INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het...

99

Transcript of INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het...

Page 1: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen
Page 2: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

3

INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017

KERNCIJFERS 4

1 KARAKTERISTIEKEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS OWASE 5

1.1 PROFIEL 5

1.2 ORGANISATIE 6

2 BESTUURSVERSLAG 10

2.1 HOOFDLIJNEN 10

2.2 GOED PENSIOENFONDSBESTUUR 14

2.3 PENSIOENPARAGRAAF 17

2.4 FINANCIËLE PARAGRAAF 19

2.5 BELEGGINGEN PARAGRAAF 30

2.6 ACTUARIËLE PARAGRAAF 39

2.7 RISICOPARAGRAAF 40

2.8 TOEKOMSTPARAGRAAF 44

3 JAARREKENING 2017 46

3.1 BALANS PER 31 DECEMBER 2017 46

3.2 STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2017 47

3.3 BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN 47

3.4 KASSTROOMOVERZICHT OVER 2017 48

3.5 TOELICHTING BEHORENDE TOT DE JAARREKENING 2017 48

4 OVERIGE GEGEVENS 79

4.1 VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN 79

4.2 VISITATIECOMMISSIE 82

4.3 STATUTAIRE BEPALING SALDO VAN BATEN EN LASTEN 84

4.5 ACTUARIËLE VERKLARING 85

4.6 CONTROLEVERKLARING 87

BIJLAGEN 95

BIJLAGE 1: OVERZICHT COMMISSIES EN PERSONEN 95

BIJLAGE 2: ALM BENCHMARK 97

Page 3: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

4

KERNCIJFERS

(aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2017 2016 2015 2014 2013

Aantal werkgevers 26 26 26 27 23

Aantal verzekerden

Actieve deelnemers 1.307 1.339 1.396 1.395 1.386

Premievrije rechten (“slapers”) 1.658 1.617 1.590 1.565 1.574

Pensioentrekkenden (excl. IP) 1.506 1.478 1.454 1.435 1.402

totaal 4.471 4.434 4.440 4.395 4.362

Reglementvariabelen

Pensioenrichtleeftijd 67 67 67 65 65

Franchise ultimo jaar (in Euro) 15.600 15.031 14.956 14.808 14.808

Premiepercentage OP (over grondslag) 30 30 30 30 30

Opbouwpercentage toegezegd (in %) 1,875 1,875 1,875 1,84 2,15

Opbouwpercentage toegekend (in %) 1,875 1,875 1,875 1,75 1,65

Reparatie opbouw in 2015 (in %-punt) 0,28

Reparatie opbouw in 2016 (in %-punt) 0,19

Nog te repareren opbouw (in %-punt) 0,09 0,03

Toeslag actieven (in %) 0 0 0 0 0

- cumulatieve achterstand ultimo jaar (in %) 6,03 4,21 2,67 2,67 2,67

Toeslag inactieven (in %) 0 0 0,34 0,44 0,25

- cumulatieve achterstand ultimo jaar (in %) 4,06 4,06 3,66 3,38 3,38

Pensioenuitvoering

Kostendekkende premie (ongedempt) 18.500 18.642 19.231 13.325 14.339

Kostendekkende premie (gedempt) 12.707 13.090 12.993 13.895 14.856

Feitelijke premie 13.048 13.177 13.046 14.043 15.056

Pensioenuitvoeringskosten 1.657 1.472 1.517 1.449 1.240

Kosten uitvoering per deelnemer (in Euro) 1 589 523 532 512 444

Uitkeringen, exclusief afkoop 20.470 19.488 18.800 18.644 17.945

Saldo waardeoverdrachten 6 -166 -76 1.286 461

Vermogenssituatie o.b.v. FTK- methodiek (rentetermijnstructuur)

Totaal pensioenvermogen 884.230 830.718 768.962 765.819 652.648

Pensioenverplichtingen 739.253 757.331 698.732 665.518 560.422

Beleidsdekkingsgraad (in %) 116,6 105,7 111,9 - -

Vereiste dekkingsgraad (in %) 121,0 120,4 119,8 117,1 118,5

Aanwezige dekkingsgraad (in %) 119,6 109,7 110,1 115,1 116,5

Reële dekkingsgraad (in %) 94,3 86,9 91,5 - -

FTK-rekenrente ultimo jaar (in %) 1,48 1,32 1,68 1,87 2,72

Beleggingsportefeuille

Aandelen 404.936 394.440 339.036 332.555 288.567

Vastrentende waarden 414.956 386.130 370.496 383.293 324.249

Derivaten 2.031 -9.674 -1.044 -4.813 1.683

Vastgoed 30.532 29.246 29.160 26.896 20.068

Overige beleggingen 23.107 22.340 26.728 25.024 14.970

totaal 875.562 822.482 764.376 762.955 649.537

Beleggingsperformance

Beleggingsrendement (in %, incl. valuta-afdekking) 7,56 9,14 1,27 17,83 4,39

ALM-Benchmark (in %) 5,06 9,71 3,29 16,61 4,90

Kosten vermogensbeheer (in % gem. belegd vermogen) 0,369 0,347 0,366 0,373 0,387

Beleggingskosten per deelnemer2 (in euro) 1.103 1.014 1.008 894 886

1 Uitvoeringskosten berekend per actieve deelnemer en pensioengerechtigde, dus de ‘slapers’ zijn niet meegeteld. 2 Beleggingskosten betreffen de kosten exclusief transactiekosten in afwijking van Aanbeveling Pensioenfederatie inzake kosten beleggingen, waarbij de ‘slapers’ niet zijn meegeteld.

Page 4: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

5

1 KARAKTERISTIEKEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS OWASE

1.1 PROFIEL

Stichting Pensioenfonds OWASE is statutair gevestigd te Zwolle. Het pensioenfonds is opgericht op 1 januari 1957. De laatste statutenwijziging vond plaats op 30 december 2016. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41022770. Het kantooradres van het pensioenfonds is: J.C. Kellerlaan 8a, 7772 SG te Hardenberg.

Pensioenfonds OWASE is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds is aangesloten bij koepelorganisatie Pensioenfederatie. Het pensioenfonds heeft als doel de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen terzake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden aan deelnemers en gewezen deelnemers, alsmede aan hun nabestaanden, overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en de

statuten. Het pensioenfonds tracht dit doel te bereiken door het vormen van pensioenvoorzieningen, door het uitvoering geven aan de pensioenregeling als in het reglement omschreven en door het nemen van maatregelen die aan het doel ten goede komen.

1.1.1 PENSIOENFONDS VOOR DE OWASE-ONDERNEMINGEN

Pensioenfonds OWASE is in 1957 opgericht als pensioenfonds voor het Wavin-concern. Bij het pensioenfonds zijn zowel de ondernemingen van het huidige Wavin-concern aangesloten, als de

ondernemingen die in de loop der jaren zijn verzelfstandigd. Het pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds op basis van historische concernverhoudingen. Wavin en de voormalige Wavin-ondernemingen hebben samen een vereniging opgericht: Werkgevers Vereniging OWASE (WVO). Deze vereniging heeft onder meer als doel om een gemeenschappelijk personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid te voeren. Zo is er een collectieve

OWASE CAO. Ook de OWASE-pensioenregeling is een belangrijk onderdeel van dit beleid. Hoofdstuk 12 ‘Pensioen’ van de OWASE CAO bepaalt dat: - de werkgever is aangesloten bij de ‘Stichting Pensioenfonds OWASE’ en de werknemer zal,

conform het pensioenreglement, deelnemen aan dit pensioenfonds; - de inhoud van de pensioenregeling en de hoogte van de werknemersbijdrage worden vastgesteld

door CAO-partijen.

De gezamenlijke werkgevers en werknemers - lees: de sociale partners - maken met elkaar afspraken over de pensioenen en pensioenregelingen. De werknemers van de OWASE-ondernemingen nemen op grond van de CAO en hun arbeidsovereenkomst deel aan deze pensioenregelingen. Pensioenfonds OWASE heeft van de sociale partners de opdracht gekregen om de pensioenregeling

uit te voeren. De afspraken daarover zijn vastgelegd in een formeel document, de uitvoeringsopdracht. Tevens hebben de OWASE-ondernemingen voor de uitvoering van de

pensioenregelingen ieder afzonderlijk een (gelijkluidende) uitvoeringsovereenkomst gesloten met het pensioenfonds. Pensioenfonds OWASE heeft voor de uitvoering van de pensioenregeling een pensioenreglement

opgesteld waarin de regelingen zijn vastgelegd. Het pensioenfonds verstrekt op basis van het pensioenreglement de pensioenen en andere uitkeringen aan de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en aan hun nabestaanden.

Page 5: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

6

1.1.2 OPBOUW VAN HET DEELNEMERSBESTAND

1.1.3 AANGESLOTEN ONDERNEMINGEN

In 2017 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen

- Combipac B.V. (BPI Indupac) - Smart Carrier Services B.V.

- Dion Arbo & Milieu B.V. - Smart Carriers Services Europe B.V.

- Dion B.V. - Trepak Image Systems B.V

- Dion Groep B.V. - Sima Kunststoffen B.V.

- Dion Pensioen Services B.V. - Sphere Nederland B.V.

- Dion Salarisbureau B.V. - Stichting BONO

- Dion Vastgoed Support B.V. - Wadinko B.V.

- Future Pipe Industries B.V. - Wavin Assurantie B.V.

- Rollepaal B.V. - Wavin B.V.

- Romit B.V. - Wavin Diensten B.V.

- RPC Bebo Nederland3 - Wavin Nederland B.V.

- Schoeller Allibert B.V. - Wavin Overseas B.V.

- Schoeller Allibert Services B.V. - Wavin Technology & Innovation B.V.

1.2 ORGANISATIE

In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur gekozen voor het zgn. paritaire bestuursmodel. Bij zo’n model bestaat het bestuur uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden.

3 Een beperkt aantal werknemers van RPC Bebo Nederland is deelnemer van het pensioenfonds

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

2002 2007 2012 2017

actieve deelnemers gewezen deelnemers pensioengerechtigden

Page 6: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

7

1.2.1 BESTUUR

Het bestuur heeft bevoegdheden overeenkomstig de statuten en reglementen van het pensioenfonds, in overeenstemming met de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).

Het pensioenfondsbestuur had op 31 december 2017 de volgende samenstelling:

Naam M/V Functie Geleding Lid sinds Zittingsduur tot

H.J. Meijerink (1958) M voorzitter werkgevers 2000 2021

A.J. van den Elst (1965) M plv. voorzitter werkgevers 2011 2019

J.G.A. Terhalle (1977) M lid werkgevers 2014 2020

J.W. Floor (1957) M secretaris werknemers 2005 2020

R.H.A. Brookhuis (1963) M plv. secretaris werknemers 2004 2020

J.U. Stoffelsma (1940) M lid pensioengerechtigden 2004 2018

Zie bijlage 1 voor een nadere toelichting.

Een aantal bestuursleden heeft nevenfuncties. De bestuursleden hebben naar het oordeel van het bestuur geen nevenfuncties die kunnen conflicteren met hun bestuurlijke verantwoordelijkheden. De nevenfuncties worden jaarlijks geïnventariseerd door het Nederlands Compliance Instituut (NCI). Een actueel overzicht van de nevenfuncties staat op de website van het pensioenfonds.

1.2.2 VERANTWOORDINGSORGAAN

Het verantwoordingsorgaan heeft adviesrecht zoals vastgelegd in de Pensioenwet. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen.

Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid om een oordeel te geven over het handelen en functioneren van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, in het jaarverslag van het pensioenfonds opgenomen.

Het verantwoordingsorgaan had op 31 december 2017 de volgende samenstelling:

Naam M/V Functie Geleding Lid sinds Zittingsduur tot

F. Schepers (1943) M voorzitter pensioengerechtigden 2008 2019

L. Meijer (1945) M lid pensioengerechtigden 2008 2020

D. de With (1954) M secretaris werknemers 2012 2021

M. Malinowski (1953) V plv. secretaris werknemers 2016 2019

T. Horstra (1972) V lid werkgevers 2016 2018

Vacature - werkgevers

Zie bijlage 1 voor een nadere toelichting.

Page 7: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

8

1.2.3 INTERN TOEZICHT

Het bestuur organiseert het intern toezicht op het pensioenfonds door het jaarlijks inhuren van een visitatiecommissie bestaande uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Doel van het interne toezicht is het functioneren van het pensioenfonds en van het bestuur te onderzoeken en zo nodig

aanbevelingen te doen. De visitatiecommissie legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. Een samenvatting van dit verslag is opgenomen in de Overige gegevens op pagina 79.

1.2.4 COMMISSIES

Het pensioenfondsbestuur heeft een drietal bestuurscommissies ingesteld. De commissies houden zich bezig met hun specifieke taken en adviseren het bestuur. De commissies bestaan uit ten minste twee leden vanuit het bestuur. De beleggingscommissie heeft een externe voorzitter met

(gewoon) stemrecht.

