 10
maand. De baby’s waren op bezoek bij oma en
opa en werden omstreeks 16:45u gevonden in
hun bedje met een uitgesproken grauwe kleur. De
grootouders namen contact met de huisarts die
hen telefonisch naar de dienst spoedopname
door verwees. De triageverpleegkundige werd
door de onthaalmedewerkster onmiddellijk
opgeroepen, met de melding prioriteit te geven
aan de triage van de baby’s.
2. Triage
Beide kinderen vertoonden een gedaald
bewustzijn, ernstige dyspneu, slappe spiertonus
en een uitgesproken grauwe kleur waardoor
beiden ESI code 1 kregen.
De procedure acute patiënt(en) wordt opgestart
waarbij, om organisatorische redenen, beslist
werd de kinderen samen te houden. Ze werden
overgebracht naar reanimatiekamer twee en
samen op één brancard geïnstalleerd. De
triageverpleegkundige riep assistentie van twee
collega verpleegkundigen en twee aanwezige
spoedartsen. De anesthesist en pediater met
wacht werden eveneens opgeroepen. De
kinderreanimatiewagen werd erbij gehaald om
alle nodige materiaal onmiddellijk bij de hand te
hebben. Om in afwachting van inschrijving
identificatiefouten te vermijden werd op de
rechter voet de naam van elk kind geschreven.
3. Klinisch onderzoek
Beide kinderen werden aan een initieel onderzoek
onderworpen volgens de ABCDE benadering.
Tijdens de eerste snelle beoordeling samen met
de eerste fijnere beoordeling werden
onderstaande parameters gemeten.
Initiële Parameters
Initiële
Parameters
YA
Triage code ESI 1
Luchtweg vrij (maar bedreigd)
AH Freq. 31/min
Ademhaling hulpademhalingsspieren
SPO2 92%
Hartslag 172/min
Capp. refill 5 sec.
NIBP Niet meetbaar
EMV-score
< 4 jaari
E 3
M 5
V 2
Pupillen + = +
glucose 94 mg/dl
temp /(werd niet geregistreerd
opdossier)
Exposure -Uitgesproken grauwe kleur
-Cyanose t.h.v. extremiteiten
-Duidelijk resp. distress/falen
Initiële
Parameters
YU
Triage code ESI 1
Luchtweg vrij (maar bedreigd)
AH Freq. / (werd niet geregistreerd
opdossier)
8
Spoedgevallen 2014 nr 3
Ademhaling hulpademhalingsspieren
SPO2 86%
Hartslag 203/min
Capp. refill 5 sec.
NIBP Niet meetbaar
EMV-score
< 4 jaarii
E 3
M 5
V 2
Pupillen + = +
glucose 82 mg/dl
temp 36.4 °C
Exposure -Uitgesproken grauwe kleur
-Cyanose t.h.v. extremiteiten
-Duidelijk resp. distress/falen
Verder klinisch onderzoek levert bij
longauscultatie bilateraal zuivere longen en
normale harttonen. Beide kinderen slaagden erin
hun luchtweg zelfstandig vrij te houden. Er was
eveneens geen evidentie voor luchtweg obstructie
door een vreemd voorwerp.
4. Initiële behandeling
De kinderen kregen 15l zuurstof via pediatrisch
non-rebreather masker. Bij beide kinderen werd
een hoofdinfuus hypotonax 250 ml aangebracht
via perifere katheter. Daarbij werden simultaan
bloed en haemoculturen afgenomen. Een vocht
bolus van 100 ml Nacl 0.9% werd toegediend via
zij-leiding. Beide kinderen kregen via zij-infuus
antibiotica ceftriaxone IV Ya 700 mg en Yu 650
mg via minibag Nacl 0.9% 50 ml.
5. Tweede beoordeling
Na de eerste ABCDE interventies werd een tweede
boordeling uitgevoerd. Beide kinderen waren
ondertussen aan het huilen en hadden een betere
spiertonus. Om een zicht te krijgen op de situatie
werd een AMPLE anamnese uitgevoerd, samen
met een aanvullende anamnese van de laatste 24
uur. Daarnaast werd technisch onderzoek RX-
thorax aangevraagd en bedside genomen.
Resultaten van de AMPLE anamnese:
- Geen van beide kinderen heeft een gekende
Allergie.
- Er is geen chronische Medicatie gebruik en de
ouders/grootouders ontkennen dat accidentele
inname mogelijk is geweest.
- Bij navraag naar medische voorgeschiedenis
(Past medical history) geven de ouders aan dat
de kinderen 1 maand prematuur zijn geboren,
maar sindsdien geen significante problemen
stelden.
- De Laatste maaltijd was rond 12:00u en
bestond uit een groentepap die door de
grootmoeder vers bereid werd.
- Bij navraag naar verdere significante
gebeurtenissen (Events) geven de grootouders
aan dat Ya na de maaltijd heeft gebraakt. Yu was
reeds enkele dagen ziek met braken en slappe
stoelgang.
De grootouders hadden de kinderen naar
gewoonte rond 14:30u in bed gestopt. Toen de
kinderen wakker werden omstreeks 16:45u
troffen ze de kinderen met uitgesproken grauwe
kleur aan in bed. Ze hebben de beide kinderen uit
bed gehaald en hebben zowel de huisarts als de
ouders verwittigd.
Verdere gegevens rond de laatste 24 uur en het
dagverloop werden bevraagd. Er zijn de laatste
24 uur geen significante gebeurtenissen aan te
geven. De maaltijd bestond uit een vers gemaakte
groentepap van kip, aardappelen en spinazie. Alle
ingrediënten werden aangekocht in een lokale
supermarkt. De maaltijd bleek na bereiding te
warm. De grootmoeder heeft deze laten afkoelen
gedurende minstens een half uur. Daarna werd de
maaltijd terug licht verwarmd in de microgolf
oven. Verder zijn er geen aanwijzingen of
relevante gegevens die kunnen helpen bij de
diagnose.
6. Herevaluatie
Bij herevaluatie omstreeks 18:30u (drie kwartier
na aanmelding) blijkt de klinische toestand van
de kinderen, ondanks vochttoediening,
antibiotica therapie en supplementaire zuurstof,
niet verbeterd. De kinderen vertonen nog steeds
een uitgesproken bleke, grauwe kleur en
respiratoire problematiek. Beide kinderen worden
voorzien van een urineopvang zakje om de
diurese op te volgen. De RX thorax/abdomen
geven cardio-pulmonair en abdominaal een
normaal beeld.
herevaluatie
Parameters
YA
Triage code ESI 1
Hartslag 134/min
9
Spoedgevallen 2014 nr 3
NIBP Niet meetbaar
SPO2 88%
AH Freq. /
EMV-score
< 4 jaariii
E 3
M 5
V 2
temp /
Exposure -Uitgesproken grauwe kleur
-Duidelijk resp.
distress/falen
Gewicht 6.800 Kg
herevaluatie
Parameters
YU
Triage code ESI 1
Hartslag 200/min
NIBP Niet meetbaar
SPO2 80%
AH Freq. /
EMV-score
< 4 jaariv
slaap
temp /
Exposure -Uitgesproken grauwe kleur
-Duidelijk resp.
distress/falen
Gewicht 7.300 Kg
Op aangeven van de teamleden en naar
aanleiding van de samenstelling van de laatste
maaltijd werd een arteriële punctie uitgevoerd
voor bloedgasanalyse met bepaling
methemoglobine. Bij de art. bloedafname wordt
een zeer donker/bruin staal waargenomen dat
het vermoeden op methemoglobinemie
versterkte. De spoedopname az groeninge
beschikt over een eigen bloedgastoestel voorzien
voor het meten van methemoglobine.
18:45u Ya Yu
PH 7.26 7.62
PCO2 32.4 mmhg 46.0 mmhg
BE -2.8 mmol/L -6.6 mmol/L
cHCO3- 20.8 mmol/L 20.3 mmol/L
PaO2 50.2mmhg 19.0 mmhg
SaO2 99.5 48.8%
tHb 11.0 g/dl 11.8 g/dl
O2 Hb 63.1 % 28.9%
COHb 0.0% 0.7%
HHB 0.3% 30.3%
MeHb 36.5% 40.0%
Glucose 96 mg/dl 82 mg/dl
Lactaat 2.6 mmol.L 7.7 mmol.L
7. Therapie
De aangeleverde waarden bevestigen het
vermoeden van uitgesproken
methemoglobinemie en hypoxie bij beide
kinderen. Methyleenblauw wordt opgevraagd via
de dienststock van het operatiekwartier. Beide
kinderen krijgen om 18:50u één ampul
Methyleenblauw 10mg/1ml verdund tot 10 ml
met Nacl 0.9% via traag IV bolus over 5 minuten.
Telefonisch contact wordt opgenomen met UZ
Gent en de nodige afspraken worden gemaakt om
de kinderen te transfereren. De kinderen worden
opgehaald door de Pediatric Intensieve Care Unit
van het UZ Gent, deze staan zelf in voor het
transport.
Herevaluatie omstreeks 19:20u vertoont een sterk
verbeterde klinische toestand van de kinderen
met eerste diurese.
Initiële
Parameters
YA
Triage code ESI 1
Hartslag (niet geregistreerd op dossier)
NIBP (niet geregistreerd op dossier)
SPO2 (niet geregistreerd op dossier)
AH Freq. (niet geregistreerd op dossier)
EMV-score
< 4 jaarv
E 4
M 6
V 5
temp (niet geregistreerd op dossier)
Exposure - Huid roze
urine - licht blauw
Initiële
Parameters
YU
Triage code ESI 1
Hartslag 136
NIBP 137/112
SPO2 97%
AH Freq. 25 ‘
EMV-score
< 4 jaarvi
E 4
M 6
V 5
temp (niet geregistreerd op dossier)
Exposure - Huid roze
urine - licht blauw
Het verder klinisch verloop van de baby’s is
gunstig. Bij aankomst van het PICU-team UZ Gent
trof men vrolijk spelende kinderen aan met een
normale huidskleur. Medisch/verpleegkundige
overdracht wordt gegeven en de kinderen worden
overgebracht naar UZ Gent. Bij aankomst op de
10
Spoedgevallen 2014 nr 3
PICU unit werd een controle analyse op
methemoglobine uitgevoerd om 21:15u.
