Inzicht in collectieve beschikbare premieregelingen, het ... · pensioenfondsen is echter vooral...
-
Upload
truongthuy -
Category
Documents
-
view
218 -
download
0
Transcript of Inzicht in collectieve beschikbare premieregelingen, het ... · pensioenfondsen is echter vooral...
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. Pension Fund Consulting ALM Consulting Actuarial Services Corporate Consulting Training Communication www.lcpnl.com
Inzicht in collectieve beschikbare premieregelingen,het aanbod van lifecycle concepten en de verschuldigde beleggingskosten.
LCP NETHERLANDS LIFECYCLE PENSIOEN 2013
Insight Clarity Advice
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. is een actuarieel adviesbureau
en adviseert pensioenfondsen, (internationale) ondernemingen,
ondernemingsraden en verzekeraars, en is onderdeel van
Lane Clark & Peacock LLP (LCP). LCP heeft eigen kantoren in Nederland
(Utrecht), België (Brussel), Engeland (Londen en Winchester), Ierland
(Dublin), Zwitserland (Zürich en Basel) en de Verenigde Arabische
Emiraten (Abu Dhabi).
Utrecht, september 2013
© Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
2
3
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
p5 Voorwoord
p7 1. Management samenvattingp7 1.1 DB en DC nader beschouwd
p7 1.2 Lifecycles 2013 onder de loep
p8 1.3 Beleggingskosten 2012 vergelijkbaar
met 2011
p8 1.4 Aanbevelingen
p10 2. Beschikbare premieregelingen nader beschouwd
p10 2.1 Verschillen DB en DC worden kleiner
p11 2.2 Verschil in financieringsregels
p12 2.3 De ene gelijke premie is de andere niet
p14 2.4 Verplichte aankoop van pensioen op
de pensioendatum
p15 3. Lifecycles 2013 onder de loepp15 3.1 Inleiding
p15 3.2 Gemiddelde risicoprofielen
p16 3.3 Verschillen in default risicoprofielen
p18 3.4 Inzicht in verwacht pensioenresultaat
p19 3.5 Meer pensioenresultaat door
verlengde lifecycle
p21 4. Van TER naar OCFp21 4.1 Invoering EBI
p21 4.2 AFM-risicoklassen
p21 4.3 Lopende kosten
p24 5. OCF onderzoekp24 5.1 Pensioenuitvoerders
p25 5.2 Van OCF naar OCF+
p26 6. OCF resultatenp26 6.1 OCF+ percentages
p29 6.2 OCF+ in relatie tot de AFM-risicoklasse
p30 6.3 OCF+ in relatie tot het netto
fondsrendement
p31 6.4 OCF+ in relatie tot de out-
of underperformance
p32 7. Voorbehoud
5LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Voorwoord
VoorwoordVoor u ligt de vijfde editie van TERzake(n). De titel hebben wij
gewijzigd in “Lifecycle Pensioen 2013”. Een overweging is daarbij
geweest dat de TER medio 2012 veranderd is in “lopende kosten”
of “Ongoing Charges Figure” (OCF). Maar het geeft ook beter weer
wat wij beogen met deze rapportage, namelijk het geven van meer
inzicht in de marktontwikkelingen rondom beschikbare premieregelingen
en het lifecycle concept.
In het eerste deel van het rapport geven wij een beschouwing op
beschikbare premieregelingen en doen wij enkele aanbevelingen.
Vervolgens wordt nader ingegaan op lifecycle concepten.
In deel twee treft u een analyse aan van de kosten die door de
beleggingsfondsen van vijf grote pensioenverzekeraars en zes
Premie Pensioen Instellingen in rekening worden gebracht.
Wij zijn de pensioenuitvoerders erkentelijk voor de medewerking die wij
hebben gekregen bij het verzamelen en controleren van alle gegevens.
Wij vertrouwen er op dat ook dit rapport zich mag verheugen in een grote
belangstelling, net als de vorige edities. Uiteraard komen niet alle aspecten
van beschikbare premieregelingen aan de orde. Wilt u meer weten over dit
onderwerp of beter inzicht krijgen in de toepassingsmogelijkheden binnen
de onderneming, dan helpen wij u graag met helder advies.
Wij wensen u veel leesplezier.
Utrecht, september 2013
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
Vo
orw
oo
rd
De keuze tussen DC en DB is een keuze tussen rendement en garantie. Wij vinden het belangrijk om inzicht te geven in deze elementen, zodat werknemers en werkgever hiertussen een rationele afweging kunnen maken.
Evert van Ling
Partner
7
1.1 DB en DC nader beschouwdDefined Benefit (DB) regelingen bij pensioenfondsen zijn niet meer
zo zeker als we lange tijd dachten. Voor zover verzekeraars nog DB
regelingen aanbieden, gaat dit gepaard met sterk gestegen tarieven en
garantieopslagen. Met het reële kader lijkt de weg ingeslagen te worden
dat we met ons pensioengeld toch meer risico’s moeten nemen om het
pensioen enig koopkrachtbehoud te geven. De grotere onzekerheid,
met kans op pensioenkortingen, nemen we hierbij voor lief.
Door deze ontwikkelingen lijken Defined Benefit regelingen meer en
meer op Defined Contribution (DC) regelingen. Het is voor ons dan ook
opmerkelijk dat de financieringsmogelijkheden voor DC regelingen zo
afwijken van die van DB regelingen.
De Nederlandse wetgever heeft er voor gekozen om de jaarlijks in
te leggen premie bij een DC regeling leeftijdsafhankelijk te maken,
zoals dat in feite ook geldt bij een DB regeling. In het buitenland is het
echter gebruikelijk om een uniform premiepercentage te hanteren,
onafhankelijk van de leeftijd.
Een ander opmerkelijk verschil tussen DB regelingen en DC
regelingen betreft de situatie vanaf de pensioendatum. Daar waar
pensioengerechtigden in de meeste Nederlandse DB regelingen nog
beleggingsrisico lopen, al dan niet gewenst, is dit bij DC regelingen niet
toegestaan. Ook op dit gebied is men in het buitenland al een stuk verder.
In hoofdstuk 2 geven wij op de hiervoor genoemde onderwerpen een
nadere toelichting.
1.2 Lifecycles 2013 onder de loepOm een weloverwogen keuze te kunnen maken tussen DB en DC is onder
andere inzicht nodig in de werking van DC regelingen, en dan vooral de
wijze waarop beleggingen en risico’s gemanaged worden.
In dit rapport ligt daarom de focus op de aangeboden concepten op het
gebied van lifecycle beleggen. Hierbij hoeven individuele deelnemers
aan beschikbare premieregelingen zelf geen beleggingsbesluiten
meer te nemen, maar wordt dit hen uit handen genomen door de
pensioenuitvoerder.
In hoofdstuk 3 nemen wij het aanbod van lifecycles van 11 Nederlandse
pensioenuitvoerders onder de loep. De variatie in naamgeving van
risicoprofielen is groot, waarbij de mate waarin risico wordt gelopen vaak
niet inzichtelijk wordt gemaakt. Het is verder opmerkelijk dat zelfs voor
een risicomijdende deelnemer gedurende lange periode meer dan de helft
van zijn pensioengeld in zakelijke waarden wordt belegd.
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
1. Management samenvatting
Man
agem
ent
sam
enva
ttin
g
Verschil in financieringsregels
tussen DB en DC opmerkelijk.
Risico na pensionering uit den
boze bij DC.
Aanbod lifecycle concepten
gevarieerd, risico’s niet
altijd inzichtelijk.
Gelijke behandeling
in Nederland ongelijk
aan buitenland.
8
1.3 Beleggingskosten 2012 vergelijkbaar met 2011Vanaf hoofdstuk 5 wordt cijfermatig ingegaan op de beleggingskosten die
in 2012 gemoeid waren met beschikbare premieregelingen. Mede door de
vervanging van de TER door de OCF (zie hoofdstuk 4) zijn ten opzichte
van 2011 bij een aantal beleggingsfondsen kleine verschillen opgetreden.
Bij de 71 in 2012 aangeboden fondsen ten behoeve van lifecycle beleggen
bedraagt het gemiddelde van de OCF+ 0,54%. De kosten zijn daarmee iets
gedaald ten opzichte van 2011 (0,60%).
Het aanbod van fondsen ten behoeve van zelf beleggen is groot en
wisselend, met name bij Premie Pensioen Instellingen. De gemiddelde
OCF+ van de 95 onderzochte fondsen ligt hier op 1,00%.
1.4 AanbevelingenIn dit rapport hebben wij diverse aanbevelingen en overwegingen
opgenomen. Hierna volgen de hoofdlijnen hiervan. Wij nodigen u graag
uit de onderbouwing ervan in de volgende hoofdstukken te lezen.
1.4.1 Onbevooroordeelde evaluatie DB versus DCVanwege het sterk gewijzigde pensioenlandschap is het goed als
werkgever en werknemers de pensioentoezegging gezamenlijk
evalueren. Hierbij dienen zij zich bewust te zijn van de risico’s en de
mogelijkheden van zowel DB als DC regelingen. Het is belangrijk dat
beide soorten pensioentoezeggingen zonder vooroordelen tegen het
licht gehouden worden.
1.4.2 Gelijk speelveld tussen DC en DBHet Ministerie van Financiën dient voor een DC regeling een financiering
mogelijk te maken gelijk aan die van een DB regeling. Hierbij zou
aangesloten kunnen worden bij de uitgangspunten in het voorgestelde
reële stelsel in het Financieel Toetsingskader. Een praktische invulling
daarvan kan zijn om, gegeven de huidige lage marktrente, voor de
komende jaren een premiestaffel op basis van een rekenrente van
minimaal 2% zonder aanwijzing toe te staan.
1.4.3 Gelijke premie voor alle deelnemersIn plaats van het hanteren van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel geven
wij in overweging ook de mogelijkheid te openen om voor alle deelnemers,
ongeacht de leeftijd, een gelijk percentage van de pensioengrondslag toe
te zeggen. Voor de huidige “oudere” deelnemers dient gekeken te worden
naar een overgangsregeling.
1.4.4 Verruiming mogelijkheden lifecycle conceptDe wetgever dient mogelijkheden te creëren om in DC regelingen, net
als bij DB regelingen, ook na pensioeningang te kunnen blijven beleggen,
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
1. Management samenvatting
9LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
1. Management samenvatting
Man
agem
ent
sam
enva
ttin
g
waardoor naar verwachting hogere pensioenuitkeringen kunnen
worden gerealiseerd.
1.4.5 Bepaal risicoklasse van lifecycle profielenHet is volgens ons wenselijk om lifecycle profielen te voorzien van
onafhankelijke risicoklassen. De huidige AFM-risicoklassen die worden
gehanteerd om beleggingsfondsen te ordenen op risico en te verwachten
rendement zijn hiervoor niet toereikend.
1.4.6 Uniformeer de OCF en maak deze volledigIn het kader van kostentransparantie en vergelijkbaarheid is het volgens
ons essentieel om een uniforme kostenmaatstaf te hebben, die compleet
en begrijpelijk is. Deze duidelijkheid is gewenst voor zowel de deelnemers
als de uitvoerders.
10
2.1 Verschillen DB en DC worden kleinerDe vraag naar beschikbare premieregelingen is onmiskenbaar en
neemt nog steeds toe. In eerste instantie lijkt dit in Nederland van
beperkt belang, omdat veruit de meeste werknemers verplicht
verzekerd zijn in bedrijfstakpensioenfondsen en deze in hoofdzaak
middelloonregelingen uitvoeren. De financiering van deze
pensioenfondsen is echter vooral gebaseerd op het collectief beschikbaar
premiesysteem (Collective Defined Contribution). Ook de meeste grote
ondernemingspensioenfondsen worden op deze basis gefinancierd.
Het collectief beschikbaar premiesysteem verschilt op onderdelen van
het individueel beschikbaar premiesysteem, maar in beide gevallen is
de essentie dat het uiteindelijk gerealiseerde pensioen bepaald wordt
door de hoogte van de beschikbare premie, de behaalde rendementen
en de ontwikkeling van de levensverwachting. Waar nodig wordt in
beide systemen de pensioenaanspraak aangepast aan het
aanwezige pensioenvermogen.
De op handen zijnde overgang op het reële stelsel is in wezen een verdere
uitwerking van dit systeem, waarbij het beleggingsbeleid minder is gericht
op het behoud van de nominale pensioenen maar meer op het realiseren
van waardevaste pensioenen. Daarvoor is nodig dat het pensioenfonds
meer beleggingsrisico accepteert, teneinde een beter rendement te
kunnen realiseren. Onherroepelijk neemt hierdoor ook de kans op
beleggingsverliezen toe en dus de kans op pensioenkortingen.
Ook bij de pensioenverzekeraars is een aantal ontwikkelingen te signaleren
die de trend naar beschikbare premieregelingen versterkt. Solvency II
dwingt de verzekeraars tot verbetering van de kapitalisatie. Het lopen van
langlevenrisico en beleggingsrisico, zoals bij de gegarandeerde uitkeringen
uit hoofde van toegezegd pensioenregelingen, noopt tot het aanhouden
van reserves. Veel verzekeraars hebben mede daarom hun basistarieven
inmiddels verhoogd. Soms door de rekenrente te verlagen, soms door
het toepassen van forse garantieopslagen op hun tarief. De nieuwe
voorwaarden waaronder een pensioencontract kan worden verlengd, doet
menig werkgever de schrik om het hart slaan: de toch al hoge pensioenlast
dreigt nog verder te stijgen. Het resultaat is in veel gevallen dat de
pensioenregeling wordt versoberd of wordt omgezet in een
beschikbare premieregeling.
We constateren ook dat steeds minder verzekeraars bereid zijn
toegezegd pensioenregelingen aan te bieden. Waar dat nog wel gebeurt,
betreft het veelal pensioenverzekeringen zonder winstdeling. Daarmee
garandeert de verzekeringsmarkt weliswaar een nominaal pensioen,
maar kan een werknemer er ook met grote zekerheid van uitgaan dat de
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
2. Beschikbare premieregelingen nader beschouwd
De lage rente en de
solvabiliteitseisen leiden
tot een hogere kostprijs
van garanties.
11
koopkracht daarvan jaar in jaar uit zal afnemen. Het ontbreken van enig
toeslagperspectief zou in voorkomende gevallen ook bij werknemers
de vraag moeten oproepen of het wel verstandig is om door te gaan met
de traditionele middelloonregeling en of de bijdragen van werkgever
en werknemers niet efficiënter ingezet kunnen worden
voor pensioenfinanciering.
