INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000)...

91

Transcript of INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000)...

Page 1: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve
Page 2: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

3

INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016

KERNCIJFERS 4

1 KARAKTERISTIEKEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS OWASE 5

1.1 PROFIEL 5

1.2 ORGANISATIE 7

2 BESTUURSVERSLAG 11

2.1 HOOFDLIJNEN 11

2.2 GOED PENSIOENFONDSBESTUUR 11

2.3 PENSIOENPARAGRAAF 15

2.4 FINANCIËLE PARAGRAAF 17

2.5 BELEGGINGEN PARAGRAAF 28

2.6 ACTUARIËLE PARAGRAAF 35

2.7 RISICOPARAGRAAF 36

2.8 TOEKOMSTPARAGRAAF 39

3 JAARREKENING 2016 40

3.1 BALANS PER 31 DECEMBER 2016 40

3.2 STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2016 41

3.3 BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN 42

3.4 KASSTROOMOVERZICHT OVER 2016 42

3.5 TOELICHTING BEHORENDE TOT DE JAARREKENING 2016 43

4 OVERIGE GEGEVENS 73

4.1 VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN 73

4.2 VISITATIECOMMISSIE 76

4.3 INFORMATIE OVER UITVOERINGSOVEREENKOMST 79

4.4 STATUTAIRE BEPALING SALDO VAN BATEN EN LASTEN 79

4.5 ACTUARIËLE VERKLARING 80

4.6 CONTROLEVERKLARING 82

BIJLAGEN 87

BIJLAGE OVERZICHT COMMISSIES EN PERSONEN 87

BIJLAGE ALM BENCHMARK 89

Page 3: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

4

KERNCIJFERS

(aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012

Aantal werkgevers 26 26 27 23 21

Aantal verzekerden

Actieve deelnemers 1.339 1.396 1.395 1.386 1.568

Premievrije rechten (“slapers”) 1.617 1.590 1.565 1.574 1.474

Pensioentrekkenden (excl. IP) 1.478 1.454 1.435 1.402 1.334

totaal 4.434 4.440 4.395 4.362 4.376

Reglementvariabelen

Pensioenrichtleeftijd 67 67 65 65 65

Franchise ultimo jaar (in Euro) 15.031 14.956 14.808 14.808 14.808

Premiepercentage OP (over grondslag) 30 30 30 30 30

Opbouwpercentage toegezegd (in %) 1,875 1,875 1,84 2,15 2,15

Opbouwpercentage toegekend (in %) 1,875 1,875 1,75 1,65 2,15

Reparatie opbouw in 2015 (in %-punt) 0,28

Reparatie opbouw in 2016 (in %-punt) 0,19

Nog te repareren opbouw (in %-punt) 0,09 0,03

Indexatie actieven (in %) 0 0 0 0 0

- cumulatieve achterstand ultimo jaar 4,21 2,67 2,67 2,67 2,67

Indexatie inactieven (in %) 0 0,34 0,44 0,25 0

- cumulatieve achterstand ultimo jaar 4,06 3,66 3,38 3,38 2,10

Pensioenuitvoering

Kostendekkende premie (ongedempt) 18.642 19.231 13.325 14.339 18.045

Kostendekkende premie (gedempt) 13.090 12.993 13.895 14.856 15.632

Feitelijke premie 13.177 13.046 14.043 15.056 15.796

Pensioenuitvoeringskosten 1.472 1.517 1.449 1.240 1.059

Kosten uitvoering per deelnemer (in Euro) * 523 532 512 444 365

Uitkeringen, exclusief afkoop 19.488 18.800 18.644 17.945 17.449

Saldo waardeoverdrachten -166 -76 1.286 461 -92

Vermogenssituatie o.b.v. FTK- methodiek (rentetermijnstructuur)

Totaal pensioenvermogen 830.718 768.962 765.819 652.648 626.904

Pensioenverplichtingen 757.331 698.732 665.518 560.422 580.596

Beleidsdekkingsgraad (in %) 105,7 111,9 - - -

Vereiste dekkingsgraad (in %) 120,4 119,8 117,1 118,5 117,2

Aanwezige dekkingsgraad (in %) 109,7 110,1 115,1 116,5 108,0

Reële dekkingsgraad (in %) 86,9 91,5 - - -

FTK-rekenrente ultimo jaar (in %) 1,32 1,68 1,87 2,72 2,43

Beleggingsportefeuille

Aandelen 394.440 339.036 332.555 288.567 227.676

Vastrentende waarden 386.130 370.496 383.293 324.249 330.000

Derivaten -9.674 -1.044 -4.813 1.683 2.312

Vastgoed 29.246 29.160 26.896 20.068 21.816

Commodities 0 0 0 0 20.238

Overige beleggingen 22.340 26.728 25.024 14.970 19.339

totaal 822.482 764.376 762.955 649.537 621.381

Beleggingsperformance

Beleggingsrendement (in %, incl. valuta-afdekking) 9,14 1,27 17,83 4,39 13,37

ALM-Benchmark (in %) 9,71 3,29 16,61 4,90 15,01

Kosten vermogensbeheer (in % gem. belegd vermogen) 0,347 0,366 0,373 0,387 0,395

Beleggingskosten per deelnemer * 1.014 1.008 894 886 850

* Uitvoeringskosten berekend per actieve deelnemer en pensioengerechtigde, dus de ‘slapers’ zijn niet meegeteld

Page 4: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

5

1 KARAKTERISTIEKEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS OWASE

1.1 PROFIEL

Stichting Pensioenfonds OWASE is statutair gevestigd te Zwolle. Het pensioenfonds is opgericht op 1 januari 1957. De laatste statutenwijziging vond plaats op 30 december 2016. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41022770. Het kantooradres van het pensioenfonds is: J.C. Kellerlaan 8a, 7772 SG te Hardenberg.

Pensioenfonds OWASE is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds is aangesloten bij koepelorganisatie Pensioenfederatie. Het pensioenfonds heeft als doel de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen terzake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden aan

deelnemers en gewezen deelnemers, alsmede aan hun nabestaanden, overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en de statuten. Het pensioenfonds tracht dit doel te

bereiken door het vormen van pensioenvoorzieningen, door het uitvoering geven aan de pensioenregeling als in het reglement omschreven en door het nemen van maatregelen die aan het doel ten goede komen.

1.1.1 PENSIOENFONDS VOOR DE OWASE-ONDERNEMINGEN

Pensioenfonds OWASE is in 1957 opgericht als pensioenfonds voor het Wavin-concern. Bij het pensioenfonds zijn zowel de ondernemingen van het huidige Wavin-concern aangesloten, als de ondernemingen die in de loop der jaren zijn verzelfstandigd. Het pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds op basis van historische concernverhoudingen.

Wavin en de voormalige Wavin-ondernemingen hebben samen een vereniging opgericht: Werkgevers Vereniging OWASE (WVO). Deze vereniging heeft onder meer als doel om een gemeenschappelijk personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid te voeren. Zo is er een collectieve OWASE CAO. Ook de OWASE-pensioenregeling is een belangrijk onderdeel van dit beleid. De

gezamenlijke werkgevers en werknemers - lees: de sociale partners - maken met elkaar afspraken

over de pensioenen en pensioenregelingen. De werknemers van de OWASE-ondernemingen nemen op grond van de CAO en hun arbeidsovereenkomst deel aan deze pensioenregelingen. Pensioenfonds OWASE heeft van de sociale partners de opdracht gekregen om de pensioenregelingen uit te voeren. De afspraken daarover zijn vastgelegd in een formeel document, de uitvoeringsopdracht. Tevens hebben de OWASE-ondernemingen voor de uitvoering van de pensioenregelingen ieder afzonderlijk een (gelijkluidende) uitvoeringsovereenkomst gesloten met het pensioenfonds.

Pensioenfonds OWASE heeft voor de uitvoering van de pensioenregeling een pensioenreglement opgesteld waarin de regelingen zijn vastgelegd. Het pensioenfonds verstrekt op basis van het pensioenreglement de pensioenen en andere uitkeringen aan de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en aan hun nabestaanden.

Page 5: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

6

1.1.2 OPBOUW VAN HET DEELNEMERSBESTAND

Naar verwachting zal het aantal actieve deelnemers aan de pensioenregelingen van pensioenfonds OWASE in de komende jaren verder dalen en zullen de aantallen slapers en pensioengerechtigden toenemen. Hierdoor zal de gemiddelde leeftijd van de deelnemers toenemen. Het pensioenfonds zal “rijper” worden.

1.1.3 BIJ HET PENSIOENFONDS AANGESLOTEN ONDERNEMINGEN

In 2016 waren onderstaande ondernemingen bij pensioenfonds OWASE aangesloten:

AANGESLOTEN ONDERNEMINGEN:

- Combipac B.V. (BPI Indupac) - Smart Carriers Services B.V.

- Dion Arbo & Milieu B.V. - Smart Carriers Services Europe B.V.

- Dion B.V. - Trepak Image Systems B.V.

- Dion Groep B.V. - Sima Kunststoffen B.V.

- Dion Pensioen Services B.V. - Sphere Nederland B.V.

- Dion Salarisbureau B.V. - Stichting BONO

- Dion Vastgoed Support B.V. - Wadinko N.V.

- Future Pipe Industries B.V. - Wavin Assurantie B.V.

- Rollepaal B.V. - Wavin B.V.

- Romit B.V. - Wavin Diensten B.V.

- RPC Bebo Nederland - Wavin Nederland B.V.

- Schoeller Allibert B.V. - Wavin Overseas B.V.

- Schoeller Allibert Services B.V. - Wavin Technology & Innovation B.V.

De fluctuatie in het aantal aangesloten ondernemingen houdt enkel verband met wijzigingen in de concernverhoudingen van de aangesloten ondernemingen (geen daadwerkelijke toe-/uittredingen).

Behalve dat deze ondernemingen hun pensioenregelingen door een gezamenlijk pensioenfonds laten uitvoeren, zijn deze ondernemingen in beginsel ook lid van WVO en volgen ze een gezamenlijke CAO: de OWASE CAO. Hoofdstuk 12 ‘Pensioen’ van deze OWASE CAO bepaalt: “De werkgever is aangesloten bij de ‘Stichting Pensioenfonds OWASE’ en de werknemer zal, conform

1.949 1.839 1.611

1.339

1.003 1.161 1.479 1.617

1.014 1.110 1.289 1.478

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

2001 2006 2011 2016

actieve deelnemers gewezen deelnemers pensioengerechtigden

Page 6: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

7

het pensioenreglement, deelnemen aan dit pensioenfonds.” en “De inhoud van de pensioenregeling en de hoogte van de werknemersbijdrage worden vastgesteld door CAO-partijen”. Een beperkt aantal werknemers van RPC Bebo Nederland is deelnemer van het pensioenfonds.

1.2 ORGANISATIE

In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur gekozen voor het

zgn. paritaire bestuursmodel. Bij zo’n model bestaat het bestuur uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden.

1.2.1 BESTUUR

Het bestuur van het pensioenfonds bestond in 2016 uit zes personen: drie vertegenwoordigers van de werkgevers, twee vertegenwoordigers van de werknemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur worden op voordracht van

de Werkgeversvereniging OWASE (WVO) benoemd door het bestuur. De vertegenwoordigers van de werknemers in het bestuur worden op voordracht van de Samenwerkende Ondernemingsraden

van de OWASE-ondernemingen (SOR) benoemd door het bestuur. De vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden wordt door het bestuur benoemd na te zijn gekozen door en uit de geleding van pensioengerechtigden. Het bestuur heeft bevoegdheden overeenkomstig de statuten en reglementen van het pensioenfonds, in overeenstemming met de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).

Het pensioenfondsbestuur had op 31 december 2016 de volgende samenstelling:

NAAM FUNCTIE GELEDING LID SINDS

ZITTINGS-DUUR TOT

H.J. Meijerink (1958) voorzitter werkgevers 2000 2021

A.J. van den Elst (1965) plv. voorzitter werkgevers 2011 2019

J.G.A. Terhalle (1977) lid werkgevers 2014 2020

J.W. Floor (1957) secretaris werknemers 2005 2018

R.H.A. Brookhuis (1963) plv. secretaris werknemers 2004 2020

J. Stoffelsma (1940) lid pensioengerechtigden 2004 2018

Nadere toelichting is te lezen in bijlage 1.

Een aantal bestuursleden heeft nevenfuncties. De bestuursleden hebben naar het oordeel van het bestuur geen nevenfuncties die kunnen conflicteren met hun bestuurlijke verantwoordelijkheden. Hun eventuele nevenfuncties worden jaarlijks geïnventariseerd door KPMG Compliance Services (IARCS). IARCS vermeldt de nevenfuncties in de compliance rapportages, die aan de compliance officer worden gezonden. Een actueel overzicht van de nevenfuncties staat op de website van het pensioenfonds.

1.2.2 VERANTWOORDINGSORGAAN

Het verantwoordingsorgaan bestond in 2016 uit zes personen: twee vertegenwoordigers van de werkgevers, twee vertegenwoordigers van de werknemers en twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. De werkgeversvertegenwoordigers in het verantwoordingsorgaan worden op voordracht van de Werkgeversvereniging OWASE (WVO) benoemd door het bestuur. De vertegenwoordigers van de werknemers in het verantwoordingsorgaan worden door het bestuur benoemd na te zijn gekozen door en uit de geleding van de actieve deelnemers (de werknemers van de aangesloten ondernemingen). De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het

verantwoordingsorgaan worden op voordracht van de vereniging van gepensioneerden Wavin Old benoemd door het bestuur.

Page 7: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

8

Het verantwoordingsorgaan had op 31 december 2016 de volgende samenstelling:

NAAM FUNCTIE GELEDING LID

SINDS

ZITTINGS-

DUUR TOT

F. Schepers (1943) voorzitter pensioengerechtigden 2008 2018

L. Meijer (1945) lid pensioengerechtigden 2008 2020

D. de With (1954) secretaris werknemers 2012 2021

M. Malinowski (1953) plv. secretaris werknemers 2016 2019

R. de Jonge (1964) plv. voorzitter werkgevers 2008 2020

T. Horstra (1972) lid werkgevers 2016 2018

Nadere toelichting is te lezen in bijlage 1.

Het verantwoordingsorgaan heeft adviesrecht zoals vastgelegd in de Pensioenwet. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid om een oordeel te geven over het handelen en functioneren van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere

informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, in het jaarverslag van het pensioenfonds opgenomen.

1.2.3 INTERN TOEZICHT

Het bestuur organiseert het intern toezicht op het pensioenfonds door het periodiek inhuren van een visitatiecommissie bestaande uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Voor het intern toezicht wordt jaarlijks een visitatiecommissie ingesteld om het functioneren van het

pensioenfonds en van het bestuur te onderzoeken en zo nodig aanbevelingen te doen. De

visitatiecommissie legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. Een samenvatting van dit verslag is opgenomen in de Overige gegevens op pagina 76.

1.2.4 COMMISSIES

Het pensioenfondsbestuur heeft een drietal commissies ingesteld die zich elk bezig houden met een onderdeel van de werkzaamheden van het pensioenfondsbestuur.

COMMUNICATIECOMMISSIE FINANCIËLE COMMISSIE BELEGGINGSCOMMISSIE

Bestuursleden Bestuursleden Bestuursleden

J.G.A. Terhalle (voorzitter) H.J. Meijerink (voorzitter) A.J. van den Elst

J.U. Stoffelsma J.W. Floor R.H.A. Brookhuis

Externe leden Externe leden Externe leden

L. Prenger E. Steffens R. Albrecht (extern voorzitter)

R. Spijkers

J. Schulten

Nadere toelichting is te lezen in bijlage 1. De commissies houden zich bezig met hun specifieke taken en adviseren het bestuur. De commissies hebben elk ten minste twee leden vanuit het bestuur. De commissies worden ondersteund door medewerkers van het pensioenbureau en door externe adviseurs. Door het werken met de verschillende commissies kunnen de werkzaamheden van het bestuur van het pensioenfonds efficiënter worden uitgevoerd. De commissies hebben ook leden die niet tevens

bestuurslid zijn (externe leden). De communicatiecommissie heeft drie externe leden. Het gaat

Page 8: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

9

daarbij om twee werknemers van aangesloten ondernemingen en om één pensioengerechtigde. De financiële en technische commissie heeft één extern lid (werknemer van een aangesloten onderneming). De beleggingscommissie heeft een externe voorzitter met (gewoon) stemrecht.

1.2.5 COMPLIANCE OFFICER

Na het terugtreden van de externe compliance officer heeft het bestuur de heer H.J. Meijerink benoemd als compliance officer ad interim van het pensioenfonds. De heer Meijerink is echter tevens voorzitter van het bestuur en van de financiële commissie van het pensioenfonds. Deze

functies zijn moeilijk te combineren met die van compliance officer. Het bestuur is daarom in gesprek over de inhuur van een (andere) externe compliance officer. De compliance officer is belast met de uitvoering van het integriteitsbeleid van het pensioenfonds en met het toezicht op de naleving van de gedragscode van het pensioenfonds. De compliance officer wordt ondersteund door het pensioenbureau en door KPMG Advisory.

1.2.6 UITVOERINGSORGANISATIE

Stichting Pensioenfonds OWASE heeft zelf geen mensen in dienst. Het bestuur heeft een

uitbestedingsbeleid. Op basis van het uitbestedingsbeleid worden overeenkomsten gesloten met externe dienstverleners. De externe dienstverleners leggen aan het pensioenfondsbestuur verantwoording af over de wijze waarop zij hun taken uitvoeren. Uitgangspunt is dat het bestuur, overeenkomstig de eisen van de Pensioenwet, verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het pensioenbureau is ondergebracht bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert

veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen en aan de ondernemingen doorbelasten van de premies, het vaststellen van de pensioenuitkeringen en het berekenen van het hiervoor benodigde vermogen. Het pensioenbureau zorgt tevens voor de ambtelijke ondersteuning van het bestuur en de andere pensioenfondsorganen, coördineert de beleidsvoorbereiding en zorgt mede voor de operationele ondersteuning van het vermogensbeheer.

Het pensioenfonds bepaalt zijn eigen beleggingsbeleid en belegt voornamelijk in fondsen die

beheerd worden door externe vermogensbeheerders. Daarnaast werkt het pensioenfonds samen met een aantal externe adviseurs waaronder een actuaris en een beleggingsadviseur. Op de volgende pagina wordt een overzicht gegeven van de diverse uitbestede werkzaamheden en de betrokken uitvoerders.

Page 9: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

10

EXTERN UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN

Accountant

A.R.B. de Bruin (KPMG Accountants N.V. te Utrecht)

Actuaris

R. Kruijff (Willis Towers Watson te Apeldoorn) - adviseur

W. Hoekert (Willis Towers Watson te Amstelveen) - certificeerder

Manager pensioenfonds

H. Lubbers (Dion Pensioen Services B.V.)

Administratie en informatie

J.F. Lodewijk (Dion Pensioen Services B.V.)

G. Bouck (Dion Pensioen Services B.V.)

M.E.H. Zwiers (Dion Pensioen Services B.V.)

D.J. Nijeboer (Dion Pensioen Services B.V.)

Beleidsvoorbereiding

M.E.R. Spit (Dion Pensioen Services B.V.)

R. Buikema (Dion Pensioen Services B.V.)

J.M. Groothuis (Dion Pensioen Services B.V.)

Beleggingsondersteuning

A.G. Doppenberg (Dion Pensioen Services B.V.)

S. Marissen (Dion Pensioen Services B.V.)

C.H. van den Berg (Willis Towers Watson te Amstelveen)

J. Boot (Insinger de Beaufort te Amsterdam)

Bewaarder

KasBank te Amsterdam

Page 10: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

11

2 BESTUURSVERSLAG

2.1 HOOFDLIJNEN

2.1.1 STATUTAIRE DOELSTELLING

De statutaire doelstelling van Stichting Pensioenfonds OWASE is: de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen; ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden; aan deelnemers en gewezen deelnemers, alsmede aan hun nabestaanden; overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en van de statuten.

Het pensioenfonds tracht dit doel te bereiken door: het vormen van pensioenvoorzieningen;

het uitvoering geven aan de pensioenregeling als in het reglement omschreven; al die maatregelen, die aan het doel ten goede komen.

2.1.3 MISSION STATEMENT

De missie van het pensioenfonds is: het binnen de kaders van wet- en regelgeving uitvoeren van de door de sociale partners

afgesproken CDC-pensioenregeling voor de OWASE-bedrijven, welke regeling is vormgegeven

als voorwaardelijk geïndexeerde middelloon-pensioenregeling; waarbij de pensioenrechten op een juiste wijze worden toegewezen aan de deelnemers en

gewezen deelnemers; waarbij zowel bij het formuleren als bij het uitvoeren van beleid op een evenwichtige manier

rekening wordt gehouden met de belangen van alle bij het fonds betrokken partijen: jongere en oudere deelnemers, pensioengerechtigden, gewezen deelnemers, partners, ex-partners,

werkgevers; waarbij de pensioengelden op een verantwoorde manier worden belegd; waarbij er - binnen de gestelde risicokaders - naar wordt gestreefd een zodanig rendement op

de beleggingen te behalen dat de nominale pensioenen (voor een relevant deel) kunnen worden geïndexeerd;

waarbij alle belanghebbenden zo optimaal mogelijk worden geïnformeerd, zowel over de beleidsvoornemens/beleidsbeslissingen van het pensioenfondsbestuur, als over de

ontwikkelingen van de pensioenen/pensioenregeling.

2.1.4 ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA

Om de doelstelling van het pensioenfonds te realiseren werkt het pensioenfondsbestuur volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). De bedoeling van de ABTN is om integraal inzicht te geven in het functioneren van het pensioenfonds en om een beschrijving te geven van het ten behoeve van het pensioenfonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven zijn.

2.2 GOED PENSIOENFONDSBESTUUR

Het pensioenfonds committeert zich aan de principes van goed pensioenfondsbestuur. Die principes

zijn vastgelegd in de Code Pensioenfondsen. Pensioenfondsen hebben de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van de bepalingen van de Code (‘comply or explain’). Het bestuur heeft geïnventariseerd op welke punten het pensioenfonds (nog) niet voldoet aan de Code en of er aanleiding is om het beleid te wijzigen of om de organisatie op onderdelen aan te passen. Hieronder worden de overwegingen van het bestuur op een aantal specifieke punten uit de Code

geschetst. Het bestuur is van oordeel dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) cq. duurzaam beleggen gezien de beperkte fondsgrootte van pensioenfonds OWASE pragmatisch vormgegeven dient te worden. De beleggingscommissie heeft opdracht om bij de selectie van beleggingen nadrukkelijk MVO-aspecten daar waar mogelijk mee te wegen. Anderzijds overweegt de beleggingscommissie beleggen in duurzame producten alleen als daarmee een adequaat

rendement kan worden gerealiseerd. Het bestuur is gezien de beperkte fondsgrootte niet

Page 11: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

12

voornemens om eigen uitsluitingslijsten op te stellen of een AVA-stembeleid te formuleren, dit is mede ingegeven doordat het fonds uitsluitend in beleggingsfondsen belegt. Het bestuur kijkt bij het sluiten van dienstverleningsovereenkomsten nadrukkelijk ook naar de eventuele koppeling van de fee aan de prestatie van de dienstverlener. Er worden zodanige afspraken gemaakt over de bedongen beloningen met partijen aan wie taken worden uitbesteed,

dat deze niet aanmoedigen om meer risico’s te nemen dan voor het fonds aanvaardbaar is. Het beloningsbeleid binnen de organisatie van externe dienstverleners is daarentegen geen onderwerp bij contractonderhandelingen. Er is dan ook geen zicht op het beloningsbeleid van derden, behoudens op dat van het pensioenbureau dat bij Dion Pensioen Services is ondergebracht waar de Owase CAO van toepassing is. Het fonds heeft een eigen klokkenluidersregeling - met waarborgen voor degenen die financieel

afhankelijk zijn van het fonds - die expliciet ook van toepassing is voor Dion Pensioen Services. Het bestuur eist van alle dienstverleners dat zij een integere bedrijfsvoering waarborgen en dat zij dat

ook kunnen aantonen. Het al dan niet aanwezig zijn van een klokkenluidersregeling binnen de organisatie van (andere) dienstverleners is echter geen onderwerp bij contractonderhandelingen. De belangrijkste dienstverleners van het pensioenfonds zoals genoemd op pagina 10 hebben een klokkenluidersregeling. Medewerkers van dienstverleners worden in voorkomende gevallen aangemerkt als insiders of verbonden personen van het pensioenfonds en wordt dan de

gedragscode van de dienstverlener opgevraagd. Een maximum aan het aantal herbenoemingen wordt niet overwogen, noch voor het bestuur, noch voor het verantwoordingsorgaan. Het bestuur is van oordeel dat zo’n maximum belemmerend kan werken en de continuïteit van het fonds - mede gezien de beperkte omvang van het fonds - kan ondermijnen. Bij de inhuur van een visitatiecommissie wordt het verantwoordingsorgaan

nadrukkelijk betrokken. In de opdrachtformulering wordt ook aan de Code Pensioenfondsen aandacht besteed. De visitatiecommissie wordt telkens voor één visitatieronde benoemd. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn paritair samengesteld en een redelijke afspiegeling van de belanghebbenden. Het bestuur is blij dat er binnen de pensioenfondspopulatie geschikte

mensen bereid zijn om in het bestuur en VO plaats te nemen. Het bestuur onderschrijft de wenselijkheid van een zo divers mogelijke samenstelling van de pensioenfondsgremia, maar de

pensioenfondspopulatie is vergrijsd en overwegend mannelijk van samenstelling: jongeren en vrouwen zijn sterk ondervertegenwoordigd binnen de populatie. In verband daarmee acht het bestuur geschiktheid het meest relevante criterium en acht het bestuur leeftijd en geslacht minder relevant. Het bestuur zal geen quotumeisen stellen, maar zal zich - bij het ontstaan van een vacature in het bestuur of VO - wel inspannen om een geschikte vrouwelijke kandidaat te werven. Inmiddels zijn twee vrouwen benoemd in het VO, één als werknemersvertegenwoordiger en één als werkgeversvertegenwoordiger. Geen van de bestuurs-/VO-leden is echter jonger dan 40 jaar.

Begin 2017 is het jongste lid 40 geworden.

2.2.1 INTEGERE BEDRIJFSVOERING

Het beleid van het pensioenfonds is onder meer gericht op een integere bedrijfsvoering. Beheerste en integere bedrijfsvoering bestaat uit: het beheersen van de pensioenfondsprocessen en risico’s; waarborgen voor de integriteit;

procedures en maatregelen ter voorkoming van belangenverstrengeling; en

beleid voor het beheersen van (financiële) risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen aantasten.

Het bestuur heeft een beleidscyclus voor integraal risicomanagement ingericht en geïmplementeerd om de risico’s en de beheersmaatregelen permanent te monitoren en om permanent op deze risico’s en beheersmaatregelen te kunnen sturen.

