Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de...

41
Impact op de voorraden door de verplichte invoering van IFRS. Vergelijking tussen RJ en IAS. Giuliano Ramsaroep, 312749 Begeleider: drs. R.D. Achaibersing RA Erasmus School of Economics Abstract Dit onderzoek tracht de invloed van de verplichte IFRS invoering te bepalen op de voorraden. Sinds 2005 is het verplicht, voor beursgenoteerde ondernemingen, om deze standaarden toe te passen. Er wordt een beschrijving gegeven van IAS 2 en IAS 41 en de verschillen met RJ. vervolgens een onderscheid gemaakt in de voorraden en zullen

Transcript of Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de...

Page 1: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

Impact op de voorraden door de verplichte

invoering van IFRS.

Vergelijking tussen RJ en IAS.

Giuliano Ramsaroep, 312749

Begeleider: drs. R.D. Achaibersing RA

Erasmus School of Economics

Abstract

Dit onderzoek tracht de invloed van de verplichte IFRS invoering te bepalen op de

voorraden. Sinds 2005 is het verplicht, voor beursgenoteerde ondernemingen, om deze

standaarden toe te passen. Er wordt een beschrijving gegeven van IAS 2 en IAS 41 en de

verschillen met RJ. vervolgens een onderscheid gemaakt in de voorraden en zullen deze

met elkaar vergeleken worden. Hierop volgend zullen de voor- en nadelen uiteengezet

worden van beide standaarden. De wijzigingen in IAS hebben een positieve invloed op de

waardering van voorraden teweeggebracht door de afschaffing van het LIFO systeem.

Keywords: Accounting, Voorraden, FIFO, LIFO, IFRS, IAS.

Page 2: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

Inhoudsopgave1. Inleiding............................................................................................................................1

1.1 Relevantie.....................................................................................................................................1

1.2 Probleemstelling...........................................................................................................................2

1.3 Onderzoeksmethode....................................................................................................................3

2. Wat houd IAS 2 in?..........................................................................................................4

2.1 Wat is in IAS 2 veranderd in 2003?...............................................................................................4

2.1.1 FIFO.......................................................................................................................................4

2.1.2 LIFO........................................................................................................................................4

2.1.3 Het gewogen gemiddelde van de inkoopprijzen...................................................................5

2.2 Wat was het effect van deze wijziging?........................................................................................6

2.3 Conclusie......................................................................................................................................8

3. Wat verstaat men onder het begrip voorraden?...........................................................9

3.1 Wat zijn voorraden volgens IAS en de RJ?....................................................................................9

3.2 Welk onderscheid bestaat in de voorraden?................................................................................9

3.3 Wat zijn agrarische en fungibele producten?.............................................................................10

3.3.1 Agrarische producten..........................................................................................................10

3.3.1 Fungibele producten............................................................................................................12

3.3.4 Conclusie.................................................................................................................................12

4. Hoe worden de voorraden gewaardeerd?...................................................................13

4.1 Waardering op basis van de kostprijs.........................................................................................13

4.2 Waardering op basis van de actuele waarde..............................................................................14

4.3 Agrarische producten en fungibele goederen............................................................................15

4.3.1 Agrarische producten..........................................................................................................15

4.3.2 Fungibele goederen.............................................................................................................15

4.4 Conclusie....................................................................................................................................16

5. Wat zijn de voor- en nadelen van IAS?........................................................................18

5.1 De voordelen van IAS.................................................................................................................18

5.2 Kritiek op IAS..............................................................................................................................20

5.3 De voordelen van RJ...................................................................................................................21

5.4 Conclusie....................................................................................................................................22

6. Conclusie........................................................................................................................23

6.1 Conclusie....................................................................................................................................23

6.2 Beperkingen...............................................................................................................................25

Page 3: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

7. Bibliografie.....................................................................................................................26

Page 4: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

1. Inleiding

In 2003 is een aangepaste versie van International Accounting Standards 2 ‘Inventories

(IAS) verschenen. IAS 2 bevat de accounting principes voor de voorraden. Voorraden

behoren tot de belangrijkste onderdelen van een onderneming. Dit geldt voor een productie

en voor een dienstverlenende onderneming. Naast de IAS standaard, moeten Nederlandse

ondernemingen eveneens voldoen aan de Richtlijnen voor Jaarverslaggeving (RJ). RJ 220

‘Voorraden’ bevat de verantwoording, de presentatie en de toelichting van de voorraden

volgens de Nederlandse wetgeving in de jaarrekening (SRA, n.d.). De Nederlandse wet, Titel

9 BW 2, bevat geen definitie van het begrip voorraden, maar in de IAS en RJ zijn voorraden

als volgt omschreven:

“ Voorraden zijn activa die worden aangehouden voor verkoop in het kader van de normale

bedrijfsuitvoering, in het productieproces voor een dergelijke verkoop; of in de vorm van

grond- en hulpstoffen die worden verbruikt tijdens het productie proces of tijdens het

verlenen van diensten. Voorraden zijn dus activa die gebruikt worden in het productieproces

(IAS 2.6, RJ220.105)”.

De eerste actie voor IAS 2 was in september 1974 met de gepubliceerde Exposure Draft E2

Valuation and Presentation of Inventories in the Context of the Historical Cost System.

Vervolgens is in oktober 1975 de IAS 2 Valuation and Presentation of Inventories in the

Context of the Historical Cost System ingevoerd en in 2003 is deze aangepast (Deloitte,

2014).

IAS 41 ‘Agriculture’ die in 1999 is ingevoerd, bevat een speciale regeling voor agrarische en

biologische producten. IAS 41 bevat het onderscheid in agrarische en in verwerkte

producten. De richtlijnen voor verwerkte producten zijn vastgelegd in IAS 2 ‘Inventories’’ en

de richtlijnen voor de agrarische producten en de biologische activa in IAS 41 (Deloitte,

2014).

1.1 RelevantieIn 2005 heeft de Europese Unie (EU) alle ondernemingen, die beursgenoteerd zijn, verplicht

gesteld om gebruik te maken van de International Financial Reporting Standards (IFRS) en

IAS standaarden. Deze standaarden moeten worden toegepast op de geconsolideerde

jaarrekeningen van de ondernemingen. De verplichte standaarden moeten leiden tot een

beter inzicht in de geconsolideerde jaarrekeningen en een betere vergelijkbaarheid tussen

ondernemingen (Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, 2002). Nederland

Pagina | 1

Page 5: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

behoort tot een van de grootste exporteurs van de wereld als het gaat om agrarische

producten. De agrarische producten leveren een grote bijdrage aan de Nederlandse

economie. Daarom zal naast de normale voorraden ook ingegaan worden op de agrarische

voorraden.

1.2 ProbleemstellingDe invoering en het verplicht stellen van IAS 2 en IAS 41 hebben tot gevolg dat bedrijven

moeten omschakelen als het gaat om het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening. De

IFRS standaarden verschillen ten opzichte van de RJ. De probleemstelling van dit onderzoek

luidt als volgt:

Wat is de impact op de voorraden door de verplichte invoering van IFRS?

Deze vraag wordt beantwoord met behulp van een aantal deelvragen, dat uiteindelijk tot de

conclusie leiden. Om deze vragen te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van theorie en

wetenschappelijke artikelen. Er zal een vergelijking worden gemaakt tussen enerzijds IFRS

(IAS 2 en IAS 41) en de RJ anderzijds. De vergelijking wordt gemaakt omdat het voor

beursgenoteerde bedrijven verplicht is om IFRS toe te passen in de geconsolideerde

jaarrekening.