Communicatiecommissie Financiële commissie Beleggingscommissie

Bestuursleden Bestuursleden Bestuursleden

J.G.A. Terhalle (voorzitter) (m) H.J. Meijerink (voorzitter) (m) A.J. van den Elst (m)

J.U. Stoffelsma (m) J.W. Floor (m) R.H.A. Brookhuis (m)

Externe leden Externe leden Externe leden

L. Prenger (v) E. Steffens (m) R. Albrecht (extern voorzitter, m)

J. Schulten (m) M. Nijpels (v) B.C. van Helden (m)

R. Masela (v)

Zie bijlage 1 voor een nadere toelichting.

1.2.5 COMPLIANCE OFFICER

Het Nederlands Compliance Instituut (NCI) is benoemd als compliance officer van het pensioenfonds. De compliance officer is belast met de uitvoering van het integriteitsbeleid van het

pensioenfonds en met het toezicht op de naleving van de gedragscode van het pensioenfonds.

1.2.6 UITVOERINGSORGANISATIE

Het pensioenfonds OWASE heeft zelf geen mensen in dienst. Het pensioenbureau is ondergebracht bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen en aan de ondernemingen doorbelasten van de premies, het vaststellen van de pensioenuitkeringen en het berekenen van het hiervoor benodigde vermogen. Het pensioenbureau zorgt tevens voor de ambtelijke ondersteuning van het bestuur en

de andere pensioenfondsorganen, coördineert de beleidsvoorbereiding en zorgt mede voor de operationele ondersteuning van het vermogensbeheer. Het pensioenfonds bepaalt zijn eigen beleggingsbeleid en belegt voornamelijk in fondsen die

beheerd worden door externe vermogensbeheerders. Daarnaast werkt het pensioenfonds samen met een aantal externe adviseurs waaronder een actuaris en een beleggingsadviseur, zie volgende pagina.

Op basis van het uitbestedingsbeleid van het pensioenfonds worden overeenkomsten gesloten met de externe dienstverleners. De externe dienstverleners leggen aan het pensioenfondsbestuur verantwoording af over de wijze waarop zij hun taken uitvoeren. Uitgangspunt is dat het bestuur, overeenkomstig de eisen van de Pensioenwet, verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken.

Page 8: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

9

Extern uitgevoerde werkzaamheden

Pensioenbureau Dion Pensioen Services B.V. te Hardenberg

Accountant KPMG Accountants N.V. te Utrecht

Actuaris Willis Towers Watson te Apeldoorn – adviseur

Willis Towers Watson te Amstelveen – certificeerder

Beleggingsadviseur Insinger de Beaufort te Amsterdam

Bewaarder KasBank te Amsterdam

Page 9: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

10

2 BESTUURSVERSLAG

2.1 HOOFDLIJNEN

2.1.1 DOELSTELLING

De statutaire doelstelling van Stichting Pensioenfonds OWASE: - de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen; - ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden; - aan deelnemers en gewezen deelnemers, alsmede aan hun nabestaanden;

- overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en van de statuten. Het pensioenfonds tracht dit doel te bereiken door: - het vormen van pensioenvoorzieningen; - het uitvoering geven aan de pensioenregeling als in het reglement omschreven; - al die maatregelen, die aan het doel ten goede komen.

2.1.2 ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA

Om de doelstelling van het pensioenfonds te realiseren werkt het pensioenfondsbestuur volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). In de ABTN wordt beschreven hoe uitvoering wordt gegeven aan de volgende punten: - de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst; - de voorwaardelijke toeslagverlening; - het financieel toetsingskader; - de bedrijfsvoering van het pensioenfonds;

- een verklaring over de beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen; - een financieel crisisplan.

2.1.3 MISSIE

De missie van het pensioenfonds: - het binnen de kaders van wet- en regelgeving uitvoeren van de door de sociale partners

afgesproken CDC-pensioenregeling voor de OWASE-bedrijven, welke regeling is vormgegeven als voorwaardelijk geïndexeerde middelloon-pensioenregeling;

- waarbij de pensioenrechten op een juiste wijze worden toegewezen aan de deelnemers en gewezen deelnemers;

- waarbij zowel bij het formuleren als bij het uitvoeren van beleid op een evenwichtige manier rekening wordt gehouden met de belangen van alle bij het fonds betrokken partijen: jongere en oudere deelnemers, pensioengerechtigden, gewezen deelnemers, partners, ex-partners, werkgevers;

- waarbij de pensioengelden op een verantwoorde manier worden belegd;

- waarbij er - binnen de gestelde risicokaders - naar wordt gestreefd een zodanig rendement op de beleggingen te behalen dat de nominale pensioenen (voor een relevant deel) kunnen worden geïndexeerd;

- waarbij alle belanghebbenden zo optimaal mogelijk worden geïnformeerd, zowel over de beleidsvoornemens/beleidsbeslissingen van het pensioenfondsbestuur, als over de ontwikkelingen van de pensioenen/pensioenregeling.

2.1.4 VISIE EN STRATEGIE

Het pensioenfonds monitort zijn beleid met behulp van drie toetsingsmiddelen: de ALM-studie, de haalbaarheidstoets en de beleggingsrapportages. Het pensioenfondsbestuur laat om de vier jaar - of zoveel vaker als nodig is - een ‘brede’ ALM-studie uitvoeren en tussentijds - om de twee jaar - een ‘mini-ALM’ (update van de meest recente ALM-studie). De uitkomsten van de ALM-studie worden afgestemd met de sociale partners.

Op basis van de uitkomsten van de ALM-studie formuleert het bestuur het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, binnen de door de sociale partners aangegeven kaders en met in achtneming van alle wettelijke vereisten. Het beleid wordt op zodanige wijze vormgegeven dat er adequate pensioenvoorzieningen en risicoreserves worden aangelegd. Het beleid wordt vastgelegd in de ABTN van het pensioenfonds.

Page 10: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

11

Het pensioenfondsbestuur heeft een strategische beleidsplan opgesteld en daarin de volgende visie voor de komende jaren vastgelegd:

2.1.4.1 PENSIOENREGELING

Dankzij de vooruitgang van de wetenschap is de levensverwachting gestegen en neemt ook het aantal gezonde levensjaren verder toe. De verwachting is dat deze trend zich ook in de toekomst zal voortzetten. Hiermee wordt in de AG-prognosetafels rekening gehouden. Mede door de economische ontwikkelingen en de financiële en fiscale kaders blijft de toeslagverlening ook de komende jaren achter bij de stijging van de loon- en prijsindex.

Hoewel er binnen de huidige CDC-pensioenregeling al ruime individuele keuzemogelijkheden zijn, is er een trend waarneembaar richting ‘meer keuzevrijheid’. Strategie: - Het pensioenfonds voert ook de komende jaren voor de OWASE-bedrijven de voorwaardelijk

geïndexeerde CDC-middelloonregeling uit, zoals overeengekomen met sociale partners. - Het bestuur participeert in het overleg van de sociale partners en praat actief mee over

wenselijk/noodzakelijk geachte aanpassingen van de OWASE CDC-pensioenregeling. - Belangrijke beleidskeuzes worden vooraf met de sociale partners besproken. - De premie-inkomsten van het pensioenfonds worden gebruikt om de opbouw van pensioenrechten

te financieren voor de gehele actieve deelnemerspopulatie. - Het pensioenfonds heeft een opbouwambitie van 80-100% opbouwrealisatie van het fiscale

maximum over een periode van 15 jaar.

- Het pensioenfonds heeft een toeslagambitie van 60-80% toeslagrealisatie over een periode van 15 jaar.

- De financiële gevolgen van de stijgende levensverwachting komen ten laste van de algemene middelen van het pensioenfonds.

- De pensioenleeftijd wordt stapsgewijs aangepast aan de toenemende AOW-leeftijd met actuariële omrekening van de pensioenaanspraken.

2.1.4.2 PENSIOENFONDSORGANISATIE

Het pensioenfondsbestuur verwacht dat de OWASE-ondernemingen op termijn steeds meer hun eigen

plan zullen trekken, maar dat het gezamenlijke pensioenfonds een bindende factor zal blijven. In 2018 gaat het kabinet de Wet versterking bestuur pensioenfondsen evalueren en gaat het pensioenfonds de keuze voor het paritaire bestuursmodel evalueren. Strategie:

- Het pensioenfondsbestuur streeft er naar de pensioenregeling op uitmuntende wijze uit te voeren waarbij up-to-standard beleidsdocumenten als startpunt dienen.

- Het pensioenfondsbestuur zal regelmatig onderzoeken of de bij het pensioenfonds betrokken partijen en de deelnemers tevreden zijn over het door het pensioenfonds gevoerde beleid.

- De governancestructuur wordt herijkt als de overheid bepaalt dat het intern toezicht ofwel door een nog in te stellen Raad van Toezicht uitgeoefend moet worden, ofwel door de niet-uitvoerende bestuursleden bij een eventueel in te voeren one tier-board bestuursmodel.

- Het bestuur zorgt er voor dat het pensioenfonds toegerust is om zoveel mogelijk tegemoet te

komen aan de collectieve en individuele wensen en behoeften van de sociale partners ten aanzien van de pensioenregeling en de pensioenuitvoering.

2.1.4.3 COMPLIANCE

Het pensioenfondsbestuur hecht groot belang aan deugdelijk pensioenfondsbestuur en een goed evenwicht tussen de controlefuncties.

Strategie: - De uitwerking en inbedding van de compliance organisatie van het pensioenfonds is een verlengde

van de door het bestuur gekozen governancestructuur. - Iedereen die bij de pensioenfondsorganisatie betrokken is dient er volledig van doordrongen te zijn

dat er geen concessies gedaan worden op compliance gebied.

Page 11: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

12

2.1.4.4 GESCHIKTHEID

Zowel vanuit de overheid (toetsing bestuursleden door DNB) als vanuit de samenleving (de deelnemers) wordt er steeds meer nadruk gelegd op de geschiktheid en deskundigheid van bestuurders van pensioenfondsen.

Strategie: - Middels een opleidingsplan en een opleidingsbudget probeert het bestuur de deskundigheid in stand

te houden/verder te vergroten. - Als er binnen de pensioenfondspopulatie niet voldoende gekwalificeerde bestuurders geworven

kunnen worden, dan zal het bestuur zo nodig ook externe professionals als bestuurslid benoemen.

2.1.4.5 FINANCIËLE OPZET

De eisen die aan pensioenfondsen, aan hun bestuurders en aan de uitvoering van pensioenregelingen

worden gesteld worden steeds strenger. Daardoor stijgen de uitvoeringskosten. Het is van groot belang om helder te krijgen welke kosten wel of niet noodzakelijk zijn, om inzicht te geven in de hoogte van

kosten die gemaakt worden en om verantwoording af te leggen over de kosten die gemaakt worden. Strategie: - Behoudens de kosten van het vermogensbeheer en de transactiekosten, die uit de

beleggingsrendementen worden gefinancierd, worden de uitvoeringskosten uit de CDC-pensioenpremies betaald.

- Het pensioenfonds monitort de kostenratio van het fonds in vergelijking met andere pensioenfondsen. Bij een duidelijk hogere kostenratio zal worden onderzocht of er een meer kostenefficiënt alternatief beschikbaar is.

2.1.4.6 VERMOGENSBEHEER

Toeslag van pensioenrechten is essentieel voor het opbouwen van voldoende pensioenrechten c.q. een

adequaat pensioen. Om te kunnen indexeren moet het pensioenfonds meer rendement realiseren op zijn beleggingen dan op basis van de risicovrije rentevoet kan worden gerealiseerd. Naast de druk van maatschappelijke organisaties, van de politiek en van de pers wordt er ook vanuit de

pensioenfondsen zelf en de deelnemers aan de pensioenregelingen steeds meer druk op de fondsen gelegd om bij hun beleggingsbeleid rekening te houden met sociale- en milieu aspecten en met goed ondernemerschap (ESG).

Strategie: - Het vermogen van het pensioenfonds wordt belegd in overeenstemming met de zgn. prudent

person-regel. Er dient continu een afweging te worden gemaakt tussen risico, rendement en kosten. - Het bestuur en de beleggingscommissie bekijken regelmatig op welke wijze het fonds nader

invulling kan geven aan duurzaam beleggen/maatschappelijk verantwoord ondernemen.

2.1.4.7 BELANGENBEHARTIGING

De overheid zoekt momenteel nog naar een oplossing voor de problematiek betrekking hebbend op de zgn. doorsneepremie-systematiek. Een wijziging van die systematiek zou grote financiële gevolgen hebben voor bepaalde leeftijd-cohorten. Het is moeilijk om de benodigde financiële middelen te vinden om deze gevolgen weg te nemen c.q. te verzachten. De sociale partners zijn

van oordeel dat het voor alle deelnemers aan de regeling gunstiger is om de effecten van schokken in de economie en van goede en slechte periodes gezamenlijk te delen, dan om de risico’s individueel te moeten dragen. Deze solidariteit geldt ook ten aanzien van de pensioenpremie.