2.2.2 DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING

Om een pensioenfonds goed te kunnen besturen moeten bestuurders over voldoende kennis en

kunde beschikken. Dit is in de wet verankerd. Om dit te bereiken heeft het bestuur een geschiktheidsplan opgesteld. Dit plan is erop gericht om op gestructureerde wijze het niveau van geschiktheid van het bestuur te laten aansluiten bij wat nodig is voor het goed besturen van het pensioenfonds. Het bestuur heeft tevens een profiel opgesteld voor bestuurslid bij het

Page 12: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

13

pensioenfonds en enkele jaren geleden een analyse laten maken van de competenties van de (huidige) bestuursleden in relatie tot de taken en de samenstelling van het bestuur (competentiescan). Het bestuur voert jaarlijks een zelfevaluatie uit. De voorzitter van het pensioenfondsbestuur houdt jaarlijks evaluatiegesprekken met de individuele bestuursleden. Op basis van de uitkomsten van de

zelfevaluatie en de evaluatiegesprekken is voor elk bestuurslid afzonderlijk een trainingsprogramma vastgesteld. De afspraken in het kader van deze programma’s worden elk jaar geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Begin 2016 heeft het bestuur de zelfevaluatie door een externe deskundige laten begeleiden, die een rapport heeft opgesteld en een aantal aanbevelingen heeft gedaan. Het bestuur heeft bij deze aanbevelingen een aantal actiepunten geformuleerd, die puntsgewijs afgehandeld worden.

In 2016 werden ook weer diverse congressen, seminars en contactdagen bezocht en werd literatuur over de ontwikkelingen op pensioengebied bijgehouden. Het bestuur heeft in november

2016 zijn jaarlijkse studiedag gehouden, waarvoor diverse externe sprekers werden uitgenodigd.

2.2.3 NALEVING WET- EN REGELGEVING

Het bestuur is goed op de hoogte van de geldende wet- en regelgeving. Voor zover aan het bestuur bekend is er geen sprake van overtreding van deze wet- en regelgeving.

2.2.4 KLACHTEN- EN GESCHILLENPROCEDURE

Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenprocedure. In het kader van deze procedure

kunnen belanghebbenden worden verwezen naar de Ombudsman Pensioenen. In 2016 zijn er bij het pensioenfonds geen klachten ingediend.

2.2.5 GEDRAGSCODE

Het pensioenfonds hanteert een gedragscode die voldoet aan de Pensioenwet en de regelgeving

van de Wet op het financieel toezicht. Jaarlijks en bij indiensttreding ondertekenen de bestuursleden en de medewerkers van het pensioenbureau een verklaring over de naleving van

deze code. Het bestuur heeft tevens een breder compliance beleid vastgesteld en dit beleid vastgelegd in een Handboek Compliance. In dit handboek zijn ook de processen en procedures vastgelegd op basis waarvan het pensioenfonds vaststelt of de aan het pensioenfonds verbonden personen zich hebben gehouden aan de gedragscode en of het fonds in compliance is geweest. Alle verbonden personen zijn geïnformeerd over het handboek en de daarin opgenomen procedures.

Een Incidenten- en klokkenluidersregeling maakt onderdeel uit van het handboek Compliance. Deze regeling is ook van toepassing voor de medewerkers van het pensioenbureau en bevat een procedure voor interne en externe meldingen van (potentiële) misstanden en de afhandeling daarvan en waarborgen voor de bescherming van de verbonden persoon - de klokkenluider - die te goeder trouw melding maakt van (potentiële) misstanden. Deze regeling bevat tevens een regeling

ongewenst gedrag op het werk en beoogt verbonden personen bescherming te bieden tegen ongewenste omgangsvormen en kwetsend gedrag van andere verbonden personen van

pensioenfonds OWASE. In opdracht van de compliance officer van het pensioenfonds wordt door KPMG Advisory jaarlijks een onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de gedragscode en naar nevenactiviteiten en halfjaarlijks een onderzoek naar privé-beleggingstransacties. Op basis van het onderzoek van

KPMG over 2016 werd o.a. vastgesteld dat de gedragscode van het pensioenfonds is nageleefd, dat er door de bestuursleden geen conflicterende nevenactiviteiten zijn verricht en dat door de insiders bij de pensioenfondsbeleggingen geen privé-beleggingstransacties zijn verricht in die beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds in de toetsingsperiode een aandeel in het belegde vermogen heeft of heeft gehad.

Page 13: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

14

2.2.6 TOEZICHTHOUDER

De ABTN is per 31 december 2016 aangepast overeenkomstig de aanbevelingen van de actuaris van het pensioenfonds en verstrekt aan de toezichthouder. De gewijzigde statuten per 1 januari 2017 zijn eveneens verstrekt aan de toezichthouder. Het pensioenfonds heeft zijn medewerking verleend aan een onderzoek van DNB naar de kwaliteit van zelfevaluaties van pensioenfondsen.

2.2.7 UITBESTEDING

Het bestuur is bevoegd één of meerdere onderdelen van de bedrijfsprocessen van het pensioenfonds te laten uitvoeren door derden. Het bestuur heeft in een uitbestedingsbeleid vastgelegd aan welke voorwaarden uitbesteding moet voldoen. Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op werkzaamheden en partijen waarbij sprake is van

uitbesteding in de zin van de Pensioenwet, het Besluit FTK en lagere wetgeving. Werkzaamheden die een louter adviserend of controlerend karakter hebben, zoals accountancywerkzaamheden,

certificerings-werkzaamheden, actuariële-, juridische-, beleggings- en beleidsadvisering vallen hier niet onder. Het pensioenfondsbestuur heeft het (operationele) beheer van een aanzienlijk deel van het totale vermogen (ca. 36%) aan één vermogensbeheerder uitbesteed (QIF Blackrock). Hierop zijn de uitbestedingsregels in de zin van de Pensioenwet en Besluit FTK (en lagere regelgeving) van toepassing. Het overige vermogen wordt belegd in investeringsfondsen (ca. 62%) en in kasgeld

(circa 2%). Aangezien aan deze partijen geen beleggingsmandaat wordt verleend zijn op deze beleggingen de uitbestedingsregels op het gebied van vermogensbeheer niet van toepassing. Pensioenfonds OWASE heeft voor de beleidsvoorbereiding en de uitvoering van de administratie door het pensioenbureau een uitbestedingsovereenkomst (Service Level Agreement) gesloten met Dion Pensioen Services B.V. De dienstverlening geschiedt overeenkomstig de met het

pensioenfondsbestuur gemaakte afspraken. De kwaliteitsaspecten en de monitoring daarvan door

middel van kwartaal-SLA-rapportages zijn vastgelegd in de SLA.

2.2.8 COMMUNICATIE

Het bestuur heeft het communicatiebeleid vastgelegd dat jaarlijks wordt uitgewerkt in een communicatieplan. In 2016 heeft de communicatiecommissie de volgende acties uitgevoerd: implementatie Wet Pensioencommunicatie: startbrief vervangen door Pensioen 1-2-3; gewijzigde opzet UPO doorgevoerd;

ontwikkelen en lanceren van de nieuwe website; instellen van een lezerspanel; toetsen van de leesbaarheid van veel voorkomende brieven; doorontwikkeling van de look & feel van de pensioenkrant. Het pensioenfonds heeft een nieuwe website in 2016 gelanceerd: www.owase.nl. De hele website

is opnieuw vormgegeven, heeft een nieuwe ‘look and feel’ gekregen. De informatie is op een

heldere toegankelijke manier voor de deelnemers ontsloten met behulp van de pictogrammen die ook op het pensioen 1-2-3 staan vermeld. Daarnaast zijn reglementen en andere fondsdocumenten opgenomen zoals nieuwsbrieven, samenvattingen van bestuursvergaderingen en informatie over de organisatiestructuur. In 2017 zal aan de website ook weer een rekenmodule (pensioenpeiler) worden toegevoegd waarmee de deelnemers zelf indicatieve berekeningen kunnen maken om zo inzicht te krijgen in hun individuele pensioensituatie.

Een van de communicatiemiddelen naast de website is een pensioengesprek met actieve deelnemers bij het bereiken van 30-, 45- en 55-jarige leeftijd door het pensioenbureau. In 2016 heeft dit beperkt plaatsgevonden vanwege de invoering van de nieuwe pensioenadministratie-software. Deze gesprekken zullen in 2017 worden hervat.

Page 14: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

15

In overeenstemming met de wettelijke verplichting om eenvormige, eenduidige en duidelijke pensioenoverzichten te verstrekken, is ook in 2016 aan alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden weer een uniform pensioenoverzicht (UPO) uitgereikt. In februari 2016 is aan alle deelnemers en pensioengerechtigden een pensioenkrant gestuurd waarmee de mensen onder andere werden geïnformeerd over de actuele financiële situatie van het

pensioenfonds en over de nieuwe pensioenwet- en regelgeving. In juli 2016 werd het beknopte jaarverslag ook in de vorm van een pensioenkrant aan de deelnemers gestuurd.

2.2.9 BESTUURSVERGADERINGEN

Het bestuur van het pensioenfonds heeft het afgelopen jaar verscheidene keren vergaderd. De belangrijkste onderwerpen waren naast de reguliere beleidscyclus: het al dan niet toekennen van de voorwaardelijke indexaties; het nieuwe strategische beleidsplan van het pensioenfonds;

de mogelijkheden om bij het pensioenfonds een wat breder ESG-beleid te implementeren;

de evaluatie van de uitvoeringsopdracht die in 2015 door de sociale partners aan het pensioenfonds werd gegeven;

de onder externe begeleiding uitgevoerde zelfevaluatie van het bestuur en de te ondernemen vervolgacties naar aanleiding van de aanbevelingen van de externe begeleider;

de inrichting van risicobudgetten op basis van tracking errors binnen de beleggingsportefeuille; de reparatie van de in 2013 doorgevoerde verlaging van de opbouw van nieuwe

pensioenafspraken. De beleidsvoorbereiding vindt zoveel mogelijk in de commissies plaats. Op 18 mei 2017 heeft de bestuursvergadering over de jaarstukken plaatsgevonden. In deze vergadering heeft het pensioenfondsbestuur de jaarstukken over het boekjaar 2016 behandeld. Die jaarstukken zijn vervolgens op 23 mei 2017 formeel vastgesteld.

2.2.10 VISITATIECOMMISSIE

Het pensioenfondsbestuur heeft begin 2016 (wederom) een visitatiecommissie benoemd om in het

kader van het intern toezicht een visitatie uit te voeren. De visitatiecommissie heeft in oktober 2016 haar rapport over het jaar 2015 en in maart 2017 haar rapport over het jaar 2016 aan het bestuur gestuurd en toegelicht. De aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn vertaald in actiepunten. Het rapport over het jaar 2016 van de commissie is als document integraal op de website van het pensioenfonds geplaatst. Een samenvatting van de rapportage is opgenomen onder Overige gegevens van dit jaarverslag.

2.3 PENSIOENPARAGRAAF

De kern van de OWASE CDC-pensioenregeling is dat de werkgever jaarlijks een volgens een vaste methodiek vastgestelde premie (‘vaste werkgeverspremie’) beschikbaar stelt. Aan de hand van berekeningen van de kostendekkende premie voor toekomstige jaren komen CAO-partijen een vaste premie overeen voor meerdere jaren. De werkgever heeft geen verplichting om méér te betalen dan zijn deel van de premie - de vaste werkgeverspremie - en geeft geen garanties op

opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, toeslagverlening en de hoogte van de jaarlijkse pensioenopbouw. Het pensioenfonds zal uit de premie een jaarlijkse pensioenopbouw van 1,875%

(fiscaal maximum) van de pensioengrondslag toekennen, maar zal dit percentage verminderen als de vaste premie in enig jaar niet toereikend is. Als de premie in een bepaald jaar ruim voldoende is, dan kan het meerdere worden gebruikt om de verlaagde opbouw in een voorafgaand jaar geheel of ten dele te ‘repareren’. Als een reparatie van een eerdere opbouw-verlaging niet aan de orde is, dan zal de beschikbare premieruimte in een premiedepot worden gestort waaruit

toekomstige opbouwverlagingen gerepareerd kunnen worden. Daarnaast zullen afhankelijk van de financiële positie (dekkingsgraad) van het pensioenfonds indien noodzakelijk kortingen worden toegepast of indien mogelijk toeslagen worden verleend op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. De hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkeringen staan dus niet vast, maar zijn afhankelijk van (markt)ontwikkelingen die hun weerslag hebben op de toereikendheid van de premie en de financiële positie van het fonds. Omdat de vastgestelde jaarlijkse pensioenopbouw op

basis van een middelloon-systematiek wordt vormgegeven kwalificeert deze pensioenregeling in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet als een uitkeringsovereenkomst.

Page 15: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

16

2.3.1 PREMIEBELEID

Uitgangspunt bij het premiebeleid is dat de uitvoering van de CDC-pensioenregeling wordt afgestemd op de premies (en niet andersom). Indien de CDC-premie niet kostendekkend is, dan wordt de pensioenopbouw zodanig verlaagd dat de premie wel kostendekkend is. De vaste CDC-pensioenpremie wordt steeds voor een periode van drie jaar vastgesteld: - voor de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 bedraagt de vaste premie 30% van de

pensioengrondslagsom van de werknemers die bij de werkgever in dienst zijn; - op volgende herbeoordelingsmomenten (voor de eerste keer in de loop van 2017 voor de

jaren 2018 en verder) zal worden berekend welke vaste pensioenpremie naar verwachting nodig zal zijn om jaarlijks 1,875% aan pensioen op te kunnen bouwen in de volgende driejaarsperiode;

- als op enig driejaarlijks herbeoordelingsmoment blijkt dat de benodigde gedempte premie lager is dan 30%, dan wordt de vaste pensioenpremie gelijkgesteld aan de benodigde gedempte premie.

- als op enig driejaarlijks herbeoordelingsmoment blijkt dat de benodigde gedempte premie

hoger is dan 30%, dan zal de vaste pensioenpremie niet hoger worden vastgesteld dan 30%.

2.3.2 TOESLAGBELEID

Indexeren - oftewel toeslag verlenen - is het aanpassen van de pensioenen aan de loon/prijsstijgingen (inflatie). Uitgangspunt bij het indexatiebeleid is dat de wettelijk voorgeschreven regels uit het nieuwe Financiële Toetsingskader (FTK) worden gehanteerd. Indexaties zijn volgens de OWASE CDC-pensioenregeling strikt voorwaardelijk: er wordt geen premie voor betaald en geen geld voor gereserveerd. De indexaties worden uit overrendementen

gefinancierd (uit het ‘vrije vermogen’). Het bestuur beslist of een indexatie al dan niet toegekend wordt en kan daarbij zelfstandig afwijken van het zgn. indexatiekader. Beoordeling Eenmaal per jaar wordt beoordeeld of indexaties toegekend kunnen worden: per 1 januari van enig jaar, o.b.v. een referteperiode van een jaar. Of een indexatie al dan niet toegekend kan worden

wordt beoordeeld o.b.v. de financiële positie van het fonds op de zgn. ijkdatum, dat is 31

december van het voorafgaande jaar. Een gehele of gedeeltelijke indexatie kan alleen toegekend worden voor zover de beoogde indexatie ook in de toekomst waargemaakt kan worden. Het bestuur heeft in overleg met de sociale partners een indexatiekader met indexatiestaffels vastgesteld voor het niet, voor het gedeeltelijk en voor het volledig indexeren, alsmede voor het eventueel toekennen van een inhaalindexatie. Het indexatiebeleid met bijbehorend indexatiekader is opgenomen in het OWASE CDC-pensioenreglement.

Maatstaven Voor de actieve deelnemers geldt als indexatiemaatstaf de loonindex, d.w.z. de collectieve OWASE CAO-loonsverhoging in het voorafgaande jaar. Voor de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden geldt als indexatiemaatstaf de prijsindex, d.w.z. de door het CBS vastgestelde stijging van de CPI alle huishoudens, afgeleid (geen correctie voor belastingen/accijnzen). De prijsstijging wordt beoordeeld over de referteperiode van oktober tot

oktober van het voorafgaand jaar (i.v.m. de publicatietijdstippen van de CPI-cijfers door het CBS). Indexatieambitie

Het pensioenfondsbestuur streeft naar een zo hoog mogelijk indexatierealisatie, maar dient daarbij een goede balans te vinden tussen risico en rendement. Op basis van de uitkomsten van de ALM-studie en de economische verwachtingen is de indexatieambitie vastgesteld op 60-80%

indexatierealisatie over een periode van 15 jaar. Geen indexatie per 1 januari 2016 De grens om gedeeltelijk te kunnen indexeren ligt bij een dekkingsgraad van 110%. Om te beoordelen of het pensioenfonds voldoende geld heeft om te indexeren hanteert het bestuur een dubbele ondergrens: de beleidsdekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over twaalf maanden: eind 2015 was die

112%. De wettelijke ondergrens voor een gedeeltelijke indexatie is gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad. De actuele dekkingsgraad is de dekkingsgraad per ultimo maand: eind december 2015 was die 110,1%. Deze ondergrens heeft het bestuur zelf als beleidsgrens voor het

Page 16: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

17

pensioenfonds vastgesteld. Het bestuur achtte en acht het niet verstandig om af te wijken van dat beleid en heeft begin 2016 besloten om per 1 januari 2016 geen indexatie toe te kennen. Voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers is de (cumulatieve) indexatieachterstand per 1 januari 2016 toegenomen tot een (cumulatieve) indexatie achterstand van 4,06%. Hierbij is rekening gehouden met de gemiste indexatie over reeds eerder gemiste indexaties.

Voor de actieve deelnemers is de (cumulatieve) indexatieachterstand per 1 januari 2016 toegenomen tot een (cumulatieve) indexatie achterstand van 4,21%. Ook hierbij is rekening gehouden met de gemiste indexatie over reeds eerder gemiste indexaties. Doordat de overheid de regels die gelden voor het verlenen van inhaalindexaties (in 2015) heeft aangescherpt, dienen de deelnemers er rekening mee te houden dat de indexatieachterstand de

komende jaren niet kan worden ingehaald.

Geen indexatie per 1 januari 2017 De actuele dekkingsgraad eind december 2016 lag net iets onder de 110%. De beleidsdekkingsgraad eind 2016 lag net iets onder de 106%. De grens om gedeeltelijk te kunnen indexeren ligt bij een dekkingsgraad van 110%. Zowel volgens

het eigen indexatiebeleid van het pensioenfonds als volgens de wet- en regelgeving was het niet mogelijk om per 1 januari 2017 te indexeren. Het bestuur heeft daarom begin 2017 besloten om per 1 januari 2017 geen indexatie toe te kennen. Voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers is de (cumulatieve) indexatieachterstand per 1 januari 2017 gelijk gebleven (4,06%): de prijsindex is over de referteperiode niet gestegen.

Voor de actieve deelnemers is de (cumulatieve) indexatieachterstand per 1 januari 2017 toegenomen tot een (cumulatieve) indexatie achterstand van 6,03%. Hierbij is weer rekening gehouden met de gemiste indexatie over reeds eerder gemiste indexaties.

2.4 FINANCIËLE PARAGRAAF

2.4.1 ALGEMEEN

De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn gericht op: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het

reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op onderdekking en reservetekort, alsmede van de mate van

onderdekking en reservetekort; het voorkómen van grote premieschommelingen en het kostendekkend houden van de premie; het zoveel mogelijk welvaartsvast houden van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers

en het zoveel mogelijk waardevast houden van de pensioenaanspraken van gewezen

deelnemers en van de pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden. De voorziening pensioenverplichtingen voor actieve deelnemers is gelijk aan de actuariële contante waarde van de over verstreken deelnemersjaren verkregen pensioenaanspraken. Onder de actieve

deelnemers worden ook de arbeidsongeschikte deelnemers verstaan. Daarnaast wordt ten behoeve van de arbeidsongeschikte deelnemers een voorziening gevormd voor de vrijgestelde premies. De voorziening pensioenverplichtingen voor niet-actieve deelnemers is gelijk aan de actuariële

contante waarde van de premievrije pensioenaanspraken alsmede de ingegane pensioenen, inclusief de verstrekte waardevastheidstoeslagen op de balansdatum. De financiële positie van het pensioenfonds is sterk afhankelijk van renteschommelingen. Dit komt doordat de duration (rentegevoeligheid) van de pensioenverplichtingen hoger is dan de duration van de beleggingen. Als de rente omhoog gaat neemt de financiële positie van het pensioenfonds toe en als de rente omlaag gaat neemt de financiële positie af. Om dit effect te verkleinen heeft het

pensioenfonds beleid vastgesteld waarbij de vastrentende waarden worden afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. De afdekking van het renterisico over de gehele looptijd van de verplichtingen vindt plaats op basis van 13 klassen waarin de verplichtingen worden ingedeeld.

Page 17: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

18

De afdekkingsdoelstelling van het beleid (ALM-benchmark) is een matching van 45% van de verplichtingen van het pensioenfonds. Een pensioenfonds moet de omvang van de verwachte uitgaande kasstromen vaststellen op basis van verwachte marktontwikkelingen en prudente verzekeringstechnische grondslagen waaronder begrepen de voorzienbare trend in overlevingskansen. Het pensioenfonds past de AG prognosetafel

2016 toe, die in 2016 is gepubliceerd, met een correctie voor de zgn. ervaringssterfte o.b.v. fonds specifieke OWASE 2016 correctiefactoren. De beroepsbevolking heeft namelijk een andere - over het algemeen hogere - levensverwachting dan de gehele bevolking.

2.4.2 HET VERSLAGJAAR 2016

Het pensioenfonds heeft het jaar 2016 afgesloten met een positief resultaat van € 3,2 miljoen. De gemiddelde rekenrente daalde in 2016 van 1,7% eind 2015 naar 1,3% eind 2016. Door de wijziging van de rente stegen verplichtingen met € 62,3 miljoen ten opzichte van eind 2015. De

toename van de verplichtingen werd veroorzaakt door de daling van de gemiddelde rekenrente en

door de lage rentestand van de 1 jaars rente waarmee de verplichtingen worden opgerent (-0,06%) ten opzichte van de gemiddelde rekenrente van 1,3%. Eind 2016 had het pensioenfonds technische voorzieningen ter grootte van € 757,3 miljoen, eind 2015 was dat € 698,7 miljoen. Het vermogen van het pensioenfonds groeide in 2016 met € 61,8 miljoen. Eind 2016 had het pensioenfonds een vermogen van € 830,7 miljoen, eind 2015 was dat € 768,9 miljoen.

Het vermogen nam in absolute zin (nominaal) weliswaar sterker toe dan de verplichtingen, maar niet in relatieve zin (procentueel). Daardoor nam de dekkingsgraad van het pensioenfonds per saldo toch af. Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar:

A PENSIOENFONDS

-VERMOGEN

B TECHNISCHE

VOOR-ZIENINGEN

EFFECT OP EIGEN

VERMOGEN (KOLOM A - B)

DEKKINGS-

GRAAD IN %

Stand per 1 januari 2016

768.962 698.732 70.230 110,1%

Beleggingsresultaten 68.788 -416 69.204 8,3% Wijziging marktrente 0 62.339 -62.339 -8,2% Premiebijdragen 12.335 14.818 -2.483 -0,5% Werknemersgelden expiratie IPR

690

743

-53

0,0%

Herziening overlevingsgrondslag

0,0

609

-609

-0,1%

Uitkeringen -19.584 -19.601 17 0,2% Kosten -630 -582 -48 0,0% Waarde overdrachten -166 -303 137 0,0% Kanssystemen -71 219 -290 0,0% Herverzekering 376 376 0 0,0% Overige 18 397 -379 -0,1%

Stand per 31 december 2016

830.718

757.331

73.387

109,7%

Page 18: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

19

Het actuariële verloop van de dekkingsgraad op basis van de DNB-voorschriften was als volgt:

In percentages 2016 2015

Feitelijke dekkingsgraad per 1 januari 110,1 115,1 0 0

Premie -0,6 -0,6

Uitkering 0,3 0,3

Indexering 0,0 -0,2

Verandering rentecurve -9,0 -5,9

Overrendement 9,9 1,3

Kanssystemen 0,0 0,2

Waardeoverdrachten 0,0 0,0

Kosten 0,0 0,0

Wijziging grondslagen -0,1 0,0

Overige oorzaken -0,9 -0,1

Feitelijke dekkingsgraad per 31 december 109,7 110,1

Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:

Bedragen x € 1.000 2016 2015 2014 2013 2012

Premieresultaat -2.536 -2.956 2.553 2.765 445

Beleggingsresultaat 69.204 9.266 115.262 26.541 68.329

Overig resultaat -63.499 -36.381 -109.738 16.613 -43.713

Totaal 3.169 -30.071 8.077 45.919 25.061

Het negatieve premieresultaat was een gevolg van de systematiek van de 120 maands-middeling voor het vaststellen van de kostendekkende premie ten opzichte van de kosten van

pensioenopbouw in 2016 die wordt berekend met het werkelijke rentepercentage van 2016 (zie ook paragraaf 2.4.5). Het positieve beleggingsresultaat was voornamelijk het gevolg van de stijging van de zakelijke waarden en een stijging van de waarde van de matching portefeuille (de

vastrentende waarden) ten gevolge van de rentedaling. Het overig resultaat was voor het overgrote deel toe te schrijven aan de daling van de marktrente met als gevolg een stijging van de voorziening pensioenverplichtingen (zie ook paragraaf 2.6.1).

2.4.3 DEKKINGSGRAAD

Onder dekkingsgraad wordt verstaan de waarde van de bezittingen van het pensioenfonds, uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen.

Per 31 december 2016 was de actuele nominale dekkingsgraad op basis van de FTK-methode 109,7%. Het FTK gaat echter uit van de beleidsdekkingsgraad: dat is de actuele dekkingsraad van een maand gemiddeld met de ‘actuele’ (lees: niet gemiddelde) dekkingsgraden over de aan die maand voorafgaande 11 maanden. Per 31 december 2016 was de beleidsdekkingsgraad 105,7%.

De beleidsdekkingsgraad is ook bepalend voor het vaststellen van een eventuele tekort-situatie bij het pensioenfonds en dient als uitgangspunt bij het opstellen van een herstelplan.

Het pensioenfonds heeft per 31 december 2016 ook de zgn. reële dekkingsgraad bepaald. De reële dekkingsgraad is berekend als het quotiënt van de hiervoor genoemde beleidsdekkingsgraad en de ‘beleidsdekkingsgraad voor voorwaardelijke toeslagverlening ter hoogte van de minimale verwachtingswaarde voor de groeivoet van het prijsindexcijfer’. De reële dekkingsgraad ultimo 2016 was 86,9%. Het pensioenfonds hanteert de reële dekkingsgraad echter niet als beleidsuitgangspunt.