Hoofdstuk 2 besteed nader aandacht aan de inhoud van IAS 2. De daar bijhorende vragen

zijn:

De hoofdvraag van dit hoofdstuk luidt:

Wat houd IAS 2 in?

De daar bijhorende sub-vragen zijn:

Wat is veranderd in IAS 2 in 2003?

Welk effect heeft deze verandering gehad?

In hoofdstuk 3 wordt het begrip voorraad gedefinieerd met behulp van de volgende

deelvragen:

De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:

Wat verstaat men onder het begrip voorraden?

De daar bijhorende sub-vragen zijn:

Wat zijn voorraden volgens IAS en RJ?

Welk onderscheid wordt toegepast?

Pagina | 2

Page 6: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

Wat is het verschil tussen fungibele producten en agrarische producten?

Hoofdstuk 4 is gericht op de verschillen tussen de IAS en de RJ. Daarbij horen de volgende

deelvragen:

De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:

Hoe worden de voorraden gewaardeerd?

De daar bijhorende sub-vragen zijn:

Hoe wordt volgens IAS de waardering en het resultaat van agrarische producten

vastgesteld?

Hoe wordt volgens IAS de waardering en het resultaat van fungibele producten

vastgesteld?

Hoe wordt volgens RJ de waardering en het resultaat van agrarische producten

vastgesteld?

Hoe wordt volgens RJ de waardering en het resultaat van fungibele producten

vastgesteld?

Hoofdstuk 5 betreft de voor- en nadelen van IAS. De hoofdvraag luidt:

Wat zijn de voor- en nadelen van IAS?

Hoofdstuk 6 omvat een samenvatting en de conclusie.

1.3 OnderzoeksmethodeOm een inzicht te krijgen in de ontwikkelingen van IAS zal gebruik gemaakt worden van

bestaande literatuur. Hoofdstuk twee, drie en vier zullen worden beantwoord aan de hand

van bestaande literatuur. Het begrip voorraden, IAS en RJ worden hierin toegelicht. In het

vijfde hoofdstuk zullen er een aantal kritiekpunten, voor- en nadelen, worden opgesomd aan

de hand van bestaande literatuur. Vervolgens wordt in hoofdstuk zes antwoord gegeven op

de hoofdvraag.

Pagina | 3

Page 7: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

2. Wat houd IAS 2 in?

De International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, is

sinds 1974 actief met de ontwikkeling van IAS 2. In 1993 is IAS 2 gepubliceerd die

vervolgens in 2003 is herzien. Tussendoor zijn eveneens proefschriften gepubliceerd

(Deloitte, 2014).

2.1 Wat is in IAS 2 veranderd in 2003?De doelstelling van de IAS is aan de hand van regels vast te stellen dat de voorraad die

verkocht is dezelfde waarde heeft als de uitgaven betreffende het verkrijgen van de

voorraad. In de praktijk bestaan de volgende drie methoden die veelvuldig gebruikt worden:

FIFO (First in First out);

LIFO (Last in First out);

Gewogen gemiddelde van de inkoopprijzen.

2.1.1 FIFOVolgens de FIFO methode wordt de kostprijs bepaald aan de hand van voorraad die het

eerst verworven is. Dus de historische kosten worden meegenomen in de kostprijs. De

kostprijs van deze goederen komen minder in de buurt van de werkelijke marktprijs. Dus de

producten die het eerst ingekocht zijn worden als eerste verkocht. De voorraden die nog

aanwezig zijn in het magazijn komen de voorraden meer in de buurt van de huidige

marktprijs. Bij stijgende marktprijzen zijn de voorraden ondergewaardeerd, maar liggen de

deze wel dicht bij de marktprijs. De kostprijs van de goederen zijn ondergewaardeerd. De

oude lagere prijzen worden nog gehanteerd. Bij dalende voorraad prijzen is dit andersom. De

voorraden zijn dan overgewaardeerd en de kostprijs ook omdat deze nog gewaardeerd zijn

tegen de oude hogere prijzen (Ernst & Young, 2014).

2.1.2 LIFODe LIFO methode is het tegenovergestelde van de FIFO methode. Om de kostprijs te

bepalen gebruikt de LIFO methode de laatst ingekochte goederen. De kostprijs van de

goederen heeft dus een de waarde die het dichtstbij de werkelijke marktprijs ligt, maar de

waarde van de voorraden niet. Deze worden nog tegen de oude prijzen gewaardeerd. Bij

een stijgende prijs zijn de voorraden dus ondergewaardeerd. De oude prijzen van de

voorraden worden nog gebruikt. De kostprijs geeft wel een realistischer beeld van de huidige

marktprijzen. Bij dalende prijzen zijn de voorraden overgewaardeerd. Immers worden hier

Pagina | 4

Page 8: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

nog de oude hogere prijzen gebruikt. Het verschil met de FIFO methode is dat het gat tussen

de marktprijs en de voorraad waardering veel hoger liggen (Ernst & Young, 2014).

2.1.3 Het gewogen gemiddelde van de inkoopprijzenHet gewogen gemiddelde van de inkoopprijzen geeft al aan hoe de kostprijs bepaald word.

Net voor een verkoop wordt het gemiddelde van de daarvoor ingekochte voorraden

berekend. De voorraden zullen dus ondergewaardeerd zijn bij stijgende prijzen en bij

dalende prijzen zullen de voorraden overgewaardeerd zijn (Ernst & Young, 2014).

De discussie die heeft geleid tot het herzien van IAS 2 had voor- en tegenstanders voor de

LIFO methode. De voorstanders van het toepassen van LIFO systeem betroffen in het

bijzonder grote ondernemingen. Het gebruik van het LIFO systeem leidde tot lagere winsten

en daardoor tot lagere belasting. De voorstanders communiceerde dat de lagere belasting

gerechtvaardigd was omdat het geld in de onderneming geherinvesteerd moest worden. Een

tweede argument was omdat de kostprijs voor de verkochte voorraad de huidige prijzen

presenteerde, de reële waarde, de winst-en-verliesrekening een betere weergave was van

de werkelijkheid. Maar omdat de historische prijzen werden toegepast, was de balans

ondergewaardeerd (Romeo, 2009).

De voordelen voor de ondernemingen werd eveneens gekwalificeerd als het ‘vale creep’

effect. Dit effect kan het best worden toegelicht met behulp van een voorbeeld:

Een tijd geleden stegen de olieprijzen drastisch. De prijs per vat was significant hoger dan

een aantal jaar daarvoor. Ondernemingen die het LIFO systeem toepasten voor het

waarderen van hun voorraad, realiseerden voordelen die andere ondernemingen niet konden

realiseren omdat zij niet het LIFO systeem toepasten. De olieprijzen stijgen maar de

voorraden niet, en de kosten die worden verantwoord bij de verkoop van die vaten zijn de

hogere marktprijzen. Daardoor wordt een lagere winst verantwoord en wordt minder

belasting betaald.

Hierna volgt een grafiek van EXXON Mobil betreffende hun voorraden:

Pagina | 5

Page 9: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

Bron: (Romeo, 2009).

In de grafiek is te zien dat er een gat ontstaat tussen de waarde van de voorraden. Dit gat

zal continu blijven groeien. De voorraden onder LIFO blijven bijna ongewijzigd. De fluctuaties

van de inkoopprijzen of kostprijzen worden niet meegenomen. FIFO geeft een beter inzicht in

de waarde die een voorraad heeft. FIFO komt het meest in de buurt van een reële waarde

waardering.

