Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van...

67
Inzicht in OTS, uitzicht op MST Civielrechtelijk in JJI’en geplaatste jongeren als mogelijke doelgroep voor MultiSysteem Therapie. Een verkennend onderzoek M.C.A.E. van der Veldt E. van Leeuwen

Transcript of Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van...

Page 1: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

Civielrechtelijk in JJI’en geplaatste jongeren als mogelijke

doelgroep voor MultiSysteem Therapie. Een verkennend

onderzoek

M.C.A.E. van der Veldt

E. van Leeuwen

Page 2: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen
Page 3: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Colofon

© Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW en PI Research, 2004

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar gemaakt doormiddel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaandeschriftelijke toestemming.

M.C.A.E. van der Veldt en E. van Leeuwen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST. Civielrechtelijk geplaatste jongeren als mogelijkedoelgroep voor MultiSysteem Therapie. Een verkennend onderzoek.

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie, DGPJS / DJC

Met dank aan:

RIJ de Heuvelrug, locatie Eikenstein, JPC De Sprengen, locatie Zutphen en RIJ DenHey-Acker.

Alle geïnterviewden.

Over de auteurs:

Drs. M.C.A.E. (Marie-Christine) van der Veldt en Drs. E. (Emilie) van Leeuwen zijnsenior onderzoeker respectievelijk onderzoeker bij PI Research te Duivendrecht.

PI Research is een organisatie voor onderzoek, innovatie en opleiding, gericht op deontwikkeling, opvoeding en behandeling van kinderen en jongeren.

Meer informatie:

Drs. M.A. (Marianne) Berger, NIZW Jeugd

E-mail: [email protected]

Dit is een uitgave vanNederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZWPostbus 191523501 DD Utrecht

Page 4: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen
Page 5: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

5

Inhoudsopgave

1 Inleiding 71.1 Achtergrond............................................................................................... 7

1.2 MST........................................................................................................... 8

1.2.1 Wat is MST? ....................................................................................... 8

1.2.2 Voor wie is MST bedoeld?.................................................................. 8

1.3 Onderzoeksvragen .................................................................................... 9

1.4 Onderzoeksprocedure ............................................................................... 9

1.5 Opbouw van dit rapport ............................................................................. 11

2 Het TULP-bestand 132.1 Inleiding ..................................................................................................... 13

2.2 Achtergrondgegevens ............................................................................... 13

2.2.1 Sekse, opleiding en leeftijd ................................................................. 13

2.2.2 Etniciteit .............................................................................................. 15

2.2.3 Woonsituatie ....................................................................................... 17

2.2.4 Huidige plaatsing in een justitiële jeugdinrichting................................ 17

2.2.5 Beëindigde plaatsingen ...................................................................... 21

3 Het dossieronderzoek 233.1 Inleiding ..................................................................................................... 23

3.2 Achtergrondgegevens van de doelgroep................................................... 23

3.2.1 Sekse, leeftijd en IQ............................................................................ 23

3.2.2 Etniciteit .............................................................................................. 24

3.2.3 Woonsituatie ....................................................................................... 26

3.2.4 Eerder ontvangen hulp ....................................................................... 26

3.2.5 Huidige plaatsing in een JJI ................................................................ 28

3.3 Psychiatrische problematiek van de onderzoeksgroep.............................. 28

3.3.1 Psychiatrische problematiek ............................................................... 28

3.3.2 Contra-indicaties................................................................................. 31

3.4 Psychosociale problemen van de onderzoeksgroep ................................. 31

3.5 Delictgedrag van jongeren uit de onderzoeksgroep .................................. 33

3.6 Beschermende factoren ............................................................................ 35

3.7 Geraadpleegde bronnen en vóórkomende informanten ............................ 36

Page 6: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inhoudsopgave

6

4 Interviews 394.1 Inleiding......................................................................................................39

4.2 Methode van werken..................................................................................40

4.3 Sterke kanten.............................................................................................40

4.4 Aandachtspunten .......................................................................................42

4.5 Doelgroep van MST ...................................................................................44

4.6 Koppeling vraag en aanbod .......................................................................47

4.7 MST als alternatief voor of vervolg op een gesloten plaatsing ...................49

4.8 MST ter voorkoming van recidive...............................................................50

4.9 Bereidheid tot medewerking MST en rolverandering geïnterviewden ........50

4.10 Toeleiding naar MST..................................................................................51

4.10.1 Procedures rondom indicering en plaatsing ........................................52

4.10.2 Concrete ideeën voor toeleiding naar MST .........................................53

4.11 Te maken afspraken ..................................................................................55

5 Samenvatting en conclusies 575.1 Een korte terugblik op het onderzoek.........................................................57

5.2 Samenvatting van de onderzoeksresultaten ..............................................58

5.2.1 Het TULP-bestand...............................................................................58

5.2.2 De dossiers .........................................................................................59

5.2.3 Interviews ............................................................................................60

5.3 Beantwoording van de onderzoeksvragen .................................................63

6 Literatuur 67

Page 7: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

7

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

In opdracht van het Ministerie van Justitie, directie Jeugd en Criminaliteitspreventieheeft het NIZW Jeugd eind 2002 / begin 2003 een voorstudie uitgevoerd gericht opde mogelijke opzet en organisatie van Multisysteembehandeling (MST) in Nederland.In februari 2003 is het resultaat van de voorstudie ‘Multisysteembehandeling inNederland, voorstel voor de introductie van MST’ (Berger en Boendermaker, 2003)aan het Ministerie aangeboden. In het voorstel is uitvoerig aandacht besteed aan (1)wat is MST en voor wie is MST bedoeld, (2) binnen welk kader is MST in Nederlandte plaatsen en (3) op welke manier kan de innovatie worden georganiseerd? Opbasis van de resultaten van de voorstudie is geconcludeerd dat MST een adequaataanbod vormt voor jongeren in Nederland met ernstig antisociaal gedrag, waarbij deoptie om MST als alternatief voor plaatsing in een justitiële jeugdinrichting (JJI) in tezetten, het meest haalbaar lijkt. MST kan ook goed ingezet worden na een eersteperiode van ongeveer zes weken (crisis)opname. MST is dan nog wel een alternatiefvoor plaatsing, maar de eerste periode kan benut worden om uit te zoeken wat demogelijkheden voor MST zijn. Plaatsingen in een JJI kunnen zowel op basis van eenstrafrechtelijke als van een civielrechtelijke titel plaatsvinden. Na het bespreken vanresultaten van de voorstudie door Justitie / DJC & DSRS is geconcludeerd dat menveel ziet in MST als behandelmethode, maar bij voorkeur (vooralsnog) een inbeddingziet in een civielrechtelijk kader. Aangezien op dit moment nog onvoldoende zichtbestaat op de problematiek, kenmerken en hulpvraag van de in JJI’en verblijvendecivielrechtelijke jeugdigen, is NIZW Jeugd gevraagd een tweede voorstudie uit tevoeren. NIZW Jeugd heeft PI Research verzocht de uitvoering van deze voorstudieter hand te nemen.

Page 8: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inleiding

8

1.2 MST1

1.2.1 Wat is MST?MST is een behandelingsmethode voor jongeren waarbij sprake is van ernstigantisociaal2 en delinquent gedrag. MST is gericht op concrete gedragsverandering inde diverse systemen die gezamenlijk de omgeving bepalen waarin de jongere leeft.Dit vereist een grote flexibiliteit wanneer het gaat om assessment en behandeling.Het doel van MST is drieledig: (1) het terugdringen van crimineel gedrag vanbehandelde jongeren, (2) het terugdringen van ander antisociaal gedrag, zoalsdruggebruik en (3) het bereiken van deze uitkomsten op een manier die kostenbespaart door het terugdringen van het aantal uithuisplaatsingen en opnames ininrichtingen en tehuizen voor jongeren.

MST wordt uitgevoerd door een team van drie of vier hoogopgeleide behandelaars.Zij worden begeleid door een supervisor die ruimschoots ervaring heeft op hetgebied van gedragsmatige / systemische hulpverlening. De therapeuten zijnroulerend 24 uur per dag, zeven dagen per week bereikbaar en werken outreachend.De hulp wordt thuis gegeven, op school of op andere locaties. Gedurende eenperiode van drie tot vijf maanden is er ongeveer 60 uur face-to-face contact met hetsysteem. Gezien de duur van de sessies die varieert van vijftien tot 90 minuten is hetmogelijk om meerdere keren per week contact met het gezin te hebben. De caseloadvarieert van vier tot zes gezinnen per therapeut.

Na de MST-behandeling wordt bekeken of de hulp aan jongere en gezin waar nodiggevolgd dient te worden door een lichtere vorm van hulp.

1.2.2 Voor wie is MST bedoeld?MST is ontwikkeld voor jongeren bij wie antisociaal gedrag en het plegen vanernstige delicten het grootste probleem vormen. Gebleken is dat antisociaal gedragveelal samengaat met internaliserende problemen, zoals angst en depressieveklachten. Ook laten deze jongeren dikwijls oppositioneel gedrag zien en is er sprakevan druggebruik. MST is vooral bedoeld voor jongeren met deze combinatie van

1 De inhoud van deze paragraaf is overgenomen uit de factsheet NIZW Jeugd (2003).2 Onder antisociaal gedrag wordt volgens de diagnose van de DSM IV verstaan: een zich herhalend enhardnekkig gedragspatroon, waarbij de fundamentele rechten van anderen of belangrijke bij de leeftijdhorende sociale normen of regels worden overtreden. Dit blijkt uit de aanwezigheid gedurende de laatstetwaalf maanden van drie of meer van de volgende criteria (waarbij tenminste één criterium de laatste zesmaanden aanwezig was) : pesten of bedreigen, beginnen van vechtpartijen, bezit van een wapen,mishandeling van mensen, mishandeling van dieren, bestelen met direct contact met het slachtoffer,dwingen tot seksueel contact, brandstichting, vernielen, inbraak, liegen (oplichting), tegen de regels in ’snachts van huis wegblijven, weglopen van huis, spijbelen.

Page 9: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

9

problematiek. MST houdt rekening met deze zogenaamde co-morbiditeit. Het uniekeaan MST is dat er een grondige analyse plaats vindt van alle factoren die met hetontstaan en voortbestaan van het antisociale gedrag samenhangen. Dat kunneninternaliserende problemen zijn, maar ook druggebruik, of druggebruik van deouder(s) of andere factoren die in het brede systeem van de jongeren een rol spelen.MST zet vervolgens die interventies in, die nodig zijn. Dat kan betekenen dat er metbetrekking tot de jongere, individueel, een cognitief gedragstherapeutische aanpakwordt gebruikt om iets aan de gevoelens van angst en depressie te doen.

MST is nadrukkelijk niet bedoeld voor jongeren bij wie psychische problemen inengere zin op de voorgrond staan, zoals een stemmingsstoornis, eenaandachtsstoornis, pervasieve ontwikkelingsstoornissen, schizofrenie, anderepsychotische stoornissen of verslavingsproblematiek.

1.3 Onderzoeksvragen

In deze tweede voorstudie staan de volgende vier vragen centraal:

1. Hoeveel jongeren worden op civielrechtelijke titel met een ‘machtiging geslotenplaatsing’ in een JJI geplaatst?

2. Wat zijn hun kenmerken (leeftijd, geslacht, psychosociale en psychiatrischeproblematiek, aard en omvang van delicten, aanwezigheid van – potentieel –ondersteunend netwerk)?

3. In hoeverre voldoen de civielrechtelijk geplaatste jongeren aan de MST-criteria?Zou MST een passend aanbod zijn op de hulpvraag van deze jongeren (en degezinnen waaruit zij afkomstig zijn)? Wat is de bereidheid van de gezinsvoogdom – in principe – medewerking te verlenen aan een MST-plaatsing?

4. Hoe zou toeleiding naar MST kunnen plaatsvinden?

1.4 Onderzoeksprocedure

De tweede voorstudie was oorspronkelijk gepland in de periode 30 september tot enmet 31 december 2003. Aangezien er enige tijd overheen is gegaan alvorenstoestemming is verkregen om dossiers in te zien bij één van de deelnemende JJI’en,heeft het onderzoek een maand langer geduurd, namelijk tot eind januari 2004.

Om de eerste onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is bij het BureauIndividuele Jeugdzaken (IJZ) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) informatie

Page 10: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inleiding

10

opgevraagd uit TULP-JJI3 van alle jongeren die in de periode 1 september 2002 tot 1september 2003 op civielrechtelijke basis in een JJI (zowel opvang als behandeling)zijn geplaatst. In deze periode zijn volgens de verkregen informatie van DJI in totaal802 jongeren nieuw geplaatst in een JJI.

Om de tweede onderzoeksvraag te beantwoorden, oftewel zicht te krijgen op depsychosociale en psychiatrische problematiek van de jongeren, alsmede opgepleegde delicten, is dossieronderzoek uitgevoerd. Het dossieronderzoek heeftplaatsgevonden binnen drie JJI’en, te weten: RIJ de Heuvelrug, locatie Eikenstein teZeist4, JPC de Sprengen, locatie Zutphen5. en RIJ Den Hey-Acker, te Breda.

In tabel 1.1 is een korte typering opgenomen van deze JJI'en.

Tabel 1.1 Algemene typering van de deelnemende JJI'en

JJI Type Capaciteit BestemmingEikenstein Rijksinrichting 114 Gesloten opvang van meisjes en jongensDen Hey-Acker Rijksinrichting 129 Gesloten opvang van jongens en meisjesde Sprengen Particuliere inrichting 98 Gesloten opvang en behandeling van

jongens

Momenteel wordt ongeveer een derde van de capaciteit van opvanginrichtingeningezet voor de inzet van civielrechtelijk geplaatste jongeren. Voorbehandelinrichtingen ligt dit percentage hoger, namelijk rond de 50%6.

Het dossieronderzoek is verricht in de maanden oktober en november 2003. Voorelke locatie hebben twee onderzoekers één dag uitgetrokken om zoveel mogelijkdossiers te scoren van jongeren die op civielrechtelijke basis in de inrichtingverbleven met een machtiging gesloten plaatsing. De dossiers zijn aan de hand vaneen lijst willekeurig gekozen (elke derde naam van de lijst) en er zijn zowel jongensals meisjes in het dossieronderzoek betrokken. Voorwaarde was wel dat de jongerenna september 2002 in de JJI waren geplaatst.

Ten behoeve van het dossieronderzoek is een checklist samengesteld om opgestructureerde wijze informatie te kunnen verzamelen. De checklist is gebaseerd ophet Zorgpunten Analyse Protocol (ZAP) dat door Slot e.a. is ontwikkeld voor

3 TULP is een geautomatiseerd registratiesysteem waarop alle JJI’-en zijn aangesloten.4 RIJ de Heuvelrug bestaat uit locaties de Lindenhorst te Zeist, Eikenstein te Zeist en Overberg teOverberg.5 JPC Sprengen bestaat uit de locaties Zutphen en Wapenveld.6 Deze informatie is ontleend aan de website van DJI (www.dji.nl).

Page 11: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

11

onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijfonderdelen. De eerste drie delen zijn gewijd aan demografische informatie,psychische en gedragsproblematiek en risicofactoren in de omgeving van dejongere. Het vierde onderdeel gaat over delictgedrag en het vijfde deel bevat vragenover welke informatiebronnen in het dossier voorkomen (bijvoorbeeld rapportage ProJustitia, verslagen van gezinsvoogden, etc.).

Voor de beantwoording van de derde en vierde onderzoeksvraag zijn allereersttelefonische interviews gehouden met gezinsvoogden die een jongere in één van dedrie JJI’en hadden geplaatst. Middels een brief zijn alle gezinsvoogden van dezeJJI’en geïnformeerd over de deelname van de inrichtingen aan het onderzoek. Tervoorbereiding op het interview is informatie over MST als bijlage meegestuurd8. In debrief is aangegeven dat zij telefonisch benaderd konden worden met het verzoekdeel te nemen aan een telefonische enquête. Bij het benaderen van degezinsvoogden is gebruik gemaakt van telefoonlijsten die waren aangeleverd door deJJI’en. Met behulp daarvan was het mogelijk te zorgen voor een goede spreiding vandeelnemers door het hele land. Uiteindelijk zijn achttien gezinsvoogden geïnterviewd.

Daarnaast zijn ook telefonische interviews gehouden met eenzorgtoewijzingsfunctionaris, een gedragswetenschapper van BJZ, tweekinderrechters en het hoofd van Bureau Individuele Jeugdzaken (in het vervolgsleutelfiguren genoemd). Ook zijn enkele medewerkers van de deelnemende JJI’enkort geïnterviewd. Ten behoeve van de interviews is een semi-gestructureerdinterview opgesteld, waarin een aantal thema’s met betrekking tot MST aan de ordeis gesteld. De interviews zijn afgenomen in de maanden november en december2003.

1.5 Opbouw van dit rapport

Hoofdstuk 2 bevat een schets van de groep jongeren die in de periode van 1september 2002 tot 1 september 2003 op civielrechtelijk basis zijn geplaatst in eenJJI. Een aantal achtergrondgegevens afkomstig uit het TULP-bestand zal wordengepresenteerd. In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van de resultaten van hetdossieronderzoek nader ingegaan op met name de problematiek van civielrechtelijkgeplaatste jongeren en het delictgedrag. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste

7 Slot, N.W., Theunissen, A., Esmeijer, F.J. & Duivenvoorden, Y. (2002). 909 Zorgen. Een onderzoeknaar de doelmatigheid van de ondertoezichtstelling. Amsterdam: Vrije Universiteit, afdelingOrthopedagogiek.8 NIZW Jeugd (2003). Factsheet NIZW Jeugd. Voorstudie MST. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorgen Welzijn / NIZW.

