Integratie van creatieve en alternatieve werkvormen fileDe bepaling van de vestigingsfactoren, leren...

18
Integratie van creatieve en alternatieve werkvormen Werkvorm 1: Ik gaf de leerlingen in groepjes van 4 een schema van een oefening. Ik gaf hen ook een enveloppe met kaartjes waarop de oplossingen stonden. Lesvoorbereiding: UC Leuven-Limburg Lerarenopleiding Vestiging Heverlee Hertogstraat 178, 3001 Heverlee Tel. +32 16 37 56 00 LESONTWERP Bachelor Secundair Onderwijs Naam: Nele Boven Vakkencombinatie: Aardrijkskunde - Wiskunde Stagebegeleider DLO: H. Verstappen School: SJB-college Mol Onderwijsvorm: A-stroom Richting: Latijn Klas: 2LAb Lokaal: B2.11 Aantal leerlingen: 19 Les gegeven door: Nele Boven Vak: Aardrijkskunde Onderwerp: Industrielandschappen Vakmentor: L. Hooyberghs Datum/Data: 20 februari 2017 Lesuur/-uren: 4 e lesuur (11.10-12.00) BEGINSITUATIE Situering in de lessenreeks Deze les behoort tot de lessenreeks rond industrielandschappen. In deze les komen de vestigingsfactoren en de industrie op kaart aan bod. In de vorige lessen leerden de leerlingen al over de eerste en tweede industriefase. In de volgende lessen leren ze over het havenlandschap in Antwerpen. Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) De lln kunnen de grondstof van een bepaald materiaal bepalen. De lln kunnen verschillende soorten grondstoffen benoemen. Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit De leerlingen zijn al naar de haven van Antwerpen geweest. Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … Het is een klas met veel meisjes. Tijdens mijn observatie merkte ik dit ook aan het gepraat. Ik zal hier dus zeker rekening mee moeten houden. DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak? In de les ‘industrielandschappen’ leren de leerlingen wat vestigingsfactoren zijn, en hoe ze deze kunnen bepalen voor een gegeven industriegebied. Tenslotte leren ze ook waar de belangrijkste industriegebieden in België en Europa zich bevinden. De bepaling van de vestigingsfactoren, leren de leerlingen aan de hand van een oefening. Bij deze oefening krijgen de leerlingen een blad met een schema op en een enveloppe met hierin de kaartjes met de mogelijke antwoorden.

Transcript of Integratie van creatieve en alternatieve werkvormen fileDe bepaling van de vestigingsfactoren, leren...

Integratie van creatieve en alternatieve werkvormen Werkvorm 1: Ik gaf de leerlingen in groepjes van 4 een schema van een oefening. Ik gaf hen ook een enveloppe met kaartjes waarop

de oplossingen stonden.

Lesvoorbereiding:

UC Leuven-Limburg Lerarenopleiding

Vestiging Heverlee Hertogstraat 178, 3001 Heverlee

Tel. +32 16 37 56 00

LESONTWERP Bachelor Secundair Onderwijs

Naam: Nele Boven

Vakkencombinatie: Aardrijkskunde - Wiskunde

Stagebegeleider DLO: H. Verstappen

School: SJB-college Mol

Onderwijsvorm: A-stroom

Richting: Latijn

Klas: 2LAb

Lokaal: B2.11

Aantal leerlingen: 19

Les gegeven door: Nele Boven

Vak: Aardrijkskunde

Onderwerp: Industrielandschappen

Vakmentor: L. Hooyberghs

Datum/Data: 20 februari 2017

Lesuur/-uren: 4e lesuur (11.10-12.00)

BEGINSITUATIE

Situering in de lessenreeks Deze les behoort tot de lessenreeks rond industrielandschappen. In deze les komen de vestigingsfactoren en de industrie op kaart aan bod. In de vorige lessen leerden de leerlingen al over de eerste en tweede industriefase. In

de volgende lessen leren ze over het havenlandschap in Antwerpen.

Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) De lln kunnen de grondstof van een bepaald materiaal bepalen. De lln kunnen verschillende soorten grondstoffen benoemen.

Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit De leerlingen zijn al naar de haven van Antwerpen geweest.

Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … Het is een klas met veel meisjes. Tijdens mijn observatie merkte ik dit ook aan het gepraat. Ik zal hier dus zeker

rekening mee moeten houden.

DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom

kies je voor deze aanpak? In de les ‘industrielandschappen’ leren de leerlingen wat vestigingsfactoren zijn, en hoe ze deze kunnen bepalen voor een gegeven industriegebied. Tenslotte leren ze ook waar de belangrijkste industriegebieden in België en

Europa zich bevinden. De bepaling van de vestigingsfactoren, leren de leerlingen aan de hand van een oefening. Bij deze oefening krijgen de leerlingen een blad met een schema op en een enveloppe met hierin de kaartjes met de mogelijke antwoorden.

De bedoeling is dat de leerlingen de kaartjes op de juiste plaats in het schema weten te leggen. Om de leerlingen

hier al eens zelf over te laten nadenken, wordt deze oefening eerst per twee door de leerlingen zelf gemaakt (in potlood). Daarna krijgen ze de mogelijke oplossingen en mogen ze deze per vier op de juiste plaats leggen. Doordat ze dit per vier mogen maken, krijgen de leerlingen de kans om met elkaar te overleggen. Nadien wordt de oefening nog eens klassikaal overlopen om mogelijke fouten te vermijden.

De leerlingen leren waar de belangrijkste industriegebieden van België zijn. Dit doen ze aan de hand van een oefening met hun atlas. De oefening verloopt klassikaal, maar de leerlingen krijgen de nodige tijd om zelf tot de

oplossingen te komen. Hierdoor gaat de oefening vlotter verlopen. De leerlingen leren waar de belangrijkste industriegebieden in Europa zijn. Dit doen ze aan de hand van een oefening met hun atlas. De leerlingen krijgen de tijd om de oefening eerst zelfstandig te maken. Hierdoor leren ze met hun atlas werken. Zo gaan ze ook beter kunnen onthouden waar deze gebieden gelegen zijn. De oefening wordt nadien klassikaal overlopen. Dit gebeurt met een PowerPoint. Hierdoor kunnen de leerlingen beter zien waar

ze iets moeten aanduiden.

EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN

Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) Uit: D/2008/7841/038 (http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/secundair-onderwijs/eerste-graad/vakgebonden/a-stroom/aardrijkskunde/eindtermen.htm) ET4 De lln kunnen op werkkaarten van Vlaanderen of België en van andere bestudeerde gebieden diverse landschapscomponenten benoemen, zijnde reliëfgebieden, rivieren, landbouwgebieden, industriegebieden, agglomeraties en steden, zeehavens, transportassen, toeristische streken en toeristische centra.

Situering in het leerplan: VVKSO-Brussel, leerplan aardrijkskunde eerste graad, tweede leerjaar, September 2008, Brussel. D/2008/7841/038 4.13 Industrielandschappen 2. De waargenomen voorbeelden op een thematische kaart industrie van Europa situeren.

ALGEMEEN LESDOEL De lln kunnen vestigingsfactoren van de industrie bepalen aan de hand van een kaart. De lln kunnen de belangrijkste industriegebieden in België en Europa op een kaart aanduiden.

SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)

/

BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)

Werkmap aardrijkskunde 2: www.wdm.be VAN HECKE, E., VANDERHALLEN, D., CALLEMEYN, A., Algemene wereldatlas, Plantyn, Mechelen, 2012, 191 pagina’s.

LEERMIDDELEN & MEDIA PowerPoint (USB-stick) Enveloppes met kaartjes + papieren Atlas

Werkboek Whiteboardstiften

Didactisch lesontwerp

Leerdoelen

KRACHTIGE LEEROMGEVING

Lesfasen

& timing Onderwijs- en leeractiviteiten Media Leerinhoud

Instapfase

10 minuten

De lkr legt haar materiaal klaar en laat de lln op hun

plaats zitten.

Ik heb graag dat het stil is.

De lkr stelt zichzelf voor en vraagt de lln een

naamkaartje te plaatsen.

In de vorige lessen hebben jullie al geleerd over

industrie. Jullie zagen bij die oefening over de

legoblokjes al waar in Europa je chemische industrie

terugvindt. Andere soorten industrie zijn ook op

bepaalde plaatsen gevestigd. Nu kunnen we ons dus

afvragen waarom industrie zich juist op die plaatsen

vestigt.