2.2 Wat was het effect van deze wijziging?Zoals hiervoor beschreven had het LIFO systeem een grote invloed op de

voorraadwaardering en op de winst-en-verliesrekening van een onderneming. De voorraad

was ondergewaardeerd en de winsten waren lager. Dit had effect op de financiële ratio’s van

een onderneming. De investeerders waren daardoor eerder geneigd de winst-en-

verliesrekening te analyseren als een onderneming het LIFO systeem toepaste. Het artikel

van David M. Katz communiceerde dat de IASB de ondernemingen in de richting van het

LIFO systeem duwde en accepteerde het onderwaarderen van de voorraden (Katz, 2007).

Het LIFO stelsel had een grote invloed op de winstratio’s, op de activiteitenratio’s en op de

solvabiliteitratio’s. Ares et al. hebben een onderzoek uitgevoerd betreffende een

onderneming die het LIFO systeem heeft gewijzigd in het FIFO systeem. De winstratio steeg

met 325%, de activiteitenratio en solvabiliteitratio daalden respectievelijk met 11,8% en

10,3%. Een ander effect was het rendement op het eigenvermogen, het gemiddeld aantal

Pagina | 6

Page 10: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

dagen voor de verkoop van de voorraad en de current ratio stegen met respectievelijk 287%,

48,4% en 25%. De ratio’s leiden op basis van de twee systemen tot significante verschillen.

Het was daardoor misleidend voor de investeerders en de aandeelhouders (Romeo, 2009).

Een andere studie die dit bevestigt is uitgevoerd door Paananen en Lin. Uit hun studie blijkt

dat de kwaliteit van accounting wordt verminderd. Dit is niet het gevolg van het gebruik van

IFRS maar het gevolg van het veranderen van de standaarden. Dit maakt het voor

investeerders moeilijker te beslissen op basis van de jaarrekeningen die op IFRS zijn

gebaseerd (Paananen & Lin, 2009).

Abdel-Khalik heeft eveneens onderzoek uitgevoerd naar het effect van het wijzigen van LIFO

naar FIFO. Op basis van het LIFO systeem werd minder belasting betaald. De top managers

hadden een andere incentive om het FIFO systeem toe te passen. Abdel-Khalik heeft

onderzocht op welke wijze de bonussen die de topmanagers kregen afhankelijk waren van

de voorraadwaardering. In zijn conclusie komen twee elementen naar voren. Ten eerste dat

de wijziging van FIFO naar LIFO geen significant invloed had op de bonussen van de

managers. Waarschijnlijk doordat de eisen voor bonussen waren aangepast op basis van het

nieuwe systeem. Het tweede punt betrof dat de topmanagers van een onderneming die het

FIFO systeem toepaste relatief hoger bonussen ontvingen dan de managers van

ondernemingen die het LIFO systeem toepasten (Abdel-Khalik, 1985).

Pagina | 7

Page 11: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

2.3 ConclusieIn de praktijk wordt over het algemeen gebruik gemaakt van volgende drie methodes als het

om voorraadwaardering: FIFO, LIFO en het gewogen gemiddelde van de inkoopprijzen. De

discussie die de LIFO met zich meebracht heeft er voor gezorgd dat LIFO niet meer

toegestaan is bij IAS. Het effect van LIFO had een grote invloed op de winst-en-

verliesrekening en de balans van een onderneming. De voorraden waren ondergewaardeerd

bij stijgende prijzen en overgewaardeerd bij dalende prijzen. De kritiek lag vooral bij de

onderwaardering van de voorraden. Het bijkomend effect op de ratio’s zorgde voor

vermindering van de kwaliteit van accounting. De waardering van de voorraden waren niet

nauwkeurig meer. Er is ook een verschil in soorten voorraden waardoor de waardering

anders is. Het volgende hoofdstuk gaat in op het begrip voorraden en welk onderscheid

wordt gemaakt in de voorraden.

Pagina | 8

Page 12: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

3. Wat verstaat men onder het begrip voorraden?

3.1 Wat zijn voorraden volgens IAS en de RJ?Titel 9 BW2 bevat een omschrijving van het begrip voorraden. De omschrijving is; voorraden

zijn activa:

Die worden aangehouden voor verkoop in het kader van de normale bedrijfsvoering;

In het productieproces voor een dergelijke verkoop;

In de vorm van grond- en hulpstoffen die worden verbruikt tijdens het productieproces

of tijdens het verlenen van diensten (IAS 2.6, RJ 220.105).

Het is van belang om goederen te kunnen onderscheiden van bijvoorbeeld materiële vaste

activa. Daarom is het belangrijk om een onderscheid te maken waarvoor de goederen

gebruikt worden. Zodra hierin een onderscheid gemaakt is kan worden bepaald onder welke

posten op de balans deze goederen horen. Hierna volgt een voorbeeld:

Het voorbeeld is een gebouw. Indien dit gebouw gebruikt wordt voor bedrijfsactiviteiten, is

het een gebouw een vast actief. Maar wanneer iemand, zoals een vastgoedhandelaar,

handelt in gebouwen wordt het gebouw gekwalificeerd als voorraad (Ernst & Young, 2014).

De RJ en IAS 2 bevatten het onderscheid in de verschillende categorieën voorraden.

Volgens artikel 2:369 BW en RJ 220.501 worden de volgende vier categorieën

onderscheiden:

1. grond- en hulpstoffen;

2. onderhanden werk;

3. gereed product en handelsgoederen;

4. vooruitbetaling op voorraden.

3.2 Welk onderscheid bestaat in de voorraden?Op basis van titel 9 BW 2 is het vereist deze splitsing in categorieën toe te passen in de

balans of in de toelichting. IFRS bevat geen onderscheid in categorieën, maar in IAS2.37 is

doorgaans sprake van de volgende indeling:

Pagina | 9

Page 13: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

1. handelsgoederen;

2. hulpstoffen;

3. grondstoffen;

4. goederen in bewerking;

5. gereed product.

Een ander verschil tussen IAS 2 en de RJ is dat op basis van de IAS de kosten van de

verleende diensten eveneens als voorraden kwalificeert als daar nog geen opbrengsten voor

zijn verantwoord. De voorraden mogen geactiveerd worden als de toekomstige economische

voordelen, die betrekking hebben op de voorraden, toevloeien naar de onderneming. Een

voorwaarde hiervoor is dat de kosten betrouwbaar geschat kunnen worden. In de praktijk

wordt een onderscheid gemaakt tussen technische en de economische voorraad. De

technische voorraad betreft de voorraden die fysiek aanwezig en de goederen die onderweg

zijn. Een voorwaarde is dat het grootste deel van de risico’s voor rekening van de

onderneming zijn. De economische voorraad is de technische voorraad inclusief de

voorinkopen min de voorverkopen. De economische voorraad is de voorraad waarover de

onderneming prijsrisico loopt. Op basis van de RJ en op basis van de IAS is het gebruik van

economische voorraad in de jaarrekening niet toegestaan (Ernst & Young, 2014).

De indeling op basis van IAS 2 betreffende de voorraden bevat de volgende drie

hoofdcategorieën: gereedgekomen producten, onderhanden werk en grondstoffen. De

goederen die IAS 2 uitsluit zijn: onderhanden werk in bouwcontracten (IAS 11), financiële

instrumenten (IAS 39) en biologische activa die verband houden met agrarische activiteiten

en agrarische producten op het punt van oogsten (IAS 41) (Çürtük, 2007).