Page 19: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

20

De verschillende dekkingsgraden ontwikkelden zich de afgelopen jaren als volgt:

in % per 31 december 2016 2015 2014 2013 2012

Feitelijke dekkingsgraad 109,7% 110,1% 115,1% 116,5% 108,0%

Beleidsdekkingsgraad 105,7% 111,9% - - -

Reële dekkingsgraad 86,9% 91,5% - - -

Gemiddelde rekenrente 1,32% 1,68% 1,87% 2,72% 2,43%

Bij deze tabel kan worden opgemerkt dat sinds 2011 DNB een aantal keren de berekening van de te hanteren rentevoet voor het bepalen van huidige waarde van de pensioenverplichtingen heeft

gewijzigd. Ultimo 2012, 2013 en 2014 heeft DNB de rekenrente vastgesteld met een correctie aan de hand van de ultimate forward rate (UFR) vanaf jaar 20 en tevens op basis van het gemiddelde

over de laatste drie maanden. Vanaf 2015 wordt de rentevoet vastgesteld met een correctie aan de hand van de (nieuwe) ultimate forward rate (cUFR) zonder middeling over de laatste drie maanden. De dekkingsgraden sinds 2008 kunnen als volgt grafisch worden weergegeven:

De hiervoor beschreven dekkingsgraad is gebaseerd op de DNB-rente curve (met UFR) en 12 maandsmiddeling. De dekkingsgraad kan ook worden benaderd vanuit de ontwikkeling van de

marktrente. Het jaar 2016 begon met een dekkingsgraad berekend op de marktrente (swapcurve zonder UFR) van 106,5%. De onderstaande tabel laat zien dat de dekkingsgraad met 8,6% daalde als gevolg van 7,2% “rendement” op de voorziening pensioenverplichtingen. Dit renterisico werd deels gecompenseerd door de matchingportefeuille die met een rendement van 8,1% de dekkingsgraad

met 4,2% heeft laten stijgen. Daarbij komt het rendement op de returnportefeuille van 10,5% waardoor de dekkingsgraad met nog eens 5% omhoog ging. Het vermogensbeheer bleek in staat de groei van de verplichtingen meer dan bij te houden en heeft de dekkingsgraad laten stijgen tot 107,1%. Het saldo van premies, uitkeringen en kosten en de overige activa hebben de

95%

100%

105%

110%

115%

120%

125%

dec-0

8

jun

-09

dec-0

9

jun

-10

dec-1

0

jun

-11

dec-1

1

jun

-12

dec-1

2

jun

-13

dec-1

3

jun

-14

dec-1

4

jun

-15

dec-1

5

jun

-16

dec-1

6

Dekkingsgraadontwikkeling pensioenfonds OWASE

actuele nominale dekkingsgraad dekkingstekortgrens

reservetekortgrens beleidsdekkingsgraad (middeling over 12 maanden)

Page 20: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

21

dekkingsgraad, berekend op marktrente (swapcurve zonder UFR), echter alsnog doen dalen tot 105,8%. De dekkingsgraad berekend op marktrente geeft een accuraat en economisch realistisch beeld van de financiële gezondheid van Pensioenfonds Owase. De wetgever schrijft echter voor dat pensioenfondsen de contante waarde van de voorziening pensioenverplichtingen moeten berekenen op basis van de rentetermijnstructuur inclusief ultimate forward rate (UFR) die DNB

publiceert. Die rentecurve daalde ook in 2016 en was voor Pensioenfonds Owase 0,20% hoger dan de swapcurve (de marktrente). Hierdoor steeg de contante waarde van de VPV berekend op de rentetermijnstructuur inclusief de UFR minder en zodoende werd de actuele dekkingsgraad inclusief UFR hoger. Dit effect was per einde 2016 3,9%. Ten slotte moeten pensioenfondsen beslissingen over het verlenen van toeslag of korten van de pensioenen baseren op de beleidsdekkingsgraad, dit is een gemiddelde van de actuele

dekkingsgraden van de voorgaande 12 maanden. Deze beleidsdekkingsgraad daalde in 2016 van 111,9% naar 105,7%.

Aansluiting beleidsdekkingsgraad naar dekkingsgraad op marktrente: In percentages RENDEMENT DEKKINGSGRAAD

Beleidsdekkingsgraad per 31 december 2015 111,9%

Effect 12 maandsmiddeling -1,8%

Feitelijke dekkingsgraad (UFR) 31 december 2015 110,1%

Effect UFR naar marktrente -3,6%

Dekkingsgraad marktrente per 31 december 2015 106,5%

Ontwikkeling voorziening pensioenverplichtingen 7,2% -8,6%

Rendement matching portefeuille 8,1% 4,2%

Rendement return portefeuille 10,5% 5,0%

Rendement overige activa -0,2%

Saldo premies, uitkeringen en kosten -1,1%

Dekkingsgraad marktrente per 31 december 2016 105,8%

Effect UFR naar marktrente 3,9%

Feitelijke dekkingsgraad (UFR) 31 december 2016

109,7%

Effect 12 maandsmiddeling -4,0%

Beleidsdekkingsgraad per 31 december 2016 105,7%

De marktrente daalde over de hele curve. Bijvoorbeeld: de 10 jaars swaprente daalde van 1,00% naar 0,66% en de 30 jaars swaprente daalde van 1,61% naar 1,23%. De gemiddelde marktrente voor de Owase verplichtingen (met een duration van 19,9) daalde van 1,52% naar 1,14%. De daling van de marktrente resulteerde in een 7,2% stijging (“rendement”) van de contante waarde van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). De rentetermijnstructuur van DNB inclusief UFR

daalde voor Owase van 1,68% naar 1,32%. In de beleggingsparagraaf 2.5 wordt nader ingegaan op de analyse van de beleggingsresultaten

ten opzichte van de ontwikkeling van verplichtingen.

2.4.4 RICHTLIJNEN VAN DE NEDERLANDSCHE BANK

Dekkingstekort Van een dekkingstekort is sprake indien de middelen ontoereikend zijn om de voorziening voor de

pensioenverplichtingen en/of de reserve voor algemene risico’s te financieren. Als de beleidsdekkingsgraad beneden de 104,25% (MVEV) zakt is er sprake van een dekkingstekort. Als er 5 jaar lang sprake is van een dekkingstekort, dan moet het pensioenfonds de pensioenen korten (‘afstempelen’). De kortingsmaatregel kan pas na 5 jaar toegepast worden: het ‘afstempelen’ wordt gezien als ‘ultimum remedium’. De korting mag over maximaal 10 jaar worden gespreid. Maar als gebruik wordt gemaakt van deze spreidingsmogelijkheid, dan kan de

Page 21: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

22

korting niet vervallen zodra de financiële situatie is verbeterd: de korting is dus onvoorwaardelijk en zal hoe dan ook verder toegepast moeten worden. Per 31 december 2016 bedroeg de beleidsdekkingsgraad 105,7% zodat er geen sprake was van een dekkingstekort.

Reservetekort Van een reservetekort is sprake indien de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening voor de pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's ook nog de buffers voor beleggingsrisico's en andere bestemde reserves aan te houden. Als de beleidsdekkingsgraad tussen de 104,25% en de reservetekortgrens (VEV) ligt, dan is er sprake van een reservetekort. Het pensioenfonds moet in die situatie een herstelplan indienen bij

DNB. In dat herstelplan moet het fonds de maatregelen vastleggen waarmee de beleidsdekkingsgraad binnen 10 jaar (voor het herstelplan 2016 geldt 11 jaar) weer boven de

reservetekortgrens komt. Het pensioenfonds had begin 2016 (en ultimo 2016 nog steeds) een reservetekort. Het bestuur heeft een herstelplan ingediend bij DNB. Uit de berekeningen in het kader van het herstelplan is naar voren gekomen dat het pensioenfonds ruimschoots binnen de geldende hersteltermijn kan

herstellen naar een beleidsdekkingsgraad boven de reservetekortgrens. Sturingsmiddelen In het herstelplan wordt gebruik gemaakt van het sturingsmiddel toeslagverlening. Als uit het herstelplan zou blijken dat herstel naar de reservetekortgrens niet kan zonder korten,

dan zou een kortingsmaatregel getroffen moeten worden. Deze korting moet direct getroffen worden en mag gespreid worden over maximaal 10 jaar. Deze maatregel is echter niet onvoorwaardelijk en kan dus vervallen zodra de korting niet langer noodzakelijk is. Het kan in de praktijk mogelijk lang duren voor de korting gerepareerd kan worden, eerst dienen alle (inhaal)indexaties toegekend te worden.

De kritieke dekkingsgraad van het pensioenfonds o.b.v. de wettelijke parameter-set was ultimo

2016 85%: dat betekent dat herstel binnen 10 jaar pas niet meer mogelijk is als de dekkingsgraad onder de 85% zakt. De kritieke dekkingsgraad o.b.v. een meer voorzichtige parameter-set (overrendement van 2,5%) was ultimo 2016 93%. In deze berekeningen werd er van uitgegaan dat er in de periode waarvoor het herstelplan wordt opgesteld geen enkele indexatie wordt verleend. Evenwichtige belangenbehartiging

In het herstelplan wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid de toeslagverlening te korten om tot herstel te komen. Alle deelnemers worden door deze maatregel getroffen. Het bestuur is van mening dat met dit beleid recht wordt gedaan aan het uitgangspunt van evenwichtige belangenbehartiging.

Page 22: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

23

2.4.5 KOSTENDEKKENDE PREMIE VOLGENS DE FTK-METHODE

De pensioenwet en de beleidsregels van De Nederlandsche Bank schrijven voor dat de pensioenpremie ten minste kostendekkend dient te zijn. Het gaat hierbij om de kosten van de opbouw van de nominale pensioenaanspraken en om de uitvoeringskosten. De kostendekkende premie fluctueert van jaar tot jaar, mede als gevolg van wijziging van het rentepercentage. Werkgevers en werknemers betalen momenteel voor de OWASE CDC-pensioenregeling gezamenlijk een pensioenpremie van 30% van de pensioengrondslag(som). Deze 30% is de premie die het pensioenfonds daadwerkelijk in rekening brengt. Voor zover de in 2016 ontvangen premies hoger

zijn dan de kostendekkende premie is het meerdere aangewend voor de (gedeeltelijke) reparatie van de opbouwverlaging (gesplitste kortingsregel), die in 2013 moest worden doorgevoerd.

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Zuiver kostendekkende premie 18.642 19.231

Gedempte kostendekkende premie 13.090 12.993

Feitelijke premie 13.177 13.046

Zuiver kostendekkende premie vs. gedempte kostendekkende premie Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen de zuiver kostendekkende premie en de gedempte

kostendekkende premie. De zuiver kostendekkende premie wordt jaarlijks op 31 december vastgesteld voor het gehele komende jaar op basis van de rekenrente over december. Het pensioenfonds hanteert naast de zuiver kostendekkende premie ook een gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie is voor het bestuur en de sociale partners het uitgangspunt bij de vaststelling van de pensioenpremie die daadwerkelijk in rekening wordt gebracht. Ook de gedempte kostendekkende premie wordt in beginsel jaarlijks op 31 december voor het komende jaar vastgesteld, maar op basis van de gemiddelde rekenrente over

de voorliggende periode van 120 maanden (10 jaar). De zgn. dempingsperiode van 120 maanden is een eigen keuze van het pensioenfonds. Over de laatste 10 jaar is sprake van een dalende rente, naar verwachting zal in 2017 de rentevoet voor het bepalen van de gedempte kostendekkende

premie verder dalen zodat na 2017 minder opbouw zal kunnen worden toegekend dan de toe te kennen maximale opbouw van 1,875%. De verschillende premies en gebruikte rentes over de jaren 2015-2017 zijn:

Premie overzicht 2017 2016 2015

Zuiver kostendekkende premie 43,3% 38,6% 36,4% Gedempte kostendekkende premie 29,4% 26,8% 25,8% Feitelijke premie 30,0% 30,0% 30,0%

Rentevoet zuiver kostendekkende premie 1,54% 1,91% 2,19% Rentevoet gedempte kostendekkende premie 3,05% 3,34% 3,56%

De dempingsperiode van 120 maanden voor het bepalen van de rentevoet van de gedempte kostendekkende premie daalt door de voortschrijdende daling van de rente. NB. de

kostendekkende premiepercentages zijn exclusief de reparatie van de opbouw (de premiebedragen

in de eerdere tabel zijn inclusief die reparaties). In onderstaande tabel wordt de toegekende en eventueel achterstallige opbouw toegelicht:

2017 2016 2015 2014 2013

Feitelijk premie hoger dan gedempte kostendekkende premie

0,6% 3,2% 4,2% Nee Nee

Toe te kennen opbouw 1,875% 1,875% 1,875% 1,84% 2,15% Toegekende opbouw 1,875% 1,875% 1,875% 1,75% 1,65% Achterstand opbouw 0,09% 0,50% Reparatie in 2015 0,28% Reparatie in 2016 0,19% Achterstand na reparaties 0,09% 0,03%

Page 23: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

24

Toelichting op jaar 2015 en 2016

De premie voor 2016 (en 2015) was ruim kostendekkend. Dat was het gevolg van het door het bestuur in 2014 genomen besluit om de dempingsperiode van de rekenrente voor de berekening

van de kostendekkende premie te verlengen van 12 naar 120 maanden. Het overschot werd aangewend om de kortingen van de pensioenopbouw uit het verleden deels te repareren. Met het overschot dat beschikbaar was voor de reparatie, kon in 2016 0,19% (en in 2015 0,28%) van de toegepaste verlaging van 0,5% van 2013 worden gerepareerd, waarbij voor die reparatie dezelfde gedempte systematiek werd toegepast als voor de huidige pensioenopbouw (120 maandsmiddeling), waarbij echter wel de in 2013 nog geldende pensioenleeftijd van 65 jaar als

uitgangspunt werd gehanteerd. Deze ‘reparatie’ gold voor alle deelnemers van wie de opbouw in 2013 werd verlaagd, dus ook voor de personen die inmiddels met pensioen zijn gegaan. Het bestuur streeft er naar de achterstand van 0,03% over 2013 en 0,09% over 2014 te repareren zodra dat uit de premieruimte mogelijk is.

2.4.6 AMBITIENIVEAU

Risicohouding van het pensioenfondsbestuur Het pensioenfondsbestuur is zich bewust van de afweging die voortdurend gemaakt moet worden

tussen risico en rendement. Zonder beleggingsrisico kan geen rendement worden gerealiseerd, waardoor geen indexaties kunnen worden verleend, waardoor geen adequaat pensioen opgebouwd kan worden. Door de nieuwe wetgeving en de lage rekenrente is de indexatieverwachting voor de komende jaren in relevante mate afgenomen: het pensioenfonds heeft de indexatieambitie van 80%-100% naar beneden bij moeten stellen naar 60%-80%. Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds biedt naar het oordeel van het bestuur een goede balans tussen risico en

rendement. Grenzen en bandbreedtes De risicohouding van het fonds voor de korte termijn komt volgens het Besluit FTK tot uitdrukking in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een brandbreedte hiervoor. De reservetekortgrens ligt per 1 januari 2016 bij ca. 120% op basis van de strategische beleggingsmix (zie paragraaf

3.5.12 op pagina 61). Als voor die mix wordt uitgegaan van een minimaal risico, dan zou de grens

bij ca. 115% liggen. En als voor die mix wordt uitgegaan van een maximaal risico, dan zou de grens bij ca. 125% liggen. Het vereist eigen vermogen heeft momenteel dus een bandbreedte tussen plus en min 5%-punt. Die bandbreedte past naar het oordeel van het bestuur bij de afweging die momenteel tussen risico en rendement gemaakt moet worden. De risicohouding van het fonds voor de lange termijn komt volgens het Besluit FTK tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets. In de zomer

van 2015 heeft het pensioenfonds een zgn. aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd bij de CDC-pensioenregeling, zoals die per 1 januari 2015 is afgesproken door sociale partners. In deze aanvangshaalbaarheidstoets is vastgesteld wat het gemiddeld verwachte pensioenresultaat (50e percentiel) en het verwachte pensioenresultaat in een slechtweerscenario (5e percentiel) zijn en is daarnaast beoordeeld of het pensioenfonds voldoende herstelkracht heeft en of het premiebeleid realistisch en haalbaar is. Voor het bepalen van de ondergrens en de maximale afwijking werd

uitgegaan van pensioenresultaten met een vaste toeslagrealisatie van 60% (ondergrens indexatieambitie) en een vaste opbouwrealisatie van 80% (ondergrens opbouwambitie), zonder

kortingen, reparaties of inhaalindexaties. Het pensioenresultaat is wettelijk voorgeschreven als: ‘De verhoudingsbreuk tussen 1. de verwachte pensioenuitkeringen en 2. de pensioenuitkeringen die het pensioenfonds zou doen indien nooit verminderingen hoeven te worden doorgevoerd en

indien jaarlijks volledige pensioen opbouw plaatsvindt en volledig toeslag wordt verleend op basis van prijsindexcijfers.’ Voor de berekeningen in de haalbaarheidstoets worden de deelnemers in het pensioenfonds ingedeeld in leeftijdsgroepen en worden de verwachte pensioenresultaten per leeftijdsgroep berekend. Het (naar aantallen deelnemers) gewogen gemiddelde van de leeftijdsgroepen is het verwachte pensioenresultaat op pensioenfondsniveau.

Page 24: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

25

Op basis van de uitkomsten van de aanvangshaalbaarheidstoets heeft het pensioenfondsbestuur de volgende ondergrenzen voor het pensioenresultaat bepaald:

Uitgangspositie Te kiezen ondergrens Aanvangsmoment 2015

Haalbaarheids-toets 2016

Gekozen ondergrens

vereist eigen vermogen (VEV)

ondergrens bij verwacht pensioenresultaat op fondsniveau vanuit het VEV

verwachting vanuit het VEV

100,6%

n.v.t.

89%

feitelijke positie ondergrens bij verwacht pensioenresultaat op fondsniveau vanuit de feitelijke positie

verwachting vanuit de feitelijke positie

99,5%

100,0%

89%

feitelijke positie maximale afwijking van pensioenresultaat op fondsniveau in slechtweer-scenario: (1 -/- (resultaat 5e percentiel / resultaat 50e percentiel))

30,0%

29,3%

37%

Jaarlijks voert het pensioenfonds in het tweede kwartaal de haalbaarheidstoets uit volgens het door DNB voorgeschreven model en met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde economische scenariosets en rekenregels. Ook in 2016 heeft het pensioenfonds deze jaarlijkse haalbaarheidstoets uitgevoerd. Het pensioenresultaat (op fondsniveau) van 100,0% valt ruim boven de vastgestelde ondergrens van 89% en de maximale afwijking in het slechtweerscenario van 29,3% ligt ruim onder de vastgestelde grens van 37%. Het fonds voldoet hiermee aan de

normering van de pensioenresultaten die in 2015 werd vastgesteld op basis van de aanvangshaalbaarheidstoets. Indien de uitkomsten van de haalbaarheidstoets in enig jaar onder de hierboven genoemde grens

van 89% komt te liggen, of boven de maximale afwijking van 37%, dan treedt het pensioenfondsbestuur in overleg met de sociale partners om het ambitieniveau van het fonds (opnieuw) af te stemmen op de risicohouding van het fonds (en van de sociale partners), waarbij

tevens wordt bekeken of het nodig dan wel wenselijk is om de financiële opzet van het pensioenfonds bij te stellen. Bij ingrijpende voorgenomen wijzigingen in het beleggingsbeleid, de premiefinanciering of de CDC-pensioenregeling zal een nieuwe aanvangshaalbaarheidstoets worden uitgevoerd. Ambitieniveau Het beleid van het fonds is niet gericht op het realiseren van een hoge dekkingsgraad: elke

dekkingsgraad boven het niveau van volledige indexatieverlening (ca. 123%) wordt gelijk gewaardeerd. De indexatieambitie van het fonds is 60-80%, dat houdt in: minimaal 60% looninflatie resp. 60% prijsinflatie over een periode van 15 jaar. De opbouwambitie van het fonds is 80-100%, dat houdt in: minimaal 80% opbouw realiseren over een periode van 15 jaar (o.a. door een stabiele kostendekkende premie). Het beleggingsbeleid dient op het ambitieniveau van het fonds afgestemd te worden: het fonds

dient rekening te houden met en in te spelen op negatieve scenario’s en te voorkomen dat de

dekkingsgraad onder het niveau komt waarbij zonder korten geen herstel meer mogelijk is (de kritieke dekkingsgraad: momenteel ca. 85%), o.a. door diversificatie van de portefeuille, door het bepalen en maandelijks monitoren van tracking errors. Bij gelijke uitkomsten heeft het fonds een voorkeur voor een simpele strategie.

Page 25: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

26

2.4.7 HERVERZEKERING

In de financiële opzet van het pensioenfonds wordt rekening gehouden met normaal voorkomende risico’s. Het risico voor het pensioenfonds van vroeg overlijden (‘kort leven’) is dan ook opgenomen in de financiële opzet en dus ook in de vastgestelde pensioenpremie. Voor het risico voor het pensioenfonds van arbeidsongeschiktheid geldt dit eveneens. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van de risico’s als gevolg van uitzonderlijke situaties van overlijden en arbeidsongeschiktheid een herverzekering afgesloten bij ElipsLife AG. De

herverzekering bestaat uit een combinatie van een stoploss dekking tot een bepaald kapitaal per verzekerde bij overlijden (€ 1 mln.) en bij arbeidsongeschiktheid (€ 1 mln.) en een proportionele (per persoon) dekking van kapitalen boven deze grenzen. Voor het stoploss gedeelte van de herverzekering geldt een eigen risico voor het fonds van € 1,34 mln. Bij een totale schade in enig jaar boven het eigen risico keert ElipsLife uit tot een bepaald maximum per jaar. Bij elke schade boven de proportionele dekking wordt het verzekerde kapitaal meteen uitgekeerd. In 2016 is een

uitkering van € 0,03 mln. ontvangen, in 2015 een uitkering van € 0,01 mln.

2.4.8 UITVOERINGSKOSTEN

In de jaarrekening worden in toelichting 20 (pagina 70) de pensioenuitvoeringskosten toegelicht. Op basis van deze uitgaven en (deels) niet zichtbare kosten van beleggingen zijn de kosten van het fonds weer te geven, zoals vermeld in onderstaande tabel. In deze opstelling wordt bij de kosten van de beleggingen geen inschatting gemaakt van de transactiekosten van de onderliggende beleggingsfondsen. De kosten zijn gebaseerd op de gerapporteerde kosten (de zogenaamde Total Expense Ratio).

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Onderverdeling uitvoeringskosten

Administratiekosten 694 764

Bestuursondersteuning 340 301

Communicatiekosten 139 154

Bestuurskosten 299 298

Pensioenadministratiekosten 1.472 1.517

Directe kosten beleggingen 897 980

Indirecte kosten beleggingen 1.959 1.892

Kosten beleggingen 2.856 2.872

Totaal uitvoeringskosten 4.328 4.389

Het totaal van de uitvoeringskosten zit op het zelfde niveau als in 2015. Een gedetailleerde toelichting op de pensioenadministratiekosten is opgenomen op pagina 70.

Op basis van de Aanbeveling van de Pensioenfederatie zijn uit deze gegevens de volgende kengetallen te berekenen:

2016 2015

Aantal deelnemers actief en gepensioneerd 2.817 2.850 Kosten pensioenadministratie per deelnemer 523 532 Kosten beleggingen per deelnemer 1.014 1.008 Totaal Pensioenverplichtingen (x € 1.000) 757.331 698.732 Totaal kosten in % van verplichtingen 0,561% 0,628%

Page 26: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

27

De kosten van de beleggingen zijn te verdelen in actief en passief beheer en weer te geven als onderstaande kengetallen:

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Actief / passief beheer Kosten actief beheer 2.224 2.187 Kosten passief beheer 632 685

Totaal 2.856 2.872

Gemiddeld belegd vermogen Actief beheer 545.796 508.544 Passief beheer 276.332 275.859

Totaal 822.128 784.403

Kosten in % belegd vermogen Kosten actief beheer 0,408% 0,430% Kosten passief beheer 0,229% 0,248%

Totaal 0,347% 0,366%

De kosten bestaan uit de management- en service vergoedingen voor het beheer van de beleggingsfondsen en de kosten van Owase voor beleggingsondersteuning, administratie en

transacties van Owase zelf, zoals opgenomen in de volgende tabel. De beheerkosten van de beleggingsfondsen zijn verwerkt in het beleggingsresultaat, voor OWASE zijn deze niet direct te specificeren, deze kosten zijn benaderd op basis van de total expense ratio van de fondsen en het gemiddeld belegd vermogen. De kosten van transacties binnen de beleggingsfondsen zijn niet bekend en daarom niet opgenomen in de kosten van de beleggingen in de paragrafen 3.5.4 en 3.5.17 van de toelichting op de jaarrekening.

De toelichting op de vermogensbeheerkosten in het bestuursverslag wijkt op onderdelen af van de kosten zoals gepresenteerd in de jaarrekening. In de jaarrekening worden alleen kosten

verantwoord die direct bij het pensioenfonds in rekening zijn gebracht, overeenkomstig de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. In de volgende tabel is de aansluiting tussen de vermogensbeheerkosten zoals gepresenteerd in

het bestuursverslag en de kosten zoals opgenomen in de jaarrekening weergegeven.

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Kosten beleggingen Beleggingsondersteuning 473 439 Kosten beleggingsadministratie en transacties 122 162 Beheervergoedingen 2.178 2.190 Overige kosten 0 81

Totaal kosten opgenomen in de jaarrekening 2.773 2.872

Kosten gesaldeerd met indirecte beleggingsopbrengsten 83 0

Totaal kosten beleggingen in bestuursverslag 2.856 02.872

2.4.9 VOORUITZICHTEN 2017

Het beleid van het pensioenfondsbestuur is gericht op herstel van de vermogenspositie en van de dekkingsgraad. Een daling van de dekkingsgraad kan echter niet worden uitgesloten. De huidige trend van de steeds verder dalende rente baart het bestuur zorgen. Deze daling heeft gevolgen

voor zowel de ontwikkeling van de dekkingsgraad als voor de hoogte van de rekenrente die voor de berekening van de (gedempte) kostendekkende premie wordt gehanteerd.

Page 27: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

28

2.5 BELEGGINGEN PARAGRAAF

2.5.1 ALGEMEEN EN BELEGGINGSPROCES

Het bestuur bepaalt de hoofdlijnen van het te voeren beleggingsbeleid door middel van de vaststelling van de lange termijn ALM-benchmark. Hiertoe wordt periodiek een Asset Liability Management (ALM) studie uitgevoerd. In een ALM-studie worden, op basis van bepaalde uitgangspunten, lange termijn prognoses gemaakt waarbij de ontwikkelingen van de bezittingen en

de verplichtingen tegen elkaar worden afgezet. Op basis van de uitkomsten van deze ALM-studie worden vervolgens de hoofdlijnen van het beleggingsbeleid opnieuw vastgesteld. Er is een indeling gemaakt naar matchingportefeuille (beleggingen die de ontwikkeling van de verplichtingen moet volgen, ofwel gericht op het afdekken van de rentegevoeligheid van de verplichtingen) en return portefeuille (gericht op het realiseren van additioneel resultaat).

Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingesteld. De heer J. Boot van Insinger de Beaufort is

de beleggingsadviseur van het pensioenfonds. Willis Towers Watson verzorgt de risico- en performancerapportages. Het pensioenbureau verzorgt de beleggingsrapportages en voert - op basis van de besluiten van het bestuur en van de beleggingscommissie - de wijzigingen in de beleggingsportefeuille door. Het pensioenbureau zorgt tevens voor de ambtelijke ondersteuning, de beleidsvoorbereiding en coördineert de beleggingsadministratie.

De SAA-beheerruimte geeft aan binnen welke marges de beleggingscommissie, na advies van de beleggingsadviseur, op strategisch niveau mag afwijken van de ALM-benchmark. Dit SAA-beheer (Strategische Asset Allocatie-beheer) is gebaseerd op de verwachtingen op middellange termijn en de timing van de strategische aanpassingen. De SAA-benchmark die - binnen de door het bestuur aangegeven bandbreedte - door de beleggingscommissie wordt vastgesteld, wordt opgesplitst in mandaten die door mandaatbeheerders deels op actieve wijze worden beheerd. Ook de implementatie hiervan en de aansturing van de mandaatbeheerders is de verantwoordelijkheid van

de beleggingscommissie, ondersteund door de beleggingsadviseur, door Willis Towers Watson en door het pensioenbureau. De behaalde rendementen van de ALM-benchmark, de SAA-benchmark en de mandaten worden gemeten zodat duidelijk wordt hoe het behaalde pensioenfondsrendement is opgebouwd en op basis van welke beslissingen dit rendement tot stand is gekomen.

In aanvulling op de hier voor genoemde beheersmaatregelen wordt tevens het solvabiliteitsrisico

vooruitkijkend (ex-ante) door het pensioenfonds berekend. Met behulp van het verwachte rendement en risico van de beleggingsportefeuille wordt ieder kwartaal een inschatting gemaakt van het risicoprofiel van de dekkingsgraad. Zo wordt het verschil tussen het verwachte rendement van de beleggingen ten opzichte van de ontwikkeling van de verplichtingen (ook wel de ex-ante tracking error genoemd) bepaald, alsmede de binnen een jaar verwachte minimale hoogte van de dekkingsgraad op basis van een bepaalde zekerheid (97,5%) (ook wel de dekkingsgraad-at-risk genoemd). Willis Towers Watson berekent dit per kwartaal. De beleggingscommissie toetst of het

ex-ante risicoprofiel nog binnen de bandbreedte van de ALM-benchmark ligt. Deze toets wordt voorafgaand aan iedere beleggingstransactie uitgevoerd. In de beleggingsrapportages wordt per kwartaal over diverse risicokarakteristieken gerapporteerd. Voorbeelden hiervan zijn analyse naar belangen in individuele bedrijven, spreiding van de beleggingsportefeuille over landen en sectoren, samenstelling van de matching portefeuille naar credit rating en kasposities binnen de diverse beleggingsfondsen. Op deze wijze is er beter zicht op

ontwikkelingen en risico’s van de beleggingen.

2.5.2 BELEGGINGSKLIMAAT EN HET BELEGGINGSRESULTAAT

De mondiale economische groei liet in 2016 een voorzichtige verbetering zien. Deze kwam het sterkst tot uiting in de Verenigde Staten. Naar het einde van het jaar leek de verbetering van de economische activiteit aan kracht te winnen en ook wat te verbreden naar andere regio’s. Naar verwachting zet deze trend in 2017 door. Ook de inflatie liep in de meeste regio’s weer wat op, zij het vanaf zeer lage niveaus. Deze stijging werd onder andere gedreven door hogere

grondstoffenprijzen. Echter, de stijging van de onderliggende inflatie (dit wil zeggen exclusief voedsel en energie) bleef beperkt als gevolg van nog steeds ruime overcapaciteit in de meeste regio’s. De economie van de VS was hierop een uitzondering met een stijgende kerninflatie, veroorzaakt door onder meer hogere lonen.

Page 28: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

29

Diverse belangrijke politieke gebeurtenissen vonden plaats, zoals het Brexit referendum en de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Beiden resulteerden in een afwijzing van de status quo. De onverwacht positieve stem van het Verenigd Koninkrijk om de EU te verlaten in juni, evenals de verkiezing van Donald Trump als Amerikaanse president ten koste van Hillary Clinton, veroorzaakten aanzienlijke marktvolatiliteit. Het Italiaanse referendum, de vluchtelingencrisis en de beweeglijkheid van de olieprijzen droegen eveneens bij aan de onzekerheid op de markten.

Een andere belangrijke invloed op de markten in 2016 was het wereldwijde monetaire beleid. Gedurende het jaar bleef het monetaire beleid verruimend en daarmee ondersteunend aan de economische groei behalve in de Verenigde Staten waar de Federal Reserve ervoor koos om de tarieven in december 2016 te verhogen met 0,25%. De Bank of England verlaagde de rente voor het eerst sinds 2009 ondanks de verwachting voor een renteverhoging aan het begin van 2016. De Europese Centrale Bank liet de rentetarieven marginaal dalen tot -0,4%. De ECB breidde tevens

haar kwantitatieve verruimingsprogramma uit tot december 2017 en verhoogde het bedrag voor opkoop van obligaties van maandelijks € 60 miljard naar € 80 miljard. De Bank of Japan verlaagde

begin 2016 haar tarieven tot -0,1%. Weerslag op financiële markten Aandelen markten Het grootste deel van de aandelenindices in de ontwikkelde markten sloot het jaar af met positieve

resultaten gemeten in de lokale valuta. Ondanks (of juist dankzij) Brexit behaalden aandelen in het Verenigd Koninkrijk de grootste winst met 19,8% ten opzichte van december 2015, gevolgd door sterke resultaten in de VS, Pacific ex Japan en de eurozone. Japanse aandelenkoersen daarentegen sloten het jaar vrijwel onveranderd. De opkomende markten eindigden 2016 eveneens in de plus, hoewel de versterking van de dollar die volgde op de Amerikaanse verkiezingen schadelijk was voor de prestaties in het laatste kwartaal. Rusland en Brazilië herstelden aanzienlijk terwijl de

Chinese aandelen over het gehele jaar een bescheiden stijging lieten zien. Rente markten Staatsobligaties in de ontwikkelde landen kenden een volatiel jaar, maar de meeste markten ontwikkelden zich over heel 2016 positief. De rente op de Duitse 10-jaars staatsobligatie daalde

met 0,43% en de 30-jarige yield daalde met 0,54%. De rest van de eurozone ontwikkelde zich in lijn met Duitsland, met als uitzondering Italië. Amerikaanse staatsobligaties daarentegen eindigden

het jaar in de rode cijfers, als gevolg van beloften van Donald Trump ten aanzien van expansief begrotingsbeleid en de eerste Federal Reserve renteverhoging in 12 maanden. Het rendement op de 10-jarige Treasury steeg met 0,16%. De 30-jaars obligaties bleven grotendeels onveranderd over het hele jaar. De prestaties van bedrijfsobligaties waren over de gehele linie positief, met name voor de high yield markt. De investment grade obligatierente in Engeland daalde met 0,93% in 2016, gevolgd door Europa en de VS, die respectievelijk 0,55% en 0,25% daalden. De daling van de spreads werd vooral gedreven door de lage liquiditeit in de zakelijke markt. Veel beleggers

zoeken naar extra rendement in de huidige laag rentende omgeving. In de categorie high yield leidde de VS de markt met een daling van 2,6% in yield, gevolgd door Europa met een daling van 1,24%. Harde valuta obligaties van opkomende markten deden het ook bijzonder goed ondersteund door de stijging van de olieprijs met ruim 10% rendement. Grondstoffen

De olieprijs steeg in 2016 na een zeer negatief 2015. De prijs van ruwe olie steeg met 44,8% na de toezegging van de OPEC om de olieproductie terug te brengen. De categorieën industriële

metalen en koper deden het eveneens goed, met name op basis van de verwachtingen van fiscale stimulering in de VS en de mogelijkheid van een wereldwijde overgang van monetaire naar budgettaire stimulansen. Valuta

De sterkste verandering vond plaats in de verhouding Mexicaanse Peso ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De peso werd 20,6% minder waard als gevolg van Donald Trump's beleidsaankondigingen met betrekking tot Mexico, zoals de campagne voor het beëindigen van de NAFTA-handelsovereenkomst en de bouw van een muur langs de Mexicaanse grens. De Amerikaanse dollar steeg per saldo met 2,9% ten opzichte van de euro. Het besluit van Groot-Brittannië om de Europese Unie te verlaten en de onzekerheid die volgde, zorgde voor een daling van de Pound Sterling (hierna GBP) van ongeveer 14% ten opzichte van de euro.

Page 29: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

30

Terugblik op verwachtingen voor 2016 Reflecterend op de geuite verwachtingen in het jaarverslag 2015 kan worden opgemerkt dat het jaar 2016 zich in lijn met de verwachtingen ontwikkelde. Een bewogen en enerverend jaar voor de wereldwijde financiële markten. Na een valse start in januari namen risicopremies voor kredietmarkten snel weer af en konden de meeste aandelenmarkten na een rally in het vierde kwartaal het jaar met een positief redendement afsluiten.

Het herstel in diverse grondstofmarkten zoals olie en goud en de daaraan gerelateerde valuta zoals de Braziliaanse Reaal en de Zuid-Afrikaanse Rand kwam als een verrassing en het pensioenfonds kon met bescheiden posities in aandelen van opkomende landen slechts beperkt profiteren. De US-dollar (hierna USD) vertoonde wel veerkracht maar de opmars van 2014 en 2015 is enigszins een halt toegeroepen.

2.5.2.1 TRANSACTIES 2016

In het jaar 2016 zijn de volgende transacties uitgevoerd.

MAAND AAN- OF

VERKOOP

SOORT BELEGGINGEN BEDRAG

Februari Aankoop High Yield obligaties € 2,5 miljoen Juni Aankoop Aandelen Verenigde Staten Amerika € 10 miljoen Aankoop Aandelen Europa, exclusief Groot Brittannië € 10 miljoen Ruiling Herziening samenstelling rente afdekking November Verkoop High Yield obligaties € 10 miljoen Ruiling Herziening samenstelling rente afdekking

In februari 2016 werden high yield obligaties aangeschaft omdat de lange rente een daling liet zien terwijl er sprake was van een koersdaling van high yield obligaties.

Na de uitslag van het Brexit-referendum in juni daalden de koersen van Europese en Amerikaanse aandelen. Deze koerscorrectie en de kleine onderweging naar aandelen werd aangegrepen om de relatief grote kaspositie af te laten nemen en te beleggen in deze twee markten.

In juni werd, door het oplopende renteverschil tussen staatsobligaties van Oostenrijk en België ten opzichte van de Nederland, besloten tot een gedeeltelijke ruiling tussen Nederland en deze landen. Het rendement op staatsobligaties van deze landen is hoger dan op Nederlandse staatsobligaties met een vergelijkbare looptijd. In november werd besloten tot een wijziging van de renteafdekking. Doordat de rente verschillen

tussen de swap rente en de rente op staatsobligaties duidelijk waren afgenomen, werd een deel van de staatsobligaties verkocht en belegd in een geldmarktfonds en werden rente swaps afgesloten om de gewenste renteafdekking op niveau te houden. Eveneens werd een deel van de high yield obligaties verkocht. Het renteverschil met risicovrije leningen als staatsobligaties is in 2016 gedaald. Het niveau van november werd gezien als een dieptepunt in de markt. Dit gecombineerd met een overweging ten opzichte van de ALM weging,

waren de redenen voor verkoop waarbij de normweging in lijn is gebracht met de ALM.

2.5.3 PERFORMANCE-ANALYSES

De voorziening pensioenverplichtingen nam over 2016 toe met 7,2%. Dit komt overeen met de performance van de matchingportefeuille (6,9%) gecorrigeerd voor het negatieve rendement op liquiditeiten (-0,3%). Het rendement van de totale beleggingsportefeuille kwam uit op 9,1% inclusief het resultaat van

de valutahedge. Het vermogensbeheer heeft daarmee een overrendement behaald van 1,9% ten opzichte van het rendement op de voorziening pensioenverplichtingen. De valuta afdekking droeg 0,9% negatief bij aan het resultaat.

Page 30: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

31

Het totaal rendement exclusief de valuta afdekking was 10,0%. Het rendement op de ALM-benchmark was 9,7%. Uit nadere beschouwing blijkt dat de beleggingsfondsen 1,4% outperformance behaald hebben ten opzichte van hun (SAA)-benchmark. De bijdrage van de tactische asset allocatie ten opzichte van de ALM-benchmark was 1,1% negatief.

RENDEMENT

Voorziening pensioenverplichtingen 7,2% Outperformance 1,9%

Totale portefeuille inclusief valutahedge 9,1% Resultaat valuta hedge -0,9%

Totale portefeuille exclusief valuta hedge 10,0% Resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 1,4%

SAA-benchmark 8,6% Resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie (afgerond) -1,1%

ALM-benchmark 9,7%

De bijdrage van SAA en mandaatbeheer zijn afzonderlijk weergegeven in onderstaande tabel met de performance over 2016.

PERFORMANCEOVERZICHT 2016

FEITELIJK

E

PO

SITIE

PER

31

-12

-20

16

ALM

-

BEN

CH

MA

RK

REN

DEM

EN

T

PO

RTEFEU

ILLE

REN

DEM

EN

T

ALM

-

BEN

CH

MA

RK

BIJD

RA

GE S

AA

BIJD

RA

GE

MA

ND

AA

T-

BEH

EER

Beleggingscategorie (in %) (in %) (in %) (in %) (in %) (in %)

Staatsobligaties en andere beleggingen in de QIF

36,1 40,0 10,4 8,0 -0,7 3,1

Bedrijfsobligaties 9,6 10,0 4,7 4,3 0,1 0,3

Liquiditeiten 0,9 0,0 0,0 -0,3 0,0 0,3

Totaal matchingportefeuille 46,6 50,0 8,1 6,9 -0,8 2,0

Bedrijfsobligaties return 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

Aandelen Developed Markets 44,4 36,0 11,0 11,0 -1,2 1,3

Aandelen Emerging Markets 3,7 4,0 11,1 14,8 -3,3 -0,3

Indirect onroerend goed 3,5 2,5 2,3 -7,8 9,5 0,6

Commodities 0,0 2,5 0,0 31,9 -31,9 0,0

Obligaties Emerging Markets 0,0 2,5 0,0 13,5 -13,5 0,0

High Yield credits 2,7 2,5 10,6 16,5 -0,8 -5,2

Totaal returnportefeuille 54,6 50,0 10,5 11,8 -1,9 0,5

Totaal excl. valuta-afdekking 101,2 10,0 9,7 -1,2 1,4

Totaal incl. valuta-afdekking 100,0 9,1 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Page 31: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

32

In deze tabel is het totaal van het benchmarkrendement na valuta afdekking niet beschikbaar aangezien het valuta resultaat niet nader kan worden toegerekend in het benchmarkrendement. Bijdrage SAA en mandaat beheer aan portefeuille rendement Het rendement ALM benchmark wordt bepaald op basis van benchmark gewicht en het ALM benchmark rendement. Het rendement van de SAA wordt bepaald op basis van feitelijke gewicht

en het SAA benchmark rendement. Het verschil met het rendement van de ALM benchmark wordt weergegeven in de kolom bijdrage SAA. De bijdrage van de mandaatbeheerder wordt berekend uit het verschil tussen het werkelijke rendement en het SAA benchmark rendement vermenigvuldigd met het feitelijk gewicht. De bijdrage mandaatbeheer wordt veroorzaakt doordat de beheerders een relatief rendement ten opzichte van de SAA benchmark behalen en geeft daarmee een indruk van de performance van het

beheer op fondsniveau.

Het fonds heeft een aantal beleggingen met passief beheer en actief beheer. Het actief beheer kent twee vormen: tactische asset allocatie waarbij beleggingscategorieën worden onder- of overwogen ten

opzichte van de ALM-benchmark; selectie van beleggingen binnen actieve beleggingsfondsen.

Toelichting tactische asset allocatie De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor de tactische asset allocatie. De commissie heeft daarvoor de volgende beleidsruimte gekregen van het bestuur: onder- en overwegingen van beleggingscategorieën en de renteafdekking moeten vallen binnen

de minimum en maximum grenzen van de ALM/SAA-benchmark;

het vereist eigen vermogen is minimaal 15% en maximaal 25% (indicatieve bandbreedte, geen ‘harde’ beleidsgrenzen).

Het doel van de tactische asset allocatie is op middellange termijn extra rendement behalen ten opzichte van de ALM-benchmark. Instrumenten die de beleggingscommissie daarvoor kan inzetten zijn:

onder- en overwegen van beleggingscategorieën ten opzichte van de strategische gewichten in de ALM-benchmark en het onder -en overwegen van de renteafdekking;

selecteren van beleggingsfondsen waarvan extra rendement wordt verwacht. Van deze keuzes doet de beleggingscommissie verslag in de ‘TAA-tabel’. In deze tabel worden keuzes gemotiveerd en gedocumenteerd. Zodoende legt de beleggingscommissie verantwoording af aan het bestuur over het gevoerde tactische beleid. Toelichting op selectie van beleggingen binnen de beleggingsfondsen De diverse vermogensbeheerders van de beleggingsfondsen zijn verantwoordelijk voor het beheer

binnen de beleggingsfondsen. Uitzondering hierop vormt het BlackRock Qualified Investment Fund (QIF). Bij deze portefeuille is de vermogensbeheerder alleen verantwoordelijk voor de uitvoering; de actieve selectie wordt gedaan door de beleggingscommissie. De beleggingsfondsen worden deels actief en deels passief beheerd. Dit vindt zijn weerslag in het resultaat, voor 2016 is de SAA benchmark 8,6%. Als gevolg van het

actieve beheer binnen de beleggingsfondsen is het rendement van de beleggingsfondsen 10,0%. De beleggingsfondsen hebben dus 1,4% waarde toegevoegd. Deze outperformance is van de

actieve en passieve beheerders samen. Matching portefeuille De daling van de rente resulteerde in een positief rendement van 8,1% op de matchingportefeuille. Dit is een overrendement van 0,9% ten opzichte van de stijging van de voorziening

pensioenverplichtingen. Dit overrendement is het resultaat van het sterker dalen van de obligatierentes dan de swaprente. De onderstaande tabel laat zien dat de selectie van individuele beleggingen binnen de beleggingsfondsen van deze portefeuille positief was, met name het BlackRock QIF droeg hier aan bij. De tactische asset allocatie was negatief.

Page 32: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

33

MATCHING PORTEFEUILLE RENDEMENT

Voorziening pensioenverplichtingen 7,2%

Outperformance 0,9%

Matching portefeuille zonder valutahedge 8,1%

Resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 2,0%

SAA-benchmark 6,1%

Resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie -0,8%

ALM-benchmark 6,9%

De matchingportefeuille bestaat uit twee hoofd onderdelen: Het BlackRock Qualified Investment Fund (QIF) en bedrijfsobligaties.

BlackRock Qualified Investment Fund Door de daling van swap- en obligatierentes behaalde het BlackRock QIF een rendement van

10,4%. Staatsobligaties hadden daarin een bijdrage van 8,0% als gevolg van rentedaling. Het BlackRock liquiditeitenfonds had een bijdrage van 0,3% en de swaps droegen 2,1% bij. Het BlackRock QIF behaalde daarmee een overrendement als gevolg van selectie van specifieke staatsobligaties van 3,1%. Bedrijfsobligaties

De algemene tendens van de dalende rentes heeft ook een positief effect gehad op de bedrijfsobligaties. Bovendien is de spread van bedrijfsobligaties ten opzichte van staatsobligaties gedaald van 1,34% eind 2015 naar 1,23% per jaareinde. Het resultaat is een positief rendement van 4,7% dat hoger is dan de benchmark (4,4%), hoewel er binnen deze beleggingscategorie verschillen waren in het absoluut rendement van de fondsen. Return portefeuille

RETURN PORTEFEUILLE RENDEMENT

Voorziening pensioenverplichtingen 7,2%

Outperformance 3,3%

Return portefeuille zonder valutahedge 10,5%

Resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 0,5%

SAA-benchmark 9,9%

Resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie -1,9%

ALM-benchmark 11,8%

Credits

De onderhandse lening betreft een verstrekte lening uit hoofde van pensioenrechten door verzekeraar Delta Lloyd. Deze lening kent een vaste rente vergoeding van 4% per jaar en oplopende aflossing. De lening loopt tot en met 2026. Aandelen

De aandelenportefeuille bestaande uit ontwikkelde en opkomende markten behaalde een rendement van 11,0% wat hoger is dan het benchmarkrendement van 9,8%. Het deel ontwikkelde

markten behaalde een 11,0% rendement. Uitschieter was met name het GMO US Quality Equity Fund dat 4,5% overrendement behaalde ten opzichte van zijn benchmark. Het deel opkomende landen deed het met 11,1%. Vooral het iShares MSCI AC Far East ex-Japan fonds was hier debet aan met een underperformance van -0,7%.

Page 33: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

34

Alternatives Deze categorie behaalde een rendement van 5,9% vergeleken met de benchmark van 7,8%. Dit is een diverse categorie die in de praktijk wordt ingevuld door high yield obligaties en indirect vastgoed. Het high yield deel bestaat uit het Stone Harbor High Yield Bond fonds dat met een underperformance van -5,2% significant achterbleef bij de benchmark. Nadelig was het niet beleggen in commodities (vanwege visie dat deze markten sinds 20111 onder druk staan) en

obligaties Emerging Markets (door de fundamentele onzekerheden) werkte nadelig. Het vastgoed deel deed het met 2,3% wel beter dan de SAA benchmark (1,7%), hoewel er binnen vastgoed grote verschillen waren in het absoluut rendement van de twee vastgoedfondsen. Toelichting op de tactische positie per 31 december 2016

Tactische posities ALM BENCHMARK WERKELIJK WERKELIJK 31-12-2016 31-12-2015

BlackRock QIF 40,0% 35,7% 35,0%

Bedrijfsobligaties 10,0% 9,6% 10,2%

Cash en waarde valuta derivaten 0,0% 1,8% 3,4%

Matchingportefeuille 50,0% 47,1% 48,6%

Credits 0,0% 0,3% 0,0%

Staatsobligaties 0,0% 0,0% 0,0%

Aandelen 40,0% 47,5% 44,1%

Alternatives 10,0% 5,1% 7,3%

Returnportefeuille 50,0% 52,9% 51,4%

Rente hedge 45,0% 38,9% 39,9%

In de bovenstaande tabel zijn de actuele posities en de ALM wegingen in hoofdlijnen opgenomen. Een gedetailleerde tabel kan worden gevonden in bijlage 2.

De rentehedge is met 38,9% lager dan de strategische normafdekking van 45%. Reden is dat door de verruimingsprogramma van de ECB de rentecurve wordt gedrukt en de reële rente circa 0% is.

Bij een einde of beperking van dit programma wordt verwacht dat de rente zal stijgen en geprofiteerd kan worden van een lagere dan strategische rente-afdekking. De rentestijging in het vierde kwartaal heeft gezorgd voor een autonome afname van de omvang van de matchingportefeuille waardoor deze onderwogen is ten opzichte van de ALM-benchmark. Dit heeft tot gevolg dat de returnportefeuille is overwogen. De verwachtingen voor de returnportefeuille zijn de komende 6-12 maanden beter dan voor de matchingportefeuille, de overweging wordt voorlopig

gehandhaafd.

2.5.4 DE HUIDIGE ALM-BENCHMARK EN SAA-BANDBREEDTES

Het pensioenfondsbestuur heeft met ingang van 2016 mede op basis van de uitkomsten van de ALM-studie, op basis van de risicohouding van het bestuur, rekening houdende met de risicohouding van de diverse stakeholders, en op basis van de discussies in de bestuursvergadering over deze uitkomsten en risicohouding, het beleggingskader op hoofdlijnen vastgesteld in een ALM- en SAA-benchmark en beheerruimte voor de beleggingscommissie. Dit beleggingskader is

opgenomen in de bijlage op pagina 89.

2.5.5 VOORUITBLIK 2017

De daling van de risicopremies in bedrijfsobligaties gedurende 2016 wijst op gematigde rendementsvooruitzichten voor 2017 in zowel de obligatie- als aandelenmarkten. Bij de huidige lage obligatierenteniveaus wordt een ruim bovengemiddelde kaspositie als prudent gezien. Deze kaspositie verschaft tevens enige flexibiliteit indien de markten gaan bewegen. De volatiliteit in de aandelenmarkten is in het eerste kwartaal van 2017 weer erg laag, de

verwachting is dat in 2017, op basis van de politieke en monetaire beleidswijzigingen door de overheden, perioden van onrust en correcties zullen plaatsvinden op de oplopende trend. De meeste beleggingen worden gezien als “duur’’ en zijn daarmee gevoelig voor lagere groeicijfers dan de huidige verwachtingen.

Page 34: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

35

2.6 ACTUARIËLE PARAGRAAF

2.6.1 ACTUARIËLE ANALYSE VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Premieresultaat

Premiebijdragen 13.867 13.304

Pensioenopbouw -15.371 -15.252

Onttrekking uit premie voor uitvoeringskosten -842 -824

Onttrekking uit premie voor vrijstelling premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid -190 -184

-16.403 -16.260

Interestresultaat

Directe beleggingsopbrengsten 10.651 15.124

Indirecte beleggingsopbrengsten 60.910 -1.892

Rentetoevoeging 416 -1.094

Kosten vermogensbeheer -2.773 -2.872

69.204 -5.858

Overig resultaat

Resultaat op waardeoverdrachten 137 29

Resultaat op levenskansen -290 1.086

Toeslagen 0 -1.399

Wijziging marktrente (ultimo jaar) -62.339 -35.875

Resultaat op kosten -48 -132

Resultaat op uitkeringen 17 -10

Wijziging actuariële grondslagen -609 0

Andere oorzaken -367 -80

63.499 -36.410

Totaal saldo van baten en lasten 3.169 -30.071

Het resultaat op ’andere oorzaken’ betreft voornamelijk het resultaat van flexibilisering (uitruil, uitstel en hoog laag constructies).

2.6.2 UITKOMSTEN VAN DE SOLVABILITEITSTOETS

Bedragen x € 1.000

31-12-2016 UITGEDRUKT

IN DE VPV

Aanwezig vermogen 830.718 109,7% Af: Technische Voorziening -757.331 -100,0% Af: minimaal vereist eigen vermogen (4,25%) -32.187 -4,25%

Dekkingspositie 41.200 5,5% Af: vereist eigen vermogen (excl. minimaal vereist eigen vermogen)

-122.288 -16,2%

Reservepositie -81.088 -10,7%

Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de zgn. strategische assetmix. Deze strategische assetmix is toegelicht op pagina 61. De vermogenspositie is lager dan het vereist eigen vermogen.