Page 12: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inleiding

12

bevindingen met betrekking tot de interviews gepresenteerd. Tot slot worden inhoofdstuk 5 de resultaten van het onderzoek kort samengevat en deonderzoeksvragen beantwoord.

Page 13: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

13

2 Het TULP-bestand

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden gegevens gepresenteerd van de jongeren die opcivielrechtelijke basis in een JJI zijn geplaatst in de periode 1 september 2002 tot 1september 2003. Deze gegevens zijn afkomstig uit het geautomatiseerderegistratiesysteem TULP-JJI. Naast een aantal demografische gegevens, zoalsgeslacht, leeftijd en geboorteland van de jongere en van zijn9 ouders, zijn in TULPook gegevens geregistreerd die betrekking hebben op de plaatsing, zoals de locatiewaar de jongeren geplaatst zijn, met welke bestemming de jongeren zijn geplaatst ende verblijfsduur. In paragraaf 2.2 wordt een beschrijving gegeven van decivielrechtelijk geplaatste jongeren. In hoofdstuk vijf zal het verband worden gelegdtussen de uitkomsten van het TULP-bestand en de eerste onderzoeksvraag.

2.2 Achtergrondgegevens

2.2.1 Sekse, opleiding en leeftijdIn de periode 1 september 2002 tot 1 september 2003 zijn 802 jongeren opcivielrechtelijke basis in een JJI geplaatst. Voor vrijwel alle jongeren (91.6%) gaathet om een machtiging (gesloten) plaatsing in het kader van eenondertoezichtstelling (OTS). Voor een klein deel van jongeren gaat het om eenverlenging van de machtiging (gesloten) plaatsing.

In tabel 2.1 staan gegevens die betrekking hebben op de jongere: geslacht en typeopleiding die de jongere volgt.

9 In dit rapport worden jongeren aangeduid met hij en zijn. Hier kan ook zij en haar gelezen worden.

Page 14: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

14

Tabel 2.1 Sekse en opleiding van de jongere (n=802)

Gegeven n Percentage

GeslachtJongen 391 48.8%Meisje 411 51.2%

OpleidingLBO 61 7.6%MAVO 38 4.7%Speciaal Onderwijs (SO) 19 2.4%Basisonderwijs (groep 3 en hoger) 18 2.2%Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) 16 2.0%MBO 12 1,5%HAVO/VWO (leerjaar 1-3) 11 1.4%Geen / n.v.t. 3 0.4%Anders 49 6.1%Onbekend / missing 575 71.2%

De groep civielrechtelijk geplaatste jongeren bestaat uit 391 jongens (48.8%) en 411meisjes (51.2%). Voor het merendeel van de jongeren (ruim 70%) is niet bekend ofzij een opleiding volgen en zo ja, welke. Van de groep jongeren van wie dit welbekend is (n=227) volgt de grootste groep (n=61) het LBO-onderwijs, gevolgd door38 jongeren die de MAVO bezoeken (in TULP wordt nog onderscheid gemaakttussen LBO en MAVO; in de praktijk behoren beide schooltypen tot het VMBO-onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs).

In figuur 2.1 staat de leeftijd van de jongeren weergegeven. De gemiddelde leeftijdvan de jongeren ten tijde van plaatsing in een JJI is 15.5 jaar. De jongste jongere is10.1 jaar en de oudste 17.9 jaar. Er is geen verschil in de gemiddelde leeftijd vanjongens en meisjes.

Figuur 2.1 Leeftijd van de jongeren ten tijde van plaatsing in een JJI (n=802)

0%

10%

20%

30%

10 jaar 11 jaar 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar

Page 15: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

15

2.2.2 EtniciteitAllereerst wordt in tabel 2.2 weergegeven waar de jongeren en hun ouders zijngeboren. Vervolgens wordt in figuur 2.2 de etniciteit van de civielrechtelijk geplaatstejongeren weergegeven10.

Tabel 2.2 Geboorteland van de jongere en zijn ouders

Gegeven N Percentage

Geboorteland jongereNederland 666 83.0%Overig westers 17 2.0%Marokko 12 1.5%Turkije 4 0.5%Suriname 10 1.2%Nederlandse Antillen 20 2.5%Overig niet-westers 70 8.7%Onbekend 3 0.4%Geboorteland moederNederland 534 66.6%Overig westers 31 3.9%Marokko 47 5.9%Turkije 16 2.0%Suriname 50 6.2%Nederlandse Antillen 29 3.6%Overig niet-westers 75 9.4%Onbekend 20 2.5%Geboorteland vaderNederland 581 72.4%Overig westers 27 3.4%Marokko 35 4.4%Turkije 11 1.4%Suriname 42 5.2%Nederlandse Antillen 26 3.2%Overig niet-westers 75 9.4%

10 Etniciteit van de jongeren is bepaald aan de hand van de indeling die de Vereniging NederlandseGemeenten hanteert. Hierin wordt uitgegaan van een driedeling in geboortelanden: (1) Nederland, (2)westerse landen (Noordwest-Europa, Noord-Amerika, Australië en Japan) en (3) niet-westerse landen(Zuid- en Oost-Europa, Azië, Midden- en Zuid-Amerika en Afrika). De uitzondering op deze indeling is datin het TULP-bestand landen als Spanje en Italië ook tot de westerse landen worden gerekend. Bij debepaling van de etniciteit van de jongere wordt in eerste instantie gekeken naar zijn geboorteland.Wanneer de jongere in Nederland is geboren, wordt gekeken naar het geboorteland van de moeder. Alsde moeder in een westers of niet-westers land is geboren, wordt de jongere hierbij ingedeeld. Als demoeder ook in Nederland is geboren, wordt gekeken naar het geboorteland van de vader. Als ditgeboorteland een westers of niet-westers land is, wordt de jongere hierbij ingedeeld (VNG, 1993).

Page 16: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

16

Onbekend 5 0.6%

Ruim 80% van de jongeren is in Nederland geboren en ongeveer 15% is in een niet-westers land geboren. Ongeveer zeven van de tien ouders zijn in Nederland geboren(moeders en vaders respectievelijk 66.6% en 72.4%). Voor beide ouders geldt datongeveer een kwart (moeders en vaders respectievelijk 27.1% en 23.6%) in een niet-westers land is geboren. De grootste groep wordt gevormd door moeders en vadersdie geboren zijn in Marokko (moeders en vaders respectievelijk 5.9% en 4.4%) enSuriname (moeders en vaders respectievelijk 6.2% en 5.2%).

Figuur 2.2 Etniciteit van de jongeren ten tijde van plaatsing in een JJI (n=799)

Ruim 60% van de civielrechtelijk geplaatste jongeren heeft een Nederlandseachtergrond en bijna tweevijfde van de jongeren (of hun ouders) komt oorspronkelijkuit een ander, westers of niet-westers land.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Nederl

and

overig

wes

ters

Marokk

o

Turkije

Surinam

e

Nederl

andse

Antillen

overig

niet-w

ester

s

Page 17: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

17

2.2.3 Woonsituatie

Tabel 2.3 Woonsituatie / herkomst van de jongeren voorafgaande aan de plaatsing(n=802)

Gegeven n Percentage

Woonsituatie/ herkomstEenoudergezin 151 18.8%Tweeouder gezin, beide biologische ouders 72 9.0%Tweeouder gezin, een biologische ouder 25 3.1%Zwervend 19 2.4%Familie 17 2.1%Vrienden / kennissen / buren 3 0.4%Pleegouders 3 0.4%Adoptief ouders 3 0.4%Zelfstandig 3 0.4%Anders 139 17.3%Onbekend 367 45.8%

Allereerst valt op dat voor bijna de helft (45.8%) de woonsituatie/ herkomstvoorafgaande aan de plaatsing in een JJI onbekend is. Van de 435 jongeren van wiedit gegeven wel bekend is, is ongeveer een derde (n=151) afkomstig uit eenéénoudergezin en woont zo’n 16% (n=72) in een gezin waar beide biologischeouders aanwezig zijn. Onder de categorie ‘anders’ valt onder meer een aantaljongeren die één of andere vorm van hulpverlening kregen, zoals ’VWS behandelinglandelijk’, ‘VWS behandeling regionaal’, ‘VWS jeugdpsychiatrische behandeling’.

2.2.4 Huidige plaatsing in een justitiële jeugdinrichtingIn tabel 2.4 is weergegeven op welke locatie de jongeren zijn geplaatst.

Het blijkt dat 70% van de jongeren (n=543) geplaatst is in vier JJI’en. Hiervan is 20%geplaatst in RIJ Den Hey-Acker te Breda, 20% in ’t Poortje te Groningen, 14.5% inDoggershoek te Den Helder en 13.2% in RIJ de Heuvelrug, locatie Eikenstein teZeist. Bij de andere JJI’en zijn aanzienlijk minder jongeren op civielrechtelijke basisgeplaatst; de percentages liggen ver onder de 10%. Verder blijkt dat in drie van devier JJI’en (’t Poortje, Eikenstein en Doggershoek) bijna driekwart van decivielrechtelijke jongeren van het vrouwelijk geslacht is. In Den Hey-Acker is deverhouding tussen jongens en meisjes precies andersom: driekwart van decivielrechtelijk geplaatste jongeren is van het mannelijk geslacht.

Page 18: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

18

Tabel 2.4 Verdeling van de jongeren over de inrichtingen en de locaties (n=802)

Opvanggesloten basis

Behandelingopen basis

Behandelinggesloten basis

Opvang Foba* Totaal(%)

j m j m j m j mInrichting

Den Hey-Acker 116 44 20.0%

Nieuwe Lloyd 2 0 0.2%

Den Engh 5 0 9 0 1.7%

Hunnerberg 13 35 6.0%

Overberg 1 0 4 0 0.6%

Eikenstein 30 76 13.2%

Hartelborgt 9 0 4 1 1.7%

Harreveld /Alexandra 0 13 0 5 2.2%

JOC 40 0 5.0%

Keerpunt 16 0 4 0 2.5%

Rentray 5 0 9 17 4 0 4.4%

’t Poortje 50 108 2 1 20.1%

Harreveld /’tAnker 1 1 1 1 0.5%

Teylingereind 16 0 2.0%

De Sprengen/Wapenveld 2 0 0.2%

OGH 7 11 0 5 2.9%

De Sprengen/Zutphen 7 0 3 0 2 0 1.5%

Lindenhorst 0 5 0.6%

Groot Emaus 1 0 0.1%

DoggershoekNoorderzand 28 88 14.5%

Totaal 332(47.7%)

364(52.2%)

33(53.2%)

29(46.7%)

22(56.4%)

17(43.6%)

4(80.0%)

1(20.0%)

802(100%)

* Foba = Forensische observatie en behandelafdeling.

In figuur 2.3 is aangegeven waar de jongeren zijn geplaatst. Het blijkt dat de ruimemeerderheid (87%) in de opvang is geplaatst, gevolgd door 8% in een geslotenbehandelsetting en 5% in een open behandelsetting. Voor driekwart van de jongeren(n=598) betreft het een eerste plaatsing. Voor 25% van de jongeren (n=204) geldtdat zij reeds bekend zijn bij Bureau Individuele Jeugdzaken in verband met eeneerdere plaatsing of aanmelding.

Page 19: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

19

Figuur 2.3 Bestemming van de jongeren (n=802)

In tabel 2.5 staat vermeld welk arrondissement de machtiging heeft afgegeven.Arrondissement Den Haag en Rotterdam zijn ieder verantwoordelijk voor zo’n 10%van de afgegeven machtigingen, gevolgd door Amsterdam en Breda, die beide zo’n8% van de machtigingen hebben afgegeven.

Tabel 2.5 Opleggende instantie bij aanvang van plaatsing (n=802)

Arrondissement n (%) Arrondissement n (%)Alkmaar 21 (2.6%) Groningen 28 (3.5%)Almelo 9 (1.1%) Haarlem 27 (3.4%)Amsterdam 65 (8.1%) Leeuwarden 14 (1.7%)Arnhem 36 (4.5%) Maastricht 37 (4.6%)Assen 24 (3.0%) Middelburg 21 (2.6%)Breda 66 (8.2%) Roermond 35 (4.4%)Den Bosch 53 (6.6%) Rotterdam 82 (10.2%)Den Haag 86 (10.7%) Utrecht 38 (4.7%)Dordrecht 16 (2.0%) Zutphen 19 (2.4%)Hof Den Haag 7 (0.9%) Zwolle 26 (3.2%)Onbekend 92 (11.5%)

Figuur 2.4 geeft een overzicht van de duur van het verblijf van de civielrechtelijkgeplaatste jongeren in de JJI waar ze geplaatst zijn (zie tabel 2.3). Wordt eenjongere binnen een inrichting overgeplaatst, dan verandert hij van locatie en is ersprake van een beëindiging van de plaatsing op de eerste locatie. Er is onderscheidgemaakt tussen jongeren bij wie de plaatsing nog niet is beëindigd (n=515) enjongeren bij wie de plaatsing in de desbetreffende locatie inmiddels is beëindigd(n=287).

0%

20%

40%

60%

80%

opvang open basis opvang geslotenbasis

opvang foba behandeling openbasis

behandelinggesloten basis

Page 20: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

20

Figuur 2.4 Duur van het verblijf van jongeren op een locatie van een JJI

De gemiddelde verblijfsduur van de lopende plaatsingen bedraagt 148 dagen (s.d.97.4). Bijna tweederde van de 515 jongeren (63.5%) verblijft langer dan driemaanden op een locatie. Voor één op de acht jongeren (13%) geldt dat zij inmiddelstussen de negen en twaalf maanden in de JJI verblijven. De jongeren bij wie deplaatsing is beëindigd (n=287) verbleven gemiddeld 71.2 dagen op een locatie (s.d.58.7). Ongeveer tweederde van hen verbleef minder dan drie maanden op eenlocatie. Voor een kwart van de jongeren lag de verblijfsduur tussen de drie en de zesmaanden.

In het kader van het aanbod MST is het zinvol om na te gaan in welke mate dejongeren regionaal zijn geplaatst. Onderzocht is of de jongeren geplaatst zijn indezelfde provincie als waar ze woonachtig zijn. In tabel 2.6 worden deze gegevensweergegeven.

Tabel 2.6 Provincie van herkomst van jongeren afgezet tegen de provincie waar zegeplaatst zijn (n=673)

Gron. Over. G’land Utrecht N-H Z-H N-B L’burg Totaal (n)

Groningen 60.9% 0% 8.7% 8.7% 4.3% 4.3% 13.0% 0.0% 3.4% (23)

Friesland 66.7% 0% 13.3% 0% 13.3% 0% 6.7% 0% 2.2% (15)

Drenthe 55.0% 5.0% 10.0% 15.0% 10.0% 0% 0% 5.0% 3.0% (20)

Overijssel 42.9% 0% 21.4% 14.3% 14.3% 0% 7.1% 0% 2.1% (14)

Flevoland 35.3% 0% 29.4% 11.8% 23.5% 0% 0% 0% 2.5% (17)

Gelderland 29.8% 1.8% 22.8% 22.8% 8.8% 0% 14.0% 0% 8.5% (57)

Utrecht 13.5% 2.7% 2.7% 45.9% 18.9% 0% 16.2% 0% 5.5% (37)

N-Holland 21.5% 0.9% 7.5% 15.9% 43.0% 2.8% 8.4% 0% 15.9% (107)

Z-Holland 10.8% 1.1% 13.0% 20.5% 21.6% 11.9% 21.1% 0% 27.5% (185)

Zeeland 4.5% 0% 13.6% 13.6% 36.4% 0% 27.3% 4.5% 3.3% (22)

N-Brabant 5.6% 1.9% 11.1% 15.7% 12.0% 0.9% 49.1% 3.7% 16.0% (108)

Limburg 11.8% 1.5% 23.5% 13.2% 4.4% 1.5% 29.4% 14.7% 10.1% (68)

Totaal 18.9% 1.3% 13.5% 18.3% 19.8% 4.2% 21.7% 2.4% 100% (673)

0%

20%

40%

60%

80%

0-1,5 maanden 1,5-3 maanden 3-6 maanden 6-9 maanden 9-12 maanden

Lopende plaatsingen Beëindigde plaatsingen

Page 21: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

21

(n) (127) (9) (91) (123) (133) (28) (146) (16)

Gekeken naar de resultaten valt allereerst op dat alle civielrechtelijk geplaatstejongeren die afkomstig zijn uit de provincies Friesland, Drenthe, Overijssel, Flevolanden Zeeland buiten de provincie zijn geplaatst. Wat betreft de jongeren woonachtig inZeeland en Flevoland is dit logisch aangezien er in deze provincies geen JJI’en zijn.Van de Friese en Drentse jongeren is het merendeel van de jongeren wel geplaatstin een provincie dicht in de buurt, namelijk Groningen (respectievelijk 66.7% en 55%).

Voor de civielrechtelijk geplaatste jongeren die woonachtig zijn in Groningen,Utrecht, Noord-Holland en Noord-Brabant geldt dat een groot deel van hen wel indezelfde provincie is geplaatst (respectievelijk 60.9%, 45.9%, 43% en 49.1%). Dejongeren die woonachtig zijn in de overige provincies (Gelderland, Zuid-Holland enLimburg) zijn verspreid over een aantal provincies geplaatst.

Verder blijkt dat ruim een kwart van de civielrechtelijk geplaatste jongeren afkomstigis uit de provincie Zuid-Holland, gevolgd door 16% uit Noord-Brabant en 16% uitNoord-Holland.