Strategie: - Bij alle belangrijke besluiten houdt het bestuur rekening met de belangen van alle bij het

pensioenfonds betrokken partijen en wordt gestructureerd geëvalueerd wat de consequenties zijn voor de betrokken partijen. De besluitvorming en de evaluatie worden in de notulen van pensioenfondsvergaderingen schriftelijk vastgelegd.

Page 12: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

13

2.1.4.8 UITBESTEDING

Het pensioenbureau is ondergebracht bij Dion Pensioen Services BV, één van de bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen.

Strategie: - Periodiek wordt beoordeeld of het pensioenbureau (de pensioenadministratie en/of de

bestuursondersteuning) geheel of gedeeltelijk bij Dion Pensioen Services of elders ondergebracht dient te worden. Dit geldt tevens voor de overige ingehuurde diensten.

- Tevens wordt periodiek beoordeeld of de dienstverlening door het pensioenbureau moet worden versoberd en gestandaardiseerd om de kosten te verlagen of dat de hoge kwaliteit van de dienstverlening en het maatwerk van het pensioenbureau voldoende meerwaarde blijft bieden.

2.1.4.9 RISICOMANAGEMENT

Het pensioenfondsbestuur heeft integraal risicomanagement (IRM) ingevoerd: integraal risicomanagement is een systematisch proces, een beleidscyclus in stappen die steeds opnieuw

doorlopen wordt. Het IRM-beleid en de uitvoering van dat beleid worden regelmatig geëvalueerd, bijgesteld en uitgebreid. Momenteel ligt de focus sterk bij de beheersing van IT-risico’s. Strategie:

- De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot het risicomanagement zijn binnen de organisatie van het pensioenfonds vastgesteld, waarbij tevens is aangegeven op welke wijze verantwoording wordt afgelegd.

- De financiële commissie vervult de risicomanagement-functie bij het pensioenfonds en wordt daarbij ondersteund door het pensioenbureau. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het bestuur, de commissie heeft geen specifieke bevoegdheden.

- Het pensioenbureau (Dion Pensioen Services) heeft een state of the art informatiebeveiligings-

beleid, dat consequent wordt uitgevoerd/toegepast en continu door Dion Pensioen Services zelf wordt gemonitord.

- Het pensioenfonds heeft met Dion Pensioen Services afspraken gemaakt over het IT-beheer en onderhoud door het pensioenbureau en in het contract met AXYware afspraken gemaakt over het tijdig doorvoeren van aanpassingen in de administratiesoftware. Het pensioenbureau doet in zijn

SLA-rapportages elk kwartaal verslag indien zich relevante ontwikkelingen bij het pensioenfonds voordoen op IT-gebied. Mutaties in de pensioenadministratie worden van maand tot maand

verwerkt. Dit brengt met zich mee dat noodzakelijke softwareaanpassingen maandelijks gerealiseerd dienen te worden.

- Zowel de softwareleverancier AXYware als het pensioenbureau dienen er voor te zorgen dat aanpassingen tijdig doorgevoerd worden en dat de systemen permanent adequaat beveiligd zijn. De software van het pensioenfonds dient steeds up-to-standard te zijn, ook voor wat betreft de beveiliging en voor wat betreft de backup en restartfaciliteiten, en te zijn afgestemd op het huidige

en toekomstige gebruik door het pensioenfonds c.q. het pensioenbureau. De informatie dient op elk moment toegankelijk te zijn voor geautoriseerde gebruikers en ontoegankelijk te zijn voor niet geautoriseerde gebruikers. De IT-structuur van het pensioenfonds dient aan alle wettelijke eisen te voldoen (met inbegrip van de Wet datalekken).

- Dion Pensioen Services vervult, mede namens en ten behoeve van het pensioenfonds, een actieve rol in het gebruikersoverleg AxyLife en in het overleg vanuit Stichting Continuïteit Gebruikers AxyLife. Hiermee wordt invloed uitgeoefend op zowel de korte als lange termijn ontwikkeling binnen

het systeem. Door de implementatie van een Ticket Management Systeem voor wensen en

incidenten is er een verdere verbeterslag gemaakt in het gestructureerd managen van changes, alsmede de audit trailing hiervan.

2.1.4.10 COMMUNICATIE

De overheid heeft beperkingen gesteld aan de jaarlijkse pensioenopbouw. De toeslagrealisatie zal door een strenger overheidsregime beperkter zijn dan in het verleden. Aangezien steeds meer deelnemers al dan niet vrijwillig kiezen voor een korter werkverband bij één werkgever zullen deelnemers steeds meer

de beschikking krijgen over verschillende pensioenrechten bij diverse pensioeninstanties naast eventuele eigen pensioenarrangementen/spaartegoeden. Strategie: - Het Pensioenfonds heeft een communicatiebeleidsplan en stelt jaarlijks een communicatieplan op

om er voor zorg te dragen dat alle communicatieverplichtingen en -doelstellingen tijdig en volledig

Page 13: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

14

worden nageleefd resp. gerealiseerd. In het communicatieplan wordt tevens aandacht besteed aan de wijze van communiceren (brief/digitaal/via eigen portal) en aan het al dan niet gebruik maken van sociale media.

- Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers te allen tijde inzicht kunnen hebben in het opgebouwde en op te bouwen pensioen.

- Het pensioenfonds verstrekt gegevens aan de website van Stichting Pensioenregister waar iedereen de pensioenrechten kan raadplegen die hij/zij bij de diverse werkgevers heeft opgebouwd.

- Alle actieve deelnemers worden bij het bereiken van de 30-, 45- en 55-jarige leeftijd uitgenodigd voor een persoonlijk pensioengesprek waarbij de individuele pensioensituatie wordt doorgesproken

en toegelicht en waarbij de deelnemer ook op de eigen verantwoordelijkheid voor een adequate pensioenopbouw wordt gewezen (o.a. keuzemogelijkheden en externe bijspaar-mogelijkheden).

2.1.4.11 WET- EN REGELGEVING

Het Nederlandse pensioenstelsel zal in de komende jaren mogelijk opnieuw wijzigingen ondergaan. Pensioenregelingen bewegen zich naar elkaar toe (DB, CDC, DC), de verschillen worden steeds kleiner. De pensioenmarkt is in beweging. Er is steeds meer aandacht voor de kosten die

pensioenfondsen moeten maken om het fonds te managen en om te beleggen. Er is een duidelijke trend naar consolidatie van pensioenfondsen en naar meer samenwerking tussen de fondsen. De

overheid schept met wet- en regelgeving de randvoorwaarden voor een aantal vormen van samenwerking.

2.2 GOED PENSIOENFONDSBESTUUR

Het pensioenfonds committeert zich aan de principes van goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgelegd in de Code Pensioenfondsen. Pensioenfondsen hebben de mogelijkheid om gemotiveerd

af te wijken van de bepalingen van de Code (‘comply or explain’): - Het bestuur is van oordeel dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) c.q. duurzaam

beleggen gezien de beperkte fondsgrootte van pensioenfonds OWASE pragmatisch vormgegeven dient te worden. De beleggingscommissie heeft opdracht om bij de selectie van beleggingen nadrukkelijk MVO-aspecten daar waar mogelijk mee te wegen. Anderzijds overweegt de

beleggingscommissie beleggen in duurzame producten alleen als daarmee een adequaat

rendement kan worden gerealiseerd. Het bestuur is gezien de beperkte fondsgrootte niet voornemens om eigen uitsluitingslijsten op te stellen of een AVA-stembeleid te formuleren, dit is mede ingegeven doordat het fonds uitsluitend in beleggingsfondsen belegt.

- Het bestuur kijkt bij het sluiten van dienstverleningsovereenkomsten nadrukkelijk ook naar de

eventuele koppeling van de fee aan de prestatie van de dienstverlener. Er worden zodanige afspraken gemaakt over de bedongen beloningen met partijen aan wie taken worden uitbesteed,

dat deze niet aanmoedigen om meer risico’s te nemen dan voor het fonds aanvaardbaar is. Het beloningsbeleid binnen de organisatie van externe dienstverleners is daarentegen geen onderwerp bij contractonderhandelingen. Er is dan ook geen zicht op het beloningsbeleid van derden, behoudens op dat van het pensioenbureau. Het pensioenbureau is ondergebracht bij Dion Pensioen Services. Dion Pensioen Services is een bij het pensioenfonds aangesloten onderneming. De OWASE Cao is voor Dion Pensioen Services van toepassing.

- Het fonds heeft een eigen klokkenluidersregeling - met waarborgen voor degenen die financieel

afhankelijk zijn van het fonds - die expliciet ook van toepassing is voor het pensioenbureau

(Dion Pensioen Services). Het bestuur eist van alle dienstverleners dat zij een integere bedrijfsvoering waarborgen en dat zij dat ook kunnen aantonen. Het al dan niet aanwezig zijn van een klokkenluidersregeling binnen de organisatie van (andere) dienstverleners is echter geen onderwerp bij contractonderhandelingen. De dienstverleners van het pensioenfonds zoals

genoemd op pagina 9 hebben een klokkenluidersregeling. Medewerkers van dienstverleners worden in voorkomende gevallen aangemerkt als insiders of verbonden personen van het pensioenfonds en in zo’n geval wordt dan de gedragscode van de dienstverlener opgevraagd.

- Een maximum aan het aantal herbenoemingen wordt niet overwogen, noch voor het bestuur,

noch voor het verantwoordingsorgaan (VO). Het bestuur is van oordeel dat zo’n maximum belemmerend kan werken en de continuïteit van het fonds - mede gezien de beperkte omvang

van het fonds - kan ondermijnen. Bij de inhuur van een visitatiecommissie wordt het verantwoordingsorgaan nadrukkelijk betrokken. In de opdrachtformulering wordt ook aan de

Page 14: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

15

Code Pensioenfondsen aandacht besteed. De visitatiecommissie wordt telkens voor één visitatieronde benoemd.

- Het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn paritair samengesteld en een redelijke afspiegeling van de belanghebbenden. Het bestuur is blij dat er binnen de pensioenfondspopulatie geschikte mensen bereid zijn om in het bestuur en VO plaats te nemen. Het bestuur onderschrijft de wenselijkheid van een zo divers mogelijke samenstelling van de pensioenfondsgremia, maar de pensioenfondspopulatie is vergrijsd en overwegend mannelijk van samenstelling: jongeren en vrouwen zijn sterk ondervertegenwoordigd binnen de populatie.

In verband daarmee acht het bestuur geschiktheid het meest relevante criterium en acht het bestuur leeftijd en geslacht minder relevant. Het bestuur zal geen quotumeisen stellen, maar zal zich - bij het ontstaan van een vacature in het bestuur of VO - wel inspannen om een geschikte vrouwelijke kandidaat te werven. Inmiddels zijn twee vrouwen benoemd in het VO, één als werknemersvertegenwoordiger en één als werkgeversvertegenwoordiger. Geen van de bestuurs- of VO-leden is echter jonger dan 40 jaar. Begin 2017 is het jongste lid 40 geworden.

2.2.1 INTEGERE BEDRIJFSVOERING

Het beleid van het pensioenfonds is onder meer gericht op een integere bedrijfsvoering. Beheerste

en integere bedrijfsvoering bestaat uit: - het beheersen van de pensioenfondsprocessen en risico’s; - waarborgen voor de integriteit; - procedures en maatregelen ter voorkoming van belangenverstrengeling; en - beleid voor het beheersen van (financiële) risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds

kunnen aantasten.

Het bestuur heeft een beleidscyclus voor integraal risicomanagement ingericht en geïmplementeerd om de risico’s en de beheersmaatregelen permanent te monitoren en om permanent op deze risico’s en beheersmaatregelen te kunnen sturen. De systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) is onderdeel van deze beleidscyclus.

2.2.2 DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING

Om een pensioenfonds goed te kunnen besturen moeten bestuurders over voldoende kennis en kunde beschikken. Dit is in de wet verankerd. Om dit te bereiken heeft het bestuur een

geschiktheidsplan opgesteld. Dit plan is erop gericht om op gestructureerde wijze het niveau van geschiktheid van het bestuur te laten aansluiten bij wat nodig is voor het goed besturen van het pensioenfonds. Het bestuur heeft tevens een profiel opgesteld voor bestuurslid bij het pensioenfonds en enige tijd geleden een analyse laten maken van de competenties van de (huidige) bestuursleden in relatie tot de taken en de samenstelling van het bestuur (competentiescan).

