INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan...

28
Dr. Mathijs J. Hofmijster AFBEELDING Margot de Vries HVA PUBLICATIES INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE CREATING TOMORROW

Transcript of INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan...

Page 1: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Dr. Mathijs J. Hofmijster

AFBEELDING

Margot de Vries

HVA PUBLICATIES

INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE

CREATING TOMORROW

Page 2: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Innovatie in sportprestatie

Page 3: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd
Page 4: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Innovatie in sportprestatie

Lectorale rede

uitgesproken op dinsdag 27 september 2016

door

dr. Mathijs J. Hofmijsterlector Innovatie in Sportprestatie

aan de Hogeschool van Amsterdamfaculteit Bewegen, Sport en Voeding

Page 5: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

HvA Publicaties is een imprint van Amsterdam University Press.Deze uitgave is tot stand gekomen onder auspiciën van de Hogeschool van Amsterdam.

Omslagillustratie: foto Merijn Soeters; beeldbewerking Merijn Soeters, Sjeep – Margot deVries

Vormgeving omslag: Kok Korpershoek, AmsterdamOpmaak binnenwerk: JAPES, Amsterdam

ISBN 978 90 5629 777 0e-ISBN 978 90 4853 540 8 (pdf)

© Mathijs J. Hofmijster / HvA Publicaties, Amsterdam 2016

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagenin een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enigewijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier,zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16BAuteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijkverschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KBHoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readersen andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever tewenden.

Page 6: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Inleiding

Prestaties in de (top)sport zijn meestal het resultaat van vele uren training. Sportersen hun coaches hebben een niet-eenvoudige taak om in de voorbereiding zakenals training, rust en voeding optimaal af te stemmen op de individuele sporter, metals doel het verkrijgen van een maximaal resultaat. Dit resultaat wordt niet zeldenbeslist op honderdsten van secondes. Kleine verschillen hebben met andere woor-den vaak heel grote consequenties; het verschil tussen een medaille en helemaalniets is vaak minder dan één procent.39,63 Deze minimale verschillen implicerendat in de topsport relatief kleine verbeteringen in de voorbereiding grote gevolgenvoor het eindresultaat kunnen hebben.De prestatiedichtheid in de sport is de afgelopen jaren sterk toegenomen23, in

de toekomst zullen steeds grotere investeringen nodig zijn om steeds kleinereprestatieverbeteringen te kunnen realiseren. De realiteit van de hedendaagsesportpraktijk leert dat sporters veelal niet nóg meer kunnen gaan trainen; presta-tieverbetering dient dus vooral gezocht te worden in het verhogen van het rende-ment van de trainingen. Dit vereist een gedegen aanpak, waarin innovaties entoepassingen van kennis en technologie een belangrijke rol zullen spelen.Door een sport goed te analyseren en in te passen in theoretisch wetenschappe-

lijke kaders kunnen we inzicht verkrijgen in waar verbeteringen gerealiseerdkunnen worden. Voor cyclische duursporten, waar het lectoraat Innovatie inSportprestatie in gespecialiseerd is, geldt dat prestatieverbetering mogelijk is doorhet verhogen van het te leveren vermogen van de atleet en/of het verlagen van devermogensverliezen waar de atleet ‘last’ van heeft. In theorie zijn er verschillendemanieren waarop dit doel bereikt kan worden, bijvoorbeeld door een optimalisatievan de fysieke training door innovatieve trainingsmethodieken, door het gevenvan innovatieve feedback om de techniek te optimaliseren, of door het optimalise-ren van de prestatie door materiaalinnovaties.50

Deze laatste categorie springt vaak het meeste in het oog en is waarschijnlijkook de categorie waar het eerste aan gedacht wordt bij de naam Innovatie inSportprestatie. De klapschaats is misschien wel de bekendste sportinnovatie.Schaatsers kunnen met behulp van deze schaats tot 16% meer vermogenleveren.65 Er zijn echter diverse andere voorbeelden te verzinnen van materiaalin-novaties die geleid hebben tot substantiële prestatieverbeteringen.Enkele jaren geleden bedachten we met een aantal collega’s de zogenaamde

Superseat, die ook in deze categorie valt. De Superseat is een relatief eenvoudigeaanpassing aan het zitje in een roeiboot. Roeiers kunnen met de Superseat tijdensde start gemiddeld 12% meer vermogen leveren67, wat resulteert in een voor-sprong van bijna 2 meter, direct na de start.68 Vanuit de internationale roeiwereldontstond belangstelling voor deze innovatie. Helaas oordeelde de FISA, de interna-

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 5

Page 7: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

tionale roeifederatie, negatief over het toelaten van de Superseat bij internationalewedstrijden.62 De FISA oordeelde op basis van hun reglementen3 dat deze innova-tie zou leiden tot een toename van de complexiteit van het roeien en dat dit eenonwenselijke ontwikkeling is in relatie tot de principes van de sport. Het is moeilijkom op een dergelijke motivatie een weerwoord te geven, omdat de interpretatievan ‘de principes van de sport’ altijd subjectief is. Maar zelfs áls de Superseat zouworden toegestaan, dan nog is het de vraag of daarmee een Nederlands concur-rentievoordeel bereikt had kunnen worden. In de reglementen van dezelfde FISAstaat namelijk dat een ‘significante innovatie’ ruim voordat deze in gebruik wordtgenomen tijdens competitie (commercieel) beschikbaar dient te zijn voor alle deel-nemende landen.3 De meeste internationale sportbonden hebben een dergelijkeclausule opgenomen in hun regelgeving.Vanuit het oogpunt van het verstevigen van de concurrentiepositie lijkt het dus

niet erg rendabel om te investeren in materiaalinnovaties. Alhoewel materiaalinno-vaties wel onderdeel kunnen zijn van het lectoraat Innovatie in Sportprestatie zalde focus van het lectoraat hier dan ook niet komen te liggen. Door te innoveren ophet sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óókeen verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd worden. Een verbeteringwaar de concurrentie bovendien veel minder zicht op heeft (én inzicht ín heeft). Inde onderstaande uiteenzetting zal duidelijk worden op welke wijze het lectoraatdoor middel van innovaties in techniek en kennis het trainingsproces in de presta-tiesport wil helpen optimaliseren, waarbij verbetering van de prestatie altijdcentraal zal staan.

Lectoraat Innovatie in Sportprestatie

Het lectoraat Innovatie in Sportprestatie stelt zich tot doel bij te dragen aan desportprestatie door het helpen van het verhogen van het rendement van trainin-gen. Dit doet het door deel te nemen in, of samen te werken met verschillendeprojecten die ingrijpen op de fysieke training of de techniektraining. Speciale aan-dacht is er voor het ‘vertalen’ van trainingsdata en wetenschappelijke kennis naarde eindgebruiker, namelijk de atleet of de coach. Data in hun ruwe vorm bevattenweliswaar veel potentiële informatie, tegelijkertijd zijn ruwe data niet of nauwe-lijks te interpreteren zonder extra hulpmiddelen, zeker niet direct na een trainingen al helemaal niet realtime. Door data in bewerkte vorm te presenteren wordenze betekenisvol en kunnen nieuwe inzichten worden verkregen. Hierdoor blijvensporters en coaches betrokken bij de onderzoeksprogramma’s en ontstaan belang-rijke interdisciplinaire discussies. De interpretatie van data wordt gedaan vanuiteen biofysisch perspectief. Dat wil zeggen dat het begrijpen en verklaren van

6 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 8: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

sportprestaties gedaan wordt met behulp van (bio)mechanische en fysiologischekennis.Met het lectoraat zijn we voortdurend op zoek naar interactie met de sportwe-

reld. Onderzoeken die onder begeleiding van of in samenwerking met het lecto-raat uitgevoerd worden, hebben een sterk praktische component: veel van deuitgevoerde experimenten vinden plaats ‘in het veld’, bij voorkeur in de trainings-situatie. De onderzoeksvragen komen veelal rechtstreeks uit de (top)sportwereld.Onderzoek heeft meestal een lange looptijd, terwijl sporters en coaches vaak

snel duidelijkheid willen. Naast het feit dat experimenten dienen te leiden tot nieu-we kennis, producten en diensten, streven we zo veel mogelijk naar directe ensnelle toepassingen voor sporters.