Tot slot kan uit de tabel worden opgemaakt dat een vijfde van de civielrechtelijkgeplaatste jongeren in Noord-Brabant is geplaatst, ongeveer een vijfde in Noord-Holland, bijna één op de vijf jongeren in Groningen en ook bijna één op de vijfjongeren in Utrecht.

2.2.5 Beëindigde plaatsingenVoor de 287 jongeren van wie de plaatsing in de betreffende locatie is beëindigd, isnagegaan wat hun verblijftitel bij beëindiging was en of ze zijn overgeplaatst naareen andere locatie / inrichting, dan wel dat hun plaatsing in de sector JJI isbeëindigd. In tabel 2.7 worden zowel de verblijfstitel bij beëindiging alsmede devolgende bestemming weergegeven.

Tabel 2.7 Verblijfstitel einde plaatsing en volgende bestemming (n=287)

Gegeven n Percentage

Verblijfstitel eindePreventief gehecht 1 0.3%Vrijheidsstraf 1 0,3%OTS 274 95.5%Onbekend 11 3.8%

Volgende bestemmingOpvang 22 7.7%Gesloten behandeling 61 21.3%Open behandeling 29 10.1%Vrije maatschappij (CRA en CRO) 169 58.9%

Page 22: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

22

Harreveld-VWS 1 0.3%Onbekend 5 1.7%

Bij vrijwel alle jongeren is er sprake van een OTS bij beëindiging van de plaatsing. Inruim de helft (56%) gaat het om een machtiging (gesloten) plaatsing in het kader vaneen OTS, en in 44% gaat het om een verlenging van de machtiging (gesloten)plaatsing.

Het merendeel van de jongeren (n=166) van wie de plaatsing is beëindigd, krijgtgeen vervolgplek in een JJI. Zij worden uitgeschreven en hun gegevens wordenopgeslagen in het archief (CRA). Drie jongeren zijn uitgeschreven nadat zij zich aanhun verblijf in een JJI hebben onttrokken (CRO). Ongeveer tweevijfde van dejongeren (n=113) is naar een andere locatie/ inrichting overgeplaatst. De helft vandeze jongeren gaat naar een gesloten behandelsetting, een kwart naar een openbehandelsetting en een vijfde naar een opvangplek.

Page 23: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

23

3 Het dossieronderzoek

3.1 Inleiding

Binnen de drie deelnemende instellingen is dossieronderzoek gedaan naar jongerendie op civielrechtelijke basis in een JJI verblijven met een machtiging geslotenplaatsing. Het doel hiervan is informatie te verzamelen ter beantwoording van detweede onderzoeksvraag: zicht krijgen op de psychiatrische en psychosocialekenmerken van deze groep en het in kaart brengen van aanwezige risicofactoren,delictgedrag en sociaal netwerk. In hoofdstuk vijf zal het verband worden gelegdtussen de uitkomsten van het dossieronderzoek en de tweede onderzoeksvraag.

In paragraaf 2 worden allereerst enkele demografische kenmerken van de jongerenbeschreven. Daarna wordt in paragraaf 3 een toelichting gegeven op depsychiatrische problematiek van de civielrechtelijk geplaatste jongeren. Vervolgenswordt in paragraaf 4 aandacht geschonken aan voorkomende psychosocialerisicofactoren. Daaropvolgend wordt in paragraaf 5 het delictgedrag van de jongerenin kaart gebracht. Tot slot wordt in paragraaf 6 kort ingegaan op de verschillendeinformatiebronnen die tijdens het dossieronderzoek zijn geraadpleegd.

3.2 Achtergrondgegevens van de doelgroep

Er zijn in totaal 43 dossiers onderzocht. Vijftien dossiers zijn afkomstig van RIJ deHeuvelrug, locatie Eikenstein, negen dossiers komen van JPC de Sprengen, locatieZutphen en negentien dossiers zijn, tenslotte, afkomstig van RIJ Den Hey-Acker. Allegeraadpleegde dossiers betreffen jongeren die tussen september 2002 en november2003 in de JJI zijn geplaatst. Van de onderzochte jongeren verblijft ongeveer viervijfde (n=36) op een opvanggroep en een vijfde op een behandelgroep (n=7).

3.2.1 Sekse, leeftijd en IQIn het onderzoek zijn 25 dossiers behandeld van jongens en 18 dossiers vanmeisjes. De gemiddelde leeftijd van de jongens ten tijde van het dossieronderzoek, is15.9 jaar, waarbij de jongste 13.9 jaar oud is en de oudste 17.6 jaar. De gemiddeldeleeftijd van de meisjes ligt iets lager, namelijk 15.5 jaar. Het jongste meisje uit hetdossieronderzoek is 13.5 jaar oud en het oudste meisje 17.7 jaar. De gemiddeldeleeftijd van de hele onderzoeksgroep bedraagt 15.7 jaar. In figuur 3.1 staat eenverdeling van de leeftijden weergegeven.

Page 24: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

24

Figuur 3.1 Leeftijd van de jongeren ten tijde van het dossieronderzoek (n=43)

Uit de dossiers blijkt tevens dat een kwart van de onderzochte jongeren eengemiddeld IQ heeft (90-110). Zes jongeren hebben een benedengemiddeld IQ (<90)en drie jongeren hebben een bovengemiddeld IQ (>110). Voor het grootste deel vande jongeren was echter geen informatie voor handen over hun intelligentie.

3.2.2 EtniciteitAllereerst wordt in tabel 3.1 weergegeven waar de jongeren en hun ouders zijngeboren. Vervolgens wordt in figuur 3.2 de etniciteit van de civielrechtelijk geplaatstejongeren weergegeven11

11 Voor de bepaling van de etniciteit wordt verwezen naar paragraaf 2.2.2.

0%

10%

20%

30%

40%

13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar

Page 25: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

25

Tabel 3.1 Geboorteland van de jongere en zijn ouders

Gegeven N Percentage

Geboorteland jongereNederland 37 86.0%Overig westers 2 4.7%Overig niet-westers 4 9.3%

Geboorteland moederNederland 30 69.6%Overig westers 3 7.0%Marokko 2 4.7%Suriname 2 4.7%Overig niet-westers 4 9.3%Onbekend 2 4.7%

Geboorteland vaderNederland 23 53.5%Overig westers 3 7.0%Marokko 5 11.5%Suriname 2 4.7%Overig niet-westers 3 7.0%Onbekend 7 16.3%

Nagenoeg negen tiende van de jongeren uit het dossieronderzoek is in Nederlandgeboren. Iets minder dan een tiende is in een niet-westers land geboren. Ongeveerzeven van de tien moeders en iets meer dan de helft van de vaders zijn in Nederlandgeboren. Voor beide ouders geldt dat ongeveer een vijfde in een niet-westers land isgeboren.

Figuur 3.2 Etniciteit van de jongeren (n=43)

0%

20%

40%

60%

Nederland overig westers Marokko Suriname overig niet-westers

Page 26: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

26

Van de 43 jongeren is de etniciteit voor meer dan de helft Nederlands (55.7%), envoor een derde niet-westers (35.0%). Van een gering percentage jongeren (9.3%) isde etniciteit westers.

3.2.3 WoonsituatieIn tabel 3.2 staan enkele gegevens aangaande de woonsituatie van de jongerenuiteengezet.

Tabel 3.2 Woonsituatie van de jongeren, voorafgaand aan het verblijf in de JJI (n=43)

Gegeven n Percentage

WoonsituatieEénoudergezin 22 51.2%Tweeouder gezin, beide biologische ouders 8 18.6%Tweeouder gezin, een biologische ouder 6 14.0%Verblijvend bij andere opvoeders 3 7.0%Zwervend 1 2.3%Anders (bijvoorbeeld ziekenhuisopname) 1 2.3%Onbekend 2 4.6%

Wat betreft de woonsituatie van de jongeren, voorafgaand aan het verblijf in de JJI,valt op dat meer dan de helft van de jongeren uit een gezin komt met één aanwezigebiologische ouder (51.2%). Bijna een vijfde van de jongeren komt uit een gezin mettwee biologische ouders (18.6%).

3.2.4 Eerder ontvangen hulpVoor alle civielrechtelijk geplaatste jongeren geldt dat zij voorafgaande aan hunverblijf in de JJI al één of meerdere vormen van hulpverlening hebben ontvangen. Infiguur 3.3 staan de verschillende vormen van crisishulp aangegeven die in hetverleden voor een aantal jongeren zijn ingezet.

Figuur 3.3 Ontvangen crisishulp, voorafgaand aan het verblijf in de JJI

02468

101214

crisisopvang in JJI crisisopvang jeugdzorg crisispleeggezin

Page 27: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

27

Iets minder dan een derde van de jongeren heeft in het verleden gebruik gemaaktvan een vorm van crisisopvang binnen de jeugdzorg. Iets minder dan een kwart vande jongeren is eerder crisisgeplaatst geweest in een JJI.

In figuur 3.4 staan overige hulpverleningsvormen weergegeven die, voorafgaand aanhet verblijf in de JJI, ten behoeve van de jongere en/ of het gezin van de jongere zijningezet.

Figuur 3.4 Overige ontvangen hulp, voorafgaand aan het verblijf in de JJI

Opvallend is dat tweevijfde van de jongeren hulp heeft ontvangen in een residentiëlesetting. Tevens valt op dat een vijfde van de gezinnen van betreffende jongeren eenvorm van intensieve gezinsbehandeling heeft ondergaan.

Een deel van de jongeren uit de onderzoeksgroep heeft in het verleden meer danéén vorm van hulpverlening ontvangen. In figuur 3.5 staat een overzicht.

Figuur 3.5 Aantal vormen van eerder ontvangen hulp door jongere en/ of gezin (n=43)

Tweevijfde van de jongeren heeft van één eerdere vorm van hulpverlening gebruikgemaakt. Voor ongeveer 30% van de jongeren geldt zelfs dat er in het verledengebruik is gemaakt van drie verschillende vormen van hulpverlening.

0

4

8

1 2

1 6

2 0

1 h u l p v o r m 2 h u l p v o r m e n 3 h u l p v o r m e n 4 h u l p v o r m e n

0 4 8

12 16

residentiële behandeling

jeugdhulpverlening dagbehandeling

jeugdhulpverlening intensieve

gezinsbehandeling begeleiding door

Bureau Jeugdzorg behandeling door kinderpsychiater

Page 28: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

28

3.2.5 Huidige plaatsing in een JJIIn tabel 3.3 staan enkele gegevens weergegeven met betrekking tot de huidigeplaatsing van de jongeren in de JJI.

Tabel 3.3 Gesloten plaatsing in een JJI van de civielrechtelijke jongeren (n=43)

Soort plaatsing n PercentageCrisisplaatsing 25 58.0%Verlengde crisisplaatsing 8 18.6%Overplaatsing vanuit andere JJI 7 16.4%Strafrechtelijke plaatsing omgezet in civielrechtelijke plaatsing 3 7.0%

Van de 43 civielrechtelijk geplaatste jongeren, is nagenoeg drievijfde crisisgeplaatst(58.0%). Iets minder dan een vijfde van de jongeren (18.6%) verblijft in de JJI meteen verlengde crisisplaatsing en zestien procent is overgeplaatst vanuit een andereJJI.

3.3 Psychiatrische problematiek van de onderzoeksgroep

3.3.1 Psychiatrische problematiekAan de hand van de dossiers is geïnventariseerd in hoeverre er binnen deonderzoeksgroep sprake is van psychiatrisch getinte problematiek. Voordat debevindingen worden gepresenteerd, is het van belang om te benadrukken dat deresultaten slechts een indicatie vormen voor de bestaande psychiatrischeproblematiek. De informatie in de dossiers is niet volledig en er kunnen dan ook geenharde conclusies aan de resultaten worden verbonden.

De DSM IV diagnoses in de dossiers, zijn gesteld door psychiaters, GZ-psychologenen multidisciplinaire teams. In sommige gevallen heeft de diagnose meer dan eenjaar geleden plaatsgevonden. Voor het inventariseren van symptomen diegerelateerd zijn aan DSM IV diagnoses is al het beschikbare dossiermateriaalgebruikt.

In figuur 3.6 staat het aantal jongeren vermeld met de diagnose gedragsstoornis(CD), respectievelijk het aantal jongeren dat symptomen van CD laat zien12.

12 Voor CD geldt dat er in totaal vijftien symptomen beschreven staan in de DSM IV. Om de diagnose CDte kunnen stellen is het noodzakelijk dat gedurende de laatste twaalf maanden drie of meer symptomenaanwezig zijn (waarbij tenminste één symptoom het laatste half jaar aanwezig is). De in figuur 3.6geregistreerde symptomen geven slechts een indicatie van gedrag behorende tot een gedragsstoornis enkunnen niet vertaald worden naar een diagnose CD.

Page 29: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

29

Figuur 3.6 Diagnose CD en daaraan verwante symptomen (n=43)

Opvallend is dat nagenoeg alle jongeren symptomen laten zien die behoren tot dediagnose gedragsstoornis. In tweevijfde van de gevallen vertonen jongeren tussende drie en vijf symptomen.

In figuur 3.7 staat beschreven welke jongeren de diagnose aandachtstekortstoornismet hyperactiviteit (ADHD) hebben gekregen of enkele symptomen daarvan hebbenlaten zien13.

Figuur 3.7 Diagnose ADHD en daaraan verwante symptomen (n=43)

13 Voor ADHD geldt dat er in totaal achttien symptomen beschreven staan in de DSM IV. Om dediagnose ADHD te kunnen stellen is het noodzakelijk dat gedurende de laatste zes maanden zes of meersymptomen van een aandachtstekortstoornis aanwezig zijn, of zes of meer symptomen van impulsiviteit/hyperactiviteit. De in figuur 3.7 geregistreerde symptomen geven slechts een indicatie van gedragbehorende tot ADHD en kunnen niet vertaald worden naar een diagnose ADHD.

048

121620242832

diagnose ADHD aandachtstekort geen symptomen ADHD

0 4 8

12 16 20

diagnose CD

1 à 2 symptomen CD 3-5 symptomen CD

>5 symptomen CD

geen

Page 30: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

30

Minder dan een kwart van de jongeren lijkt problemen te hebben op het gebied vanaandachtstekort en hyperactiviteit. In totaal is bij ruim een tiende van de jongeren dediagnose ADHD gesteld.

In figuur 3.8 staan aantallen jongeren weergegeven met de diagnose oppositioneelen opstandige gedragsstoornis (ODD) of daaraan gerelateerde symptomen14.

Figuur 3.8 Diagnose ODD en daaraan verwante symptomen (n=43)

Bij ruim een tiende van de kinderen uit de onderzoeksgroep is de diagnose ODDgesteld. Meer dan tweevijfde van de kinderen vertoont één of meer symptomen vanODD.

In figuur 3.9 staat aangegeven in hoeverre er sprake is van co-morbiditeit. Dit houdtin dat er meerdere diagnoses tegelijk zijn gesteld. Ook is gekeken naar combinatiesvan symptomen van verschillende stoornissen.

Figuur 3.9 Co-morbiditeit en combinaties van voorkomende symptomen (n=43)

14 Voor ODD geldt dat er in totaal acht symptomen beschreven staan in de DSM IV. Om de diagnoseODD te kunnen stellen is het noodzakelijk dat gedurende de laatste zes maanden vier of meersymptomen van ODD aanwezig zijn. De in figuur 3.8 geregistreerde symptomen geven slechts eenindicatie van gedrag behorende tot ODD en kunnen niet vertaald worden naar een diagnose ODD.

0 4 8

12 16 20

diagnose ODD 1 à 2 symptomen ODD 3-5 symptomen ODD geen symptomen

0

5

10

15

20

25

comorbiditeit opbasis van DSM IV

symptomen CD enODD

symptomen CD enADHD

symptomen ODD enADHD

symptomen CD,ODD en ADHD

geen comorbidesymptomen

Page 31: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

31

Bij drie jongeren is sprake van co-morbiditeit. Tweevijfde van de jongeren laatsymptomen zien die thuishoren bij twee à drie verschillende stoornissen.

3.3.2 Contra-indicatiesJongeren die als hoofdstoornis een stemmingsstoornis (angst en depressie), eenaandachtsstoornis, een pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie, een anderepsychotische stoornis of een verslaving hebben, komen niet in aanmerking voorMST. Dit heeft ermee te maken dat bij dit soort problematiek nog nadere valideringvan de onderzoeksresultaten nodig is.

Bij de presentatie van de resultaten is er echter voor gekozen om problematiekrondom aandachtstekort toch te presenteren in combinatie met bestaandegedragsproblemen (zie § 3.3.1). Dit vanwege het feit dat er vaak overlap bestaattussen de stoornissen aandachtstekort met hyperactiviteit (ADHD), degedragsstoornis (CD) en de oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD)(Wasserman & Miller, 1998).

Wat betreft de overige stoornissen geldt dat er in totaal bij één van de 43 jongeren uithet dossieronderzoek een pervasieve ontwikkelingsstoornis als hoofdstoornis isgediagnosticeerd door een kinderpsychiater.

3.4 Psychosociale problemen van de onderzoeksgroep

Om zicht te krijgen op de psychosociale achtergrond van de civielrechtelijkgeplaatste jongeren, is gekeken naar risicofactoren met betrekking tot de jongerezelf, de ouders/ opvoeders van de jongeren en risicofactoren in de directe omgeving.In figuur 3.10 staan een aantal in de dossiers genoemde internaliserende problemenvan jongeren weergegeven.