21:15u Ya Yu
MeHb 0.9% 0.6%
De beide kinderen hadden een rustige nacht op
de PICU. Controlelabo de volgende ochtend was
geruststellend en de kinderen mochten samen
met hun ouders het ziekenhuis verlaten.
09:30u Ya Yu
MeHb 0.7% 0.7%
CASE theorie
1. Ontstaan
Methemoglobinemie is een potentieel
levensbedreigende toestand waarbij een
abnormaal hoog percentage aan hemoglobine is
omgevormd tot het niet zuurstofdragende
methemoglobine (meHb).
Methemoglobine ontstaat wanneer het ijzeratoom
van hemoglobine wordt geoxideerd en Fe³ wordt
gevormd ipv Fe² . Dit type van hemoglobine is
niet meer in staat zuurstof te transporteren. Bij
gezonde personen is steeds een kleine
hoeveelheid methemoglobine, < 1% in het
lichaam aanwezig .
De aanwezige methemoglobine wordt bij
gezonde patiënten via het NADH dependent
enzyme methemoglobine reductase onmiddellijk
terug omgezet tot normaal hemoglobine. De
aanwezigheid van het geoxideerde ijzeratoom bij
methemoglobine veroorzaakt de typische bruine
verkleuring van het bloed. Er zijn extreme
casussen gerapporteerd waarbij de huid een
bruine verkleuring vertoonde.
Methemoglobinemie kan zowel erfelijk als door
omgevingsfactoren veroorzaakt worden. In beide
situaties is er vaak sprake van aspecifieke
klachten die in ernst toenemen ifv de graad van
intoxicatie. De ernst van de symptomen wordt
daarenboven bepaald door andere factoren. Zo
zal een anemische patiënt met hemoglobine 8
gr/dl en methemoglobinemie 10% meer
symptomen vertonen, dan een patiënt met
normaal hemoglobine bv 15 gr/dl en een
methemoglobinemie van 20%. Bij verworven
methemoglobinemie manifesteren de symptomen
zich veelal binnen de 30 minuten na contact met
het oxiderend product.
Waarde Methb
in bloed
Klinische manifestatie
< 1% Normaalwaarde
15% - 20% Cyanose, bruine verkleuring
bloed
20% - 45% Hoofdpijn, vertigo, algemene
zwakte
>45% Dyspnee, acidose, aritmie,
corfalen, insult
55% -70% Coma, insult, aritmie, shock
>70% Hoog percentage overlijdens
indien onbehandeld.
2. Congenitale methemoglobinemie
In 1845 werd door de Franse arts Francois voor
het eerste een patiënt beschreven met
uitgesproken cyanose, zonder evidentie tot
congenitale cardio-pulmonaire afwijkingen of
andere verklarende oorzaak. De eerste
aanwijzingen dat er een erfelijke factor is bij het
onvermogen om methemoglobine om te zetten
tot het normale hemoglobine werd in 1940
gevonden door Dr. Gibson. In een later stadium
werd deze aandoening gelinkt aan een afwijking
op chromosoom 22q13qter. De twee meest
voorkomende aangeboren afwijkingen zijn reeds
heel uitzonderlijk.
In 1959 werd door Scott en Griffith het enzym
verantwoordelijk voor het omzetten van
methemoglobine tot het normale hemoglobine
geïdentificeerd en benoemd als het NADH-
cyrochrome 5 reductase. Een functioneel deficit in
dit enzym wordt wereldwijd erkend als de
onderliggende oorzaak voor congenitale
methemoglobinemie.
In 1986 werd dan voor het eerst door Jaffe een
voorstel gemaakt tot classificatie waarbij 4 types
werden weerhouden. Recentere technieken en
studies wezen uit dat het destijds herkende type
3 eigenlijk identiek is aan type 1. Het type 4 is tot
op de dag van vandaag slechts in één case
gerapporteerd. In de moderne literatuur wordt
vaak enkel over twee types gesproken.
Type 1: De meest voorkomende en minst ernstige
vorm van congenitale methemoglobinemie.
Betreft een deficiënt in het cytochroom 5
reductase die zich beperkt tot de erytrocyten.
Deze patiënten vertonen hoogstens een lichte
cyanose en zijn meer blauw dan ziek. Veelal is er
pas vanaf een methemoglobinemie van > 25%
11
Spoedgevallen 2014 nr 3
sprake van vage klachten waaronder
vermoeidheid en hoofdpijn.
Type 2: Een congenitale afwijking op het
cytochroom 5 reductase die zich focust op
verschillende weefsels met in het bijzonder het
centraal zenuwstelsel. Deze vorm van
methemoglobinemie is alles behalve goedaardig.
Zowat 10% van alle patiënten lijden aan deze
vorm van methemoglobinemie. Er is sprake van
een degeneratief neurologisch ziekteverloop met
veelal een vroegtijdig overlijden binnen de eerste
levensjaren. De ernst van de symptomen is recht
evenredig met de graad van verminderde
activiteit van het cytochroom 5 reductase enzym.
3. Verworven methemoglobinemie
Blootstelling aan diverse stoffen kan de vorming
van methemoglobinemie met een factor 1000
versnellen, waardoor het lichaam onvoldoende
snel kan compenseren.
Hierbij kan worden gedacht aan bv. prilocaïne,
benzocaïne, dapsone, nitraten, sulfamiden,
trimethoprim of articaïnen...
Typische voedingsmiddelen waar verhoogde
hoeveelheden nitraten worden aangetroffen zijn
bereide vleeswaren, kaas en verschillende soorten
groenten en fruit.
Ook het drinken van met nitraten gecontamineerd
putwater kan voor problemen zorgen. Nitraat is
op zich niet schadelijk en wordt voor een groot
deel via de nieren uitgescheiden. Het gevaar ligt
in het feit dat het lichaam nitraat kan omzetten
tot het veel schadelijkere nitriet. Dit gebeurt door
enzymen in het speeksel, maar ook door
bacteriën in het maag-darmkanaal. Ook door
het verkeerd bewaren of bereiden van voeding
kan het nitraat omgezet worden in nitriet. De
omzetting van nitraat tot nitriet in
levensmiddelen is een langzaam proces. Dit
proces wordt versneld door levensmiddelen traag
te laten afkoelen of opnieuw op te warmen. De
bacteriën die nitraten omzetten in nitriet gedijen
best in een lauwwarme omgeving. Vroeger werd
aangeraden om eenmaal gekookte spinazie niet
meer op te warmen. Dit omdat in de
tussenliggende tijd bij kamertemperatuur meer
nitriet gevormd kan worden. In de koelkast kan
de spinazie snel genoeg gekoeld worden, zodat
zich geen grote nitriet concentraties kunnen
vormen.
Factoren die het nitraat gehalte van groenten
bepalen zijn onder andere intensieve bemesting
met contaminatie van de plant alsook het
grondwater tot gevolg. De lichtintensiteit is
eveneens een bepalende factor. Planten zetten
namelijk nitraat om in eiwitten onder invloed van
licht. Dit betekent dat wintergroenten meer
nitraat bevatten dan zomergroenten. Vooral
bladgroenten hebben een hoog gehalte aan
nitraat in hun eetbaar gedeelte. De EU heeft
maximum nitraatconcentraties in spinazie
vastgelegd tussen 2000 en 4500 mg nitraat/kg.
De grote marge werd bepaald rekening houdende
met variabelen waaronder seizoen, locatie,... .
Bepaalde aandoeningen worden geassocieerd met
verhoogde concentratie nitraat in het plasma.
Voorbeelden hiervan zijn gastro-enteritis,
maagkanker.
Diarree veroorzaakt acidose dewelke de
methemoglobineproductie verhoogt en het
systeem rond methemoglobine reductase
inhibeert.
Jonge kinderen zijn in het bijzonder vatbaar voor
methemoglobinemie.
Ten eerste heeft het methemoglobine reductase
nog niet zijn volledige activiteit bereikt, deze kan
tot 50% lager liggen dan bij volwassenen.
Daarnaast beschikken jonge kinderen nog over
een grotere proportie foetale hemoglobine. Dit
foetale hemoglobine wordt makkelijker
geoxideerd tot methemoglobine. Daarnaast
hebben jonge kinderen een hogere PH waarde in
hun gastro-intestinaal stelsel. Deze hogere PH
stimuleert de groei van gram negatieve bacteriën
die nitraten omzetten in het schadelijke nitriet.
Om deze reden wordt aangeraden kinderen pas
vanaf zes maand in beperkte mate, bv twee keer
per week, nitraatrijke groenten te laten eten.
4. Diagnosestelling
Het vermoeden van methemoglobinemie komt
veelal door een combinatie van factoren. Ten
eerste, de klinische bevindingen, waarbij de
uitgesproken cyanose niet overeenkomt met de
respiratoire bevindingen. Ten tweede is er sprake
van persisterende cyanose ondanks doorgedreven
zuurstoftherapie. Een derde factor is een visueel
donker bruine verkleuring van het bloed bij
staalafname.
Via (arteriële) bloedgasanalyse wordt de diagnose
bevestigd aan de hand van meHb. bepaling.
Nieuwe technologieën helpen ons om sneller de
diagnose van methemoglobinemie te stellen. Er
12
Spoedgevallen 2014 nr 3
bestaan saturatiesensoren die gebruik maken van
7-licht golflengtes in plaats van de standaard 2-
golflengtes. Na verwerking van de gegevens zijn
deze toestellen in staat onmiddellijk en non-
invasief verhoogde waarden van methemoglobine
in het bloed te detecteren. De spoedopname az
groeninge beschikt over één toestel met deze
rainbow pulse oxymetrie. Het toestel was echter
niet beschikbaar op de dag dat deze casus zich
voordeed.
De huidige en standaard pulsoxymeters maken
gebruik van 2 golflengtes van licht. Deze
toestellen kunnen geen onderscheid maken
tussen oxyhemoglobine en methemoglobine
waardoor verkeerde, vals hoge saturatiewaarden
kunnen waargenomen worden. Bijkomend stelt
zich het probleem dat methyleenblauw eveneens
door een klassieke sensor als deoxyhemoglobine
kan gedetecteerd worden. Dit kan dan op zijn
beurt na toediening van methyleenblauw,
resulteren in vals lage saturatie waarden.
5. Behandeling
Er is niet steeds een behandeling nodig. Er kan
gewacht worden met therapie bij
asymptomatisch verloop met een
Methemoglobinemie < 30%. Elk ziekteproces dat
symptomatisch verloopt dient behandeld te
worden.