Door het accepteren van beleggingsrisico en langlevenrisico ontstaan
mogelijkheden om het verwachte rendement op de pensioenbijdragen
te verhogen en zo de kansen op koopkrachtbehoud te verbeteren.
In de wereld van de pensioenfondsen is dit de kern van het reële stelsel.
Bij verzekeraars is het vrijwillig accepteren van deze risico’s bijna niet
mogelijk, tenzij gekozen wordt voor een beschikbare premieregeling.
Aanbeveling 1Vanwege het sterk gewijzigde pensioenlandschap is het een goede
zaak als werkgever en werknemers de pensioentoezegging evalueren.
Hierbij dienen zij zich bewust te zijn van de risico’s en de mogelijkheden
van zowel Defined Benefit (DB) als Defined Contribution (DC) regelingen,
en deze beide vormen onbevooroordeeld te beschouwen. Beide partijen
hebben een gezamenlijk belang om de juiste keuze te maken,
die uitlegbaar is en de risico’s niet eenzijdig bij een van de partijen
of bij specifieke leeftijdsgroepen neerlegt.
2.2 Verschil in financieringsregelsIn toenemende mate worden werkgevers en werknemers voor de keuze
gesteld tussen een middelloonregeling of een beschikbare premieregeling.
Voor de meeste werkgevers en werknemers is dit al complex genoeg,
maar de fiscus voegt daar nog een extra te nemen horde aan toe.
Voor een middelloonregeling is het in beginsel verplicht uit te gaan van de
reële kostprijs. Dat houdt onder andere in dat gerekend moet worden met
een actuele risicovrije rentevoet. Voor een DC regeling geldt dit echter
niet. Volgens het staffelbesluit is een beschikbare premieregeling op basis
van de kostprijs van een middelloonregeling weliswaar in theorie mogelijk,
maar daarvoor is in de praktijk een aanwijzing van de Belastingdienst
nodig. Voor een fiscaal toegestane premiestaffel is in beginsel alleen een
rekenrente van 4% toegestaan, of onder voorwaarden 3%. Toch toetst
de fiscus de premiestaffels alsof daarmee een middelloonregeling wordt
gefinancierd. Naar ons idee is dit inconsequent: als de middelloongedachte
leidend is voor het vormgeven van beschikbare premieregelingen,
dan dient ook het financieringskader gelijk gehouden te worden.
De premiestaffel zou dan berekend moeten kunnen worden op dezelfde
grondslagen als bij een middelloonregeling, dus rekening houdend met
marktrente, beleggingsrisico en langlevenrisico.
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
2. Beschikbare premieregelingen nader beschouwd
Bes
chik
bar
e p
rem
iere
gel
ing
en
nad
er b
esch
ouw
d
Evalueer DB en DC
toezeggingen zonder
vooroordelen.
12 LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
2. Beschikbare premieregelingen nader beschouwd
Aanbeveling 2Om het grote verschil in financieringsregels tussen DC en DB weg te
nemen, zou het Ministerie van Financiën een premiestaffel op basis van
de kostprijs van een middelloonregeling onvoorwaardelijk mogelijk moeten
maken. Een praktische invulling daarvan kan zijn om een premiestaffel op
basis van een rekenrente van minimaal 2% zonder aanwijzing toe te staan.
2.3 De ene gelijke premie is de andere niet Gelijke rechten voor iedereen is een kernwaarde in onze samenleving,
vastgelegd in de grondwet en nader uitgewerkt in enkele andere
wetten. Maar het ene gelijk is het andere nog niet. Bij beschikbare
premieregelingen leidt dit tot complexiteit en soms lastige communicatie
naar werkgevers en werknemers.
Buiten onze landsgrenzen heeft een beschikbare premieregeling veelal
de vorm van een voor alle werknemers gelijk premiepercentage.
De premie is voor iedereen een gelijk percentage van het salaris of de
pensioengrondslag. Een eenvoudig uit te leggen en te begrijpen vorm van
gelijkheid, gebaseerd op de gedachte dat gelijke arbeid moet leiden tot
gelijke beloning, hoe de beloning dan ook gegeven wordt.
Bij een middelloonstelsel is de pensioenpremie niet alleen afhankelijk
van het salaris maar ook van de leeftijd. Waar werknemers van
verschillende leeftijd hetzelfde werk tegen hetzelfde salaris doen,
zal er toch verschil in loonkosten zijn omdat voor de oudere werknemers
een (veel) hogere pensioenpremie verschuldigd is dan voor de jongere
werknemers. Anders gezegd, hoewel de marktwaarde van de verrichte
arbeid hetzelfde is, is de marktwaarde van de pensioenbeloning dat niet.
In een beschikbaar premiesysteem zijn de Nederlandse premiestaffels
gebaseerd op een middelloonregeling. De beschikbare premie stijgt
naarmate de werknemer ouder wordt, en wordt zo vastgesteld dat
daarmee jaarlijks eenzelfde pensioenaanspraak opgebouwd kan
worden. Althans, in theorie. Want voor een gelijke opbouw is niet
alleen een ongelijke beschikbare premie nodig, maar is ook vereist
dat alle onzekere veronderstellingen rondom toekomstig rendement,
carrièreverloop, marktrente op pensioendatum, levensverwachting en
kosten pensioenuitvoerder perfect zullen uitkomen. Met andere woorden,
de nagestreefde gelijkheid van pensioenopbouw is in de praktijk een
illusie. Daarmee valt de bodem onder het gebruik van leeftijdsafhankelijke
premiestaffels weg. De marktwaarde van de pensioenbeloning is bij een
beschikbare premieregeling niet meer of minder dan de verschuldigde
werkgeverspremie. Bij gelijke arbeid dient de beloning ook gelijk te zijn.
Creëer een gelijk speelveld
tussen DC en DB.
Gelijke pensioenopbouw,
onafhankelijk van de leeftijd,
in DC een illusie.
13LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
2. Beschikbare premieregelingen nader beschouwd
Bes
chik
bar
e p
rem
iere
gel
ing
en
nad
er b
esch
ouw
d
Beargumenteerd wordt wel dat dit verschil in arbeidsbeloning maar
tijdelijk is en dat de jongere werknemers op termijn ook de hogere
pensioenpremie zullen ontvangen. Hiermee wordt een soort gouden
ketting gecreëerd, die in een tijd van toenemende arbeidsmobiliteit
ongewenst is. Bovendien moeten jongeren maar afwachten of zij
de hogere bijdragen in de toekomst zullen ontvangen. Gezien de
verhoging van de pensioenleeftijd en de verlaging van de toegestane
opbouwpercentages is het vrijwel zeker dat dit argument niet op gaat.
Nadeel is bovendien dat het de kansen op de arbeidsmarkt voor ouderen
beperkt. Zij zijn immers relatief duur. In een tijd dat de pensioenleeftijd
verhoogd wordt en er op aangedrongen wordt om langer te blijven
werken, is dit maatschappelijk ongewenst.
Werkgevers moeten zich er van bewust zijn dat hun pensioenkosten
hierdoor zullen oplopen, omdat de gemiddelde leeftijd van hun
werknemers toeneemt en de oudste werknemers vaak niet alleen
gemiddeld het hoogste salaris ontvangen, maar ook de hoogste
pensioenpremie opeisen. Binnen de huidige fiscale wetgeving zal een
overstap naar een beschikbare premieregeling dus niet zonder meer
leiden tot een voor de werkgever “risicoloze” pensioentoezegging.
Het gebruik van leeftijdsafhankelijke premiestaffels is naar onze
mening in strijd met de gelijkberechtiging en heeft grote economische
nadelen. Gezien de opkomst van beschikbare premieregelingen neemt
het belang hiervan toe. Binnen beschikbare premieregelingen is naar
ons inzicht slechts plaats voor een gelijk bijdragepercentage voor alle
deelnemers. Vanuit (beleggings)risico-oogpunt gezien is een uniforme
premie bovendien aantrekkelijk omdat “jongere” werknemers het meeste
beleggingsrisico kunnen lopen met kans op een hoger rendement. Door
de relatief lage leeftijdsafhankelijke DC premie kunnen zij hier momenteel
te weinig gebruik van maken. Voor de huidige “oudere” werknemers dient
nagedacht te worden over een compensatie van het voor hen nadelige
premieverschil dat ontstaat bij een overgang op een uniforme premie.
Hoe zo’n overgangsregeling er uit moet zien, dient aan het overleg tussen
sociale partners overgelaten te worden.
Aanbeveling 3Wij geven in overweging om in beschikbare premieregelingen voor
alle deelnemers, ongeacht de leeftijd, een gelijk percentage van de
pensioengrondslag toe te zeggen.
Andere invulling van
gelijke behandeling kan
grote economische
voordelen hebben.
Overweeg gelijkblijvend
premiepercentage.
14 LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
2. Beschikbare premieregelingen nader beschouwd
2.4 Verplichte aankoop van pensioen op de pensioendatumIn paragraaf 2.1 is al geschreven dat voor de meeste werknemers in
Nederland een CDC regeling van toepassing is. Inherent aan dit systeem
is dat de pensioenen ook na ingang onderhevig zijn aan beleggingsrisico
en dat feitelijk geen sprake is van een vaste uitkering. Invoering van het
reële stelsel zal dit nog duidelijker maken, omdat het korten van pensioen
een structureel onderdeel (“ontsnappingsventiel”) binnen dat systeem is.
Gegeven de overeenkomsten tussen een CDC regeling en een individuele
beschikbare premieregeling roept dat de vraag op waarom deze
mogelijkheden niet bij de beschikbare premieregelingen worden geboden.
Nu is het verplicht om op de pensioeningangsdatum de opgebouwde
pensioenbeleggingen in één keer te verkopen en de opbrengst aan te
wenden voor aankoop van levenslang gegarandeerd vast pensioen.
Weliswaar heeft de overheid een tijdelijke mogelijkheid geboden om
een “pensioenknip” te hanteren, maar de praktische mogelijkheden
hiervan zijn veel te beperkt en de regeling loopt bovendien eind 2013 af.
Overigens evalueert het ministerie van SZW op het moment van schrijven
van dit rapport de ervaringen met de pensioenknip.
De verplichting om op de pensioeningangsdatum de beleggingen in één
keer te verkopen leidt tot de noodzaak het beleggingsrisico (vrijwel)
geheel af te bouwen naarmate de pensioendatum nadert. Het hiervoor
meest gebruikte beleggingsmodel is het lifecycle concept. Het lifecycle
concept is er op gericht de zekerheid van een gegarandeerd nominaal
pensioen zo groot mogelijk te maken. Dit in tegenstelling tot het reële
stelsel waar nominale zekerheid juist wordt opgegeven ten gunste van
reële zekerheid. Maar daarvoor is een lifecycle 2.0 nodig, waarbij de
lifecycle niet ophoudt op leeftijd 67 maar nog 15 tot 20 jaar langer door
gaat. In hoofdstuk 3.5 wordt hier nader op ingegaan.
Aanbeveling 4De wetgever dient mogelijkheden te creëren om in DC regelingen ook na
pensioeningang te kunnen blijven beleggen, waardoor naar verwachting
hogere pensioenuitkeringen kunnen worden gerealiseerd.
Introduceer mogelijkheid
om te blijven beleggen
na pensionering.
15LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
3. Lifecycles 2013 onder de loep
3.1 InleidingSteeds vaker wordt pensioen toegezegd in de vorm van een beschikbare
premieregeling. De beschikbaar gestelde premie moet hierbij worden
belegd, waarna op de pensioendatum met het opgebouwde kapitaal een
levenslang pensioen aangekocht moet worden. In de praktijk neemt de
pensioenuitvoerder de verantwoordelijkheid voor de beleggingen vaak
over. In dat geval adviseert hij over de spreiding van de beleggingen
in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het
beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert.
Deze zorgplicht wordt door pensioenuitvoerders ingevuld door het
aanbieden van lifecycle concepten.
Voor dit rapport hebben wij de lifecycle concepten geanalyseerd
van 11 pensioenuitvoerders, welke benoemd worden in hoofdstuk 5.
Uit ons onderzoek blijkt dat de variatie van lifecycle concepten groot
is. De beleggings- en renterisico’s worden in meer of mindere mate
afgebouwd richting de pensioendatum, maar de gevolgen daarvan
voor het te verwachten pensioenresultaat, en de onzekerheden daarin,
worden vaak niet zichtbaar gemaakt.
3.2 Gemiddelde risicoprofielenBij de meeste pensioenuitvoerders kan gekozen worden tussen meerdere
risicoprofielen, waarbij het aantal varieert van 3 tot 5. Meestal wordt
onderscheid gemaakt in een defensief, neutraal en offensief profiel.
Daarnaast worden termen als zeer defensief, voorzichtig, ambitieus en
agressief gehanteerd.
Indien en zolang een deelnemer geen beleggingskeuze heeft gemaakt,
hanteren de pensioenuitvoerders een default risicoprofiel. Opvallend is
Life
cycl
es 2
013
ond
er d
e lo
ep
6
5
4
3
2
1
0
Keuzemogelijkheden risicoprofielen
1 2 3 4 5
Aan
tal u
itvo
erd
ers
Aantal risicoprofielen
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
3. Lifecycles 2013 onder de loep16
dat een aantal pensioenuitvoerders hier kiest voor een defensief profiel,
terwijl andere uitvoerders een neutraal profiel gebruiken.
Bij de 11 pensioenuitvoerders hebben wij onderzocht in welke mate,
gedurende de opbouwperiode, steeds meer wordt belegd in vastrentende
waarden in plaats van zakelijke waarden1. Voor deze analyse is het
gemiddelde genomen van de meest offensieve profielen en het
gemiddelde van de meest defensieve profielen. Ook van de 11 default
risicoprofielen is het gemiddelde bepaald.
Bij alle profielen is tot circa 20 jaar vóór de pensioendatum sprake van een
nagenoeg gelijkblijvende beleggingsmix. Gemiddeld wordt bij de meest
offensieve profielen ruim 80% belegd in zakelijk waarden. Bij de default
profielen wordt tot 20 jaar vóór de pensioendatum gemiddeld nog voor
bijna 70% in zakelijke waarden belegd. Bij het gemiddelde van de meest
defensieve profielen is dit nog altijd iets meer dan 50%.
Vooral dit laatste lijkt opmerkelijk: voor een deelnemer die risicomijdend
is, wordt toch meer dan de helft in zakelijke waarden belegd. Hoewel wij
dit goed kunnen begrijpen uit het oogpunt van de beleggingstheorie,
vragen wij ons af of de risicomijdende deelnemer zich hiervan bewust
is en of dit ook aansluit bij zijn risicoacceptatie.