Het bestuur voert jaarlijks een zelfevaluatie uit. De voorzitter van het pensioenfondsbestuur houdt jaarlijks evaluatiegesprekken met de individuele bestuursleden. Op basis van de uitkomsten van de zelfevaluatie en de evaluatiegesprekken is voor elk bestuurslid afzonderlijk een trainingsprogramma vastgesteld. De afspraken in het kader van deze programma’s worden elk jaar geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.

In 2017 werden ook weer diverse congressen, seminars en contactdagen bezocht en werd

literatuur over de ontwikkelingen op pensioengebied bijgehouden. In februari 2017 heeft het bestuur een tweedaagse cursus aan de Nyenrode Business University over vermogensbeheer voor pensioenfondsen gevolgd. In november 2017 is de jaarlijkse studiedag gehouden, waarvoor diverse externe sprekers werden uitgenodigd.

2.2.3 NALEVING WET- EN REGELGEVING

Het bestuur is goed op de hoogte van de geldende wet- en regelgeving. Voor zover aan het

bestuur bekend is er geen sprake van overtreding van deze wet- en regelgeving geweest gedurende het boekjaar.

Page 15: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

16

2.2.4 KLACHTEN- EN GESCHILLENPROCEDURE

Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenprocedure. In het kader van deze procedure kunnen belanghebbenden worden verwezen naar de Ombudsman Pensioenen.

In 2017 is er bij het pensioenfonds een tweetal klachten ingediend: - Een klacht van iemand die in de jaren zeventig van de vorige eeuw werkzaam is geweest bij

een aangesloten onderneming en in verband daarmee een ‘vergeten’ pensioen claimde, maar die destijds nog vóór het bereiken van de toenmalige toetredingsleeftijd van 25 jaar reeds uit dienst was getreden en daardoor bij het pensioenfonds nimmer pensioenaanspraken heeft opgebouwd. Deze klacht werd ongegrond verklaard, met uitleg van het hoe en waarom. De betreffende persoon heeft geen bezwaar of beroep ingesteld.

- Een klacht van iemand die als kandidaat bij de verkiezing van een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur toegelaten wilde worden, maar die niet de in de statuten van het fonds voorgeschreven door vijfentwintig pensioengerechtigden ondertekende voordracht kon overleggen. Ook deze klacht werd ongegrond verklaard, met uitleg van het hoe en waarom, zowel in eerste aanleg als in de daarop volgende bezwarenprocedure. De

betreffende persoon werd gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Ombudsman Pensioenen.

2.2.5 GEDRAGSCODE

Het pensioenfonds hanteert een gedragscode die voldoet aan de Pensioenwet, de Code Pensioenfondsen en de regelgeving van de Wet op het financieel toezicht. Jaarlijks en bij in- en uitdiensttreding ondertekenen de bestuursleden en de medewerkers van het pensioenbureau (Dion Pensioen Services) een verklaring over de naleving van deze code. Het bestuur heeft tevens een breder compliance beleid vastgesteld en dit beleid vastgelegd in een Handboek Compliance. In dit handboek zijn ook de processen en procedures vastgelegd op basis

waarvan het pensioenfonds vaststelt of de aan het pensioenfonds verbonden personen zich hebben gehouden aan de gedragscode en of het fonds in compliance is geweest. Alle verbonden personen zijn geïnformeerd over het handboek en de daarin opgenomen procedures. Een Incidenten- en klokkenluidersregeling maakt onderdeel uit van het handboek Compliance.

Deze regeling is ook van toepassing voor de medewerkers van het pensioenbureau en bevat een procedure voor interne en externe meldingen van (potentiële) misstanden en de afhandeling

daarvan en waarborgen voor de bescherming van de verbonden persoon - de klokkenluider - die te goeder trouw melding maakt van (potentiële) misstanden. Deze regeling bevat tevens een regeling ongewenst gedrag op het werk en beoogt verbonden personen bescherming te bieden tegen ongewenste omgangsvormen en kwetsend gedrag van andere verbonden personen van pensioenfonds OWASE.

Het Nederlands Compliance Instituut (NCI) voert als compliance officer van het pensioenfonds jaarlijks een onderzoek uit naar de naleving van de gedragscode en naar nevenactiviteiten en halfjaarlijks een onderzoek naar privé-beleggingstransacties. Op basis van het onderzoek van NCI over 2017 werd o.a. vastgesteld dat de gedragscode van het pensioenfonds is nageleefd, dat er door de bestuursleden geen conflicterende nevenactiviteiten zijn verricht en dat door de insiders bij de pensioenfondsbeleggingen geen privé-beleggingstransacties zijn verricht in die beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds in de toetsingsperiode een aandeel in het belegde

vermogen heeft of heeft gehad.

2.2.6 TOEZICHTHOUDER

De ABTN is per 31 december 2017 aangepast en verstrekt aan de toezichthouder. DNB heeft haar goedkeuring verleend aan: - het herstelplan 2017 van het fonds; - de benoeming van de heer Lubbers in het bestuur per 1 januari 2018 en - de herbenoeming van de heer Floor in het bestuur.

Het pensioenfonds heeft zijn medewerking verleend aan een onderzoek van DNB naar de niet-financiële risico’s van pensioenfondsen en aan een uitvraag van DNB om haar een samenvatting van de strategiedocumentatie van het fonds toe te sturen.

Page 16: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

17

2.2.7 UITBESTEDING

Het bestuur is bevoegd één of meerdere onderdelen van de bedrijfsprocessen van het pensioenfonds te laten uitvoeren door derden. Het bestuur heeft in een uitbestedingsbeleid vastgelegd aan welke voorwaarden uitbesteding moet voldoen.

Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op werkzaamheden en partijen waarbij sprake is van uitbesteding in de zin van de Pensioenwet, het Besluit FTK en lagere wetgeving. Werkzaamheden die een louter adviserend of controlerend karakter hebben, zoals accountancywerkzaamheden, certificeringswerkzaamheden, actuariële-, juridische-, beleggings- en beleidsadvisering vallen hier niet onder.

Pensioenfonds OWASE heeft voor de beleidsvoorbereiding en de uitvoering van de administratie door het pensioenbureau een uitbestedingsovereenkomst (Service Level Agreement) gesloten met Dion Pensioen Services B.V. De dienstverlening geschiedt overeenkomstig de met het pensioenfondsbestuur gemaakte afspraken. De kwaliteitsaspecten en de monitoring daarvan door middel van kwartaal-SLA-rapportages zijn vastgelegd in de SLA.

2.2.8 COMMUNICATIE

Het bestuur heeft het communicatiebeleid vastgelegd dat jaarlijks wordt uitgewerkt in een

communicatieplan. In 2017 heeft de communicatiecommissie de volgende acties uitgevoerd: - het UPO ingericht als Pensioen 1-2-3; - het door-ontwikkelen van de website www.owase.nl; - het regelmatig inzetten van het lezerspanel; - het toetsen van de leesbaarheid van veel voorkomende brieven en de pensioenkrant; - het door-ontwikkelen van de look and feel van de pensioenkrant.

Een van de communicatiemiddelen naast de website is een pensioengesprek met actieve deelnemers bij het bereiken van 30-, 45- en 55-jarige leeftijd door het pensioenbureau. In overeenstemming met de wettelijke verplichting om eenvormige, eenduidige en duidelijke pensioenoverzichten te verstrekken, is ook in 2017 aan alle actieve deelnemers en

pensioengerechtigden weer een uniform pensioenoverzicht (UPO) uitgereikt.

Begin 2017 is aan alle deelnemers en pensioengerechtigden een pensioenkrant gestuurd waarmee de mensen onder andere werden geïnformeerd over de actuele financiële situatie van het pensioenfonds en over de nieuwe pensioenwet- en regelgeving. In juli 2017 werd het beknopte jaarverslag in de vorm van een pensioenkrant aan de deelnemers gestuurd.

2.2.9 BESTUURSVERGADERINGEN

Het bestuur van het pensioenfonds heeft het afgelopen jaar 13 keer vergaderd. Op 24 mei 2018 heeft de bestuursvergadering over de jaarstukken plaatsgevonden. In deze vergadering heeft het pensioenfondsbestuur de jaarstukken over het boekjaar 2017 behandeld. Die jaarstukken zijn vervolgens op 4 juni 2018 formeel vastgesteld.

2.2.10 VISITATIECOMMISSIE

Het pensioenfondsbestuur heeft eind 2017 (wederom) een visitatiecommissie benoemd om in het kader van het intern toezicht een visitatie uit te voeren. De visitatiecommissie heeft in mei 2018

haar rapport over het jaar 2017 aan het bestuur gestuurd en toegelicht. De aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn vertaald in actiepunten. Het rapport over het jaar 2017 van de commissie is als document integraal op de website van het pensioenfonds geplaatst. Een samenvatting van de rapportage is opgenomen onder Overige gegevens van dit jaarverslag.

2.3 PENSIOENPARAGRAAF

De kern van de OWASE CDC-pensioenregeling is dat de werkgever jaarlijks een volgens een vaste

methodiek vastgestelde premie (‘vaste werkgeverspremie’) beschikbaar stelt. Aan de hand van berekeningen van de kostendekkende premie voor toekomstige jaren komen Cao-partijen een

Page 17: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

18

vaste premie overeen voor meerdere jaren. De werkgever heeft geen verplichting om méér te betalen dan zijn deel van de premie - de vaste werkgeverspremie - en geeft geen garanties op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, toeslagverlening en de hoogte van de jaarlijkse

pensioenopbouw. Het pensioenfonds zal uit de premie in beginsel de reglementaire pensioenopbouw (in 2017 was dat 1,875% -op leeftijd 67 jaar- van de pensioengrondslag) toekennen, maar het fonds zal de opbouw verminderen als de vaste premie in enig jaar niet toereikend is. Als de premie in een bepaald jaar ruim voldoende is, dan kan het meerdere - binnen de geldende fiscale kaders -

worden gebruikt om de verlaagde opbouw in een voorafgaand jaar geheel of ten dele te ‘repareren’. Als een reparatie van een eerdere opbouw-verlaging niet aan de orde is, dan zal de beschikbare premieruimte in een premiedepot worden gestort waaruit toekomstige opbouwverlagingen gerepareerd kunnen worden. Daarnaast zullen afhankelijk van de financiële positie (dekkingsgraad) van het pensioenfonds indien noodzakelijk kortingen worden toegepast of indien mogelijk toeslagen worden verleend op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. De hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkeringen

staan dus niet vast, maar zijn afhankelijk van (markt)ontwikkelingen die hun weerslag hebben op de toereikendheid van de premie en de financiële positie van het fonds. Omdat de vastgestelde jaarlijkse pensioenopbouw op basis van een middelloon-systematiek wordt vormgegeven kwalificeert deze pensioenregeling in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet als een uitkeringsovereenkomst.

2.3.1 PREMIEBELEID

Uitgangspunt bij het premiebeleid is dat de uitvoering van de CDC-pensioenregeling wordt

afgestemd op de premies (en niet andersom). Indien de CDC-premie niet kostendekkend is, dan wordt de pensioenopbouw zodanig verlaagd dat de premie wel kostendekkend is. De vaste CDC-pensioenpremie wordt steeds voor een periode van drie jaar vastgesteld: voor de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 bedroeg de vaste premie 30% van de pensioengrondslagsom van de werknemers die bij de werkgever in dienst zijn.

2.3.2 TOESLAGBELEID

Toeslag verlenen is het aanpassen van de pensioenen aan de loon/prijsstijgingen (inflatie). Uitgangspunt bij het toeslagbeleid is dat de wettelijk voorgeschreven regels uit het nieuwe

Financiële Toetsingskader (nFTK) worden gehanteerd. Het pensioenfondsbestuur streeft naar een zo hoog mogelijk toeslagrealisatie, maar dient daarbij een goede balans te vinden tussen risico en rendement. Op basis van de uitkomsten van de ALM-studie en de economische verwachtingen is de toeslagambitie vastgesteld op 60-80% toeslagrealisatie over een periode van 15 jaar. Toeslagen zijn volgens de OWASE CDC-pensioenregeling strikt voorwaardelijk: er wordt geen

premie voor betaald en geen geld voor gereserveerd. De toeslagen worden uit overrendementen gefinancierd (uit het ‘vrije vermogen’). Een gehele of gedeeltelijke toeslag kan alleen toegekend worden voor zover de beoogde toeslagverlening ook in de toekomst waargemaakt kan worden. Het bestuur heeft in overleg met de sociale partners een toeslagkader met staffels vastgesteld voor het niet, voor het gedeeltelijk en voor het volledig verlenen van toeslagen, alsmede voor het eventueel toekennen van een

inhaaltoeslag. Het bestuur beslist of een toeslag al dan niet toegekend wordt en kan daarbij

zelfstandig afwijken van het toeslagkader. Het toeslagbeleid met bijbehorend toeslagkader is opgenomen in het OWASE CDC-pensioenreglement. Eenmaal per jaar wordt beoordeeld of toeslagen toegekend kunnen worden: per 1 januari van enig jaar, o.b.v. een referteperiode van een jaar. Of een toeslag al dan niet toegekend kan worden wordt beoordeeld o.b.v. de financiële positie van het fonds op 31 december van het voorafgaande

jaar. Voor de actieve deelnemers geldt als toeslagmaatstaf de loonindex, d.w.z. de collectieve OWASE CAO-loonsverhoging in het voorafgaande kalenderjaar. Voor de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden geldt als toeslagmaatstaf de prijsindex,

d.w.z. de door het CBS vastgestelde stijging van de CPI alle huishoudens, afgeleid (geen correctie voor belastingen/accijnzen). De prijsstijging wordt beoordeeld over de referteperiode van oktober

Page 18: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

19

tot oktober van het voorafgaand jaar (i.v.m. de publicatietijdstippen van de CPI-cijfers door het CBS).