Een speciale positie voor de roeisport

Het lectoraat is gespecialiseerd in de mechanica en energetica van cyclische duur-sporten. Onder cyclische duursporten vallen in principe alle sporten waarbij het debedoeling is om in een zo kort mogelijke tijd van start naar finish te komen. Het‘cyclische’ slaat op het feit dat in deze sporten sprake is van een cyclus die herhaaldwordt totdat de finish bereikt wordt. Bij het fietsen is dat een pedaalomwenteling,bij het zwemmen een complete zwemslag, bij het schaatsen de afzet met het lin-ker en het rechterbeen, et cetera. Deze sporten lijken op het eerste gezicht erg vanelkaar te verschillen, maar ze hebben met elkaar gemeen dat het behalen van eenzo hoog mogelijke gemiddelde snelheid het ultieme doel is, en dat de sporter omdit te bereiken veel vermogen moet leveren en weinig vermogen mag verliezen.Het roeien, ook een cyclische duursport, neemt binnen het lectoraat Innovatie in

Sportprestatie een bijzondere plaats in. Vanuit wetenschappelijk perspectief isroeien een interessante sport: het is een boeiend samenspel tussen techniek enfysiologie, waarbij niet alleen de coördinatie van de individuele atleet38, maar ookde coördinatie tussen de atleten onderling32,71 optimaal zal moeten zijn om toteen goede prestatie te komen. Met de roeisport heeft het lectoraat in de loop derjaren een intensieve samenwerkingsrelatie opgebouwd rond het toepassen vanbewegingswetenschappelijke kennis in de sport.Lang voor de oprichting van het lectoraat was ik al verbonden aan de Konink-

lijke Nederlandsche Roeibond (KNRB) als embedded scientist, met als belangrijkstetaak het in de dagelijkse trainingspraktijk verspreiden en toepassen van weten-schappelijke kennis over de roeiprestatie. Nog steeds denkt het lectoraat Innovatiein Sportprestatie mee over het sportwetenschappelijk beleid van de KNRB enschrijft het mee aan de integrale beleidsvisie toproeien.Het lectoraat werkt samen met het Prestatie Ondersteunend Specialisten Team

(POST) van de KNRB, in het bijzonder met de prestatiearts en de huidige em-

II NNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 7

Page 9: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

bedded scientist. Veel van de onderzoeken waarbij het lectoraat betrokken is, vin-den plaats bij het Olympisch Trainingscentrum voor roeiers aan de Bosbaan in Am-sterdam.

Een speciale positie voor de Vrije Universiteit

Inhoudelijk heeft het lectoraat zijn grondslag bij de Vrije Universiteit (VU) Amster-dam, faculteit Gedrags- en Bewegingswetenschappen. In alle projecten die onderhet lectoraat Innovatie in Sportprestatie uitgevoerd worden of waarbij het lecto-raat betrokken is, is de VU een belangrijke kennispartner. Dit komt tot uitingdoor het feit dat ikzelf twee deeltijdfuncties bekleedt: als lector aan de Hogeschoolvan Amsterdam (HvA), en als Universitair Docent aan de VU. De afdelingBewegingswetenschappen aan de VU herbergt kennis uit een breed scala aanwetenschappelijke disciplines die van grote toegevoegde waarde zijn bij projectendie onder begeleiding van en samen met het lectoraat uitgevoerd worden.

Rol in het Amsterdam Institute of Sport Sciences

Zowel de HvA als de VU en de KNRB hebben zich verbonden in het AmsterdamInstitute of Sport Sciences (AISS). Deze in 2014 opgerichte organisatie richt zichvoornamelijk op praktijkrelevant onderzoek naar prestatieverbetering, bewegenen gezondheid. AISS is een van de drie door SportInnovator (een initiatief vanTopteam Sport, ZonMw en Kenniscentrum Sport in opdracht van het ministerievan VWS) erkende sportonderzoekscentra van Nederland en heeft een centraleplaats in het Nederlandse sportinnovatie ‘ecosysteem’. Het AISS-onderzoek vindtvoornamelijk plaats bij de verschillende fieldlabs, waarvan het Olympisch Trainings-centrum aan de Bosbaan er één is. Het lectoraat Innovatie in Sportprestatie zalsamen met de gelijktijdig opgerichte lectoraten Leren en Presteren in Sport en Per-ceptueel-motorische Talentontwikkeling de fieldlabs die onder AISS vallen gaanbedienen.

Belang van innovatie en onderzoek in deprestatiesport

In 2010 werd door de Nederlandse sportkoepel NOC*NSF voor het eerst de ambi-tie uitgesproken om structureel bij de top tien best presterende sportlanden tehoren.6,57 De Nederlandse staat ondersteunt deze ambitie, ook financieel4, omdatsportsuccessen bijdragen aan de nationale trots, een positieve voorbeeldfunctiehebben en economische activiteit stimuleren.14,50 De Algemene Rekenkamer re-

8 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 10: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

kende ooit uit dat de totale kosten van een olympische medaille in Beijing 2008ongeveer 4,4 miljoen euro bedroegen.1 Dat lijkt veel, maar gezien het ambitieuzeplan om consequent in de top tien van het olympisch medailleklassement te eindi-gen, kan de vraag gesteld worden of het voor topsport beschikbare geld weltoereikend is,69 zeker als bedacht wordt dat feitelijk alle direct aan de topsportgerelateerde investeringen onder dit bedrag vallen. Om de beschikbare middelenzo effectief mogelijk in te zetten heeft NOC*NSF gekozen voor het aanwijzen vanelf focussporten, die samen 75% van de topsportinvesteringen te verdelen heb-ben.2 Om te toetsen in welke mate investeringen in de (top)sport verband houdenmet sportief succes, ontwikkelden De Bosscher en collega’s een model waarin zijeen aantal determinanten voor sportief succes onderscheiden19, waaronderonderzoek en innovatie. Een deel van de Nederlandse investeringen in de focus-sporten is inderdaad hiervoor gereserveerd. Dit lijkt een verstandige strategie:topsportsucces en onderzoek en innovatie blijken hoog te correleren23, wat sug-gereert dat topsportsucces ‘maakbaar’ is.25 Tegelijkertijd blijkt Nederland metname op het gebied van innovatie in de topsport ten opzichte van andere landennog een stap te kunnen maken.19,23 Gericht onderzoek naar innovatieve prestatie-verbetering in de sport lijkt daarmee gelegitimeerd.Naast een indirecte bijdrage aan het maatschappelijk belang via het helpen ver-

groten van de winstkansen, zijn er ook meer directe maatschappelijke spin-offsvan onderzoek en innovatie in de prestatiesport. In de topsport ontwikkelde tech-nologie en kennis komen beschikbaar voor een breder publiek: de recreatiesporteren de Nederlander die gezond(er) wil bewegen. Het ontwikkelen en testen voor enmet topsporters, die vaak extreem kritisch en veeleisend zijn, zorgt ervoor dat ken-nis en producten van hoge kwaliteit dienen te zijn om geaccepteerd te worden indeze wereld: de topsport genereert een hoogwaardige vraag, de topsporters zelfzijn de bèta-testers.50 Vanuit dit perspectief ligt een vergelijking voor de hand metbijvoorbeeld de Formule 1, waar de soms razendsnelle ontwikkelingen omraceauto’s sneller te maken helpen om het brandstofverbruik van ‘gewone’ consu-mentenauto’s terug te dringen.Het lectoraat Innovatie in Sportprestatie heeft de focus op het helpen ver-

beteren van de prestatie, maar zal waar mogelijk altijd streven naar brederemaatschappelijke spin-offs.

