Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op ...

18
Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom 1

Transcript of Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op ...

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

1

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

2

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

3

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” in Bergen op Zoom

Een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven Administratieve gegevens

Gemeente: Bergen op Zoom Plaats: Bergen op Zoom Toponiem: Smitsvest/Van Gorkumweg; voormalig Nedalcoterrein Coördinaten: 77737/390481 (centrumcoördinaat) Objectcode: PVC Opdrachtgever: Projectbureau gemeente Bergen op Zoom Uitvoerder: Gemeente Bergen op Zoom, team Ruimtelijke Ontwikkeling en Vergunningen Bevoegd gezag: Gemeente Bergen op Zoom OM-nummer: 51777 Onderzoeksperiode: mei-juni 2012 Perioden: NTC Complextype: Vestingwerken

1. Introductie; aanleiding voor het onderzoek Lunet Paravicini is de naam van een voormalig onderdeel van de 18de-eeuwse vestingwerken rond Bergen op Zoom. Het terrein waar het lunet zich bevond, ligt aan de westelijke zijde van de stad bij het Havenkwartier. Dit terrein ligt ingeklemd tussen het water van de Smitsvest (eveneens een restant van de vestingwerken) en de Van Gorkumweg en maakt deel uit van een groot voormalig industriegebied. Dit gebied was tot 2005 eigendom van alcoholfabriek Nedalco. De gemeente kocht het in dat jaar aan om het voor woningbouw te ontwikkelen. Dat gebeurde aanvankelijk onder de projectnaam ´Bergse Haven´, later omgedoopt tot ´Scheldevesting´. In dit project werden de opstallen van Nedalco gesloopt, de gronden gesaneerd en vervolgens bouwrijp gemaakt. Het meest noordelijke gedeelte, het terrein van de Smitsvest en het onderzoeksterrein van lunet Paravicini, kwamen het eerst aan de beurt voor ontwikkeling. Op de locatie van het lunet zou de grond eerst worden gesaneerd en aanzienlijk afgegraven. Het archeologisch onderzoek startte in 2011 bij de Smitsvest en volgde op een bureauonderzoek naar de historische ontwikkeling van het hele Nedalcoterrein. In de loop van het onderzoek naar de locatie Smitsvest, werd ook het aangrenzende lunet Paravicini onderzocht. Dat gebeurde in het voorjaar van 2012, in de vorm van 5 machinale proefsleuven en enkele verkennende boringen. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek gaven geen aanleiding tot een opgraving. De muren van het lunet bleken geheel uitgebroken en verwijderd te zijn. Alleen aan de uiterst westelijke zijde werd een klein fragment van metselwerk gevonden. Dit bevond zich echter zodanig diep dat het bij de sanering niet geraakt zou worden. Na de sanering werd een nieuwe leeflaag aangebracht. De woningen werden op schroefpalen gefundeerd.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

4

Afb.1. Uitsnede uit de topografische kaart; in donkerrood het onderzoeksgebied van Smitsvest, binnen de dunnere rode lijn het gebied van Nedalco.

2. Geologie en landschap

Het terrein ligt aan de voet van de pleistocene helling van de Brabantse Wal (steilrand). De zandgronden van de steilrand duiken westwaarts weg onder jongere afzettingen: klei op veen. Uit eerder onderzoek in deze omgeving is gebleken dat het veen in de 13de eeuw op grote schaal voor de turfwinning afgegraven werd. De omgeving van het Groot Arsenaal, 100 meter naar het zuiden, werd in de middeleeuwen opgehoogd met dikke pakketten van zand, klei en zelas, een afvalproduct van de zoutzieders. Het maaiveld op het onderzoeksterrein lag ten tijde van het onderzoek op 5.50 m+NAP (west) tot 6.00 m+NAP (oost). Het werd door een hekwerk verdeeld in een oostelijk gedeelte dat vrij dicht bebost was en een westelijk deel dat een open grasvlakte was en waar kort tevoren grote melassetanks van Nedalco hadden gestaan. Dit maaiveld is volledig door antropogene ophogingen tot stand gekomen, met name door het opwerpen van de diverse vestingwerken in de eerste helft van de 18de eeuw. Het natuurlijke veenoppervlak voorafgaande aan de veenwinning wordt geschat op circa 3 meter +NAP (dit op basis van onderzoek bij het Groot Arsenaal). Na de veenwinning resteerde een drassig gebied dat vermoedelijk niet zoals bij het Groot Arsenaal werd opgehoogd, maar een laaggelegen oeverzone bleef. Door de overstromingen van de 16de eeuw kwam het gebied in een zone van getijdeafzettingen te liggen. Dit duurde tot de jaren ’40 van de 18de eeuw.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