Geen toeslag per 1 januari 2017 De grens om gedeeltelijk te kunnen indexeren ligt bij een dekkingsgraad van 110%. Om te beoordelen of het pensioenfonds voldoende geld heeft om te indexeren hanteert het bestuur een dubbele ondergrens: de beleidsdekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over twaalf maanden. De actuele dekkingsgraad eind december 2016 was 109,7%, de beleidsdekkingsgraad was 105,7%.

Zowel volgens het eigen toeslagbeleid van het pensioenfonds als volgens de wet- en regelgeving was het niet mogelijk om per 1 januari 2017 te indexeren. Het bestuur heeft daarom begin 2017 besloten om per 1 januari 2017 geen toeslag toe te kennen. Voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers is de (cumulatieve) toeslagachterstand per 1 januari 2017 gelijk gebleven (4,06%): de prijsindex is over de referteperiode niet gestegen.

Voor de actieve deelnemers is de (cumulatieve) toeslagachterstand per 1 januari 2017 toegenomen tot een (cumulatieve) toeslag achterstand van 6,03%. Hierbij is weer rekening gehouden met de gemiste toeslag over reeds eerder gemiste toeslagen. Doordat de overheid de regels die gelden voor het verlenen van inhaaltoeslagen (in 2015) heeft aangescherpt, dienen de deelnemers er rekening mee te houden dat de toeslagachterstand de

komende jaren niet kan worden ingehaald.

2.4 FINANCIËLE PARAGRAAF

2.4.1 ALGEMEEN

De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn gericht op: - het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het

reglement vastgelegde bepalingen;

- het minimaliseren van de kansen op onderdekking en reservetekort, alsmede van de mate van

onderdekking en reservetekort; - het voorkómen van grote premieschommelingen en het kostendekkend houden van de premie; - het zoveel mogelijk welvaartsvast houden van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers

en het zoveel mogelijk waardevast houden van de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en van de pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden.

De voorziening pensioenverplichtingen voor actieve deelnemers is gelijk aan de actuariële contante

waarde van de over verstreken deelnemersjaren verkregen pensioenaanspraken. Onder de actieve deelnemers worden ook de arbeidsongeschikte deelnemers verstaan. Daarnaast wordt ten behoeve van de arbeidsongeschikte deelnemers een voorziening gevormd voor de contante waarde van de nog op te bouwen aanspraken. De voorziening pensioenverplichtingen voor niet-actieve deelnemers is gelijk aan de actuariële

contante waarde van de premievrije pensioenaanspraken alsmede de ingegane pensioenen, inclusief de verstrekte waardevastheidstoeslagen op de balansdatum.

De financiële positie van het pensioenfonds is sterk afhankelijk van renteschommelingen. Dit komt doordat de duration (rentegevoeligheid) van de pensioenverplichtingen hoger is dan de duration van de beleggingen. Als de rente omhoog gaat neemt de financiële positie van het pensioenfonds toe en als de rente omlaag gaat neemt de financiële positie af. Om dit effect te verkleinen heeft het

pensioenfonds beleid vastgesteld waarbij de vastrentende waarden worden afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. De afdekking van het renterisico over de gehele looptijd van de verplichtingen vindt plaats op basis van 13 klassen waarin de verplichtingen worden ingedeeld. De afdekkingsdoelstelling van het beleid (ALM-benchmark) is een matching van 45% van de verplichtingen van het pensioenfonds. Een pensioenfonds moet de omvang van de verwachte uitgaande kasstromen vaststellen op basis

van verwachte marktontwikkelingen en prudente verzekeringstechnische grondslagen waaronder begrepen de voorzienbare trend in overlevingskansen. Het pensioenfonds past de AG prognosetafel

Page 19: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

20

2016 toe, die in 2016 is gepubliceerd, met een correctie voor de zgn. ervaringssterfte o.b.v. fonds specifieke OWASE 2016 correctiefactoren. De beroepsbevolking heeft namelijk een andere - over het algemeen hogere - levensverwachting dan de gehele bevolking.

2.4.2 HET VERSLAGJAAR 2017, ONTWIKKELING DEKKINGSGRAAD

Pensioenfonds-vermogen

A

Technische voorzieningen

B

Effect op eigen vermogen

(kolom A – B)

Dekkings-graad in %

Stand per 1 januari 2017

830.718 757.331 73.387 109,7%

Beleggingsresultaten 62.211 -1.628 63.839 8,8% Wijziging marktrente 0 -9.639 9.639 1,3% Premiebijdragen en IPR 12.649 15.032 -2.383 -0,3% Uitkeringen -20.459 -20.462 3 0,0% Kosten -707 -611 -96 0,0% Waarde overdrachten 6 34 -28 0,0% Kanssystemen -185 -78 -107 0,0%

Herverzekering -33 -33 0 0,0% Overige 30 -693 723 0,1%

Stand per 31 december 2017

884.230

739.253

144.977

119,6%

In het verslagjaar is het eigen vermogen van het pensioenfonds per saldo toegenomen met € 71,6 miljoen. De bezittingen (A) van het pensioenfonds zijn toegenomen met € 53,5 miljoen, de verplichtingen (B Technische voorzieningen) namen af met €18,1 miljoen. De feitelijke dekkingsgraad nam als gevolg daarvan toe met 8,9%.

De toename van de bezittingen van € 53,5 miljoen is grotendeels te verklaren uit de beleggingsresultaten € 62,2 miljoen en het saldo van de premie minus uitkeringen van negatief € 7,7 miljoen.

De technische voorzieningen namen af door een stijging van de rekenrente, eind 2016 was de gemiddelde rekenrente 1,3%, eind 2017 was dit 1,5%. Hierdoor kon de voorziening € 9,6 miljoen lager worden vastgesteld. De 1 jaars rente was begin 2017 negatief (rente -0,217%, 2016: -

0,060%), daardoor leidde de verplichte oprenting van de voorziening eveneens tot een lagere voorziening van €1,6 miljoen. Het saldo van de premie en uitkeringen bedroeg negatief € 5,4 miljoen, de verplichtingen namen hierdoor af. De overige posten verklaren het restant van de afname, totaal negatief € 1,4 miljoen. Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:

2017 2016 2015 2014 2013

Premie resultaat -2.383 -2.536 -2.956 2.553 2.765 Interest c.q. beleggings resultaat 63.839 69.204 9.266 115.262 26.541 Aanpassing overlevingstafel 0 -609 0 -1.500 0 Wijziging marktrente 9.639 -62.339 -35.875 -107.331 17.111 Overig resultaat 495 -551 -506 -907 -498

Saldo baten en lasten 71.590 3.169 -30.071 8.077 45.919

Uit bovenstaande blijkt dat de beleggingsresultaten en de wijziging van de markrente de belangrijkste oorzaken zijn voor wijzigingen in de dekkingsgraad van het fonds. Het negatieve premieresultaat was een gevolg van de systematiek van de 120 maands-middeling voor het vaststellen van de kostendekkende premie ten opzichte van de kosten van pensioenopbouw in

2017 die wordt berekend met het werkelijke rentepercentage van 2017 (zie ook paragraaf 2.4.4).

Page 20: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

21

Het actuariële verloop van de dekkingsgraad op basis van de DNB-voorschriften was als volgt:

In percentages 2017 2016

Feitelijke dekkingsgraad per 1 januari 109,7% 110,1%

Premie -0,5% -0,6% Uitkering 0,3% 0,3% Indexering 0,0% 0,0% Verandering rentecurve 1,4% -9,0% Overrendement 8,5% 9,9% Kanssystemen 0,0% 0,0% Waardeoverdrachten 0,0% 0,0% Kosten 0,0% 0,0% Wijziging grondslagen 0,0% -0,1% Overige oorzaken 0,2% -0,9%

Stand per 31 december 2017 119,6% 109,7

De dekkingsgraden sinds 2008 kunnen als volgt grafisch worden weergegeven:

De hiervoor beschreven dekkingsgraad is gebaseerd op de DNB-rente curve (met UFR) en 12 maandsmiddeling. De dekkingsgraad kan ook worden benaderd vanuit de ontwikkeling van de

marktrente.

Onder dekkingsgraad wordt verstaan de waarde van de bezittingen van het pensioenfonds, uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen. Per 31 december 2017 was de actuele nominale dekkingsgraad op basis van de FTK-methode 119,6%. Het FTK gaat echter uit van de beleidsdekkingsgraad: dat is de actuele dekkingsraad van

de huidige maand gemiddeld met de ‘actuele’ dekkingsgraden over de aan die maand voorafgaande 11 maanden. Per 31 december 2017 was de beleidsdekkingsgraad 116,6%. De beleidsdekkingsgraad is ook bepalend voor het vaststellen van een eventuele tekort-situatie bij het pensioenfonds en dient als uitgangspunt bij het opstellen van een herstelplan. Het pensioenfonds heeft per 31 december 2017 ook de zgn. reële dekkingsgraad bepaald, zoals voorgeschreven door DNB. DNB gebruikt dit cijfer om fondsen onderling te kunnen vergelijken ten

aanzien van toeslagverlening. De reële dekkingsgraad is berekend als het quotiënt van de hiervoor

95%

100%

105%

110%

115%

120%

125%

dec-0

8

jun

-09

dec-0

9

jun

-10

dec-1

0

jun

-11

dec-1

1

jun

-12

dec-1

2

jun

-13

dec-1

3

jun

-14

dec-1

4

jun

-15

dec-1

5

jun

-16

dec-1

6

jun

-17

dec-1

7

Dekkingsgraadontwikkeling pensioenfonds OWASE

actuele nominale dekkingsgraad dekkingstekortgrens

reservetekortgrens beleidsdekkingsgraad (middeling over 12 maanden)

Page 21: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

22

genoemde beleidsdekkingsgraad en de ‘beleidsdekkingsgraad voor voorwaardelijke toeslagverlening ter hoogte van de minimale verwachtingswaarde voor de groeivoet van het prijsindexcijfer’. De reële dekkingsgraad ultimo 2017 was 94,3%. Het pensioenfonds hanteert de

reële dekkingsgraad echter niet als beleidsuitgangspunt. De verschillende dekkingsgraden ontwikkelden zich de afgelopen jaren als volgt:

In % per 31 december 2017 2016

Feitelijke dekkingsgraad 119,6% 109,7% Beleidsdekkingsgraad 116,6% 105,7% Reële dekkingsgraad 94,3% 86,9% Gemiddelde rekenrente 1,48% 1,32%

De rentevoet vastgesteld met een correctie aan de hand van de ultimate forward rate (cUFR) zonder middeling over de laatste drie maanden.

Aansluiting beleidsdekkingsgraad naar dekkingsgraad op marktrente:

In percentages Rendement Dekkingsgraad

Beleidsdekkingsgraad per 31 december 2016 105,7%

Effect 12 maandsmiddeling 4,0%

Feitelijke dekkingsgraad (UFR) 31 december 2016 109,7% Effect UFR naar marktrente -3,9%

Dekkingsgraad marktrente per 31 december 2016 105,8% Ontwikkeling voorziening pensioenverplichtingen -3,0% 3,4% Rendement matching portefeuille -0,7% -0,4% Rendement return portefeuille 9,7% 5,1% Rendement overige activa 4,7% Saldo premies, uitkeringen en kosten -1,4%

Dekkingsgraad marktrente per 31 december 2017 117,2% Effect UFR naar marktrente 2,4%

Feitelijke dekkingsgraad (UFR) 31 december 2017 119,6% Effect 12 maandsmiddeling -3,0%

Beleidsdekkingsgraad per 31 december 2017 116,6%

De marktrente steeg over de hele curve. Bijvoorbeeld: de 10 jaars swaprente steeg van 0,66% naar 0,90% en de 30-jaars swaprente steeg van 1,23% naar 1,54%. De gemiddelde marktrente voor de OWASE verplichtingen (met een duration van 18,4) steeg van 1,14% naar 1,36%. De stijging van de marktrente resulteerde in een daling van3,9% (“rendement”) van de contante waarde van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). De rentetermijnstructuur van DNB inclusief UFR steeg voor OWASE van 1,34% naar 1,47%.