Vanaf circa 20 jaar vóór de pensioendatum vindt afbouw plaats van het
beleggingsrisico. Soms gebeurt dit geleidelijk en lineair, maar ook meer
sprongsgewijze aanpassingen van de beleggingsmix komen voor.
3.3 Verschillen in default risicoprofielenUit ons onderzoek blijkt bovendien dat bij het default risicoprofiel van
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
Beleggingen in zakelijke waarden bij drie gemiddelde risicoprofielen
40 35 30 25 20 15 10 5 0
Zak
elijk
e w
aard
en
Beleggingshorizon in jaren
Gemiddelde o�ensief
Gemiddelde default
Gemiddelde defensief
1 Eenvoudigheidshalve hebben we de
indeling beperkt tot deze twee hoofd-
beleggingscategorieën. In de praktijk
wordt gebruik gemaakt van meerdere
beleggingscategorieën zoals aandelen,
vastgoed, staats- en bedrijfsobligaties.
17LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
3. Lifecycles 2013 onder de loep
Life
cycl
es 2
013
ond
er d
e lo
ep
de betrokken pensioenuitvoerders behoorlijke verschillen optreden.
Afhankelijk van het aantal jaren vóór de pensioendatum kan de ene
pensioenuitvoerder oplopend tot wel 40%-punt meer in zakelijke waarden
beleggen dan de andere.
Indien een deelnemer mocht denken dat alle default risicoprofielen een
vergelijkbaar beleggingsrisico hebben, dan komt hij dus bedrogen uit.
Volgens ons zou het daarom een goede zaak zijn indien alle risicoprofielen
ingedeeld worden in risicoklassen. Op deze manier kan voorkomen worden
dat voor een deelnemer te veel (of te weinig!) risico’s genomen worden
door de uitvoerder. De nu vaak gehanteerde AFM-risicoklassen
(zie hoofdstuk 4.2) van de (onderliggende) fondsen ten behoeve van
lifecycle beleggen zijn daarvoor volgens ons ontoereikend.
Richting de pensioendatum wordt namelijk steeds meer in vastrentende
waarden belegd, met een lange duration. Deze aanpassing van de
beleggingsmix zorgt er voor dat het renterisico bij aankoop van pensioen
op de pensioendatum wordt afgedekt. De AFM-risicoklassen zijn echter
alleen gebaseerd op de volatiliteit van de fondswaarde en niet op de
volatiliteit van het aan te kopen pensioen. Hierdoor worden deze fondsen
voor het lifecycle concept in een misleidende AFM-risicoklasse ingedeeld.
Daar waar deze beleggingsfondsen juist worden ingezet om risico’s in te
perken, lijkt op basis van de huidige AFM-risicoclassificatie dat risico’s
mogelijk zelfs toenemen.
Tijdens het onderzoek viel ons overigens ook op dat voornamelijk bij
de lifecycle fondsen in een aantal gevallen geen AFM-risicoklasse van
toepassing is. Zie hiervoor ook de tabel in hoofdstuk 6.2.
100%
80%
60%
40%
20%
0%
Variatie in default risicoprofiel
40 35 30 25 20 15 10 5 0Belegggingshorizon in jaren
Altijd vastrentende waarden
Per uitvoerder verschillend
Altijd zakelijke waarden
De default risicoprofielen
variëren aanzienlijk.
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
3. Lifecycles 2013 onder de loep18
Aanbeveling 5Omdat de huidige AFM-risicoklassen ontoereikend zijn om het aanbod
van risicoprofielen te rangschikken naar rendement en risico, is een
klassenindeling op basis van pensioenrisico’s volgens ons wenselijk.
3.4 Inzicht in verwacht pensioenresultaatDiscussies over een overgang van DB naar DC worden vaak ingegeven
door emoties. DB wordt daarbij als zeker gezien, en DC als onzeker.
Inmiddels weten we dat DB niet meer zo zeker is als we eerder dachten.
De onzekerheid van DC is inherent aan dit systeem en kunnen we niet
weg nemen. Wel kunnen wij waardevol inzicht geven in de mate van
die onzekerheid.
In de door het Ministerie van Financiën gepubliceerde premiestaffels
wordt voor de opbouw vanaf 2014 een pensioen nagestreefd op basis van
een 2,15% middelloonregeling. Of dit beoogde pensioen daadwerkelijk
wordt gehaald hangt af van vele factoren, zoals gerealiseerd rendement,
carrièreverloop, marktrente op de pensioendatum, levensverwachting en
kosten pensioenuitvoerder.
Op basis van scenarioanalyse kan inzicht gegeven worden in het
pensioenresultaat dat deelnemers aan een beschikbare premieregeling
(maximale premiestaffel, pensioenleeftijd 67 jaar, rekenrente 3%) naar
verwachting kunnen bereiken. Als voorbeeld hebben wij hier voor een
negental maatmensen met oplopende leeftijd en salaris het te verwachten
pensioenresultaat per deelnemersjaar uitgedrukt in een percentage van
een fiscaal maximaal middelloonpensioen. Voor vastrentende waarden
hebben wij een netto rendement verondersteld van 3% en voor zakelijke
waarden 6%.
300%
250%
200%
150%
100%
50%
0%
Verwacht pensioenresultaat als % van fiscaal maximaal middelloonpensioen
20 25 30 35 40 45 50 55 60
Aanvangsleeftijd maatmensen
95%-percentiel (goed scenario)
50%-percentiel (verwacht scenario)
5%-percentiel (slecht scenario)
Introduceer risicoklassen
voor risicoprofielen.
19LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
3. Lifecycles 2013 onder de loep
In de figuur is het pensioenresultaat van de fiscaal maximale DC regeling
vergeleken met een fiscaal maximale middelloonregeling. Bij deze
middelloonregeling is geen indexatie verondersteld. De bereidheid om
naast garantiekosten ook nog extra premie te betalen voor het recht op
winstdeling wordt namelijk steeds kleiner. Bij een DC regeling worden
geen garanties gegeven, waardoor het mogelijk is om offensiever te
beleggen. Het pensioenresultaat is daardoor naar verwachting hoger
dan in een middelloonregeling.
Op basis van de gehanteerde veronderstellingen wordt naar verwachting
een pensioenresultaat bereikt van gemiddeld circa 110% van het niet
geïndexeerd middelloonpensioen.
Met behulp van scenarioanalyse kan niet alleen de mate van onzekerheid
in het DC pensioen in beeld worden gebracht. Ook kan hiermee een
vergelijking gemaakt worden in de kwaliteit van de lifecycle concepten.
Daarmee kan scenarioanalyse ondersteunend zijn bij het selecteren van
een pensioenuitvoerder.
3.5 Meer pensioenresultaat door verlengde lifecycleEen deelnemer aan een beschikbare premieregeling wil een zo hoog
mogelijk pensioen opbouwen en daarbij zo weinig mogelijk risico’s lopen.
Deze doelstellingen zorgen ervoor dat een afweging gemaakt dient te
worden tussen rendement en risico.
Afbouw van beleggingsrisico naarmate de beleggingshorizon kleiner
wordt, lijkt hierbij een algemeen aanvaard uitgangspunt. Vlak voor de
pensioeninkoop kunnen grote financiële tegenvallers namelijk niet meer
veroorloofd worden. De kans wordt immers steeds kleiner dat deze nog
met toekomstige meevallers gecompenseerd kunnen worden.
In de huidige wetgeving is het verplicht om op de pensioendatum
het opgebouwde kapitaal in één keer aan te wenden ter inkoop van
levenslange pensioenuitkeringen. Met het oog op dit eenmalige
inkoopmoment worden zakelijke waarden omgezet in vastrentende
waarden naarmate de pensioendatum dichterbij komt en wordt het
renterisico steeds meer afgedekt. Vanaf de pensioendatum heeft de
deelnemer recht op gegarandeerde uitkeringen. Gesteld zou kunnen
worden dat vanaf de pensioendatum risicovrij belegd wordt.
De pensioenuitkeringen worden uitgekeerd over een periode van naar
verwachting tientallen jaren. Zo wordt, uitgaande van pensioenleeftijd
67 jaar, ruim 40% van de middelen pas uitgekeerd vanaf de 77-jarige
leeftijd. Indien een beleggingshorizon van 10 jaar voor zakelijke
Life
cycl
es 2
013
ond
er d
e lo
ep
Scenarioanalyse kan van
toegevoegde waarde zijn
bij de selectie van een
pensioenuitvoerder.
Keuze tussen rendement en
garantie is belangrijk voor
keuze DC of DB.
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
3. Lifecycles 2013 onder de loep20
waarden acceptabel wordt gevonden, dan betekent dit dat 40% van het
pensioenkapitaal dat op de 67-jarige leeftijd aanwezig is, onnodig vroeg
risicovrij wordt belegd. Volgens de door pensioenuitvoerders gehanteerde
risicoprofielen zou 10 jaar vóór de pensioendatum namelijk nog 25-50%
in zakelijke waarden belegd mogen worden.
Om beschikbare premieregelingen aantrekkelijker te maken doen
wij de aanbeveling om de beleggingsmogelijkheden te verruimen.
Door de afbouw van risico vóór de pensioendatum uit te stellen,
kan langer geprofiteerd worden van een naar verwachting hoger
rendement op zakelijke waarden. Het verwachte pensioenresultaat,
met behoud van een acceptabel beleggingsrisico, kan hierdoor
substantieel worden verbeterd. De verplichting dat op de pensioendatum
het kapitaal al voor 100% aangewend moet worden voor aankoop
van pensioen zou dan moeten vervallen. Deze aanbeveling sluit aan
bij de ontwikkelingen in het nieuwe financieel toetsingskader voor
pensioenfondsen. Ook daar wordt bij een reëel contract gepleit voor
het nemen van meer beleggingsrisico’s om een weliswaar onzekerder,
maar naar verwachting beter pensioenresultaat te bereiken.
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
Ontwikkeling pensioenbeleggingen
30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100
opbouwperiode uitkeringsperiode
Leeftijd in jaren
Feitelijk
Contant gemaakt naar pensioendatum
60%
40%
21LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
4. Van TER naar OCF
4.1 Invoering EBIVanaf 1 juli 2012 is, op grond van Europese regelgeving, de Essentiële
Beleggersinformatie (EBI) van kracht voor beleggingsfondsen die
onder toezicht staan van de Wet Financieel Toezicht (WFT). De EBI is
de Europese opvolger van de Nederlandse Financiële Bijsluiter. De EBI
geeft volgens de Autoriteit Financiële Markten (AFM) “meer inzicht in de
aard, risico’s, de kosten en behaalde rendementen van het aangeboden
beleggingsfonds, zodat je zelf op basis van de feiten kunt beslissen
of je in het fonds wil beleggen”. Wat betreft de kosten wordt daarbij
onderscheid gemaakt naar instapkosten, uitstapkosten, lopende kosten
en prestatievergoeding. De lopende kosten en de prestatievergoeding
vervangen hierbij de TER.
4.2 AFM-risicoklassenMet de invoering van de EBI is een nieuwe risico-indicator beschikbaar
die zowel qua berekening als qua weergave afwijkt van de voorheen
voorgeschreven risico-indicator.
De nieuwe indeling voor rendement en risico geeft op een schaal van 1 tot
7 aan hoe groot het risico is dat de waarde van een belegging afneemt.
Klasse 1 betekent een laag risico met een verwacht laag rendement,
klasse 7 betekent een hoog risico met een kans op een hoog rendement.
In hoofdstuk 6.2 van dit rapport gaan wij nader in op deze risicoklassen
in relatie tot de beleggingsfondsen bij beschikbare premieregelingen.
4.3 Lopende kostenMet de invoering van de EBI is de Total Expense Ratio (TER) vervangen
door de “Lopende kosten”. De lopende kosten worden berekend door
de kosten die aan het vermogen van het beleggingsfonds worden
Van
TE
R n
aar
OC
F
DIT IS EEN VERPLICHTE MEDEDELING
Loop geenonnodig risico
Lees de EssentiéleBeleggersinformatie.
Lager risicoDoorgaans lager rendement
riskometer
Doorgaans hoger rendement
Hoger risico
1 2 3 4 5 6 7
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
4. Van TER naar OCF22
onttrokken gedurende het jaar te delen door de gemiddelde waarde van
dit beleggingsfonds gedurende die periode.
Inmiddels hebben wij de ervaring dat voor deze lopende kosten
verschillende begrippen worden gehanteerd, hetgeen de duidelijkheid
niet vergroot. Zo komen wij de termen “lopende kosten factor” (LKF),
“lopende kosten ratio” en de Engelse term “Ongoing Charges Figure”
(OCF) tegen. Een uniform gebruikte naam, zoals de TER in het verleden
was, zou wat dat betreft gewenst zijn. In dit rapport hanteren wij de
term OCF.
Ten opzichte van de TER is de berekeningsmethodiek van de OCF
gewijzigd. Daar waar bij de TER nog uitgegaan werd van een vijftal
meetpunten per jaar, worden bij de OCF (veel) meer tussentijdse
meetpunten gehanteerd ter vaststelling van het gemiddeld belegd
vermogen. Bij een grillig verloop van het belegd vermogen gedurende
het jaar kunnen hierdoor verschillen ontstaan vergeleken met de TER.
Deze verbetering van de nauwkeurigheid is volgens ons echter betrekkelijk
als men beseft dat ook in de OCF, net als in de TER, niet alle kosten van
vermogensbeheer worden mee genomen.
In het volgende schema worden (niet limitatief) de belangrijkste
kostensoorten genoemd die al dan niet in de OCF zitten.
De meeste pensioenuitvoerders en vermogensbeheerders geven
aan dat er geen materiële verschillen zijn tussen de oude TER en de
nieuwe OCF. Wij hebben geconstateerd dat de OCF in een aantal
gevallen toch wel 5 à 10 basispunten hoger kan liggen. Het is ons niet
altijd duidelijk geworden of dit wordt veroorzaakt door de aangepaste
berekeningsmethodiek of doordat bij de OCF met andere kostensoorten
OCF
TER
Een
mal
ige
kost
enD
oo
rlo
pen
de
kost
en
Kosten uitlenen e�ecten
Beheerkosten
Servicefee / overige kosten
Prestatievergoeding
In- en uitstapkosten
Transactiekosten
OCFonderliggende fondsen
In k
oer
s ve
rrek
end
eko
sten
23LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
4. Van TER naar OCF
Van
TE
R n
aar
OC
F
wordt gerekend ten opzichte van de TER. Navraag leverde niet altijd
de gewenste duidelijkheid op, waarbij wij soms ook tegenstrijdige
informatie ontvingen.