5

Afb.2. Het paleoreliëf van de binnenstad; in rood omlijnd het onderzoeksgebied.

3. Historie

De reconstructie van de omgeving vanaf de late middeleeuwen berust voornamelijk op geschreven bronnen en op oud kaartmateriaal, aangevuld door archeologisch onderzoek in de directe omgeving. Late middeleeuwen In de middeleeuwen lag het plangebied ten noorden van een ambachtelijke wijk langs het havenkanaal, die reeds in 1288 en 1290 ‘de Weele’ werd genoemd. Deze Weele was vermoedelijk een ‘wiel’ of ‘kolk’: een overstroomd gedeelte naast een waterloop. Hij lag in de bocht van de havengeul ter hoogte van het huidige Groot Arsenaal, ongeveer 80 meter ten zuidwesten van het onderzoeksgebied. De reconstructie van het stadsgebied bij de Weele laat zien dat het gevormd werd door een strook grond ten noorden van de havengeul, begrensd door de Dubbelstraat en Noordzijde Haven. Beide straten liepen vanouds westwaarts door en werden pas aan het einde van de 15de eeuw, ten gevolge van de omwalling van het havenkwartier, min of meer van de stad afgesloten.1 Oorspronkelijk vormde de haven de uitmonding van een kanaal, ‘Grebbe’ genoemd, dat vermoedelijk op het einde van de 12de eeuw dwars door de veenrijke omgeving van het voorstedelijke Bergen op Zoom was gegraven. Onmiddellijk daarna, maar vooral vanaf 1250, vormde het een zeer belangrijke transportroute voor turfvletten. Het veenrijke land ten oosten en zuiden van de stad werd vanaf het midden van de 13de eeuw voor de turfwinning geëxploiteerd. De haven was de overslagplaats waar de turf werd overgeladen op grotere schepen, die vaak de Vlaamse steden als thuishaven hadden. In de loop van de 14de en 15de eeuw werd de haven steeds belangrijker voor de stad, niet alleen vanwege de turf maar ook vanwege allerlei andere handelswaren. In 1413 ontvingen de schippers een gildekeur van de Bergse magistraat. Veel schippers uit Zeeland en Brabant vestigden zich in Bergen op Zoom. Het gebied van de Weele kreeg vanaf de tweede helft van de 15de eeuw een andere benaming. In

1 Van Ham 1982. Het daar afgebeelde westwaartse verloop van de Noordzijde Haven is niet helemaal correct.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