Figuur 3.10 Internaliserende problematiek van jongeren

0

4

8

12

16

somber (sociaal) angstig sociaal emotioneleproblemen

suicidaal gedrag

Page 32: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

32

Opvallend is dat meer dan een kwart van de jongeren last heeft van angsten. Ietsminder dan een kwart is somber gestemd. Bijna een vijfde van de jongeren heeftsuïcidale neigingen.

In figuur 3.11 staan een aantal genoemde externaliserende problemen van dejongeren weergegeven.

Figuur 3.11 Externaliserende problematiek van jongeren

Bij ruim tweevijfde van de jongeren is sprake van gedragsproblemen en een vijfdeonttrekt zich aan elke vorm van gezag. Eén op de tien jongeren (het betreftuitsluitend meisjes) loopt risico’s om in de prostitutie terecht te komen.

In figuur 3.12 staan risicofactoren vermeld met betrekking tot de ouders/ opvoedersvan de jongeren en het gezin van herkomst.

Figuur 3.12 Risicofactoren met betrekking tot het gezin van herkomst

Uit de figuur valt af te lezen dat meer dan de helft van ouders een tekort ervaart oflaat zien aan opvoedingsvaardigheden. Verder valt op in ruim tweevijfde van degezinnen gezinsconflicten spelen en in nagenoeg tweevijfde van de gezinnen issprake (geweest) van een vorm van mishandeling van de jongeren. Ongeveer een

048

121620

gedragsproblemen wegloop/ zwerfgdrag onttrekken aan gezag mogelijk slachtofferprostitutie/

loverboycircuit

0

5

10

15

20

25

medische problemenouders

gezinsconflicten relatieproblemenopvoeders

zorgpuntopvoedingsvaardigheden

zorgpunt verwaarlozing en/of mishandeling

opvoedingssituatie

psychosciale problemenouders/ middelenmisbruik

Page 33: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

33

derde van de ouders kampt met medische problemen en bij een derde is er sprakevan psychosociale problemen en/ of middelenmisbruik.

Figuur 3.13 bevat informatie over risicofactoren in de directe omgeving van dejongeren.

Figuur 3.13 Risicofactoren met betrekking tot de omgeving

Het blijkt dat bij zes op de tien jongeren sprake is van schoolgerelateerde problemen.Ruim tweevijfde van de jongeren uit de onderzoeksgroep gaat om met vrienden dieprobleemgedrag vertonen, en ongeveer een derde heeft een risicovollevrijetijdsbesteding.

3.5 Delictgedrag van jongeren uit de onderzoeksgroep

Bij het in kaart brengen van het delictgedrag van de jongeren aan de hand van dedossiers, is gekeken naar het aantal gepleegde delicten (met name gebaseerd opzelfrapportage), de leeftijd waarop jongeren hiermee zijn begonnen en het typegepleegde delict.

In figuur 3.14 staat weergegeven hoeveel delicten de jongeren hebben gepleegd.

05

1015202530

schoolgerelateerdeproblemen

vrienden metprobleemgedrag

risicovollevrijetijdbesteding

financiele problemengezin

ontbreken (familie)netwerk

zorgpuntmishandeling/

misbruik jongere doorderden

Page 34: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

34

Figuur 3.14 Aantal gepleegde delicten (n=43)

Voor ongeveer een derde van de jongeren uit de onderzoeksgroep geldt dat er in hetdossier geen informatie voorkomt over het plegen van delicten. Voor 65.0% van degroep geldt dat zij één of meerdere delicten heeft gepleegd. Opgemerkt moet wordendat over het algemeen geldt dat de jongeren niet voor deze delicten zijn vervolgd.

In figuur 3.15 is weergegeven hoe oud de jongeren waren toe zij hun eerste delictpleegden.

Figuur 3.15 Leeftijd waarop eerste delict is gepleegd (n=43)

Voor de grootste groep blijkt in de dossiers geen informatie beschikbaar over deleeftijd ten tijde van het eerst gepleegde delict. Een kwart van de jongeren is tussenhet dertiende en veertiende levensjaar begonnen met het plegen van delicten.

In figuur 3.16 staan gepleegde delicten weergegeven die te maken hebben metagressie en vandalisme.

0

4

8

12

16

geen delicten/onbekend

1 delict 2-5 delicten 5-10 delicten >10 delicten

048

12162024

n.v.t./ onbekend 11-12 jaar 13-14 jaar 15-16 jaar

Page 35: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

35

Figuur 3.16 Agressieve delicten en vandalisme

Het blijkt dat bijna drie op de tien jongeren zich wel eens schuldig heeft gemaakt aanvernieling, en bijna een vijfde van de jongeren wel eens iemand heeft bedreigd.

In figuur 3.17 staan delicten uiteengezet die te maken hebben met diefstal en drugs.

Figuur 3.17 Delicten op het gebied van diefstal en drugs

Bijna de helft van de jongeren heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, bij ruim 15%gaat het om diefstal in vereniging met braak. Een klein percentage van de jongerenheeft zich bezig gehouden met de verkoop van soft en harddrugs.

3.6 Beschermende factoren

Naast het inventariseren van psychosociale risicofactoren is ook gekeken naarbeschermende factoren in de omgeving van de jongeren. In figuur 3.18 staan enkelebeschermende factoren weergegeven.

02468

1012

openlijkegeweldpleging

mishandeling bedreiging brandstichting vernieling

0

4

8

12

16

20

24

diefstal d iefstal inveren ig ing m et

braak

diefstal m etgew eld

heling verkoopharddrugs

verkoopsoftdrugs

Page 36: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Het dossieronderzoek

36

Figuur 3.18 Beschermende factoren

Voor drie op de tien jongeren geldt dat de ouders betrokken zijn bij hun kind. In eenop de tien jongeren is er sprake van een goed contact tussen de jongere en familie.

3.7 Geraadpleegde bronnen en vóórkomende informanten

Alle verzamelde informatie over de civielrechtelijk geplaatste jongeren is afkomstiguit de dossiers. Om een overzicht te krijgen van welke informatiebronnengeraadpleegd zijn en welke informanten er in het dossier voorkomen, zijn enkelegegevens hierover uiteengezet in tabellen 3.3 en 3.4.

Tabel 3.3 Geraadpleegde documenten

Gegeven NBeslissing kinderrechter 38Persoonlijkheidsonderzoek 15Raadsrapport 14Aanmeldingsformulier JJI 5Hulpverleningsplan JJI/ observatieverslagen 13Aanvullende Rapportages Bureau Jeugdzorg 12Aanvullende Rapportages gezinsvoogdij 10Aanvullende informatie voorafgaande aan civielrechtelijke plaatsing 8Overig (TULP en rapport jeugdreclassering) 2

In bijna 90% van de gevallen is de beslissing van de kinderrechters alsinformatiebron gebruikt bij het verzamelen van gegevens. Tevens werdenraadsrapporten en persoonlijkheidonderzoeken voor tweederde van de jongerengeraadpleegd. Een belangrijk aandachtspunt is wel dat de volledigheid van dedossiers sterk verschilde per JJI. De dossiers van RIJ De Heuvelrug, locatie

02468

101214

oudersbetrokken

familiebetrokken

goedcontactjongere/ouders

goedcontactjongere/familie

jongereheeft

goedevriend

inzichteigen

handelen

Page 37: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

37

Eikenstein waren bijvoorbeeld over het algemeen zeer volledig terwijl de dossiersvan RIJ Den Hey-Acker soms weinig inhoudelijke informatie bevatte.

Tabel 3.4 In het dossier voorkomende informanten

Gegeven NJongere 26Ouders/ opvoeders 31Mensen uit sociaal netwerk jongere 4Instanties sociaal netwerk 6Officiële instanties 42

Uit de tabel blijkt dat officiële instanties, ouders/ opvoeders en jongeren zelf hetvaakst als informant fungeerden.

In tabel 3.5 staat aangegeven in hoeverre ouders/ opvoeders en jongeren instemdenmet de machtiging tot gesloten plaatsing van de jongere in een JJI.

Tabel 3.5 Motivatie ouders en jongere voor plaatsing in JJI (n=43)

GegevenExpliciet eens metgesloten plaatsing

Expliciet oneens metgesloten plaatsing Onbekend

Jongere n=7 n=11 n=25Ouders/ opvoeders n=30 n=4 n=9

Uit de tabel blijkt dat ongeveer driekwart van de ouders het expliciet eens is met deplaatsing van hun kind in de JJI terwijl de mening van de jongere in drievijfde van degevallen niet uit het dossier te herleiden is.

Page 38: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen
Page 39: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

39

4 Interviews

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de interviews gepresenteerd. De interviewszijn onder andere gehouden met achttien gezinsvoogden, verbonden aan diversevoogdij-instellingen in Nederland. Daarnaast zijn interviews afgenomen met tweekinderrechters, werkzaam bij respectievelijk de rechtbank van Amsterdam enRotterdam en een medewerker van Bureau Individuele Jeugdzaken (IJZ) van deDienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie. Ook zijn tweegedragswetenschappers, werkzaam bij respectievelijk Bureau Jeugdzorg Rotterdam(BJZ) en RIJ Den Hey-Acker, en een medewerker van het RotterdamsZorgtoewijzings Orgaan (RZO) geïnterviewd. Tenslotte is gesproken met de GZ-psycholoog en het hoofd pupillenadministratie van RIJ de Heuvelrug, locatieEikenstein en de pedagogisch directeur van JPC de Sprengen, locatie Zutphen.

In het kader van de overzichtelijkheid zal in het onderzoeksverslag voortaangerefereerd worden aan gezinsvoogden en sleutelfiguren.

Van elf van de achttien gezinsvoogden was er ten tijde van het interview een jongeregeplaatst in RIJ Den Hey-Acker, vier gezinsvoogden hadden een jongere onder hunhoede in JPC De Sprengen en van drie gezinsvoogden was een jongere geplaatst inRIJ de Heuvelrug, locatie Eikenstein.

Hoofdstuk 4 is als volgt ingedeeld. In paragraaf 4.2 wordt de methode van werkenkort toegelicht. Vervolgens wordt stil gestaan bij de sterke kanten van MST alsmedeaandachtspunten (§ 4.3 en § 4.4). Paragraaf 4.5 gaat over de doelgroep van MST enparagraaf 4.6 gaat in op de koppeling tussen vraag en aanbod. Hierna wordtaandacht geschonken aan de geschiktheid van MST als alternatief voor of vervolg opeen gesloten plaatsing (§ 4.7), de voorkoming van recidive door inzet van MST(§4.8). en aan de bereidheid van de geïnterviewden om mee te werken aan een MST-plaatsing (§ 4.9). Tenslotte wordt in paragraaf 4.10 allereerst beschreven welke‘routes’ op dit moment worden gevolgd bij het plaatsen van een jongere in een JJI opcivielrechtelijke gronden en wordt vervolgens ingegaan op de ideeën van degeïnterviewden over de mogelijke toeleiding naar MST.

Page 40: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

40

4.2 Methode van werken

Aan de geïnterviewden is schriftelijke informatie toegestuurd over MST. In eentelefonisch interview is vervolgens een aantal vragen aan geïnterviewden voorgelegddie betrekking hebben op het aanbod MST. Alleen bij de medewerkers van de JJIheeft het interview niet telefonisch plaatsgevonden maar in de vorm van een gesprekin de JJI.

Bij het rapporteren van de resultaten zal indien relevant een onderscheid wordengemaakt tussen gezinsvoogden en sleutelfiguren, oftewel de overige geïnterviewden.

4.3 Sterke kanten

Inhoudelijk sterke kanten

Ondanks het feit dat nagenoeg geen van de geïnterviewden eerder had gehoord vanMST of over MST had gelezen, heeft men op basis van de toegestuurde informatieeen aantal - op het eerste gezicht - sterke kanten van MST aangegeven. Zo noemenalle sleutelfiguren en de helft van de gezinsvoogden de systeemgerichte benaderingals sterke kant van MST. Men vindt het een goede zaak wanneer niet alleen dejongere zelf, maar ook het gezinssysteem en het netwerk bij de hulpverlening wordenbetrokken. Eén gezinsvoogd geeft aan: “Nu merk je vaak bij uithuisplaatsingen dat erwel met de jongere aan de slag gegaan wordt, maar dat er in het systeem nietsverandert”. De gedragswetenschapper van BJZ voegt daar aan toe: “Het vergrotenvan de zelfstandigheid van het gezinssysteem vind ik essentieel. Wanneergezinsleden gebruik leren maken van hun eigen netwerk dan biedt dit veleaanknopingspunten. Ik denk bijvoorbeeld aan familieberaden waarbij gezamenlijkgekeken wordt naar oplossingen voor problemen’’.

Drie gezinsvoogden zijn gecharmeerd van de gedragstherapeutische aanpak vanMST. Ze vinden het zinvol om concreet en doelmatig met het gedrag van eenjongere aan de slag te gaan en zijn van mening dat jongeren gebaat zijn bij hetkrijgen van positieve aandacht. Tevens vinden zij het zinvol dat jongeren in degelegenheid worden gesteld om uitgebreid situaties te oefenen en de begeleider omraad te vragen.

Door alle sleutelfiguren en de helft van de gezinsvoogden wordt de intensiteit van hetaanbod als sterke kant beschouwd. Zo zou intensieve aandacht de jongerebijvoorbeeld het gevoel kunnen geven dat hij of zij de moeite waard is. Doordat dehulpverlener in een kort tijdsbestek veel tijd investeert kan deze het gezinssysteembovendien van dichtbij volgen en daadwerkelijk iets voor het systeem betekenen. Demedewerker van Bureau IJZ geeft aan: “Je komt bij de mensen thuis, je voelt, jeproeft etc. Dit geeft veel meer informatie waarmee je aan de slag kunt’’.

Page 41: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

41

Wat betreft de inhoudelijke uitvoering van MST geven enkele gezinsvoogden aan datsommige cliënten in eerste instantie zullen schrikken van de intensiteit van hetaanbod: “Het kan voor cliënten bedreigend overkomen als iemand ineens zointensief met hen aan de slag gaat. De groep civielrechtelijk geplaatste jongeren iseen kwetsbare groep, ze hebben vaak het idee dat ze op hun tenen moeten lopen”.

Tot slot worden als sterke kanten van MST de persoonlijke benadering genoemd enhet feit dat de MST-medewerker als onafhankelijk en onpartijdig persoon aan hetwerk kan met het gezin.

Gunstige randvoorwaarden, positieve neveneffecten en voordelige financiële kanten

Het feit dat MST door hoogopgeleide en deskundige mensen wordt uitgevoerd isdiverse keren als sterke kant benoemd. De gedragswetenschapper zegt hierover: “Ikvind het van groot belang dat de uitvoerende mensen hoog opgeleid zijn. Dat zebegrijpen welke processen zich afspelen binnen gezinnen, op het niveau vansystemen maar ook intergenerationeel. Vaak zie ik nu dat gezinswerkers, hoe goedook, niet het overzicht hebben van alle aspecten die van invloed zijn op eengezinssysteem. Deze moeten onderkend worden en in een lange termijn planningworden meegenomen. Daar is knowhow voor nodig’’.

Ruim een derde van de gezinsvoogden vindt het positief dat met MST mogelijk eengesloten plaatsing kan worden voorkomen. Veel gezinsvoogden zijn op zoek naareen hulpverleningsaanbod dat kan worden ingezet als alternatief voor een geslotenplaatsing. Momenteel is dit aanbod niet of nauwelijks voorhanden. Met MST zou eenjongere in principe behandeld kunnen worden zonder uit de eigen vertrouwdeomgeving te worden gehaald. Kinderrechters vullen aan dat een OTS als doel heeftom jongeren te helpen zo snel mogelijk weer naar huis terug te keren. Indien MSTkan bewerkstelligen dat jongeren überhaupt niet uit huis hoeven worden geplaatst,dan is dit enorme winst. Eén van de kinderrechters voegt daar aan toe: “Als je in dethuissituatie aan de slag gaat kun je in een veel vroeger stadium voorkomen datjongeren afglijden naar de criminaliteit”.

De medewerker van de zorgtoewijzing geeft aan dat indien MST als alternatief vooreen gesloten plaatsing zou kunnen worden ingezet, dit mogelijk ook een ingang zoucreëren naar ouders en jongeren toe, die het vaak oneens zijn met een geslotenplaatsing. Ook de GZ-psycholoog van RIJ de Heuvelrug, locatie Eikenstein, kan zichhierin vinden: “De meeste ouders laten hun kinderen niet vallen maar sommigen zijnwel justitie moe. Ze zijn vaak ook teleurgesteld dat hun kind vast zit. Het inzetten vanMST om te voorkomen dat hun kind te lang vast zit kan denk ik motiverend werken.Ook het outreachende aspect van MST is motiverend voor ouders’’.

Page 42: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

42

Een bijkomend pluspunt is tenslotte dat hulpverlening in het gezinssysteem financieeleen stuk aantrekkelijker is dan een gesloten plaatsing, aldus één van degezinsvoogden. Ook de gedragswetenschapper van BJZ benadrukt het voordeelhiervan, in deze tijd van bezuinigingen.

4.4 Aandachtspunten

Op de vraag naar aandachtspunten met betrekking tot MST blijven vijfgezinsvoogden het antwoord schuldig. Eén van hen merkt op dat hij pas een oordeelkan vellen nadat hij ervaring met MST heeft opgedaan. Als aspecten waar in iedergeval aandacht aan besteed zou moeten worden, worden door anderegeïnterviewden verschillende zaken genoemd.