Het jaar 2017 begon met een dekkingsgraad berekend op de marktrente (swapcurve zonder UFR) van 109,7%. De tabel laat zien dat de dekkingsgraad met 3,4% steeg als gevolg van -3,0%

“rendement” op de voorziening pensioenverplichtingen. Dit renterisico werd deels gecompenseerd door de matchingportefeuille die met een rendement van -0,7% de dekkingsgraad met -0,4% heeft laten dalen. Daarbij komt het rendement op de returnportefeuille van 9,7% waardoor de dekkingsgraad met nog eens 5,1% omhoog ging. Het rendement op overige activa (afdekking van

valuta, high yield obligaties en vastgoed) droeg 4,7% aan de stijging. Het saldo van premies, uitkeringen en kosten resulteerde in een afname van 1,4% zodat de dekkingsgraad berekend op marktrente (swapcurve zonder UFR) aan het eind van 2017 117,2% bedroeg. De dekkingsgraad berekend op marktrente geeft een accuraat en economisch realistisch beeld van de financiële gezondheid van Pensioenfonds OWASE. De wetgever schrijft echter voor dat pensioenfondsen de contante waarde van de voorziening pensioenverplichtingen moeten

berekenen op basis van de rentetermijnstructuur inclusief ultimate forward rate (UFR) die DNB publiceert. Die rentecurve daalde ook in 2017 en was voor Pensioenfonds OWASE 0,11% hoger dan de swapcurve (de marktrente). Hierdoor steeg de contante waarde van de VPV berekend op de

Page 22: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

23

rentetermijnstructuur inclusief de UFR minder en zodoende werd de actuele dekkingsgraad inclusief UFR hoger. Dit effect was per einde 2017 2,4%.

Ten slotte moeten pensioenfondsen beslissingen over het verlenen van toeslag of korten van de pensioenen baseren op de beleidsdekkingsgraad, dit is een gemiddelde van de actuele dekkingsgraden van de voorgaande 12 maanden. Deze beleidsdekkingsgraad steeg in 2017 van 105,7% naar 116,6%. In de beleggingsparagraaf 2.5 wordt nader ingegaan op de analyse van de beleggingsresultaten

ten opzichte van de ontwikkeling van verplichtingen.

2.4.3 RICHTLIJNEN VAN DE NEDERLANDSCHE BANK

Dekkingstekort Van een dekkingstekort is sprake indien de middelen ontoereikend zijn om de voorziening voor de pensioenverplichtingen en/of de reserve voor algemene risico’s te financieren. Als de beleidsdekkingsgraad beneden de 104,25% (MVEV) zakt is er sprake van een dekkingstekort.

Per 31 december 2017 bedroeg de beleidsdekkingsgraad 116,6% zodat er geen sprake was van

een dekkingstekort. Reservetekort Van een reservetekort is sprake indien de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening voor de pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's ook nog de buffers voor beleggingsrisico's en andere bestemde reserves aan te houden.

Als de beleidsdekkingsgraad tussen de 104,25% en de reservetekortgrens (VEV) ligt, dan is er sprake van een reservetekort. Het pensioenfonds moet in die situatie een herstelplan indienen bij DNB. In dat herstelplan moet het fonds de maatregelen vastleggen waarmee de beleidsdekkingsgraad binnen 10 jaar weer boven de reservetekortgrens komt. Het pensioenfonds had begin 2017 (en ultimo 2017 nog steeds) een reservetekort. Het bestuur

heeft een herstelplan ingediend bij DNB. Uit de berekeningen in het kader van het herstelplan is

naar voren gekomen dat het pensioenfonds ruimschoots binnen de geldende hersteltermijn kan herstellen naar een beleidsdekkingsgraad boven de reservetekortgrens. Sturingsmiddelen In het herstelplan wordt gebruik gemaakt van het sturingsmiddel toeslagverlening.

Als uit het herstelplan zou blijken dat herstel naar de reservetekortgrens niet kan zonder korten, dan zou een kortingsmaatregel getroffen moeten worden. Deze korting moet direct getroffen worden en mag gespreid worden over maximaal 10 jaar. Deze maatregel is echter niet onvoorwaardelijk en kan dus vervallen zodra de korting niet langer noodzakelijk is. Het kan in de praktijk mogelijk lang duren voor de korting gerepareerd kan worden, eerst dienen alle (inhaal)toeslagen toegekend te worden.

De kritieke dekkingsgraad van het pensioenfonds o.b.v. de wettelijke parameter-set was ultimo 2017 88%: dat betekent dat herstel binnen 10 jaar pas niet meer mogelijk is als de dekkingsgraad onder de 88% zakt. De kritieke dekkingsgraad o.b.v. een meer voorzichtige parameter-set

(overrendement van 2,5%) was ultimo 2017 94%. In deze berekeningen werd er van uitgegaan dat er in de periode waarvoor het herstelplan wordt opgesteld geen enkele toeslag wordt verleend.

Evenwichtige belangenbehartiging In het herstelplan wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid de toeslagverlening te korten om tot herstel te komen. Alle deelnemers worden door deze maatregel getroffen. Het bestuur is van mening dat met dit beleid recht wordt gedaan aan het uitgangspunt van evenwichtige belangenbehartiging.

Page 23: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

24

2.4.4 KOSTENDEKKENDE PREMIE VOLGENS DE FTK-METHODE

De pensioenwet en de beleidsregels van De Nederlandsche Bank schrijven voor dat de pensioenpremie ten minste kostendekkend dient te zijn. Het gaat hierbij om de kosten van de opbouw van de nominale pensioenaanspraken en om de uitvoeringskosten. De kostendekkende

premie fluctueert van jaar tot jaar, mede als gevolg van wijziging van het rentepercentage. Werkgevers en werknemers betalen momenteel voor de OWASE CDC-pensioenregeling gezamenlijk een pensioenpremie van 30% van de pensioengrondslag(som). Deze 30% is de premie die het pensioenfonds daadwerkelijk in rekening brengt. Voor zover de in 2017 ontvangen premies hoger zijn dan de kostendekkende premie is het meerdere aangewend voor een premiedepot ten behoeve van de (gedeeltelijke) reparatie van toekomstige opbouwverlagingen.

Bedragen x € 1.000 2017 2016 2015 2014 2013

Zuiver kostendekkende premie 18.500 18.642 19.231 13.325 14.339 Gedempte kostendekkende premie 12.707 13.090 12.993 13.895 14.856

Feitelijke premie 13.048 13.177 13.046 14.043 15.056

Zuiver kostendekkende premie vs. gedempte kostendekkende premie Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen de zuiver kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie. De zuiver kostendekkende premie wordt jaarlijks op 31 december

vastgesteld voor het gehele komende jaar op basis van de rekenrente over december. Het pensioenfonds hanteert naast de zuiver kostendekkende premie ook een gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie is voor het bestuur en de sociale partners het uitgangspunt bij de vaststelling van de pensioenpremie die daadwerkelijk in rekening wordt gebracht. Ook de gedempte kostendekkende premie wordt in beginsel jaarlijks op 31 december voor het komende jaar vastgesteld, maar op basis van de gemiddelde rekenrente over de voorliggende periode van 120 maanden (10 jaar). De zgn. dempingsperiode van 120 maanden

is een eigen keuze van het pensioenfonds. Over de laatste 10 jaar is sprake van een dalende rente, naar verwachting zal in 2018 de rentevoet voor het bepalen van de gedempte kostendekkende premie verder dalen zodat na 2018 minder opbouw kan worden toegekend dan de met ingang van 2018 geldende fiscaal maximale opbouw van 1,738% (bij een pensioenleeftijd van 67 jaar).

De verschillende premies en gebruikte rentes zijn:

Premieoverzicht 2017 2016 2015 2014 2013

Zuiver kostendekkende premie 43,3% 38,6% 36,4% 30,0% 36,3% Gedempte kostendekkende premie 29,4% 26,8% 25,8% 31,3% 37,6% Feitelijke premie 30,0% 30,0% 30,0% 30,0% 30,0%

Rentevoet zuiver kostendekkende premie

1,54% 1,91% 2,19% 2,98% 2,68%

Rentevoet gedempte kostendekkende premie

3,05% 3,34% 3,56% 2,81% 2,54%

De dempingsperiode van 120 maanden voor het bepalen van de rentevoet van de gedempte kostendekkende premie daalt door de voortschrijdende daling van de rente. NB. de

kostendekkende premiepercentages zijn exclusief de reparatie van de opbouw (de premiebedragen

in de eerdere tabel zijn inclusief die reparaties).

In onderstaande tabel wordt de toegekende en eventueel achterstallige opbouw toegelicht:

2017 2016 2015 2014 2013

Feitelijke premie hoger dan gedempte kostendekkende premie

0,6% 3,2% 4,2% Nee Nee

Toe te kennen opbouw 1,875% 1,875% 1,875% 1,84% 2,15% Toegekende opbouw 1,875% 1,875% 1,875% 1,75% 1,65%

Achterstand opbouw Reparatie in 2015 0,28% Reparatie in 2016 0,19% Achterstand na reparaties 0,09% 0,09%

Page 24: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

25

Toelichting op jaar 2015 en 2016 De premie voor 2016 (en 2015) was ruim kostendekkend. Dat was het gevolg van het door het

bestuur in 2014 genomen besluit om de dempingsperiode van de rekenrente voor de berekening van de kostendekkende premie te verlengen van 12 naar 120 maanden. Het overschot werd aangewend om de kortingen van de pensioenopbouw uit het verleden deels te repareren. Met het overschot dat beschikbaar was voor de reparatie, kon in 2016 0,19% (en in 2015 0,28%) van de toegepaste verlaging van 0,5% van 2013 worden gerepareerd, waarbij voor die reparatie dezelfde gedempte systematiek werd toegepast als voor de huidige pensioenopbouw (120 maands-

middeling), waarbij echter wel de in 2013 nog geldende pensioenleeftijd van 65 jaar als uitgangspunt werd gehanteerd. Deze ‘reparatie’ gold voor alle deelnemers van wie de opbouw in 2013 werd verlaagd, dus ook voor de personen die inmiddels met pensioen zijn gegaan. In het verslagjaar is duidelijk geworden dat door aanscherping van de fiscale kaders de achterstand van 0,03% over 2013 en 0,09% over 2014 de komende jaren mogelijk niet meer kan worden gerepareerd: reparatie kan alleen nog binnen de fiscale ruimte van de individuele

deelnemer in het jaar waarin de beoogde reparatie zou plaatsvinden. Om deze situatie voor de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen zal eventuele premieruimte in enig jaar in een premiedepot worden gestort waaruit in een later jaar eventueel aanvullende middelen voor de financiering van de reguliere opbouw in dat latere jaar beschikbaar kunnen worden gesteld. Premiedekkingsgraad De premiedekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen de premie die in een jaar wordt betaald

en de waarde van de pensioenopbouw die aan de voorziening pensioenverplichtingen wordt toegevoegd. De pensioenopbouw wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur zoals voorgeschreven door DNB. De premiedekkingsgraad, op basis van berekening voorafgaand aan het verslagjaar, ontwikkelde zich als volgt:

Premieoverzicht 2018 2017 2016 2015

Premiedekkingsgraad 91% 81% 84% 81%

De premiedekkingsgraad in 2017 gedaald. Dit komt doordat de rente voor waardering van de

pensioenverplichtingen in 2017 is gedaald. Hierdoor stijgt de waarde van de opgebouwde pensioenverplichtingen. In 2018 zal, door de verhoging van de premie (van 30% naar 31,5%) en de rentestijging in 2017, de premiedekkingsgraad toenemen.