Het volledige inzicht in kosten van vermogensbeheer staat al enkele
jaren op de agenda in de financiële wereld. Met name de transactiekosten,
vaak een substantieel deel van de totale kosten, zijn hierbij punt
van aandacht. Mede naar aanleiding van aanbevelingen van de
Pensioenfederatie, de koepelorganisatie van Nederlandse
pensioenfondsen, zien wij dat steeds meer pensioenfondsen de
transactiekosten in beeld brengen, als onderdeel van de rapportage
over de vermogensbeheerkosten. Beleggingsfondsen nemen deze
transactiekosten echter niet mee in de OCF en ook hun jaarverslagen
geven maar gedeeltelijk inzicht in deze kosten.
Ook de AFM heeft via haar discussiedocument “Total cost of
ownership in beleggingsdienstverlening” van november 2012 de wens
geuit om een compleet en begrijpelijk inzicht te krijgen in de kosten
van vermogensbeheer.
Aanbeveling 6Wij vinden het opmerkelijk dat de OCF, net als de TER, nog niet alle
beleggingskosten weergeeft. In het kader van kostentransparantie
en vergelijkbaarheid is het volgens ons essentieel om een uniforme
kostenmaatstaf te hebben, die zo volledig en begrijpelijk mogelijk is.
Dit inzicht is gewenst voor zowel de deelnemers aan de DC regelingen
als de uitvoerders zelf, aangezien wij enkele keren tegenstrijdige
informatie ontvingen tijdens ons onderzoek.
Uniformeer de kostenmaatstaf
en maak deze volledig.
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
5. OCF onderzoek24
5.1 PensioenuitvoerdersVoor dit rapport is informatie verzameld over de jaren 2011 en 2012 van
beleggingsfondsen verbonden aan de volgende vijf pensioenverzekeraars:
Daarnaast zijn de volgende zes Premie Pensioen Instellingen (PPI’s) in ons
onderzoek betrokken.
Ten opzichte van vorig jaar is SNS Reaal niet meer meegenomen in ons
onderzoek omdat de actieve propositie van de lifecycle fondsen sinds
een aantal jaren bij het tot hetzelfde concern behorende Zwitserleven
plaats vindt. Goudse PPI heeft zich onlangs teruggetrokken uit de
PPI-markt en daarom is zij ook niet meer meegenomen in ons onderzoek.
Nieuw ten opzichte van vorig jaar is NN-PPI.
De door ons gemaakte keuze aan pensioenuitvoerders is zodanig
dat een representatief beeld van de markt wordt verkregen,
zonder daarbij te streven naar een volledige inventarisatie van alle
beschikbare beleggingsfondsen.
25LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
5. OCF onderzoek
OC
F o
nder
zoek
Alle informatie is op ons verzoek aangeleverd door de pensioenuitvoerders
en steekproefsgewijs gecontroleerd door aansluiting te zoeken met de
jaarverslagen van de betreffende beleggingsfondsen.
Alle pensioenuitvoerders hebben de in dit rapport weergegeven informatie
over hun beleggingsfondsen en onze opmerkingen daarbij van tevoren
kunnen lezen en eventuele onjuistheden kunnen corrigeren.
5.2 Van OCF naar OCF+In dit rapport richten wij ons op de Ongoing Charges Figure
(zie hoofdstuk 4.3) die binnen de beschikbare premieregelingen
verschuldigd is. In de collectieve pensioencontracten worden
(naast de OCF in de beleggingsfondsen) door pensioenuitvoerders
soms aanvullende vermogensbeheerkosten in rekening gebracht.
Bij de grotere pensioencontracten bieden de pensioenuitvoerders
kortingen op de OCF, welke soms direct worden verrekend en soms per
jaar achteraf (zogenoemde ‘kick-backs’). In dat geval wordt door het
beleggingsfonds vaak een deel van de ingehouden OCF doorgegeven
aan de pensioenuitvoerder, die deze vervolgens (deels) via toevoeging
van extra participaties weer teruggeeft aan de polishouders.
Om tot een goed beeld te komen van de totale beleggingskosten die
in de pensioenproducten in rekening worden gebracht, zijn de door de
beleggingsfondsen gepubliceerde OCF percentages
� verhoogd met de kosten van vermogensbeheer die door de
pensioenuitvoerder zelf in rekening worden gebracht en
� verlaagd met eventuele door de pensioenuitvoerder opgegeven
kortingen op de OCF.
De aldus resulterende uitgebreide Ongoing Charges Figure wordt in dit
rapport aangeduid als OCF+.
Andere kosten die door de pensioenuitvoerders in rekening worden
gebracht, zoals aan- en verkoopkosten, administratiekosten
of risicopremies ter dekking van overlijdens- en/of
arbeidsongeschiktheidsrisico’s, zijn niet in dit onderzoek betrokken.
Uiteraard zijn ook deze kosten en risicopremies van groot belang bij
het maken van een keuze voor een bepaalde aanbieder.
26 LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
6. OCF resultaten
In de bijlagen staan de resultaten vermeld, gerangschikt per
pensioenuitvoerder en beleggingsfonds, inclusief een nadere toelichting.
De vermelde OCF+ percentages 2012 zijn afgeleid uit de door de
desbetreffende beleggingsfondsen gepubliceerde OCF in 2012. Indien bij
een beleggingsfonds de OCF niet van toepassing is, dan is voor 2012 de
door het beleggingsfonds opgegeven TER verwerkt. Wat betreft 2011 zijn
voor alle beleggingsfondsen de toen nog gepubliceerde TER percentages
en de daarvan afgeleide TER+ percentages opgenomen.
6.1 OCF+ percentagesIn de volgende twee tabellen staan voor de 11 pensioenuitvoerders de
laagste en hoogste OCF+ percentages met betrekking tot 2012 vermeld.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar 210 fondsen, te weten 88 fondsen
ten behoeve van lifecycle beleggen en 122 fondsen ten behoeve van
zelf beleggen.
OCF+ 2012
Fondsen t.b.v. lifecycle beleggen
Minimum
Maximum
Aantal fondsen
AEGON 0,34% 0,64% 9
ASR 0,67% 0,76% 9
Centraal Beheer Achmea 1,00% 1,11% 6
Centraal Beheer Achmea (nieuw) 0,47% 0,89% 9
Delta Lloyd 0,21% 0,48% 4
Zwitserleven 0,54% 0,59% 6
Zwitserleven (nieuw) 0,54% 0,84% 4
PPI - BeFrank 0,39% 0,53% 13
PPI - Brand New Day 0,40% 0,65% 4
PPI - NN (nieuw) 0,40% 0,60% 4
PPI - Pensional 0,43% 0,53% 8
PPI - Robeco 0,33% 0,71% 6
PPI - TKP 0,10% 1,32% 6
Alle fondsen t.b.v. lifecycle beleggen 0,10% 1,32% 88
27LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
6. OCF resultaten
OC
F re
sult
aten
Nieuwe lifecycle conceptenCentraal Beheer Achmea en Zwitserleven hebben eind 2012 nieuwe
fondsen ten behoeve van lifecycle beleggen ingevoerd. Voor deze
twee pensioenuitvoerders vermelden we ook de percentages van deze
nieuwe fondsen. Ook van de door NN-PPI eind 2012 ingevoerde fondsen
vermelden wij de bijbehorende percentages.
In dit rapport beperken we ons cijfermatig voornamelijk tot de
beleggingskosten over de jaren 2011 en 2012. In het vervolg van dit rapport
hebben wij daarom, tenzij anders vermeld, de hiervoor genoemde drie
nieuwe lifecycle concepten buiten beschouwing gelaten.
Fondsen ten behoeve van zelf beleggen Met de opkomst van de PPI’s groeit ook het aantal fondsen dat
beschikbaar is voor zelf beleggen. Bij Centraal Beheer Achmea
(nieuw) en Brand New Day moet ten behoeve van zelf beleggen
gebruik worden gemaakt van de fondsen ten behoeve van lifecycle
beleggen. Bij Zwitserleven (nieuw) kan gebruik worden gemaakt van
de bestaande fondsen ten behoeve van zelf beleggen. Bij enkele andere
pensioenuitvoerders kunnen zelfbeleggers ook gebruik maken van één
of meerdere fondsen ten behoeve van lifecycle beleggen. Het aantal
hiervan staat in bovenstaande tabel tussen haakjes vermeld.
OCF+ 2012
Fondsen t.b.v. zelf beleggen
Minimum
Maximum
Aantal fondsen
AEGON 0,15% 0,50% 8
ASR 0,54% 1,67% 9
Centraal Beheer Achmea 0,93% 1,11% 4 (6)
Centraal Beheer Achmea (nieuw) - - 0 (9)
Delta Lloyd 0,61% 2,20% 16
Zwitserleven 0,79% 1,29% 9
Zwitserleven (nieuw) - - 0 (9)
PPI - BeFrank 0,51% 1,54% 13 (4)
PPI - Brand New Day - - 0 (4)
PPI - NN (nieuw) 0,32% 1,38% 27
PPI - Pensional 0,00% 2,11% 21
PPI - Robeco 0,05% 0,91% 12 (3)
PPI - TKP 0,10% 0,83% 3 (6)
Alle fondsen t.b.v. zelf beleggen 0,00% 2,20% 122 (41)
28 LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
6. OCF resultaten
Bij de getoonde OCF+ in geval van zelf beleggen is geen rekening
gehouden met de mogelijkheid dat fondsen voor lifecyclebeleggen
gebruikt kunnen worden voor zelf beleggen. Hierdoor kunnen de
bandbreedtes groter worden dan vermeld.
Aanvullende beheerkosten/kortingenDe uitvoerders hebben ons gemeld dat er in het algemeen geen
aanvullende (vermogens)beheerkosten gelden, naast de in de bijlagen
van dit rapport gepubliceerde en in de OCF+ verwerkte kosten.
Wel kan dit voorkomen in specifieke situaties, waarbij dan vooral
gedacht moet worden aan opgebouwd beleggingssaldo onder lopende
of reeds premievrije overeenkomsten. Indien volgens opgave van de
pensioenuitvoerder sprake is van kortingen op de OCF, dan is in de
bijlagen ook vermeld hoe deze zijn verwerkt in de OCF+.
Spreiding en ontwikkeling OCF+ bij lifecycle beleggenIn de volgende tabel wordt inzicht gegeven in de spreiding van de OCF+
percentages bij de 712 onderzochte beleggingsfondsen waarvan over 2012
een OCF+ bekend is. Ten opzichte van 2011 heeft een iets groter deel van
de fondsen voor lifecycle beleggen een OCF+ lager dan 0,5%. Vorig jaar
betrof dit nog 45% van alle fondsen voor lifecycle beleggen, terwijl in 2012
bijna de helft in deze categorie valt.
De (ongewogen) gemiddelde OCF+ voor de 71 fondsen voor lifecycle
beleggen bedraagt 0,54% (2011: 64 fondsen, gemiddeld 0,60%).
Deze verlaging wordt met name veroorzaakt door het feit dat de
beleggingsfondsen van SNS Reaal en Goudse PPI niet meer meegenomen
zijn in ons onderzoek. Daarnaast hebben enkele pensioenuitvoerders in
2012 een aantal fondsen geïntroduceerd met een relatief lagere OCF.
Van de 55 fondsen die zowel in 2011 als 2012 in dit onderzoek zijn
meegenomen is de gemiddelde OCF+ ongewijzigd op 0,57% gebleven.
2011 (TER+) 2012 (OCF+)
Fondsen zelf beleggen OCF (TER)+
Aantal fondsen
Als % Aantal fondsen
Als %
tot en met 0,5% 24 19% 16 17%
meer dan 0,5% tot en met 1,0% 45 36% 42 44%
meer dan 1,0% tot en met 1,5% 28 23% 20 21%
meer dan 1,5% 27 22% 17 18%
Totaal 124 100% 95 100%
2 88 fondsen minus 17 fondsen
ten behoeve van lifecycle beleggen
van Centraal Beheer Achmea
(nieuw), Zwitserleven (nieuw)
en NN-PPI (nieuw).
2011 (TER+) 2012 (OCF+)
Fondsen lifecycle beleggen OCF (TER)+
Aantal fondsen
Als % Aantal fondsen
Als %
tot en met 0,5% 29 45% 35 49%
meer dan 0,5% tot en met 1,0% 25 39% 30 42%
meer dan 1,0% tot en met 1,5% 10 16% 6 9%
meer dan 1,5% 0 0% 0 0%
Totaal 64 100% 71 100%
29LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
6. OCF resultaten
OC
F re
sult
aten
Bij sommige fondsen was hier sprake van een verhoging, bij andere
fondsen van een verlaging (variërend van -0,13% tot + 0,23%).
Indien we kijken naar de eind 2012 nieuw ingevoerde lifecycle concepten,
dan zien we dat de gemiddelde OCF+ van de 17 betrokken fondsen
0,59% is. Daarmee is dit percentage vergelijkbaar met het gemiddelde
van de in 2011-2012 reeds bestaande fondsen voor lifecycle beleggen.
Spreiding en ontwikkeling OCF+ bij zelf beleggenDe beleggingsfondsen die kunnen worden aangehouden bij zelf beleggen
kennen meestal een hogere OCF+. Wij vermoeden dat dit veroorzaakt
wordt doordat die fondsen vaker actief beheerd worden, en mogelijk
omdat het totaal belegde vermogen in die fondsen lager is. De spreiding
van de OCF+ percentages bij de 953 onderzochte beleggingsfondsen staat
in de volgende tabel.
De gemiddelde OCF+ voor de 95 fondsen voor zelf beleggen bedraagt
1,00% (2011: 124 fondsen, gemiddeld 1,02%). De 95 fondsen in 2012
waren ook in 2011 meegenomen in ons onderzoek. Voor deze fondsen
is de gemiddelde OCF+ licht gestegen van 0,97% naar 1,00%. Deze
stijging wordt onder andere veroorzaakt door de verwerking van de
juiste aanvullende beheerkosten bij één van de aanbieders. Ook hier zijn
overigens meerdere fondsen waarbij de OCF+ is gedaald of gestegen.
6.2 OCF+ in relatie tot de AFM-risicoklasseOp basis van de Essentiële Beleggersinformatie (EBI) is een nieuwe
risicometer verplicht. In hoofdstuk 4.2 hebben wij daar een toelichting
op gegeven.