3.3 Wat zijn agrarische en fungibele producten?

3.3.1 Agrarische productenDe agrarische sector levert een grote bijdrage aan de Nederlandse economie. Nederland

behoort tot één van de grootste exporteurs van agrarische producten (LTO, 2013). In IAS 41

worden biologische activa en agrarische producten nader toegelicht. Deze richtlijn bevat de

standaarden die de externe verslaggeving betreffen. IAS bevat wel een specifieke regeling,

dit in tegenstelling tot RJ. Agrarische producten zijn de producten die geoogst zijn uit

biologische activa. Voorbeelden van biologische activa zijn levende dieren, planten of bomen

en deze behoren tot de materiële vaste activa. Een aantal voorbeelden van agrarische

producten zijn:

Pagina | 10

Page 14: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

wol, schapen zijn de biologische activa die daarbij behoort;

katoen, de katoenplantage is de biologische activa;

thee bladeren, theeplantage is de biologische activa.

Het waarderen van biologische activa, agrarische producten en verwerkte producten is een

uitgebreid proces. Eerst moeten de biologische activa worden gewaardeerd, vervolgens

wordt op basis daarvan de waarde van de agrarische producten vastgesteld. En tot slot

moeten de verwerkte producten worden gewaardeerd. Dit wordt later verder toegelicht.

IAS 41 betreft het volgende:

Land gerelateerd aan de agrarische activiteit. Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16

‘Property, Plant and Equipment’.

Immateriële activa betreffende de agrarische activiteiten. Deze behoren tot de

reikwijdte van IAS 17 ‘Leases’.

Activa die geleased is onder operationele lease. Deze behoren tot de reikwijdte van

IAS 17.

Agrarische producten die zijn ontstaan na het oogsten van de biologische activa.

Deze producten worden gekwalificeerd als voorraden en behoren tot de reikwijdte

van IAS 2 (PWC, 2015).

Zoals eerder gesignaleerd, ontstaan agrarische producten als deze geoogst worden. Voor

deze producten bestaan bepaalde criteria voordat deze producten geactiveerd mogen

worden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in IAS 41.10 en betreffen:

Voorraden mogen pas geactiveerd worden als dit het gevolg is van een gebeurtenis

uit het verleden;

Voorraden mogen pas geactiveerd worden als de toekomstige economische

voordelen naar de onderneming gaan;

De voorraden mogen pas geactiveerd worden als de reële waarde of de kostprijs

betrouwbaar vastgesteld kan worden.

Biologische activa worden gewaardeerd op basis van de reële waarde. Daarover bestaat

veel kritiek. De gerapporteerde opbrengsten bevatten steeds meer volatiliteit (Herbohn &

Herbohn, 2006). Een ander kritiekpunt is het categorisering proces. IAS bevat geen

duidelijke aggregatie criteria betreffende het onderscheid tussen de activa, indien de

balansbenadering wordt toegepast (Camfferman, 2007).

In 2008 heeft de IASB IAS 41 aangepast waardoor een beter onderscheid mogelijk is tussen

de verschillende activa. De IASB is nu actief om nog een wijziging in IAS 41 toe te passen.

Pagina | 11

Page 15: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

De IASB is een studie gestart om vast te stellen of de biologische activa niet tot de reikwijdte

van IAS 16 property, plant and equipment kan behoren waardoor de reële waarde niet langer

toegepast hoeft te worden (ISAPLUS, n.d.).

De volgende tabel bevat het verschil tussen IAS 41 en IAS 2.

3.3.1 Fungibele productenFungibele goederen zijn goederen die onderling één op één uitwisselbaar zijn. De goederen

zijn homogeen en hebben dezelfde waarde. De voorraden van fungibele goederen zijn vaak

grote hoeveelheden dat tot problemen kan leiden betreffende het vaststellen van de

kostprijs. Daarom bestaan verschillende methoden om de waarde van de voorraad vast te

stellen. Dit wordt nader toegelicht In hoofdstuk 4 (Ernst & Young, 2014).

3.3.4 ConclusieEr is een verschil tussen IAS en RJ als het gaat om de onderscheiding tussen voorraden. De

indeling die gebruikt wordt bij RJ is verplicht. In IAS 2 is dit niet verplicht gesteld. Naast de

‘normale voorraden’ wordt ook een onderscheid gemaakt tussen agrarische producten en

fungibele producten. IAS maakt hier wel een onderscheid in, dit in tegenstelling tot RJ.

Agrarische producten zijn producten die voortvloeien uit biologische activa. Fungibele

producten zijn homogene producten die een op een uitwisselbaar zijn. Een ander verschil

tussen RJ en IAS is het vaststellen van de kostprijs van de voorraden. Dit zal in het volgende

hoofdstuk worden behandeld.

Pagina | 12

Page 16: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

4. Hoe worden de voorraden gewaardeerd?

Betreffende het activeren van voorraden moet voldaan zijn aan twee voorwaarden. Ten

eerste moet het waarschijnlijk zijn dat de toekomstige economische voordelen, die

betrekking hebben op de voorraden, toevloeien naar de onderneming. Ten tweede moeten

de kosten betrouwbaar geschat kunnen worden. Op basis van de RJ en op basis van de

IFRS mag in de balans uitsluitend de technische voorraad worden verantwoord. Als de

onderneming de beschikkingsmacht over de voorraden verliest, moeten deze voorraden van

de balans worden verwijderd.

De waardering van voorraden is in Nederland vastgelegd in RJ 220.301 en in art. 2:384 lid 1

BW. Daarin is vastgelegd dat de waardering van alle fysieke voorraden wordt uitgevoerd op

basis van de kostprijs of op basis van de actuele waarde. Op basis van beide grondslagen

wordt de, op het waarderingsmoment, werkelijk aanwezige voorraad in de waardering

betrokken. Bij de voorraadwaardering mag niet het normale-voorraadbegrip worden

toegepast (Ernst & Young, 2014).

4.1 Waardering op basis van de kostprijsDe kostprijs moet bestaan uit een aantal aspecten. Ten eerste bestaat het onderscheid

tussen de verkrijgingsprijs (IAS 2.11, RJ 220) die wordt toegepast bij inkoop van voorraad bij

derden en de prijs waartegen de voorraad is verworven. De vervaardigingsprijs (IAS 2.12, RJ

220.302) wordt toegepast indien de voorraad zelf is geproduceerd of bewerkt. Daarnaast

bevat de kostprijs ook de overige kosten die noodzakelijk waren om de voorraad op de

huidige plaatst en in de huidige staat te krijgen. Voorbeelden daarvan zijn invoerrechten,

niet-product gebonden overheadkosten en aan voorraadverwerving direct toerekenbare

kosten die verminderd kunnen zijn met handelskortingen, rabatten en subsidies (Deloitte,

2014).

Omdat de verkrijgingsprijs de prijs is waartegen de voorraad is verworven plus de

bijkomende kosten, is het berekenen van de vervaardigingsprijs uitgebreider. Het toerekenen

van de productiekosten aan de vervaardigingsprijs moet systematisch en consistent

gebeuren. De vervaardigingsprijs omvat een aantal kosten:

De kosten van de aanschaf van grond- en hulpstoffen die zijn gebruikt voor de

productie of voor de bewerking van de voorraad (RJ 220.305)

Pagina | 13

Page 17: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

De directe productiekosten, kosten die direct betrekking hebben op de productie-

eenheid. Dit betreft onder meer de directe arbeidskosten (RJ 220.307)

Het systematische toerekenen van de vaste en de variabele indirecte

productiekosten.

Eventuele rente over schulden die direct aan de vervaardiging van het product kan

worden toegerekend gedurende de productieperiode (dit is verplicht op basis van

IFRS in tegenstelling tot op basis van RJ).

Vaste indirecte productiekosten zijn niet afhankelijk van het productievolume en zijn

daardoor relatief constant. Voorbeelden hiervan zijn afschrijvingen van de materiële vaste

activa zoals machines, maar ook de managementkosten kunnen hieronder gerekend

worden.