6

1477 werd het voor het eerst aangeduid als ‘een erve daar men de schepen op helt, geheten de Helstede’. In deze buurt lagen het stadsschip en het schip van de heer van Bergen op Zoom aangemeerd. Behalve scheepstimmerwerven waren er ook pottenbakkerijen, meestoven en turfhuizen gevestigd. Vanaf de Weele kronkelde de havengeul over een afstand van meer dan een kilometer in de richting van de Schelde. Dat gedeelte werd in 1480 rechtgetrokken en gekanaliseerd. Vanwege het toenemende economische belang werd in de periode 1484-1488 de hele havenbuurt met aarden wallen omgeven. Omdat de binnenstad in de loop van de 15de eeuw steeds dichter bebouwd raakte, werd het transport over de Grebbe almaar lastiger. Dat leidde in 1529 tot een aanpassing van de vaarroute. De vletten werden voortaan door de verdiepte noordelijke stadsgrachten geleid en en door een nieuw gegraven kanaal langs de noordzijde van de Helstede. Tussen het nieuwe kanaal en de oude havengeul waren de ‘anthoofden’ gevestigd waar de turf kon worden overgeladen. Het onderzoeksgebied van lunet Paravicini ligt ten noorden van deze nieuwe moervaart. Op de kaart die Jacob van Deventer omstreeks 1545 van de stad maakte, staat ter plaatse geen bebouwing. Het onderzoeksgebied lijkt daarop deel uit te maken van een onbewoonde randzonde langs de moervaart.

Afb.3. Het blauw omlijnde plangebied, geprojecteerd op een uitsnede van de stadsplattegrond, vervaardigd door Jacob van Deventer, circa 1545. Op die plaats leidde een landweg van het havengebied in noordelijke richting.

De vestingperiode Door de vele stormvloeden in de 16de eeuw gingen veel polders langs de Schelde verloren. De rivier veranderde in een zee-arm en de polders werden gorzen en slikken. Bij hoge vloed kwam het zeewater tot tegen de voet van de steilrand.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

7

De Tachtigjarige Oorlog betekende het einde van de Helstede. In 1577 ging de stad over naar Staatse zijde. Ter plaatse van de Helstede, buiten de Houtpoort, wierp men een ravelijntje op. De gronden aan de west- en noordzijde bestonden uit gorzen die na de inundaties van de polders onder Halsteren deel uit gingen maken van een getijdengebied. Ingenieur David van Orliens ontwierp in de jaren 1615-1618 een nieuw plan voor het havenfront. Ter plaatse van de huidige Smitsvest werd een nieuw groot bolwerk “Boerenverdriet” opgeworpen, dat aan de zuidwestzijde tot de havengeul strekte. Op de kaart van de belegering in 1622 is goed te zien dat het onderzoeksgebied van het lunet Paravicini toen in het getijdengebied lag.

Afb.4. Kaart, voorstellende het beleg van de stad in 1622 (detail). Het plangebied ligt ten westen van de gracht van bastion Boerenverdriet, aangelegd in 1618. Aan de westzijde is een getijdegebied getekend.

Een volgende modernisering van de vestingwerken vond plaats in de 18de eeuw, naar ontwerp van Menno van Coehoorn. Aanvankelijk bleef daarbij het bolwerk Boerenverdriet gehandhaafd, maar na het uitbreken van de Oostenrijkse Sucessieoorlog in 1740, gaf men opdracht om ook het noordelijke front naar het oorspronkelijke plan van Van Coehoorn te wijzigen. Ter plaatse van het bolwerk Boerenverdriet verrees in 1743 het bastion Gadellière, genoemd naar generaal Gaspar Stephanus de la Gadellière. Dit was aan de westzijde verbonden met de tenaille ‘Van Dun’ (een soort van bastion). In dezelfde periode bouwde men aan de buitenzijde van de grachten een klein lunet, genaamd Paravicini. Deze naam verwijst naar Johan David Paravicini di Capelli, eerste luitentant-ingenieur van het corps der genie. De meest betrouwbare en precieze weergave van de vestingwerken is een kaart ‘Van d’onderaardse werken der fortificatiën van Bergen op Zoom’ uit 1751 (ARA OPV B64a). Het lunet was relatief klein, met facen van 40 meter lengte (bij de andere lunetten was dat meer dan 60 meter). De keelzijde bestond uit twee gebogen muren. De saillant was naar het noorden gericht, waar zich het glacis bevond. In tegenstelling tot de andere lunetten van de vesting Bergen op Zoom had lunet Paravicini geen voorliggende V-vormige gracht. Bovendien had het aan alle zijden stenen muren, wat

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

8

waarschijnlijk te maken had met de slappe ondergrond.