Page 35: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

36

2.7 RISICOPARAGRAAF

2.7.1 RISICO- EN BEHEERSINGSBELEID

Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Risicobeheersing en Interne Controle zijn speerpunten van het beleid. Het bestuur heeft in 2011 de beleidscyclus voor het integraal risicomanagement nader uitgewerkt en geïmplementeerd. Alle risicogebieden en de bijbehorende beheersmaatregelen zijn door het bestuur behandeld. Per risicogebied zijn de risico’s

geïdentificeerd, is beleid bepaald, is dat beleid geïmplementeerd en is een adequate monitoring gerealiseerd. Het bestuur heeft een evaluatiekalender vastgesteld, waarin wordt geregeld wanneer van welk risicogebied de beheersmaatregelen nader worden geëvalueerd. Het gaat om de volgende risicogebieden: solvabiliteitsrisico;

matchingrisico;

marktrisico; kredietrisico; verzekeringstechnisch risico; omgevingsrisico; operationeel risico; uitbestedingsrisico;

IT-risico; integriteitsrisico; juridisch risico. Het operationele risico en het IT-risico vallen bij het pensioenfonds onder het uitbestedingsrisico. Niet het pensioenfonds, maar de externe dienstverleners dienen het operationele risico en het IT-risico te beheersen. Het pensioenfonds dient daarover in het kader van zijn uitbestedingsbeleid

goede afspraken te maken met die externe dienstverleners, want het pensioenfonds blijft wel verantwoordelijk voor de beheersing van deze risico’s. De risicogebieden kennen ook subrisicogebieden. In totaal kunnen er 42 (sub)risicogebieden

onderscheiden worden. Voor elk (sub)gebied is een risicokaart - IRM-kaart - aangelegd waarop het risico en de bijbehorende beheersmaatregelen worden beschreven. Op elke kaart wordt een

inschatting gegeven van de kans dat het risico zich voordoet, de impact als het risico zich voordoet en de mate van beheersing van het risico. Ook wordt op elke kaart aangegeven wanneer de kaart wordt geëvalueerd. De verschillende evaluatiemomenten worden aangetekend op de evaluatiekalender. De beleidscyclus is daarmee gerealiseerd en operationeel. Risicobeheersmaatregelen Bij de beheersing van risico’s wordt er naar vier beheersmaatregelen gekeken:

risico-identificatie risicobeleid implementatie en uitvoering van het risicobeleid monitoring van de uitvoering van het risicobeleid Hieronder worden deze vier beheersmaatregelen kort toegelicht.

Risico-identificatie Bij identificatie wordt gekeken in welke mate en op welke wijze het pensioenfonds een bepaald risico geïdentificeerd heeft. De identificatie dient op een systematisch en structureel proces te zijn gebaseerd en het bestuur dient betrokken te zijn bij het hele proces. Het proces dient beschreven en vastgelegd te worden. Risico’s kunnen worden onderscheiden in financiële en niet-financiële risico’s. Bij de identificatie van financiële risico’s zijn ook de gebruikte modellen (bijvoorbeeld een

ALM-model) van belang: welk model is het, is het model state of the art, welke parameters worden gebruikt en zijn die parameters actueel. Risicobeleid De kwaliteit van het risicobeleid als beheersmaatregel wordt bepaald door een adequate vastlegging van de mate waarin en de wijze waarop men het risico wenst te beheersen (acceptatienorm / tolerantiegrenzen). Voor het beleid zijn ook de keuzes die het bestuur ten

Page 36: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

37

aanzien van de beheersing van risico’s heeft gemaakt, de prioriteiten die het bestuur daarbij heeft gesteld, de belangenafweging die het bestuur daarbij heeft gemaakt en de motivering van deze keuzes, prioriteiten en afweging van belang. Implementatie en uitvoering van het risicobeleid Bij implementatie wordt gekeken naar de mate waarin en wijze waarop taken, bevoegdheden en

verantwoordelijkheden in de organisatie van het pensioenfonds en processen, procedures en richtlijnen in de AO/IC van het pensioenfonds zijn geïmplementeerd, teneinde uitvoering te geven aan het risicobeleid. Van belang hierbij is dat er een goede scheiding is tussen de uitvoerende en de controlerende taken binnen het pensioenfonds. Bij financiële risico’s dienen de parameters die gebruikt worden voor de modellen tijdig geëvalueerd en zo nodig aangepast te worden. Monitoring van de uitvoering van het risicobeleid

De mate waarin en de wijze waarop wordt toegezien - en bijgestuurd - op de specifieke risico’s en de getroffen beheersmaatregelen, bijvoorbeeld door middel van ALM-studies, continuïteitsanalyses,

risicoanalyses, scenarioanalyses, stresstesting, performancerapportages, financiële rapportages, accountantsrapporten, actuariële rapporten, compliancerapporten, SLA-rapportages, ISAE 3402-verklaringen, foutenanalyses. Er wordt gekeken naar de kwaliteit van deze monitoring. Van belang hierbij is dat er frequente en heldere rapportages voor het bestuur zijn en dat er door het bestuur - als er bijgestuurd moet worden - ook tijdig bijgestuurd wordt.

2.7.2 BELEGGINGSRISICO’S

Het beleggingsbeleid is vastgesteld in overeenstemming met de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen. Binnen het huidige beleggingsbeleid wordt gestreefd naar een evenwichtige spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s. Beleggingsrisico’s: Zakelijke waardenrisico betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in

de verschillende aandelenmarkten. Door spreiding aan te brengen binnen de zakelijke waarden-portefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt.

Actief beleggingsrisico ontstaat doordat door het voeren van tactisch asset allocatie beleid (het op korte termijn onder- en overwegen van verschillende beleggingscategorieën) en het actieve beleid van de externe vermogensbeheerders van de benchmark wordt afgeweken. Het doel hiervan is om het beter te doen dan de benchmark, maar vaak gebeurt het ook omdat het niet anders kan.

Onder de huidige marktomstandigheden kunnen actieve beheerders een positieve bijdrage leveren aan de risicobeheersing en rendement toevoegen. Het bestuur heeft daarom besloten om een groter deel van de portefeuille in actief beheer te geven. Valutarisico betreft koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro. Deze koersverschillen zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. Dit risico is voor een

deel afgedekt. Kredietrisico is het risico dat de tegenpartij zijn betalingsverplichting niet nakomt. De creditratings zijn bepalend voor de beheersing van het risico. Overige risico’s:

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs

kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose waarbij rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.

Concentratierisico: concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van

Page 37: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

38

concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie.

2.7.3 ACTUARIËLE RISICO’S

Het pensioenfonds gaat uit van de meest recente verzekeringstechnische grondslagen en voorzienbare trend in overlevingskansen. In 2016 is de zgn. prognosetafel AG 2016 verschenen en

is tevens de nieuwe WTW ervaringssterfte gepubliceerd. Het bestuur heeft besloten per 1 november 2016 over te gaan naar de nieuwe tafels en ervaringssterfte. De actuaris heeft voor pensioenfonds OWASE rekening gehouden met de fonds specifieke kenmerken. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Deze risico’s worden regelmatig gecheckt. Om deze risico’s te verkleinen is een herverzekering

afgesloten (zie paragraaf 2.5.7).

2.7.4 RENTERISICO

Het pensioenfonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en van de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën. In 2013 is een Liability Driven Investment (LDI)-mandaat ingericht. Dit mandaat beoogt het verfijnd over de rentecurve afdekken van de pensioenverplichtingen op basis van cashflows van zowel de

bezittingen als de verplichtingen. Dit mandaat, de LDI- ofwel matchingportefeuille, is op basis van een adviesrelatie ge-outsourced aan een externe manager. Het mandaat is pragmatisch ingericht. Er wordt terughoudendheid betracht in het gebruik van leverage in de matching portefeuille. Een externe manager is verantwoordelijk voor de uitvoering van de transacties en het afsluiten van derivaten.

Doelstelling van het mandaat is het nauwkeurig volgen van de door marktrentecurve-bewegingen

veroorzaakte verandering van de economische verplichtingen met ruimte voor extra rendement door actief gebruik van bonds en credits. De afgescheiden LDI-assets worden zodanig ingericht dat het verwachte rendement door de tijd hoger is dan de verplichtingen op basis van de RTS-rentecurve (NB. zonder de correctie met cUFR die DNB toepast). De renteafdekking wordt gemeten op basis van de RTS-rentecurve.

2.7.5 CRISISPLAN

Het pensioenfondsbestuur heeft een crisisplan opgesteld. Het crisisplan is in 2015 in

overeenstemming gebracht met de nieuwe wet- en regelgeving, met name met het nieuwe Financiële Toetsingskader dat in 2015 van kracht is geworden. In het crisisplan staan maatregelen die het bestuur kan inzetten als de dekkingsgraad daalt naar de zgn. kritieke grens (zie paragraaf 2.5.4). Als de dekkingsgraad naar deze kritieke grens daalt, komt de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar. De doelstelling is het uitbetalen van de pensioenen, nu en in de toekomst. In het crisisplan worden de volgende vragen behandeld:

wanneer is er naar het oordeel van het pensioenfondsbestuur sprake van een crisis? bij welke dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder te korten?;

welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis?; hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen?; wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen?; hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met een evenwichtige belangenafweging?; op welke wijze en wanneer wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd?;

hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven?; op welke wijze wordt het crisisplan jaarlijks getoetst?. Het crisisplan is een richtlijn. De in het crisisplan beschreven maatregelen geven een mogelijke inzet van sturingsmiddelen tijdens een financiële crisis weer. In geval van een financiële crisis zal het bestuur weloverwogen beslissen of en in welke mate de maatregelen worden toegepast, die in het plan worden beschreven. Het korten van de pensioenuitkeringen en de reeds opgebouwde

Page 38: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

39

pensioenaanspraken (‘afstempelen’) is de meest ver strekkende maatregel. Of de maatregelen in het plan ook echt uitgevoerd worden hangt af van de crisissituatie van dat moment.

2.8 TOEKOMSTPARAGRAAF

2.8.1 LANDELIJKE WIJZIGING PENSIOENBELEID

Het Nederlandse pensioenstelsel wordt ingrijpend gewijzigd. Die wijzigingen worden stapsgewijs doorgevoerd. Een eerste stap is in 2014 gezet met de verlaging van het fiscaal maximale opbouwpercentage in combinatie met een verhoging van de pensioenleeftijd. Per 1 januari 2015 is

het fiscale kader verder versoberd en is tevens het nieuwe financiële toetsingskader (FTK) van kracht geworden. Het kabinet heeft op 6 juli 2015 in een nieuwe hoofdlijnennotitie een aantal nadere pensioenplannen bekend gemaakt, waarbij het kabinet wil aanhaken bij de uitkomsten van de landelijke pensioendialoog. In 2016 hebben de onderzoeken in het kader van de toekomst van het pensioenstelsel (o.a. door de SER), zoals geschetst in die hoofdlijnennotitie, een vervolg

gekregen. In het beoogde toekomstige stelsel lijkt geen plaats meer te zijn voor de doorsneepremiesystematiek, zoals momenteel ook wordt toegepast bij pensioenfonds OWASE en

bij veel andere pensioenfondsen. De hoofdlijnennota gaat als hoofdrichting uit van een overgang naar een systeem waarin leeftijdsonafhankelijke premies gehandhaafd blijven, maar de leeftijdsonafhankelijke opbouw wordt losgelaten. Daarnaast wordt onderzocht of, en zo ja in welke vorm, het systeem vanaf 2020 moet worden geënt op persoonlijke pensioenvermogens met collectieve risicodeling. De komende periode komt er wellicht meer duidelijkheid hoe het kabinet het nieuwe stelsel in de toekomst wil vormgeven. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit

die CAO-partijen afspreken. Het bestuur participeert in de CAO Werkgroep Pensioen die CAO-partijen heeft geadviseerd over de noodzakelijke en gewenste wijziging van de pensioenregeling in 2015 en die CAO-partijen ook over de wijzigingen zal blijven adviseren, die nog in het verschiet liggen. Hardenberg, 23 mei 2017

Stichting Pensioenfonds OWASE

Het bestuur, H.J. Meijerink J.W. Floor voorzitter secretaris

A.J. van den Elst R.H.A. Brookhuis J.G.A. Terhalle J. Stoffelsma plv. voorzitter plv. secretaris lid lid Disclaimer Voor zover de informatie in dit bestuursverslag betrekking heeft op (verwachtingen voor) de toekomst kunnen door het bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE met betrekking tot de juistheid en volledigheid van gegevens vanzelfsprekend geen garanties worden gegeven. Aan deze gegevens kunnen daarom ook geen rechten worden ontleend.

Page 39: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

40

3 JAARREKENING 2016

3.1 BALANS PER 31 DECEMBER 2016

Balans per 31 december 2016 na bestemming van het saldo van baten en lasten:

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Toelichting paragraaf

Activa

Beleggingen 4 832.156 765.420 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 5 517 141 Vorderingen en overlopende activa 6 283 939 Liquide middelen en overige activa 7 8.022 4.550

Totaal 840.978 771.050 Passiva

Stichtingskapitaal en reserves 8 73.387 70.218 Technische voorzieningen 9 757.331 698.732 Overige voorzieningen 10 10 12 Overige schulden en overlopende passiva 11 10.250 2.088

Totaal 840.978 771.050 Feitelijke dekkingsgraad in % 109,7% 110,1%

Feitelijke dekkingsgraad (op basis van de grondslagen van de jaarrekening) wordt hierbij

gedefinieerd als pensioenvermogen gedeeld door de technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is gelijk aan het totaal activa minus overige schulden en overlopende passiva.

Page 40: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

41

3.2 STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2016

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Toelichting paragraaf

Baten

Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) 16 13.867 13.304

Beleggingsresultaten 17 68.788 10.360

Overige baten 18 0 40

Totaal 82.655 23.704

Lasten

Pensioenuitkeringen 19 19.584 18.854

Pensioenuitvoeringskosten 20 1.472 1.517

Wijziging voorziening pensioenverplichtingen voor

rekening pensioenfonds

0 0

- Pensioenopbouw

9

15.561 15.436

- Indexering en overige toeslagen 0 1.399

- Rentetoevoeging voorziening

pensioenverplichtingen

-416 1.094

- Onttrekking uit voorziening

pensioenverplichtingen voor

pensioenuitkeringen

-19.601 -18.844

- Onttrekking uit voorziening

pensioenverplichtingen voor

pensioenuitvoeringskosten

-582 -561

- Wijziging marktrente 62.339 35.875

- Wijziging overlevingsgronslagen 609 0

- Wijziging uit hoofde van overdracht rechten -303 -105

- Overige wijzigingen in de voorziening

pensioenverplichtingen

616 -1.038

Saldo herverzekering 21 38 59

Saldo overdracht van rechten 22 166 76

Overige lasten 23 3 13

Totaal 79.486 53.775

Saldo van baten en lasten 3.169 -30.071

Page 41: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

42

3.3 BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Bestemmingsreserves - -

Overige reserves 3.169 -30.071

Totaal 3.169 -30.071

In de statuten is geen bepaling opgenomen over de bestemming van het saldo van baten en

lasten.

3.4 KASSTROOMOVERZICHT OVER 2016

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Kasstroom uit pensioenactiviteiten

Ontvangen premies 14.346 12.790 Ontvangen waardeoverdrachten 234 777 Betaalde pensioenuitkeringen -19.989 -18.841 Betaalde waardeoverdrachten -415 -841 Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars 33 316 Betaalde premies herverzekering -85 -71 Betaalde pensioenuitvoeringskosten -1.538 -1.881 Overige kasstromen 26 -20

Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten -7.388 -7.771

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten * Verkopen en aflossingen van beleggingen 21.906 46.310 Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 8.346 1.398 Aankopen beleggingen -22.480 -31.101 Betaalde kosten van vermogensbeheer -800 -282 Saldo van/naar deposito’s 3.912 -7.204

Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten 10.884 9.121

Netto kasstroom 3.496 1.350 Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen 0 0

Mutatie liquide middelen 3.496 1.350 Saldo liquide middelen 1 januari 4.478 3.128 Saldo liquide middelen 31 december 7.974 4.478

* Samengestelde transacties en transacties waarbij geen ruil van geldmiddelen plaatsvindt zijn niet naar hun samenstellende bestanddelen in het kasstroomoverzicht opgenomen. In de kasstromen uit beleggingsactiviteiten zijn in 2015 niet opgenomen de ruiling van beleggingen in stukken ter grootte van circa EUR 145 miljoen.

Page 42: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

43

3.5 TOELICHTING BEHORENDE TOT DE JAARREKENING 2016

3.5.1 INLEIDING

Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41022770. Het doel van Stichting Pensioenfonds OWASE, statutair gevestigd te Zwolle (hierna ‘het pensioenfonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan

arbeidsongeschikte deelnemers.

3.5.2 OVEREENSTEMMINGSVERKLARING

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 23 mei 2017 de jaarrekening opgemaakt.

3.5.3 GRONDSLAGEN VOOR DE WAARDERING EN RESULTAATBEPALING

3.5.3.1 ALGEMEEN

Deze jaarrekening heeft betrekking op het boekjaar 2016, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2016 en is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.

Alle bedragen zijn vermeld in 1.000 euro’s. De euro is de functionele valuta. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.

3.5.3.2 SCHATTINGEN EN VERONDERSTELLINGEN

De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het

bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van

baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.

Wijzigingen in schattingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen worden toegelicht onder de betreffende waarderingsgrondslag. Het financieel effect wordt gekwantificeerd vermeld in de toelichting op de jaarrekening.

3.5.3.3 OPNAME VAN EEN ACTIEF OF EEN VERPLICHTING CQ.

VAN EEN BATE OF EEN LAST

Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het

waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden

vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Page 43: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

44

Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en de betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.

Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.

3.5.3.4 SALDERING VAN EEN ACTIEF EN EEN VERPLICHTING

Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de

verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de

posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.

3.5.3.5 VERWERKING VAN WAARDEVERANDERINGEN VAN BELEGGINGEN

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Waarde wijzigingen van beleggingen kunnen een wezenlijk onderdeel van de beleggingsperformance uitmaken. Aangezien het onderscheid tussen gerealiseerde en

ongerealiseerde waarde wijzigingen bij beleggen in het algemeen van weinig betekenis wordt geacht, dienen ongerealiseerde waarde wijzigingen in de staat van baten en lasten te worden verwerkt. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.

3.5.3.6 VREEMDE VALUTA

Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en

lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoers-verschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.

3.5.3.7 BELEGGINGEN

Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van

geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort belegging. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde

beleggingsinstellingen worden gewaardeerd met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op

basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijd.

Page 44: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

45

Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoed beleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde welke is bepaald op de net asset value die ultimo jaar wordt vastgesteld op basis van algemeen aanvaarde grondslagen voor waardering en resultaat bepaling.

Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen. Overige beleggingen De overige beleggingen betreffen commodities en high yield-credits. Deze beleggingen zijn

gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. High Yield bonds zijn door het pensioenfondsbestuur geclassificeerd als ‘overige zakelijke waarden’ aangezien het risicoprofiel van

high yield bonds meer vergelijkbaar is met aandelen dan met andere vastrentende waarden.

3.5.3.8 HERVERZEKERINGEN

Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.

Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar.

3.5.3.9 VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA

Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.

3.5.3.10 STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES

Het stichtingskapitaal en de reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle activa en verplichtingen, inclusief technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde

waarderingsgrondslagen zijn verwerkt in de balans. Op basis van de Pensioenwet moet minimaal een eigen vermogen van circa 5% van de voorziening pensioenverplichtingen aangehouden worden. De grondslagen voor de verschillende componenten van het eigen vermogen worden hieronder nader toegelicht. De algemene reserve is de aanwezige reserve, welke bedoeld is om zoveel mogelijk de risico’s met

betrekking tot de waardedaling van de effectenportefeuilles en andere risico's (zoals verzekeringstechnische risico's) op te vangen.

3.5.3.11 TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Voorziening voor pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale

aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, waarbij de door DNB voorgeschreven Ultimate Forward Rate (cUFR) gehanteerd.

Page 45: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

46

Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balans- datum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.

Bij de berekening van de voorziening wordt tevens rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van de over het arbeidsongeschikte deel nog op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in

overlevingskansen.

De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB; overlevingstafels: AG prognosetafels 2016 zonder leeftijdsterugstelling en met correctie voor

ervaringssterfte op basis van fondsspecifieke OWASE 2016 correctiefactoren;

onbepaalde partner-systeem (na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geldt een bepaald partnersysteem);

voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw;

het nabestaandenpensioen is op opbouwbasis verzekerd; voor het wezenpensioen geldt een opslag van 1% op het nabestaandenpensioen;

kostenopslag ter grootte van 3,0% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband toekomstige administratie- en excassokosten;

bij de bepaling van de mate van vrijstelling van premiebetaling voor arbeidsongeschikte deelnemers is uitgegaan van een revalidatiekans van 20%;

voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte

toekomstige schadelast. Dit geschiedt door een extra voorziening op te nemen van tweemaal de opslag voor premievrijstelling bij invaliditeit.

In 2016 is de overlevingstafel herzien naar de meest recente inzichten.

3.5.3.12 OVERIGE VOORZIENINGEN

Onder “Overige voorzieningen” worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Dit heeft betrekking op administratiekosten voor toekomstige ANW-hiaatuitkeringen.

3.5.3.13 OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA

Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).

3.5.3.14 DEKKINGSGRAAD

De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de overige schulden en overlopende passiva te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.

De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds is de gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling. Maandelijks wordt hiertoe een feitelijke dekkingsgraad berekend. De reële dekkingsgraad is het quotiënt van de beleidsdekkingsgraad en de ‘beleidsdekkingsgraad voor voorwaardelijke toeslagverlening ter hoogte van de minimale verwachtingswaarde voor de

groeivoet van het prijsindexcijfer’.

Page 46: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

47

3.5.3.15 PREMIEBIJDRAGEN (VAN WERKGEVERS EN WERKNEMERS)

Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte cq. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.16 BELEGGINGSRESULTATEN RISICO PENSIOENFONDS

Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt

tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten,

dividenden en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan.

Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.

3.5.3.17 PENSIOENUITKERINGEN

De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben. De

bijbehorende VPV is berekend op actuariële grondslagen.

3.5.3.18 PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN

De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.19 MUTATIE VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN

Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben.

Indexering en overige toeslagen Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, indien de financiële middelen van het pensioenfonds dit toelaten, verhoogd. Deze voorwaardelijke

verhoging wordt per 1 januari toegekend. Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichting

De rentetoevoeging is als volgt bepaald: Hiervoor wordt de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur ultimo vorig boekjaar gehanteerd. De rentetoevoeging wordt berekend over de beginstand van de voorziening pensioenverplichtingen en de mutaties hierin gedurende het jaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen

worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen in het verslagjaar.

Page 47: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

48

Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend op basis van de DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rente wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten

Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichting. Het effect van herziening van deze grondslagen wordt verantwoord onder het hoofd wijziging actuariële uitgangspunten. In het verslagjaar zijn de overlevingsgrondslagen herzien naar de AG prognosetafels 2016 en de fonds-specifieke ervaringssterfte 2016. Overige wijzigingen

De berekeningen van de technische voorzieningen en de jaarlijkse koopsom voor de pensioeninkoop zijn gebaseerd op aannames. Het verschil tussen werkelijkheid en veronderstelling

leidt tot een actuarieel resultaat dat wordt verantwoord onder het hoofd overige wijzigingen.

3.5.3.20 SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN

De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.

3.5.3.21 OVERIGE BATEN EN LASTEN

Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.22 KASSTROOMOVERZICHT

Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.

Page 48: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

49

3.5.4 BELEGGINGEN

De mutaties in de beleggingsportefeuille in het boekjaar zijn als volgt samen te vatten:

Bedragen x € 1.000

Aan

dele

n

Vastr

en

ten

de

waard

en

Vastg

oed

Overig

Presen

tati

e

deriv

ate

n

To

taal

Stand per 1 januari 2016 339.036 370.496 29.160 26.728 -1.044 764.376 0 0 0 0 0 0

Aankopen/ verstrekkingen 22.451 0 0 2.500 0 24.951 Verkopen/ aflossingen 0 -15.818 0 -10.000 0 -25.818 Kosten verrekend in fonds -1.064 -414 -201 -196 0 -1.875 Herwaardering 34.017 31.866 287 3.308 -8.630 60.848 0 0 0 0 0 0

Stand per 31 december 2016 394.440 386.130 29.246 22.340 -9.674 822.482 Schuldpositie van de derivaten 9.674 Stand per 31 december 2016 832.156

Bedragen x € 1.000

Aan

dele

n

Vastr

en

ten

de

waard

en

Vastg

oed

Overig

Presen

tati

e

deriv

ate

n

To

taal

Stand per 1 januari 2015 332.555 383.293 26.896 25.024 -4.813 762.955 0 0 0 0 0 0

Aankopen/ verstrekkingen 169.313 8.899 0 3.500 13.761 195.473 Verkopen/ aflossingen -178.673 -17.340 0 0 6.038 -189.975 Kosten verrekend in fonds -1.325 -438 -257 -165 0 -2.185 Herwaardering 17.166 -3.918 2.521 -1.631 -16.030 -1.892 0 0 0 0 0 0

Stand per 31 december 2015 339.036 370.496 29.160 26.728 -1.044 764.376 Schuldpositie van de derivaten 1.044 Stand per 31 december 2015 765.420

Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente

marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats op basis van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen.

Page 49: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

50

3.5.4.1 ACTUELE WAARDE

Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn-karakter van de vorderingen en schulden. De waardering van de onderhandse lening is gebaseerd op de nominale

waarde die de reële waarde benadert. Op basis van de verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsmethoden: niveau 1: de waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen

van identieke beleggingen in een actieve markt;

niveau 2: de actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin

gebruik wordt gemaakt van waarneembare marktdata; niveau 3: de waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin niet gebruik is

gemaakt van waarneembare marktdata. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor vrijwel alle financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden

gemaakt van (afgeleide) marktnoteringen. Indien de waardering van beleggingen wordt afgeleid van directe marktnoteringen, worden de beleggingen gewaardeerd op basis van een model, waarbij alle inputvariabelen zijn gebaseerd op marktnoteringen. Alleen bepaalde financiële instrumenten, zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief een verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. De onderhandse leningen worden sinds 2011 op nominale waarde gewaardeerd. Deze leningen zullen tot einddatum worden aangehouden.