Chronische medicamenteuze behandeling naar
aanleiding van een congenitale
methemoglobinemie kan aangewezen zijn om
esthetische redenen. De behandeling bestaat uit
orale inname van ascorbinezuur (Vitamine C) 300
tot 600 mg/dag verdeeld over drie innames.
De primaire behandeling voor verworven
symptomatische methemoglobinemie bestaat uit
het toedienen van supplementaire zuurstof en
ondersteunen van de vitale organen.
Symptomatische behandeling o.a. van stuipen is
noodzakelijk.
Bij kinderen met methemoglobinemie < 20%,
waarbij de methemoglobinemie het resultaat is
van diaree en acidose, kan agressieve
rehydratatie en toediening van bicarbonaat ter
correctie van de acidose voldoende zijn.
Bij verworven methemoglobinemie bestaat de
behandeling uit intraveneuze toediening van
methyleenblauw waarbij het effect binnen de
30’ veelal zichtbaar is.
< 3mnd 0.3 – 0.5 mg/kg IV bolus over 5
minuten. Eventueel te herhalen na 60
minuten. maximale cumulatieve
dosering 4mg/kg.
Er is slechts beperkte
wetenschappelijke onderbouwing voor
de toepassing van methylthionine bij
zuigelingen jonger dan 3 maand.
>3 mnd 1-2 mg/kg IV bolus over 5 minuten.
Zo noodzakelijk, te herhalen na 60
minuten. Maximale cumulatieve
dosering is 7mg/kg in geval van
analine of dapsone geïnduceerde
methemoglobinemie is de maximale
cumulatieve dosering 4mg/kg.
Bijwerkingen van methyleenblauw zijn:
misselijkheid, braken, buikpijn, pijn op de borst,
duizeligheid, hoofdpijn, hypertensie, overvloedig
transpireren, verwardheid. Zelden komen
hypotensie en hartritmestoornissen voor. Hoge
dosissen methyleenblauw kunnen koorts
veroorzaken en bij intraveneuze toediening van
meer dan 7mg/kg in één dosis kunnen dyspnoe,
rusteloosheid en tremor ontstaan. Het product
kan eveneens hemolyse veroorzaken, met name
bij jonge kinderen en bij patiënten met g6PD-
deficiëntie. Na toediening van methyleenblauw
kan de huid blauw verkleuren alsook de urine een
blauw/groene verkleuring vertonen.
Methyleenblauw (Methylthioninium chloride) kan
opgelost worden in Nacl 0.9% of glucose 5%.
Methyleenblauw in lage concentraties versnelt de
omzetting van methemoglobine naar
hemoglobine. Methyleenblauw bindt met het
NADPH, in de aanwezigheid van methylene
reductase enzym, en vormt leukomethylene
blauw. Dit leukomethylene blauw werkt als een
reductase en verdringt een Fe+ ion waardoor het
hemoglobine terug in zijn oorspronkelijke
zuurstof dragende Fe2+ staat wordt gebracht.
Voor de behandeling van methemoglobinemie
veroorzaakt door intoxicatie met stoffen die een
verlengde werking hebben, bijvoorbeeld
Dapsone, kan na initiële dosis in bolus, een
onderhoudsdosis methyleenblauw toegediend
worden via continu infuus. Hierbij dient een dosis
van 0.1 tot 0.15 mg/kg/uur gegeven te worden.
Het toedienen van supplementaire glucose moet
overwogen worden. Dit omdat glucose een
belangrijke rol speelt in de vorming van NADPH
10
13
Spoedgevallen 2014 nr 3
en dus onrechtstreeks een invloed heeft op het
methylene reductase enzym alsook de werking
van methyleneblauw.
Bij persisterende cyanose en methemoglobinemie
resistent aan behandeling met methyleenblauw
bijvoorbeeld bij patiënten met G6PD deficiënt,
dienen hyperbare zuurstoftherapie en
wisseltransfusie als mogelijke alternatieven
overwogen te worden.
Bij verworven methemoglobinemie door onder
andere Dapsone en aniline zie je vaak een herval.
Recidief stijging van de methemoglobine waarde
is te verwachten 4 tot 12 uur na succesvolle
behandeling met methyleenblauw. Een goede
opvolging van deze patiënten met eventuele
vervolg behandeling is noodzakelijk.
6. Conclusie
Deze baby’s werden bij presentatie initieel
beoordeeld en behandeld als septische shock. Dit
omwille van de uitzonderlijke differentiaal
diagnose en de klinische presentatie.
Methemoglobinemie dient vermoed te worden bij
alle patiënten en in het bijzonder jonge kinderen
die zich aanmelden met een uitgesproken grauwe
kleur, cyanose waarbij doorgedreven
zuurstoftherapie geen verbetering brengt. Het
aanwezig zijn van een bloedgasanalyse toestel
met meting van Methemoglobine op de dienst
spoedopname is aangewezen voor een snelle
diagnostisering. Het verder investeren in nieuwe
technologische vooruitgangen kan vroegtijdige
diagnosestelling mogelijk maken en dit op een
niet invasieve wijze.
Alle pré- en inhospitaal medewerkers dienen
opgeleid te worden in de herkenning van deze
potentieel levensbedreigende aandoening. Binnen
het ziekenhuis dienen de producten gekend te
zijn die methemoglobinemie kunnen
veroorzaken. Daarnaast dient methyleenblauw
vlot beschikbaar te zijn voor alle diensten die in
aanraking kunnen komen met patiënten met deze
aandoening.
De dosering en toedieningswijze van
methyleenblauw dient beschikbaar en vlot
consulteerbaar te zijn voor toediening. Dit om
medicatiefouten zoals te snelle toediening,
overdosering te voorkomen.
Het is belangrijk ook bij acute patiënten,
aandacht te hebben voor het correct noteren en
documenteren van alle patiëntengegevens. Niet
gedocumenteerde gegevens die van belang zijn
voor de verdere opvolging van de patiënt(en)
kunnen nadien moeilijk teruggevonden worden.
7. Abstract
Op 28/06/2014 kwamen ouders zich aanmelden,
op de dienst spoedopname van het az groeninge
Kortrijk, met hun twee baby’s die een
uitgesproken grauwe kleur vertoonden. Bij triage
kregen de kinderen een ESI code 1 en werden
naar een reanimatiekamer gebracht. De kinderen
werden onderzocht door de aanwezige
urgentiearts, de eerste behandeling met
zuurstof, IV vocht en antibiotica werd gestart. Er
was na initiële behandeling geen klinische
verbetering bij de baby’s waar te nemen. Op
aangeven van het team werd een
methemoglobinemie bepaling uitgevoerd met
bevestiging van methemoglobine 36.5% en 40.0%
bij de kinderen. Medicamenteuze behandeling
met methyleenblauw 1-2 mg/kg IV bolus wordt
gegeven waarbij binnen de 15 minuten een
duidelijke verbetering van de klinsche toestand
waar te nemen was. De kinderen werden voor
verdere opvolging getransfereerd naar het UZ
Gent, waar ze de volgende dag het ziekenhuis
mochten verlaten. Methemoglobinemie is een vrij
zeldzame aandoening die moeilijk te
diagnosticeren is. Er bestaat een aangeboren en
verworven vorm van deze aandoening. Als
spoedopname verpleegkundige is het belangrijk
de pathofysiologie rond deze aandoening te
kennen. Bij elke patiënt die zich presenteert met
een persisterende cyanose ondanks doorgedreven
zuurstoftherapie, dient methemoglobinemie
vermoed te worden.
14
Spoedgevallen 2014 nr 3
Referenties
1 Emergency Severity Index (ESI) A Triage Tool for Emergency Department Care Implementation Handbook
2012 Edition Version 4 http://www.esitriage.org (11/07/2014).
2-3-4 A.J. Alkemade, K. Caminada, M.N.M. Slenter, Zakboek spoedeisende geneeskunde; 1ste druk 01-11-
2010 p31-36
5 EFSA statement on possible public health risks for infants and young children from presence op nitrates in
leafy vegetables. EFSA journal 2010;8(12):1935;
6 www.zna.be (13/07/2014) 7 M. Boylson and D. Beer, Methemogobinemie: a case study Critical Care Nurse 2002; 22:50-55 8 ShanolaS. Da-Dilva, Imran S; an Joseph P Pediartics Congenital Methemoglobinemia: A Rare cause of
cyanosis in the newborn; 2003; 112-158 9 Methemoglobinemia: Evidence-Based case report; Habib Ur Rehman, West J Med. Sept. 2001; 193-196
10 – 11 ShanolaS. Da-Dilva, Imran S; an Joseph P Pediartics, Congenital Methemoglobinemia: A
Rare cause of cyanosis in the newborn; 2003; 112-158
12 www.voedingscentrum.nl (17 07 2014) 13 Bont R, Van Larebeke N, Literatuuronderzoek nitraten en nitrieten 2003. 14 Wright RO, Levander WJ, Woofl AD, Methemoglobinemia: Etiology, Pharmacology and clinical
management. Ann emerg Med November 1999;34: 646-656 15 Bont R, Van Larebeke N, Literatuuronderzoek nitraten en nitrieten 2003
16 EFSA statement on possible public health risks for infants and young children from presence op nitrates
in leafy vegetables. EFSA journal 2010;8(12):1935
17 www.masimo.com/rainbow (18/07/2014) 18 Cooper HA, Methemoglobinemia caused by benzocaiïne topical spray. South Med J. 1997;90:946-948
19 Habib Ur Rehman, Methemoglobinemia: Evidence-Based case report; West J Med. Sept. 2001; 193-196 20 - 25 Wright RO, Levander WJ, Woofl AD, Methemoglobinemia: Etiology, Pharmacology and clinical
management. Ann emerg Med November 1999;34: 646-656
21 www.kinderformularium.nl (20/07/2014) 22 Maryland Poison Center ToxTidbits: Antidote Facts Methylene Blue review feb. 2013
33 www.drugs.com (23/07/2014) 24 Habib Ur Rehman, Methemoglobinemia: Evidence-Based case report;, West J Med. Sept. 2001; 193-196
15
Spoedgevallen 2014 nr 3
VOOR WIE NOG MOCHT TWIJFELEN
16
Spoedgevallen 2014 nr 3
EBOLA : DENK NA
Marc Van Bouwelen
Verpleegk. BBT IZ-Spoed
Op het ogenblik dat dit artikel geschreven wordt,
neemt de Ebola-epidemie nog steeds toe. Buiten
Afrika zijn 2 verpleegkundigen overleden na
verzorging van Ebola-patiënten.