Goede voorlichting

Door alle sleutelfiguren en een deel van de gezinsvoogden wordt het geven vangoede voorlichting aan betrokken partijen genoemd als algemeen bevorderendefactor voor de uitvoering van MST. Met betrokken partijen worden zowelvoorzieningen bedoeld die MST zullen indiceren als individuen die gebruik zullenmaken van MST, oftewel de ouders en jongeren. Maar ook bijvoorbeeld dekinderrechters en advocaten moeten goed op de hoogte zijn van wat MST preciesinhoudt. Eén gezinsvoogd geeft aan dat hier mogelijk een taak is weggelegd voorNIZW Jeugd, die bijvoorbeeld in de vorm van presentaties bekendheid kan gevenaan MST.

Eén van de kinderrechters geeft als tip mee dat voor grootscheepse voorlichtinggebruik zou kunnen worden gemaakt van berichtgeving via e-mail.

De gedragswetenschapper geeft aan dat bij bekendmaking van MST ook specifiekaandacht moet worden besteed aan de beschrijving van de doelgroep. Hierover zegtzij: “Maak in je berichtgeving over MST naar de hulpverlening toe heel duidelijk dathet gaat om jongeren met gedragsproblemen inclusief internaliserende problemen.Het is eigenlijk altijd zo dat er sprake is van onderliggende internaliserendeproblematiek zoals depressie en angst. Stel niet te zwart wit dat het vooral bedoeld isvoor jongeren met gedragsproblemen want dan valt er een groep af die veel baat zoukunnen hebben bij MST’’.

Bereikbaarheid van gezinnen

Eén van de kinderrechters en de medewerker van Bureau IJZ spreken hun zorg uitover de praktische bereikbaarheid van gezinnen. De kinderrechter geeft aan datallochtone ouders, bijvoorbeeld vanwege een verschil van mening met de rechtbank,vaak niet naar de zitting van hun kind komen, waardoor het überhaupt moeilijk is ommet hen in contact te treden. Dit kan een risico vormen bij de concrete uitvoering van

Page 43: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

43

MST. Ook schat de kinderrechter in dat taalproblemen een barrière kunnenopwerpen in allochtone gezinnen.

Tenslotte vult de kinderrechter aan dat Nederlandse gezinnen met civielrechtelijkekinderen vaak dermate grote problemen hebben dat ze simpelweg door de bomenhet bos niet meer zien. Dit zou een belemmerende factor kunnen vormen voordeelname van het gezin aan MST.

Zowel het hoofd van de pupillenadministratie van RIJ de Heuvelrug, locatieEikenstein, als de pedagogisch directeur van JPC de Sprengen voorzien eenlogistiek probleem in het geval dat MST wordt ingezet als vervolg op een geslotenplaatsing. De pedagogisch directeur geeft aan: “Alhoewel er in principe regionaalgeplaatst zou moeten worden, gebeurt dit in mijn optiek onvoldoende. Hetuitgangspunt is toch meestal: is er ergens plaats? Als je MST als vervolg wilt inzettenvoor een jongere die verblijft in de Sprengen maar, bijvoorbeeld, woonachtig is inGroningen, dan wordt de opstart bemoeilijkt door de grote afstand’’. Het hoofd van depupillenadministratie van RIJ de Heuvelrug, locatie Eikenstein sluit zich hier bij aan.

De gedragswetenschapper van RIJ Den Hey-Acker is optimistischer gestemd:“Binnen Den Hey-Acker is over het algemeen wel sprake van regionale plaatsing. Demeeste jongeren komen binnen via Jeugdzorg Brabant, Dordrecht, Rotterdam enLimburg. Soms worden er ook wel jongeren uit bijvoorbeeld Amsterdam of Groningengeplaatst, maar dat zijn toch meer de uitzonderingen en dat heeft dan te makenplaatsgebrek in andere inrichtingen”.

Overige aandachtspunten

Eén van de kinderrechters en de gedragswetenschapper van RIJ Den Hey-Ackerstellen het vraagstuk ‘wachtlijsten’ aan de orde. Hierover zeggen zij het volgende:“Vaak is het zo dat jongeren op een wachtlijst komen en dat daardoor de situatieescaleert en er alsnog ‘zwaar residentieel geschut’ moet worden ingezet. Dit isuiteraard voor alle partijen uiterst frustrerend werken. Ook komt het regelmatig voordat een jongere die op civielrechtelijke gronden gesloten wordt geplaatst eigenlijkandere hulp nodig heeft, bijvoorbeeld orthopsychiatrische behandeling of aanmeldingbij een kamertrainingscentrum. Het is dan kiezen tussen twee kwaden’’. “Wachtlijstenkunnen maar op één manier worden opgelost: door extra middelen in te zetten. Alser geen extra middelen worden vrijgemaakt kun je er van uit gaan dat er ook bij MSTwachtlijsten zullen ontstaan en dan schiet je grotendeels je doel voorbij”.

Bij een enkele gezinsvoogd bestaat er twijfel over de haalbaarheid van MST quadoelstelling. Men vraagt zich af of het reëel is om in een tijdbestek van drie tot vijfmaanden veranderingen te bewerkstelligen in een gezinssysteem waar zo veel aande hand is. En als het lukt om veranderingen tot stand te brengen, dan leert de

Page 44: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

44

ervaring dat het vaak weer mis gaat zodra de controle wegvalt. Zodoende zijn allegeïnterviewden, inclusief de sleutelfiguren, het erover eens dat er zonder meernazorg moeten plaatsvinden.

Met betrekking tot de ‘timing’ van MST wordt nog een aantal aandachtspuntengenoemd die mogelijk belemmerend kunnen werken. Zo zou een MST-medewerkerin de knel kunnen komen met zijn of haar uren wanneer MST bij alle gezinnen(ongeveer zes per medewerker) op hetzelfde moment zou aanvangen, aangezienjuist in het begin van het traject meer uren in het systeem geïnvesteerd moetenworden dan aan het eind van het traject.

De 60 uur die beschikbaar is voor face-to-face contact moet bovendien nuttigbesteed worden. Het zou jammer zijn wanneer bijvoorbeeld in een gezin mettaalproblemen kostbare uren besteed zouden worden aan het in kaart brengen van‘intakegegevens’. Ook kunnen cliënten die te veel op de MST-medewerker leunen deuitvoering in de weg staan. De medewerker van Bureau IJZ vraagt zich tenslotte af ofer wel voldoende hoogopgeleide mensen beschikbaar zijn voor de uitvoering vanMST.

4.5 Doelgroep van MST

Om in aanmerking te komen voor deelname aan MST, zijn de volgende indicatiesgeformuleerd: (1) de jongere heeft een leeftijd van tien tot en met zeventien jaar, (2)er is sprake van een hardnekkig patroon van antisociaal gedrag en veelalinternaliserende problematiek, (3) MST wordt ingezet in een civielrechtelijk kader(OTS), waarbij sprake is van een machtiging tot uithuisplaatsing wegens ernstigantisociaal gedrag, (4) er is sprake van een min of meer stabiele woonsituatie meteen vaste opvoeder of verzorger en (5) de jongere en de ouder(s) zijn bereid mee tewerken aan de behandeling. De geïnterviewden is gevraagd om aan de hand vandeze vijf indicaties een algemeen beeld te geven van hun cliënt die in een JJI isgeplaatst. Ook is hen gevraagd in welke mate de jongere over het geheel genomenaan deze criteria voldoet. De meeste gezinsvoogden hebben bij het schetsen vaneen beeld van de jongere aan de hand van de vijf criteria een cliënt voor ogengenomen. Een aantal, waaronder de sleutelfiguren, heeft meer in z´n algemeenheidaangegeven in welke mate OTS-jongeren aan de verschillende criteria voldoen.

Het blijkt dat vijf van de achttien gezinsvoogden van mening zijn dat hun cliëntvoldoet aan alle vijf criteria. Voor dertien jongeren geldt dat zij maar gedeeltelijk aandeze criteria voldoen.

Criterium 1 en 2: leeftijdscategorie en antisociaal gedrag

Gekeken naar de eerste twee criteria blijkt dat alle jongeren binnen deleeftijdscategorie tien tot en met zeventien jaar vallen. Vrijwel alle jongeren voldoen

Page 45: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

45

ook aan het gestelde criterium ten aanzien van de problematiek. Bij de meeste issprake van antisociaal gedrag in combinatie met internaliserende problematiek: “Bijcivielrechtelijk geplaatste jongeren gaat het vaak om weglopen, niet naar schoolgaan, prostitutie, loverboy-circuit, crimineel gedrag en soms ook politiecontacten”.“Jongens vertonen dikwijls oppositioneel gedrag, agressief gedrag en crimineelgedrag. Bij meisjes spelen er veelal problemen op seksueel gebied”.

De gedragswetenschapper en de medewerker van het RZO voegen toe dat er vaaksprake is van een lange voorloop van weerspannig gedrag. Degedragswetenschapper zegt hierover: “Ik heb bijvoorbeeld kinderen op medischkinderdagverblijven (MKD’s) begeleid die ik nu als jongere hier weer tegen kom. Eendeel van de jongeren acht ik echter wel geschikt als kandidaten voor MST”.

Criterium 3 en 4: machtiging gesloten plaatsing en stabiele woonsituatie

Wat betreft het derde criterium merkt één gezinsvoogd op dat er weliswaar sprake isvan een machtiging gesloten uithuisplaatsing, maar dat deze niet gebaseerd is opantisociaal gedrag. Voor de overige jongeren geldt dat zij wel aan dit criteriumvoldoen.

Volgens de gezinsvoogden is bij ongeveer de helft van de jongeren sprake van eenmin of meer stabiele woonsituatie. Voor de andere helft van de jongeren die zij ingedachten hebben is dit niet het geval: “Over het algemeen is er bij decivielrechtelijke jongeren die gesloten zijn geplaatst meestal geen sprake van eenstabiele woonsituatie. Ze wonen dan weer thuis, dan weer zijn ze een aantal nachtenergens anders, ze zwerven en verblijven soms in een crisisopvang”.

Een stabiele woonsituatie is ook volgens de kinderrechters iets dat vaak ontbreekt:“Wat je ziet is dat die gezinnen vaak aan elkaar hangen als los zand. Ouders zijnvaak radeloos, onmachtig, maar soms ook drugsverslaafd of zwakbegaafd om maarvoorbeelden te noemen”. De medewerker van Bureau IJZ heeft een andere kijk opde woonsituatie van de jongeren. Zij is de mening toegedaan dat er wel vaak sprakeis van een min of meer stabiele woonsituatie en dat juist het probleemgedrag van hetkind de aanleiding is voor de uithuisplaatsing.

De gedragswetenschapper van RIJ Den Hey-Acker geeft tenslotte aan: “De meestecivielrechtelijk geplaatste jongeren hebben ook wel een netwerk(je) waar zij op terugkunnen vallen. Dit netwerk zou betrokken kunnen worden bij MST”.

Criterium 5: bereidheid ouders en jongere tot deelname aan MST

Ten aanzien van de bereidheid van de jongeren en de ouders zijn de geïnterviewdenniet eenduidig in hun antwoord.

Page 46: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

46

Volgens een aantal geïnterviewden komt het regelmatig voor dat zowel jongeren alsouders bereid zijn om mee te werken aan een MST-plaatsing: “De meeste oudershebben het beste met hun kind voor, willen graag dat de jongere thuis kan blijvenwonen en zijn zodoende ook wel bereid om aan de hulpverlening mee te werken” en“Ouders zijn vaak juist heel blij met concrete ondersteuning’’.

Daarnaast komt het ook voor dat óf alleen de jongere gemotiveerd is voor dehulpverlening óf alleen de ouders.

Een derde van de geïnterviewden geeft aan zich zorgen te maken over gebrekkigemotivatie bij jongeren of ouders. Dit kan belemmerend werken bij de uitvoering vanMST: “Mensen moeten wel echt bereid zijn om er voor te gaan”. “Als een jongere albijna gesloten geplaatst gaat worden, dan is de situatie zodanig geëscaleerd dat eenjongere waarschijnlijk niet gemotiveerd zal zijn om mee te werken aan MST. Oudershebben veelal jarenlang ellende meegemaakt, ze zijn dikwijls ontzettend gefrustreerden blij als een jongere geplaatst wordt in een inrichting. Bovendien komt het ookregelmatig voor dat ofwel de jongere ofwel de ouders de schuld voor alle problemenbuiten zichzelf leggen, wat deelname aan MST ook kan bemoeilijken”

Enkele geïnterviewden geven aan dat het voor veel jongeren door omstandighedenüberhaupt niet mogelijk is om terug naar huis te keren of om thuis te blijven wonen.Anderen vragen zich af of jongeren in staat zullen zijn om in de thuissituatie uit eenvriendengroep met een negatieve invloed te stappen.

Volgens één gezinsvoogd en ook voor de medewerker van Bureau IJZ, speelt hetmoment waarop MST ingezet zou worden hierbij een belangrijke rol. Bij hetvroegtijdig inzetten van MST zien de twee geïnterviewden wel degelijk mogelijkhedenvoor MST. Wanneer een jongere zich in een crisissituatie bevindt, gedurende langetijd gewend is geweest om zijn zin te krijgen en ongevoelig is geworden voor gezag,lijkt een verblijf in een jeugdinrichting in eerste instantie beter te zijn.

Andere gezinsvoogden zien wel weer mogelijkheden om ook met cliënten dieongevoelig zijn voor afspraken en zich onttrekken aan de hulpverlening aan de slagte gaan. Deze gezinsvoogden omschrijven MST als laatste kans, alvorens totgesloten plaatsing wordt overgegaan.

Eén van de kinderrechters schat in dat een bepaalde groep jongeren en hun oudersniet bereid zal zijn om mee te werken: “Je moet niet vergeten dat er sprake is vaneen ondertoezichtstelling, dus niet van vrijwillige hulpverlening”. De kinderrechter vultdaarbij wel aan:’’Bij sommige cliënten zou het kunnen werken wanneer je zegt dat zekunnen kiezen voor MST en dat het anders een gesloten plaatsing wordt”. Ook demedewerker van het RZO acht het van belang om een zogenaamde stok achter dedeur te houden: “Als een gezin niet aan MST wil meewerken of de interventie faalt,dan moet het mogelijk zijn om de jongere alsnog gesloten te plaatsen”.

Page 47: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

47

Tevens merkt een gezinsvoogd op dat ouders en jongeren MST mogelijk als het‘zoveelste’ project zullen zien. Hij acht het zinvoller dat bestaande projecten beterworden uitgewerkt in plaats van weer een nieuw project te starten.

Om bij de uitvoering van MST de bereidheid van jongeren en ouders te vergroten,stelt een aantal gezinsvoogden voor om bij de start een contract met hen op testellen waarin een aantal afspraken wordt vastgelegd. Daarnaast latengezinsvoogden en de gedragswetenschapper van BJZ weten dat het maken vanduidelijke afspraken over hetgeen van de cliënt verwacht wordt, datgene waar aangewerkt gaat worden, wie welke verantwoordelijkheden draagt en wat er gebeurtwanneer er onvoldoende wordt meegewerkt, belangrijke bevorderende factoren zijnbij de concrete uitvoering van MST.

Kinderrechters geven tenslotte aan dat zij de kans om kinderen aan te treffen die aanal deze criteria voldoen groter achten bij de Raad dan in een JJI: “De Raad is bijwijze van spreken een plek waar je kinderen treft die nog in een stadium verkerenwaar de dingen nog niet zo uit de hand zijn gelopen. Bij veel van die kinderen enjongeren en hun gezinnen zou MST waarschijnlijk goed in te passen zijn”.

4.6 Koppeling vraag en aanbod

Over de koppeling van de vraag en het aanbod zijn drie vragen gesteld aan degeïnterviewden. Allereerst is gevraagd of MST een passend aanbod zou zijn op dehulpvraag van de betreffende jongere (en het gezin waaruit hij of zij afkomstig is).Ten tweede is gevraagd of MST een dekkend aanbod zou zijn voor de problematiek /behoefte van de jongere en zijn of haar gezin. Ten derde is de gezinsvoogdengevraagd een oordeel te geven over de duur van MST (gemiddeld drie tot vijfmaanden, waarin ongeveer 60 uur face-to-face contact met het systeem).

Is MST een passend en dekkend aanbod?

Op de vraag of MST een passend aanbod zou zijn voor de civielrechtelijk geplaatstejongeren antwoordt de helft van de geïnterviewde gezinsvoogden bevestigend. Demedewerker van het RZO geeft aan: “Ik denk wel dat het dekkend kan zijn en verderafglijden van jongeren kan voorkomen. Bijvoorbeeld als er schoolproblemen zijn,door die met behulp van MST integraal aan te pakken”.

Een aantal gezinsvoogden, daarentegen, is van mening dat MST geen passendaanbod is. Zo heeft bijvoorbeeld één gezinsvoogd een jongere onder zijn hoede diein afwachting is van een verblijf in een behandelsetting. Terugkeer naar huis behoortin zijn geval niet tot de mogelijkheden. Voor weer een andere jongere is het beter omeerst het traject binnen de JJI af te maken: “Er is thuis te veel gebeurd om hem nuterug naar huis te laten gaan. Moeder wil hem op dit moment niet thuis”. Een derde

Page 48: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

48

gezinsvoogd geeft over zijn jongere aan: “Er is geen thuissituatie en ook geennetwerk daaromheen. De ouders willen niets meer met de jongere te makenhebben”. Tot slot zijn er ook enkele gezinsvoogden die MST op dit moment geenpassend aanbod vinden. Zij zien wel mogelijkheden om MST in te zetten op een latertijdstip, te weten bij een terugkeer naar huis: “Voor de jongere die ik in mijn hoofdheb zou het eerder een goed aanvullend aanbod zijn, als vervolg op de geslotenplaatsing, dan als alternatief. Deze jongere hebben we opgepakt tijdens eenstraatroof, terwijl hij al een tijdje zwervende was. Ik zou wel bereid zijn om mee tewerken aan MST, maar een gesloten plaatsing is nu wel op zijn plaats”.