PPT: industrie-

landschappen

INDUSTRIELANDSCHAPPEN

PROBLEEMSTELLING: Waarom vestigt de

industrie zich op een bepaalde plaats?

De lln kunnen de

verschillende

vestigingsfactoren

Lesfase 1:

5 minuten

Een reden waarom een bedrijf zich ergens vestigt,

noemen we een vestigingsfactor. (Dit staat ook in

jullie werkboek op p.91, duidt dit aan met fluo.)

PPT: vestigings-

factoren

BORD:

1. Vestigingsfactoren

voor de industrie

opsommen.

• Ik had het daarnet al over die oefening met

de legoblokjes. Weet je nog wat je als eerste

nodig had om een legoblokje te maken?

• Wat heb je nodig om grondstoffen te

verwerken?

• Wie gaat die grondstoffen verwerken.

• Hoe krijg je die grondstoffen van het ene

naar het andere industriegebied?

• Wat gebeurt er als laatste met de

legoblokjes? Hoe komt het dat jij die

legoblokjes thuis hebt?

PPT: oefening

13

De 5 voornaamste vestigingsfactoren:

Grondstoffen

Energie

Arbeidsmarkt

Verkeer/transportmogelijkheden

Afzetmarkt

De lln kunnen hun

atlas gebruiken bij

het opzoeken van

industrie.

De lln kunnen

verklaren waarom

een bepaalde

vestigingsfactor

Lesfase 2:

15 minuten

Per 2:

Zo dadelijk proberen jullie per 2 eens deel 2 van

oefening 14 te maken. Doe dit in potlood. Jullie

krijgen hiervoor 5 minuten.

Lkr gaat rond terwijl de leerlingen de oefening

maken.

Groepswerk (per 4):

Zo dadelijk zetten jullie je per 4 bijeen. Jullie krijgen

van mij een blad en een enveloppe. Op dit blad

staan dezelfde vragen als bij de oefening van

daarnet. De bedoeling is nu dat jullie de antwoorden,

PPT: vestigings-

factoren

belangrijk is in een

gegeven gebied.

die in de enveloppe zitten, op de juiste plaats

leggen. De bedoeling is dat de andere groepen niet

horen wat jullie zeggen, zodat er niet wordt vals

gespeeld. Jullie krijgen hiervoor opnieuw 5 minuten.

De lkr gaat rond en herinnert de leerlingen eraan stil

te zijn.

De tijd is om. Draai jullie allemaal terug naar voor en

dan overlopen we de oefening.

• Welke industrie hebben jullie bij Mol

(Lier/Luik/Leuven) geplaatst?

• Wat is hiervoor de belangrijkste

vestigingsfactor?

• Wat is de verklaring hiervoor?

• Wat is de belangrijkste vestigingsfactor voor

de voedingsindustrie?

• Waarom is dit de belangrijkste

vestigingsfactor?

Bladen met de

vragen +

enveloppes

PPT: oefening

14

De lln kunnen de

belangrijkste

industriegebieden

van België

opzoeken in hun

atlas.

De lln kunnen de

belangrijkste

industriegebieden

Lesfase 3:

10 minuten

We hebben net gezien waarom de industrie zich op

bepaalde plaatsen vestigt. Dan zullen we nu eens

bekijken waar de belangrijkste industriegebieden in

België zijn.

• Welke atlaskaart hebben we nodig om de

industriegebieden in België te vinden?

• Waar op deze kaart ligt Herentals? En

Mortsel?

BORD:

PPT: industrie

op kaart

2. Industrie op kaart

PROBLEEMSTELLING: Wat zijn de

belangrijkste industriegebieden in België?

van België

aanduiden op een

kaart.

• Wat zijn de vijf grote industriegebieden in

België?

• Binnen welke steden ligt de Vlaamse ruit?

• Wat zijn de 3 grote zeehavens in België?

De lln kunnen de

belangrijkste

industriegebieden

van Europa

opzoeken in hun

atlas.

De lln kunnen de

belangrijkste

industriegebieden

van Europa aan

duiden op een

kaart.

Lesfase 4:

10 minuten

Per twee:

Dan mogen jullie nu per twee eens proberen van

oefening 16 te maken.

De lkr gaat rond en helpt waar nodig.

Klassikaal:

• Welke atlaskaart heb je hiervoor gebruikt?