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 9

Page 11: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Theoretisch kader

De vermogensvergelijking

Cyclische sportprestaties zijn op uiteenlopende manieren te analyseren. Omdatsportprestaties over het algemeen afhankelijk zijn van veel verschillende factoren,uiteenlopend van moeilijk te kwantificeren eigenschappen als ‘mentale hard-heid’17 tot meer direct te meten factoren als de maximale zuurstofopname31, ishet niet eenvoudig om een eenduidig antwoord te geven op de vraag waar deideale topsporter aan moet voldoen om optimaal te presteren. De meest voor dehand liggende en eenvoudigste maat is uiteraard de einduitslag van de wedstrijdof de daaraan direct gerelateerde gemiddelde snelheid over de raceafstand. Dezeuitkomstmaat zegt echter weinig over de onderliggende prestatiebepalende facto-ren.In de wetenschappelijke literatuur zijn voor een breed scala aan sporten vele

voorbeelden te vinden van studies naar de prestatiebepalende factoren. Alleen alvoor de roeisport zijn er de afgelopen decennia veel reviews verschenen naar be-palende factoren voor de roeiprestatie.9,10,22,29,41,58,59,64 Het ligt voor de hand dat(al) deze prestatiebepalers niet alleen te relateren zijn aan de uiteindelijke sport-prestatie, maar dat ze ook een onderlinge samenhang vertonen. Sommige relatiesliggen erg voor de hand: grotere roeiers kunnen harder roeien15, roeiers met eenhogere zuurstofopname zijn sneller over de 2000 m raceafstand16, sterkere roeierskunnen een hoger piekvermogen leveren42, et cetera. Andere relaties zijn mindervanzelfsprekend. Zo blijken voor veel sporten een goed ontwikkeld sprint- enduurvermogen bepalend te zijn voor de sportprestatie, maar blijken ze lastig gelijk-tijdig te trainen te zijn.30

Om de relatie van prestatiebepalende factoren met de sportprestatie en metname ook de samenhang tússen de verschillende factoren goed te duiden, helpthet om gebruik te kunnen maken van een generiek, oftewel ‘allesomvattend’ mo-del. In het lectoraat Innovatie in Sportprestatie worden cyclische sportprestatiesgeanalyseerd vanuit het model van de vermogensvergelijking. Dit model is vollediggebaseerd op biofysische principes en werd als eerste beschreven door Van IngenSchenau en Cavanagh in 1990.66 Later heb ikzelf dit model uitgewerkt specifiekvoor de roeisport.36 Het model beschrijft dat de meeste cyclische sportprestatiesonder gelijkblijvende externe omstandigheden volledig te verklaren zijn uit de hoe-veelheid vermogen die bijdraagt aan de gemiddelde snelheid. De atleet heeft detaak om enerzijds zo veel mogelijk vermogen te leveren, en anderzijds zo minmogelijk vermogen te verliezen. Optimaliseren van de vermogensproductie kanbijvoorbeeld door optimaal te trainen en optimaal uit te rusten51, of de raceoptimaal in te delen.27 Minimaliseren van de vermogensverliezen kan door het

10 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 12: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

toepassen van een optimale techniek. Zo geldt voor het roeien dat een aanzienlijkehoeveelheid energie verloren gaat tijdens de afzet.34,55,73 In tegenstelling tot bij devoortstuwing op land zet een roeier, maar ook een zwemmer of een kajakker, zichnamelijk af tegen een bewegelijk medium: water. Tijdens de afzet komt het waternoodgedwongen in beweging; de atleet stopt met andere woorden kinetischeenergie in het water. Het vermogen dat hiermee gepaard gaat, is niet gering,maar draagt niet bij aan de gemiddelde snelheid. In totaal bedraagt het circa 20%van het door de roeier geleverde vermogen.37

Wie weleens een roeiwedstrijd heeft gezien zal het ongetwijfeld opgevallen zijndat de bootsnelheid tijdens het varen verre van constant is. Dit komt doordat deroeiers maar voor ongeveer de helft van de tijd de boot aandrijven, en vooral door-dat roeiers op een rollend zitje in de boot heen-en-weer bewegen. Dit zitje steltroeiers in staat om hun beenspieren te gebruiken, maar het heen-en-weer bewe-gen zorgt er ook voor dat de boot, die vele malen lichter is dan de roeiers, tijdenseen roeicyclus constant aan het versnellen en vertragen is.46,61 Omdat het vermo-gen, nodig om waterweerstand te overwinnen, exponentieel toeneemt bij hogeresnelheid, is het ongunstig om grote fluctuaties in bootsnelheid te hebben. Verge-leken met het varen op een constante snelheid kosten deze fluctuaties ongeveer5% extra vermogen.37

Figuur 1 Een voorbeeld van innovatief sporten uit de vorige eeuw (1929)

Synchroon roeien wordt over het algemeen geassocieerd met optimaal presteren.71 In dit experi-ment proberen de roeiers juist asynchroon te bewegen. Het gevolg hiervan is dat de netto bewe-ging van alle roeiers ten opzichte van de boot veel kleiner wordt, waardoor de boot op een veelconstantere snelheid kan varen. Dit is energetisch efficiënter. Dat deze vorm van roeien nooit eensucces is geworden komt waarschijnlijk omdat het moeilijk vol te houden is: mensen gaan auto-matisch in hetzelfde ritme bewegen52, al wijzen experimenten erop dat onder bepaalde omstan-digheden wel degelijk een prestatievoordeel te behalen valt met asynchroon roeien.20

Foto’s beschikbaar gesteld door British Pathé

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 11

Page 13: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Techniek, vermogensproductie en vermogensverliezen hangen nauw samen. Het isniet zo dat de atleet die het meeste vermogen kan leveren automatisch het bestekan presteren.38 Evengoed is het niet zo dat de atleet met de minste vermogens-verliezen automatisch de beste atleet is. De beste prestatie wordt immers geleverddoor de atleet die de beste balans heeft tussen vermogensproductie en vermo-gensverliezen, en wel zodanig dat het vermogen dat bijdraagt aan de gemiddeldesnelheid maximaal is.36

Het grote voordeel van een analyse van de sportprestatie vanuit het model vande vermogensvergelijking is dat het te allen tijde duidelijk is wat het optimum is:maximaal vermogen laten bijdragen aan de gemiddelde snelheid. Daarnaast geefthet model, in tegenstelling tot een analyse in alleen ‘eindresultaattermen’ zoals degemiddelde snelheid, ook inzicht in de manier waarop de prestatie tot stand komt:een prestatieverandering kan altijd verklaard worden uit een verandering vande productie, de verliezen, of een combinatie van beide. Dit heeft een aantal aan-trekkelijke praktische implicaties voor de sport. Zo geldt voor roeien dat er slechtsweinig te variëren valt in de hoeveelheid energie die per slag geleverd kan wor-den.37 Anders dan fietsers beschikken roeiers immers niet over verschillendeverzetten. Wanneer een roeier meer vermogen wil leveren, kan hij dat dus vooraldoen door het slagtempo te verhogen. Een verhoging van het slagtempo zorgt erechter ook voor dat de fluctuaties in snelheid groter worden, waardoor ook devermogensverliezen toenemen.37 Dit suggereert dat er een optimum is in het tevaren slagtempo. Met name bij onervaren ploegen is dit duidelijk te zien als deeindsprint ingezet wordt: het slagtempo gaat omhoog, maar de snelheid neemtniet of nauwelijks toe. In dat geval nemen de vermogensverliezen veroorzaaktdoor snelheidsfluctuaties dus onevenredig toe. De roeiers worden moeër, maar zegaan niet harder! Door atleten gericht informatie te geven en hun prestatie aan devermogensbalans te relateren willen we met het lectoraat Innovatie in Sportpres-tatie sporters helpen sneller te leren en beter te presteren.

Betekenis geven aan data

Een bekende uitdrukking in het wetenschappelijk onderzoek is ‘meten is weten’.De uitdrukking suggereert dat het kunnen bestuderen van variabelen die te makenhebben met de taak waarin men geïnteresseerd is, in dit geval de sportprestatie,automatisch zal leiden naar meer kennis over de taak.Sportonderzoek dateert van zeker een eeuw terug.60 Technologische ontwikke-

lingen sinds die tijd maken het mogelijk om steeds meer data te ontsluiten. Totenige jaren terug was men voor sportwetenschappelijk onderzoek vaak aange-wezen op het lab. Immers, meetapparatuur, signaalversterkers, data acquisitiehardware, et cetera, zijn over het algemeen duur, gevoelig en groot, en daarmee