31-12-2016 Waarderingsmodellen en -technieken

Bedragen x € 1.000

Directe Marktnoteringen

(niveau 1)

Afgeleide marktnoteringen

(niveau 2)

Niet gebaseerd op marktnoteringen

(niveau 3) Totaal

Aandelen 394.440 0 0 394.440 Vastrentende waarden 86.868 296.797 2.465 386.130 Derivaten 0 -9.674 0 -9.674 Vastgoed 0 13.789 15.457 29.246 Overige beleggingen 22.340 0 0 22.340

Totaal 503.648 300.912 17.922 822.482

31-12-2015 Waarderingsmodellen en -technieken

Bedragen x € 1.000 Directe Marktnoteringen

(niveau 1)

Afgeleide marktnoteringen

(niveau 2)

Niet gebaseerd op marktnoteringen

(niveau 3) Totaal

Aandelen 339.036 0 0 339.036 Vastrentende waarden 98.904 268.929 2.663 370.496 Derivaten 0 -1.044 0 -1.044 Vastgoed 0 14.221 14.939 29.160 Overige beleggingen 26.728 0 0 26.728

Totaal 464.668 282.106 17.602 764.376

Page 50: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

51

3.5.4.2 AANDELEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Aandelenbeleggingsfondsen mature markets 342.118 289.320 Aandelenbeleggingsfondsen emerging markets

30.029

27.375

Converteerbare obligaties 22.293 22.341

Totaal 394.440 339.036

3.5.4.3 VASTRENTENDE WAARDEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Obligatiebeleggingsfondsen 296.797 268.928 Obligaties 0 0 Creditfondsen 79.368 75.784 Leningen op schuldbekentenis 2.465 2.663 Deposito’s 7.500 23.121

Totaal 386.130 370.496

3.5.4.4 DERIVATEN

Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief

de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om marktrisico’s af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s voortvloeiend uit het gebruik van derivaten is kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen

transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Ook worden contracten zoveel mogelijk afgesloten op basis van standaardvoorwaarden (bijvoorbeeld conform ISDA) en voldoet het fonds aan de EMIR regelgeving.

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Valutaderivaten -9.674 -1.044

Met ingang van februari 2015 werden de posities in USD voor ten minste 100% afgedekt (was

80%) met een doorrol per 3 maanden. Tot en met januari 2015 werd op tactische gronden de beleggingen in GBP niet afgedekt. Doordat de koers van de GBP eind januari 2015 lager was dan € 0,75 is de afdekking opgetrokken tot ten minste 80%. Voor de afdekking van de valutaposities heeft pensioenfonds OWASE een aantal currency-overlay overeenkomsten afgesloten met KasBank en met ABN-AMRO. Gezien het kortlopende karakter van de contracten, maximaal 3 maanden, werd geen onderpand verstrekt.

Uitstaande valuta contracten per 31-12-2016:

Bedragen in: x EUR 1.000 x USD 1.000 x GBP 1.000

VERVALDATUM HOOFDSOM IN VREEMDE VALUTA

TEGENWAARDE IN EURO

WAARDE PER 31-12-2016

Verkoop USD Korter dan 1 jaar USD 211.100 191.963 -7.876 Verkoop USD Korter dan 1 jaar USD 3.400 3.251 29 Verkoop GBP Korter dan 1 jaar GBP 27.000 29.793 -1.827

Totale waarde -9.674

Page 51: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

52

Uitstaande valuta contracten per 31-12-2015:

Bedragen in: x EUR 1.000 x USD 1.000 x GBP 1.000

VERVALDATUM HOOFDSOM IN VREEMDE VALUTA

TEGENWAARDE IN EURO

WAARDE PER 31-12-2015

Verkoop USD Korter dan 1 jaar USD 121.000 111.287 -2.098 Verkoop USD Korter dan 1 jaar USD 59.000 54.264 954 Verkoop GBP Korter dan 1 jaar GBP 25.000 33.914 100

Totale waarde -1.044

In onderstaand tabel de afdekking per valuta:

2016 MARKTWAARDE IN € VOOR AFDEKKING

HOOFDSOM AFDEKKING VIA OVERLAY IN €

OPENSTAANDE EXPOSURE IN € NA AFDEKKING

AFGEDEKT IN %

Bedragen in € 1.000

EUR 516.772 n.v.t. n.v.t. n.v.t. GBP 38.463 31.631 6.832 82,2% USD 206.271 203.366 2.905 98,6% Overige 60.976 0 60.976 0,0%

Totaal 822.482 70.713

2015 MARKTWAARDE

IN € VOOR AFDEKKING

HOOFDSOM

AFDEKKING VIA OVERLAY IN €

OPENSTAANDE

EXPOSURE IN € NA AFDEKKING AFGEDEKT IN % Bedragen in € 1.000

EUR 503.919 n.v.t. n.v.t. n.v.t. GBP 40.209 33.919 6.290 84,4% USD 165.283 165.700 -417 100,3% Overige 54.965 0 54.965 0,0%

Totaal 764.376 60.838

In de onderstaande tabel de valuta exposure per categorie:

31 december 2016 Bedragen in € 1.000 AANDELEN

VASTRENTENDE WAARDEN VASTGOED OVERIGE DERIVATEN

TOTAAL

EUR 93.951 386.066 24.089 22.340 -9.674 516.772 GBP 35.115 -58 3.406 38.463 USD 206.286 -15 0 206.271 Overige 59.088 137 1.751 60.976

394.440 386.130 29.246 22.340 -9.674 822.482

31 december 2015 Bedragen in € 1.000 AANDELEN

VASTRENTENDE WAARDEN VASTGOED OVERIGE DERIVATEN

TOTAAL

EUR 83.451 370.496 24.290 26.728 -1.044 503.921 GBP 36.775 0 3.434 40.209 USD 165.283 0 0 165.283 Overige 53.527 0 1436 54.963

339.036 370.496 29.160 26.728 -1.044 764.376

Page 52: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

53

3.5.4.5 VASTGOED BELEGGINGEN

Stichting Pensioenfonds OWASE heeft in het boekjaar 2016 participaties in een tweetal vastgoedfondsen (indirect vastgoed). Het pensioenfonds heeft geen beleggingen in direct vastgoed, noch in 2015 noch in 2016.

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Vastgoed beleggingsfondsen 29.246 29.160

3.5.4.6 OVERIGE BELEGGINGEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

High Yield Bond fund 22.340 26.728

Totaal 22.340 26.728

3.5.5 HERVERZEKERINGSDEEL TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Ingegane herverzekerde uitkeringen 517 141

De ingegane herverzekerde uitkeringen hebben betrekking op uitkeringen uit arbeidsongeschiktheidsrisico-herverzekeringscontracten. Het verzekerde contract is afgesloten met ElipsLife. Deze verzekeraar heeft eind 2016 een credit rating A+.

3.5.6 VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Premies 248 737 Lopende interest op liquiditeiten 5 46 Nog te ontvangen dividenden 0 126 Restitutie beheerkosten 0 16 Overige vorderingen 30 14

Totaal 283 939

Alle vorderingen hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.

3.5.7 LIQUIDE MIDDELEN EN OVERIGE ACTIVA

Liquide middelen

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Rekening-courant banken 7.974 4.478

Onder de liquide middelen worden de tegoeden op bankrekeningen opgenomen die onmiddellijk dan wel binnen één week opeisbaar zijn.

Page 53: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

54

Overige activa

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Software – aanschafwaarde 121 121 Software – cumulatieve afschrijving -73 -49

Totaal 48 72

De software betreft de investering in een nieuw deelnemersadministratie systeem. Deze investering wordt met ingang van 2014 in 5 jaar afgeschreven.

3.5.8 STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Stand per 1 januari 70.218 100.289 Saldo van baten en lasten 3.169 -30.071

Stand per 31 december 73.387 70.218

3.5.8.1 SOLVABILITEIT

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Minimaal vereist eigen vermogen 32.187 29.690

Vereist eigen vermogen 154.475 152.912

Aanwezig eigen vermogen 73.387 70.218

De vermogenspositie van het pensioenfonds kan momenteel worden gekarakteriseerd als niet

voldoende vanwege het reservetekort. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,25% van de voorziening pensioenverplichtingen en voldoet aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het FTK-standaardmodel, waarbij wordt uitgegaan van de zgn. strategische assetmix. Het bestuur acht het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds.

3.5.8.2 TOELICHTING OP HET EIGEN VERMOGEN

Het pensioenfonds heeft het gehele vorige boekjaar 2015 een reservetekort gehad. Het pensioenfonds heeft begin 2016 een herstelplan ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB heeft het herstelplan in mei 2016 goedgekeurd. Het pensioenfonds heeft ook het huidige boekjaar 2016 een reservetekort gehad en ook voor dit boekjaar een herstelplan ingediend bij de toezichthouder. De belangrijkste maatregel uit het herstelplan is het niet verlenen van toeslagen tot de dekkingsgraadgrens van 110% is bereikt en beperkte toeslagverlening tot de dekkingsgraadgrens

voor volledige toeslagverlening is bereikt. Hierbij wordt zowel gekeken naar de

beleidsdekkingsgraad als de actuele nominale dekkingsgraad. Tevens kan het bestuur gebruik maken van zijn discretionaire bevoegdheid om toeslagen wel of niet toe te kennen, bijvoorbeeld wanneer het vereist eigen vermogen naar verwachting niet binnen de hersteltermijn wordt bereikt indien het reguliere toeslagbeleid onverkort wordt uitgevoerd. Als uiterste maatregel in het herstelplan heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde

aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten (‘afstempelen’).

Page 54: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

55

3.5.8.3 VOORSTEL BESTEMMING RESULTAAT

Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. Het voorstel is om het resultaat van het verslagjaar toe te voegen aan de algemene reserves. Dit voorstel is verwerkt in dit jaarverslag en jaarrekening.

3.5.9 TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Voorziening voor pensioenverplichtingen 756.814 698.591 Voorziening herverzekerd deel 517 141

Totaal technische voorziening 757.331 698.732

De technische voorziening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Actieve deelnemers 290.002 270.479 Gewezen deelnemers 131.228 116.457 Gepensioneerden 252.387 233.934 Weduwen en weduwnaars 51.501 48.784 Wezen 274 277 Arbeidsongeschikten 7.748 6.179 Herverzekering 517 141 Excassokosten 3,00% 21.994 20.911 Langdurig zieken 1.680 1.570

Stand per 31 december 757.331 698.732

De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Het mutatieoverzicht voor de technische voorziening is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Stand per 1 januari 698.732 665.518 0 0

Pensioenopbouw 15.561 15.436 Indexering en overige toeslagen 0 1.399 Rentetoevoeging -416 1.094 Onttrekking voor pensioenuitkeringen -19.601 -18.844 Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten -582 -561 Wijziging marktrente 62.339 35.875 Wijziging overlevingsgrondslagen 609 0 Saldo uit hoofde van overdracht rechten -303 -105 Mutatie herverzekering 376 -42 Overige mutaties 616 -1.038

Stand per 31 december 757.331 698.732

Pensioen opbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde

nominale aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. In de pensioenopbouw van 14.091 is de reparatie van 1.653 begrepen, die in 2016 werd doorgevoerd van de verlaging van de pensioenopbouw in 2013. De vergelijking van de pensioenopbouw met 2015:

Page 55: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

56

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Reguliere pensioenopbouw 12.438 12.061 Reparatie pensioenopbouw 1.653 2.360 IPR opbouw 743 283 Risicopremies 727 732

15.561 15.436

De pensioenopbouw met betrekking tot ouderdomspensioen wordt toegerekend aan de periode waarin de opbouw van pensioenrechten plaatsvindt. De verplichtingen met betrekking tot nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen worden opgenomen in de periode waarin zij ontstaan. De premievrije opbouw arbeidsongeschikten wordt ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarin de ziekte is ontstaan.

Indexering en overige toeslagen

Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de OWASE CAO. De indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in beginsel worden ingehaald.

Het pensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex (CBS CPI alle huishoudens, afgeleid). Ook deze indexering heeft een voorwaardelijk karakter. De verhoging van de technische voorzieningen uit hoofde van indexering wordt in de staat van

baten en lasten opgenomen op het moment waarop de toezegging wordt gedaan. In het jaar 2016 heeft geen indexatie of toeslagverlening plaatsgevonden. Voor een toelichting op de indexatie vanaf 2011 wordt verwezen naar pagina 58.

Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen zijn opgerent op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire

swapmarkt aan het begin van het verslagjaar -0,06% (2015: 0,159%). Ultimo boekjaar 2016 bedroeg de gemiddeld gewogen discontovoet 1,32%(2015: 1,68%). Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder deze kop opgenomen afname van de voorziening

betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. De vrijval wordt ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in de periode waarin de lasten bij de berekening van de voorziening waren voorzien. Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder deze kop opgenomen

afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt hier verantwoord.

De wijziging marktrente op balansdatum als gevolg van wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, wordt in de staat van baten en lasten opgenomen. Wijziging overlevingsgrondslagen, actuariële grondslagen Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten

behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt

Page 56: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

57

gebruikgemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. In 2016 zijn de overlevingsgrondslagen aangepast naar de Overlevingstafel AG startjaar 2016. Dit

was een extra last van 609. Dit is een schattingswijziging. De mutatie van de voorziening als gevolg van de aanpassing van actuariële grondslagen in het verslagjaar wordt in de staat van baten en lasten opgenomen. Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen 310 989 Onttrekking aan de voorziening pensioenverplichtingen -613 -1.094

Totaal - 303 - 105

Dit betreft de actuariële waarde van in en uitgaande waardeoverdrachten. Overige wijzigingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Mutatie kanssystemen 219 -1.157 Overige mutaties 397 119

Totaal 616 -1.038

De mutaties worden toegekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.9.1 BESCHRIJVING VAN DE PENSIOENREGELING OP HOOFDLIJNEN

Met ingang van 1 januari 2015 is de kern van de OWASE CDC-pensioenregeling dat de werkgever jaarlijks een volgens een vaste methodiek vastgestelde premie (‘vaste werkgeverspremie’)

beschikbaar stelt. Aan de hand van berekeningen van de kostendekkende premie voor toekomstige jaren komen CAO-partijen een vaste premie overeen voor drie jaren, de huidige contractperiode loopt tot 2018. De werkgever heeft geen verplichting om méér te betalen dan zijn deel van de premie - de vaste werkgeverspremie - en geeft geen garanties op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, toeslagverlening en de hoogte van de jaarlijkse pensioenopbouw. Het pensioenfonds zal uit de premie een jaarlijkse pensioenopbouw van 1,875% (fiscaal maximum) van de pensioengrondslag toekennen, maar zal dit percentage verminderen als de vaste premie in

enig jaar niet toereikend is. Als de premie in een bepaald jaar ruim voldoende is, dan kan het meerdere worden gebruikt om de verlaagde opbouw in een voorafgaand jaar geheel of ten dele te

‘repareren’. Als een reparatie van een eerdere opbouw-verlaging niet aan de orde is, dan zal de beschikbare premieruimte (te gelegener tijd) in een premiedepot worden gestort waaruit toekomstige opbouwverlagingen gerepareerd kunnen worden. Daarnaast zullen afhankelijk van de financiële positie (dekkingsgraad) van het pensioenfonds indien noodzakelijk kortingen worden

toegepast of indien mogelijk toeslagen worden verleend op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. De hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkeringen staan dus niet vast, maar zijn afhankelijk van (markt)ontwikkelingen die hun weerslag hebben op de toereikendheid van de premie en de financiële positie van het fonds. Omdat de vastgestelde jaarlijkse pensioenopbouw op basis van een middelloon-systematiek wordt vormgegeven kwalificeert deze pensioenregeling in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet als een uitkeringsovereenkomst (en omdat de pensioenregeling gebaseerd is op een premie die wordt vastgesteld volgens een vooraf

vastgestelde methodiek kwalificeert deze pensioenregeling volgens de internationale boekhoudkundige regels als een premieovereenkomst).

Page 57: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

58

3.5.9.2 TOESLAGVERLENING

Er wordt voor indexaties geen bestemmingsreserve gevormd. Indexaties moeten gefinancierd worden uit de vrije reserve van het pensioenfonds. De indexatie in een bepaald jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de beleggingsopbrengsten. Indexaties worden enkel toegekend als het bestuur van oordeel is dat de financiële situatie van het pensioenfonds dat toelaat. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Gezien de financieel-economische situatie heeft het bestuur samen met de sociale partners voor de

langere termijn een indexatieambitie van 60%-80% over een periode van 15 jaar geformuleerd. Er is geen recht op toekomstige indexaties. Het bestuur probeert wel om gemiste indexaties op een latere datum alsnog toe te kennen zodra de financiële situatie van het pensioenfonds dat weer toelaat. Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaalindexaties worden toegekend. Inhaalindexaties zijn

indexaties die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om

een eventuele inhaalindexatie te kunnen toekennen is een beleidsdekkingsgraad vereist, die gelijk is aan of hoger is dan de zgn. grens voor volledige toeslagverlening. Tevens moet die indexatie ook voor de gehele toekomst verleend kunnen worden en mag als gevolg van het verlenen van inhaalindexatie noch de beleidsdekkingsgraad, noch de actuele nominale dekkingsgraad onder de grens voor volledig indexeren komen en mag in een bepaald jaar maximaal 1/5e deel van de ruimte die er is voor het inhalen van een indexatieachterstand worden benut.

Het pensioenfonds probeert ieder jaar het pensioen/opgebouwde pensioen van de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers te verhogen met de prijsontwikkeling in het voorliggende jaar. De indexatie van de ingegane pensioenen (CPI-index in de tabel) en van de premievrije pensioenaanspraken bedraagt maximaal het percentage van de stijging van de consumentenprijsindex, zoals vastgesteld door het CBS (CPI alle huishoudens, afgeleid), over de referteperiode van oktober tot oktober. Deze indexatie wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld

door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenrechten en pensioenaanspraken overeenkomstig de hiervoor genoemde prijsindex aan te passen.

Het pensioenfonds probeert ieder jaar het opgebouwde pensioen van de actieve deelnemers te verhogen met de loonontwikkeling. De indexatie van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers bedraagt maximaal het percentage van de collectieve loonstijging op grond van de

OWASE CAO (OWASE-loonindex). Deze indexatie wordt per datum CAO-loonsverhoging vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenaanspraken overeenkomstig de hiervoor genoemde loonindex aan te passen.

Indexatie actieven OWASE- loonindex Toegekend Verschil

2011 0,65% 0,65% - 2012 2,65% 0,00% -2,65% 2013 0,00% 0,00% - 2014 0,00% 0,00% - 2015 0,00% 0,00% - 2016 1,50% 0,00% -1,50% 2017 (besluit in 2017) 1,75% 0,00% -1,75%

Indexatie slapers en pensioentrekkenden

CPI index Toegekend Verschil

2011 1,85% 1,85% - 2012 2,09% 0,00% -2,09% 2013 1,50% 0,25% -1,25% 2014 0,44% 0,44% - 2015 0,61% 0,34% -0,27% 2016 0,39% 0,00% -0,39% 2017 (besluit in 2017) -0,01% 0,00% +0,01%

Page 58: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

59

3.5.10 OVERIGE VOORZIENINGEN

De overige voorzieningen heeft betrekking op administratiekosten voor toekomstige ANW-hiaatuitkeringen.

3.5.11 OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Belastingen en premies sociale verzekeringen -2 448 Overige schulden 337 365 Overlopende passiva 241 231 Valutatermijncontracten 9.674 1.044

Totaal 10.250 2.088

Alle schulden hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.

Page 59: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

60

3.5.12 RISICOBEHEER EN DERIVATEN

3.5.12.1 RISICOBEHEER

Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan

geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Solvabiliteitsrisico’s Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat

het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van de pensioenuitkeringen en opgebouwde

pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.

Gevoeligheidsanalyse Onderstaande tabel geeft een beeld van de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad (inclusief UFR) bij een rente- en/of aandelenschok op 31 december 2016.

Indien de actuele dekkingsgraad onder het minimum VEV (104,25%) komt te liggen wordt de

uitkomst van de scenarioschok in het rood aangegeven. Wanneer de actuele dekkingsgraad boven het VEV (120,4%) komt te liggen wordt de uitkomst van de scenarioschok in het groen aangegeven. Tussenliggende uitkomsten van de scenarioschokken worden in het geel aangegeven. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. Voor het bepalen van het minimaal vereist eigen vermogen geldt een aanvulling tot 4,25% van de

voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering). Deze aanvulling bedroeg ultimo 2016 € 32,2 miljoen (ultimo 2015 was dat € 29,9 miljoen). De omvang van de buffers voor het vereist eigen vermogen (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico’s (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen - op

Page 60: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

61

basis van resp. de strategische assetmix en de feitelijke assetmix - en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is weergegeven in onderstaande tabellen: Het pensioenfonds heeft er voor gekozen om voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen uit te gaan van de standaardmethode. Het fonds heeft getoetst of dit correct is en dat is het geval.

Het vereist eigen vermogen op basis van de strategische assetmix:

Bedragen x € 1.000 31-12-2016 31-12-2015

Technische voorzieningen volgens jaarrekening 757.331 698.743 Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) 757.331 a 698.743

Buffers S1 renterisico 22.408 26.494 S2 risico zakelijke waarden 115.050 105.648 S3 valutarisico 15.443 12.664 S4 grondstoffenrisico 7.974 7.322 S5 kredietrisico 41.182 27.752 S6 verzekeringstechnisch risico 21.608 19.987 S10 Actief Beheer risico 10.959 9.956

Totaal S (vereiste buffers) 154.475 b 138.223 S = √ ( S1

2 + S2 2 + 2 x 0,4 x S1

x S2 + S3 2 + S4

2 + S5 2 + 2 x 0,4

x S1 x S5 + 2 x 0,5 x S2 x S5 + S6

2 + S7 2 + S8

2 +S9 2 + S10

2 )

Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) a + b

911.806

836.966

Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden = pensioenvermogen)

830.718

768.962

Surplus/tekort -81.088 -68.004

Invloed van derivaten op de benodigde buffers Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten.

Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden. S1 rente risico: In de matchingportefeuille wordt gebruik gemaakt van renteswaps. S3 Valuta risico: De afdekking van de USD en GBP geschiedt door middel van currency overlay met een doorrol van 3 maanden. Voor de afdekking van de valutaposities heeft pensioenfonds OWASE currency-overlay overeenkomsten afgesloten.

Overige risico’s In het standaardmodel wordt verondersteld dat de beheersing van liquiditeitsrisico’s (S8), concentratierisico’s (S9) en operationele risico’s (S10) dusdanig is dat de potentiële gevolgen

hiervan op het eigen vermogen niet materieel zijn. Het pensioenfonds ziet op basis van de getroffen beheersmaatregelen geen aanleiding om voor één van deze risico’s een aanvullende risicofactor op te nemen door middel van een partieel intern model.

S8 liquiditeitsrisico: Het liquiditeitsrisico wordt door het pensioenfonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitspositie. S9 Concentratie risico: Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en

tegenpartijen.

Page 61: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

62

S10 Operationeel: Operationeel risico is voor pensioenfondsen onvermijdelijk maar is veelal lastig te kwantificeren. Dit risico wordt zoveel als mogelijk beperkt met behulp van contractuele overeenkomsten en vastlegging en uitvoering van procedures en controleprocessen. Het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke assetmix:

Bedragen x € 1.000 31-12-2016 31-12-2015

Technische voorzieningen volgens jaarrekening 757.331 698.743 Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) 757.331 a 698.743

Buffers S1 renterisico 22.752 29.796 S2 risico zakelijke waarden 140.057 121.046 S3 valutarisico 16.441 13.515 S4 grondstoffenrisico 0 0 S5 kredietrisico 34.449 25.129 S6 verzekeringstechnisch risico 21.608 19.987 S10 Actief Beheer risico 11.190 10.130

Totaal S (vereiste buffers) 173.735 b 152.912 S = √ ( S1

2 + S2 2 + 2 x 0,4 x S1

x S2 + S3 2 + S4

2 + S5 2 + 2 x 0,4

x S1 x S5 + 2 x 0,5 x S2 x S5 + S6

2 + S7 2 + S8

2 +S9 2 + S10

2 )

Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) a + b

931.066

851.655

Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden = pensioenvermogen)

830.718

768.962

Surplus/tekort -100.348 -82.693

Het solvabiliteitsrisico van het pensioenfonds kan onderverdeeld worden naar de volgende risico’s: Mismatchrisico’s: Rentemismatchrisico: het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de

pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ontwikkelingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Het pensioenfonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en van de verplichtingen niet gelijk zijn. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere duration dan de obligaties in de beleggingsportefeuille.

Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen

(minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën.

Het bestuur heeft een Liability Driven Investment (LDI)-mandaat vastgesteld. Dit mandaat beoogt het verfijnd over de rentecurve afdekken van de pensioenverplichtingen op basis van cashflows van zowel de bezittingen als de verplichtingen. Dit mandaat, de LDI- ofwel matchingportefeuille, is op basis van een adviesrelatie ge-outsourced aan een externe manager. Het mandaat is pragmatisch ingericht. Er wordt terughoudendheid betracht in het gebruik van leverage in de matching portefeuille. Een externe manager is verantwoordelijk voor de uitvoering van de transacties en derivaten. Doelstelling van het mandaat is het nauwkeurig volgen van de door

marktrentecurve-bewegingen veroorzaakte verandering van de economische verplichtingen met ruimte voor extra rendement door actief gebruik van bonds en credits. De afgescheiden LDI-assets worden zodanig ingericht dat het verwachte rendement door de tijd hoger is dan de verplichtingen

Page 62: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

63

op basis van de DNB rentecurve. De renteafdekking wordt gebaseerd op de ongecorrigeerde rente DNB RTS-rentecurve (zonder UFR). Tot juni 2015 was de beoogde renteafdekking 45%. Sinds juni 2015 wordt een renteafdekking beoogd van 40%. In de ALM benchmark is de strategische afdekking 45% met een bandbreedte van 37% tot 53%. In onderstaande tabel wordt de samenstelling van de renteafdekking

weergegeven op basis van de berekening van de gevoeligheid van de kasstromen voor 1 basispunt wijziging in de rente (PV01).

2016 2015 Bedragen in € PV01 PV01

Verplichtingen 1.549.393 1.263.294 Gerealiseerde afdekking 603.133 504.321 In % 38,9% 39,9% Samenstelling afdekking Staatsobligaties 382.282 359.623 Bedrijfsobligaties 46.011 33.154 Rente swaps 172.745 110.596 Money market fonds 2.095 948

Totaal 603.133 504.321

Het curve risico, de gevoeligheid voor niet parallelle schommelingen in de rentecurve, wordt beperkt door bij de bepaling van de rentegevoeligheid een aantal jaren samen te voegen. Per groep mag de afdekking niet meer dan 3% afwijken van de af te dekken verplichtingen. Inflatierisico is het verschil in gevoeligheid voor de inflatie tussen de beleggingsportefeuille en de

verplichtingen. Het pensioenfonds beoogt de verplichtingen te indexeren met de inflatie, zonder dit overigens te garanderen. Het pensioenfonds is daardoor gevoelig voor een onverwachte inflatietoename. Het bestuur heeft besloten dit risico niet af te dekken.

Het pensioenfondsbestuur is zich goed bewust van de mismatchrisico’s. Deze risico’s worden continu gemonitord. Indien nodig worden er additionele beheersmaatregelen getroffen.