• Waar op de kaart heb je Sleipner A en

Bottrop geplaatst?

• Wat heb je in de legende geschreven?

• Waar heb je Duisburg en Rotterdam

geplaatst?

• Welke industrietak vinden we terug in de

omgeving van Duisburg?

• Waarom?

• Welke industrietak vinden we terug in de

omgeving van Rotterdam?

• Waarom vinden we die hier terug?

• Welke drie zeehavens zijn de belangrijkste in

Europa?

• Waar ligt dit?

• Waar ligt Boechout?

• Waar op de kaart ligt Londen?

• Welke kaart heb je gebruikt om de

bevolkingsspreiding op te zoeken?

• Waarom ligt de industrie vooral in die zone?

PPT: oefening

16

BORDSCHEMA

Vestigingsfactoren: - grondstoffen

- energie - arbeidsmarkt

- verkeer/transportmogelijkheden - afzetmarkt

Industrie op kaart

glasindustrie voertuigindustrie ijzer- en staalindustrie onderzoek en ontwikkeling

aanwezigheid van

grondstoffen

aanwezigheid van

werkkrachten

verkeersmogelijkheden/ aanwezigheid van

grondstoffen

aanwezigheid van

kennis

Het kwartszand in de bodem van de

(plaatsnaam) is de grondstof voor glas.

(Plaatsnaam) ligt in de buurt van heel wat

steden en gemeenten met een hoge

bevolkingsdichtheid.

De ligging langs de (naam van een rivier) is

goed gekozen voor

vervoer per schip. Steenkoolmijnen

leverden vroeger de nodige brandstof.

De universiteit van (plaatsnaam) leidt

mensen op voor een job waarvoor veel

kennis nodig is.

Plaats: Mol Lier Luik Leuven

Overwegende industrie:

Belangrijkste vestigingsfactor:

Verklaring:

Reflectie: Ik gaf deze les enkele keren. Bij de eerste les moesten de leerlingen eerst de oefening in potlood proberen. Daarna

kregen ze pas het schema en de kaartjes. Dit nam echter veel tijd in beslag. De leerlingen vonden de oefening ook heel

moeilijk. Daarom heb ik bij de volgende lessen de leerlingen direct het schema laten invullen. Dit ging meteen veel

vlotter. De leerlingen begrepen beter wat ze moesten doen. Ik behaalde wel hetzelfde doel.

Werkvorm 2: De leerlingen leerden rond ontbossing. Ik liet hen een spel spelen om dit te leren.

Lesvoorbereiding:

UC Leuven-Limburg Lerarenopleiding

Vestiging Heverlee Hertogstraat 178, 3001 Heverlee

Tel. +32 16 37 56 00

LESONTWERP Bachelor Secundair Onderwijs

Naam: Nele Boven

Vakkencombinatie: aardrijkskunde - wiskunde

Stagebegeleider DLO: mevr. H. Verstappen

School: Rozenberg Mol

Onderwijsvorm: TSO

Richting:

Klas: 4D

Lokaal: E010

Aantal leerlingen: 21

Les gegeven door: Nele Boven

Vak: aardrijkskunde

Onderwerp: Tropische regenwouden

Vakmentor: Mr. M. Toelen

Datum/Data: 27 april 2017

Lesuur/-uren: 8e lesuur

BEGINSITUATIE

Situering in de lessenreeks Dit is de tweede les rond ecologische spanningen en problemen. In de vorige les kwam de situering, kenmerken en verklaring van het tropisch regenwoud aan bod. In deze les leren de leerlingen rond ontbossing.

Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) De lln kunnen de tropische regenwouden situeren. De lln kunnen de kenmerken van de tropische regenwouden benoemen.

Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit De lln hebben allemaal al wel eens gehoord van het tropisch regenwoud. De ontbossing hiervan komt wel eens in de media.

Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … Dit is een heel drukke klas. Ik zal hier dus zeker rekening mee moeten houden.

DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom

kies je voor deze aanpak? De leerlingen krijgen aan het begin van de les allemaal een ‘identiteitskaart’ hierop hangt een gekleurde post-it. Op

deze manier worden de leerlingen gemakkelijk in groepen verdeeld. Zo kan ik ook zelf kiezen welke leerlingen samen in een groep zitten. Op enkele post-its staat ook ‘materiaalmeester’ of ‘stiltebewaker’. Zo kan ervoor

gezorgd worden dat het spel vlot verloopt.