12 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 14: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

niet geschikt voor metingen ‘in het veld’.18 Metingen in het lab vinden bovendienplaats onder zo veel mogelijk gecontroleerde omstandigheden, zodat de factor‘toeval’ zo veel mogelijk uitgeschakeld wordt.De ontwikkelingen in sensortechnologie hebben de laatste jaren echter een

enorme vlucht genomen, meetapparatuur is een stuk kleiner, lichter, gebruikers-vriendelijker en goedkoper geworden. Het beste voorbeeld is misschien wel desmartphone, feitelijk een krachtige processor met schermoutput en een bewe-gingssensor.72 Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat het kunnen metenvan allerlei aspecten die te maken hebben met de sportprestatie in veel gevallenniet meer de beperkende factor is. Met behulp van sensoriek kunnen potentieelgegevens verzameld worden op heel veel momenten en van heel veel ver-schillende prestatiebepalende factoren. De hoeveelheid verzamelde data bijprestatiesporten zal hiermee waarschijnlijk de komende jaren een exponentiëlegroei doormaken. Het is echter nog maar de vraag of deze data an sich tot nieuweinzichten zullen leiden. De kans is vrij groot dat meer data in eerste instantie zullenleiden tot minder overzicht en zelfs verwarring, en dat men feitelijk door de bo-men het bos niet meer gaat zien. In zulke gevallen leidt meten dus helemaal niettot weten. Om te kunnen omgaan met grote datastromen – die vaak onder verrevan ideale omstandigheden verkregen worden – is wetenschappelijke kennis en dejuiste toepassing daarvan noodzakelijk. Het lectoraat Innovatie in Sportprestatiestelt zich tot doel om data betekenis te geven voor de eindgebruiker. Deze eind-gebruiker is meestal de atleet en/of zijn of haar coach, die graag snel, vaak zelfsrealtime, over informatie wil beschikken.Om van data informatie te maken dient een aantal stappen te worden doorlo-

pen. De data moeten beschouwd worden in een model dat de taak, in dit geval desportprestatie, kan verklaren. Via het hierboven beschreven vermogensmodelvallen data te relateren aan vermogensverliezen, vermogensproductie of een com-binatie van beide. Vervolgens dient de verkregen informatie op een inzichtelijkemanier gepresenteerd te worden voor de coach of sporter. Ten slotte is het vanbelang dat data overzichtelijk worden opgeslagen, zodat evaluatie achteraf moge-lijk is: voor de onderzoeker die met behulp van reeds verzamelde data nieuwehypotheses wil gaan toetsen, voor de coach die het trainingsprogramma van hetafgelopen jaar wil evalueren, en ook voor de atleet die inzicht wil krijgen in zijn ofhaar progressie. Omdat data potentieel (concurrentie)gevoelige informatie bevat-ten, is het essentieel dat de dataopslag veilig is.Alle projecten waaraan het lectoraat Innovatie in Sportprestatie zich verbindt,

dragen bij aan een of meerdere van de hierboven beschreven stappen voor hetbetekenisvol maken van data.

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 13

Page 15: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Projecten

Realtime betekenisvolle feedback: Smartview

Trainen is een bijzondere vorm van leren. Atleten trainen omdat ze hun fysiekeparameters – denk aan kracht, uithoudingsvermogen, piekvermogen, et cetera –willen verbeteren. Het tweede doel van training is het verbeteren van de techniek:het coördineren van de bewegingen. Om optimaal te kunnen leren is het nietalleen van belang dat de atleet terugkoppeling krijgt over het resultaat van de in-spanning (in de literatuur wordt dit knowledge of results genoemd), maar ookover de aan het resultaat onderhevige factoren (knowledge of performance).56 Uitveel onderzoek blijkt dat de beste leerresultaten behaald worden indien de tijdtussen de taak en de terugkoppeling over de uitvoering van die taak zo kort moge-lijk is.56

In veel sporten is objectieve informatie over de taak slechts sporadisch aanwe-zig. Roeiers bijvoorbeeld kunnen vaak alleen beschikken over informatie over hetslagtempo (het aantal slagen per minuut) en soms de snelheid van de boot. Inbeide gevallen betreft het informatie over het gedrag van ‘de boot als geheel’. Inhet geval van een meermansboot is het dus meestal onduidelijk wat de individuelebijdrage is. Door op verschillende plaatsen in en aan de boot te meten met micro-sensoren kunnen ook gedetailleerdere data worden verzameld. Deze data wordenaan boord opgeslagen op een microcomputer. Tot voor kort waren deze data al-leen achteraf beschikbaar: na afloop van de training werden ze overgebracht opeen pc, waarna er een aantal berekeningen op losgelaten werd. Dit resulteerde ineen aantal grafieken, die gepubliceerd werden in een rapport, dat vervolgens ver-deeld werd over de roeiers. Aan de hand van dit rapport werd toelichting gegeven.Alhoewel deze vorm van informatievoorziening zeker waardevol is, kleven er weleen aantal nadelen aan. Naast het feit dat het proces van dataomzetting vrij be-werkelijk is, duurt het relatief lang voordat de informatie de eindgebruiker – in ditgeval de roeier of de coach – bereikt. Het is bovendien niet eenvoudig om deverstrekte informatie op de juiste manier te interpreteren; enige instructie en toe-lichting is meestal noodzakelijk.Met het project Smartview33 hebben we getracht om deze informatie direct en

begrijpelijk terug te koppelen naar de sporter. Niet toevallig hebben we de roei-sport gekozen om het concept te demonstreren. Het smartviewplatform is eenapp die draait op een Android platform. De app verzamelt de sensordata en inte-greert en interpreteert deze data realtime. Via het platform kunnen de datagepresenteerd worden op het smartphonescherm, of rechtstreeks in het blikveldvan de roeier op een projectiebril. Met behulp van wetenschappelijke kennis overde mechanica en energetica van het roeien én op basis van input van Nederlandse

14 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 16: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

toproeiers en coaches, kunnen we uitkomstvariabelen genereren die direct vanbetekenis zijn voor de roeiers, en op basis waarvan de roeiers hun bewegings-uitvoering kunnen aanpassen. In voorbereiding naar de Olympische Spelen van2016 in Rio de Janeiro is hiermee geëxperimenteerd en is feedback opgehaald bijroeiers en coaches. Het streven van zowel de KNRB als het lectoraat Innovatie inSportprestatie is om deze technologie een integraal onderdeel van het trainings-programma te maken tijdens de volgende olympische cyclus in aanloop naar Tokyo2020.

Figuur 2 Een voorbeeld van de omzetting van data naar informatie

(1) Met een sensor kunnen tijdens de sportbeoefening hoogfrequent en met een hoge mate vandetail data geregistreerd worden. In dit voorbeeld is dit een roeisensor, die op de dol van de bootgeplaatst kan worden en waarmee kracht en beweging geregistreerd kunnen worden. (2) De viadeze sensor verkregen data zijn in hun ruwe vorm weinig informatief. De data worden daaromrealtime naar een smartphone gestreamd. Met de juiste algoritmes worden deze data omgezet invoor de atleet betekenisvolle variabelen. Deze worden, eveneens realtime, vertoond aan de atleetop het smartviewscherm (3) of op een projectiebril, zodat de atleet zijn beweging eventueel kanaanpassen aan de hand van de feedback.

Met behulp van de smartviewtechnologie kunnen we in de huidige projectenwaaraan het lectoraat zich verbonden heeft én in toekomstige projecten de effec-ten van directe feedback op de (roei)prestatie onderzoeken. De hypothese is dat

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 15

Page 17: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

door middel van feedback de atleet beter kan leren om de vermogensbalans teoptimaliseren.Het smartviewplatform is zodanig vormgegeven dat het flexibel is. Voor de

eindgebruiker betekent dit, dat hij of zij zelf kan kiezen op welke manier welkefeedback gepresenteerd wordt. Voor de softwareontwikkelaar betekent dit, dathet platform relatief eenvoudig geschikt te maken is voor andere toepassingen.Zo zijn er momenteel gesprekken gaande om smartview ook toe te passen in dehippische sport8 en in de schaatssport, twee sporten waarin Nederlandse sportersuitblinken op internationaal niveau, maar ook twee sporten waar het lastig is ominformatie op een duidelijke en praktische manier aan de sporter terug te koppe-len, en waar smartview dus van toegevoegde waarde kan zijn.