In de volgende tabellen zijn voor 2012 de gemiddelde OCF+ percentages
per AFM-risicoklasse vermeld.
Bij de getoonde OCF+ in geval van zelf beleggen is geen rekening
gehouden met de mogelijkheid dat fondsen voor lifecyclebeleggen
gebruikt kunnen worden voor zelf beleggen. Hierdoor kunnen de
bandbreedtes groter worden dan vermeld.
Aanvullende beheerkosten/kortingenDe uitvoerders hebben ons gemeld dat er in het algemeen geen
aanvullende (vermogens)beheerkosten gelden, naast de in de bijlagen
van dit rapport gepubliceerde en in de OCF+ verwerkte kosten.
Wel kan dit voorkomen in specifieke situaties, waarbij dan vooral
gedacht moet worden aan opgebouwd beleggingssaldo onder lopende
of reeds premievrije overeenkomsten. Indien volgens opgave van de
pensioenuitvoerder sprake is van kortingen op de OCF, dan is in de
bijlagen ook vermeld hoe deze zijn verwerkt in de OCF+.
Spreiding en ontwikkeling OCF+ bij lifecycle beleggenIn de volgende tabel wordt inzicht gegeven in de spreiding van de OCF+
percentages bij de 712 onderzochte beleggingsfondsen waarvan over 2012
een OCF+ bekend is. Ten opzichte van 2011 heeft een iets groter deel van
de fondsen voor lifecycle beleggen een OCF+ lager dan 0,5%. Vorig jaar
betrof dit nog 45% van alle fondsen voor lifecycle beleggen, terwijl in 2012
bijna de helft in deze categorie valt.
De (ongewogen) gemiddelde OCF+ voor de 71 fondsen voor lifecycle
beleggen bedraagt 0,54% (2011: 64 fondsen, gemiddeld 0,60%).
Deze verlaging wordt met name veroorzaakt door het feit dat de
beleggingsfondsen van SNS Reaal en Goudse PPI niet meer meegenomen
zijn in ons onderzoek. Daarnaast hebben enkele pensioenuitvoerders in
2012 een aantal fondsen geïntroduceerd met een relatief lagere OCF.
Van de 55 fondsen die zowel in 2011 als 2012 in dit onderzoek zijn
meegenomen is de gemiddelde OCF+ ongewijzigd op 0,57% gebleven.
2011 (TER+) 2012 (OCF+)
Fondsen zelf beleggen OCF (TER)+
Aantal fondsen
Als % Aantal fondsen
Als %
tot en met 0,5% 24 19% 16 17%
meer dan 0,5% tot en met 1,0% 45 36% 42 44%
meer dan 1,0% tot en met 1,5% 28 23% 20 21%
meer dan 1,5% 27 22% 17 18%
Totaal 124 100% 95 100%
3 122 fondsen minus 27 fondsen
ten behoeve van zelf beleggen
van Centraal Beheer Achmea
(nieuw), Zwitserleven (nieuw)
en NN-PPI (nieuw).
30 LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
6. OCF resultaten
Hierbij valt op dat bij de fondsen ten behoeve van lifecycle beleggen
in bijna de helft van de gevallen geen AFM-risicoklasse van toepassing
is. In een aantal gevallen komt dit omdat sprake is van samengestelde
fondsen, waarbij alleen voor de onderliggende fondsen een risicoklasse
geldt. Daarnaast blijkt dat bij fondsen voor lifecycle beleggen de meest
risicomijdende AFM-risicoklassen niet voorkomen. Het hoe en waarom
hiervan hebben wij reeds toegelicht in hoofdstuk 3.3.
6.3 OCF+ in relatie tot het netto fondsrendementNaast de in rekening gebrachte OCF+ is het voor de beoordeling van
de beleggingskosten uiteraard minstens zo belangrijk wat een belegger
ervoor terugkrijgt in de vorm van rendement. Daarom is in de bijlagen
Fondsen lifecycle beleggen 2012 Gemiddelde
klasse Aantal fondsen Als % OCF+ 2012
n.v.t. 43 49% 0,58%
1 0 0% -
2 0 0% -
3 9 10% 0,50%
4 12 11% 0,53%
5 8 8% 0,63%
6 12 12% 0,55%
7 4 5% 0,43%
Totaal 88 100% 0,56%
Fondsen zelf beleggen 2012 Gemiddelde
klasse Aantal fondsen Als % OCF+ 2012
n.v.t. 21 17% 0,67%
niet beschikbaar 3 2% 0,66%
1 5 4% 0,43%
2 10 8% 1,06%
3 11 9% 0,73%
4 13 11% 0,75%
5 17 14% 1,11%
6 31 26% 1,24%
7 11 9% 1,14%
Totaal 122 100% 0,95%
31LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
6. OCF resultaten
OC
F re
sult
aten
ook het netto fondsrendement vermeld voor de jaren 2012 en 2011.
Onder het gecorrigeerde netto rendement verstaan wij daarbij de door
de beleggingsfondsen gepubliceerde netto rendementen, gecorrigeerd
voor het verschil tussen OCF+ en OCF.
Mede omdat de risicoprofielen van de verschillende beleggingsfondsen
niet zonder meer vergelijkbaar zijn (ook niet binnen dezelfde
beleggingsklasse), is geen verdere vergelijking gemaakt tussen de netto
fondsrendementen van de verschillende pensioenuitvoerders.
6.4 OCF+ in relatie tot de out- of underperformanceVan de 166 beleggingsfondsen in 2012 publiceren 129 fondsen een eigen
benchmark om de beleggingsprestaties tegen af te zetten. Aan de hand
hiervan is de gecorrigeerde out- of underperformance vastgesteld,
door het gecorrigeerde netto fondsrendement (zie 6.3) te verminderen
met het benchmark rendement. In de bijlagen is deze gecorrigeerde
out- of underperformance vermeld. Hiermee wordt inzicht gegeven in
de toegevoegde waarde van het gevoerde vermogensbeheer en de totale
daarvoor betaalde vergoeding.
32 LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
7. Voorbehoud
Met dit onderzoek hebben we getracht zo goed mogelijk inzicht te
geven in enerzijds de kosten van de beleggingsfondsen en anderzijds
de aanvullende beheerkosten die een pensioenuitvoerder eventueel in
rekening brengt. Het komt voor dat in de uitvoeringsovereenkomst
met een pensioenuitvoerder kortingen zijn opgenomen op de OCF.
De door de beleggingsfondsen gepubliceerde OCF percentages zijn
hierop door ons aangepast, hetgeen resulteert in de OCF+. Niet altijd is
de benodigde informatie voorhanden. Kortingen zijn mede afhankelijk van
de omvang van het totale pensioencontract, waarbij pensioenuitvoerders
om commerciële redenen de door hen verleende kortingen niet altijd
openbaar maken. De door ons berekende OCF+ kan dus afwijken van
de percentages in concrete gevallen. Voor de uiteindelijke beoordeling
van de uitvoeringsovereenkomst dienen deze aspecten uiteraard wel
meegenomen te worden.
Dit rapport is niet bedoeld om in concrete situaties als advies te dienen
ten behoeve van beschikbare premieregelingen.
Utrecht, september 2013
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
De beleggingskosten en de kwaliteit van de lifecycle concepten zijn doorslaggevend bij de keuze voor een pensioenuitvoerder. Wij besteden dan ook veel aandacht aan het inzichtelijk maken van deze aspecten voor onze klanten.
Johan van Soest
Senior Consultant
34
Bijlagenp36 AEGON
p37 ASR
p38 Centraal Beheer Achmea
p39 Delta Lloyd
p40 Zwitserleven
p41 BeFrank
p42 Brand New Day
p43 Nationale Nederlanden PPI
p44 Pensional
p45 Stichting Robeco PPI
p46 TKP PPI
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen36
AE
GO
N h
ante
ert
vana
f 20
12 d
e O
CF.
Vo
lgen
s ha
ar o
pg
ave
is e
r g
een
mat
erie
el v
ersc
hil t
usse
n d
eze
OC
F e
n d
e (s
ynth
etis
che)
TE
R d
ie t
ot
en m
et 2
011
wer
d g
ehan
teer
d.
De
OC
F is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
OC
F. H
et n
etto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
OC
F+
is g
elijk
aan
de
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e O
CF.
Het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
per
form
ance
is g
elijk
aan
het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t ve
rmin
der
d m
et h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
ben
chm
ark
rend
emen
t.
Vo
lgen
s o
pg
ave
van
AE
GO
N is
de
AF
M-r
isic
o-i
ndic
ato
r ni
et v
an t
oep
assi
ng b
ij d
e fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lifec
ycle
bel
egg
en o
md
at d
eze
fond
sen
niet
rec
htst
reek
s o
nder
to
ezic
ht v
an d
e A
FM
sta
an.
De
OC
F+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
AE
GO
N
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
OC
FN
etto
fo
nds
rend
emen
tO
CF+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 1
0,3
3%3,
20%
0,3
3%3,
20%
-0,2
6%
0,3
4%
3,8
8%
0,3
4%
3,8
8%
0,8
0%
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 2
0,3
8%
3,16
%0
,38
%3,
16%
-0,6
1%0
,37%
7,22
%0
,37%
7,22
%1,2
3%
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 3
0,4
1%3,
24%
0,4
1%3,
24%
-0,8
4%
0,4
1%10
,55%
0,4
1%10
,55%
1,63%
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 4
0,4
5%1,8
3%0
,45%
1,83%
-0,7
7%0
,45%
11,6
9%
0,4
5%11
,69
%1,8
6%
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 5
0,4
8%
0,4
1%0
,48
%0
,41%
-0,7
6%
0,4
9%
12,7
8%
0,4
9%
12,7
8%
2,0
6%
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 6
0,5
2%-0
,98
%0
,52%
-0,9
8%
-0,7
5%0
,53%
13,9
2%0
,53%
13,9
2%2,
29%
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 7
0,5
6%
-2,4
0%
0,5
6%
-2,4
0%
-0,7
9%
0,5
6%
15,0
4%
0,5
6%
15,0
4%
2,51
%
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 8
0,6
0%
-3,7
6%
0,6
0%
-3,7
6%
-0,8
1%0
,60
%16
,16%
0,6
0%
16,16
%2,
72%
n.v.
t.A
EG
ON
Dyn
amic
Fun
d 9
0,6
4%
-4,8
9%
0,6
4%
-4,8
9%
-0,6
4%
0,6
4%
17,7
9%
0,6
4%
17,7
9%
3,4
4%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
Aan
tal f
ond
sen
8 8
Min
imum
0,15
%0
,15%
0,15
%0
,15%
Max
imum
0,5
1%0
,51%
0,5
0%
0,5
0%
37LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen
Bijl
agen
AS
R h
ante
ert
vana
f 20
12 d
e O
CF.
Vo
lgen
s A
SR
is v
anw
ege
de
nauw
keur
iger
e b
erek
enin
gsm
etho
die
k d
e O
CF
bij
fond
sen
ten
beh
oev
e va
n lif
ecyc
le b
eleg
gen
0,0
3% t
ot
0,0
8%
ho
ger
dan
de
in 2
011
ger
app
ort
eerd
e T
ER
. Bij
fond
sen
ten
beh
oev
e va
n ze
lf b
eleg
gen
wo
rden
no
g ie
ts g
rote
re v
ersc
hille
n g
eco
nsta
teer
d.
De
OC
F is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
OC
F. H
et n
etto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
AS
R g
eeft
sta
ndaa
rd k
ort
ing
en o
p d
e O
CF
(ac
hter
af v
ia d
e to
evo
egin
g v
an e
xtra
par
ticp
atie
s). D
e O
CF
+ is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
OC
F n
a af
trek
van
de
kort
ing
op
de
OC
F. V
oo
r d
e fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lif
ecyc
le b
eleg
gen
var
ieer
t d
e ko
rtin
g v
an 0
,50
% t
ot
0,8
5%. I
n d
e O
CF
+ is
ten
op
zich
te v
an d
e O
CF
een
ko
rtin
g v
an 0
,68
% v
erw
erkt
. Bij
6 f
ond
sen
ten
beh
oev
e va
n ze
lf b
eleg
gen
is o
ok
een
OC
F-k
ort
ing
ver
wer
kt.
Het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent
verm
eerd
erd
met
de
kort
ing
op
de
OC
F. D
e g
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
erp
erfo
rman
ce is
gel
ijk a
an h
et g
eco
rrig
eerd
e ne
tto
re
ndem
ent
verm
ind
erd
met
het
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e b
ench
mar
k re
ndem
ent.
De
OC
F+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
ASR
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
OC
FN
etto
fo
nds
rend
emen
tO
CF+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
3A
SR
Pro
fiel
fond
s P
ensi
oen
A1,3
3%0
,54
%0
,65%
1,22%
-2,18
%1,3
4%
10,19
%0
,67%
10,8
6%
-0,2
2%
3A
SR
Pro
fiel
fond
s P
ensi
oen
B1,3
4%
0,2
0%
0,6
6%
0,8
8%
-2,0
9%
1,34
%10
,15%
0,6
7%10
,82%
-0,5
2%
3A
SR
Pro
fiel
fond
s P
ensi
oen
C1,3
5%0
,00
%0
,67%
0,6
8%
-1,8
6%
1,34
%10
,37%
0,6
7%11
,05%
-0,5
4%
4A
SR
Pro
fiel
fond
s P
ensi
oen
D1,3
5%-0
,51%
0,6
7%0
,17%
-1,5
0%
1,35%
10,8
6%
0,6
8%
11,5
4%
-0,5
6%
4A
SR
Pro
fiel
fond
s E
1,34
%-1
,02%
0,6
6%
-0,3
4%
-1,12
%1,3
7%11
,41%
0,7
0%
12,0
9%
-0,5
0%
4A
SR
Pro
fiel
fond
s F
1,36
%-1
,52%
0,6
8%
-0,8
4%
-0,7
3%1,3
8%
11,9
3%0
,71%
12,6
0%
-0,4
8%
5A
SR
Pro
fiel
fond
s G
1,35%
-3,3
6%
0,6
7%-2
,68
%-0
,41%
1,40
%13
,38
%0
,73%
14,0
5%-0
,51%
6A
SR
Pro
fiel
fond
s H
1,36
%-3
,96
%0
,68
%-3
,28
%-0
,09
%1,4
1%13
,94
%0
,74
%14
,61%
-0,4
3%
6A
SR
Pro
fiel
fond
s I
1,36
%-4
,90
%0
,68
%-4
,22%
0,3
7%1,4
3%14
,88
%0
,76
%15
,56
%-0
,20
%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
Aan
tal f
ond
sen
10
9
Min
imum
0,5
8%
0,4
8%
0,5
9%
0,5
4%
Max
imum
2,51
%2,
51%
1,67%
1,67%
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen38
De
fond
sen
van
Cen
traa
l Beh
eer
Ach
mea
(C
BA
) zi
jn U
L-fo
ndse
n. C
BA
han
teer
t vo
or
dez
e fo
ndse
n ee
n T
ER
die
gel
ijk is
aan
de
OC
F. V
oo
r al
le f
ond
sen
zijn
pro
spec
tuss
en e
n fa
ctsh
eets
bes
chik
baa
r. E
en A
FM
-ris
ico
-ind
icat
or
is n
iet
va
n to
epas
sing
.