2.4.5 AMBITIENIVEAU

Risicohouding van het pensioenfondsbestuur Het pensioenfondsbestuur is zich bewust van de afweging die voortdurend gemaakt moet worden tussen risico en rendement. Zonder beleggingsrisico kan geen rendement worden gerealiseerd, waardoor geen toeslagen kunnen worden verleend, waardoor geen adequaat pensioen opgebouwd

kan worden. Door de nieuwe wetgeving en de lage rekenrente is de toeslagverwachting voor de komende jaren in relevante mate afgenomen: het pensioenfonds heeft de toeslagambitie enkele jaren geleden bij moeten stellen naar 60%-80%. Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds biedt

naar het oordeel van het bestuur een goede balans tussen risico en rendement. Grenzen en bandbreedtes

De risicohouding van het fonds voor de korte termijn komt volgens het Besluit FTK tot uitdrukking in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een brandbreedte hiervoor. De reservetekortgrens ligt per 1 januari 2017 bij ca. 120% op basis van de strategische beleggingsmix (zie paragraaf 3.5.12 op pagina 66). Als voor die mix wordt uitgegaan van een minimaal risico, dan zou de grens bij ca. 115% liggen. En als voor die mix wordt uitgegaan van een maximaal risico, dan zou de grens bij ca. 125% liggen. Het vereist eigen vermogen heeft momenteel dus een bandbreedte tussen plus en min 5%-punt. Die bandbreedte past naar het oordeel van het bestuur bij de

afweging die momenteel tussen risico en rendement gemaakt moet worden. De risicohouding van het fonds voor de lange termijn komt volgens het Besluit FTK tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets. In de zomer van 2015 heeft het pensioenfonds een zgn. aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd bij de CDC-

Page 25: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

26

pensioenregeling, zoals die per 1 januari 2015 is afgesproken door sociale partners. In deze aanvangshaalbaarheidstoets is vastgesteld wat het gemiddeld verwachte pensioenresultaat (50e percentiel) en het verwachte pensioenresultaat in een slechtweerscenario (5e percentiel) zijn en is

daarnaast beoordeeld of het pensioenfonds voldoende herstelkracht heeft en of het premiebeleid realistisch en haalbaar is. Voor het bepalen van de ondergrens en de maximale afwijking werd uitgegaan van pensioenresultaten met een vaste toeslagrealisatie van 60% (ondergrens toeslagambitie) en een vaste opbouwrealisatie van 80% (ondergrens opbouwambitie), zonder kortingen, reparaties of inhaaltoeslagen.

Het pensioenresultaat is wettelijk voorgeschreven als: ‘De verhoudingsbreuk tussen 1. de verwachte pensioenuitkeringen en 2. de pensioenuitkeringen die het pensioenfonds zou doen indien nooit verminderingen hoeven te worden doorgevoerd en indien jaarlijks volledige pensioen opbouw plaatsvindt en volledig toeslag wordt verleend op basis van prijsindexcijfers.’ Voor de berekeningen in de haalbaarheidstoets worden de deelnemers in het pensioenfonds

ingedeeld in leeftijdsgroepen en worden de verwachte pensioenresultaten per leeftijdsgroep berekend. Het (naar aantallen deelnemers) gewogen gemiddelde van de leeftijdsgroepen is het verwachte pensioenresultaat op pensioenfondsniveau. Op basis van de uitkomsten van de aanvangshaalbaarheidstoets heeft het pensioenfondsbestuur de volgende ondergrenzen voor het pensioenresultaat bepaald:

Uitgangspositie Te kiezen

ondergrens

Aanvang

2015

Haalbaarheids-

toets 2017

Haalbaarheids-

toets 2018

Gekozen

ondergrens

Vereist eigen vermogen (VEV)

Ondergrens bij verwacht

pensioenresultaat op fondsniveau vanuit het VEV

Verwachting vanuit het VEV

100,6% n.v.t. n.v.t.

89%

Feitelijke positie

Ondergrens bij verwacht

pensioenresultaat op fondsniveau

vanuit de feitelijke positie

Verwachting vanuit de feitelijke

positie 99,5% 99,8% 98,7% 89%

Feitelijke positie

Maximale afwijking van

pensioenresultaat op fondsniveau in

slechtweerscenario:

(1 -/- (resultaat 5e percentiel /

resultaat 50e percentiel)) 30,0% 27,0% 27,2% 37%

Jaarlijks voert het pensioenfonds in het tweede kwartaal de haalbaarheidstoets uit volgens het door

DNB voorgeschreven model en met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde economische scenariosets en rekenregels. Ook in 2017 heeft het pensioenfonds deze jaarlijkse

haalbaarheidstoets uitgevoerd. Het pensioenresultaat (op fondsniveau) van 99,8% valt ruim boven de vastgestelde ondergrens van 89% en de maximale afwijking in het slechtweerscenario van 27% ligt ruim onder de vastgestelde grens van 37%. Het fonds voldoet hiermee aan de normering van de pensioenresultaten die in 2015 werd vastgesteld op basis van de aanvangshaalbaarheidstoets. Indien de uitkomsten van de haalbaarheidstoets in enig jaar onder de hierboven genoemde grens van 89% komt te liggen, of boven de maximale afwijking van 37%, dan treedt het

pensioenfondsbestuur in overleg met de sociale partners om het ambitieniveau van het fonds (opnieuw) af te stemmen op de risicohouding van het fonds (en van de sociale partners), waarbij tevens wordt bekeken of het nodig dan wel wenselijk is om de financiële opzet van het pensioenfonds bij te stellen. Bij ingrijpende voorgenomen wijzigingen in het beleggingsbeleid, de

Page 26: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

27

premiefinanciering of de CDC-pensioenregeling zal een nieuwe aanvangshaalbaarheidstoets worden uitgevoerd. Ambitieniveau

Het beleid van het fonds is niet gericht op het realiseren van een hoge dekkingsgraad: elke

dekkingsgraad boven het niveau van volledige toeslagverlening (ca. 123%) wordt gelijk gewaardeerd. De toeslagambitie van het fonds is 60-80%, dat houdt in: minimaal 60% looninflatie resp. 60% prijsinflatie over een periode van 15 jaar. De opbouwambitie van het fonds is 80-100%, dat houdt in: minimaal 80% opbouw realiseren over een periode van 15 jaar (o.a. door een stabiele kostendekkende premie) van de maximaal toegestane opbouw. Het beleggingsbeleid dient op het ambitieniveau van het fonds afgestemd te worden: het fonds

dient rekening te houden met en in te spelen op negatieve scenario’s en te voorkomen dat de dekkingsgraad onder het niveau komt waarbij zonder korten geen herstel meer mogelijk is (de kritieke dekkingsgraad: momenteel ca. 85%), o.a. door diversificatie van de portefeuille, door het bepalen en maandelijks monitoren van tracking errors. Bij gelijke uitkomsten heeft het fonds een

voorkeur voor een simpele strategie.

2.4.6 HERVERZEKERING

In de financiële opzet van het pensioenfonds wordt rekening gehouden met normaal voorkomende

risico’s. Het risico voor het pensioenfonds van vroeg overlijden (‘kort leven’) is dan ook opgenomen in de financiële opzet en dus ook in de vastgestelde pensioenpremie. Voor het risico voor het pensioenfonds van arbeidsongeschiktheid geldt dit eveneens. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van de risico’s als gevolg van uitzonderlijke situaties van overlijden en arbeidsongeschiktheid een herverzekering afgesloten bij ElipsLife AG. De risico’s zijn

herverzekerd deels op stop-loss en deels op proportionele basis. Het risico van overlijden voor de pensioendatum Indien een deelnemer overlijdt voor de pensioendatum is het nabestaandenpensioen verzekerd voor de volledige periode van pensioenopbouw tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Dus ook

over de toekomstige dienstjaren. Bij overlijden van een deelnemer valt de zgn. contante waarde van de op dat moment al opgebouwde pensioenaanspraken vrij. Dit hoeft immers niet te worden

uitgekeerd na pensionering. Het nabestaandenpensioen gaat echter meteen in na overlijden van de deelnemer en eindigt pas bij overlijden van de nabestaande. De ‘schade’ voor het pensioenfonds bestaat dus uit de contante waarde van het ingegane nabestaandenpensioen verminderd met de contante waarde aan vrijval van al opgebouwde pensioenaanspraken. Dit wordt het risicokapitaal bij overlijden genoemd. Het risico van arbeidsongeschiktheid

Bij arbeidsongeschiktheid van een deelnemer ontstaan er voor het pensioenfonds een tweetal schades: - een uitkering van een arbeidsongeschiktheidspensioen (70% van het jaarsalaris boven de WIA

dagloongrens van momenteel € 54.183,60 en 67,5% tot aan deze grens). Dit pensioen wordt uitgekeerd tot aan de pensioenleeftijd;

- de kosten van pensioenopbouw vanaf datum arbeidsongeschiktheid tot aan de pensioenleeftijd.

Over deze periode wordt geen pensioenpremie ontvangen.

De schade voor het pensioenfonds bestaat dus uit de contante waarde van deze beide posten. Dit wordt het risicokapitaal bij arbeidsongeschiktheid genoemd. Stoploss verzekering Een gedeelte van de risico’s wordt door het pensioenfonds in eigen beheer gehouden (het zogenaamde eigen behoud). Alleen zgn. toprisico’s worden afgedekt door de verzekeraar.

Met ElipsLife is een eigen behoud per deelnemer afgesproken: - van € 250.000,- voor het overlijdensrisico; - van € 500.000,- voor het arbeidsongeschiktheidsrisico. Alle risico’s per deelnemers die uitstijgen boven deze bedragen aan eigen behoud zijn volledig verzekerd. Het bedrag van het eigen behoud komt voor rekening van het fonds tot een bedrag van €1,355 mln. (de zogenaamde stoploss grens). Het meerdere is herverzekerd tot een maximum van €7,5 mln.

Page 27: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

28

De herverzekering bestaat uit een combinatie van een stoploss dekking en een proportionele (per persoon) dekking van kapitalen boven deze grenzen. Voor al de opgetreden schades aan eigen behoud in enig jaar is door het pensioenfonds een stoploss verzekering afgesloten. Op deze manier

stelt het fonds een maximum aan schade dat het in een bepaald jaar wil of kan lopen.

2.4.7 UITVOERINGSKOSTEN

In de jaarrekening worden in toelichting 20 (pagina 76) de pensioenuitvoeringskosten toegelicht. Op basis van deze uitgaven en (deels) niet zichtbare kosten van beleggingen zijn de kosten van het fonds weer te geven, zoals vermeld in onderstaande tabel. In deze opstelling wordt bij de kosten van de beleggingen geen inschatting gemaakt van de transactiekosten van de onderliggende beleggingsfondsen. De kosten zijn gebaseerd op de gerapporteerde kosten (de

zogenaamde Total Expense Ratio).

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Onderverdeling uitvoeringskosten

Bestuurskosten 421 299

Administratiekosten 781 694

Bestuursondersteuning 324 340

Communicatiekosten 131 139

Pensioenadministratiekosten 1.657 1.472

Directe kosten beleggingen 1.033 897

Indirecte kosten beleggingen 2.122 1.959

Kosten beleggingen 3.155 2.856

Totaal uitvoeringskosten 4.812 4.328

Het totaal van de uitvoeringskosten is hoger dan in 2016. De toename van de uitvoeringskosten is

met name ontstaan door de nieuwe vergoedingsregeling voor het bestuur. Een gedetailleerde toelichting op de pensioenadministratiekosten is opgenomen op pagina 76. De kosten van beleggingen zijn toegenomen door dat het gemiddeld belegd vermogen is gestegen.

Met ingang van 2017 geeft de Aanbeveling van de Pensioenfederatie aan dat de transactiekosten in de beleggingsfondsen eveneens moeten worden meegenomen bij het bepalen van de kosten van vermogensbeheer. Het pensioenfonds wijkt af van deze aanbeveling. Redenen hiervoor zijn: - niet alle beheerders hebben inzage gegeven in de kosten van transacties; - een aantal beheerders heeft schattingen van kosten opgegeven. Door de gebruikte methodiek

zou dit leiden tot negatieve kostenschattingen.

Aan het eind van deze paragraaf is een overzicht opgenomen met een cijfermatige toelichting. De kosten zijn daarom weergegeven zonder de transactiekosten. Rekening houdend met deze uitsluiting zijn op basis van de Aanbeveling van de Pensioenfederatie uit deze gegevens de volgende kengetallen te berekenen:

2017 2016

Aantal deelnemers actief en gepensioneerd 2.813 2.817

Kosten pensioenadministratie per deelnemer 589 523

Kosten beleggingen per deelnemer exclusief transactiekosten 1.122 1.014

Totaal pensioenverplichtingen 739.253 757.331

Totaal kosten in % van verplichtingen excl. transactiekosten 0,651% 0,561%

De kosten van de beleggingen zijn te verdelen in actief en passief beheer en weer te geven als onderstaande kengetallen:

Page 28: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

29

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Actief / passief beheer

Kosten actief beheer 2.389 2.224

Kosten passief beheer 766 632

Totaal 3.155 2.856

Gemiddeld belegd vermogen

Actief beheer 530.862 545.796

Passief beheer 324.362 276.332

Totaal 855.224 822.128

Kosten in % belegd vermogen

Kosten actief beheer 0,450% 0,408%

Kosten passief beheer 0,236% 0,229%

Totaal 0,369% 0,347%

De kosten bestaan uit de management- en service vergoedingen voor het beheer van de beleggingsfondsen en de kosten van OWASE voor beleggingsondersteuning, administratie en transacties van OWASE zelf, zoals opgenomen in de volgende tabel.