De vraag of MST ook een dekkend aanbod zou zijn voor de problematiek van dejongeren en hun gezinnen wordt door de meeste geïnterviewden niet apartbeantwoord. Enkele antwoorden die zijn gegeven zijn: “Voor sommige jongeren enhun gezinnen zal het aanbod dekkend zijn, maar voor anderen weer niet”, “Ik denkdat er in dit gezin wel iets mogelijk is. Er zou gewerkt kunnen worden aan hetverkrijgen van inzicht in het eigen gedrag, het leren nemen van eigenverantwoordelijkheid door de ouder en het kind weer kind laten zijn”, “Ik vraag me afof MST voldoende bevat om ook internaliserende problematiek het hoofd te bieden”en “Wel is het een pluspunt dat MST zich op verschillende terreinen tegelijk richt,daar waar andere inrichtingen nogal eens gericht zijn op bijvoorbeeld alleenpsychiatrische problematiek of juist alleen op de licht verstandelijke handicap van dejongere. Het aanbod van MST is breder“.

Duur MST

Over de vraag of een periode van drie tot vijf maanden voldoende is zijn demeningen verdeeld. Ongeveer een derde van de ondervraagde gezinsvoogden en degedragswetenschapper van BJZ zijn van mening dat de periode van drie tot vijfmaanden in principe goed is. Eveneens een derde van de gezinsvoogden en eendeel van de sleutelfiguren zijn de mening toegedaan dat deze periode te kort is. Deoverige gezinsvoogden hebben zich niet specifiek uitgelaten over de duur van MST.

Over het algemeen blijkt dat vrijwel alle geïnterviewden het met elkaar eens zijn dathet belangrijk is nadat MST is afgesloten op de een of andere manier bemoeienismet het gezin te houden: “Bij beëindiging van MST moet er wel een vervolgtrajectzijn dat direct aansluit. Als dit er niet is, als er niemand meer meekijkt met het gezin,zal het zo weer mis gaan”. “Je hebt in dit soort gezinnen vaak te maken metproblemen die een lange voorgeschiedenis kennen”. “Binnen het systeem gaat menal jaren op dezelfde manier met elkaar om. Dit is niet zomaar te veranderen, dat kosttijd”.

De gedragswetenschapper van BJZ reikt een aantal ideeën aan over de wijzewaarop een nazorgtraject binnen MST zou kunnen worden ingebouwd: “Er moetgekeken worden naar: wat speelt er nog? Om dit in goede banen te leiden is het

Page 49: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

49

handig om al bij de indicatiestelling een helder traject uit te schrijven. Dit kan insamenspraak met de MST-medewerker. De gezinsvoogd kan dan de jongereaanmelden voor MST en meteen aangeven dat er (een lichtere vorm) van nazorgvolgt (dit om wachtlijsten te voorkomen). Als je zo een traject helder op papier hebtstaan is het bovendien weer gemakkelijker om het uit te leggen aan de ouders”.

4.7 MST als alternatief voor of vervolg op een gesloten plaatsing

MST als alternatief voor een justitiële crisisplek

De deelnemers aan het interview is gevraagd hun mening te geven over (a) MST alsalternatief voor een gesloten plaatsing in civielrechtelijk kader en (b) MST als vervolgop een gesloten plaatsing in civielrechtelijk kader.

Ongeveer de helft van de gezinsvoogden vindt MST een geschikt alternatief voor eenjustitiële crisisplek, vooral omdat zij een jongere liever niet gesloten plaatsen. MSTzou volgens hen ingezet kunnen worden als een ‘laatste mogelijkheid’ alvorens toteen gesloten plaatsing over te gaan. Ook de kinderrechters en de medewerker vanIJZ en het RZO zien MST voor een bepaalde groep als een reëel alternatief. Vanbelang hierbij is dat er geen wachtlijsten voor MST zijn aangezien die kunnen leidentot escalaties. MST moet ‘op tijd’ worden ingezet.

Een aantal gezinsvoogden is van mening dat MST geen alternatief is voor eencrisisplaatsing. Zij pleiten juist voor een gesloten crisisplaatsing zodat het systeem totrust kan komen: er is al te veel gebeurd, de spanningen zijn te hoog opgelopen enhet is vaak juist goed om een jongere uit het destructieve systeem te halen waarin hijverblijft. Ook de gedragswetenschapper van BJZ geeft aan: “Soms is eencrisisplaatsing onvermijdelijk; denk bijvoorbeeld aan slachtoffers van ‘loverboys’. Deveiligheid van het kind staat centraal” . Bovendien geven gezinsvoogden aan dat eengesloten plaatsing een schrikeffect kan bewerkstelligen waardoor jongerenvervolgens gemotiveerder zullen zijn voor hulpverlening. Wel ziet men mogelijkhedenvoor MST als vervolg op een crisisplaatsing, bij terugkeer naar het gezinssysteem.

MST in civielrechtelijk kader

Over het algemeen zijn de gezinsvoogden en sleutelfiguren positief over het inzettenvan MST in civielrechtelijk kader waarbij sprake is van een machtiginguithuisplaatsing wegens ernstig antisociaal gedrag. MST zou bijvoorbeeld ingezetkunnen worden als vervolg op een kortdurende gesloten (crisis)plaatsing. Bij deplaatsing zou dan al duidelijk moeten zijn dat de jongere in de JJI wordt geplaatst omeen stuk rust te creëren maar dat van daaruit zo snel mogelijk MST wordt ingezet.

Daarnaast zou MST ook ingezet kunnen worden als alternatief voor een (langdurige)gesloten behandelplek. Oftewel, er zou gekeken kunnen worden of jongeren die in

Page 50: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

50

aanmerking komen voor een behandelplek ook voor MST in aanmerking zoudenkunnen komen. “Nu is het vaak zo dat je een jongere ‘gesloten crisis plaatst’ met alsdoel daarna een doorplaatsing naar een gesloten of open behandelsetting. Depraktijk is zo dat de wachttijden voor een behandelplek enorm kunnen oplopen. Ikhad laatst een civielrechtelijke jongere onder mijn hoede die acht maanden in een JJIheeft moeten wachten, zonder verlof. Het zou fantastisch zijn als een jongereaansluitend op een crisisplaatsing MST zou krijgen”. Ook is het een optie om MST inte zetten nadat een jongere ook een behandeltraject in een JJI heeft doorlopen. Inalle gevallen is er dan sprake van verkorting van de verblijfsduur in de JJI, geeft degedragswetenschapper aan, hetgeen kostenbesparend zal werken.

4.8 MST ter voorkoming van recidive

De gezinsvoogden en sleutelfiguren is gevraagd of zij denken dat MST recidive zaltegen gaan. Met andere woorden, of civielrechtelijk geplaatste jongeren minderantisociaal gedrag zullen vertonen en minder delicten zullen plegen na een MST-behandeling.

Voor het merendeel van de ondervraagden geldt dat zij – met de nodigekanttekeningen en opmerkingen erbij – het idee hebben dat recidive zal verminderendan wel zal worden tegengegaan. “Je gaat namelijk echt aan het gedrag werken, hethele systeem bewerken en pakt de kern van het probleem aan. Bij MST heb jebovendien als voordeel dat de omgeving een beetje mee verandert, terwijl het bij eengesloten plaatsing vaak om praktische redenen niet lukt om iedereen in de omgevingerbij te betrekken. Na een verblijf in een inrichting komt de jongere dikwijls terug inde omgeving die niet is veranderd, dus de kans op recidive is dan groter.”

Genoemde factoren die van belang zijn: de inzet van MST moet goed getimed zijn,een nazorgtraject is een vereiste, er moet sprake zijn van een goede relatie tussende MST-medewerker en de cliënt, bij afsluiting van MST moet er een goedeoverdracht naar de gezinsvoogd plaatsvinden en er zullen voldoende protectievefactoren moeten zijn opdat een jongere niet snel weer in zijn oude gedrag vervalt.

Een klein aantal gezinsvoogden zegt geen idee te hebben of MST recidive zal helpenvoorkomen. De gedragswetenschapper van BJZ geeft tenslotte aan: “Als je kinderende mogelijkheid aanreikt om problemen anders op te lossen, dan zal dit op termijnproblemen voorkomen”.

4.9 Bereidheid tot medewerking MST en rolverandering geïnterviewden

Bereidheid tot medewerking

De geïnterviewden is gevraagd of zij bereid zouden zijn om medewerking te verlenenaan een MST-plaatsing indien MST geïmplementeerd zou worden.

Page 51: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

51

Het blijkt dat alle gezinsvoogden en sleutelfiguren in principe bereid zijn mee tewerken aan een MST-plaatsing. Het merendeel voert als reden aan dat zij hiermeehopen een gesloten plaatsing te voorkomen. Ook de gedragswetenschapper van RIJDen Hey-Acker schat in dat gezinsvoogden over het algemeen blij zullen zijn metMST: “Ondanks hun grote case-load zien gezinsvoogden waarschijnlijk demeerwaarde van MST op de langere termijn wel in”.

De medewerker van Bureau IJZ plaatst bij de bereidheid van sommigegezinsvoogden enkele kanttekeningen en geeft aan: “Sommige gezinsvoogdenvinden het rustiger als een jongere gesloten zit. Dat geeft hen zelf ook rust en minderbemoeienis. Soms hoor ik wel eens dat een jongere gedurende een verblijf van achtmaanden maar twee keer contact heeft gehad met de gezinsvoogd. Dezegezinsvoogden zullen niet zo staan te springen om MST in te zetten.”

Beide kinderrechters zijn enthousiast over de mogelijke inzet van MST en leverendaaraan, indien nodig, graag een bijdrage. Eén van de kinderrechters geeft aan: “Ikben niet degene die plaatst. Maar als MST direct beschikbaar zou zijn, zonderwachtlijsten, dan zou ik zeker een groep civielrechtelijke jongeren de kans geven omdaar aan mee te doen”. De medewerker van het RZO voegt daar tenslotte aan toe:“Ik zou MST zeker toewijzen. Je ziet vaak dat jongeren afglijden terwijl eencombinatie van interventies waarschijnlijk wel effect zou hebben”.

Veranderingen in rol en taken gezinsvoogden en sleutelfiguren

Op de vraag of hun eigen rol en taken zullen veranderen geeft ongeveer de helft vande gezinsvoogden aan dat zij dit niet verwachten: “Wij zijn geen hulpverleners, wijmoeten duidelijke afspraken maken met de hulpverleners over wie wat doet”. Deandere helft denkt dat dit wel het geval zal zijn. Sommigen verwachten dat zij steedsmeer de rol van casemanager gaan vervullen. Anderen hopen dat door MST hunbetrokkenheid bij de cliënt weer wat groter wordt. Sleutelfiguren verwachten niet dathun eigen rol en taken zullen veranderen.

4.10 Toeleiding naar MST

De geïnterviewden is gevraagd hoe de toeleiding naar een gesloten plaatsing opcivielrechtelijke basis nu verloopt en of ze ideeën hebben over hoe de toeleiding naarMST zou moeten plaatsvinden. Wie moet er bij worden betrokken, welke routes enprocedures moeten worden gevolgd en welke afspraken moeten er worden gemaaktop welk tijdstip?

Allereerst wordt een globale schets gegeven van de ‘route’ die momenteel wordtbewandeld, voordat een jongere op civielrechtelijke basis in een JJI wordt geplaatst.

Page 52: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

52

Daaropvolgend worden mogelijke procedures en ‘routes’ beschreven voor detoeleiding naar MST.

4.10.1 Procedures rondom indicering en plaatsingDe raadsonderzoeker, de gezinsvoogd en de zorgtoewijzing

Wanneer er een melding binnenkomt bij het meldpunt kindermishandeling of bij deRaad voor de Kinderbescherming (Raad) dan wordt er door de Raad een onderzoekingesteld door een raadsonderzoeker. Indien uit het onderzoek naar voren komt datde leefsituatie voor een kind dermate onveilig is dat er een ondertoezichtstelling(OTS) noodzakelijk is, dan dient de raadsonderzoeker hiertoe een verzoek in bij dekinderrechter. Indien de kinderrechter akkoord gaat en een OTS uitspreekt, wordt ervanuit een gezinsvoogdij-instelling een gezinsvoogd aan het gezin toegekend.

De gezinsvoogd schakelt eventuele hulp in die bij het gezin past. Indien er eenbepaalde vorm van hulp wenselijk is, bijvoorbeeld video-hometraining, dan wordt ditvoorgelegd aan de zorgtoewijzing, ondergebracht bij BJZ. Indien het ZTO akkoordgaat met het advies van de gezinsvoogd, dan wordt de hulpverlening toegekend enopgestart (met inachtneming van wachtlijsten).

Wanneer een vrijwillige interventie mislukt of niet het gewenste resultaat heeft en degezinsvoogd een gesloten crisisplaatsing voor de jongere nodig acht, dan dient hij ofzij een gemotiveerd verzoekschrift in bij de kinderrechter.

De kinderrechter

De kinderrechter toetst aan de hand van (onder andere) het verzoekschrift van degezinsvoogd (en eventueel de raadsonderzoeker) of een gesloten plaatsing terecht isen of alle overige oplossingen zijn overwogen. Meestal zijn alle opties inbeschouwing genomen maar soms komt er bijvoorbeeld tijdens een zitting nog eenalternatief naar voren. Dan kan de kinderrechter een machtiging gesloten plaatsingweigeren en de gezinsvoogd vragen verder onderzoek te doen.

De adviezen van de gezinsvoogd zijn meestal zodanig gemotiveerd dat ze door derechter worden opgevolgd. Indien er sprake is van verlenging van een machtiginggesloten plaatsing dan is het de gezinsvoogdij en niet de raadsonderzoeker die demotivatie in de vorm van een verzoekschrift indient.

Bureau Individuele Jeugd Zaken (IJZ)

Wanneer de kinderrechter een machtiging gesloten plaatsing heeft afgegeven, levertde gezinsvoogd alle relevante spullen in bij Bureau IJZ, dat onderdeel uitmaakt vande Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie. Indien het gaatom een crisisplaatsing wordt dit gedaan door een crisiscoördinator van BJZ.

Page 53: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

53

Bureau IJZ plaatst de jongere in een JJI. Bureau IJZ doet dit zoveel mogelijkregionaal. Of het lukt om regionaal te plaatsen heeft onder meer te maken met debeschikbaarheid van plaatsen. Daarnaast is het zo dat niet elke regio over een JJIbeschikt. Nadat de jongere geplaatst is, gelden er spelregels tussen de gezinsvoogden de JJI. Binnen drie weken na plaatsing op een crisisplek moet de gezinsvoogdeen plan van aanpak presenteren, dat gericht is op beëindiging van de crisisplaats.Na vijf weken moet bekend zijn wat het vervolgtraject wordt (bijvoorbeeld terugkeernaar huis, plaatsing in een VWS-instelling, plaatsing op een behandelgroep van eenJJI). In de praktijk is de duur van een crisisplek vaak langer dan zes weken. Dit heeftvolgens de medewerker van Bureau IJZ onder andere te maken met het willekeurigaanvragen van persoonlijkheidsonderzoeken (PO’s). In het geval dat er gekozenwordt voor doorplaatsing heeft Bureau IJZ informatie nodig over: (1) het IQ, (2) dehulpverleningsgeschiedenis (om te bepalen of andere mogelijkheden al zijnonderzocht, uitgeprobeerd), (3) de hulpvraag en (4) de gewenste oplossing.

Verblijf in de JJI en vervolg

Als een civielrechtelijk geplaatste jongere binnenkomt in de JJI, wordt er meestal eenPO gestart. Dit onderzoek wordt soms uitbesteed. In het geval van RIJ de Heuvelrug,locatie Eikenstein bijvoorbeeld aan FORA of het Ambulatorium. Dit neemt meestaltwee à drie maanden in beslag.

Als instanties als FORA of het Ambulatorium het onderzoek afronden en met eenadvies komen, dan overlegt de gezinsvoogd met het zorgtoewijzingsorgaan envervolgens meldt de gezinsvoogd de jongere aan bij Bureau IJZ, bijvoorbeeld vooreen gesloten behandelplaats. Hier gaat ook weer twee à drie maanden overheen. Bijplaatsing op een reguliere behandelgroep duurt het dan nog een maand voordat dejongere echt geplaatst wordt. In totaal betekent dit dus een wachttijd van zevenmaanden. In het geval van een besloten plaatsing, bijvoorbeeld bij Rentray, duurt dithele traject vaak één jaar.

Bij erg lange wachttijden wordt door de gedragswetenschapper in de JJI en degezinsvoogd gekeken naar eventuele andere mogelijkheden.

4.10.2 Concrete ideeën voor toeleiding naar MSTBetrokken personen en partijen

Alle geïnterviewden geven aan dat uiteraard ouders, jongeren zelf en degezinsvoogd betrokken dienen te zijn bij de toeleiding naar MST. Ook de Raad vande Kinderbescherming, Bureau IJZ en de Zorgtoewijzing worden genoemd alsbelangrijke betrokkenen. Indien het MST traject vanuit de JJI wordt opgestart, dienenook de gedragswetenschapper, de intensieve trajectbegeleider, de mentor eneventueel school vanuit de JJI betrokken te zijn.