Meer informatie uit trainingen halen: Van Meten naar Weten

Het aantal trainingsuren dat de gemiddelde sporter maakt gedurende een week,benadert dat van de gemiddelde werkweek. Dat betekent dat gedurende een jaarhet aantal trainingsuren de 1000 overschrijdt.26 Voor sommige sporten geldt datde cumulatieve tijd gedurende één wedstrijdseizoen waarin de atleet daadwerke-lijk in competitie is, misschien nog niet eens een dagdeel bedraagt. Dit suggereertbijna dat er onevenredig veel tijd besteed wordt aan trainen. Het hoge niveau aande top en de toenemende prestatiedichtheid legitimeren het disproportioneel lij-kend aantal uren dat aan training besteed wordt. Immers, er kan van uitgegaanworden dat de concurrentie een vergelijkbare hoeveelheid trainingsarbeid verricht.Dit hoge trainingsvolume vereist een optimale afstemming tussen inspanning enherstel.Trainingsadaptaties kunnen het best begrepen worden vanuit het supercom-

pensatieprincipe47: als gevolg van een trainingsprikkel wordt de homeostase inhet lichaam, bijvoorbeeld in de spiercel, tijdelijk verstoord. Hierop volgt eenherstelproces, waarbij na enige tijd een soort overshoot plaatsvindt: de super-compensatie.12 Er heeft dus een verbetering plaatsgevonden, het lijf is betergeschikt voor het uitvoeren van de taak, bijvoorbeeld 2000 m zo hard mogelijkroeien. Het menselijk lichaam werkt echter via het use it or lose it-principe. Fysiolo-gische aanpassingen als gevolg van training dienen onderhouden te worden,anders verdwijnen ze weer.28 En waar verbeteringen bij een relatief ongetraindpersoon snel optreden, wordt een asymptoot bereikt naarmate iemand beter ge-traind is.28 Met andere woorden: voor kleine verbeteringen is een steeds grotereinvestering nodig. De vorm van deze investeringen kan bijna nooit een vergrotingvan het trainingsvolume of een toename van de intensiteit zijn. Atleten moetenimmers voldoende tijd krijgen om te herstellen. Als zij dat niet doen, treedt ergeen supercompensatie op, maar juist verslechtering, met in het extreme geval

16 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 18: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

zelfs overtraining, een langdurige aandoening waarbij het herstel maanden totsoms jaren kan duren.48 Gegeven deze delicate balans tussen voldoende en teveel trainen, is het bewonderenswaardig dat coaches in staat zijn om een goedtrainingsschema voor te schrijven aan hun atleten. Tegelijkertijd ligt het voor dehand dat een verbeterd inzicht in de dosis-responsrelatie van trainen – waarbij on-der ‘dosis’ de trainingsprikkel verstaan wordt en onder ‘respons’ de sportprestatie– een belangrijke bijdrage kan leveren aan het verhogen van het rendement vande trainingen.Om inzicht te krijgen in de fysiologische status van de sporter kunnen op regel-

matige intervallen testen uitgevoerd worden. Zo kan tijdens een progressieveinspanningstest de zuurstofopname bepaald worden om een indruk te krijgen vande (duur)conditie van de atleet40 en kan tijdens een 30 seconden all-out sprinttest,de zogenaamde Wingate test, een indruk verkregen worden van het sprintvermo-gen van de sporter.7 Via een van de projecten waaraan het lectoraat Innovatie inSportprestatie is verbonden21 worden deze testen elke zes weken uitgevoerd bijde nationale roeiselectie. Informatie uit dergelijke testen is nuttig en verschaft in-zicht in de fysieke status van de atleet, maar de testen zelf vormen een inbreuk inhet reguliere trainingsschema van de sporters. De testen zijn daarnaast niet gevoe-lig genoeg om kleine maar relevante veranderingen als gevolg van een al-dan-nietsuccesvol trainingsprogramma op te sporen. Op zichzelf bieden dergelijke testendus onvoldoende inzicht in de genoemde dosis-responsrelatie. Daar staat tegen-over dat ook de reguliere trainingen potentieel erg veel informatie bevatten. Ooktijdens de training levert de sporter immers een prestatie, die in principe te metenis.In het project Van Meten naar Weten – Betere prestaties door slim datagebruik

in de (top)sport35 helpen we sporters en coaches deze data te ontsluiten en om tevormen naar bruikbare informatie, zodat een beter inzicht in de dosis-responsrela-tie van training verkregen kan worden. Dit doet het lectoraat in samenwerkingmet de KNRB, de Koninklijke Nederlandse Zwembond (KNZB), de VU, en metbedrijfspartners CapGemini en Lode. Voor het ontsluiten van informatie uit trainin-gen wordt een aantal stappen doorlopen. De eerste uitdaging is het continu enliefst hoogfrequent kunnen meten van factoren die te relateren zijn aan de presta-tie, en wel op zo’n manier dat het niet beperkend is voor de reguliere uitvoeringvan de trainingen. Bij aanvang van het project was deze uitdaging voor een be-langrijk deel reeds opgelost: zowel in de roei- als zwemsport is meetapparatuurbeschikbaar. Bedrijfspartner Lode speelt een belangrijke rol in het ontwikkelen vande meetsensoriek: primair voor het zwemmen, maar toepassingen in de roeisportzijn voorzien. Stap twee is het betrouwbaar en overzichtelijk opslaan van dezedata en de data die tijdens verschillende testen reeds verzameld worden. Bedrijfs-partner CapGemini speelt een belangrijke rol in het ontwerpen en realiseren van

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 17

Page 19: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

de hiervoor benodigde architectuur. Misschien wel de belangrijkste stap is hetinzichtelijk maken van de honderden megabytes aan data door middel van visuali-saties. Hiervoor bundelen we theoretische kennis – voor een belangrijk deelvoortbordurend op het reeds genoemde model van de vermogensvergelijking –en ervaringskennis van met name de bij het project betrokken bondscoaches. Opbasis van deze kennis worden Key Performance Indicators (KPI’s) geïdentificeerd enworden algoritmes gegenereerd om deze KPI’s uit de data te destilleren. Het eind-doel van het project Van Meten naar Weten is een datadashboard waarin atleet,coach en begeleidende staf op een overzichtelijke manier verschillende KPI’s inbeeld kunnen krijgen, zodat coach en sporter verschillende responsen van atletenop het trainingsprogramma kunnen gaan relateren. Hiermee voldoen we aan eenacute vraag uit de sportwereld. Daarnaast is de verwachting dat met het automa-tiseren van de databewerkingsroutines de staf, met name de embedded scientisten de prestatiearts, veel tijd bespaard kan worden: in eerste instantie bij de aange-sloten sporten, maar bij een bredere uitrol van het product ook bij andere sporten.Met het bereiken van dit doel hebben we bovendien een belangrijke voor-

waarde geschapen voor vervolgonderzoek. De verwachting is dat de traditionelestatistiek slechts een bescheiden rol zal spelen, aangezien deze per definitie uit-gaat van data op groepsniveau. Met nieuwe technieken uit de datascience kanechter op zoek gegaan worden naar nieuwe verbanden tussen KPI’s en dosis-res-ponsrelaties op individueel niveau.5

Samenwerking met andere projecten

Naast de hierboven genoemde projecten Smartview en Van Meten naar Weten ishet lectoraat Innovatie in Sportprestatie intensief betrokken bij diverse andere pro-jecten waarbij het verbeteren van de prestatie door middel van innovatief trainencentraal staat. De projecten Optimalisatie van voortstuwing door en over water11

en Trainingsoptimalisatie van sprint- en duurvermogen21 sluiten nauw aan bij dedoelstellingen van het lectoraat.In het project Optimalisatie van voortstuwing proberen we de voortstuwing bij

zwemmen en roeien beter te begrijpen aan de hand van het model van de vermo-gensvergelijking. We onderzoeken of we de prestatie kunnen verbeteren doorzwemmers en roeiers te voorzien van slimme feedback die te relateren is aan ver-mogensproductie en/of -verliezen. Door kennis van de hydrodynamica43,45 tecombineren met kennis van het menselijk bewegingsapparaat en kennis over mo-torisch leren, worden nieuwe vormen van feedback ontwikkeld en vervolgensgeëvalueerd. Tussen dit project en het smartviewproject bestaat een intensievewisselwerking. Kennis opgedaan in het project Optimalisatie van voortstuwing

18 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 20: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

wordt direct geïmplementeerd in het project Smartview. De in het smartviewpro-ject ontwikkelde smartphoneapplicatie wordt gebruikt bij de uitvoering vanfeedbackstudies in het project Optimalisatie van voortstuwing.In het project Trainingsoptimalisatie proberen we erachter te komen hoe we

duurvermogen en sprintvermogen het best kunnen ontwikkelen. Dit lijkt triviaal,maar met name adaptaties op celniveau die leiden tot een beter duurvermogenstaan haaks op adaptaties die leiden tot een beter sprintvermogen, en vice ver-sa.24,44,49 Intuïtief is dit wel aan te voelen: een 100 m sprinter heeft een heelandere fysiek dan een marathonloper.13,54 De trainingsprogramma’s van beidesoorten atleten zullen daarom ook erg verschillen. Atleten die voor hun sport moe-ten beschikken over een goed duur- én een goed sprintvermogen hebben hierechter een uitdaging. Dit geldt bijvoorbeeld voor alle ‘middellange afstand’-sporten, zoals de in het trainingsoptimalisatieproject betrokken sporten lange-baanschaatsen, roeien53 en baanwielrennen. Een belangrijk onderdeel van ditproject is het profileren en periodiek monitoren van sporters door het afnemenvan sprint- en duurtesten. Door deze data structureel op te slaan in de databasedie wordt ontwikkeld in het project Van Meten naar Weten, willen we een goedlongitudinaal beeld verkrijgen van de fysiologie van topsporters door de jarenheen.