Afb.5. Kaart, voorstellende de vesting in de tweede helft van de 18

de eeuw (detail). Het plangebied bestrijkt

het grootste deel van het lunet Paravicini.

Afb.6. Uitsnede van de kaart uit het Nationaal Archief van 1751, met in het midden het lunet Paravicini.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

9

Afb.7. Schematische weergave van het noordelijke havenfront in de 18

de eeuw, met de terminologie van de

vestingonderdelen.

Het industriële tijdperk Na de opheffing van de vesting in 1867 werd de weg vrijgemaakt voor ondernemers om nieuwe fabrieken rond de haven te bouwen. In 1886 richtte Paul Wittouck op het kort tevoren ontmantelde hoornwerk Beckaff, aan de zuidzijde van de haven, een fabriek op voor de productie van Maltose. Die werd in 1899 opgevolgd door de ZNMSF (Zuid Nederlandse Melasse en Spiritus fabriek), die uit melasse, een nevenproduct van de suikerfabricage, alcohol produceerde. Op de tenaille Van Dun werd in 1870 de suikerfabriek Van der Linden & Co opgericht. Deze fabriek had behoefte aan zoet spoelwater dat onttrokken werd aan de grachten van bastion Gadellière, die via de noordelijke vestinggrachten in verbinding stonden met de Zoom of Moervaart. Na de opheffing van de vesting in 1867 begonnen de ontmantelingswerken. Die werden aan de noordkant van de stad lang opgehouden omdat er eerst een alternatief moest komen om de Zoom te laten uitmonden in de haven. Dit gebeurde vanaf 1885 in de vorm van een diep kanaal tussen het ravelijn Op de Zoom en bastion Gadellière. In de jaren 1886-1887 maakte men de verbindingen (via sluizen) met de haven en de suikerfabriek. Het lunet Paravini werd in 1886 geslecht, evenals bastion Gadellière en de tenaille Van Dun. De gracht van Gadellière bleef echter deels gespaard vanwege de wateraanvoer van de suikerfabriek. Het terrein van het voormalige lunet Paravicini lag nu ingeklemd in een driehoekig terrein tussen de gracht van Gadellière aan de zuidoostzijde en de Zoom aan de noordzijde. Na 1894 breidde de suikerfabriek flink uit. In 1899 legde men een nieuwe spoorlijn aan om de aanvoer van bieten de vergemakkelijken. In 1907 bouwde men een opslagloods voor gedroogde bietenpulp (bedoeld als veevoer) op het geslechte lunet Paravicini. Aan de zuidwestelijke kant van het lunet stond een pulpdrogerij. Langs beide gebouwen liep een spoorlijn.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

10

Vanwege een tekort aan aanvoer van suikerbieten ging de suikerfabriek in 1912 failliet. In 1914 werden de opstallen verkocht aan de NV Centrale Potaschraffinaderij, een afsplitsing van het bedrijf ZNMSF. Potas was een bijproduct van de verwerking van melasse tot spiritus. De potasfabriek, die in de loop der jaren een steeds groter gebied rond het Groot Arsenaal in was gaan nemen, sloot in 1970 en werd in 1976 afgebroken. De vrijgekomen ruimte gaf de spiritusfabriek, sinds 1983 Nedalco genoemd, de mogelijkheid om extra melassetanks te plaatsen.2 De voormalige pulploods werd pas in de jaren ’80 van de 20ste eeuw afgebroken en het terrein verviel tot een bossage dat met een hekwerk van de rest van het Nedalcoterrein afgesloten was. Het bosje was ten tijde van het onderzoek ook gebruikt als een vuilstortplaats. In dezelfde periode bouwde Nedalco aan de zuidwestelijke zijde van het voormalige lunet, op nauwelijks 6 meter afstand, een enorme melassetank. Die werd op zijn beurt in 2011 ontmanteld.

Afb.8. Het onderzoeksgebied, rood omlijnd, op de situatie omstreeks 1910 (naar Broos 1995). De gearceerde gebouwen hoorden bij de suikerfabriek.