Beleggingsrisico’s: Zakelijke waardenrisico betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in de verschillende aandelenmarkten. Door spreiding aan te brengen binnen de zakelijke waarden-portefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt. Actief beleggingsrisico ontstaat doordat door het voeren van tactisch asset allocatie beleid (het op

korte termijn onder- en overwegen van verschillende beleggingscategorieën) en door het actieve beleid van de externe vermogensbeheerders van de benchmark wordt afgeweken. Het doel hiervan is om beter te presteren dan de benchmark, of omdat er geen passieve beleggingsvorm beschikbaar is. Onder de huidige marktomstandigheden kunnen actieve beheerders een positieve bijdrage leveren aan de risicobeheersing en rendement toevoegen. Het bestuur heeft daarom besloten om een groter deel van de portefeuille in actief beheer te geven. Eind 2016 werd ca.

tweederde deel van de beleggingsportefeuille actief beheerd.

Page 63: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

64

Kredietrisico is het risico dat de tegenpartij zijn betalingsverplichting niet nakomt. De creditratings zijn bepalend voor de beheersing van het risico.

2016 2015 Bedragen in € 1.000 EUR % EUR %

AAA 77.951 20,2 159.617 43,1 AA 100.052 25,9 78.065 21,1 A 13.672 3,6 8.459 2,3 BBB 36.960 9,6 29.381 7,9 Lager dan BBB 7.895 2,0 9.285 2,5 Geen rating:

Overige middelen (o.a. liquiditeiten) 13.314 3,4 22.570 6,1 Money market fund 136.716 35,4 66.122 17,8

Renteswaps -430 -0,1 -3.003 -0,8

Totaal 386.130 100,0 370.496 100,0

Deze verdeling is gebaseerd op Bloomberg data per beleggingsfonds. De belegging in het Money

Market fonds betreft een beleggingsfonds waarvan de onderliggende beleggingen minimaal een rating A- hebben. Het beleggingsfonds zelf heeft geen rating. Het negatieve bedrag eind 2016 heeft betrekking op de waarde van de rente swaps. De segmentatie van de vastrentende waarden beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:

2016 2015 Bedragen in € 1.000 EUR % EUR %

Nederland 74.876 19,4 155.066 41,9 Finland 36.447 9,4 27.000 7,3 Frankrijk 12.449 3,2 13.868 3,7

Oostenrijk 40.067 10,4 29.690 8,0 België 16.043 4,2 9.870 2,7 Verenigde Staten 39.700 10,3 37.544 10,1 Overige < 5% 30.262 7,8 34.340 9,3 Swaps /Cash 136.286 35,3 63.118 17,0

Totaal 386.130 100,0 370.496 100,0

De segmentatie van de vastrentende waarden beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:

2016 2015 Bedragen in € 1.000 EUR % EUR %

Overheid 313.950 81,3 302.026 81,5 Financiële instellingen 34.202 8,9 46.165 12,5 Overige < 5% 37.978 9,8 22.305 6,0

Totaal 386.130 100,0 370.496 100,0

Valutarisico betreft koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro. Deze koersverschillen zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds.

Het valutarisico wordt grotendeels afgedekt middels valutatermijncontracten. Na afdekking bedraagt het totaalpercentage dat buiten de euro belegd wordt circa 8,6% (2015: 7,9%). In onderstaande tabel is de procentuele exposure na afdekking weergegeven.

Page 64: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

65

Na afdekking 2016 2015 EUR % EUR %

Euro 751.768 91,4 703.538 92,0 GBP 6.832 0,8 6.290 0,8 USD 2.906 0,4 -417 -0,1 Overig 60.976 7,4 54.965 7,2

Totaal 822.482 100,0 764.376 100,0

Een uitgebreid overzicht van de valuta exposure en afdekking kan worden gevonden op pagina 51. Beleidsmatig is de doelstelling om de USD exposure volledig af te dekken en de GBP exposure voor 80% af te dekken. Verplichtingenrisico’s:

Indexatierisico is het risico dat de meeropbrengsten uit beleggingen niet toereikend zijn om de

reglementair beoogde indexatie te kunnen toekennen (zie ook inflatierisico). Langleven risico is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen. In het verslagjaar 2016 heeft de herziening van de overlevingskansen geleid tot een last van € 0,61 mln.

Kortleven risico is het risico dat door ingang van het nabestaandenpensioen een bedrag aan de technische voorziening moet worden toegevoegd. Arbeidsongeschiktheidsrisico is het risico dat een voorziening opgenomen moet worden voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn en naar verwachting in de toekomst arbeidsongeschikt zullen worden verklaard.

Overige risico’s:

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de

liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose waarbij rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico: concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een

concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds

vastgesteld op basis van de ALM-studie.

De segmentatie van de aandelen in de beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:

2016 2015 Bedragen in € 1.000 EUR % EUR %

Duitsland 22.187 5,6 19.174 5,7 Frankrijk 24.306 6,2 19.209 5,7

Verenigde Staten 203.601 51,6 166.809 49,2 Verenigd Koninkrijk 33.419 8,5 35.958 10,6 Zwitserland 19.925 5,0 17.095 5,0 Overige 91.002 23,1 80.791 23,8

Totaal 394.440 100,0 339.036 100,0

Page 65: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

66

De segmentatie van de aandelen in de beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:

2016 2015

Bedragen in € 1.000 EUR % EUR %

Technology 59.695 15,1 46.372 13,7

Financiële instellingen 66.589 16,9 58.762 17,3

Consumentenprodukten 127.357 32,3 123.913 36,5

Communicatie technologie 43.251 11,0 37.954 11,2

Nutsbedrijven 21.795 5,5 14.769 4,4

Industrie 40.228 10,2 29.769 8,8

Overige < 5% 35.525 9,0 27.497 8,1

Totaal 394.440 100,0 339.036 100,0

De segmentatie van het vastgoed in de beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:

2016 2015 Bedragen in € 1.000 EUR % EUR %

Nederland 2.803 9,6 2.925 10,0

Duitsland 3.959 13,5 3.563 12,2

Finland 3.092 10,6 2.944 10,1

Frankrijk 7.847 26,8 9.660 33,1

Oostenrijk 1.870 6,4 1.862 6,4

België 3.275 11,2 3.184 10,9

Verenigd Koninkrijk 3.437 11,8 3.220 11,0

Overige < 5% 2.963 10,1 1.802 6,3

Totaal 29.246 100,0 29.160 100,0

De segmentatie van het vastgoed in de beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:

2016 2015 Bedragen in € 1.000 EUR % EUR %

Financiële instellingen 13.788 47,1 14.221 48,8

Office 4.792 16,4 4.115 14,1

Retail 6.956 23,8 7.990 27,4

Industie/logistiek 3.710 12,7 2.834 9,7

Totaal 29.246 100,0 29.160 100,0

Operationeel risico is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen,

menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT-problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Doordat het pensioenfonds alle activiteiten heeft uitbesteed is ter beheersing van dit risico een uitbestedingsbeleid vastgesteld. Alle uitvoeringsinstanties wordt gevraagd zich te conformeren aan dit uitbestedingsbeleid. Daarnaast wordt dit risico beheerst door een interne

gedragscode.

Page 66: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

67

Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.

3.5.12.2 SPECIFIEKE FINANCIËLE INSTRUMENTEN (DERIVATEN)

Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het

algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het

kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen

voldoen. Dit risico wordt beperkt door voor wat betreft derivaten uitsluitend transacties aan te gaan met tegenpartijen met ten minste een A--rating. Het pensioenfonds heeft in 2016 zelf gebruik gemaakt van valutatermijncontracten. Het door BlackRock voor het pensioenfonds ingerichte LDI-fonds maakt gebruik van renteswaps.

3.5.13 NIET IN DE BALANS OPGENOMEN ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

Het pensioenfonds had in het boekjaar 2016 geen activa en/of verplichtingen welke niet in de

balans zijn opgenomen. Het pensioenfonds had op de balansdatum van 31 december 2016 een indexatieachterstand: voor de actieve deelnemers was op deze datum sprake van een (cumulatieve) indexatieachterstand van 4,21%, voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers was op deze datum sprake van een (cumulatieve) indexatieachterstand van 4,06%. Dit is nader toegelicht op pagina 58.

3.5.14 GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM

Indexatie en indexatie achterstand In januari 2017 heeft het bestuur de indexatie voor zowel actieve deelnemers als pensioengerechtigden en gewezen deelnemers voor het jaar 2017 vastgesteld. Op basis van de aanwezige beleidsdekkingsgraad kon geen indexatie worden toegekend. Dit is nader toegelicht op pagina 58. Voor actieven bedroeg de loonindex Owase cao verhoging over 2016 1,75%.

Voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers bedroeg de CPI index alle huishoudens, afgeleid, jaarlijks vastgesteld over de periode oktober 2015 tot oktober 2016 -0,01%. Kostendekkende premie Het bestuur heeft de gedempte kostendekkende premie voor 2017 (gebaseerd op 120 maand eindes) vastgesteld op 29,4% van de pensioengrondslagsom. De te ontvangen premie bedraagt

30% van de pensioengrondslagsom en ligt dus iets hoger dan de gedempte kostendekkende premie voor de reguliere pensioenopbouw in 2017. Het overschot zal opnieuw worden aangewend

om de kortingen van de pensioenopbouw uit het verleden deels te repareren. Met het overschot dat beschikbaar is voor de reparatie, kan het resterende deel (0,03%) van de toegepaste verlaging van 0,5% van 2013 worden gerepareerd. Dit is nader toegelicht op pagina 58. Het pensioenfondsbestuur heeft besloten om per 1 juli 2017 0,03% van de pensioengrondslag aan

inhaalopbouw toe te kennen (bij een pensioendatum van 65 jaar). Deze ‘reparatie’ geldt voor alle deelnemers van wie de opbouw in 2013 werd verlaagd, dus ook voor de personen die inmiddels met pensioen zijn. Na deze reparatie resteert nog een opbouwachterstand van 0,09% over 2014. Er is in 2017 geen ruimte om ook een deel van de verlaging van 2014 te repareren.

Page 67: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

68

3.5.15 VERBONDEN PARTIJEN

3.5.15.1 IDENTITEIT VAN VERBONDEN PARTIJEN

Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds en de sponsor, de aangesloten

ondernemingen en hun bestuurders. Dion Pensioen Services B.V. is zowel uitvoeringsorganisatie voor het pensioenfonds als aangesloten onderneming. Transacties tussen de verbonden partijen worden op zakelijke grondslagen overeengekomen.

3.5.15.2 TRANSACTIES MET BESTUURDERS

De OWASE-bedrijven die medewerkers voor het bestuur, verantwoordingsorgaan of een commissie beschikbaar stellen krijgen op basis van de vergoedingsregeling van het pensioenfonds een vergoeding.

Er zijn noch leningen verstrekt aan noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.

De bestuursleden nemen als reguliere deelnemers deel aan de pensioenregeling, het bestuurslid namens de gepensioneerden ontvangt een regulier pensioen.

3.5.16 PREMIEBIJDRAGEN (VAN WERKGEVER EN WERKNEMERS)

De totale bijdrage van werkgevers en werknemers bedraagt 30% (2015: 30%) van de

pensioengrondslag.

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Werkgeversgedeelte pensioenpremie 9.522 9.443 Werknemersgedeelte pensioenpremie 3.655 3.603

Subtotaal 13.177 13.046 0 0

Werknemersgelden expiratie IPR 690 258

Totaal 13.867 13.304

De gelden die het pensioenfonds in het kader van de vroegere Individuele Pensioenregeling (IPR) ontvangt voor de inkoop van ouderdomspensioen maakt geen onderdeel uit van de feitelijke

premie (Art. 130 Pensioenwet). De IPR-regeling wordt niet uitgevoerd door het pensioenfonds, maar deelnemers hebben wel de mogelijkheid om met vrijgevallen IPR-tegoeden bij het pensioenfonds aanvullende OP-aanspraken ‘in te kopen.’ De kostendekkende premie, de gedempte kostendekkende premie en de feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Zuiver kostendekkende premie 18.642 19.231

Gedempte kostendekkende premie 13.090 12.993

Feitelijke premie 13.177 13.046

Bij de zuiver kostendekkende premie wordt, voor de benodigde koopsom voor pensioenopbouw, gerekend met de rentetermijnstructuur per 31 december van het voorgaand boekjaar. Daarbij wordt een opslag meegenomen voor het vereist eigen vermogen en een opslag voor uitvoeringskosten.

Bij de gedempte kostendekkende premie wordt de koopsom voor pensioenopbouw berekend op basis van de gemiddelde nominale marktrente over de voorafgaande 10 jaar (120 maanden) die wordt afgeleid van de nominale rentetermijnstructuur.

Page 68: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

69

De samenstelling van de kostendekkende premie en de feitelijke premie is als volgt:

Bedragen x € 1.000 Zuiver

kostendekkende premie

Gedempte

kostendekkende premie

Actuarieel benodigde koopsom voor pensioen-opbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioen-verplichtingen 14.019 9.554 Opslag voor premievrijstelling bij arbeidson-geschiktheid 799 630 Opslag voor het bij de aangroei van pensioen-verplichtingen behorende vereist eigen vermogen (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) 2.934 2.016 Opslag voor de bij de aangroei van de pensioen-verplichtingen behorende uitvoeringskosten 890 890 Opslag ter versterking van de financiële positie 0 0

Totaal 18.642 13.090

3.5.17 BELEGGINGSRESULTATEN

2016

Bedragen x € 1.000 Directe beleggins-

opbrengsten

Indirecte beleggings-

opbrengsten

Kosten beleggingen

31-12-2016 Totaal

Vastgoed 0 349 -243 106 Aandelen 6.668 34.017 -1.104 39.581 Vastrentende waarden 107 31.866 -634 31.339 Derivaten 3.870 -8.630 0 -4.760 Overige beleggingen 6 3.308 -197 3.117

10.651 60.910 -2.178 69.383 Kosten niet toe te wijzen aan categorieën -595

68.788

De niet toe te wijzen kosten betreffen de kosten van de ondersteuning door DION, de externe voorzitter van de beleggingscommissie en de beleggingsadviseur. Deze kosten worden niet toegerekend aan de beleggingsopbrengsten. 2015

Bedragen x € 1.000 Directe

beleggins-opbrengsten

Indirecte

beleggings-opbrengsten

Kosten

beleggingen

31-12-2015

Totaal

Vastgoed 0 2.521 -257 2.264 Aandelen 14.601 17.166 -1.265 30.502 Vastrentende waarden 471 -3.918 -566 -4.013 Derivaten 0 -16.030 0 -16.030 Overige beleggingen 52 -1.631 -164 -1.743

15.124 -1.892 -2.252 10.980 Kosten niet toe te wijzen aan categorieën -620

10.360

Page 69: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

70

3.5.18 OVERIGE BATEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Andere baten 0 40

Totaal 0 40

3.5.19 PENSIOENUITKERINGEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Ouderdomspensioen 15.550 15.019 Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) 3.456 3.335 Wezenpensioen 48 51

Arbeidsongeschiktheidspensioen 434 395 Afkopen 96 54

Totaal 19.584 18.854

De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 465,94 (2015: € 462,88) per jaar overeenkomstig de wettelijke afkoopbedragen (de afkoopgrens).

3.5.20 PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Bestuurskosten 234 240 Bestuursondersteuning 340 301 Administratiekosten 498 558 Accountant 53 41 Certificerend actuaris 43 30 Adviserend actuaris 97 127 Overige advisering 3 9 Contributies en bijdragen 65 57 Communicatiekosten 139 154

Totaal 1.472 1.517

De pensioenuitvoeringskosten worden in de staat van baten en lasten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Door uitbreiding van de SLA met Dion in het licht van governance en beleid namen de pensioenuitvoeringskosten toe. De administratiekosten in 2015 waren hoog in verband met

implementatie van nieuwe software voor de deelnemersadministratie, in 2016 zijn deze kosten lager. Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.

Page 70: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

71

Honoraria accountant 2016

Bedragen x € 1.000 KPMG

ACCOUNTANTS NV 2016

OVERIG KPMG NETWERK 2016

TOTAAL KPMG 2016

Controle van de jaarrekening 53 0 53 Overige controle opdrachten 0 0 0 Belastingadvies 0 0 0 Andere niet-controle diensten 0 14 14

Totaal 53 14 67

Honoraria accountant 2015

Bedragen x € 1.000 KPMG

ACCOUNTANTS NV 2015

OVERIG KPMG NETWERK 2015

TOTAAL KPMG 2015

Controle van de jaarrekening 41 0 41 Overige controle opdrachten 0 0 0 Belastingadvies 0 0 0 Andere niet-controle diensten 0 6 6

Totaal 41 6 47

3.5.21 SALDO HERVERZEKERING

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Premie herverzekering 71 71 Mutatie voorziening herverzekering -376 42 Te vorderen herverzekeraar 376 -42 Uitkering herverzekeraar -33 -12

Saldo herverzekering 38 59

3.5.22 SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Inkomende waardeoverdrachten -250 -753 Uitgaande waardeoverdrachten 416 829

Saldo overdracht van rechten 166 76

Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioen- aanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd.

De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. Waardeoverdrachten worden in de staat van baten en lasten opgenomen op het moment van overdracht van de pensioenverplichtingen. Het saldo van de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten wordt toegerekend aan de periode waarop het betrekking heeft.

Page 71: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

72

3.5.23 OVERIGE LASTEN

Bedragen x € 1.000 2016 2015

Andere lasten 3 13

Totaal 3 13

Overige lasten zijn aan de periode toegerekend waarop ze betrekking hebben.

3.5.23 BELASTINGEN

De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de

vennootschapsbelasting.

3.5.24 AANTAL PERSONEELSLEDEN

Bij het pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn bij Dion Pensioen Services B.V.

3.5.25 BEZOLDIGING BESTUURDERS

De OWASE-bedrijven die medewerkers voor het bestuur, verantwoordingsorgaan of een commissie beschikbaar stellen krijgen op basis van de vergoedingsregeling van het pensioenfonds een

vergoeding. De vergoeding is opgedeeld in een vast bedrag en een bedrag per bijgewoonde vergadering. Ook voor het beschikbaar stellen van leden van het verantwoordingsorgaan en van leden van commissies krijgen de bedrijven een vergoeding, maar dan alleen een bedrag per bijgewoonde vergadering. De gepensioneerde bestuursleden en gepensioneerde leden van het verantwoordingsorgaan en van de commissies krijgen in persoon een bedrag per bijgewoonde vergadering.

Bestuursleden die werkzaam zijn bij de aangesloten bedrijven ontvangen dus zelf geen bezoldiging. De aangesloten bedrijven hebben in 2016 een vergoeding ontvangen voor het beschikbaar stellen

van bestuursleden. Het bestuurslid dat de gepensioneerden vertegenwoordigt heeft in 2016 een bezoldiging ontvangen van € 5.100. Hardenberg, 23 mei 2017

Stichting Pensioenfonds OWASE het bestuur, H.J. Meijerink J.W. Floor voorzitter secretaris

A.J. van den Elst R.H.A. Brookhuis J.G.A. Terhalle J. Stoffelsma plv. voorzitter plv. secretaris lid lid

Page 72: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

73

4 OVERIGE GEGEVENS

4.1 VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN

Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds is in 2008 ingesteld. 2016 is het negende jaar waarin het verantwoordingsorgaan in functie is. Het pensioenfondsbestuur legt jaarlijks op basis van o.a. het jaarverslag verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan kijkt met name of er een evenwichtige belangenafweging heeft plaatsgevonden.

Voor de goede orde dient opgemerkt te worden dat het verantwoordingsorgaan niet belast is met het intern toezicht. Voor het intern toezicht wordt periodiek een visitatiecommissie ingehuurd om het functioneren van het pensioenfonds en van het bestuur te onderzoeken en zo nodig aanbevelingen te doen. Het functioneren van het verantwoordingsorgaan maakt eveneens deel uit

van het onderzoek van de visitatiecommissie.

Het verantwoordingsorgaan heeft voor zichzelf een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van de Pension Fund Governance. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. Het reglement is begin 2016 geactualiseerd (en begin 2017 nogmaals). In het kader van de deskundigheidsbevordering hebben de leden van het verantwoordingsorgaan

ook dit jaar weer de studiedag van het bestuur in november 2016 bijgewoond. De leden van het verantwoordingsorgaan zijn voldoende ingevoerd in de complexe pensioenmaterie en het reilen en zeilen van het pensioenfonds om het door het bestuur gevoerde beleid, de uitvoering van dat beleid, en de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes voor de toekomst op zijn merites te kunnen beoordelen. In het overleg tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan, dat over het boekjaar 2016 is

gehouden zijn de volgende onderwerpen/ontwikkelingen aan de orde geweest: de financiële situatie van het pensioenfonds; de begroting voor 2017; het al dan niet toekennen van de voorwaardelijke indexaties; het communicatiebeleid (m.n. het communicatieplan); de vooruitzichten en de plannen van het pensioenfondsbestuur voor de komende periode; het nieuwe strategische beleidsplan van het pensioenfonds;

de uitkomsten van de visitatieronde en de te ondernemen vervolgacties; het actualiseren van de statuten van het pensioenfonds; de uitkomsten van de haalbaarheidstoets en de te ondernemen vervolgacties; de ontwikkeling van de kostendekkende premie en de reparatie van de in 2013 doorgevoerde

verlaging van de opbouw van nieuwe pensioenafspraken; het beleggingsbeleid (halfjaarlijkse toelichting);

de mogelijkheden om bij het pensioenfonds een wat breder ESG-beleid te implementeren; de evaluatie van de uitvoeringsopdracht die in 2015 door de sociale partners aan het

pensioenfonds werd gegeven voor de uitvoering van de OWASE CDC-pensioenregeling;

de onder externe begeleiding uitgevoerde zelfevaluatie van het bestuur en de aanbevelingen van de externe begeleider;

het rooster van aftreden en de tussentijdse vacatures die in het bestuur, in het verantwoordingsorgaan en in de commissies zijn ontstaan;

de veranderingen in het Nederlandse pensioenstelsel die nog op stapel staan en de onduidelijkheid die dat voor de fondsen, de deelnemers en de bedrijven met zich mee brengt.

Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennisgenomen van de jaarstukken (bestuursverslag, jaarrekening, actuarieel rapport, accountantsverslag). Het bestuur heeft het verantwoordingsorgaan geïnformeerd over belangrijke ontwikkelingen. Bij het overleg met het pensioenfondsbestuur is door de voorzitter van het bestuur, de heer Meijerink, een

toelichting gegeven op alle relevante ontwikkelingen bij het pensioenfonds. Voor zover het verantwoordingsorgaan dat kan beoordelen heeft het bestuur - binnen hetgeen in zijn vermogen

Page 73: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

74

ligt - de juiste maatregelen genomen met een juiste afweging van de belangen van alle betrokkenen. Het bestuur heeft het verantwoordingsorgaan wederom betrokken bij het traject voor de benoeming van de ‘nieuwe’ visitatiecommissie en bij het formuleren van de opdracht voor de commissie. Ook de leden van het verantwoordingsorgaan zijn geïnterviewd door de

visitatiecommissie. Zij hebben het interview met de visitatiecommissie als positief en constructief ervaren. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de bevindingen van de visitatiecommissie, die in het derde kwartaal van 2016 rapport heeft uitgebracht. Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het een waardevol rapport is, dat goede handvatten biedt voor verdere optimalisatie van de pensioenfondsorganisatie en het pensioenfondsbeleid. Het verantwoordingsorgaan onderschrijft de noodzaak van een goede communicatie met alle

stakeholders van het pensioenfonds. Het VO is van oordeel dat het bestuur en de communicatiecommissie voor 2016 (en voor 2017) heldere communicatiedoelstellingen hebben

geformuleerd en dat de belangen van de verschillende doelgroepen met de in het communicatieplan beschreven communicatieactiviteiten op adequate wijze worden gediend. Het verantwoordingsorgaan kan zich vinden in het Communicatieplan 2017. Het verantwoordingsorgaan heeft overeenkomstig de statuten van het pensioenfonds een positief advies uitgebracht ten aanzien van het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en

voorlichtingsbeleid van het pensioenfonds.

Bevindingen

Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de jaarstukken en van de toelichting op de belangrijke ontwikkelingen door het bestuur. Het VO heeft zich op basis daarvan een adequaat beeld kunnen vormen van de financiële situatie van het pensioenfonds, van het gevoerde beleid,

van de uitvoering van dat beleid en van de beleidskeuzes voor de toekomst.

Conclusie Het verantwoordingsorgaan komt tot de volgende conclusie: Het verantwoordingsorgaan concludeert op basis van de beschikbare informatie dat hij zich kan vinden in de beleidskeuzes die het bestuur voor het boekjaar 2016 en voor de toekomst heeft

gemaakt en in de wijze waarop het bestuur uitvoering heeft gegeven aan zijn beleid. Het verantwoordingsorgaan vertrouwt er op dat het bestuur ook het komende jaar doortastend zal optreden met een juist oog voor de belangen van alle betrokkenen. Hardenberg, 23 mei 2017

Stichting Pensioenfonds OWASE Het verantwoordingsorgaan,

F. Schepers D. de With

Voorzitter Secretaris R.H. de Jonge M. Malinowski L. Meijer T. Horstra

Plv. voorzitter plv. secretaris lid lid

Page 74: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

75

Reactie van het bestuur Het bestuur heeft de volgende reactie gegeven op de bevindingen en de conclusie van het verantwoordingsorgaan: Het pensioenfondsbestuur kan zich vinden in het oordeel van het verantwoordingsorgaan en dankt het verantwoordingsorgaan voor het in hem gestelde vertrouwen. Het bestuur hecht veel waarde

aan het oordeel van het verantwoordingsorgaan en zet zich in om het verantwoordingsorgaan zo goed mogelijk te informeren over alle ontwikkelingen, die relevant zijn om te komen tot een gefundeerd oordeel over de beleidskeuzes die het bestuur maakt voor de toekomst, over het vastgestelde beleid en over de uitvoering hiervan. De kritische vragen van het verantwoordingsorgaan leveren een goede bijdrage aan de te voeren discussie en leggen eens te meer nadruk op de onderscheidende belangen waarmee het bestuur bij zijn afwegingen rekening dient te houden.