Ook in België groeit bij verpleegkundigen de
ongerustheid dat zij binnenkort een Ebola-
patiënt moeten verzorgen, en meer en meer hoor
je dat ze dit zullen weigeren. Weigeren van hulp
aan personen in nood kan strafrechtelijk vervolgd
worden, anderzijds leidt de hoge mortaliteit van
patiënten en van besmette hulpverleners tot
terechte vragen. Hoe moeten verpleegkundigen
hier tegenover staan ?
Jurid ische aspecten
Weigering van zorg is strafbaar (art. 422bis
Strafwetboek). Wie een persoon in gevaar niet
helpt, riskeert boete en/of gevangenisstraf. Ieder
doet daarbij wat hij kent en kan.
De wet bepaalt dat geen hulp moet geboden
worden indien er gevaar is voor zichzelf. De kans
is nochtans groot dat een rechter deze laatste
bepaling niet zal aanvaarden voor
verpleegkundigen. Die zijn opgeleid in het
verzorgen van patiënten met (infectieuze) ziekten
en in het toepassen van isolatiemaatregelen. Dit
staat ook expliciet in de wettelijke lijst van
handelingen waarvoor ze zelfstandig bevoegd
zijn (KB van 18 juni 1990, handelingen B1).
Wanneer ze hiervoor wettelijk bevoegd zijn, wordt
verondersteld dat ze dit uitvoeren bij patiënten in
nood.
In België heeft een patiënt de vrije keuze van
gezondheidszorg. Die vrijheid werkt in twee
richtingen. Indien een patiënt niet in gevaar is, is
een beroepsbeoefenaar niet verplicht hem te
aanvaarden als patiënt-cliënt. Kan men een
patiënt weigeren ?
Dat kan, maar met uitzonderingen :
- de continuïteit van zorgen aan de patiënt moet
verzekerd zijn, zoals ook recent benadrukt in het
KB nr.78
- verpleegkundigen in loondienst kiezen hun
patiënten niet maar verzorgen de patiënten die
door hun werkgever worden aangewezen.
Sanctie bij weigering is hier het ontslag van de
verpleegkundige, al dan niet om dringende
redenen.
Politieke verantwoordelijkheid
De Ebola-uitbraak van 2014 is de grootste
epidemie van hemorragische koorts tot nu toe.
Overheden nemen hun verantwoordelijkheid. De
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is geen
vergadermachine maar een overleg van
deskundigen die nauw contact houden met het
terrein en die met een wetenschappelijke basis
het gezag van de wereldgemeenschap inzetten
om uitbreiding te voorkomen. Goed opgeleide
professionelen gaan in stilte vrijwillig met
organisaties als Artsen Zonder Grenzen en het
Rode Kruis ter plaatse helpen.
De eerste maatregel om een epidemie te
bestrijden is ze ter plaatse houden. Politici die
ingaan tegen alle gezond verstand en regels van
de geneeskunde, hebben inmiddels ondervonden
dat het repatriëren van zieke landgenoten niet de
goede manier is om hun bezorgdheid te tonen en
het nationaal prestige op te vijzelen. Ze brengen
enkel hun eigen gezondheidspersoneel in gevaar.
De eerste maatregel bij een epidemie, ingegeven
door eeuwenlange ervaring, is de isolatie van het
getroffen gebied en het beperken van in- en
uitgaand verkeer. Vooral het vliegverkeer
vervoert mensen veel sneller dan de incubatietijd
van besmettelijke ziekten duurt. Wanneer dat
nodig is om een wereldwijde pandemie te
voorkomen, worden politieke en economische
motieven ondergeschikt en moet vliegverkeer van
17
Spoedgevallen 2014 nr 3
en naar de getroffen landen kortweg verboden
worden.
Professionele aanpak
Het heeft in België enige tijd geduurd voor
concrete richtlijnen beschikbaar waren en
omgezet in ziekenhuisprocedures. De overheid
(FOD Volksgezondheid) heeft de richtlijnen pas
doorgegeven als ze zeker was van de inhoud en
de publicatie.
Uiteraard moet de werkgever alle nodige
beschermingsmaatregelen en -materialen
voorzien om besmetting bij werknemers te
voorkomen.
Wanneer werkgevers die niet (volledig) ter
beschikking hebben en verdachte patiënten
presenteren zich, wat moeten verpleegkundigen
dan doen ?
Het antwoord is eenvoudig: de middelen
gebruiken die ze hebben en de patiënten
verzorgen. Uiteindelijk is dat de kern van ons
beroep. Wij zijn de (enige) beroepsgroep die al
eeuwen bloed, faeces, etter en fluimen van de
patiënt wegnemen en hem in direct
lichaamscontact hygiënisch verzorgen. Wie schrik
heeft van een besmettelijke patiënt (voorheen
pest en tyfus, gisteren HIV, SARS en Mexicaanse
griep, vandaag Ebola, wat morgen?) hoort niet
thuis in de verpleegkunde.
E thische overwegingen
Meer en meer verpleegkundigen verklaren
blijkbaar dat ze zullen weigeren
verdachte/besmette patiënten te verzorgen.
Past het weigeren van patiënten in het
verpleegkundig beroep ? Niet volgens de ethiek
en de deontologie (= nog altijd de plichtenleer).
Vergeten we niet dat artsen en verpleegkundigen
in de haard van de epidemie gewoon hun job
doen, ook op gevaar van hun leven. Zij klagen
niet en zoeken geen uitvluchten, zij stellen zich
ten dienste en verzorgen. De tegenstelling is
groot met sommige ‘Westerse’ landen waar
verpleegkundigen objectief geen relevant risico
lopen maar vooraf argumenten zoeken om
hetzelfde beroep niet te moeten uitoefenen als
het erop aan komt.
Maakt het dan geen verschil dat de hulpverlening
henzelf en hun familie in gevaar brengt ?
Waar ligt de grens ? Hemorragische koortsen
geven 'mortaliteit' maar HIV, SARS en MRSA geven
dat ook en kunnen evengoed meegenomen
worden naar huis. Wat doen bij pneumonieën op
I.Z. (resistente kiemen), een hoestende patiënt op
Spoed (mogelijk tbc), bloed prikken bij een niet-
gescreende patiënt (een prikaccident kan altijd
gebeuren) enz.. Nulrisico bestaat niet. Wanneer
zouden we weigeren, wanneer niet ?
Wanneer verpleegkundigen zouden weigeren
‘verdachte’ patiënten te verzorgen stellen zich
overigens andere problemen. Wie zal het dan
doen : de familie terwijl 100.000 gediplomeerde
verpleegkundigen in België aan de zijlijn blijven
staan ? Hoe zullen zij de besmetting beperken ?
Zouden ze dat thuis doen of naar het ziekenhuis
komen ? Wat met het afval ?
Er is maar één logische oplossing : patiënten
worden verzorgd door de mensen die daarvoor
opgeleid en maatschappelijk aangeduid zijn, dus
verpleegkundigen. De beschikbare technieken en
materialen voor bescherming worden gebruikt.
Contact met patiënten is de essentie van ons
beroep. Wie verpleegkundige wordt, heeft
daarvoor gekozen en kan de beroepsrisico’s niet
weigeren. Een politieinspecteur kan niet weigeren
de straat op te gaan omdat er wel eens op
hem/haar zou kunnen geschoten worden.
De Orde van Geneesheren heeft enkel
zeggenschap over artsen en niet over andere
beroepen. Artsen zijn eveneens betrokken bij de
behandeling van (mogelijk besmette) patiënten.
In 2009 publiceerde de Orde voor de artsen al
een advies over deze problematiek. De
redenering kan in dit geval ook van toepassing
zijn op de verpleegkunde en andere
gezondheidsberoepen, dus het lezen en
overdenken is de moeite waard. Het advies volgt
onderstaand en zegt kort door de bocht : elk
beroep heeft voor- en nadelen, wie kiest voor een
beroep beschermt zich maar kan zich niet
onttrekken aan de risico’s.
Professionele opstelling van het beroep
De onderliggende oorzaak van de afwijzende
houding van verpleegkundigen is hier (zoals bij
veel beginnende infectieziekten) ongerustheid en
18
Spoedgevallen 2014 nr 3
vrees voor het onbekende. Dat leidt licht tot
paniekreacties.
Verpleegkundigen zijn gezondheidsprofessionals
en moeten correcte medische informatie zoeken
en doorgeven. In het begin van elke nieuwe
gezondheidsproblematiek bestaat onzekerheid en
moet gewacht worden op wetenschappelijke
gegevens. Ondertussen werkt men met gezond
verstand. Dat uitleggen aan het publiek is een
ook taak van de professionals en zeker de
verpleegkundigen. Uiteindelijk moeten die hun
eigen informatie en standpunt halen uit feiten en
deskundige richtlijnen en niet uit koffiekamer- en
toogpraat.
De procedures voor identificatie, opvang, isolatie
en verzorging van Ebola-patiënten zijn
doorgestuurd naar alle ziekenhuizen. Het volstaat
de ziekenhuisprocedures toe te passen.
Ook de paniekgolf van Ebola zal overgaan.
Mogelijk zullen we in België enkele besmette
gevallen kennen.
Dit moet een aanleiding zijn om de deontologie
van ons beroep en de houding van jongere en
oudere verpleegkundigen tegenover patiënten en
maatschappij nuchter en kritisch te herbekijken.
Advies van de Orde van Geneesheren
Ref. a125001 d.d. 24.01.2009
Behandelingsplicht
Aan de Nationale Raad werd de vraag voorgelegd
of artsen geconfronteerd met nieuwe pandemieën
zich moeten blijven inzetten in weerwil van de
risico’s voor eigen veiligheid en gezondheid.
Advies van de Nationale Raad :
Dit ogenschijnlijke dilemma steekt gedurende de
laatste decennia regelmatig de kop op bij
dreigingen van epidemieën zoals van AIDS,
EBOLA, SARS of, recentelijk nog, van vogelgriep.