De
TE
R is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
TE
R. H
et n
etto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
CB
A h
ante
ert,
med
e af
hank
elijk
van
de
gro
ott
e va
n he
t p
ensi
oen
cont
ract
, een
ko
rtin
g o
p d
e T
ER
(ac
hter
af v
ia t
oev
oeg
ing
van
ext
ra p
arti
cip
atie
s), v
arie
rend
van
0%
to
t 0
,5%
. Dez
e m
og
elijk
e ko
rtin
g is
nie
t ve
rwer
kt in
de
TE
R+
. De
TE
R+
is
der
halv
e g
elijk
aan
de
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e T
ER
.
1) C
BA
hee
ft e
ind
20
12 in
het
kad
er v
an d
e zo
rgp
licht
op
gro
nd v
an d
e P
ensi
oen
wet
nie
uwe
lifec
ycle
s o
ntw
ikke
ld, w
aarb
ij g
ebru
ik w
ord
t g
emaa
kt v
an 9
ver
schi
llend
e b
eleg
gin
gsc
ateg
ori
eën.
Tev
ens
is h
et m
og
elijk
om
vri
j te
bel
egg
en in
dez
e b
eleg
gin
gsc
ateg
ori
eën
en/o
f te
kie
zen
voo
r ee
n g
aran
tier
eken
ing
. De
TE
R v
an d
eze
fond
sen
gel
dt
in ie
der
gev
al o
ok
voo
r 20
14. D
e T
ER
+ b
ij d
eze
nieu
we
fond
sen
is g
elijk
aan
de
TE
R v
erm
eerd
erd
met
aan
vulle
nde
po
lisb
ehee
rko
sten
. D
e p
olis
beh
eerk
ost
en z
ijn a
fhan
kelij
k va
n d
e g
roo
tte
van
het
cont
ract
en
bed
rag
en m
axim
aal 0
,5%
. In
de
TE
R+
is e
en o
psl
ag v
oo
r p
olis
beh
eerk
ost
en v
an 0
,25%
ver
wer
kt.
2) D
e fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lifec
ycle
bel
egg
en z
ijn o
ok
bes
chik
baa
r vo
or
zelf
bel
egg
en.
De
TE
R+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
stra
tiev
e p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
Cen
traa
l Beh
eer
Ach
mea
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
TER
Net
to f
ond
s re
ndem
ent
TER
+G
eco
rrig
eerd
ne
tto
ren
dem
ent
Gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
p
erfo
rman
ce
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
n.v.
t.C
entr
aal B
ehee
r A
chm
ea A
met
hist
Fo
nds
1,00
%7,
13%
1,00
%7,
13%
-0,0
7%1,0
0%
13,11
%1,0
0%
13,11
%-1
,05%
n.v.
t.C
entr
aal B
ehee
r A
chm
ea D
iam
ant
Fo
nds
1,07%
-8,7
3%1,0
7%-8
,73%
-0,9
8%
1,07%
19,17
%1,0
7%19
,17%
2,31
%
n.v.
t.C
entr
aal B
ehee
r A
chm
ea E
uro
Aan
del
enfo
nds
1,11%
-13,
52%
1,11%
-13,
52%
0,9
4%
1,11%
23,2
8%
1,11%
23,2
8%
2,79
%
n.v.
t.C
entr
aal B
ehee
r A
chm
ea R
ob
ijn F
ond
s1,0
9%
-10
,23%
1,09
%-1
0,2
3%0
,66
%1,0
9%
20,9
9%
1,09
%20
,99
%2,
55%
n.v.
t.C
entr
aal B
ehee
r A
chm
ea S
affier
Fo
nds
1,01%
-0,9
7%1,0
1%-0
,97%
-1,0
6%
1,01%
13,3
0%
1,01%
13,3
0%
1,24
%
n.v.
t.C
entr
aal B
ehee
r A
chm
ea T
op
aas
Fo
nds
1,04
%-4
,31%
1,04
%-4
,31%
-0,9
1%1,0
4%
15,7
0%
1,04
%15
,70
%1,7
4%
Nie
uw li
fecy
cle
conc
ept
1)
n.v.
t.A
chm
ea w
erel
dw
ijd a
and
elen
fo
nds
0,2
8%
0,5
3%
n.v.
t.A
chm
ea o
pko
men
de
mar
kten
aan
del
en f
ond
s0
,45%
0,7
0%
n.v.
t.A
chm
ea in
dir
ect
vast
go
ed f
ond
s0
,60
%0
,85%
n.v.
t.A
chm
ea g
rond
sto
ffen
fond
s0
,42%
0,6
7%
n.v.
t.A
chm
ea e
uro
sta
atso
blig
atie
fo
nds
0,2
2%0
,47%
n.v.
t.A
chm
ea in
vest
men
t g
rad
e b
edri
jfso
blig
atie
fo
nds
0,3
8%
0,6
3%
n.v.
t.A
chm
ea h
igh
yiel
d b
edri
jfso
blig
atie
fo
nds
0,6
2%0
,87%
n.v.
t.A
chm
ea o
pko
men
de
mar
kten
sta
atso
blig
atie
s0
,64
%0
,89
%
n.v.
t.A
chm
ea la
nglo
pen
de
op
blig
atie
s fo
nds
0,2
2%0
,47%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
2)
Aan
tal f
ond
sen
4
4
Min
imum
0,9
3%0
,93%
0,9
3%0
,93%
Max
imum
1,11%
1,11%
1,11%
1,11%
39LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen
Bijl
agen
Del
ta L
loyd
(D
L) h
ante
ert
vana
f 20
12 d
e O
CF.
Vo
lgen
s ha
ar o
pg
ave
is e
r g
een
mat
erie
el v
ersc
hil t
usse
n d
eze
OC
F e
n d
e T
ER
die
to
t en
met
20
11 w
erd
geh
ante
erd
. Uit
zond
erin
g d
aaro
p is
een
fo
nds
ten
beh
oev
e va
n ze
lf b
eleg
gen
waa
rvo
or
in
2012
een
per
form
ance
fee
van
to
epas
sing
was
. Dez
e p
erfo
rman
ce f
ee z
it n
iet
in d
e O
CF,
maa
r zo
u vo
lgen
s D
L w
el in
de
TE
R z
ijn in
beg
rep
en. I
n d
e O
CF
+ is
dez
e p
erfo
rman
ce f
ee w
el m
eeg
eno
men
.
De
OC
F is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r D
L o
pg
egev
en O
CF.
Het
net
to f
ond
s re
ndem
ent
is g
elijk
aan
het
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e ne
tto
fo
nds
rend
emen
t.
Vo
lgen
s D
L zi
jn g
een
aanv
ulle
nde
(ver
mo
gen
s)b
ehee
rko
sten
van
to
epas
sing
. DL
heef
t g
een
med
edel
ing
en g
edaa
n ov
er e
vent
uele
ko
rtin
gen
op
de
OC
F. D
e O
CF
+ is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
OC
F.
Het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
per
form
ance
is g
elijk
aan
het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t ve
rmin
der
d m
et h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
ben
chm
ark
rend
emen
t.
1) P
ensi
oen
stab
ilisa
tore
n b
etre
ffen
16
ver
schi
llend
e m
ixfo
ndse
n va
n b
edri
jfs-
en
staa
tob
ligat
ies
die
bij
lifec
ycle
bel
egg
en w
ord
en g
ebru
ikt
om
het
ren
teri
sico
bij
aank
oo
p v
an p
ensi
oen
op
de
pen
sio
end
atum
dee
ls a
f te
dek
ken.
Dez
e fo
ndse
n he
bb
en g
een
ben
chm
ark.
Vo
lgen
s o
pg
ave
van
DL
is d
e A
FM
-ris
ico
-ind
icat
or
niet
van
to
epas
sing
bij
de
fond
sen
ten
beh
oev
e va
n lif
ecyc
le b
eleg
gen
om
dat
dez
e fo
ndse
n ni
et r
echt
stre
eks
ond
er t
oez
icht
van
de
AF
M s
taan
.
De
OC
F+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
Del
ta L
loyd
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
OC
FN
etto
fo
nds
rend
emen
tO
CF+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
n.v.
t.D
elta
Llo
yd In
dex
fond
s In
dex
Mix
fond
s 1
0,4
8%
-2,0
1%0
,48
%-2
,01%
0,4
8%
14,2
3%0
,48
%14
,23%
-2,7
5%
n.v.
t.D
elta
Llo
yd In
dex
fond
s In
dex
Mix
fond
s 2
0,4
9%
-2,3
0%
0,4
9%
-2,3
0%
0,4
8%
14,6
2%0
,48
%14
,62%
-2,4
6%
n.v.
t.D
elta
Llo
yd In
dex
fond
s In
dex
Mix
fond
s 3
0,5
0%
-4,6
2%0
,50
%-4
,62%
0,4
8%
16,9
7%0
,48
%16
,97%
-0,5
6%
n.v.
t.D
elta
Llo
yd P
ensi
oen
stab
ilisa
tore
n
1
)0
,21%
0,2
1%0
,21%
0,2
1%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
Aan
tal f
ond
sen
16
1
6
Min
imum
0,5
7%0
,57%
0,6
1%0
,61%
Max
imum
2,35
%2,
35%
1,50
%2,
20%
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen40
Zw
iter
leve
n (Z
L)
hant
eert
van
af 2
012
de
OC
F. V
olg
ens
haar
op
gav
e b
esta
an d
e O
CF
en
de
TE
R d
ie t
ot
en m
et 2
011
wer
d g
ehan
teer
d a
lleen
uit
een
zo
gen
oem
de
serv
ice
fee,
en
is e
r d
aaro
m g
een
mat
erie
el v
ersc
hil t
usse
n d
e O
CF
en
de
TE
R.
De
OC
F is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
OC
F. H
et n
etto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
OC
F+
is g
elijk
aan
de
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e O
CF
ver
mee
rder
d m
et 0
,5%
(lif
ecyc
le b
eleg
gen
) re
spec
tiev
elijk
0,7
5% (
zelf
bel
egg
en)
aanv
ulle
nde
verm
og
ensb
ehee
rko
sten
via
de
pen
sio
enve
rzek
erin
gen
. Dez
e
verm
og
ensb
ehee
rko
sten
kun
nen
vari
ëren
.
Het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent
verm
ind
erd
met
de
aanv
ulle
nde
verm
og
ensb
ehee
rko
sten
. D
e g
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
erp
erfo
rman
ce is
gel
ijk a
an h
et g
eco
rrig
eerd
e ne
tto
ren
dem
ent
verm
ind
erd
met
het
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e b
ench
mar
k re
ndem
ent.
1) Z
L he
eft
eind
20
12 n
ieuw
e fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lifec
ycle
bel
egg
en in
gev
oer
d. D
e hi
erb
ij ve
rmel
de
OC
F is
do
or
ZL
vast
ges
teld
. De
OC
F+
is g
elijk
aan
de
OC
F v
erm
eerd
erd
met
0,5
% a
anvu
llend
e ve
rmo
gen
sbeh
eerk
ost
en.
De
OC
F+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
Zw
itse
rlev
en
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
OC
FN
etto
fo
nds
rend
emen
tO
CF+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
4Z
wit
serl
even
Ho
rizo
nRen
tefo
nds
0,0
4%
3,70
%0
,54
%3,
20%
-0,2
9%
0,0
4%
14,7
4%
0,5
4%
14,2
4%
-2,2
3%
5Z
wit
serl
even
Ho
rizo
nfo
nds
20+
0,0
6%
-4,5
8%
0,5
6%
-5,0
8%
-0,9
8%
0,0
7%19
,06
%0
,57%
18,5
6%
0,9
5%
4Z
wit
serl
even
Ho
rizo
nfo
nds
2015
-20
190
,09
%0
,20
%0
,59
%-0
,30
%-0
,48
%0
,09
%16
,73%
0,5
9%
16,2
3%-1
,38
%
4Z
wit
serl
even
Ho
rizo
nfo
nds
2020
-20
240
,04
%0
,52%
0,5
4%
0,0
2%-0
,77%
0,0
4%
16,4
5%0
,54
%15
,95%
-0,9
0%
5Z
wit
serl
even
Ho
rizo
nfo
nds
2025
-20
290
,06
%-1
,17%
0,5
6%
-1,6
7%-0
,47%
0,0
7%17
,56
%0
,57%
17,0
6%
-0,3
5%
5Z
wit
serl
even
Ho
rizo
nfo
nds
2030
-20
340
,04
%-2
,34
%0
,54
%-2
,84
%-0
,79
%0
,04
%18
,03%
0,5
4%
17,5
3%0
,41%
Nie
uw li
fecy
cle
conc
ept
1)
4G
over
nmen
t B
ond
s 10
+ F
ond
s0
,04
%0
,54
%
4Z
L C
red
its
Fo
nds
0,0
4%
0,5
4%
6Z
L W
erel
d A
and
elen
fond
s0
,04
%0
,54
%
5Z
L S
elec
tie
Fo
nds
0,3
4%
0,8
4%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
Aan
tal f
ond
sen
9
9
Min
imum
0,0
4%
0,5
4%
0,0
4%
0,7
9%
Max
imum
0,5
5%1,0
5%0
,54
%1,2
9%
41LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen
Bijl
agen
BeF
rank
han
teer
t va
naf
2013
de
OC
F. V
olg
ens
haar
op
gav
e is
er
naar
ver
wac
htin
g g
een
mat
erie
el v
ersc
hil t
usse
n d
eze
OC
F e
n d
e T
ER
die
to
t en
met
20
12 w
erd
geh
ante
erd
.