De toekomst

Het optimaliseren van de vermogensbalans bij prestatiesporten zal een belangrijkthema blijven vormen in het lectoraat. Ook in de toekomst zullen we ons blijvenrichten op het helpen maximaliseren van de vermogensproductie van sporters enhet minimaliseren van vermogensverliezen. Het project Optimalisatie van voort-stuwing en het project Trainingsoptimalisatie lopen over circa anderhalf jaar teneinde; we hebben de ambitie om beide projecten een vervolg te geven.In de komende periode gaan we proberen het toepassingsgebied van de in het

project Smartview ontwikkelde technologie te vergroten – in eerste instantie in hetschaatsen en het paardrijden – en om de technologie te vermarkten. Daartoe voe-ren we gesprekken met verschillende potentiële afnemers.Daarnaast willen we ons gaan richten op het voorkomen van blessures in de

roeisport. Circa één op de drie roeiers loopt vroeg of laat een blessure aan de lagerug op.70 Samen met een kledingfabrikant, roeiers en sportartsen willen we onder-zoeken of het mogelijk is om met innovatieve ondersteunende kleding dit hogeaantal blessures terug te dringen. Een projectplan hiervoor is reeds geschreven enligt momenteel ter beoordeling bij SportInnovator.

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 19

Page 21: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

In alle toekomstplannen blijven we zoeken naar kruisbestuivingen tussen we-tenschap, bedrijfsleven en sport enerzijds, en tussen sporten onderling anderzijds,waarbij het ondersteunen van de AISS sport fieldlabs een centrale rol zal (blijven)vervullen.

Dankwoord

Sportprestaties zijn vaak het gevolg van een jarenlange intensieve inzet van deatleet in kwestie. Een goede ondersteuning daarbij is cruciaal voor het slagen vande missie. Het oprichten van dit lectoraat vertoont grote gelijkenissen daarmee.Vanaf het prille begin van mijn wetenschappelijke carrière heb ik mij hard gemaaktvoor het toepassen van wetenschappelijke kennis in de prestatiesport. En bij dezemissie heb ik altijd kunnen rekenen op hulp en ondersteuning van enthousiaste engedreven mensen, van wie ik er een aantal hier specifiek wil noemen.Allereerst dank aan het College van Bestuur, Huib de Jong, Jacomine van Ra-

vensbergen en Peter Beek voor het in mij gestelde vertrouwen bij de oprichtingvan het lectoraat. Jacomine: je enthousiasme voor toegepast onderzoek doen inde sport en je werklust werken aanstekelijk; het is een voorrecht om met dit lecto-raat een vast onderdeel van het AISS te mogen zijn. Peter: ongeveer vanaf hetmoment dat ik mijn promotie aan het afronden was, had jij ook een missie, name-lijk het Amsterdamse sportonderzoek een prominente rol geven in de Nederlandse(prestatie)sport. Vanaf het prille begin heb je mij onderdeel gemaakt van die mis-sie, en daar ben ik je nog steeds dankbaar voor. Knoek van Soest mag in dit rijtjeook niet ontbreken. In het dankwoord van mijn proefschrift heb ik je mijn mentorgenoemd, en in sommige aspecten ben je dat misschien nog steeds, al zie ik jetegenwoordig liever als mijn belangrijkste inhoudelijke sparringpartner.Veel dank gaat uit naar de ‘werkpaarden’ in de verschillende projecten. Zonder

jullie zou er niet veel gebeuren, jullie zijn het fundament én de bouwstenen vanhet lectoraat Innovatie in Sportprestatie, of je er nou direct onderdeel van bent ofer via een van de projecten mee samenwerkt. Lotte, Koen, Richard, Dennis, Peter,Rens: ik weet hoeveel er af en toe van jullie gevraagd wordt door collega’s, kennis-gebruikers (coaches!) en door mijzelf – ik heb niets dan waardering voor jullie inzeten harde werken.Collega (sport)lectoren bij de faculteit Bewegen, Sport en Voeding: ik voel mij

bevoorrecht deel uit te mogen maken van deze groep gedreven, ondernemendeonderzoekers. Ik zie uit naar toekomstige samenwerkingen, die er ongetwijfeldgaan komen.Een belangrijk deel van de voldoening van mijn werk haal ik uit het embedded

zijn in de topsport. Dat is lang niet altijd makkelijk: topsporters en topcoaches zijn

20 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 22: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

(terecht!) extreem kritisch en zetten mij voortdurend op scherp. Dank aan de roei-ers en coaches van het Aegon Nationaal Roeiteam hiervoor. Speciale dank is ervoor de technisch directeur van de KNRB, Hessel Evertse. Hessel: ook jij veel dankvoor het in mij gestelde vertrouwen. Het maakt mij trots om te zien hoe goed dehierboven genoemde medewerkers opgenomen zijn in het Olympisch Trainings-centrum. Het maakt mij minstens zo trots dat de KNRB en het lectoraat eengedeelde visie hebben op de wetenschappelijke innovatie in de roeisport. CharlieUrbanus: dankzij de financiële ondersteuning van het CTO Amsterdam is het mo-gelijk om daadwerkelijk embedded te zijn bij de KNRB. Ook daarvoor uiteraarddank.In alle projecten spelen externe projectpartners een belangrijke rol. Zonder

uitzondering vertonen zij een hoge mate van enthousiasme en inzet in de verschil-lende projecten: KNRB, KNZB-NZA, NOC*NSF, CapGemini, Lode, Ordina,Equimoves, Birch Consultancy, IXA: het is fijn samenwerken met zulke betrokkenpartners!De laatste alinea van dit dankwoord is voor het thuisfront: pa en ma, dank voor

jullie niet-aflatende ondersteuning en altijd oprechte interesse en betrokkenheidbij mijn werk. Jullie onvoorwaardelijke steun betekent heel veel voor me. Froukje:meer dan de helft van mijn leven (!) ben je nu mijn partner: ik ben er supertrots ophoe jij en ik onze drukke en verantwoordelijke carrières weten te combineren metons actieve gezinnetje. Ik had het niet beter kunnen treffen dan met jou. Fleur enJip: het allerallerallertrotst ben ik erop jullie vader te zijn. Dank dat jullie er zijn! �

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 21

Page 23: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Referenties

1. Topsport in Nederland. 2008 [geraadpleegd 10 juli 2016]; te raadplegen op: http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2008/09/Topsport_in_Nederland#top.

2. NOC*NSF brengt focus aan in topsportbeleid. 2012 [geraadpleegd 10 juli 2016]; teraadplegen op: http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=12549.

3. FISA Rulebook. 2013, Fédération Internationale des Sociétés d’Aviron. p. 330.4. Rijksbegroting 2016. 2016, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: ’s Gra-

venhage. p. 319.5. Skating faster thanks to data science. 2016 [geraadpleegd 10 juli 2016]; te raadplegen

op: http://www.universiteitleiden.nl/en/news/2016/04/skating-faster-thanks-to-data-science.

6. Sport en Bewegen – Topsport. 2016 [geraadpleegd 10 juli 2016]; te raadplegen op:https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/sport-en-bewegen/inhoud/topsport.

7. Ayalon, A., O. Inbar, & O. Bar-Or, Relationships among measurements of explosivestrength and anaerobic power, in International Series on Sport Science 1: BiomechanicsIV, M.C. Nelson RC, red. 1974, University park press: Baltimore, MD. p. 527-532.