2 Heijbroek 2009.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

11

4. Specifieke archeologische verwachting

Het terrein heeft een ontwikkeling doorlopen van grond buiten de stadswallen tot vestinggronden en daarna tot industrieterrein. In de 16de eeuw was het een laaggelegen land ten noorden van de Helstede. Volgens de kaart van Van Deventer was er in de 16de eeuw geen bebouwing. Iets verder naar het noordwesten bevond zich een boerderij, waar in 1965 de nieuwe haven van Bergen op Zoom werd uitgegraven.

Afb.9. Detail van de kaart van Jacob van Deventer met het plangebied.

Vanaf het einde van de 16de eeuw lag het terrein aan de rand van de toenmalige vestinggordel, waar het vloedwater tot tegen de voet van de steilrand en van de vestingwerken kwam. In de jaren ’40 van de 18de eeuw werd het terrein aanzienlijk opgehoogd voor de bouw van het lunet. Het glacis van dit lunet schoof als het ware over de voormalige gorzen in noordwestelijke richting. Na de ontmanteling van de vesting in de jaren 1885-1886 werd dit maaiveld waarschijnlijk net als dat van de Smitsvest (bastion Gadellière) weer een meter verlaagd. Tot 2014 had de westelijke oeverkant van het Smitsvestwater over een aanzienlijke lengte nog de originele profilering van de vestingwerken. Het onderzoek was specifiek gericht op het traceren van de stenen muren van het lunet, en in mindere mate op eventuele oudere bewoningssporen.

5. Onderzoeksvragen

De onderzoeksvragen luidden:

- Hoe was de verticale opbouw van de bodem, voorafgaande aan de aanleg van het lunet? Op welke diepte bevond zich het natuurlijke oppervlak, en was dit veen of zand?

- Zijn er op dit niveau nog sporen van bewoning aanwezig, die mogelijk dateren van voor de overstromingen van de 16de eeuw?

- Zijn de muren van het lunet of hun uitbraaksporen nog aanwezig? - Zo nee, kunnen dan de grenzen van het aardlichaam van het lunet nog getraceerd worden? - Zijn de muurresten van het lunet nog voldoende voor een bovengronds herstel, bijvoorbeeld

door het opnieuw opmetselen?

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

12

- Zijn er eventueel diepere resten die bij de nieuwbouw behouden kunnen blijven of geïntegreerd kunnen worden in de kelder(s)?

6. Het onderzoek

Proefsleuven Het onderzoek werd in ruimte beperkt door het bosperceel met de vuilstort, dat driekwart van het oppervlak van het lunet bedekte. Met name de randen waar zich de muren moesten bevinden, waren dicht begroeid met bomen en braamstruiken. De zuidelijk kwart van het lunet lag in het vlakke industrieterrein, precies in het tracé van de gasleiding van de stadsverwarming en diverse elektrakabels. Deze waren nog in bedrijf en vormden een belemmering tijdens het onderzoek.

Afb.10. De proefsleuven op het onderzoeksgebied. In lichtbruin de contouren van het lunet.

De eerste twee sleuven bevonden zich op het vlakke grasveld van het Nedalcoterrein, aan weerszijden van de gasleiding die vanuit de Van Gorkumweg het terrein binnenkwam. De opbouw van de bodem was in beide sleuven identiek. De bovenste 50 cm bestond uit omgespitte humeuze grond. Daaronder lag een pakket van sterk vergraven grijs zand tot een diepte van 80-100 cm onder maaiveld. Hierin bevond zich ook een laagje koolas, mogelijk van een oud pad. Daaronder lag een zeer dik pakket van homogeen kleiig beige-grijs zand, waarvan de onderzijde in de sleuf niet bereikt werd. De sleuven werden tot 2,20 meter onder maaiveld aangelegd (3,20 m +NAP). In beide sleuven werd daarna plaatselijk verdiept tot 3,20-3,50 meter (2,00 m +NAP). Dit gaf nog steeds dezelfde kleiige