De
TE
R is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
TE
R. H
et n
etto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
BeF
rank
ver
koo
pt
maa
ndel
ijks
een
vast
per
cent
age
van
de
waa
rde
van
de
bel
egg
ing
en. D
it z
ijn d
e ko
sten
van
BeF
rank
vo
or
het
beh
eer
van
de
bel
egg
ing
en. D
e ho
og
te h
ierv
an v
ersc
hilt
per
co
ntra
ct e
n va
riee
rt o
p ja
arb
asis
do
org
aans
tus
sen
de
0%
en
0,4
8%
, waa
rbij
vaak
0,2
4%
gel
dt.
De
hier
ver
mel
de
TE
R+
is d
aaro
m g
elijk
aan
de
hier
voo
r g
eno
emd
e T
ER
ver
mee
rder
d m
et 0
,24
%.
Het
gec
orr
igee
rd n
etto
ren
dem
ent
is g
elijk
aan
het
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e ne
tto
fo
nds
rend
emen
t g
eco
rrig
eerd
vo
or
het
vers
chil
tuss
en d
e T
ER
+ e
n d
e T
ER
(in
dit
gev
al e
en v
erla
gin
g v
an 0
,24
%).
De
gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
per
form
ance
is g
elijk
aan
het
ver
mel
de
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t ve
rmin
der
d m
et h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
ben
chm
ark
rend
emen
t.
1) P
ensi
oen
stab
ilisa
tief
ond
sen
bet
reff
en m
ixfo
ndse
n va
n b
edri
jfs-
en
staa
tob
ligat
ies
die
bij
lifec
ycle
bel
egg
en w
ord
en g
ebru
ikt
om
het
ren
teri
sico
bij
aank
oo
p v
an p
ensi
oen
op
de
pen
sio
end
atum
dee
ls a
f te
dek
ken.
Vo
or
dez
e fo
ndse
n ha
ntee
rt
BeF
rank
gee
n b
ench
mar
k.
2) D
eze
fond
sen
wo
rden
do
or
BeF
rank
geb
ruik
t b
ij d
e p
assi
eve
vari
ant
van
lifec
ycle
bel
egg
en, m
aar
kunn
en o
ok
wo
rden
ing
ezet
vo
or
zelf
bel
egg
en. I
n ve
rgel
ijkin
g m
et o
ns T
ER
-rap
po
rt v
an v
ori
g ja
ar z
ijn d
eze
fond
sen
nu g
erub
rice
erd
ond
er
“Fo
ndse
n t.
b.v
. lif
ecyc
le b
eleg
gen
”. D
e an
der
e fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lifec
yle
bel
egg
en b
etre
ft d
e ac
tiev
e va
rian
t.
3) D
e T
hink
fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lifec
ycle
bel
egg
en z
ijn o
ok
bes
chik
baa
r vo
or
zelf
bel
egg
en. V
olg
ens
op
gav
e va
n B
eFra
nk z
ijn d
e b
oven
ste
9 b
eleg
gin
gsf
ond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en a
dm
inis
tati
eve
fond
sen
die
nie
t zi
jn o
pg
eno
men
in
het
do
or
de
AF
M g
eho
uden
reg
iste
r. H
ierd
oo
r o
ntb
reek
t vo
or
dez
e fo
ndse
n d
e A
FM
-ris
ico
-ind
icat
or.
De
TE
R+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
BeF
rank
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
TER
Net
to f
ond
s re
ndem
ent
TER
+G
eco
rrig
eerd
ne
tto
ren
dem
ent
Gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
p
erfo
rman
ce
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
n.v.
t.D
LI M
ix F
ond
s O
ffen
sief
0
,33%
-7,3
0%
0,5
7%-7
,54
%-6
,23%
0,2
9%
14,14
%0
,53%
13,9
0%
-1,4
3%
n.v.
t.D
LI M
ix F
ond
s N
eutr
aal
0,3
1%-4
,60
%0
,55%
-4,8
4%
-4,3
9%
0,2
7%13
,21%
0,5
1%12
,97%
-1,6
0%
n.v.
t.D
LI M
ix F
ond
s D
efen
sief
0
,29
%-2
,70
%0
,53%
-2,9
4%
-3,3
6%
0,2
5%12
,86
%0
,49
%12
,62%
-1,17
%
n.v.
t.D
LI P
ensi
oen
stab
ilisa
tief
ond
s 15
+
1)
0,2
1%12
,20
%0
,45%
11,9
6%
0,2
1%14
,35%
0,4
5%14
,11%
n.v.
t.D
LI P
ensi
oen
stab
ilisa
tief
ond
s 11
-15
1)
0,2
1%12
,00
%0
,45%
11,7
6%
0,2
1%14
,20
%0
,45%
13,9
6%
n.v.
t.D
LI P
ensi
oen
stab
ilisa
tief
ond
s 8
-10
1)
0,2
1%11
,30
%0
,45%
11,0
6%
0,2
1%14
,02%
0,4
5%13
,78
%
n.v.
t.D
LI P
ensi
oen
stab
ilisa
tief
ond
s 5-
7
1)
0,2
1%10
,50
%0
,45%
10,2
6%
0,2
1%13
,48
%0
,45%
13,2
4%
n.v.
t.D
LI P
ensi
oen
stab
ilisa
tief
ond
s 3-
4
1)
0,2
1%9
,60
%0
,45%
9,3
6%
0,2
1%13
,05%
0,4
5%12
,81%
n.v.
t.D
LI P
ensi
oen
stab
ilisa
tief
ond
s 1-
2
1)
0,2
2%8
,60
%0
,46
%8
,36
%0
,21%
12,6
2%0
,45%
12,3
8%
7T
hink
Glo
bal
Eq
uity
Tra
cker
2)
0,19
%-5
,87%
0,4
3%-6
,11%
-0,3
0%
0,2
0%
13,5
9%
0,4
4%
13,3
5%-0
,89
%
7T
hink
Glo
bal
Rea
l Est
ate
Trac
ker
2
)0
,25%
-3,7
9%
0,4
9%
-4,0
3%-0
,58
%0
,25%
32,0
5%0
,49
%31
,81%
-1,0
3%
3T
hink
iBox
x C
orp
ora
te B
ond
Tra
cker
2
) 0
,13%
2,8
9%
0,3
7%2,
65%
-0,4
7%0
,15%
9,7
0%
0,3
9%
9,4
6%
-1,4
0%
4T
hink
iBox
x G
over
nmen
t B
ond
Tra
cker
2)
0,15
%4
,45%
0,3
9%
4,2
1%-0
,24
%0
,15%
11,15
%0
,39
%10
,91%
0,7
6%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
3)
Aan
tal f
ond
sen
13
13
Min
imum
0,2
7%0
,51%
0,2
7%0
,51%
Max
imum
1,31%
1,55%
1,30
%1,5
4%
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen42
Bra
nd N
ew D
ay (
BN
D)
hant
eert
van
af 2
012
de
OC
F. V
olg
ens
haar
op
gav
e is
er
gee
n m
ater
ieel
ver
schi
l tus
sen
dez
e O
CF
en
de
TE
R d
ie t
ot
en m
et 2
011
wer
d g
ehan
teer
d.
De
OC
F is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
OC
F. H
et n
etto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
OC
F+
is g
elijk
aan
de
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e O
CF.
Het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
per
form
ance
is g
elijk
aan
het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t ve
rmin
der
d m
et h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
ben
chm
ark
rend
emen
t.
1) D
it f
ond
s is
ing
evo
erd
per
31
janu
ari 2
012
. Vo
or
dit
fo
nds
is h
et r
end
emen
t ov
er ja
nuar
i 20
12 d
aaro
m a
ang
evul
d m
et h
et r
end
emen
t (n
a af
trek
van
de
OC
F z
oal
s d
ie b
ij B
ND
van
to
epas
sing
zo
u zi
jn g
ewee
st)
beh
aald
do
or
het
reed
s b
esta
and
e,
ond
erlig
gen
de
fond
s.
2) D
eze
fond
sen
zijn
ing
evo
erd
per
31
janu
ari 2
012
. Het
ren
dem
ent
is v
an 3
1 ja
nuar
i 20
12 t
ot
31 d
ecem
ber
20
12. D
e ve
rmel
de
OC
F is
wel
op
jaar
bas
is.
3) D
it f
ond
s is
ing
evo
erd
per
2 ju
ni 2
012
. Vo
or
dit
fo
nds
is h
et r
end
emen
t ov
er 2
012
daa
rom
van
af 1
janu
ari 2
012
to
t 2
juni
20
12 a
ang
evul
d m
et h
et r
end
emen
t (n
a af
trek
van
de
OC
F z
oal
s d
ie b
ij B
ND
van
to
epas
sing
zo
u zi
jn g
ewee
st)
beh
aald
d
oo
r he
t re
eds
bes
taan
de,
ond
erlig
gen
de
fond
s.
De
OC
F+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
Bra
nd N
ew D
ay
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
OC
FN
etto
fo
nds
rend
emen
tO
CF+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
6B
ND
Wer
eld
Ind
exfo
nds
Co
llect
ief
1)
0,4
0%
-6,12
%0
,40
%-6
,12%
-0,4
2%0
,40
%14
,33%
0,4
0%
14,3
3%-0
,29
%
3B
ND
Sta
atso
blig
atie
fond
s K
ort
Co
llect
ief
2)
0,4
0%
8,3
5%0
,40
%8
,35%
4,13
%
3B
ND
Sta
atso
blig
atie
fond
s La
ng C
olle
ctie
f
2
)0
,40
%9
,27%
0,4
0%
9,2
7%-0
,08
%
6B
ND
Duu
rzaa
m W
erel
d In
dex
fond
s C
olle
ctie
f 3
)0
,65%
14,17
%0
,65%
14,17
%-0
,39
%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
De
hier
bov
enve
rmel
de
fond
sen
zijn
oo
k b
esch
ikb
aar
voo
r ze
lf b
eleg
gen
.
Bij
zelf
bel
egg
en k
an b
ij aa
nvan
g d
e m
ix n
aar
keuz
e w
ord
en in
gev
uld
. Van
af 2
5 ja
ar v
óó
r d
e p
ensi
oen
dat
um w
ord
t he
t aa
ndel
enri
sico
ech
ter
volg
ens
een
lifec
ycle
afg
ebo
uwd
.
43LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen
Bijl
agen
Nat
iona
le N
eder
land
en P
PI (
NN
-PP
I) h
ante
ert
de
OC
F.
1) N
N-P
PI h
eeft
ein
d 2
012
nie
uwe
fond
sen
ten
beh
oev
e va
n lif
ecyc
le b
eleg
gen
ing
evo
erd
. Vo
lgen
s o
pg
ave
van
NN
-PP
I wo
rden
aan
vulle
nde
verm
og
ensb
ehee
rko
sten
ber
eken
d v
arië
rend
van
0%
to
t 0
,20
%. I
n d
e O
CF
+ is
daa
rom
een
gem
idd
eld
e va
n 0
,10%
aan
vulle
nde
verm
og
ensb
ehee
rko
sten
ver
wer
kt.
2) T
en b
eho
eve
van
zelf
bel
egg
en is
bij
NN
-PP
I een
aan
tal I
NG
en
niet
-IN
G b
eleg
gin
gsf
ond
sen
bes
chik
baa
r. V
olg
ens
op
gav
e va
n N
N-P
PI w
ord
en a
anvu
llend
e ve
rmo
gen
sbeh
eerk
ost
en b
erek
end
van
0,0
3%. D
aarn
aast
is b
ij ee
n aa
ntal
fo
ndse
n sp
rake
van
een
ko
rtin
g o
p d
e O
CF.
In d
e hi
er v
erm
eld
e O
CF
+ z
ijn d
e aa
nvul
lend
e ve
rmo
gen
sbeh
eerk
ost
en e
n d
e ko
rtin
g v
oo
r d
ie f
ond
sen
verw
erkt
.
De
OC
F+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
Nat
iona
le N
eder
land
en P
PI
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mO
CF
Net
to f
ond
s re
ndem
ent
OC
F+G
eco
rrig
eerd
ne
tto
ren
dem
ent
Gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
p
erfo
rman
ce
OC
FN
etto
fo
nds
rend
emen
tO
CF+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
1)
5IN
G B
alan
ced
Ret
urn
Fun
d0
,50
%0
,60
%
3IN
G L
iab
ility
Mat
chin
g F
und
(M
)0
,30
%0
,40
%
6IN
G L
iab
ility
Mat
chin
g F
und
(L
)0
,30
%0
,40
%
7IN
G L
iab
ility
Mat
chin
g F
und
(X
L)0
,30
%0
,40
%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
2)
Aan
tal f
ond
sen
27
Min
imum
0,2
9%
0,3
2%
Max
imum
2,0
3%1,3
8%
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen44
Pen
sio
nal
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
OC
FN
etto
fo
nds
rend
emen
tO
CF+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
1)
4A
BN
AM
RO
MM
Lif
ecyc
le 2
015
P0
,43%
14,8
7%0
,43%
14,8
7%-3
,25%
4A
BN
AM
RO
MM
Lif
ecyc
le 2
020
P0
,43%
12,2
9%
0,4
3%12
,29
%-3
,23%
5A
BN
AM
RO
MM
Lif
ecyc
le 2
025
P0
,46
%11
,83%
0,4
6%
11,8
3%-3
,62%
6A
BN
AM
RO
MM
Lif
ecyc
le 2
030
P0
,51%
13,15
%0
,51%
13,15
%-3
,25%
6A
BN
AM
RO
MM
Lif
ecyc
le 2
035
P0
,53%
13,4
5%0
,53%
13,4
5%-3
,21%
6A
BN
AM
RO
MM
Lif
ecyc
le 2
04
0 P
0,5
3%13
,42%
0,5
3%13
,42%
-3,2
4%
6A
BN
AM
RO
MM
Lif
ecyc
le 2
04
5 P
0,5
3%13
,53%
0,5
3%13
,53%
-3,13
%
6A
BN
AM
RO
MM
Lif
ecyc
le 2
050
P0
,53%
13,8
0%
0,5
3%13
,80
%-2
,86
%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
2)
Aan
tal f
ond
sen
21
21
Min
imum
0,0
0%
0,0
0%
0,0
0%
0,0
0%
Max
imum
2,11
%2,
11%
2,11
%2,
11%
Pen
sio
nal h
ante
ert
vana
f 20
12 d
e O
CF.