In tegenstelling tot de vaste indirecte kosten zijn de variabele indirecte kosten wel afhankelijk

van het productievolume. Hierbij kan gedacht worden aan indirecte arbeidskosten en

indirecte kosten van de grondstoffen. Vaste indirecte productiekosten worden aan de

vervaardigingsprijs toegerekend op basis de van normale capaciteit. Dit is volgens IAS 2.13

en RJ 220.308 de gemiddelde productie die onder normale omstandigheden wordt

gerealiseerd in een aantal seizoenen of perioden (Ernst & Young, 2014).

4.2 Waardering op basis van de actuele waardeNaast waardering op basis van de kostprijs mag op basis van de Nederlandse wet- en

regelgeving de waardering van de voorraden op basis van de actuele waarde worden

uitgevoerd. In tegenstelling tot RJ staat IFRS dit niet toe. Op basis van de actuele waarde

wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee soorten voorraden:

Voorraden waarvoor vervanging mag worden verondersteld. De waardering voor

deze voorraden is of de vervangingswaarde of de lagere opbrengstwaarde (RJ

220.331). De vervangingswaarde is het bedrag dat nodig is om economische een

gelijkwaardige voorraad te verkrijgen.

Voorraden die niet worden vervangen. Hier gaat men uit van een waardering op basis

van de opbrengstwaarde (RJ 220.332). De opbrengstwaarde is het maximale bedrag

waartegen de voorraad verkocht kan worden.

Waardeveranderingen worden verantwoord in de herwaarderingsreserve. Stijgingen van de

actuele waarde worden ten gunste van de herwaarderingsreserve gebracht en dalingen van

de actuele waarde worden ten laste van de herwaarderingsreserve gebracht. Een belangrijke

punt hierbij is dat de herwaarderingsreserve niet negatief kan zijn. Daardoor mogen de

actuele waarde dalingen alleen ten laste van de herwaarderingsreserve worden gebracht tot

Pagina | 14

Page 18: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

het niveau van de oorspronkelijke kostprijs. Als, nadat de herwaarderingsreserve 0 is, de

waarde verder daalt worden de negatieve dalingen direct ten laste van de winst- en

verliesrekening gebracht. Indien er weer sprake is van een waarde stijging worden de

stijgingen ten gunste van de winst- en verliesrekening gebracht tot deze weer de

oorspronkelijke historische kostprijs weer is bereikt (Ernst & Young, 2014).

4.3 Agrarische producten en fungibele goederenDe RJ en IFRS maken onderscheid in twee verschillende categorieën voorraden. De

agrarische producten en de fungibele producten die onderling uitwisselbaar zijn. De

specifieke voorschriften voor de waardering en resultaatvaststellingen verschillen per

categorie.

4.3.1 Agrarische productenDe verantwoording van agrarische producten is vastgelegd in IAS 41 die regels bevat voor

de waardering van deze producten. De eerste waardering van agrarische producten moet

worden bepaald op basis van de reële waarde, op het moment van oogsten, min de directe

kosten voor de afwikkeling van de verkoop (IAS 41.13). De directe kosten bestaan uit

provisies, heffingen, belastingen en aanverwanten. Transportkosten behoren daar niet toe.

Mogelijke winsten en verliezen worden in de winst-en-verliesrekening verantwoord (Ernst &

Young, 2014).

De volgende tabel bevat de voorschriften in RJ en in IFRS voor agrarische producten.

(Ernst & Young, 2014)

4.3.2 Fungibele goederenVoorraden bestaan in veel gevallen uit onderling uitwisselbare of anders gezegd fungibele

goederen. Fungibele goederen zijn identieke goederen die onderling uitwisselbaar zijn en

Pagina | 15

Page 19: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

niet fysiek te onderscheiden zijn. De individuele waardering van de kostprijs van fungibele

goederen brengt veel problemen met zich mee. Een voorbeeld hiervan is een olievoorraad.

Hierbij kunnen moeilijk eenheden vastgesteld worden en bovendien zijn deze fysiek niet te

onderscheiden en individueel te waarderen. Betreffende het waarderen van deze goederen

zijn op basis van de Nederlandse wet- en regelgeving een aantal methoden toegestaan (RJ

220.314 en art. 2:385 lid 2 BW):

De methode van de gewogen gemiddelde inkoopprijzen. Deze methode gebruikt de

gemiddelde inkoopprijzen van de aanwezige voorraden net voor een verkoop.

De FIFO methode (first in, first out). De eerst ingekochte goederen worden als eerste

verkocht, waardoor de voorraad bestaat uit de laatste ingekochte goederen.

De LIFO methode (last in, first out). De eerst ingekochte goederen worden als laatste

verkocht, waardoor de voorraad bestaat uit de eerste ingekochte goederen. Onder RJ

moet er aanvullende toelichting worden vermeld.

Belangrijke voorwaarde bij de waarderingsmethoden is de consistentie; alle voorraden van

soortgelijke aard moeten volgens dezelfde kostprijsmethode worden gewaardeerd.

Op basis van IFRS is de waardering van fungibele goederen op basis van de LIFO methode

niet toegestaan (IAS 2.25). De LIFO methode waardeert de voorraden normaal tegen prijzen

uit een relatief ver verleden. De voorraden die op de balans zijn gewaardeerd tegen andere

prijzen die werkelijk aanwezig zijn. De waardering volgens de LIFO methode geeft geen

geode inzicht in het vermogen van de onderneming als er geen aanvullende informatie wordt

verstrekt. De volgende bron is daarvan een voorbeeld van.

Op basis van het voorgaande blijkt dat bij de LIFO-methode de voorraad wordt gewaardeerd

op 6,50 per eenheid, en de inkoopprijs van deze eenheden in het afgelopen boekjaar was

14,00 per stuk.

Pagina | 16

Page 20: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

4.4 ConclusieAllereerst wordt er een onderscheid gemaakt tussen de waardering op basis van de kostprijs

en de waardering op basis van de actuele waarde. Binnen de kostprijs wordt er nog een

onderscheid gemaakt tussen de vervaardigingsprijs en de verkrijgingsprijs. Hierin verschillen

RJ en IAS niet. De RJ staat de waardering op basis van de actuele waarde toe, maar IFRS

niet. De waardeveranderingen worden in de herwaarderingsreserve verantwoordt.

Vervolgens wordt er ook een onderscheid gemaakt in twee type producten: de fungibele

producten en agrarische voorraad. Op het oogstmoment wordt onder RJ gekozen voor de

kostprijs of opbrengst en IFRS kiest voor reële waarde op dat moment. Na het oogstmoment

worden de voorraden, onder RJ, gewaardeerd tegen de kostprijs of opbrengstwaarde. IFRS

kiest voor kostprijs of het minimum van de markt- of opbrengstwaarde.

Fungibele producten worden gewaardeerd, volgens RJ, tegen het gewogen gemiddelde van

de inkoopprijzen, FIFO of LIFO. Het grootste verschil met IFRS is dat zij LIFO niet toestaan.

Pagina | 17

Page 21: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

5. Wat zijn de voor- en nadelen van IAS?

Betreffende de jaarrekening bestaan verschillen tussen IFRS en de RJ. Een van die

verschillen is de doelstelling van de jaarrekening. In de RJ is vastgelegd dat de jaarrekening

informatie moet verschaffen over de financiële positie, over de resultaten en over wijzigingen

van de financiële positie zodat een groot aantal gebruikers op basis van de jaarrekening

economische beslissing kunnen nemen. De jaarrekening is bedoeld voor externe gebruikers.

In RJ worden verschillende categorieën onderscheiden:

Beleggers (huidige en potentiële);

Werknemers;

Geldschieters;

Leveranciers en andere handelscrediteuren;

Cliënten;

Overheid en hun instellingen;

Publiek.