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

13

laag. Deze werd naar onder steeds natter. Dit leidde ertoe dat de sleufwanden na korte tijd instortten. Op een diepte van 3,20 meter in sleuf 1 werden scherven van rood aardewerk uit de 15de, 16de en 17de eeuw gevonden. In sleuf 2 werden op een diepte van 3,50 meter scherven van een bitterwaterkruik uit de 18de eeuw gevonden, naast scherven van een slibversierde schotel uit Gennep uit de 18de eeuw. Er werden geen muurresten gevonden. De derde proefsleuf was iets oostelijker gepositioneerd, op de plaats waar de keelzijde van het lunet moest liggen. Ook dit onderzoek werd bemoeilijkt door de gasbuis, die een bocht maakte. Ook in deze sleuf was er een bovenlaag van bijna een meter dikte, waarin modern afval en kolengruis voorkwam. Dieper bevond zich een pakket van zeer lemig zwart zand, dat naar onder overging in een laag van bruine zandige klei. Vanwege de instabiliteit werd niet dieper gegraven dan 1,45 meter. In de sleuf werd een gemetselde bakstenen structuur gevonden. Het betrof een poer van 80 x 80 centimeter, waarvan de bovenzijde 1,15 meter onder het maaiveld lag. De vaalrode stenen hadden een formaat van 5 x 8½ x 18½-19 centimeter en waren slordig gemetseld in gele zandige specie. Rondom was de poer afgesmeerd met een laagje klei. De bovenkant van de poer lag op 4,60 m +NAP. De poer was gefundeerd in de laag van bruine zandige klei, maar de onderzijde werd niet gevonden. De minimale hoogte was 1 meter.

Afb.11. Bakstenen poer in sleuf 3. Deze werd afgedekt door een gasbuis.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

14

Sleuven 4 en 5 werden in het bosperceel achter het hekwerk aangelegd. Ze werden gepositioneerd op de facen van het lunet. Sleuf 4 werd 1,50 meter diep aangelegd, dwars door de schuine oeverkant van de Smitsvest. Op 1 meter diepte kwam een vuilstort uit de 20ste eeuw aan het licht; dieper lag een PVC buis met onbekende functie. In noordelijke richting werd de vervuiling minder maar daar bevond zich een heterogeen pakket van geel verspit zand. Sleuf 5 werd aan de noordelijke zijde van het perceel gegraven. Er werd 2,50 meter verdiept, waarbij diverse lagen van fijn geel zand tevoorschijn kwamen met 20ste-eeuws puin en afval. Op een diepte van 2,50 meter werden de restanten van houten spoorbiels in situ blootgelegd. Er werden geen muren of andere resten van het lunet aangetroffen. Archeologische begeleiding tijdens de sanering De sanering van het gebied waarin het lunet had gelegen, vond plaats in 2014. Dit werd kortstondig archeologisch begeleid. Het hele gebied ten noorden van de Smitsvest (gracht) werd meters diep afgegraven. Dit is het deel waar de sleuven 4 en 5 waren aangelegd. Dit leverde wel sporen op van de sluiswerken van 1886, die onderdeel waren van de Zoom, echter veel noordelijker in het gebied. Ter hoogte van het lunet was de ondergrond, zoals verwacht, verstoord. Van het lunet werden geen resten meer gevonden. De sanering in het zuidelijke terreingedeelte, waar de proefsleuven 1, 2 en 3 lagen, was relatief oppervlakkig. Daar werd slechts 50 tot 100 cm van de bovengrond verwijderd en door een afdekkende leeflaag vervangen. Ook dat leverde geen sporen van het lunet op.