Page 54: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

54

Acht gezinsvoogden geven aan dat zij bij de toeleiding naar MST een rol zienweggelegd voor de kinderrechter, terwijl twee gezinsvoogden van mening zijn dat dekinderrechter niet hoeft te worden benaderd bij de toeleiding naar MST.Kinderrechters zelf geven aan dat zij een ‘stok achter de deur kunnen bieden’gedurende het hele traject. Oftewel, als MST niet aanslaat of het gezin niet mee wilwerken, dan heeft de kinderrechter alsnog de mogelijkheid om een machtiginggesloten plaatsing afgeven.

Procedures

Over de procedures en de routes die gevolgd moeten worden bij de toeleiding naarMST lopen de meningen uiteen. Over het algemeen wordt er door geïnterviewdeneen onderscheid gemaakt tussen drie trajecten: (1) de preventieve inzet van MST,(2) MST als alternatief voor een gesloten plaatsing (de voorwaardelijke variant) en(3) MST als vervolg op een gesloten plaatsing, de zogenaamde ‘vervolgvariant’. Deprocedures en routes die het meest zijn genoemd worden hieronder uiteengezet.

Preventieve variant

Bij preventieve inzet van MST is volgens een aantal gezinsvoogden en demedewerker van Bureau IJZ reguliere indicering denkbaar. MST zou dan moetenworden aangevraagd door de gezinsvoogd, in samenwerking met de zorgtoewijzing.De medewerker van Bureau IJZ benadrukt hierbij: “Ik wil er voor pleiten om MSTbuiten het justitietraject te houden. De gezinsvoogd is regisseur van de OTS-maatregel en dient MST te initiëren”. De medewerker van het RZO sluit zich hierbijaan.

Indien de toeleiding van MST verloopt via de zorgtoewijzing, is het van groot belangdat indiceerders en zorgtoewijzers goed kennis nemen van de inhoud en doelgroepvan MST, oftewel: wat houdt MST in en welke jongeren komen er voor inaanmerking?

De GZ-psycholoog van RIJ de Heuvelrug, locatie Eikenstein, geeft aan dat ermomenteel wordt gewerkt aan de oprichting van een jeugdforensisch platform datonder andere als doel heeft crisisplaatsingen van jongeren met een OTS tevoorkomen. Mogelijkerwijs zou dit platform ook een rol kunnen vervullen bij depreventieve inzet van MST.

De voorwaardelijke variant

Indien MST als alternatief zou worden ingezet voor een gesloten plaatsing, zou deinterventie, volgens geïnterviewden, door de gezinsvoogd moeten wordenaangevraagd. Mocht de interventie falen en de situatie escaleren, dan moet hetmogelijk zijn om de jongere met spoed gesloten te plaatsen. Kinderrechters zeggenhierover: “In het geval van een crisis is het mogelijk om binnen twee weken eenmachtiging af te geven”.

Page 55: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

55

Nadat er een machtiging is afgegeven, zou een aanmelding voor gesloten plaatsingmoeten volgen bij Bureau IJZ.

Volgens één gezinsvoogd zou ook deze afdeling van het Ministerie van Justitie nogop eigen initiatief kunnen nagaan of MST al voor een jongere is ingezet. Indien datniet zo is, zou Bureau IJZ kunnen kijken of het niet toch nog een alternatief zou zijn.De gezinsvoogd vindt Bureau IJZ in zo’n geval de aangewezen partij om MST alsnogvoor te stellen.

De vervolgvariant

Eén gezinsvoogd stelt een traject voor waarbij de kinderrechter een jongeregedurende korte tijd gesloten laat plaatsen, met als doel om in die periode MST inhet gezin op te starten. Als alle voorbereidingen voor MST zijn getroffen, kan dejongere terug keren naar huis. In sommige gevallen kan MST zodoende eenplaatsing in een JJI bekorten.

Een andere gezinsvoogd geeft aan dat het Bureau IJZ volgens de huidige wetgevingbevoegd is om bij een vervolg op het verblijf in een JJI een jongere (a) gesloten, (b)besloten of (c) open te plaatsen. MST zou volgens deze gezinsvoogd als vierdemogelijkheid aan dit rijtje toegevoegd kunnen worden. Tevens zou het in dergelijkegevallen de gedragswetenschapper van de JJI moeten zijn, in samenspraak met degezinsvoogd, die Bureau IJZ zou adviseren om MST in te zetten.

De medewerker van Bureau IJZ is het hier niet mee eens en geeft aan: “Bureau IJZis nu ook niet betrokken bij het nadenken over een behandeling na een(crisis)plaatsing in een JJI. De gezinsvoogd moet in samenspraak met dejeugdinrichting kijken naar wat het beste vervolg zou zijn”.

Weer andere gezinsvoogden maken een onderscheid tussen jongeren die opgesloten groepen verblijven en van daar doorstromen naar MST en jongeren die vaneen gesloten groep eerst doorstromen naar een open groep en vervolgens naarMST. Voor de eerste groep geldt volgens de gezinsvoogden dat Bureau IJZbetrokken zal moeten zijn bij de inzet van MST. Indien echter een open plaatsingvolgt op de gesloten plaatsing en pas daarna MST wordt ingezet, zou de aanvraagvoor MST door de gezinsvoogd via de zorgtoewijzing moeten verlopen.

In alle gevallen zijn geïnterviewden het erover eens dat wanneer MST mislukt er opzeer korte termijn weer gesloten geplaatst moet kunnen worden.

4.11 Te maken afspraken

Voor een succesvol verloop van de interventie is het essentieel dat de toeleiding snelen efficiënt verloopt. Er moeten korte lijnen zijn. Eén gezinsvoogd geeft aan: “Het zou

Page 56: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Interviews

56

fijn zijn als de papierwinkel een stuk minder zou worden. Dat je bijvoorbeeld hetBureau MST belt en er telefonisch een korte screening plaatsvindt (bijvoorbeeld aande hand van vijf criteria om voor MST in aanmerking te mogen komen). Nadat dangebleken is dat de betreffende jongeren in aanmerking zou komen, kunnen eruitgebreide vragenlijsten ingevuld worden”.

Een andere gezinsvoogd geeft aan dat er bij de start van MST een uitgebreid rapportmoet klaarliggen om een te lange intake procedure te voorkomen en kostbare MST-uren te verspillen.

Geïnterviewden geven over te maken afspraken rondom MST ook het volgende aan.Op het moment dat MST geïmplementeerd wordt is het van groot belang dat deposities van de diverse betrokkenen helder zijn. Het moet duidelijk zijn wie waarvoorverantwoordelijk is. Dit is voor zowel de ouders en jongeren als de MST-medewerker,de gezinsvoogd en andere betrokkenen van groot belang.

De gedragswetenschapper van RIJ Den Hey-Acker geeft, tenslotte aan: “Watvoorkomen moet worden is dat er een administratieve rompslomp ontstaat rondomde opstart van MST. Daar hebben gezinsvoogden al te veel mee te maken. Het moetop een simpele manier te regelen zijn”.

Page 57: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

57

5 Samenvatting en conclusies

5.1 Een korte terugblik op het onderzoek

Voor Multisysteembehandeling (MST) komen jongeren in aanmerking tussen de tienen achttien jaar, bij wie antisociaal gedrag en het plegen van ernstige delicten hetgrootste probleem vormen. Antisociaal gedrag gaat veelal samen metinternaliserende (naar binnen gerichte) problemen, zoals angst en depressieveklachten. Ook gaat antisociaal gedrag vaak samen met druggebruik en oppositioneelopstandig gedrag. MST is nadrukkelijk bedoeld voor jongeren met een combinatievan problemen. Na een grondige analyse van alle factoren die met het ontstaan enhet in stand houden van het antisociale gedrag samenhangen, worden de benodigdeinterventies ingezet. Een team van drie of vier psychologen en/of orthopedagogengeeft thuis, op school of op een andere locatie hulp. In een periode van drie tot vijfmaanden is er ongeveer 60 uur face-to-face contact met het systeem. Een groepjongeren bij wie MST goed zou kunnen worden ingezet zijn jongeren die door hungezinsvoogd voor een crisisplaats in een opvanginrichting zijn aangemeld. Het gaatdan om jongeren met een OTS en er is sprake van een machtiging geslotenplaatsing in een JJI vanwege ernstig antisociaal gedrag (Berger e.a., 2003).

In de voorgaande hoofdstukken is verslag gedaan van de opzet en uitvoering van hetonderzoek dat als doel had meer zicht te krijgen op de problematiek, kenmerken enhulpvraag van de in JJI’en verblijvende civielrechtelijke jongeren. Ook is nagegaan inwelke mate er onder gezinsvoogden draagvlak is om aan een MST-plaatsingmedewerking te verlenen en zijn ideeën geïnventariseerd over hoe de toeleiding naarMST in de praktijk gestalte zou kunnen krijgen.

Met behulp van TULP-JJI is informatie verzameld over kenmerkende aspecten van802 jongeren die in de periode september 2002 en september 2003 opcivielrechtelijke titel in een JJI zijn geplaatst. Daarnaast zijn 43 dossiers bekeken vancivielrechtelijk geplaatste jongeren, verdeeld over drie JJI’en. Op deze manier isonder meer informatie verzameld over psychiatrische problematiek en psychosocialerisicofactoren alsmede over delictgedrag van de betreffende jongeren. Tot slot zijn erinterviews gehouden met achttien gezinsvoogden, vijf sleutelfiguren en driemedewerkers van de deelnemende JJI’en.

In paragraaf 5.2 worden achtereenvolgens de belangrijkste resultaten afkomstig uithet TULP-bestand, de dossiers en de interviews gepresenteerd. In paragraaf 5.3

Page 58: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Samenvatting en conclusies

58

worden de onderzoeksvragen beantwoord en de conclusies van het onderzoekgepresenteerd.

5.2 Samenvatting van de onderzoeksresultaten

5.2.1 Het TULP-bestandAchtergrondgegevens

Uit de verzamelde gegevens blijkt dat in de periode september 2002 tot september2003 802 jongeren op basis van een civielrechtelijke titel zijn geplaatst in een JJI. Dejongeren zijn gemiddeld 15.5 jaar oud en de groep bestaat voor iets meer dan dehelft uit meisjes. Ruim 60% van de jongeren heeft een Nederlandse afkomst. Vanminder dan een derde van de jongeren is bekend welke opleiding zij volgen. Ruim40% hiervan bezocht het LBO of MAVO-onderwijs. Voor zover de woonsituatie/afkomst bekend is, komt ongeveer een derde uit een éénoudergezin en is ongeveeréén op de zes jongeren afkomstig uit een tweeoudergezin met twee biologischeouders.

Gegevens betreffende de plaatsingen

Bijna negen van de tien jongeren zijn geplaatst in de opvang. Voor driekwart van dejongeren betreft het een eerste plaatsing, een kwart van de jongeren is reeds bekendbij Bureau IJZ in verband met een eerdere plaatsing of aanmelding. Bijna driekwartvan alle jongeren is geplaatst in vier JJI’en, te weten RIJ Den Hey-Acker te Breda, ’tPoortje te Groningen, Doggershoek te Den Helder en RIJ de Heuvelrug, locatieEikenstein. Een groot deel van deze jongeren blijkt woonachtig te zijn in dezelfdeprovincie als waar de inrichting is gelegen. Jongeren woonachtig in de provinciesFriesland, Drenthe, Overijssel, Flevoland en Zeeland worden allemaal geplaatst ineen JJI die in een andere provincie is gelegen. De gemiddelde verblijfsduur van nogniet beëindigde plaatsingen bedraagt 148 dagen. Het verblijf van bijna tweederdevan de jongeren duurt al langer dan drie maanden.

Beëindigde plaatsingen

De 287 jongeren van wie de plaatsing inmiddels is beëindigd verbleven gemiddeld 71dagen op de betreffende locatie. Voor een kwart van de jongeren lag de verblijfsduurtussen de drie en zes maanden. Ruim de helft van de beëindigde plaatsingen krijgtgeen vervolg in een JJI. Van de jongeren die naar een andere locatie zijnovergeplaatst gaat de helft naar een gesloten behandelsetting.

Page 59: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

59

5.2.2 De dossiersAchtergrondgegevens

Van de 43 jongeren van wie het dossier is onderzocht verblijft vier vijfde op eenopvanggroep. De gemiddelde leeftijd bedraagt 15.7 jaar en ruim de helft is van hetmannelijk geslacht. Ongeveer de helft van de jongeren van wie het IQ bekend is,heeft een gemiddeld intelligentieniveau. Meer dan de helft van de 43 jongeren heefteen Nederlandse afkomst. De helft van de jongeren woont in een éénoudergezin enéén op de vijf jongeren komt uit een tweeoudergezin met twee biologische ouders.Dit beeld komt goed overeen met het beeld dat op grond van het TULP-bestand vande civielrechtelijk geplaatste jongeren is geschetst. Met andere woorden: desteekproef is dus redelijk representatief voor de OTS-populatie die gesloten geplaatstis in een JJI.

Voor alle jongeren geldt dat zij al een hulpverleningsgeschiedenis hebben.Tweevijfde van de jongeren heeft één eerdere vorm van hulpverlening gehad, terwijlongeveer drie op de tien jongeren gebruik heeft gemaakt van drie verschillendevormen van hulpverlening. Gekeken naar het soort hulp die ze hebben ontvangenblijkt dat ongeveer tweevijfde van de jongeren residentiële behandeling heeftgekregen, een derde van de jongeren heeft gebruik gemaakt van een vorm vancrisisopvang in de jeugdzorg en iets minder dan een kwart van de jongeren is eerderin de crisisopvang in een JJI geplaatst.

Psychiatrische problematiek

Om een beeld te krijgen van het voorkomen van psychiatrisch getinte problematiekbij civielrechtelijk geplaatste jongeren is nagegaan of in de dossiers de volgendeDSM IV diagnoses zijn gesteld: Conduct Disorder (gedragsstoornis), ADHD(aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit) of ODD (oppositioneel opstandigegedragsstoornis). Daarnaast is ook gekeken naar symptomen die verband kunnenhouden met één van de drie DSM IV diagnoses.

Het blijkt dat bij vijf jongeren CD is gediagnosticeerd en bij ruim 60% is er sprake vanéén of meerdere symptomen van een gedragsstoornis. De diagnose ADHD is bij zesjongeren gesteld. Voor het merendeel van de jongeren geldt dat zij geen ADHD-symptomen vertonen. Bij zes jongeren is er sprake van ODD en ruim 40% vertoontéén of meerdere symptomen. Voor drie jongeren geldt dat er sprake is van co-morbiditeit. Dit houdt in dat er twee diagnoses zijn gesteld. In totaal is bij een derdevan de jongeren (32%) een DSM IV diagnose vastgesteld.

Psychosociale problemen

Om een beeld te krijgen van de psychosociale problemen van de civielrechtelijkgeplaatste jongeren is gekeken naar risicofactoren ten aanzien van het functioneren

Page 60: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Samenvatting en conclusies

60

van de jongere, ten aanzien van diens gezin/ opvoedingsomgeving en ten aanzienvan de wijdere omgeving van de jongere.

Ruim een kwart van de jongeren heeft last van angsten en een kwart vertoontsomber gedrag. Tweevijfde van de jongeren heeft gedragsproblemen en een vijfdeonttrekt zich aan elke vorm van gezag. Bij ruim de helft van de ouders is sprake vaneen tekort aan opvoedingsvaardigheden, in tweevijfde van de gezinnen is sprake vangezinsconflicten en bij ruim een derde van de jongeren komt verwaarlozing ofmishandeling in de opvoedingssituatie voor. Bij zes op de tien jongeren is sprake vanschoolgerelateerde problemen, vier op de tien jongeren hebben vrienden metprobleemgedrag en een derde van de jongeren heeft een risicovollevrijetijdsbesteding.

Delictgedrag

Ongeveer tweederde van de jongeren heeft één of meerdere delicten gepleegd. Demeeste jongeren van wie bekend is op welke leeftijd ze hun eerste delict hebbengepleegd waren dertien of veertien jaar oud. De meest voorkomende delicten zijndiefstal, vernieling en bedreiging. Bijna de helft van de jongeren heeft wel eens eendiefstal gepleegd, een kwart heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling en ruim 15%heeft iemand bedreigd.

5.2.3 InterviewsDe onderzoekers hebben telefonische interviews gehouden met achttiengezinsvoogden, twee kinderrechters, een gedragswetenschapper, een medewerkervan een zorgtoewijzingsorgaan, een medewerker van Bureau IJZ en viermedewerkers van de deelnemende JJI’en om met name meer zicht te krijgen op hetaanbod MST en de verschillende toepassingsmogelijkheden. Aan de hand van eenaantal thema’s (aanpak MST, doelgroep MST, koppeling vraag en aanbod,bereidheid gezinsvoogden en toeleiding naar MST), zullen de belangrijkste puntennog eens kort worden samengevat.

Aanpak MST

Kenmerkend voor MST en genoemd als sterke kanten zijn de systeemgerichtebenadering, de intensiteit van het aanbod en in iets mindere mate degedragstherapeutische aanpak. Dat met MST (mogelijk) een gesloten plaatsing kanworden voorkomen en een jongere in zijn eigen omgeving hulp krijgt aangebodenwordt ook als sterke kant van MST gezien.

De geïnterviewden hebben een aantal factoren genoemd die de concrete uitvoeringvan MST kunnen bevorderen. Deze hebben vooral betrekking op formele,organisatorische aspecten van de hulp. Genoemd zijn het belang van goedevoorlichting over wat MST inhoudt en voor wie het is bedoeld, en het team van hoog

Page 61: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

61

opgeleide medewerkers. Aangezien er in het begin van een traject meer urengeïnvesteerd zullen moeten worden in een systeem, is het voor een MST-medewerker van belang om niet met alle gezinnen tegelijk te starten. Een aantalgeïnterviewden vraagt zich af of een periode van drie tot vijf maanden lang genoeg isom blijvende veranderingen te bewerkstelligen in een systeem waarin tal vanproblemen spelen. Iedereen is het er over eens dat na beëindiging van MST eennazorgtraject aangeboden moet worden. Tot slot worden als aandachtspuntengenoemd de bereikbaarheid van sommige gezinnen, waaronder allochtone gezinnen,en de problematiek van wachtlijsten.