Volgens IASB is hun uitgangspunt het verschaffen van financiële informatie die nuttig is voor

het uitvoeren van economische beslissingen. De groep waarop de IASB zich richt is kleiner.

IASB beperkt zich tot de huidige en de potentiële beleggers, de financiers en andere

crediteuren (Ernst & Young, 2014).

Een ander verschil tussen IASB en RJ is de presentatie van de jaarrekening. Andere

regelgeving bestaat betreffende de voorraden. Hierna worden de voor- en nadelen

gepresenteerd.

5.1 De voordelen van IASIn RJ is vastgelegd dat de voorraden in verschillende categorieën worden opgesplitst. IAS 2

bevat geen verplichte splitsing. Een onderneming die de RJ toepast zal een opsomming van

de voorraden publiceren. Op basis van IAS wordt wel een indeling van de voorraden

gewenst maar dit is niet verplicht. IAS 41 bevat een duidelijk onderscheid in de biologische

activa en agrarische producten. De Nederlandse regelgeving bevat dat onderscheid niet.

Indien een onderneming IAS 41 toepast, bestaat voor de belanghebbende een beter inzicht

in de solvabiliteit en in de liquiditeit van de onderneming (Waasdorp & Boone, 2002).

Regelmatig bestaat de situatie dat ondernemingen de LIFO methode toepassen voor de

externe verslaggeving en voor de belastingaangelegenheden maar intern de FIFO methode

Pagina | 18

Page 22: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

toepassen. Het verschil tussen deze twee methoden betreffende de voorraadwaardering

wordt eveneens als de LIFO reserve gekwalificeerd. De LIFO reserve is het verschil tussen

de balanswaarde van de voorraad op basis van LIFO en op basis van FIFO. Omdat de LIFO

reserve gerecycled kan worden leidt dit tot mogelijkheden voor het toepassen van earnings

management. Earnings management kan voor ondernemingen aantrekkelijk zijn maar druist

in tegen het beginsel dat jaarrekeningen betrouwbare informatie moet verschaffen. Omdat de

LIFO methode op basis van IFRS is verboden bij het toepassen van IAS 2 is deze

mogelijkheid tot earnings management niet aanwezig (Askew, 2010) (Cook, Huston, &

Kinney, 2012).

IFRS verantwoordt de impairment van voorraden op aan andere wijze dan op basis van de

RJ. Indien vastgesteld wordt dat de realiseerbare waarde van de voorraad lager is dan de

boekwaarde moet volgens de IFRS en in de jaarrekening een bijzondere

waardevermindering worden verantwoord. IFRS staat terugneming van een bijzonder

waardeverminderingsverlies toe. Dit impliceert dat op basis van IFRS een positieve en

negatieve aanpassing mogelijk is (Askew, 2010).

Analisten waren ook van mening dat bedrijven alle methoden in hun jaarrekening zullen

toelichten over de bepaling van de reële waarde van de agrarische producten. Ook zullen

ondernemers de waarde van biologische activa opnemen in hun balans. De waarde van

biologische activa dient als dekking van de schulden van de onderneming. Aangezien er

grote risico’s worden gelopen bij agrarische producten zouden ondernemers die volgende

componenten samenstellen bij het gebruik van IAS 40: - financieel risico, -management

strategieën voor agrarische producten, - de aard en waarde van overheid subsidies, -

onvervulde behoeften en andere voorwaardelijke gebeurtenissen van overheidssubsidies

( GROSU & MATEŞ, 2008)

De introductie van IAS 41 was een verandering voor ondernemers op twee gebieden. Als

eerste was de introductie van IAS 41 een mijlpaal die is bereikt ten opzichte van nationale

richtlijnen. Hier werd voor het eerst een standaard en exclusieve model ontwikkeld voor de

agrarische sector. Als tweede werd voor het eerst een kas stroomoverzicht gepresenteerd

onafhankelijk van de verkoop kosten en waarde verschillen van de reële waarde. IAS 41 kan

ook worden gebruikt als basis voor de overgang van de kost prijs naar de reële waarde.

IASC heeft heel aandacht besteed aan de nieuwe normen voor agrarische sector omdat de

agrarische sector van groot belang is voor ontwikkelingslanden. Verder zijn analisten het ook

mee eens dat IAS 41 ook kan toegepast worden voor agrarische activiteit van

ondernemingen uit andere sectoren (Lefter & Roman, 2007)

Pagina | 19

Page 23: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

Uit een onderzoek van Charles Elad blijkt dat de reële waarde methode goedkoper is om toe

te passen dan de kostprijs. Hij was van mening dat de geoogste producten snel

verhandelbaar zijn, waardoor er altijd een actieve markt aanwezig is om de reële waarde te

bepalen (Elad, 2007).

Aan het begin van 2005 werd door IASB een extra regeling toegevoegd aan IAS 41. Deze

regeling had betrekking op de winst en verlies rekening IAS 41 gaat er van uit dat winsten en

verlies dien zijn behaald van agrarische producten ten laste van het winst en verlies rekening

moet worden geboekt. Voorstanders beweren dat deze benadering gebaseerd is op

'Accretion Approach’. Dat wil zeggen het opnemen van opbrengsten in de winst- en-

verliesrekening op het moment dat het productieproces plaatsvindt, dus in dit geval als de

producten worden geoogst. Ze beargumenteren dat het in overeenstemming is met het

accruals concept, waarbij de transacties geregistreerd worden wanneer ze zich voordoen.

Voorstanders vergelijken ook 'Accretion Approach' met 'percentage of completion' methode

(Elad, 2007).

Betreffende de waardering van agrarische producten moet volgens IAS 41 de reële waarde

toegepast worden. De kostprijs van een agrarisch product is moeilijk vast te stellen. De

hoeveelheid agrarische producten is afhankelijk van de biologische activa en de

weersomstandigheden. Bij biologische activa moet rekening gehouden worden met

bijvoorbeeld het sterftecijfer of de groeisnelheid van deze activa. Daarom is het vooraf

moeilijk vast te stellen welk hoeveelheid agrarische producten geoogst zullen worden. De

werkelijke hoeveelheid is doorgaans afwijkend van de geschatte hoeveelheid agrarische

producten. Hierdoor is het moeilijk de kostprijs vast te stellen (Argilés & Slof, 2000).

5.2 Kritiek op IASDe reële waarde heeft ook een nadelige kant. Verschillende ondernemingen vragen zich af

hoe de reële waarde van bepaalde biologische activa of agrarisch producten te bepalen.

Ondernemingen zijn toen op zoek gegaan naar nieuwe methodes om de reële waarde te

bepalen. Dit probleem zal aan de hand van een voorbeeld worden uitgelegd. In dit voorbeeld

richten wij ons op een bos die als biologische activa beschouwd en hout als een agrarisch

product. In het onderzoek van PWC bleek dat makt gebaseerde prijzen voor hout zeer

zeldzaam zijn. Dit gebeurde ondanks dat er sprake was van een actieve markt.

Ondernemingen stapten over naar de contante waarde van hout ( DCF-methode). DCF-

methode bevatte de geplande oogsten, hout prijzen, kosten van bosbouw, groeicijfers en de

disconteringsvoet (PWC, 2011) (Penttinen, Latukka,, Meriläinen, Salminen, & Uotila, 2004).