8. Back, W. & M. Hofmijster, Saddles and seats in animal and human sports: Where is yoursmart, wearable, real-time feedback? Vet J, 2016. 207: p. 4-5.

9. Baudouin, A. & D. Hawkins, A biomechanical review of factors affecting rowing perfor-mance. Br J Sports Med, 2002. 36(6): p. 396-402.

10. Baudouin, A. & D. Hawkins, Investigation of biomechanical factors affecting rowingperformance. J Biomech, 2004. 37(7): p. 969-76.

11. Beek, P.J., H.J.H. Clercx, J. Westerweel, & A.J. van Soest, Optimalisatie van voortstuwingdoor en over water. 2012, STW, onderzoeksprogramma Sport: Amsterdam, Delft, Eind-hoven. p. 29.

12. Bergstrom, J. & E. Hultman, Muscle glycogen synthesis after exercise: an enhancingfactor localized to the muscle cells in man. Nature, 1966. 210(5033): p. 309-10.

13. Billat, V.L., A. Demarle, J. Slawinski, M. Paiva, & J.P. Koralsztein, Physical and trainingcharacteristics of top-class marathon runners. Med Sci Sports Exerc, 2001. 33(12): p.2089-97.

14. Bottenburg, M., A. Elling, P. Hover, S. Brinkhof, & D. Romijn, De Maatschappelijke Be-tekenis van Topsport, Literatuurstudie in opdracht van het Ministerie van VWS. 2011,Departement voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO), Universiteit Utrecht;Mulier Instituut. p. 73.

15. Bourgois, J., A.L. Claessens, J. Vrijens, R. Philippaerts, B. Van Renterghem, M. Thomis,… J. Lefevre, Anthropometric characteristics of elite male junior rowers. Br J SportsMed, 2000. 34(3): p. 213-6; discussion 216-7.

16. Cosgrove, M.J., J. Wilson, D. Watt, & S.F. Grant, The relationship between selected phy-siological variables of rowers and rowing performance as determined by a 2000 m erg-ometer test. Journal of Sports Sciences, 1999. 17(11): p. 845-852.

17. Crust, L., Mental toughness in sport: A review. International Journal of Sport and Exer-cise Psychology, 2007. 5(3): p. 270-290.

22 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 24: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

18. Dal Monte, A. & A. Komor, Rowing and skulling mechanics, in Biomechanics of sport,C.L. Vaughan, Editor. 1989, CRC Press: Boca Raton, FL.

19. De Bosscher, V., P. De Knop, M. Van Bottenburg, & S. Shibli, A Conceptual Frameworkfor Analysing Sports Policy Factors Leading to International Sporting Success. EuropeanSport Management Quarterly, 2006. 6(2): p. 185-215.

20. de Brouwer, A.J., H.J. de Poel, & M.J. Hofmijster, Don’t rock the boat: how antiphasecrew coordination affects rowing. PLoS One, 2013. 8(1): p. e54996.

21. de Koning, J., R.T. Jaspers, C.J. de Ruiter, A. de Haan, W.J. van der Laarse, & M.J. Hof-mijster, Trainingsstrategieën voor optimaal piek- en duurvermogen van schaatsers enroeiers. 2012, STW, onderzoeksprogramma Sport: Amsterdam. p. 28.

22. Di Prampero, P.E., G. Cortili, F. Celentano, & P. Cerretelli, Physiological aspects of row-ing. J Appl Physiol, 1971. 31(6): p. 853-7.

23. Dijk, B., V. de Bosscher, & M. van Bottenburg, Topsportbeleid in relatie tot prestaties, inRapportage Sport 2014, Tiessen-Raaphorst, red. 2015, SCP-publicaties: Den Haag. p.224-248.

24. Docherty, D. & B. Sporer, A proposed model for examining the interference phenomen-on between concurrent aerobic and strength training. Sports Med, 2000. 30(6): p. 385-94.

25. Dooremalen, v., 'Topsportsucces is maakbaar', Interview met topsportonderzoekersMaarten van Bottenburg en Veerle de Bosscher, in Sociologie Magazine. 2011.

26. Fiskerstrand, Å. & K.S. Seiler, Training and performance characteristics among Norwe-gian International Rowers 1970-2001. Scandinavian Journal of Medicine & Science inSports, 2004. 14(5): p. 303-310.

27. Foster, C., M. Schrager, A.C. Snyder, & N.N. Thompson, Pacing strategy and athleticperformance. Sports Med, 1994. 17(2): p. 77-85.

28. Garber, C.E., B. Blissmer, M.R. Deschenes, B.A. Franklin, M.J. Lamonte, I.M. Lee, … D.P.Swain, American College of Sports Medicine position stand. Quantity and quality ofexercise for developing and maintaining cardiorespiratory, musculoskeletal, and neuro-motor fitness in apparently healthy adults: guidance for prescribing exercise. Med SciSports Exerc, 2011. 43(7): p. 1334-59.

29. Hagerman, F.C., Applied physiology of rowing. Sports Med, 1984. 1(4): p. 303-26.30. Hickson, R., Interference of strength development by simultaneously training for

strength and endurance. European Journal of Applied Physiology and OccupationalPhysiology, 1980. 45(2): p. 255-263.

31. Hill, A.V. & H. Lupton, Muscular Exercise, Lactic Acid, and the Supply and Utilization ofOxygen. QJM, 1923. os-16(62): p. 135-171.

32. Hill, H., Dynamics of coordination within elite rowing crews: evidence from force pat-tern analysis. Journal of Sports Sciences, 2002. 20(2): p. 101-117.

33. Hofmijster, M., J. De Koning, & W. Back, Smartview Through Glass. 2014, STW Demon-strator: Amsterdam.

34. Hofmijster, M., J. De Koning, & A.J. Van Soest, Estimation of the energy loss at theblades in rowing: common assumptions revisited. J Sports Sci, 2010. 28(10): p. 1093-102.

35. Hofmijster, M. & M.J. Truijens, Van Meten naar Weten; Betere prestaties door slim data-gebruik in de (top-)sport. 2016, SportInnovator / ZonMW: Amsterdam. p. 11.

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 23

Page 25: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

36. Hofmijster, M.J., Mechanics and Energetics of Rowing, in Faculty of Human MovementSciences. 2010, VU University Amsterdam: Amsterdam. p. 153.

37. Hofmijster, M.J., E.H. Landman, R.M. Smith, & A.J. van Soest, Effect of stroke rate onthe distribution of net mechanical power in rowing. J Sports Sci, 2007. 25(4): p. 403-11.

38. Hofmijster, M.J., A. van Soest, & J. de Koning, Rowing skill affects power loss on amodified rowing ergometer. Med Sci Sports Exerc, 2008. 40(6): p. 1101-10.

39. Hopkins, W.G., J.A. Hawley, & L.M. Burke, Design and analysis of research on sportperformance enhancement. Med Sci Sports Exerc, 1999. 31(3): p. 472-85.

40. Howley, E.T., D.R. Bassett, Jr., & H.G. Welch, Criteria for maximal oxygen uptake: reviewand commentary.Med Sci Sports Exerc, 1995. 27(9): p. 1292-301.

41. Lawton, T.W., J.B. Cronin, & M.R. McGuigan, Strength testing and training of rowers: areview. Sports Med, 2011. 41(5): p. 413-32.

42. Lawton, T.W., J.B. Cronin, & M.R. McGuigan, Strength, power, and muscular enduranceexercise and elite rowing ergometer performance. J Strength Cond Res, 2013. 27(7): p.1928-35.

43. Leroyer, A., S. Barré, J.-M. Kobus, & M. Visonneau, Experimental and numerical investi-gations of the flow around an oar blade. Journal of Marine Science and Technology,2008. 13(1): p. 1-15.

44. Leveritt, M., P.J. Abernethy, B.K. Barry, & P.A. Logan, Concurrent strength and endur-ance training. A review. Sports Med, 1999. 28(6): p. 413-27.

45. Marinho, D.A., T.M. Barbosa, V.M. Reis, P.L. Kjendlie, F.B. Alves, J.P. Vilas-Boas, … A.I.Rouboa, Swimming Propulsion Forces Are Enhanced by a Small Finger Spread. Journalof Applied Biomechanics, 2010. 26(1): p. 87-92.

46. Martin, T.P. & J.S. Bernfield, Effect of stroke rate on velocity of a rowing shell. Med SciSports Exerc, 1980. 12(4): p. 250-6.