De Nationale Raad is van oordeel dat de arts een
deontologische plicht heeft om te behandelen en
te verzorgen. Dit niet alleen omdat hij zich, zoals
trouwens elke burger, wettelijk niet bloot kan
stellen aan schuldig verzuim, contract- of
beloftebreuk, maar vooral wegens de
verwachtingsvolle sociale rol die hij opneemt. Zo
houdt de bewuste keuze om arts te worden en te
zijn, onafscheidbaar de aanvaarding in van een
plicht tot behandeling en zorg. Deze plicht is
geen vrijblijvende randvoorwaarde, maar behoort
tot de kern die toelaat de professie van arts te
definiëren. In dit opzicht luidt artikel 7 van de
Code van geneeskundige plichtenleer als volgt: “
Bij algemene noodsituaties mag een geneesheer
zijn zieken niet verlaten tenzij hij daartoe door de
bevoegde overheid wordt verplicht”.
De moeilijker af te lijnen deontologische plichten
die de essentie van een beroep determineren,
kunnen uiteraard het voorwerp uitmaken van een
maatschappelijk debat. Het laten eroderen van de
behandelingsplicht zou echter onaanvaardbare
nadelen meebrengen voor de patiënten, de
sociale voorzieningen en ook voor de artsen zelf.
Het door de arts aanvaarden van de
behandelingsplicht betekent niet onmiddellijk het
volledig moeten wegcijferen van zijn eigen
veiligheid, noch van het bestaan van andere
conflicterende, veelal familiale plichten. Zo
stonden bij de betrokken zorgverstrekkers tijdens
de recente SARS-dreiging de vrees hun
familieleden te besmetten, praktische problemen
bij de dagelijkse opvoeding en zorg voor hun
kinderen en existentiële vragen rond de opvang
van hun naasten, moesten ze door hun werk
bezwijken, erg op de voorgrond.
De praktijk mag zich in casu niet alleen beperken
tot een oordeel over welke plicht het hoogste
appel heeft, maar dient gepaard te gaan met een
aanpak die ruimte schept om tegenstrijdige
waarden naast elkaar te laten bestaan. Zo brengt
de behandelingsplicht van de arts ook dwingende
plichten mee voor de maatschappij en de
zorginstellingen. Naast sociale ondersteuning
onder vorm van aangepaste verzekeringen voor
ziekte, invaliditeit, overlijden, kinderzorg...,
dienen deze de veiligheid van de diverse
zorgverstrekkers in de “frontlijn” te
maximaliseren. Behalve opleiding, de uitbouw van
een aangepaste infrastructuur en het uitwerken
van preventieve strategieën – het uiteindelijk niet
goed kunnen verzorgen van slachtoffers was de
grootste frustratie van ervaringsdeskundigen – is
een transparante professionele en met alle
betrokkenen uitgewerkte faire risicospreiding een
minimale maatschappelijke en professionele
uitdrukking van respect, billijkheid en solidariteit.
De aanhoudende dreiging van nieuwe gevaarlijke
epidemieën, maar ook van grote ongevallen,
terroristische aanslagen, natuurrampen en
nucleaire catastrofes, herconfronteert niet alleen
het mensdom met de aanhoudende risico’s
waaraan het bloot staat, ondanks de ontzettende
vlucht van de geneeskunde gedurende de laatste
19
Spoedgevallen 2014 nr 3
decennia. Tevens wijst ze de arts op zijn
belangrijke deontologische plicht van toewijding
alsook van beroepsgeheim. Ze brengt ook in de
dagelijkse praktijk op een scherpe wijze de
fundamentele waarde van voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot hygiëne, steriliteit en
voorkoming van besmetting terug onder de
aandacht en valideert het fundamentele en
klinische onderzoek, ook in die domeinen die
organisatorisch een antwoord helpen bieden op
deze nieuwe uitdagingen.
NIEUWE MUG HEUSDEN
In het Sint-Franciskusziekenhuis is het nieuwe
MUG-voertuig voorgesteld. De Land Rover
Discovery is nu volledig klaar en kan na de
homologatie de weg op. De keuze werd gemaakt
door een werkgroep van verpleegkundigen en
artsen. Die kozen voor de Land Rover omwille van
de veiligheid, de wagen is hoger waardoor de
bestuurder een beter zicht heeft en ook de wagen
meer opvalt in het verkeer. Daarvoor is hij
trouwens ook nog eens uitgerust met alle
mogelijke licht- en geluidssignalisatie, ook
aangepast voor 's nachts. De 4x4 aandrijving
zorgt niet alleen voor een betere baanvastheid,
maar ook zijn minder toegankelijke plaatsen
bereikbaar. Het personeel krijgt nu nog een
uitgebreide theoretische en praktische
rijopleiding samen met VAB en Priodrive. In de
wagen komt de nieuwste apparatuur zoals
monitor-defibrillator, reanimatietoestel en
interventietassen. En in primeur voor België wordt
een pc aan boord geïnstalleerd waarop altijd het
medisch dossier van de patiënt kan geraadpleegd
worden, dat betekent een enorme tijdswinst. Ook
bevat de pc belangrijke informatie over
bijvoorbeeld de Seveso-bedrijven in de buurt. De
MUG van het SFZ doet zowat 1.000 ritten per jaar
in de regio.
(Bron: Internetgazet Heusden-Zolder)
20
Spoedgevallen 2014 nr 3
HOE BEZORGEN “BADZOUTEN” FUIFGANGERS EEN
ROES?
Astrid Van den broecke, tweede bachelor geneeskunde Universiteit Gent
Paul Calle, urgentiearts Algemeen Ziekenhuis Maria Middelares Gent; hoofddocent Universiteit Gent
Inleid ing
De drugwereld is continu in evolutie. Sommige
gebruikers willen wel eens iets nieuw, de
producenten zoeken naar achterpoortjes in de
wet en de wetgever probeert gelijke tred te
houden met de evoluties op het terrein. Volgens
de Belgische en internationale wetgeving was een
stof een illegale drug als ze opgenomen was in
een nominatieve lijst van moleculen. Door een
lichte aanpassing aan de chemische structuur kon
bijgevolg een legale molecule gefabriceerd
worden met een min of meer analoge werking. De
namen die aan dergelijke stoffen gegeven
worden, zijn veelzeggend: legal highs, smart
drugs, designer drugs, research chemicals,… Ter
illustratie vermelden we dat in 2011 en 2012
wereldwijd respectievelijk 49 en 73 nieuwe
psycho-actieve stoffen gevonden werden. Deze
nieuwe moleculen stellen de problemen die
inherent zijn aan alle illegale drugs: ongekende
hoeveelheid van de actieve stof, accidentele of
doelbewuste vermenging met andere actieve
stoffen en foute labelling. Daar bovenop zijn er
bij deze nieuwe psycho-actieve stoffen
vraagtekens rond de farmacokinetiek (i.e.
snelheid waarmee de effecten optreden, de duur
van de effecten en eventuele interacties met
alcohol, geneesmiddelen en illegale drugs) en
vooral de aard van de effecten en neveneffecten.
[1]
Vanaf 2014 zal de Belgische wetgeving echter
niet alleen vertrekken van een opsomming van
illegale moleculen, maar ook van een lijst van
chemische basisstructuren. Daardoor worden alle
nieuwe psycho-actieve chemische varianten
sowieso illegaal. [2,3]
In deze bijdrage wordt een specifieke subgroep
van de nieuwe psycho-actieve stoffen besproken:
de cathinonen.
Wat zijn cathinonen?
Cathinone is de voornaamste psycho-actieve stof
van de khat-plant (Catha Edulis) die in Oost-
Afrika en Zuid-Arabië groeit. Vooral in Ethiopië
en Yemen worden khat-bladeren massaal
gekauwd voor het mild euforiserend en
stimulerend effect. Omdat cathinone enkel in vers
geplukte jonge blaadjes in voldoende hoeveelheid
aanwezig is om een significant effect te bekomen,
is het gebruik grotendeels beperkt tot de streken
waar de khat-plant geteeld wordt.
Cathinone heeft een amfetaminestructuur met
een keton in de zijketen. Reeds in 1928 en 1929
werden derivaten gesynthetiseerd: methcathinone
en mephedrone. Enkele derivaten werden
medisch getest als antidepressivum, anorecticum
en neurostimulator. Enkel bupropion
(Wellbutrin®) wordt heden gebruikt bij depressie
en rookstop. De voornaamste reden voor het
beperkte medisch gebruik is het sterk
verslavende effect.
Vanaf 2004 worden synthetische varianten online
aangeboden, en vanaf 2007 vindt men op
internetfora verslagen van gebruikers. De
cathinonen waren initieel vooral beschikbaar als
witte of bruine kristallen of poeder, waardoor ze
in de Verenigde Staten de straatnaam “bath salts”
kregen. De "badzouten" worden ook verkocht als
tabletten en capsules. De belangrijkste
cathinonen zijn mephedrone, methylone,
butylone en 3,4-methylenedioxypyrovaleron
(MDPV). Deze worden al dan niet gecombineerd
verkocht met daarbij eventueel de toevoeging van
andere stoffen. In Europa werden al meer dan 30
verschillende gesynthetiseerde cathinonen
gevonden en er worden nog steeds nieuwe
derivaten ontwikkeld om de wetgeving te
ontlopen. [4-6]
Werkingsmechanisme
De cathinonen diffunderen door de bloed-
hersenbarrière. Daar beïnvloeden ze, net zoals
amfetamine (“speed”) en 3,4-
methylenedioxymethamphetamine (MDMA of
21
Spoedgevallen 2014 nr 3
“ecstacy”) en cocaïne, transportsystemen voor
mono-amines zoals dopamine, noradrenaline en
serotonine. Hierdoor stijgt de concentraties van
deze neurotransmitters ter hoogte van de
synaptische spleet en treedt een stimulerend
sympathicomimetisch effect op, vooral op
psychomotorisch vlak. De relatieve affiniteit voor
de verschillende transportsystemen verschilt van
molecule tot molecule, zodat gebruikers melding
maken van verschillen tussen de verschillende
cathinonen en tussen cathinonen, MDMA en
cocaïne. [4-6]
Farmacokinetiek
Synthetische cathinonen worden vooral gesnoven
en ingeslikt. Eerder uitzonderlijk wordt gekozen
voor een intraveneuze, intramusculaire of
subcutane injectie, inhalatie of opname via de
slijmvliezen van mond, rectum of oog.