Als het bedrijf de IAS 41 toepast voor de waardering van zijn agrarische producten zal het

bedrijf ten opzichte van de historische kostprijs de producten moeten categoriseren. De

Pagina | 20

Page 24: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

indeling is van belang om de juiste marktwaarde van de producten te bepalen tijdens het

oogsten. Dit levert stagnatie op in het productie proces van een onderneming. De indeling

kan gebaseerd zijn op de grootte en kwaliteit van het product. Analisten zijn ook van mening

dat bij het waarderen tegen de reële waarde het aangaan van verkoop contracten schadelijk

kunnen zijn voor het bedrijf. Verkoop contracten eisen dat er een reserve wordt opgenomen

in de balans die als dekking van het contract dient. Ondernemingen kunnen ook contracten

aangaan met een hoog risico, hierdoor probeert het bedrijf verlieslatende contracten die het

bedrijf eerder is aangegaan te compenseren (Lalic, Jovanovic, & Peric, 2012).

Voor het bepalen van de reële waarde voor agrarische producten moet een actieve markt

bestaan. Volgens IAS 41 vormen actieve markt de basis voor het bepalen van de reële

waarde. Analisten waren van mening dat niet voor elke product een actieve markt bestaat.

Zij gingen er van uit dat agrarisch producten beïnvloed kunnen worden door het klimaat en

andere omstandigheden. Hierdoor kunnen producten niet met elkaar worden vergeleken.

Een voorbeeld hiervan zijn appels. Als er klimaatverandering plaats vindt waar appels

worden geplant, kan dit leiden tot het groeien van andere soorten appels waarvoor er geen

actieve markt bestaat (Azevedo, 2007).

Eén van de argumenten waarmee analisten verschilden is de manier waarop

ongerealiseerde winsten of verlies worden verwerkt in de winst-en-verliesrekening, die

voortvloeien uit biologische activa. De ene partij beweert dat dit moet gebeuren volgens de

‘accretion approach' terwijl de andere partij van mening was dat dit aan het einde van de

periode moet gebeuren. De laatst genoemde methode is vergelijkbaar als de ' percentage -

of complet ion ' methode (Elad, 2007). De Europese Commissie is het echter niet eens met

de eerst genoemde methode. Zij waren van mening dat bij het waarderen tegen de reële

waarde geen gebruik moet worden gemaakt van de accretion approach. Hierdoor is de

accretion approach niet te gebruiken. De Europese Commissie is van mening dat het

verkoopproces nog niet compleet is om de winsten en verliezen te verwerken (IASC, 2000).

5.3 De voordelen van RJVolgens RJ mag de LIFO methode worden toegepast mits dit onderbouwd is in de toelichting

bij de jaarrekening. Het gebruik van LIFO kan het beeld van de balans (voorraden

ondergewaardeerd) en de winst-en-verliesrekening (lagere winsten) op een niet realistische

wijze presenteren. De LIFO methode toont, in tegenstelling tot de FIFO methode het effect

van inflatie niet. Daardoor kan door het gebruik van LIFO bijvoorbeeld belastingvoordelen

worden gerealiseerd die andere ondernemingen niet kunnen realiseren (Romeo, 2009). Door

het gebruik van de LIFO methode kan een lager gerapporteerd belastbaar inkomen worden

Pagina | 21

Page 25: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

gepresenteerd. Dit is in het bijzonder van toepassing in periodes dat de prijzen hard stijgen.

De voorraadwaardering op basis van de LIFO methode zal dan een nog groter verschil

vertonen met de voorraadwaardering op basis van de FIFO methode dan normaal gesproken

het geval is. Door deze belastingvoordelen is het voordeliger RJ in plaats van IAS 2 toe te

passen (Askew, 2010).

Indien op basis van de RJ de waarderingsgrondslag actuele waarde wordt toegepast,

kunnen uit de verkoop van voorraden afzonderlijke posten in de winst-en-verliesrekening

ontstaan. Art. 2:390 lid 3 BW verplicht dat de herwaarderingsreserve verminderd moet

worden ten gunste van de overige reserves, of ten gunste van de winst-en-verliesrekening.

5.4 ConclusieIAS heeft een aantal voordelen ten opzichte van de RJ. De categorisering van de voorraden

geschied beter onder IAS dan onder RJ. Het verschil met de LIFO methode leidt tot minder

kans op earnings management. De impairment onder IFRS is beter dan onder RJ. IAS 41

had een grote impact op de agrarische sector en de reële waarde methode was goedkoper

om te toe passen. Een van de grootste kritiek punten op IAS is de reële waarde waardering.

De reële waarde waardering is een subjectieve waardering. Dit geldt vooral voor agrarische

producten. Niet alle agrarisch producten zijn hetzelfde. Hierdoor is het lastig om te bepalen

wat de reële waarde van de voorraden zijn.

Pagina | 22

Page 26: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

6. Conclusie

6.1 ConclusieOm een antwoord te geven op de hoofdvragen moet er eerst een antwoord geformuleerd

worden voor de deelvragen. Samenvattend blijkt uit het tweede hoofdstuk dat in IAS staat

hoe er voor voorraden account moet worden. De LIFO methode was niet meer toegestaan

onder IAS. Er is aangetoond dat de financiële ratio’s significant verschillen tussen de LIFO

en FIFO methode. Deze wijziging heeft voor de investeerders en voor de aandeelhouders tot

de situatie geleid dat sprake is van een meer transparante situatie zonder misleidende

informatie. Onder de LIFO methode werd er ook minder belasting betaald.

In hoofdstuk drie is beschreven dat voorraden activa zijn die worden aangehouden voor de

verkoop binnen de normale bedrijfsvoering, in het productieproces voor een dergelijke

verkoop of in de vorm van grond- en hulpstoffen die worden verbruikt tijdens het

productieproces. Verschillende categorieën voorraden bestaan waarvan voor agrarische en

fungibele producten een aantal specifieke bepalingen van toepassing zijn. IAS heeft voor de

agrarische producten een aparte regeling getroffen. Ze gaan dieper in voor hoe er voor

agrarische producten account moet worden. Hier was te zien dat er een duidelijk verschil is

tussen IAS en RJ als het gaat om het begrip voorraden.

In het vierde hoofdstuk is te lezen wat het verschil is in de waardering van de voorraden

tussen RJ en IAS. De waardering van alle fysieke aanwezige voorraden wordt uitgevoerd op

basis van de kostprijs of basis van de actuele waarde. De Nederlandse wet- en regelgeving

staat het toepassen van beide waarderingsgrondslagen vrijwel onverminderd toe op basis

van IFRS is waardering tegen actuele waarde slechts in een klein aantal gevallen toestaat.

De kostprijs bestaat uit de verkrijgingsprijs/vervaardigingsprijs en de overige kosten die

worden gemaakt om de voorraden op hun huidige plaats en in hun huidige staat te brengen.

De vervaardigingsprijs betreft onder meer de directe productiekosten en de toerekenbare

indirecte productiekosten. Voor agrarische en fungibele goederen bestaan verschillende en

specifieke voorschriften voor de waardering en de resultaatvaststelling. De agrarische

producten dienen onder IAS gewaardeerd te worden tegen de reële waarde. Dit is het

grootste verschil met RJ. De voor- nadelen van de reële waarde worden in het daarop

volgende hoofdstuk besproken.

Voordelen IAS

Uitsplitsing van voorraden in verschillende categorieën

Pagina | 23

Page 27: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

Verbod van het toepassen van LIFO leidt tot het voorkomen van het toepassen van

earnings management

Terugneming van impairment op voorraden is op basis van IFRS mogelijk

IAS heeft een duidelijke splitsing tussen biologische activa en agrarische producten.

Voor de agrarische producten is er een aparte regeling in IAS opgenomen.

Kritiek punten IAS

Bij het bepalen van de reële waarde komt altijd een stuk subjectiviteit bij kijken.