Doelgroep MST

Uit de interviews blijkt dat de civielrechtelijk geplaatste jongeren over het algemeenvoldoen aan de eerste drie criteria die zijn gesteld om voor deelname aan MST inaanmerking te komen. De jongeren zijn tussen de tien en achttien jaar oud, er issprake van een machtiging gesloten plaatsing en vrijwel alle jongeren hebbengedragsproblemen (zowel externaliserende als internaliserende). Wat betreft delaatste twee criteria blijkt dat niet alle jongeren hieraan voldoen. Naar het oordeel vande gezinsvoogden is bij ongeveer de helft van de jongeren die zij in gedachtenhadden, sprake van een min of meer stabiele woonsituatie. De bereidheid vanjongeren en ouders om aan MST deel te nemen wordt door de geïnterviewdenbovendien wisselend ingeschat. Er zijn ouders die het beste met hun kind voorhebben en waarschijnlijk wel bereid zijn om mee te werken aan MST, maar er zijnook ouders die niets meer met hun kind te maken willen hebben. Dit geldt ook voorde jongeren zelf. Opgemerkt wordt dat het vooruitzicht van een gesloten plaatsingeen positieve uitwerking zou kunnen hebben op de motivatie van de jongere en zijnouders om mee te werken aan MST.

Koppeling vraag en aanbod

Volgens de geïnterviewden zal MST voor een deel van de jongeren een passend endekkend aanbod zijn, gegeven hun hulpvraag. Zij zien MST als een geschiktalternatief voor een gesloten plaatsing. Tegelijkertijd zullen er altijd jongeren zijn voorwie het beter is om (eerst) gesloten geplaatst te worden. Bijvoorbeeld omdat desituatie dermate uit de hand is gelopen dat het beter is de jongere uit het systeem tehalen of omdat er jongeren zijn voor wie een terugkeer naar de gezinssituatiesowieso niet tot de mogelijkheden behoort. Men ziet zowel mogelijkheden om MST inte zetten direct na een crisisplaatsing, of pas na afloop van een behandeltraject ineen JJI. De meeste geïnterviewden spreken de hoop uit dat MST tenminsterecidivevermindering tot gevolg zal hebben.

Page 62: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Samenvatting en conclusies

62

Bereidheid gezinsvoogden

De bereidheid onder gezinsvoogden om hun medewerking aan een MST-plaatsing teverlenen is groot. Ongeveer de helft verwacht niet dat hun taken hierdoor zullenveranderen, de andere helft denkt dat zij meer de rol van casemanager zullen gaanvervullen. Ook andere mogelijk betrokkenen, zoals de medewerker van dezorgtoewijzing en de kinderrechters spreken hun bereidheid uit om aan een MST-plaatsing mee te werken.

Toeleiding MST

Om globaal in kaart te brengen hoe de toeleiding naar MST er uit zou kunnen komente zien is allereerst de ‘route’ in beeld gebracht die over het algemeen gevolgd wordtals een jongere op civielrechtelijke basis in een JJI wordt geplaatst.

De Raad voor de Kinderbescherming doet bij een melding onderzoek naar deproblematiek in het gezin. Naar aanleiding van het onderzoek dient deraadsmedewerker, indien nodig, een verzoek in tot ondertoezichtstelling (OTS) vande jongere bij de kinderrechter. Als de kinderrechter een OTS uitspreekt, wordt ereen gezinsvoogd aan het gezin toegekend.

De gezinsvoogd bekijkt welke hulp er nodig is en werkt samen met de zorgtoewijzingom gepaste hulp in te zetten. Indien de hulpverlening in het gezin faalt en/ of ersprake is van een crisis waarbij de veiligheid van de jongere in het geding is, kan degezinsvoogd een gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de kinderrechter voor eenmachtiging gesloten plaatsing (eventueel crisisplaatsing). De kinderrechter toetst ditverzoek. Indien de kinderrechter naar aanleiding van het verzoek een machtiginggesloten plaatsing afgeeft, wordt de jongere door het Bureau Individuele JeugdZaken (IJZ) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gesloten geplaatst in een JJI.

Op de vraag hoe MST zou kunnen worden ingepast binnen deze ‘route’ zijn ervolgens de geïnterviewden drie opties denkbaar.

De eerste optie houdt in dat MST wordt ingezet voordat er überhaupt sprake is vaneen gesloten plaatsing. Dit is de zogenaamde ‘preventieve variant’ waarbij dekinderrechter wat MST betreft buiten beeld blijft en er door de gezinsvoogd wordtsamengewerkt met de zorgtoewijzing.

Een tweede optie is om MST in te zetten als alternatief voor een gesloten plaatsing,op voorwaarde dat het gezin bereid is om mee te werken. Dit is de ‘voorwaardelijkevariant’. Indien dit niet het geval blijkt, kan de kinderrechter alsnog een machtiginggesloten plaatsing afgeven. De gezinsvoogd en de zorgtoewijzing zouden bij dezevariant een rol hebben en eventueel de kinderrechter en het Bureau IJZ.

Tenslotte is er de mogelijkheid om MST in te zetten als vervolg op een verblijf in deJJI, oftewel de ‘vervolgvariant’. Dit kan een vervolg zijn op een kortdurende

Page 63: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

63

observatieperiode maar ook een vervolg op een uitgebreide gesloten behandeling.Betrokkenen zouden in dit geval de gezinsvoogd moeten zijn, de zorgtoewijzing enbetrokken personen vanuit de JJI, bijvoorbeeld de mentor van de jongere. Sommigegezinsvoogden zien hierbij ook een rol weggelegd voor Bureau IJZ en dekinderrechter.

5.3 Beantwoording van de onderzoeksvragen

Met behulp van de resultaten die deze tweede voorstudie naar MST heeft opgeleverdzijn de vier onderzoeksvragen die hierin centraal staan beantwoord.

Onderzoeksvraag 1

De eerste onderzoeksvraag betreft het aantal jongeren dat op basis van eencivielrechtelijke titel met een ‘machtiging gesloten plaatsing’ in een JJI wordtgeplaatst. De resultaten, afkomstig uit het TULP-bestand, tonen aan dat er in eenperiode van één jaar (september 2002 tot september 2003) 802 jongeren op dezegronden in een JJI zijn geplaatst.

Onderzoeksvraag 2

Het beantwoorden van de tweede onderzoeksvraag, op basis van hetdossieronderzoek (n=43), betreffende de kenmerken van jongeren, inclusiefpsychosociale en psychiatrische problematiek, aard en omvang van delicten enaanwezigheid van – potentieel – ondersteunend netwerk, levert een beeld op vaneen groep jongeren die voor het merendeel van Nederlandse afkomst is, eengemiddelde leeftijd heeft van 15.5 jaar en waarvan de helft in een éénoudergezinwoont. De meeste van hen hebben al een behoorlijke hulpverleningsgeschiedenis.Zowel op persoonlijk gebied, als in het gezin en de omgeving van de jongeren doenzich ernstige risicofactoren voor. Gedragsproblematiek komt daarbij als grote noemernaar voren en bij een derde van de jongeren is zelfs sprake van eengediagnosticeerde gedragsstoornis (CD, ADHD of ODD). Tekortschietendepedagogische kwaliteiten van de ouders, gezinsconflicten, verwaarlozing/mishandeling, schoolgerelateerde problemen, een risicovolle vrijetijdsbesteding eneen problematische vriendenkring zijn risicofactoren die op ongeveer een derde vande jongeren van toepassing zijn. De meeste jongeren hebben bovendien wel eenséén of meerdere delicten gepleegd15.

15 Uit het onderzoek naar jeugdigen in justitiële behandelinrichtingen (Rietveld, Hilhorst & Van Dijk, 2000)komt een beeld van OTS-ers naar voren dat aardig overeenkomt met het in dit rapport geschetste beeld.

Page 64: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Samenvatting en conclusies

64

Over het algemeen genomen komt dit beeld goed overeen met het beeld dat opgrond van het TULP-bestand van de civielrechtelijk geplaatste jongeren is geschetst.De jongeren uit het dossieronderzoek zijn dan ook redelijk representatief voor depopulatie civielrechtelijk geplaatste jongeren in JJI’en.

Met betrekking tot het dossieronderzoek is er een belangrijk punt dat aandachtverdient. De dossiers die in het onderzoek zijn betrokken bleken in veel gevallenonvolledig. Dit betekent dat er waarschijnlijk informatie buiten beschouwing isgebleven, zowel op het gebied van risico- als beschermende factoren. Zo isbijvoorbeeld weinig bekend over het al dan niet aanwezig zijn van een sociaalnetwerk. Bij het huidige dossieronderzoek is gebruik gemaakt van eenscoringssystematiek. Dit houdt in dat wanneer er in een dossier melding wordtgemaakt van bijvoorbeeld middelenmisbruik, dit wordt gescoord en als risicofactorwordt meegenomen. Niet altijd is even duidelijk of (in dit geval) het‘middelenmisbruik’ eenmalig is of juist de vorm heeft van een ernstige verslaving.

Onderzoeksvraag 3

De derde onderzoeksvraag heeft betrekking op de mate waarin de civielrechtelijkgeplaatste jongeren voldoen aan de MST-criteria, het aanbod MST voor dezedoelgroep dekkend is en de mate waarin gezinsvoogden bereid zijn om mee tewerken aan een eventuele MST-plaatsing. Op grond van de bevindingen wordtgeconcludeerd dat alle civielrechtelijk geplaatste jongeren aan de eerste drie criteriavoldoen terwijl ongeveer de helft daarvan voldoet aan de laatste twee criteria. Hetbeeld dat uit de dossiers naar voren komt wordt door de gezinsvoogden bevestigd.Het betreft jongeren in de leeftijd van tien tot achttien jaar (criterium 1), met zowelexternaliserende als internaliserende problemen (criterium 2), die gesloten geplaatstzijn in een JJI vanwege ernstig antisociaal gedrag (criterium 3). Echter, naarinschatting is bij de helft van alle civielrechtelijk geplaatste jongeren in JJI’en geensprake van een min of meer stabiele woonsituatie, wat een absolute voorwaarde blijftvoor MST (criterium 4). Tevens geven geïnterviewden aan dat ongeveer de helft vanalle ouders en jongeren die op civielrechtelijke gronden in een JJI verblijven omuiteenlopende redenen (bijvoorbeeld escalaties in gezin, verbroken relaties,problemen met de hulpverlening, ontkenning van eigen aandeel in problematiek)bereid en gemotiveerd is om mee te werken aan een MST-behandeling (criterium 5).

Ten aanzien van de mate waarin het aanbod dekkend zou zijn wordt aangegeven datvooral het systemische en intensieve aspect van de behandeling meerwaarde heeft.Het fenomeen ‘wachtlijsten’ wordt genoemd als belangrijkste obstakel voor deuitvoering van MST en de noodzaak tot nazorg komt uit de interviews naar voren alsonmisbare randvoorwaarde.

Wat betreft de wachtlijsten zijn er drie punten die nadere toelichting verdienen. Teneerste geven nagenoeg alle geïnterviewden aan dat de lange wachtlijsten binnen de

Page 65: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Inzicht in OTS, uitzicht op MST

65

jeugdhulpverlening regelmatig een aanleiding vormen voor escalaties encrisissituaties binnen gezinnen. Voor de civielrechtelijk geplaatste jongeren die in eenJJI verblijven zijn de lange wachtlijsten ronduit demotiverend. Er is volgensgeïnterviewden één reële oplossing voor dit probleem: extra middelen inzetten. Eenbelangrijke vraag die rijst is dan ook of er voor MST extra middelen vrij gemaaktzullen worden of dat het inzetten van MST ten koste zal gaan van anderehulpverleningsvormen waardoor elders nog langere wachtlijsten zullen ontstaan. Tentweede is het van belang om te kijken hoe wachtlijsten voor MST kunnen wordenvoorkomen, indien de behandelvorm wordt ingezet. Gezinsvoogden benadrukken datefficiënte doch nauwkeurige screening van jongeren en gezinnen in tegenstelling toteen min of meer willekeurige indicering hierbij van groot belang is. Tenslotte vormenwachtlijsten voor het nazorgtraject een punt van aandacht. Alle gezinsvoogdenhechten belang aan een nazorgtraject voor de gezinnen die aan MST deelnemen.Van belang is om op tijd te onderzoeken welke nazorg het beste aansluit en ditzodanig te organiseren dat er geen gat valt tussen de twee hulpvormen. Indien datwel het geval is dan voorspellen de gezinsvoogden dat een groot deel van de winst’die met MST geboekt wordt weer verloren zal gaan.

Gezinsvoogden zijn het unaniem eens over het feit dat MST voor een deel van dejongeren een zinvol alternatief voor of een vervolg op een gesloten plaatsing zoukunnen zijn. Allen zijn dan ook bereid om aan een MST-plaatsing mee te werken. Inhet geval dat MST volgt op een gesloten plaatsing rijst wel het vraagstuk van deregionalisering. Doordat jongeren momenteel vaak buiten hun eigen regio wordengeplaatst, is het erg moeilijk voor jongeren om contacten te onderhouden met heteigen ‘gezinssysteem’. Ook JJI’en geven aan dat zij in het betrekken van ouders bijde behandeling van kinderen vaak nog in de kinderschoenen staan. Om eenoverstap te maken van een gesloten plaatsing naar MST zullen hierin de nodigestappen gezet moeten worden.

Onderzoeksvraag 4

De laatste onderzoeksvraag beslaat de toeleiding naar MST. De conclusie lijktgerechtvaardigd dat er naar het oordeel van de geïnterviewden voldoendemogelijkheden zijn om MST binnen het bestaande kader van de jeugdhulpverleningin te bedden, zowel bij de inzet van MST als alternatief voor een gesloten plaatsing,als bij een vervolg op een gesloten plaatsing. Over de eventuele rol van Bureau IJZzijn de meningen verdeeld. Sommige geïnterviewden zijn van mening dat Bureau IJZMST zou moeten kunnen voorstellen en initiëren als vervolg op een verblijf in de JJI.De medewerker van Bureau IJZ zelf geeft echter aan dat het bureau slechts plaatsten niet indiceert. De kinderrechter heeft volgens geïnterviewden een belangrijke rolals ‘stok achter de deur’ indien de jongeren en ouders niet gemotiveerd zijn om aanMST deel te nemen. Dit betekent dat bij deelname aan MST als voorwaarde kan

Page 66: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

Samenvatting en conclusies

66

worden gesteld dat het betrokken gezin meewerkt aan de interventie. Indien zij ditniet doen, zal de kinderrechter alsnog een machtiging gesloten plaatsing afgeven.

Conclusie

Uit het onderzoek is gebleken dat een relatief grote groep jongeren (802 jongerentussen september 2002 en september 2003) op civielrechtelijke basis in een JJI isgeplaatst. De jongeren uit het dossieronderzoek, die als redelijk representatiefkunnen worden beschouwd voor de totale groep, vertonen zowel externaliserendeals internaliserende problemen. In veel gevallen is sprake van delinquent gedrag.Ongeveer de helft van de civielrechtelijk geplaatste jongeren in JJI’en beschiktvolgens de gezinsvoogden over een min of meer stabiele woonsituatie. Bij degezinsvoogden en de andere geïnterviewden is de bereidheid om aan een eventueleMST-plaatsing mee te werken zeer groot en wat betreft de toeleiding naar MSTvoorzien zij geen praktische problemen.

Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek kan dan ook de conclusieworden getrokken dat een aanzienlijk deel van de jongeren die nu op civielrechtelijketitel in een JJI verblijven, aan alle voorwaarden voldoet om voor MST in aanmerkingte komen.

Page 67: Inzicht in OTS, uitzicht op MST · Inzicht in OTS, uitzicht op MST 11 onderzoek op het terrein van de gezinsvoogdij7. De lijst is opgebouwd uit vijf onderdelen. De eerste drie delen

67

6 Literatuur

Berger, M., & Boendermaker, L. (2003). Multisysteembehandeling in Nederland.Voorstel voor de introductie van MST. Utrecht: NIZW.

Henggeler, S.W., Schoenwald, S.K. , Borduin, C.M., Rowland, M.D., & Dunningham,P.B. (1998). Multisystemic Treatment of Antisocial Behavior in Children andAdolescents. New York / London: The Guilford Press.

Rietveld, M., Hilhorst, N., & Dijk, B. van (2000). Jeugdigen in justitiëlebehandelinrichtingen. Een analyse in het kader van de motie Duykers. Amsterdam:Van Dijk, Van Soomeren en partners.

Slot, N.W., Theunissen, A., Esmeijer, F.J., & Duivenvoorden, Y. (2002). 909 Zorgen.Een onderzoek naar de doelmatigheid van de ondertoezichtstelling. Amsterdam: VU,afdeling Orthopedagogiek.

VNG / Vereniging van Nederlandse Gemeenten (1993). Identificatie en registratievan etnische afkomst. Den Haag: VNG.

Wasserman, G.A., & Miller, L.S. (1998). The prevention of Serious and ViolentJuvenile Offending. In: Loeber, R., Farrington, D.P. (Red.), Serious& Violent JuvenileOffenders: Risk Factors and Succesful Interventions, blz. 197-247. Thousand Oaks:Sage Publications.