Page 75: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

76

4.2 VISITATIECOMMISSIE

Het pensioenfondsbestuur heeft eind 2016 een visitatiecommissie benoemd. De visitatiecommissie heeft in maart 2017 haar rapport over het jaar 2016 aan het bestuur gestuurd en toegelicht. De commissie heeft vastgesteld dat het pensioenfonds de zaken over het algemeen goed voor elkaar

heeft, maar heeft ook een aantal aandachtspunten gesignaleerd. Het bestuur kan zich vinden in de conclusies en aanbevelingen van de commissie, de aanbevelingen zijn vertaald in actiepunten. De visitatiecommissie is belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en het bestuur, alsmede in het jaarverslag. De commissie heeft de opdracht gekregen om een kritische beoordeling te maken van het beleid van het bestuur en van

de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De visitatiecommissie dient binnen deze taak een oordeel uit te spreken over:

transparantie belangenafweging/realisatie; wet en regelgeving vanuit compliance; adequate pensioenadministratie/toezicht/actuarieel;

en specifiek aandacht te besteden aan: het beoordelen van de verwerking van punten uit het laatste visitatierapport; de algemene organisatie van het fonds; of het pensioenfondsbestuur in de afgelopen drie jaar de juiste prioriteiten heeft gesteld; of het bestuur dat vervolgens heeft vertaald in beleid en of dat beleid ook is geïmplementeerd; de juiste implementatie van wet- en regelgeving;

het risicomanagement; de communicatie. SAMENVATTING VAN HET RAPPORT VAN DE VISITATIECOMMISSIE (VC): “De taak van visitatiecommissie (hierna VC) bestaat uit het toezicht houden op het beleid van het

bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE (hierna het fonds), op de algemene gang van zaken in

het fonds en het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De VC heeft de periode januari 2016 tot en met december 2016 onderzocht. De VC volgt bij het uitvoeren van haar rol de toezichtcode van de Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector (hierna VITP). De VC is door het bestuur benoemd voor een visitatie, waarbij het VO betrokken wordt. De VC legt haar bevindingen vast in een rapport en legt verantwoording af aan het VO, aan het bestuur en

aan de werkgevers. Het functioneren van de governance De organen van het fonds zijn naar behoren ingericht en statutair verankerd. Er is nu ook een reglement voor de VC. Voor de handhaving van de korting in verband met groot leeftijdsverschil heeft de VC geen deugdelijke motivatie gezien. De VC is van mening dat de compliance functie op

een andere wijze ingevuld dient te worden. De VC ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het gekozen bestuursmodel niet passend zou zijn voor het fonds.

Aanbevelingen Heroverweeg de korting in verband met groot leeftijdsverschil. Zoek zo snel mogelijk een nieuwe compliance officer. Bezie of de bijeenkomsten van de Pensioenfederatie voor VO’s toegevoegde waarde kunnen

hebben voor het VO van het fonds. Het functioneren van het bestuur Het bestuur komt frequent bijeen en de opkomst bij de bestuursvergaderingen en de commissievergaderingen is hoog. Het bestuur heeft een vergaderprocedure ingericht die is vastgelegd in een vergaderprotocol. Op de agenda staan de onderwerpen die aan bod dienen te komen bij het fonds. In de notulen wordt uitgebreid verslag gedaan van hetgeen besproken is in de

bestuursvergadering. Een samenvatting van de notulen van de bestuursvergadering wordt gepubliceerd op de website van het fonds. De besluiten worden vastgelegd in een besluitenlijst en

Page 76: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

77

de opvolging van de bestuursbesluiten wordt gemonitord met behulp van actiepuntenlijsten. Bij de lijst met afgeronde actiepunten wordt niet vermeld of de actiepunten tijdig zijn uitgevoerd. Er is geen overzicht waaruit blijkt welke rapportage in welke commissie wordt behandeld (verantwoordelijkheid matrix). De deskundigheid van het bestuur is op orde en wordt door opleidingen en minimaal een jaarlijkse studiedag op peil gehouden. De voorzitter leidt de vergaderingen goed en alle bestuursleden worden betrokken bij de besluitvorming.

Aanbevelingen Stel een aparte actielijst van de aandachtspunten van de actuaris en de accountant op. Laat expliciet in het bestuursverslag terug komen welke aandachtspunten van de actuaris,

accountant en VC niet opgevolgd worden. Stel een overzicht op welke rapportage door welke commissie wordt behandeld.

Het beleid van het bestuur De VC heeft vastgesteld dat het bestuur in 2016 een missie, visie en strategie heeft vastgelegd in

het strategisch beleidsplan en het communicatieplan. Echter (nog) niet in de ABTN. Aan het strategisch beleidsplan is geen geldigheidsperiode verbonden. De VC deelt de mening van het bestuur niet dat het initiatief voor een samenwerkingsvorm volledig bij de sociale partners ligt. De VC is van mening dat de tracking error bandbreedte herijkt moet worden als het onderliggende scenario en of parameters wijzigt.

Aanbevelingen Neem de missie, visie en strategie van het fonds, zoals opgenomen in het

communicatiebeleidsplan en het strategisch beleidsplan, ook op in het ABTN. Geef het strategisch beleidsplan een tijdshorizon. Herijk de tracking error bandbreedte als het onderliggende scenario of de parameters wijzigen.

Algemene gang van zaken in het fonds Een aantal uitbestedingsrelaties wordt regelmatig geëvalueerd door het bestuur. De VC vindt het ongewenst dat de compliance officer functie gedurende geheel 2016 ad interim is ingevuld door de voorzitter van het fonds, waardoor er op dit gebied geen functiescheiding was (zie

aanbeveling onder het functioneren van de governance).

Aanbevelingen Zorg dat de halfjaarlijkse compliance check ook (zichtbaar) in het bestuur besproken wordt Zorg dat de ISAE verklaring de behoefte van het fonds afdekt (of vraag aanvullende

waarborgen) en bespreek de eventuele bemerkingen in het bestuur. Adequate risicobeheersing De VC heeft vastgesteld dat het fonds een uitgebreid risicokader heeft ingericht met bijbehorende

risicokaarten. De risicokaarten worden minimaal een keer per jaar in het bestuur besproken. Een strategisch beleidskader voor het risicomanagement ontbreekt nog en zal in 2017 worden opgesteld. Er is geen volledige rapportage niet financiële risico’s. Aanbeveling Breid de risicorapportage uit met alle niet financiële risico’s.

Evenwichtige belangenafweging

De VC blijft bij haar oordeel, zoals vastgelegd in haar vorige rapporten, dat bij belangrijke besluiten de discussie en, indien van toepassing, de evenwichtige belangenafweging beter in de notulen vastgelegd dient te worden. Uit de discussie over de kostendekkende premie blijkt niet of er ook stilgestaan is bij de gevolgen voor de pensioengerechtigden en slapers. Het bestuur dient nog vast te stellen wanneer en op welke wijze gecommuniceerd gaat worden over de

toereikendheid van de premie. Het bestuur dient zich nog verder te verdiepen in de wijze waarop een eventuele toekomstige reparatie van inhaalindexatie, vorm wordt gegeven.

Page 77: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

78

Aanbeveling: Leg bij de besluitvorming, indien van toepassing, de discussie en evenwichtige

belangenafweging beter in de notulen vast.

Communicatie

Het bestuur heeft het communicatiebeleidsplan vastgesteld voor 2017-2019 en daarnaast een communicatieplan voor 2017. De wet Pensioencommunicatie is geïmplementeerd. De website is vernieuwd en up to date. De achterstand in de individuele pensioengesprekken die de afgelopen

twee jaar is ontstaan als gevolg van de implementatie van het nieuwe pensioenadministratie-systeem Axyware, zal in 2017 worden ingehaald. De meting van de communicatie onder belanghebbenden heeft het bestuur deels nog niet uitgevoerd, maar staat op de agenda om te vervolgen in 2017, evenals het verder digitaal communiceren met de deelnemers. Aanbeveling

Neem de actuele en ongecorrigeerde dekkingsgraad en de uitleg daarover op in laag 3 van de

Pensioen 1-2-3 op de website. Monitor het inhalen van de achterstand ten aanzien van de individuele pensioen gesprekken. Naleving Code Pensioenfondsen De VC heeft vastgesteld dat het bestuur het merendeel van de normen uit de Code Pensioenfondsen toepast. In het jaarverslag 2015 heeft het bestuur verantwoording afgelegd over

de naleving van de Code en de overwegingen om daarvan af te wijken. Het bestuur zal regelmatig moeten heroverwegen of de afwijkingen nog verdedigbaar zijn. Het bestuur heeft het voornemen om beter aan te sluiten bij de norm verantwoord beleggen en de norm ten aanzien van missie, visie en strategie. Ten aanzien van verantwoord beleggen zal het fonds een duidelijk standpunt moeten innemen over uit principe verantwoord beleggen (dan onderdeel uitbestedingsbeleid), of in principe. De VC heeft vastgesteld dat het fonds nog geen beloningsbeleid voor externe dienstverleners heeft opgesteld. Ook vraagt het fonds het beloningsbeleid van externe

dienstverleners niet op.

Aanbeveling: Stel beloningsbeleid op voor externe dienstverleners en vraag het beloningsbeleid van externe

dienstverleners op. Cultuur en gedrag

De VC is van mening dat het bestuur een goed functionerend team is, dat goed wordt ondersteund door de bestuur commissies. Het bestuur wordt steeds professioneler. Aanbeveling: Geef bij de voor eind 2016 geplande heroverweging van het bestuursmodel aandacht aan de

formele rollen die de diverse organen en andere betrokkenen bij het fonds hebben en betrek

daarbij of de checks and balances goed worden ingevuld. Opvolging van eerdere aanbevelingen van het interne toezicht De VC is van mening dat het bestuur een open houding heeft ten opzichte van het intern toezicht en de aanbevelingen serieus neemt. Nagenoeg alle aanbevelingen heeft het bestuur overgenomen, maar ultimo 2016 deels nog niet kunnen implementeren. Indien van toepassing heeft het bestuur

gemotiveerd afgeweken van een aanbeveling van de VC. Gezien de korte periode tussen het

tijdstip waarop het visitatierapport over 2015, uitgebracht, namelijk op 11 oktober 2016, is de VC content over de snelheid van opvolging van de aanbevelingen.” De visitatiecommissie: 30 maart 2017 Drs. R.P. van Leeuwen AAG, (voorzitter) Mr. M. Meijer-Zaalberg

J. G. Stokkel RA

Page 78: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

79

Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennis genomen van het rapport en van de conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie. Het bestuur kan zich vinden in de conclusies en aanbevelingen van de commissie. De meeste aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn vertaald in actiepunten, die zoveel mogelijk in de tweede helft van 2017 zullen worden uitgevoerd.

Het pensioenfondsbestuur heeft het volledige visitatierapport op de website van het pensioenfonds gepubliceerd, waar het door een ieder geraadpleegd kan worden.

4.3 INFORMATIE OVER UITVOERINGSOVEREENKOMST

Het pensioenfondsbestuur heeft in 2015 een (gewijzigde) standaarduitvoeringsovereenkomst vastgesteld. In 2016 zijn met alle aangesloten ondernemingen (nieuwe) gelijkluidende overeenkomsten gesloten. De uitvoeringsovereenkomsten zijn in overeenstemming gebracht met

de nieuwe OWASE CDC-pensioenregeling en de nieuwe pensioenwet- en regelgeving. De OWASE CDC regeling geldt voor een beperkte groep personen van het bedrijf RPC in Deventer, de voormalige medewerkers die in het verleden vielen onder de OWASE-pensioenregeling.

4.4 STATUTAIRE BEPALING SALDO VAN BATEN EN LASTEN

In de statuten is geen bepaling opgenomen over de bestemming van het saldo van baten en

lasten.

Page 79: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

80

4.5 ACTUARIËLE VERKLARING

Opdracht Door Stichting Pensioenfonds OWASE te Zwolle is aan Willis Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over

het verslagjaar 2016.

Onafhankelijkheid

Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds OWASE, zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds. Omdat Willis Towers Watson Netherlands B.V. beschikt over een door de

toezichthouder goedgekeurde gedragscode, is het toegestaan dat andere actuarissen en deskundigen aangesloten bij Willis Towers Watson Netherlands B.V. wel andere werkzaamheden verrichten voor het pensioenfonds.

Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.

Voor de toetsing van de pensioenfondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.

Afstemming accountant Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstemming plaatsgevonden over de werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle van het verslagjaar. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie als geheel heb ik de materialiteit bepaald op € 4.000.000. Met de accountant ben ik overeengekomen om geconstateerde afwijkingen boven € 200.000 te rapporteren. Deze afspraken zijn vastgelegd en de uitkomsten van mijn bevindingen zijn met de accountant besproken.

Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole

onderzochte basisgegevens. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.

Werkzaamheden

Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijkheid zoals beschreven in artikel 147 van de Pensioenwet, onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onderzocht of:

de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld;

de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten; het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-person regel.

Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Daarbij

heb ik mij gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het financieel beleid van het pensioenfonds in aanmerking genomen. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten.

De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.

Page 80: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

81

Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist

eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 vanwege het reservetekort. De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is lager dan de dekkingsgraad bij het vereist eigen vermogen, doch hoger dan de dekkingsgraad bij het minimaal vereist eigen vermogen.

Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds OWASE is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is

naar mijn mening niet voldoende, omdat het aanwezig eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen.

Amstelveen, 23 mei 2017 drs. W. Hoekert AAG

Verbonden aan Willis Towers Watson Netherlands B.V.

Page 81: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

82

4.6 CONTROLEVERKLARING

Page 82: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

83

Page 83: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

84

Page 84: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

85

Page 85: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

86

Page 86: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

87

BIJLAGEN

BIJLAGE OVERZICHT COMMISSIES EN PERSONEN

Naam Functie Geleding Lid sinds Zittingsduur tot

H.J. Meijerink (1958) voorzitter werkgevers 2000 2021

A.J. van den Elst (1965) plv. voorzitter werkgevers 2011 2019

J.G.A. Terhalle (1977) lid werkgevers 2014 2020

J.W. Floor (1957) secretaris werknemers 2005 2018

R.H.A. Brookhuis (1963) plv. secretaris werknemers 2004 2020

J. Stoffelsma (1940) lid pensioengerechtigden 2004 2018

De heer Meijerink is per 1 januari 2017 voor een nieuwe termijn herbenoemd als vertegenwoordiger van de werkgevers in het bestuur. Hij blijft ook na 1 januari 2017 de voorzitter van het pensioenfondsbestuur.

De heer Terhalle is per 1 januari 2016 voor een nieuwe termijn herbenoemd als vertegenwoordiger van de werkgevers in het bestuur. De heer Brookhuis is per 1 januari 2016 voor een nieuwe termijn herbenoemd als vertegenwoordiger van de werknemers in het bestuur. Hij blijft ook na 1 januari 2016 de plaatsvervangend secretaris van het pensioenfondsbestuur. De heer Stoffelsma is per 1 januari 2016 zonder verkiezingen (aangezien zich geen andere kandidaten hebben gemeld) - op zijn verzoek voor een halve termijn - herbenoemd als

vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur. Opmerking: een aantal bestuursleden heeft nevenfuncties. De bestuursleden hebben naar het oordeel van het bestuur geen nevenfuncties die kunnen conflicteren met hun bestuurlijke verantwoordelijkheden. Hun eventuele nevenfuncties worden jaarlijks geïnventariseerd door KPMG Compliance Services (IARCS). IARCS vermeldt de nevenfuncties in de compliance rapportages, die

aan de compliance officer worden gezonden. Een actueel overzicht van de nevenfuncties staat op

de website van het pensioenfonds.

Naam Functie Geleding Lid sinds Zittingsduur tot

F. Schepers (1943) voorzitter pensioengerechtigden 2008 2018

L. Meijer (1945) lid pensioengerechtigden 2008 2020

D. de With (1954) secretaris werknemers 2012 2021

M. Malinowski (1953) plv. secretaris werknemers 2016 2019

R. de Jonge (1964) plv. voorzitter werkgevers 2008 2020

T. Horstra (1972) lid werkgevers 2016 2018

De heer Meijer is per 1 januari 2016 voor een nieuwe termijn herbenoemd als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. De heer De With is per 1 januari 2017

zonder verkiezingen (aangezien zich geen andere kandidaten hebben gemeld) voor een nieuwe termijn herbenoemd als vertegenwoordiger van de werknemers in het verantwoordingsorgaan.

Mevrouw Malinowski is per 20 april 2016 zonder verkiezingen (aangezien zich geen andere kandidaten hebben gemeld) voor de resterende termijn van haar voorganger (de heer Van Dijk, die zich reeds in 2015 had teruggetrokken) benoemd als vertegenwoordiger van de werknemers in het verantwoordingsorgaan. De heer De Jonge is per 1 januari 2016 voor een nieuwe termijn herbenoemd als vertegenwoordiger van de werkgevers in het verantwoordingsorgaan. Mevrouw Horstra is per 1 juli 2016 voor de resterende termijn van haar voorganger (de heer Hessels, die zich per 1 januari 2016 heeft teruggetrokken) benoemd als vertegenwoordiger van de werkgevers

in het verantwoordingsorgaan.

Page 87: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

88

Communicatiecommissie Financiële commissie Beleggingscommissie

Bestuursleden Bestuursleden Bestuursleden

J.G.A. Terhalle (voorzitter) H.J. Meijerink (voorzitter) A.J. van den Elst

J.U. Stoffelsma J.W. Floor R.H.A. Brookhuis

Externe leden Externe leden Externe leden

L. Prenger E. Steffens R. Albrecht (extern voorzitter)

R. Spijkers

J. Schulten

Mevrouw Prenger is per 1 januari 2017 benoemd als extern lid van de communicatiecommissie. De heer Steffens is per 1 januari 2016 benoemd als extern lid van de financiële commissie. De heer Albrecht is per 1 juni 2014 voor een termijn van vier jaar benoemd als extern voorzitter van de

beleggingscommissie (ingehuurd via zijn bedrijf Albrecht Advies B.V.).

Page 88: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

89

BIJLAGE ALM BENCHMARK

Per 1 januari 2016 in %

ALM-BENCHMARK

STRATEGISCHE BEHEERRUIMTE

VAN DE SAA-BENCHMARK

*

FEITELIJKE

POSITIE PER

Beleggingscategorie Benchmark index Benchmark Minimum Maximum 31-12-2016

Vastgesteld door: Bestuur Bestuur Bestuur

Assetmix 100 100

Vastrentende waarden 50 45 60 46,3

Zakelijke waarden (aandelen en alternatives)

50 40 55 53,7

Matching portefeuille 50 40 60 47,1 Return portefeuille 50 40 60 52,9 Matching portefeuille 50 40 60 47,1

Staatsobligaties (Eur. Unie; ten minste AA-) 1

Kasstroom verplich-tingen o.b.v. ongecorrigeerde RTS

40 2

20 50 19,310

Staatsobligaties: Inflation Linked (ten minste AA-)

0 10 0,0

Rente derivaten (swaps)

Liquiditeitenfondsen (ten minste A-) 0 15 16,510 Credits (ten minste A-) 3 10 0 20 9,6 Liquiditeiten (ten minste A-, resp. AA-) 4 Euribor 0 - 5 5 1,8 Return portefeuille 50 40 60 52,9

Credits (ten minste BBB-, incl. OL) 3 Lehman Euro Aggregate Credit – Corporate

0 0 10 0,3

Staatsobligaties (ten minste BBB-

duration max 5 jaar)) 0 0 10 0

Aandelen 40 20 55 47,5

Alternatives 10 0 20 5 5,1 Alternatives 10 0 20 5,1

Indirect onroerend goed EPRA Total Return Index EUR

2,5 0 5 3,5

Commodities S&P GSCI Index Spot Index

2,5 0 5 0,0

Staatsobligaties Emerging Markets (EM Debt) 6

JP Morgan GBI-EM Global Diversified Index

2,5

0

5

0,0

Credits Emerging Markets (EM Corporate) 6, 7

JP Morgan CEMBI Broad Diversified Index

0 0,0

High yield credits 6 Citigroup High Yield Market Capped Index

2,5 0 5 2,7

Valutacontracten -1,1

Page 89: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

90

Per 1 januari 2016 in %

ALM-BENCHMARK

STRATEGISCHE BEHEERRUIMTE

VAN DE SAA-BENCHMARK

*

FEITELIJKE

POSITIE PER

Beleggingscategorie Benchmark index Benchmark Minimum Maximum 31-12-2016

Risicobeperkingen

Afdekking van valuta exposure

- beleggingen in USD 100 80 100 98,6

- beleggingen in GBP 100 80 100 82,2

- beleggingen in overige valuta’s totaal 2,5% of meer 8 - beleggingen in overige valuta’s totaal tot 2,5% 8

100 0

80 0

100 100

Rente afdekking 8: 45% van kasstroom verplichtingen o.b.v. ongecorrigeerde RTS- curve. Benchmark matching portefeuille is renteafdekking kasstroom verplich-tingen o.b.v. ongecorrigeerde RTS.

45 37 53 38,9

Het bestuur accepteert dat de beheerruimte tijdelijk - gedurende maximaal 4 maanden - (met een

bepaald maximumpercentage) wordt overschreden wanneer deze overschrijding het enkele gevolg van marktontwikkelingen is. Bij/vóór afloop van deze ‘gedoogperiode’ van 4 maanden dient de

beleggingscommissie: ofwel de portefeuille te rebalancen/aan te passen cf. de beleidskaders, ofwel het bestuur te adviseren om de beleidskaders (SAA-beheerruimte) aan te passen. De maximale marktoverschrijding van de bovengrens voor de subcategorieën binnen ‘overige zakelijke waarden’ gaat - per subcategorie - tot 5,5% en de maximale marktoverschrijding voor ‘aandelen’ gaat tot

58%. De maximale marktoverschrijding van de ondergrens voor de categorie ‘vastrentende waarden’ gaat tot 42% Voor de overige (sub)beleggingscategorieën gelden geen specifieke maximale overschrijdingen. De genoemde rating rating-eisen worden beoordeeld o.b.v. de ratings van drie rating agency’s: Standard & Poor, Moody’s en Fitch. Een equivalente rating van 2 van deze 3 rating agency’s, danwel de middelste rating van deze 3 rating agency’s, geldt als uitgangspunt bij de beoordeling.

Ook de berekening van het vereist eigen vermogen geschiedt op basis van deze rating-uitgangspunten (VEV; het kredietrisico S5 wordt bepaald aan de hand van de feitelijke posities in beleggingen met een bepaalde rating). Toelichting op de verwijzingen in de tabel:

1 Staatsobligaties in andere beleggingsfondsen (bijv. in creditsfondsen) tellen niet mee bij de bepaling van het percentage. Staatsobligaties met een rating lager dan AA- behoren

(automatisch) tot de returnportefeuille; staatsobligaties met een rating van AA- of hoger behoren niet automatisch tot de matchingportefeuille, maar kunnen daaraan wel toegewezen worden (door bestuur en/of beleggingscommissie).

2 De benchmark van 40% geldt voor beide categorieën staatsobligaties gezamenlijk. Voor inflation linked bonds geldt wel een apart maximum van 10%.

3 Credits met een gewogen gemiddelde fondsrating lager dan A- behoren (automatisch) tot de

returnportefeuille; credits met een gewogen gemiddelde fondsrating van A- of hoger behoren (in beginsel) tot de matchingportefeuille. Volume-eisen bedrijfsleningen (credits): - het percentage high yield credits in een IG-beleggingsfonds dat tot de

matchingportefeuille behoort (rating A- of hoger) mag niet hoger zijn dan 15% van het beleggingsfonds;

Page 90: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

91

- het totale percentage high yield credits in IG-beleggingsfondsen die tot de matchingportefeuille behoren (rating A- of hoger) mag niet hoger zijn dan 3% van de totale beleggingsportefeuille;

- het totale percentage high yield credits in beleggingsfondsen (IG en HY) binnen de gehele beleggingsportefeuille (zowel matching- als returnportefeuille) mag niet hoger zijn dan 7% van de totale beleggingsportefeuille. Voorts dient de performance van een IG-fonds

met HY in portefeuille afgezet te worden tegen een benchmarkindex met een vergelijkbaar risicoprofiel. Bij overschrijding van de rating/volume-eisen moet het creditsfonds in beginsel afgestoten worden. Wenst de beleggingscommissie het fonds niet af te stoten, dan dient de commissie onverwijld toestemming te vragen aan het bestuur. Het bestuur neemt op basis van een voorstel van de commissie een besluit over het al dan niet afstoten.

4 Volume en rating eis voor liquiditeiten bij banken: Voor banken met een rating van ten minste

AA- geldt een maximum € 15 mln. Voor banken met een rating van ten minste A geldt een maximum € 7,5 mln. Voor banken met een rating van ten minste A- geldt een maximum van €

2,5 mln. Is het gewenste totale percentage liquide middelen hoger, dan dienen deze over meerdere banken te worden gespreid. Aan de custodian wordt een ratingeis van ten minste BBB- gesteld. Liquide middelen mogen ook in andere valuta dan in Euro’s worden aangehouden. De afdekkingseisen gelden ook voor cashbeleggingen in andere valuta.

5 Voor de categorieën aandelen en alternatives (lees: zakelijke waarden) geldt een gezamenlijk

maximum van 55% van de totale portefeuille met een minimum van 20% aandelen van de totale portefeuille.

6 Voor de categorieën EM aandelen, EM Debt en EM Corp geldt een gezamenlijk maximum van 10% van de totale portefeuille.

7 Voor de categorieën High Yield en EM Corp geldt een gezamenlijk maximum van 5% van de totale portefeuille.

8 Indien voor 2,5% of meer van de totale beleggingsportefeuille in een bepaalde valuta wordt belegd, dient het bestuur voor deze valuta afdekkingseisen te formuleren: als beleidsuitgangspunt geldt daarvoor een ALM-benchmark van 100% afdekking met een beheerruimte van ten minste 80% tot 100% afdekking.

9 Afdekking vindt plaats op basis van matching van kasstromen. Doelstelling is afdekking van

45% van de verplichtingen gebaseerd op de ongecorrigeerde rente DNB RTS-rentecurve (zonder UFR). De benchmark voor de performance meting van de beheerder is de

ontwikkeling van de verplichtingen op basis van de ongecorrigeerde DNB RTS-rentecurve. Het matching beleid kan worden ingevuld door beleggingen in staatsobligaties (NB. de bijdrage van credits aan het matchingbeleid vervalt, tenzij de credits - overeenkomstig het mandaat van de beleggingscommissie - expliciet aan de matching portefeuille worden toegevoegd), en/of met behulp van swaps. Als gebruik wordt gemaakt van swaps, dan mag maximaal 30% van de matching met behulp van de swaps worden gerealiseerd. Binnen de beheerruimte kan de beleggingscommissie een aanpassing doen van de afdekking van maximaal 5%-punt. Elke

aanpassing van meer dan 5%-punt of reeks van aanpassingen van totaal meer dan 5%-punt dient vooraf ter goedkeuring aan het pensioenfondsbestuur te worden voorgelegd. Zodra het bestuur zijn goedkeuring aan een aanpassing heeft verleend geldt de nieuwe positie als uitgangspositie voor eventuele volgende aanpassingen.

10 Door marktontwikkelingen wordt een aantal restricties overtreden per 31-12-2016, niet door actieve beleggingsbeslissingen van de beleggingscommissie. De beleggingscommissie moet

binnen vier maanden het bestuur informeren hoe te herbalanceren dan wel een beleidsmatige aanpassing voor te stellen.

Onderstaande restricties worden overschreden:

• Percentage in liquiditeitenfonds bedraagt 16,5% (max 30%) • Percentage in staatsobligaties (ten minste AA) bedraagt 19,3% (minimum 20%)

Page 91: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2016 - OWASE · 4 KERNCIJFERS (aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2016 2015 2014 2013 2012 Aantal werkgevers 26 26 27 23 21 Aantal verzekerden Actieve

92