Omdat geen enkel product hetzelfde is moeten de producten worden gecategoriseerd

worden bijvoorbeeld naar type en grote. Dit zorgt voor stagnatie in het

productieproces.

Omdat de producten zo van elkaar verschillen is het de vraag of er voor de producten

wel een actieve markt bestaat om zo de reële waarde te bepalen.

Voordelen RJ

Toepassing van de LIFO-methode kan leiden tot belastingvoordelen

De vaststelling van de reële waarde van agrarische producten op basis van IAS 41 is

gecompliceerd.

Tenslotte kan geconcludeerd worden dat de impact van de verplichte invoering van IAS

afhankelijk is van de type voorraden. De fungibele voorraden mogen onder IAS niet meer

gewaardeerd worden volgend de LIFO methode. Dit had invloed op financiële ratio’s van de

onderneming. Het zorgt ervoor dat de vergelijkbaarheid van de ratio’s beter werd. Dit was te

zien in het onderzoek van Katz en Romeo. Verder is het niet meer mogelijk om de

belastingvoordelen onder LIFO te behalen. Een derde punt is de waardering van de

voorraden op de balans. De voorraden op de balans, weergeven nu een betere waarde weer

van de echte waarde van de voorraden. Tot slot heeft IAS een aparte regeling getroffen voor

agrarische producten. Er wordt apart ingegaan op de agrarische producten en is uitgebreider

dan onder RJ.

De invoering heeft veel voordelen met zich meegebracht. Toch zijn er nog een aantal kritiek

punten op IAS. De kritiek van de reële waarde waardering zal altijd een discussie punt

blijven. Dit heeft ook betrekking op andere activa van de onderneming. De reële waarde

benadering heeft een subjectief aspect in zich. De managers moeten daarom volgens IAS de

verantwoording op basis van de reële waarde waarderingen in de toelichting opnemen

waardoor buitenstaanders dit kunnen beoordelen. De manier waarop de onderneming op de

reële waarde is gekomen en de risico’s die ze hierover lopen worden hierin vermeld.

Pagina | 24

Page 28: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

Hierdoor krijgen de buitenstaanders een beter inzicht in de risico’s die de onderneming loopt

over haar voorraden.

6.2 BeperkingenDit onderzoek heeft zich gefocust op het verschil tussen de Nederlandse wetgeving en de

internationale standaarden. Hierdoor is dit onderzoek niet toepasbaar in het buitenland. Als

men wil weten of IFRS een verbetering is ten opzichte van eerdere regelgeving zullen een

aantal landen vergeleken moeten van voor en na de verplichte invoering van IFRS.

Een andere beperking waarmee dit onderzoek te maken heeft is dat dit onderzoek uitgaat

van de algemene jaarrekeningen van ondernemingen. In toekomstig onderzoek kan er

gekeken worden naar individuele ondernemingen en zo de impact van IFRS op individueel

niveau worden bekeken.

De kritiek dat gegeven wordt op IFRS is voor gericht op de reële waarde. Omdat hier een

stuk subjectiviteit inzit, zal dit altijd leiden tot discussie tussen voor- en tegenstanders van de

reële waardering. Een verder onderzoek in de reële waarde van producten kan beter

bepalen of IFRS heeft geleid tot een verbetering.

Pagina | 25

Page 29: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

7. Bibliografie

Abdel-Khalik, R. A. (1985). The Effect of LIFO-Switching and Firm Ownership on Executives' Pay. Journal of Accounting Research, 427-447.

Argilés, J. M., & Slof, E. J. (2000). New Opportunities for Farm Accounting. UPF Economics and Business Working Paper.

Askew, J. A. (2010). Analyzing Financial Statements under IFRS - Opportunities & Challenges. Journal of leadership, accountability and ethics.

Azevedo, G. (2007). The Impact of International Accounting Standard 41 'Agriculture' in the Wine Industry. Portugal: Instituto Superior de Contabilidade e Administração da Universidade de Aveiro.

Camfferman, K. (2007). Het aggregratieprobleem inIFRS: een terreinverkenning. MAB.

Cook, K. A., Huston, R. G., & Kinney, M. R. (2012). Managing Earnings by Manipulating Inventory: The Effects of Cost Structure and Valuation Method. Social Science Research Network.

Çürtük, T. (2007). IAS 2.

Deloitte. (2014, n.d. n.d.). IAS PLUS. Opgehaald van http://www.iasplus.com: http://www.iasplus.com/en-gb/standards/ias/ias2

Elad, C. (2007). Fair value accounting in the agricultural sector: some implications for international accounting harmonization. European Accounting Review, 621-641.

Ernst & Young. (2014). Handboek Jaarrekening. Amsterdam: Kluwer.

Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. (2002). Verordering (EG) Nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen.

GROSU, V., & MATEŞ, D. (2008). EVALUATING AND RECOGNISING BIOLOGICAL ASSETS AND AGRICULTURAL ACTIVITIES ACCORDING TO IAS 41. Lucrări Ştiinţifice.

Herbohn, K., & Herbohn, j. (2006). International accounting standard (IAS) 41: What are the implications for reporting forest assets? Small-scale Forest Economics, Management and Policy, 175-189.

IASC. (2000). Comment Letters on Exposure draft. International accounting Standards Committee.

ISAPLUS. (n.d., n.d. n.d.). http://www.iasplus.com. Opgehaald van http://www.iasplus.com: http://www.iasplus.com/en-gb/projects/iasb-and-ifrs-projects/narrow-scope/ias-41-bearer-biological-assets

Pagina | 26

Page 30: Inleiding - Web viewDe International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, ... Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16 ‘Property, Plant and Equipment’

Katz, D. M. (2007, December 3). www.cfo.com. Opgehaald van CFO: http://www.cfo.com/article.cfm/10239047?f=singlepage

Lalic, S., Jovanovic, D., & Peric, N. (2012). The Accounting Treatment of the Biological Process of Transformation. Research Journal of Agricultural science.

Lefter, V., & Roman, A. G. (2007). IAS 41 Agriculture: Fair Value Accounting. Theoretical and Applied Economics.

LTO. (2013). LTO. Opgehaald van www.lto.nl: http://www.lto.nl/media/default.aspx/emma/org/10840294/rapport+ez+de+agrarische+handel+van+nederland+in+2013.pdf

Paananen, M., & Lin, H. (2009). The Development of Accounting Quality of IAS and IFRS over Time: The Case of Germany. Journal of International Accounting Research, 31-55.

Penttinen, M., Latukka,, A., Meriläinen, H., Salminen, O., & Uotila, E. (2004). IAS Fair Value and Forest Evaluation on Farm Forestry. Finland: Scandinavian Society of Forest Economics.

PWC. (2011). Forest Industry: Application Review of IAS 41, Agriculture: The Fair Value of Standing Timber. PWC: Forest, Paper & Packaging.

PWC. (2015, Maart 4). https://www.pwc.com. Opgehaald van https://www.pwc.com: https://inform.pwc.com/inform2/show?action=informContent&id=0936075103137352

Romeo, J. (2009). Analysis of the LIFO inventory valuation method during the onset of IFRS. Connecticut : University of Connecticut .

SRA. (n.d., n.d. n.d.). SRA. Opgehaald van www.sra.nl: https://www.sra.nl/vaktechniek/jaarverslaggeving/richtlijnen-voor-de-jaarverslaggeving/rj-jaareditie-2011/afdeling-2-jaarrekeningposten/220-voorraden/2201-inleiding

Waasdorp, D., & Boone, J. (2002). Waardering en verwerking van rundvee en fruitopstanden in de jaarrekening. Den Haag: LEI.

Pagina | 27