47. McArdle, W.D., F.I. Katch, & V.L. Katch, Exercise Physiology: Nutrition, Energy, and Hu-man Performance. Exercise Physiology. 2015: Lippincott Williams & Wilkins.

48. Meeusen, R., M. Duclos, C. Foster, A. Fry, M. Gleeson, D. Nieman, … A. Urhausen,Prevention, diagnosis and treatment of the overtraining syndrome: Joint consensusstatement of the European College of Sport Science (ECSS) and the American Collegeof Sports Medicine (ACSM). European Journal of Sport Science, 2012. 13(1): p. 1-24.

49. Nader, G.A., Concurrent strength and endurance training: from molecules to man. MedSci Sports Exerc, 2006. 38(11): p. 1965-70.

50. Nauta, F., M. Gielen, & S. de Boer, Olympisch goud, economisch goud, een innovatie-systeem voor de Nederlandse sport. 2011, Lectoraat Innovatie in de Publieke Sector,Hogeschool Arnhem-Nijmegen. p. 39.

51. Plisk, S.S. & M.H. Stone, Periodization Strategies. Strength & Conditioning Journal,2003. 25(6).

52. Richardson, M.J., K.L. Marsh, R.W. Isenhower, J.R. Goodman, & R.C. Schmidt, Rockingtogether: dynamics of intentional and unintentional interpersonal coordination. HumMov Sci, 2007. 26(6): p. 867-91.

53. Riechman, S.E., R.F. Zoeller, G. Balasekaran, F.L. Goss, & R.J. Robertson, Prediction of2000 m indoor rowing performance using a 30 s sprint and maximal oxygen uptake.Journal of Sports Sciences, 2002. 20(9): p. 681-687.

24 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 26: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

54. Ross, A. & M. Leveritt, Long-term metabolic and skeletal muscle adaptations to short-sprint training: implications for sprint training and tapering. Sports Med, 2001. 31(15):p. 1063-82.

55. Sanderson, B. & W. Martindale, Towards optimizing rowing technique. Medicine andScience in Sports and Exercise, 1986. 18(4): p. 454-468.

56. Schmidt, R.A. & C.A. Wrisberg, Motor Learning and Performance: A Situation-basedLearning Approach, 4th Edition. 2008, Campaign, IL: Human Kinatics. 399.

57. Schotanus, F., Nederland in de top 10; naar een winnend topsportklimaat. 2010: Arn-hem. p. 188.

58. Secher, N.H., The physiology of rowing. Journal of Sports Sciences, 1983. 1(1): p. 23-53.59. Secher, N.H., Physiological and Biomechanical Aspects of Rowing: Implications for Train-

ing. Sports Medicine, 1993. 15(1): p. 24-42.60. Seiler, S. (2011) A Brief History of Endurance Testing in Athletes. Sportscience 15, 40-

86.61. Senator, M., Why sliding seats and short stroke intervals are used for racing shells. J

Biomech Eng, 1981. 103(3): p. 151-9.62. Smith, M., Response to Mathijs Hofmijster 310315. 2015: Lausanne, Switzerland. p. 2.63. Smith, T.B. & W.G. Hopkins, Measures of Rowing Performance. Sports Medicine, 2012.

42(4): p. 343-358.64. Steinacker, J.M., Physiological aspects of training in rowing. Int J Sports Med, 1993. 14

Suppl 1: p. S3-10.65. Van Ingen Schenau, G., G. De Groot, A. Scheurs, H. Meester, & J. De Koning, A new

skate allowing powerful plantar flexions improves performance. Medicine and Sciencein Sports and Exercise, 1996. 26(4): p. 531-535.

66. van Ingen Schenau, G.J. & P.R. Cavanagh, Power equations in endurance sports. J Bio-mech, 1990. 23(9): p. 865-81.

67. van Soest, A.J. & M.J. Hofmijster, Strapping rowers to their sliding seat improves perfor-mance during the start of ergometer rowing. J Sports Sci, 2009. 27(3): p. 283-9.

68. van Soest, A.J. & M.J. Hofmijster, Strapping rowers to their sliding seat improves perfor-mance during the start of on-water rowing. Journal of Sports Sciences, 2016. 34(17): p.1643-1649.

69. Verheij, W., C.G. Cornelisse, K. de Kruijf, P.E. Lubach, G.J. Mol, M.J.C. van der Werf, &E.M.M. Willegen, Topsport in Nederland. 2008, Algemene Rekenkamer: Den Haag.

70. Wilson, F., C. Gissane, J. Gormley, & C. Simms, A 12-month prospective cohort study ofinjury in international rowers. Br J Sports Med, 2010. 44(3): p. 207-14.

71. Wing, A.M. & C. Woodburn, The coordination and consistency of rowers in a racingeight. Journal of Sports Sciences, 1995. 13: p. 187-197.

72. Wu, W., S. Dasgupta, E. Ramirez, C. Peterson, & G. Norman, Classification accuracies ofphysical activities using smartphone motion sensors. Journal of Medical Internet Re-search, 2012. 14(5): p. e130.

73. Zatsiorsky, V.M. & N. Yakunin, Mechanics and Biomechanics of Rowing: A Review. Inter-national Journal of Sport Biomechanics, 1991. 7: p. 229-281.

IINNNNOOVVAATT II EE II NN SSPPOORRTTPPRREESSTTAATT II EE 25

Page 27: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

Curriculum vitae

Dr. Mathijs Hofmijster is in 2010 gepromoveerd op het onderwerp Mechanica enenergetica van het roeien. Gedurende zijn promotie was hij gedetacheerd bij deKoninklijke Nederlandsche Roeibond (KNRB), als embedded scientist. Vanuit dezefunctie had hij de taak om specifieke wetenschappelijke kennis toe te passen in detopsportpraktijk. Samen met twee collega’s bedacht hij in 2008 de Superseat, eenaangepast rolbankje in de roeiboot. Wanneer roeiers zich met een (veilige) klitten-band-gordel aan dit bankje vastmaken, kunnen zij tot 15% meer vermogenleveren bij de start. De Superseat eindigde in 2008 als runner-up tijdens de Natio-nale Sport Innovatieprijs.Na zijn promotie is Hofmijster actief gebleven bij de KNRB; als senior embedded

scientist is hij er momenteel medeverantwoordelijk voor het wetenschaps- en ken-nisprogramma. Vanuit die functie werkt hij intensief samen met mensen uitverschillende disciplines: coaches, trainers, wetenschappers en (para-)medici. Hij ismedeauteur van de sportwetenschappelijke paragrafen van de integrale beleids-visie 2016 van de KNRB.In het RoeiCoachCockpit (RCC) InnoSportNL project, gestart in 2010, werkte

Hofmijster intensief samen met technici en wetenschappers en met roeiers encoaches. De RCC stond aan de basis van het project Smartview. Deze technologiezal in de komende olympische cyclus ingezet worden tijdens trainingen van deNederlandse toproeiers.Sinds 2015 is Hofmijster werkzaam aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA),

waar hij sinds september 2015 lector is van het lectoraat Innovatie in Sportpresta-tie. Dit lectoraat zal, tezamen met de lectoraten Leren en Presteren in Sport enPerceptueel-motorische Talentontwikkeling, de Amsterdamse sport fieldlabs vanhet Amsterdam Institute of Sport Science (AISS) gaan bedienen.Momenteel vervult Hofmijster een sleutelrol in vier projecten die georganiseerd

zijn rond het optimaliseren van topsportprestaties. In het project Optimalisatie vanvoortstuwing door en over water is hij de dagelijks begeleider van een van de pro-movendi. In het project Trainingsstrategieën voor optimaal piek- en duurvermogenbegeleidt hij een van de postdocs. Van de projecten Smartview en Van Meten naarWeten is hij projectleider. Deze projecten kenmerken zich door het ontwikkelen entoepassen van (fundamenteel) wetenschappelijke kennis in de high-performancerealiteit van de topsport.

26 MMAATTHH II JJ SS JJ .. HHOO FFMMII JJ SSTTEERR

Page 28: INNOVATIE IN SPORTPRESTATIE...Door te innoveren op het sturen van trainingen, in alle facetten, kan binnen de regels van de sport óók een verbetering van de concurrentiepositie gerealiseerd

AFBEELDING

Margot de Vries

HVA PUBLICATIES