Vo
lgen
s ha
ar o
pg
ave
is d
e O
CF
van
de
fond
sen
ten
beh
oev
e va
n lif
ecyc
le b
eleg
gen
eni
gsz
ins
hog
er d
an d
e T
ER
die
to
t en
met
20
11 w
erd
geh
ante
erd
. Vo
or
de
fond
sen
ten
beh
oev
en v
an z
elf
bel
egg
en
heef
t P
ensi
ona
l alle
en d
e T
ER
op
geg
even
. Van
weg
e he
t ni
et b
esch
ikb
aar
zijn
van
de
OC
F h
ebb
en w
ij vo
or
dez
e fo
ndse
n in
de
kolo
m 2
012
dez
e T
ER
ver
wer
kt.
De
OC
F is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
OC
F. H
et n
etto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
Vo
lgen
s o
pg
ave
van
Pen
sio
nal z
ijn g
een
aanv
ulle
nde
(ver
mo
gen
s)b
ehee
rko
sten
van
to
epas
sing
. De
OC
F+
is d
aaro
m g
elijk
aan
de
OC
F.
Het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
per
form
ance
is g
elijk
aan
het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t ve
rmin
der
d m
et h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
ben
chm
ark
rend
emen
t.
1) P
ensi
ona
l maa
kt v
anaf
20
12 g
ebru
ik v
an n
ieuw
e fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lifec
ycle
bel
egg
en, w
aarb
ij d
e b
eleg
gin
gen
zijn
geb
asee
rd o
p d
ezel
fde
bel
egg
ing
smix
als
de
lifec
ycle
fo
ndse
n d
ie r
eed
s va
n to
epas
sing
zijn
in h
et p
arti
culie
re
dis
trib
utie
kana
al. B
ij la
atst
gen
oem
de
fond
sen
vari
eert
de
OC
F t
usse
n 0
,95%
en
1,00
%. B
ij d
e fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lifec
ycle
bel
egg
en v
oo
r P
ensi
ona
l is
de
dis
trib
utie
-fee
ver
valle
n.
2) T
en b
eho
eve
van
zelf
bel
egg
en m
aakt
Pen
sio
nal v
anaf
20
12 g
ebru
ik v
an d
e fo
ndse
n d
ie r
eed
s va
n to
epas
sing
zijn
in h
et p
arti
culie
re d
istr
ibut
ieka
naal
. Vo
or
dez
e fo
ndse
n is
vo
or
Pen
sio
nal d
e O
CF
in 2
012
gel
ijk a
an d
ie v
an h
et p
arti
culie
re
dis
trib
utie
kana
al. P
ensi
ona
l ste
lt p
erio
die
k ee
n lij
st m
et f
ond
sen
sam
en d
ie d
oo
r ha
ar w
ord
en a
anb
evo
len
ten
beh
oev
e va
n ze
lf b
eleg
gen
. De
21 h
ier
gen
oem
de
fond
sen
bet
reff
en f
ond
sen
die
zo
wel
per
31
dec
emb
er 2
011
als
per
1 ju
li 20
13 o
p d
e vo
ork
eurs
lijst
van
Pen
sio
nal s
tond
en.
De
OC
F+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
45LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen
Bijl
agen
Stic
htin
g R
ob
eco
PP
I
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
OC
FN
etto
fo
nds
rend
emen
tO
CF+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
6R
ob
eco
1,12%
-6,6
9%
0,4
5%-6
,02%
-4,18
%1,1
2%15
,53%
0,4
5%16
,20
%1,4
5%
3R
ob
eco
All
Str
ateg
y E
uro
Bo
nds
IHH
I EU
R
1
)0
,51%
11,3
6%
0,3
4%
11,5
3%
7R
ob
eco
All
Str
ateg
y E
uro
Bo
nds
40
IH E
UR
1)
0,5
0%
0,3
6%
0,5
1%4
2,0
8%
0,3
8%
42,
21%
3R
ob
eco
All
Str
ateg
y E
uro
Bo
nds
IH E
UR
0,4
5%2,
76%
0,5
1%2,
70%
-0,5
4%
0,4
6%
12,16
%0
,53%
12,0
9%
0,9
0%
4R
ob
eco
AS
F P
ensi
on
Mat
chin
g P
ort
folio
IH E
UR
2)
0,5
0%
8,0
8%
0,3
3%8
,25%
5R
ob
eco
AS
F P
ensi
on
Ret
urn
Po
rtfo
lio I
EU
R
2)
0,8
1%5,
75%
0,7
1%5,
85%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
3)
Aan
tal f
ond
sen
12
12
Min
imum
0,2
0%
0,3
0%
0,2
0%
0,0
5%
Max
imum
1,63%
0,9
4%
1,63%
0,9
1%
Sti
chti
ng R
ob
eco
PP
I (R
ob
eco)
han
teer
t va
naf
2012
de
OC
F. V
olg
ens
haar
op
gav
e is
er
gee
n m
ater
ieel
ver
schi
l tus
sen
dez
e O
CF
en
de
TE
R d
ie t
ot
en m
et 2
011
wer
d g
ehan
teer
d.
De
OC
F is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
OC
F. H
et n
etto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
OC
F+
is g
elijk
aan
de
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e O
CF
ver
mee
rder
d m
et d
oo
r R
ob
eco
op
geg
even
aan
vulle
nde
(ver
mo
gen
s)b
ehee
rko
sten
van
0,15
% e
n ve
rmin
der
d m
et d
oo
r R
ob
eco
op
geg
even
sta
ndaa
rd k
ort
ing
op
de
OC
F
(var
iëre
nd v
an 0
,05%
to
t 0
,41%
, met
2 u
itsc
hiet
ers
van
circ
a 0
,85%
).
Het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent
gec
orr
igee
rd v
oo
r he
t ve
rsch
il tu
ssen
de
OC
F+
en
de
OC
F. D
e g
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
erp
erfo
rman
ce is
gel
ijk a
an h
et
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t ve
rmin
der
d m
et h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
ben
chm
ark
rend
emen
t. In
die
n b
ij ee
n fo
nds
gee
n b
ench
mar
k va
n to
epas
sing
is, d
an is
gee
n o
ut-
of
und
erp
erfo
rman
ce v
erm
eld
.
Ten
beh
oev
e va
n lif
ecyc
le b
eleg
gen
is t
even
s d
e R
abo
Sp
aarr
eken
ing
bes
chik
baa
r.
1) D
eze
do
or
Ro
bec
o g
evo
erd
e fo
ndse
n b
etre
ffen
een
nie
uw o
pg
eric
hte
inst
itut
ione
le s
hare
klas
se, d
ie o
ntw
ikke
ld is
vo
or
inst
itut
ione
le o
plo
ssin
gen
zo
als
de
PP
I. D
eze
fond
sen
heb
ben
gee
n b
ench
mar
k.
2) D
eze
do
or
Ro
bec
o g
evo
erd
e fo
ndse
n zi
jn o
pg
eric
ht in
maa
rt 2
012
. De
hier
ver
mel
de
OC
F is
op
jaar
bas
is. H
et r
end
emen
t is
ove
r p
erio
de
1 ap
ril 2
012
to
t 31
dec
emb
er 2
012
. Dez
e fo
ndse
n he
bb
en g
een
ben
chm
ark.
3) D
e 3
eers
tgen
oem
de
Ro
bec
o f
ond
sen
ten
beh
oev
e va
n lif
ecyc
le b
eleg
gen
kun
nen
oo
k w
ord
en g
ebru
ikt
voo
r ze
lf b
eleg
gen
.
De
OC
F+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
istr
atie
ve p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
LCP Netherlands Lifecycle Pensioen 2013
Bijlagen46
Vo
lgen
s T
KP
-PP
I sta
an h
aar
bel
egg
ing
sfo
ndse
n ni
et o
nder
het
to
ezic
ht v
an d
e A
FM
. Om
die
red
en h
ante
ert
TK
P-P
PI h
ierv
oo
r g
een
OC
F, m
aar
de
TE
R. O
ok
de
AF
M-r
isic
o-i
ndic
ato
r is
nie
t va
n to
epas
sing
. Daa
rnaa
st m
erkt
TK
P-P
PI n
og
op
dat
de
OC
F in
ver
gel
ijkin
g m
et d
e T
ER
gee
n p
erfo
rman
ce f
ee b
evat
, ter
wijl
dez
e b
ij T
KP
-PP
I so
ms
wel
van
to
epas
sing
was
.
De
fond
sen
ten
beh
oev
e va
n lif
ecyc
le b
eleg
gen
zijn
oo
k b
esch
ikb
aar
voo
r ze
lf b
eleg
gen
.
De
TE
R is
gel
ijk a
an d
e d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
TE
R. H
et h
ier
verm
eld
e ne
tto
fo
nds
rend
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent.
De
TE
R+
is g
elijk
aan
de
do
or
het
bel
egg
ing
sfo
nds
gep
ublic
eerd
e T
ER
ver
mee
rder
d m
et d
oo
r T
KP
-PP
I op
geg
even
aan
vulle
nde
(ver
mo
gen
s)b
ehee
rko
sten
(in
20
12 v
arie
rend
van
0,0
85%
to
t 0
,17%
). E
en e
vent
uele
per
form
ance
fee
van
een
ex
tern
e ve
rmo
gen
sbeh
eerd
er is
oo
k in
beg
rep
en.
Het
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t is
gel
ijk a
an h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
nett
o f
ond
s re
ndem
ent
gec
orr
igee
rd v
oo
r he
t ve
rsch
il tu
ssen
de
TE
R+
en
de
TE
R. D
e g
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
erp
erfo
rman
ce is
gel
ijk a
an h
et
gec
orr
igee
rde
nett
o r
end
emen
t ve
rmin
der
d m
et h
et d
oo
r he
t b
eleg
gin
gsf
ond
s g
epub
licee
rde
ben
chm
ark
rend
emen
t. D
eze
reke
nkun
dig
e fo
rmul
e g
eeft
eni
gsz
ins
and
ere
uitk
om
sten
ten
op
zich
te v
an d
e d
oo
r T
KP
-PP
I geh
ante
erd
e
geo
met
risc
he f
orm
ule.
1) D
it f
ond
s is
op
ger
icht
per
27
janu
ari 2
012
. Het
ren
dem
ent,
de
TE
R e
n d
e b
ench
mar
k zi
jn o
ok
vana
f d
eze
dat
um.
2) D
e fo
ndse
n te
n b
eho
eve
van
lifec
ycle
bel
egg
en z
ijn o
ok
bes
chik
baa
r vo
or
zelf
bel
egg
en.
De
TE
R+
is m
aar
één
ond
erd
eel v
an h
et t
ota
al d
er a
fweg
ing
en d
ie g
emaa
kt m
oet
en w
ord
en b
ij d
e ke
uze
van
een
pen
sio
enui
tvo
erd
er. A
nder
e o
nder
del
en z
ijn b
ijvo
orb
eeld
de
kwal
itei
t va
n d
e lif
ecyc
les,
ad
min
istr
atie
kost
en, e
vent
uele
aan
- en
ve
rko
op
kost
en e
n d
e ad
min
stra
tiev
e p
erfo
rman
ce v
an d
e p
ensi
oen
uitv
oer
der
.
TKP
-PP
I
AFM
ri
sico
in
dic
ato
r
Naa
mTE
RN
etto
fo
nds
rend
emen
tTE
R+
Gec
orr
igee
rd
nett
o r
end
emen
tG
eco
rrig
eerd
e o
ut-
of
und
er
per
form
ance
TER
Net
to f
ond
s re
ndem
ent
TER
+G
eco
rrig
eerd
ne
tto
ren
dem
ent
Gec
orr
igee
rde
out
- o
f un
der
p
erfo
rman
ce
2011
2012
Fond
sen
t.b
.v. l
ifec
ycle
bel
egg
en
n.v.
t.M
M E
mer
gin
g M
arke
ts F
und
0,9
2%-1
3,0
0%
1,09
%-1
3,17
%2,
53%
1,15%
23,8
0%
1,32%
23,6
3%7,
23%
n.v.
t.M
M W
orl
d E
qui
ty In
dex
Fun
d -
EU
R
1
)0
,10%
10,2
0%
0,19
%10
,12%
0,3
1%
n.v.
t.M
M E
uro
pea
n E
qui
ty A
fdek
king
Fun
d0
,21%
-10
,30
%0
,30
%-1
0,3
9%
-1,2
9%
0,0
8%
16,10
%0
,17%
16,0
2%0
,31%
n.v.
t.M
M C
red
it F
und
0,17
%1,9
0%
0,3
4%
1,73%
-0,2
7%0
,14%
14,8
0%
0,3
1%14
,63%
1,63%
n.v.
t.M
M F
ixed
Inco
me
Ext
ra L
ong
Fun
d0
,05%
14,0
0%
0,14
%13
,92%
-0,12
%0
,05%
11,6
0%
0,14
%11
,52%
-0,19
%
n.v.
t.M
M In
flat
ion
Ind
ex L
inke
d B
ond
Fun
d -
Ger
man
y
1,40
%0
,01%
6,8
5%0
,10%
6,7
7%-0
,01%
Fond
sen
t.b
.v. z
elf
bel
egg
en
2)
Aan
tal f
ond
sen
3
3
Min
imum
0,0
2%0
,12%
0,0
0%
0,10
%
Max
imum
0,6
8%
0,8
5%0
,66
%0
,83%
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. Pension Fund Consulting ALM Consulting Actuarial Services Corporate Consulting Training Communication www.lcpnl.com
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
Utrecht, the Netherlands
Tel: +31 (0)30 256 76 30
LCP Libera AG
Zürich, Switzerland
Tel: +41 (0)43 817 73 00
Lane Clark & Peacock LLP
London, UK
Tel: +44 (0)20 7439 2266
LCP Libera AG
Basel, Switzerland
Tel: +41 (0)61 205 74 00
Lane Clark & Peacock LLP
Winchester, UK
Tel: +44 (0)1962 870060
LCP Asalis AG
Zürich, Switzerland
Tel: +41 (0)43 344 42 10
Lane Clark & Peacock Belgium CVBA
Brussels, Belgium
Tel: +32 (0)2 761 45 45
Lane Clark & Peacock UAE
Abu Dhabi, UAE
Tel: +971 (0)2 658 7671
Lane Clark & Peacock Ireland Limited
Dublin, Ireland
Tel: +353 (0)1 614 43 93
NL
1112
/111
2
Lane Clark & Peacock (LCP) is een Europees actuarieel adviesbureau. LCP heeft vestigingen in Utrecht,
Londen, Winchester, Dublin, Zürich, Basel en Brussel.
Evert van Ling
+31 (0)6 2453 3001
Johan van Soest
Senior [email protected]
+31 (0)6 5373 3998
Lifecycle Pensioen 2013