Na het kauwen van khat-blaadjes wordt
cathinone vooral via de mondmucosa
opgenomen; in mindere mate is er resorptie via
de maag en de dunne darm. De snelheid waarmee
het piek-effect bekomen wordt, is ongeveer 130
minuten bij kauwen van blaadjes en 70 minuten
na orale inname van een capsule. Cathinone
wordt afgebroken in de lever met een belangrijke
“first-pass metabolisatie”. Dit betekent dat een
groot deel van het oraal ingenomen actief
product bij opname vanuit maag en darm niet
kan circuleren in het lichaam omdat het reeds
gemetaboliseerd wordt bij de eerste passage over
de lever. Daarom moet, om eenzelfde effect te
bekomen, de hoeveelheid actieve stof bij orale
inname duidelijk hoger zijn dan bij kauwen
waarbij de opname gebeurt via de mondmucosa.
Er zijn meerdere metabolieten met een
wisselende activiteit die vooral via de nieren
uitgescheiden worden. Slechts 2 tot 7% van
cathinone wordt onveranderd via de nieren
uitgescheiden. Het half-leven van cathinone is
1,5 uur en 5,2 uren voor cathine (een minder
krachtige metaboliet).
Informatie in verband met farmacokinetische
parameters bij de mens van de synthetische
varianten zijn vooral beschikbaar via internet-
rapporten van gebruikers. Wegens onzekerheden
rond enerzijds de zuiverheid en de dosis van het
ingenomen product en anderzijds het
observatievermogen van de gebruikers zijn
dergelijke gegevens enkel richtinggevend.
Dierexperimenteel werk levert ook relevante
gegevens op, maar extrapollatie naar de mens
blijft moeilijk. Hoewel vergelijkende humane
studies ontbreken, mag men aannemen dat er
klinisch relevante verschillen zijn tussen de
verschillende cathinonen.
Bij insufflatie van 25 tot 75 mg mephedrone
ontstaat het psycho-actieve effect na enkele
minuten, en houdt het minder dan 1 uur aan. Bij
orale inname van 150 tot 250 mg rapporteren
gebruikers 45 minuten tot 2 uren tot het begin
van de gewenste effecten en een aanhoudend
effect gedurende 2 tot 4 uren. Door een
combinatie van snuiven en slikken beoogt de
gebruiker zowel een snel als een langdurig
effect. Bij intraveneus gebruik treedt de piek van
de effecten op na 10 tot 15 minuten en blijft dit
30 minuten aanhouden.
Bij oraal gebruik van MDPV treedt het effect pas
op na 60 tot 90 minuten, en houdt het 6 tot 8
uren aan.
De metabolisatie van de cathinonen in het
menselijk lichaam is slechts gedeeltelijk
ontrafeld. Belangrijk is in elk geval de omzetting
in de lever tot allerlei metabolieten met een
wisselende psycho-actieve werking. Verschillen
op het vlak van de snelheid van de omzetting in
de lever, de intrinsieke psycho-actieve werking
van de gevormde metabolieten en de snelheid
van de renale eliminatie van de actieve
metabolieten helpen de wisselende
farmacokinetische parameters van de
verschillende badzouten verklaren. Bijkomende
elementen zijn de wisselende eiwitbinding en de
doorgankelijkheid van de bloed-hersenbarrière.
Dergelijke farmacokinetische verschillen zijn
klinisch belangrijk, vooral bij “first time users” of
bij “ervaren” gebruikers die door omstandigheden
ongewild een andere variant gebruiken. Concreet
schuilt het grootste gevaar in een overdosis door
het gebruik van een variant met “slow onset”. De
gebruiker denkt immers dat de ingenomen dosis
te laag is en neemt daarom een extra dosis of een
andere stimulerende drug waardoor een
cumulatief effect ontstaat. [4-6]
Nagestreefde effecten
Gebruikers vergelijken de effecten van badzouten
vaak met deze van de party drugs cocaïne en
MDMA. De gewenste effecten zijn voornamelijk
verhoogde alertheid en bewustzijn, meer energie
en motivatie, euforie, opwinding, verbeterde
stemming, openheid in communicatie, verhoogde
intensiteit van zintuiglijke ervaringen, en matige
seksuele opwinding. [4-6]
Ongewenste effecten 22
Spoedgevallen 2014 nr 3
Badzouten veroorzaken ook allerlei ongewenste
effecten. Deze zijn van cardiovasculaire,
cognitieve, psychiatrische, neurologische,
perceptuele, hematologische en gastro-
intestinale aard. De meest voorkomende zijn
sympathicomimetische toxiciteit met tachycardie,
hypertensie, pijn op de borst, hyperthermie,
slapeloosheid, agressie, bruxisme (i.e.
tandenknarsen), hallucinaties, psychose en
verwardheid. [4-6] Twee case series
rapporteerden bij respectievelijk 46% en 63% van
de gebruikers tachycardie, 37% en 66% agitatie,
19% en 23% hypertensie, 18% en 40%
hallucinaties, en 6% en 23% slaperigheid. [7,8]
29% van de gebruikers had tremoren of een
epileptische aanval en 20% had paranoïde wanen.
[8] De intensiteit van bovengenoemde effecten
was bij 14% van de gebruikers laag, bij 43%
gemiddeld en bij 8% hoog. [7] Bij hoge dosissen,
meerdere dosissen in eenzelfde sessie of bij
gebruikers met psychische kwetsbaarheid werden
de meeste psychotische stoornissen gemeld na
inname. [6] Extreme case-reports van
psychotische opstoten zijn: achterlaten van een
2-jarig kind op een autosnelweg omdat "het kind
bezeten was door demonen", schieten op
ingebeelde personen of demonen, inslaan van
ramen en aansluitend met blote voeten door
gebroken glas lopen, kannibalisme en zelfmoord
door schotwonde. [5] Bij gelijktijdig gebruik van
antidepressiva uit de groep van de selectieve
serotonine-heropnameremmers (zoals
SipralexaR, ProzacR, SerlainR en SeroxatR werden
gevallen van het serotonine syndroom (i.e.
hyperthermie, hyperreflexie, agitatie en
spiertrekkingen) gerapporteerd. In 2011 werden
in het Verenigd Koninkrijk 128 doden
toegeschreven aan mephedrone (evenwel vaak in
combinatie met andere drugs gebruikt zodat het
aandeel van mephedrone veelal onduidelijk is).[6]
Uit bevragingen van gebruikers blijkt ook een
sterk verslavend effect. Ongeveer 50% meldt dat
ze een drang voelen om steeds weer nieuwe
doses in te nemen zodat ze uiteindelijk de drug
ononderbroken gebruiken gedurende meer dan
48 uren. Dagelijkse inname werd gevonden bij 4%
van de gebruikers. Vaak is hierbij een steeds
hoger dosis nodig om een analoog effect te
bekomen. Lichaamlijke afhankelijkheid wordt
slechts uitzonderlijk gerapporteerd. [4,6]
In Oost-Europa werd na langdurig intraveneus
gebruik van methcathinone parkinsonisme
vastgesteld. [5]
Epidemiologie
Betrouwbare gegevens over (frequent) gebruik
zijn niet beschikbaar. Vooral enquêtes geven
inzicht in de omvang van het probleem, maar ook
de statistieken van spoedgevallendiensten,
antigifcentra en politie leveren bruikbare data op
. De cijfers verschillen heel sterk van regio tot
regio, en van periode tot periode. Uiteraard heeft
dit te maken met een mix van factoren zoals de
legale status van het product, de prijs,
modetrends in het lokale uitgangsmilieu,
(on)beschikbaarheid van de verschillende party
drugs en berichtgeving rond dodelijk gebruik. [1]
Een publicatie uit 2010 vermeldt dat 41% van
discotheekbezoekers in het Verenigd Koninkrijk
ooit methedrone gebruikt had en dat 14% de
drug wekelijks innam. Onder Schotse studenten
had in 2010 20% ooit mephedrone gebruikt en
gebruikte 4% dagelijks. In de Verenigde Staten
van Amerika noteerde men in 2011 in de
spoedgevallendiensten 2,5 miljoen contacten
omwille van druggebruik; bij 23 000 (0,9%) waren
badzouten betrokken. In een Finse studie bij
gedrogeerde autobestuurders uit 2011 bleek 9%
van de urine-analyses positief voor MDPV. [4,5,9]
Voor Vlaanderen hebben we cijfermateriaal uit het
uitgaansmilieu via het onderzoek van de
Vereniging voor Alcohol- en andere
Drugproblemen (VAD). In 2012 gebruikte slechts
0,2% regelmatig mephedrone, en had slechts
0,7% die drug ooit gebruikt. Analoge cijfers waren
1.7% en 11.9% voor cocaïne, 2.1% en 14,7% voor
MDMA en 14,0% en 18,4% voor cannabis. [1] In
het kader van de Global Drug Survey (i.e. een
vrijwillige online bevraging in verband met
druggebruik in Europa) bleek in november 2013
dat 3,6% van "research chemicals / legal highs"
gebruikt had; het gebruik van badzouten werd
niet specifiek bevraagd. [10]
Implicaties voor spoedgevallendiensten in
Vlaanderen
Artsen en vepleegkundigen van
spoedgevallendiensten moeten in eerste instantie
vertrouwd zijn met intoxicaties met party drugs.
Zij moeten het klinisch beeld herkennen en de
basisprincipes van de behandeling kennen. Voor
de cathinonen zijn het klinisch beeld en de
therapie niet fundamenteel verschillend van een
cocaïne- of MDMA-overdosis. De behandeling
steunt bijgevolg sterk op benzodiazepines en
hydratatie, met de nodige aandacht voor
hyperthermie en orgaanschade.
23
Spoedgevallen 2014 nr 3
Voor een verfijnde diagnostiek kan men veelal
niet terugvallen op de routine-drugscreening van
het eigen klinisch laboratorium; het merendeel
van de cathinonen wordt niet gedetecteerd.
Daarom is het belangrijk om de patiënt en/of
begeleiders zo grondig mogelijk te bevragen in
verband met de ingenomen producten.
Problematisch hierbij is dat zelfs goed
geïnformeerde gebruikers nooit 100% zekerheid
hebben over de samenstelling van het gebruikte
product en dat er allerlei straatnamen circuleren.