7. Beantwoording van de onderzoeksvragen De ondergrond van het terrein waar het lunet heeft gelegen, was verdeeld in een zuidelijk gedeelte waar de melassetanks van Nedalco hadden gestaan, en een noordelijke deel dat met bos was beplant en een vuilstort bevatte. Het noordelijke gedeelte bleek ernstig verstoord. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de bouwactiviteiten van de suikerfabriek op het einde van de 19de eeuw. Ter plaatse stond een opslagplaats voor gedroogde pulp, waarlangs rond 1900 een spoorlijn werd gelegd. Deze spoorlijn waarvan de biels teruggevonden werd, staat echter niet op oude kaarten. Het zuidelijke gedeelte was minder diep verstoord. De kleiige lagen zijn zeker antropogeen en zijn het resultaat van intensieve ophogingen van een nat terrein. Helaas kon niet worden vastgesteld of er onder de klei nog intact veen aanwezig was, aangezien boren in deze natte grond niet lukte. Op een afstand van 250 meter naar het zuiden werd in 2012 wel een volledig profiel opgetekend3. Daar bleek restveen aanwezig op 0,25 m –NAP, dat afgedekt werd door ophogingen van klei, zelas en potscherven, daterend uit de 13de en 14de eeuw. Vermoedelijk was de grond langs het havenkanaal over een groot oppervlak opgehoogd, inclusief het thans onderzochte gedeelte bij het lunet. Het is echter opmerkelijk dat op een diepte van 2,00 m +NAP nog aardewerk uit de 18de eeuw werd gevonden. De enige verklaring hiervoor is dat in deze sleuven een deel van de grachten van de naastgelegen tenaille van Dun werd aangesneden. Er zijn geen sporen gevonden van oudere bewoning op deze plaats, alleen van ophogingen.

3 Vermunt 2016.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

15

In feite is er van het lunet niets teruggevonden, behalve de poer. Zijn positie wijkt niet veel af van de zuidwestelijke hoek van het lunet, op de overgang van de flank naar de keelzijde. Het muurwerk zoals dat voorkomt op de tekening in het Nationaal Archief heeft zich misschien boven maaiveld bevonden. De poer zou bij dit muurwerk kunnen horen. In de proefsleuven (met name sleuf 3) is verder geen enkel spoor gevonden van de flanken van het lunet, in de vorm van een overgang van aardmassa naar gracht. Vanwege het ontbreken van sporen en resten is geen sprake van een mogelijk herstel of visualisatie van restanten van het voormalige lunet.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

16

8. Literatuur Broos, M.C.J., Rails in en om Bergen op Zoom (deel II). De Waterschans 2-1995, p.62-68. Ham, W.A. van, Merck toch hoe Sterck. Bijdragen tot de geschiedenis van de vestingwerken van Bergen op Zoom, 1982. Heijbroek, W., Suiker en nevenproducten. In: W.Heijbroek (red.), Bergen op Stoom. Productiebedrijven in de gemeente Bergen op Zoom van 1800 tot 1950, 2009, p.134-155. Vermunt, M., De haven van Bergen op Zoom in archeologisch perspectief. In: G.van den Eijnde en L.Toorians (red.), Op zand, veen en klei. Liber Amicorum Karel Leenders, 2016, p.227-247. Vermunt, M., Inventariserend veldonderzoek “Smitsvest” in Bergen op Zoom. Een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (Archeologische rapporten 38), Bergen op Zoom 2017.

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

17

Colofon Dit is een uitgave van de Gemeente Bergen op Zoom, Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Ruimtelijke Ordening en Vergunningen. Gegevens uit deze publicatie mogen gebruikt worden indien eerst toestemming is gevraagd aan de uitgever. Titel: Archeologische rapporten 39: Inventariserend veldonderzoek “lunet Paravicini” in

Bergen op Zoom. Een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Auteur: M.J.A.Vermunt Tekeningen: M.J.A.Vermunt Foto’s: Eigendom gemeente Bergen op Zoom, tenzij anders vermeld Plaats, datum: Bergen op Zoom, mei 2017 ISBN: 978-90-78106-24-1

Inventariserend veldonderzoek “Lunet Paravicini” Bergen op Zoom

18