De leerlingen krijgen nog geen dobbelstenen, pionnen,… aan het begin van de les. Zo zullen ze beter opletten bij de

uitleg van het spel. Deze uitleg verloopt aan de hand van een PowerPoint. Zo zien de leerlingen duidelijk wat van hen verwacht wordt. De laatste dia, met de spelregels op, blijft geprojecteerd doorheen het spel. Terwijl het spel gespeeld wordt kan ik rondgaan en controleren of iedereen het begrepen heeft. Ook kan ik duel-

winnaar kaarten uitdelen. Wanneer ik deze uitdeel kan ik nog eens vermelden wat ze hiermee kunnen doen. Vijf minuten voor het einde van de les moeten de leerlingen stoppen met het spelen van het spel. Hierna volgt een

korte bespreking. Op deze manier kan gecontroleerd worden wat de leerlingen uit het spel geleerd hebben.

EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN

Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) Uit: D/2012/7841/019 (http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/secundair-onderwijs/tweede-graad/tso/vakgebonden/aardrijkskunde/eindtermen.htm) De leerlingen kunnen ET 3 aan de hand van voorbeelden horizontale en verticale ruimtelijke relaties herkennen. ET 4 de eigenheid van regio's beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken.

ET 5 op een eenvoudige manier enkele fysisch-aardrijkskundige kenmerken van een bestudeerde regio verklaren. ET 7 in verband met een economische activiteit in een regio het bestaan van stromen van goederen of personen

illustreren. ET 10 op een eenvoudige manier de natuurlijke en menselijke oorzaken van milieuproblemen in een gebied verklaren en er de gevolgen voor mens, natuur en milieu uit afleiden. ET 11 op een eenvoudige manier de impact verklaren van: - politieke invloedsfactoren op kenmerken van aardrijkskundige entiteiten;

- de technologische evolutie op de kenmerken van de aardrijkskundige entiteiten. ET 12 verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu.

Situering in het leerplan: VVKSO-Brussel, leerplan aardrijkskunde tweede graad, tweede leerjaar, September 2012, Brussel. D/2012/7841/019 4.7 Spanningen en ecologische problemen binnen regio’s: 2.1 Door analyse van beelden, kaarten en andere informatiebronnen, de kenmerken van het tropisch regenwoud beschrijven.

2.2 In de bestudeerde regio de horizontale en verticale relaties herkennen die de kenmerken van het tropisch regenwoud verklaren.

2.3 Op een eenvoudige manier de ecologische gevolgen van de ontginning van het tropisch regenwoud verklaren en er de gevolgen voor mens, natuur en milieu afleiden.

ALGEMEEN LESDOEL De leerlingen kunnen op een eenvoudige manier de ecologische gevolgen van de ontginning van het tropisch

regenwoud verklaren en er de gevolgen voor mens, natuur en milieu afleiden.

SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)

BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)

Eigen cursus van de school Vanhees, K. Kap ermee!? Informatief spel over de ontbossing van het Amazonewoud, 2007-2008

LEERMIDDELEN & MEDIA PowerPoint + USB-stick Spelborden Werkblaadjes

Didactisch lesontwerp

Leerdoelen

KRACHTIGE LEEROMGEVING

Lesfasen

& timing Onderwijs- en leeractiviteiten Media Leerinhoud

Instapfase

10 minuten

Lkr zet op voorhand de spelborden (nog niet de

pionnen, kaartjes,…) klaar en zet de banken in 5

groepen.

De lkr gaat aan de deur staan en deelt kaarten uit

aan de lln. Op deze kaarten staat een kleur. De lln

gaan in de groep zitten die overeen komt met de

kleur van hun kaart.

De lkr wacht tot alle leerlingen zitten en stil zijn.

Zoals jullie waarschijnlijk al wel hebben gezien, gaan

we vandaag een spel spelen. Jullie hebben daarnet

allemaal kaartjes gekregen. Op sommige kaartjes

heb ik een post-it gehangen met daarop

materiaalmeester of stiltebewaker op. De

materiaalmeester zorgt ervoor dat het materiaal zo

meteen op de juiste plaats komt te liggen en dat aan

het einde van de les al het materiaal ook weer bij

mij geraakt. De stiltebewaker zorgt ervoor dat je

groepje niet te luid gaat praten, zodat je ook geen

andere groepjes stoort.