[1,6]
Bij intoxicaties met nieuwe/ongekende producten
of bij casussen met atypische of extreme
klinische presentaties is het belangrijk om bloed-
en urinestalen bij te houden voor toxicologisch
onderzoek in gespecialiseerde laboratoria.
Wanneer men bij dergelijke patiënten poeders of
pillen vindt, moeten die ook doorgestuurd
worden voor verder onderzoek. Via dergelijk
gespecialiseerd onderzoek kan immers
vroegtijdig een nieuwe en potentieel gevaarlijke
drug opgespoord worden. Via het Belgian Early
Warning System on Drugs van het
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid
worden dan alerts gestuurd naar de
spoedgevallendiensten, en kan eventueel de
bevolking gewaarschuwd worden.
Referenties
1. Peeters H. Dossier: nieuwe psycho-actieve
stoffen. Uitgave van Vereniging voor Alcohol- en
andere Drugproblemen, Brussel, 2013
2. Wet van 7 februari 2014 tot wijziging van de
wet van 27 februari 1921 betreffende het
verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en
verdovende middelen, psychotrope stoffen,
ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de
stoffen die kunnen gebruikt wordenvoor de
illegale vervaariging van verdovende middelen en
psychotrope stoffen. Belgisch Staatsblad 10 maart
2014; 20376-7
3.Koninklijk besluiten van 22 januari 1998 ,13
juni 2010 en 20 maart 2013 tot houdende
regeling van sommige psychotrope stoffen en
betreffende risocobeperking en therapeutisch
advies. Beschikbaar via
http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_l
g.pl?language=nl&la=N&cn=1998012251&table_
name=wet (laatst geconsulteerd op 22 april
2014)
4. Prosser JM, Nelson LS. The toxicology of bath
salts: a review of synthetic cathinones. J Med
Toxicol 2012; 8: 33-42
5. Capriola M. Synthetic cathinone abuse. Clin
Pharmacol 2013; 5: 109-15
6. Zawilska JB, Wojcieszak J. Desgner cathinones -
an emerging class of novel recreational drugs.
Forensic Sci Int 2013; 231: 42-53
7. Centers for Disease Control and Prevention.
Emergency department visits after use of a drug
sold as "bath salts" - Michigan, Novenber 13,
2010 - March 31, 2011. MMWR 2011; 60: 624-7
8. Forrester MB. Synthetic cathinone exposures
reported to Texas Poison Centers. Amer J Drug
Alcohol Abuse 2012; 38: 609-15
9. Preidt R. "Bath salts" drugs led to 23,000 ER
visits in one year: U.S. report. Beschikbaar via
https://broadneckrx.net/article.php?id=680176
(laatst geconsulteerd op 22 april 2014)
10. Global Drug survey: 's Werelds grootste
drugsonderzoek: de Belgische resultaten.
Beschikbaar via
http://www.hogent.be/www/assets/File/140313-
Drugonderzoek.pdf (laatst geconsulteerd op 22
april 2014)
24
Spoedgevallen 2014 nr 3
HET EKG VAN DE MAAND
Dr. R. Beckers
Urgentiearts
SPGD UZ Brussel
(nvdr bij de vorige druk is het 2 de EKG plots van de drukpersen gevallen, met onze excuses hiervoor
Protocol “EKG van de Maand” nr 2 Jaargang 2014
Een vrouw van 65 jaar wordt
binnengebracht door de
ziekenwagen na een brutale
syncope zonder prodromen waarbij
zij een snijwonde heeft opgelopen
thv achterhoofd. Zij heeft een
onderhoudsbehandeling voor een
paroxismale voorkamerfibrillatie
met Sotalex ® 160 mg per dag. Wat
is jouw protocol ?
Het is een rustig sinusaal basisritme met een frequentie van 60/min vermoedelijk door de betalyse met
Sotalex. De atrioventriculaire geleiding is normaal, evenals de QRS morfologie. De T-golven zijn normaal.
Wat opvalt is dat er een duidelijke verlenging van de QT-tijd bestaat tot meer dan 550 ms, vermoedelijk
secundair aan de inname van Sotalex, dat bovendien een klasse III effect heeft. Bij deze patiënten bestaat er
een duidelijk verhoogde kans op een Torsade de Pointes, die mogelijk aan de basis lag van de brutale
syncope Dergelijke patiënten worden liefst opgenomen voor een analyse van hun nierfunctie en ionogram,
een korte ritmemonitoring en aanpassing van hun medicatie.
Nieuw “EKG’s van de Maand”
Protocol in volgend nummer
Veel interpreteergenot!!!
1. Een vijftig jarige vrouw wordt opgenomen op spoedgevallen omwille van pijn op de borst. Zij ligt in een
(v)echtscheidingsprocedure met haar ex en maakte zich juist klaar om naar de uitvaart/crematie van
haar recent overleden moeder te gaan. Zij heeft een normale bloeddruk (138/74 mmHg) en haar
auscultatie is volledig normaal. Waaraan denk je ?
25
Spoedgevallen 2014 nr 3
2. Als Pit-verplegende wordt je door het HC 112 gestuurd naar een 72 jarige man met pijn op de
borst. Hij heeft een voorgeschiedenis van arteriële hypertensie behandeld met Amlodipine, een
hypercholesterolemie waarvoor Zocor en hij rookt een pakje sigaretten per dag. Bij aankomst is hij
grauw en transpireert hij. BD 112/78 mm Hg en HF . Je besluit een EKG te nemen en door te sturen
naar het ziekenhuis. Wat is jouw protocol ? Wat ga je nog verder doen ?
26
Spoedgevallen 2014 nr 3
Verslag Studiedag hoofdverpleegkundigen
spoedgevallendiensten, VVVS
oktober 2014 Bonheiden
K. De Ridder
G. Plevoets (G. Berden)
Werklastmeting
(Prof M Elseviers)
Men probeert via deze studie nog een alternatieve
werklastmeting spoed aan te bieden, ter
vervanging van het MVG-systeem.
Grote verschillen in cijfers van de deelgenomen
ziekenhuizen.
De ziekenhuizen die niet meegedaan hebben aan
deze studie kunnen nog steeds (tegen bescheiden
vergoeding) eventueel participeren aan deze
studie. Zo kunnen ze hun werklast vergelijken
met de andere deelnemende ziekenhuizen en
eventuele pijnpunten blootleggen.
Eerste collectie data gebeurde hieromtrent in
2008, in 2011 en 2013 vervolg en datacollectie
(aangepast).
Meten van verschillende elementen; zorgzwaarte,
bestaffing, vpk taken, niet vpk taken, …
Zorgafhankeliijkheid JDT
Pt gebonden handelingen
Nt pt gebonden handelingen
Algemene resultaten 2014
• bijna 7000 ptn, 13 spoedafdelingen
• 45’ per pt bezig, range van 27 tot 65 min
gemiddeld
• bijna 20’ voor gehospitaliseerde ptn, ongeveer
60 min voor hospitalisatie
• niet ptn gebonden handelingen
• 14-72’ per centrum per pt per dag
• objectieve bezettingsgraad; rond 15-16u
regelmatig boven hun bezettingsgraad
• bezetting; 13-14 veel personeel, drukte pas
2uur later
Vanuit FOD;
4 elementen, 3 elementen altijd aanwezig= goede
inschatting van pt gebonden handelingen;
belangrijkste indicatoren
• JDT = zorgafhankelijkheid, hoe afhankelijker,
hoe meer tijd aan besteden
• leeftijd; hoe ouder hoe meer tijd aan de pt
• verblijfduur
• hospitalisatie vs ambulant
Benchmarking;
• 1 verblijfdsuur: 2u45 minuten gemiddeld,
spreiding 1u41 – 3u45
• verblijfsduur op spoed
• vertraging doorstroming ontslagklare pt; vele
ptn lang op spoed, ondanks klaar
• duurtijd parameters per pt; 11 tot 1,7 minuten,
groot verschil in aantal keer meten van
parameters, sommigen meer dan 2 keer, anderen
nooit
• duurtijd ECG per centrum, percentage aantal
ECG’s tussen 13% en 35% van alle ptn
• niet pt gebonden handelingen; vb van
ziekenhuis, adm taken
• doorlichting eigen centrum kan, mits betaling
aan UA voor audit
• voorstel JDT digitaal
Teambetrokkenheid voor en na accreditatie
(Geert Gunst)
2013 Accreditatie
Behalen label ook start, blijvende verbintenis
Wat erna: posters per maand
Instandhouden; zelf tracers in kaart brengen
intern + feedback
Onderhoudsroullement spoed
Belangrijk, dagelijkse schouderklopjes, team die
het leuk vindt om te werken voor jou.
1. Hefboom om zaken in orde te maken
2. Spoeddossiers moeten in orde zijn ook voor
ambulante : vb. allergie,pijnmeting,..
3. Aanvraag dringend vervoer: criteria aard
vervoer en begeleiding moeten in orde zijn
4. 2de parameter controle na pijnstilling moet
genoteerd zijn (evaluatie van de zorgen)
5. paramedische ontslagbrief
6. externe ambulance dienst is de
verantwoordelijkheid van de spoed: Kan je
27
Spoedgevallen 2014 nr 3
bewijzen dat deze mensen een rijbewijs en badge
100 hebben.
7. beademingsballons blijven in een verpakking
evenals laryngoscoopbladen.
8. sleutels voertuigen niet op de voertuigen en
voertuigen gesloten
9. registreer je de temperatuur in de wagens en
kan je dit aantonen?
10. medisch begeleid transport : afspraken en
verslag
11. geen kartonnen dozen op de grond
12. kwaliteitsmetingen van het ziekenhuis en
spoed
13. student : Wat doe je bij brand?
14. JCI gevaar :
- omdat bijna alles via spoed passeert zijn vele
problemen van het ziekenhuis, problemen van
spoed
- team wordt overladen en overbelast
15. NIET vergeten: team belonen als het goed
gaat
Implementatie en begeleid ing van critical
companionship
Hoe leren in de praktijk, zonder al te veel te
sturen ?
Leren vindt hoofdzakelijk plaats op de werkvloer.
Verbinding door samenhang; organisatie, proces,
performance
Vragen: ontdekken mogelijke “gaps”; wat is
huidige situatie? waar naartoe? van wie vragen we
wat ?