De lkr projecteert de speluitleg op de PowerPoint.

Jullie hebben daarnet allemaal een paspoort

gekregen. Je begint het spel door je allemaal eens

voor te stellen. Daarna mag de speler die het hoogst

gooit beginnen. De spelers met een ! beginnen aan

de oranje start, die met een ? aan de gele start. Er

zijn verschillende vakjes. Als je op een vakje met

‘gebeurtenis’ komt, neem je een gebeurteniskaartje

van jouw kleur. Je leest dit luidop voor aan de rest

van de groep. Je doet wat onderaan op je kaartje

staat. Er zijn ook vakjes met ‘vraag’ op. Als je hierop

komt leest de speler links van je de vraag voor. Alle

vragen zijn meerkeuze. Let op dat je het antwoord

niet verraadt. Als je de vraag juist beantwoordt mag

je nog een keer gooien. Als je de vraag fout

beantwoordt sla je de volgende ronde een beurt

over. Als iemand twee personen van verschillende

groepen naast elkaar komen te staan een duel aan.

Degene die net heeft verplaatst mag kiezen welk

duel. Er zijn drie soorten duels. Een bedreigde dieren

memory, een regenwoudproducten memory en een

puzzel van Zuid-Amerika. Bij de memory is de

persoon met de meeste kaartjes de winnaar. Bij de

puzzel zegt iemand anders van de groep ‘start’. De

persoon die het eerst de puzzel af heeft is de

winnaar. Als je bent gewonnen steek je je hand op.

Dan breng ik een winnaar-duel kaart. Met deze kaart

kan je een gebeurtenis niet uitvoeren of deze van

een andere speler uitvoeren.

Als je op een gebeurtenis of een vraag komt te staan

terwijl je een duel aangaat, doe je eerst het duel en

daarna de gebeurtenis of de vraag.

Je wint pas als je exact op de finish terechtkomt. Als

je te hoog gooit moet je het te veel aan vakjes terug

gaan.

De spelregels worden geprojecteerd doorheen heel

het spel. Je mag ook altijd vragen aan mij stellen.

Veel succes.

Lesfase 1:

Spel

35 minuten

De lkr gaat rond terwijl de leerlingen het spel spelen

en geeft extra uitleg indien nodig. Ook worden er

duel-winnaar kaartjes uitgedeeld. De lkr legt hierbij

nog eens uit wat ermee gedaan moet worden.

Lesfase 2:

Bespreking

5 minuten

OLG:

• Waarom wordt er een onderscheid gemaakt

tussen !- en ?-kaartjes?

• Welke personen kunnen dat zijn? Denk eens

aan je paspoort?

• Waarom begonnen de !-spelers aan het

tegenovergestelde uiteinde dan de ?- spelers?

• Waarom werd er een duel ‘memory’

gespeeld? Wat stond afgebeeld op de

kaartjes?

• Welke gebeurtenissen grepen je (niet) aan?

Jullie krijgen zo dadelijk een blad het is de bedoeling

dat je dit blad probeert in te vullen en dat je dit

volgende les aan meneer Toelen afgeeft.

Reflectie: Het spel zelf verliep erg vlot. De leerlingen waren erg enthousiast. Tijdens het rondgaan merkte ik

wel dat de leerlingen niet altijd lazen wat er op hun kaartjes stond. Na het spel wilde ik nog een

bespreking doen. De leerlingen wilden echter niet meer luisteren naar wat ik te zeggen had. Ik weet

dus ook niet goed of de leerlingen veel van het spel onthouden hebben. Ik gaf hen nog bladen mee

om te zien wat ze er van hadden onthouden. Mijn mentor zou deze ophalen en een samenvatting

naar mij doorsturen. Dit heeft hij echter niet gedaan.

Als ik in een volgende les nog eens een gelijkaardig spel zou doen, zou ik de bladen al aan het begin

van de les geven. Ik zou hen zeggen dat ze deze bladen tijdens het spel moesten invullen. Op deze

manier gaan de leerlingen tijdens het spel meer nadenken over de leerinhoud.