Belangrijke factoren bij performance-bepaling:
• performers
• doelen organisatie
• verwachtingen medewerkers
• beloning
• feedback
• ondersteuning
Hoe motiveren? Wat is resultaat van mensen op
cursus te sturen? Resultaat? Hoe lang blijft iets
hangen? Heeft verandering plaats gevonden? Hoe
collega’s mee enthousiasmeren?
Critical Companionship = op zoek gaan naar een
manier om continu te leren
Vb piekmomenten en dal-momenten, pauze,
leegloop, dus ook mogelijkheden om tijdens deze
momenten iets te leren, leren bedsite onder
collega’s die met elkaar in interactie gaan, waar
onzeker over? Waar nood aan? Welke
leermomenten haal ik uit deze situatie.
Vb Ndl verplichte iedereen TNCC cursus, komt
men van terug; wel gekende kennis uitwisselen
tijdens het werk
Niet voor alleen maar verpleegkundigen, ook
administratie, artsen, enz.
Methode van het buddy systeem, 2
professionelen aan elkaar koppelen gedurende 3
maand en zo elkaar helpen te verdiepen in
bepaalde vakken, vb kennis, attitude,
technieken,… inden niet lukt; met leidinggevende
oplossen;
Leidinggevende leert de hiaten kennen en zo
hierop inspelen en alzo sturing geven.
Vele manieren om dit instrument te gebruiken
Primaire doelen; algemeen, individueel en team
• competentie ontwikkeling
• aandacht aan persoonlijke effectiviteit en
flexibiliteit
• stimuleren van zelfreflecterend vermogen
Secundair
Verschillende processtappen:
• herkennen verbeterpunten
• definitie doelen
• communicatie met betrokkenen
• analyse van strategie.
Ebola en organisatie van de spoedgevallendienst
(Ingrid Laes, UZ Leuven)
Er klaar voor zijn! Taak spoedgevallendienst:
minimaal (?)
Het virus; maakt niet uit welk virus/ vroeger
MERS, SARS, …
Stappenplan; voor eender welke situatie
• pt op raadpleging
• op spoed onaangekondigd
• aangekondigde opname
• pt met vermoeden Ebola in andere
ziekenhuis; afspraken met ziekenhuis;
interhostransport
Militair ziekenhuis voor transport?
Patiënt gaat naar MIVE (intensieve), niet via spoed
Aan en uitkleedprocedure; verplichte opleiding
voor vpkn, artsen, Labo microbiologen,…
28
Spoedgevallen 2014 nr 3
Staalnames worden op de kamer zelf
geanalyseerd door MB.
Vb materiaal; kledij, wasdoekjes, linnen, enz.
Tip katoenen onderbroek en marcelleke, anders
teveel zweten, maximaal 40 minuten aanhouden
Kledij; dubbele lagen aandoen, lange
handschoenen, overal, enz: tot zelfs 3e paar
handschoenen
Instructiehulp; buddy die zegt wat de vpke moet
doen
Bij opname op IZ moeten er bedden gesloten
worden.
Bij opname spoed zelf; eerste telefonische
anamnese in politielokaal, dan eventueel spoed
tot IZ vrij is.
Verder maatregelen voor voeding; wegwerp
bestek, borden, …
• staalnames; beperken, enkel noodzakelijke, enz
• logboek
• familieleden, geen bezoek, opgevolgd door
gezondheidsinspectie
• overlijden: afspraken met begrafenis
ondernemer enz
• perscontacten
Conclusie: werken met buddy en telefoon (gsm,
dect)
Prehospitaal; standaard voorzorgsmaatregelen
zijn voldoende
Spoed Leuven heeft hier een beperkte
verantwoordelijkheid. Ze komen de patiënt wel
halen (onder politiebegeleiding) nadat ze aan de
hand van een vragenlijst uitgemaakt hebben en
bijna zeker zijn dat het om Ebola gaat. Nadien
gaat deze patiënt naar de medische intensieve.
Ook daar werken ze met een Buddy die de aan en
uitkleedprocedure begeleidt.
Problemen :
* massa’s materialen nodig: 1 kamer wordt
opgeofferd om de materialen te stockeren en 1
kamer voor de patiënt.
* één verpleegkundige op intensieve kan met
deze volledige uitrusting maximaal 40 minuten
de zorgen volhouden en moet afgelost worden.
Dus massa’s personeel en materiaal nodig
* door de complexheid van de aan en
uitkleedprocedure wordt het onderhoud door de
verpleegkundigen gedaan.
Afweging:
Wegwerp washandjes (zoals op intensieve):
afvalwater mag niet in de riolering.
Wat met overleden patiënten: gaat de
begrafenisondernemer deze overledene willen?
Contact met begrafenisondernemer?
Wat is nog niet zeker :
1. blijft UZ Gasthuisberg het referentieziekenhuis
voor Ebola. Mogelijks wordt dat St-Pieter Brussel
voor heel België. Indien wijziging volgt de info.
2. mogelijks worden de transporten overgenomen
door militaire ziekenwagens.
29
Spoedgevallen 2014 nr 3
OPROEP
Vanuit Australie heeft ons een oproep bereikt om mee te werken aan een studie.
Hieronder vindt U het opzet en de beschrijving van de studie.
Wie wenst deel te nemen neemt contact op met:
Mrs Karen Hammad
School of Nursing and Midwifery, Faculty of Health Sciences, Flinders University
RE: Emergency nurses and disasters study
My name is Professor Paul Arbon. I am the Dean
of the School of Nursing and Midwifery and
Director of the Disaster Research Centre at
Flinders University. I would like to introduce
Karen Hammad, who is a PhD Candidiate in the
School of Nursing and Midwifery at Flinders
University. Karen is the principal researcher of
this study which will form part of the
requirements of her PhD. Data will be published
as part of a thesis and journal articles.
The study Emergency nurses and disaster
response aims to explore the experiences and
perceptions of nurses who have worked in the
emergency department (ED) during a response to
an external disaster event. The study forms part
requirement of a PhD program. Data collected
from the study will lead to a thesis as well as
publications in relevant nursing journals.
You are invited to participate in the study. You
will be asked to participate in an initial interview
lasting approximately 60 minutes. The interview
will explore your experiences of working in the
ED during a response to an external disaster
event. At the conclusion of the interview the
researcher will organise a time for a second
interview to be conducted approximately a week
later.
Approximately a week after the initial interview
you will participate in a second interview lasting
approximately 60 minutes. This interview will
further explore your experiences of your
involvement as well as your perceptions of the
concept of disaster.
Interviews will be conducted via Skype or
telephone. An audio recording of the interviews
will be used to aid with transcribing data, for the
purposes of analysis.
Participation in the study is voluntary. You can
stop the interview or cease involvement in the
study at any time without consequences.
Involvement in this study is anonymous. To
maintain anonymity you will be provided with a
psuedonym in all written data and publications
that arise from the study. All data will be stored
in de identified form.
If you have any enquiries or would like to
participate in this study please contact (insert
new email address for purpose of study).
Yours Sincerely,
Professor Paul Arbon
Dean of School of Nursing and Midwifery
Flinders University
This research project has been approved by the
Flinders University Social and Behavioural
Research Ethics Committee (Project Number
5701). For more information regarding ethical
approval of the project the Executive Officer of
the Committee can be contacted by telephone on
8201 3116, by fax on 8201 2035 or by email
30
Spoedgevallen 2014 nr 3
INFORMATION SHEET
T itle: ‘Emergency nurses and disasters’
Investigators:
Mrs Karen Hammad
School of Nursing and Midwifery
Flinders University
Ph: +61 8 82017686
Supervisors:
Professor Paul Arbon
Dean of School of Nursing and Midwifery, Flinders
University
Adjunct Professor Kristine Gebbie
School of Nursing and Midwifery, Flinders
University
Doctor Alison Hutton
School of Nursing and Midwifery, Flinders
University
Description of the study:
This study is part of the project entitled
‘Emergency nurses and disasters’. This project
will investigate the experiences of nurses who
have worked in the emergency department (ED)
during a response to an external disaster event.
This project is supported by Flinders University
School of Nursing and Midwifery.
Purpose of the study:
This project aims to explore the experiences and
perceptions of nurses who have worked in the ED
during a response to an external disaster event.
What will I be asked to do?
Questions about your gender, the number of
years you have worked as a nurse, the number of
years you have worked in the emergency
department and if you have any relevant post
graduate qualifications accompanies this letter.
You will need to return this via email with the
consent form if you would like to participate in
the study.
You will be asked to participate in an initial
interview lasting approximately 60 minutes. The
interview will explore your experiences of working
in the ED in a second interview lasting
approximately 60 minutes. This interview will
further explore your experiences of your
involvement as well as your perceptions of the
concept of disaster.
Interviews will be conducted via Skype. To
participate you will require access to a computer
(including microphone and speakers) and Skype.
An audio recording of the interviews will be used
to aid with transcribing data, for the purposes of
analysis.
What benefit will I gain from being involved in this
study?
The sharing of your experiences and perceptions
may help to inform policy and practice for nurses
responding to future disasters.
Will I be identifiable by being involved in this
study?
We do not need your name and you will be
anonymous. Once the interview has been typed-
up and saved as a file, the voice file will then be
destroyed. Any identifying information will be
removed and the typed-up file stored on a
password protected computer that only the
coordinator (Mrs Karen Hammad) will have access
to. Your comments will not be linked directly to
you and you will be given a pseudonym in any
write up of the data.
Are there any risks or discomforts if I am
involved?
There is a possibility that talking and reflecting
about a traumatic time such as your involvement
in a disaster may bring back uncomfortable or
emotional memories. If this happens you are
advised to seek support from your General
Medical Practitioner. You also may stop the
interview at any time without effect or
consequences.
How do I participate?
To participate in this study you need to meet the
following criteria:
- have experience working in an ED
including during a response to an
external disaster event
- the disaster event needs to be no more
than 5 years ago
- be proficient in spoken and written
English language
- have access to a Skype enabled computer
including microphone and speakers.
31
Spoedgevallen 2014 nr 3
Participation is voluntary. You may answer ‘no
comment’ or refuse to answer any questions and
you are free to withdraw from the interview at any
time without effect or consequences.
A consent form accompanies this email. If you
would like to participate, please complete the
consent form and return via return email or post
to the address in the top right corner. Once the
principal researcher receives this consent they will
contact you to organise a time for the first
interview.
How will I receive feedback?
Data from the project will form part of a thesis
and will be published in journals. You may
request a copy of the transcript of your interviews
for your own interest.
32