De beheerkosten van de beleggingsfondsen zijn verwerkt in het beleggingsresultaat, voor OWASE zijn deze niet direct te specificeren, deze kosten zijn benaderd op basis van de total expense ratio van de fondsen en het gemiddeld belegd vermogen. De kosten van transacties binnen de beleggingsfondsen zijn voor het eerst in 2017 geschat en daarom niet opgenomen in de kosten van de beleggingen in de paragrafen 3.5.4 en 3.5.17 van de toelichting op de jaarrekening.

De toelichting op de vermogensbeheerkosten in het bestuursverslag wijkt op onderdelen af van de kosten zoals gepresenteerd in de jaarrekening. In de jaarrekening worden alleen kosten verantwoord die direct bij het pensioenfonds in rekening zijn gebracht, overeenkomstig de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.

In de volgende tabel is de aansluiting tussen de vermogensbeheerkosten zoals gepresenteerd in het bestuursverslag en de kosten zoals opgenomen in de jaarrekening weergegeven.

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Kosten beleggingen

Beleggingsondersteuning 492 473

Kosten beleggingsadministratie en transacties 172 122

Beheervergoedingen 2.491 2.178

Overige kosten 0 0

Totaal kosten opgenomen in jaarrekening 3.155 2.773

Kosten gesaldeerd met indirecte beleggingsopbrengsten 0 83

Totaal kosten beleggingen in bestuursverslag 3.155 2.856

Aanbeveling Pensioenfederatie ten aanzien van transactiekosten met ingang van 2017 Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven, zijn de transactiekosten niet meegenomen in de bepaling van de vermogensbeheerkosten. Voor het jaar 2017 rapporteerden de beheerders schattingen van kosten, over 2018 zullen zij de werkelijke kosten rapporteren. De beheerders hebben over 2017 de volgende informatie aangeleverd. Deze kosten zijn gebaseerd op rapportage verplichtingen onder MIFID (Markets In Financial Instruments Directive).

Page 29: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

30

Bedragen x € 1.000 Gemiddeld belegd

vermogen

Geschatte

transactie

kosten 2017

Schatting actief beheer

Vastrentende waarden 377.018 435

Aandelen 112.700 128

Vastgoed 18.223 0

Overig 22.921 7

Totaal 530.862 570

Schatting passief beheer

Vastrentende waarden 2.477 0

Aandelen 164.871 41

Aandelen, geen opgave of negatieve kosten gerapporteerd

121.327 0

Vastgoed 9.663 2

Overig (liquiditeiten) 26.024 0

Totaal 324.362 43

2.4.8 VOORUITZICHTEN 2018

Het beleid van het pensioenfondsbestuur is gericht op herstel van de vermogenspositie en van de dekkingsgraad. Een daling van de dekkingsgraad kan echter niet worden uitgesloten.

2.5 BELEGGINGEN PARAGRAAF

2.5.1 ALGEMEEN EN BELEGGINGSPROCES

Het bestuur bepaalt de hoofdlijnen van het te voeren beleggingsbeleid door middel van de

vaststelling van de lange termijn ALM-benchmark. Hiertoe wordt periodiek een Asset Liability Management (ALM) studie uitgevoerd. In een ALM-studie worden, op basis van bepaalde uitgangspunten, lange termijn prognoses gemaakt waarbij de ontwikkelingen van de bezittingen en de verplichtingen tegen elkaar worden afgezet. Op basis van de uitkomsten van deze ALM-studie worden vervolgens de hoofdlijnen van het beleggingsbeleid opnieuw vastgesteld. Er is een indeling gemaakt naar matchingportefeuille (beleggingen die de ontwikkeling van de verplichtingen moet

volgen, ofwel gericht op het afdekken van de rentegevoeligheid van de verplichtingen) en return portefeuille (gericht op het realiseren van additioneel resultaat).

Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingesteld. De heer J. Boot van Insinger de Beaufort is de beleggingsadviseur van het pensioenfonds. Willis Towers Watson verzorgt de risico- en performancerapportages. Het pensioenbureau verzorgt de beleggingsrapportages en voert - op basis van de besluiten van het bestuur en van de beleggingscommissie - de wijzigingen in de

beleggingsportefeuille door. Het pensioenbureau zorgt tevens voor de ambtelijke ondersteuning, de beleidsvoorbereiding en coördineert de beleggingsadministratie.

De SAA-beheerruimte geeft aan binnen welke marges de beleggingscommissie, na advies van de beleggingsadviseur, op strategisch niveau mag afwijken van de ALM-benchmark. Dit SAA-beheer (Strategische Asset Allocatie-beheer) is gebaseerd op de verwachtingen op middellange termijn en

de timing van de strategische aanpassingen. De SAA-benchmark die - binnen de door het bestuur aangegeven bandbreedte - door de beleggingscommissie wordt vastgesteld, wordt opgesplitst in mandaten die door mandaatbeheerders deels op actieve wijze worden beheerd. Ook de implementatie hiervan en de aansturing van de mandaatbeheerders is de verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie, ondersteund door de beleggingsadviseur, door Willis Towers Watson en door het pensioenbureau. De behaalde rendementen van de ALM-benchmark, de SAA-benchmark en de mandaten worden gemeten zodat duidelijk wordt hoe het behaalde pensioenfondsrendement

is opgebouwd en op basis van welke beslissingen dit rendement tot stand is gekomen.

Page 30: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

31

In aanvulling op de hier voor genoemde beheersmaatregelen wordt tevens het solvabiliteitsrisico vooruitkijkend (ex-ante) door het pensioenfonds berekend. Met behulp van het verwachte rendement en risico van de beleggingsportefeuille wordt ieder kwartaal een inschatting gemaakt

van het risicoprofiel van de dekkingsgraad. Zo wordt het verschil tussen het verwachte rendement van de beleggingen ten opzichte van de ontwikkeling van de verplichtingen (ook wel de ex-ante tracking error genoemd) bepaald, alsmede de binnen een jaar verwachte minimale hoogte van de dekkingsgraad op basis van een bepaalde zekerheid (97,5%) (ook wel de dekkingsgraad-at-risk genoemd). Willis Towers Watson berekent dit per kwartaal. De beleggingscommissie toetst of het ex-ante risicoprofiel nog binnen de bandbreedte van de ALM-benchmark ligt. Deze toets wordt

voorafgaand aan iedere beleggingstransactie uitgevoerd. In de beleggingsrapportages wordt per kwartaal over diverse risicokarakteristieken gerapporteerd. Voorbeelden hiervan zijn analyse naar belangen in individuele bedrijven, spreiding van de beleggingsportefeuille over landen en sectoren, samenstelling van de matching portefeuille naar credit rating en kasposities binnen de diverse beleggingsfondsen. Op deze wijze is er beter zicht op ontwikkelingen en risico’s van de beleggingen.

Page 31: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

32

2.5.2 INVESTMENT BELIEFS

Het bestuur heeft begin 2018 haar investment beliefs en de consequenties voor de beleggingsportefeuille geëvalueerd, dit heeft geleid tot de volgende overtuigingen en daaruit voortvloeiende consequenties.

Investment belief Consequentie

Om op lange termijn de missie te bereiken is het nodig beleggingsrisico te nemen.

OWASE belegt naast vastrentende waarden ook in zakelijke waarden zoals aandelen

Het risicoprofiel van de beleggingen dient aan te sluiten bij de risicohouding van het fonds.

OWASE voert minstens iedere 4 jaar een gedegen financiële lange termijn planning uit (ALM-studie) om de strategische verdeling over de diverse beleggingsvormen te herijken aan het rendementsdoel en de beoogde risicohouding. Tussentijds wordt als toets een ALM-light uitgevoerd.

Pensioenbeleggen is een zaak van de lange termijn.

OWASE accepteert tijdelijke verliezen en neemt geen overhaaste besluiten

Het sturen van de beleggingsmix is een kerntaak

OWASE richt zich vooral op het (strategisch en tactisch) sturen van de beleggingsmix alsmede de rente- en valuta-afdekking.

Het soms afwijken van de strategische mix is nuttig om het beleggingsrisico beter te beheersen

OWASE stelt elk jaar een Beleggingsplan op met een portefeuilleverdeling die past bij de vooruitzichten. De Beleggingscommissie kan binnen grenzen besluiten nemen over de weging van de diverse beleggingscategorieën en mate van rente- en valuta afdekking.

Actief beheer binnen beleggingsfondsen heeft soms toegevoegde waarde.

OWASE kan kiezen voor actief beheerde beleggingsfondsen als dit een betere rendements-risicoprofiel geeft.

Valutarisico voegt op de lange termijn weinig waarde toe.

OWASE dekt het valuta risico grotendeels af.

Eenvoud, transparantie en uitlegbaarheid van de beleggingen zijn belangrijk.

OWASE belegt alleen in beleggingen die het Bestuur doorgrondt (rendement, risico’s, bijdrage aan missie, kosten, ESG) en vermijdt complexe beleggingen zoals hedge funds.

Illiquiditeit is een bron voor rendement. OWASE kan beleggen in illiquide beleggingen onder de

voorwaarde dat het verwachte rendement bij aanvang voldoende hoger is dan vergelijkbare liquide beleggingen.

Een verantwoorde afweging tussen risico en

rendement stoelt vooral op een kwalitatieve beoordeling

Bij OWASE zijn beoordelingen niet alleen gebaseerd op

kwantitatieve risicoparameters.

Goed risicobeheer is gebaseerd op marktwaarderingen.

OWASE gaat bij risicobeheer uit van marktwaarderingen.

Mits goed ingekaderd is effectenbelening een aanvaardbaar risico.

OWASE accepteert effectenbelening (bij beleggingsfondsen) mits het onderpand van hoogwaardige kwaliteit is.

Het fonds heeft de verantwoordelijkheid maatschappelijk verantwoord te beleggen.

Owase zoekt bij haar beleggingen aansluiting bij de tien principes van de United Nations Global Compact en sluit zoveel mogelijk conflicterende beleggingen uit hoofde van sanctiewetgeving uit. Periodiek wordt de totale ESG score gemonitord, zie toelichting op pagina 38.

2.5.3 BELEGGINGSKLIMAAT EN HET BELEGGINGSRESULTAAT

Het beleggingsjaar 2017 werd gekenmerkt door aanhoudende, boven trendmatige economische groei in alle grote regio's, die op hun beurt een positieve impact hadden op de winstgroei van bedrijven en op het rendement op de financiële markten in brede zin. De gelijktijdige economische

rugwind en het (nog) niet manifesteren van de politieke risico’s waar beleggers zich begin 2017 het

Page 32: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

33

meest zorgen over maakten, hebben bijgedragen aan een periode van opmerkelijk lage volatiliteit op de financiële markten.

Vooral de Amerikaanse aandelenmarkten profiteerden van het vooruitzicht van de aanpassingen in de Amerikaanse belastingwet, terwijl de instroom in Europese aandelenmarkten toenam na de Franse presidentsverkiezingen. De financiële markten hadden een vruchtbaar jaar ondanks de onzekerheden in Europa rond Brexit-onderhandelingen, het onafhankelijkheidsreferendum in Catalonië en het mislukken van de coalitiegesprekken in Duitsland, evenals de wereldwijde politieke risico's rond het nucleaire programma en raketlanceringen van Noord-Korea.

In 2017 bleef het beleid van de Europese Centrale Bank gedurende het jaar accommoderend, zonder aangekondigde rentetarief wijzigingen. De Europese Centrale Bank heeft voor 2018 plannen onthuld voor een zeer voorzichtige afbouw. De Bank of England en de Fed namen met rente stijgingen voorzichtig afscheid van monetaire stimuleringsmaatregelen. Weerslag op financiële markten

Aandelenmarkten 2017 was een goed jaar voor aandelen over de hele wereld en - tot verbazing van velen - vooral voor opkomende markten. Rentemarkten De rentecurves zijn afgevlakt in 2017, voornamelijk in de VS. Gedreven door bezorgdheid over de lage inflatie en lange termijn groeiverwachtingen, en een stijgende korte rente vooruitlopend op

Fed-besluiten, daalde het renteverschil tussen tien en twee jaar in de VS van 1,23% naar 0,52% over het jaar: terwijl de Amerikaanse 2-jaars obligatierente met 0,69% steeg, daalden de obligatierentes op 10 en 30 jaar met 0,02% en 0,31%. In Europa kende het VK een vergelijkbare afvlakkingstrend als de VS, terwijl voor de meeste andere EU-landen de rentes over de curve matig stegen. 2, 10 en 30-jaars rendementen op Duitse staatsobligaties stegen respectievelijk met 0,16%, 0,22% en 0,31%. De rendementen van bedrijfsobligaties waren positief gedurende het jaar

doordat de credit spreads verder vernauwden, vooral voor de high-yieldmarkt. Valuta De Amerikaanse dollar daalde ten opzichte van de euro met 13,8%, onder invloed van

verschillende factoren, waaronder een aantrekkende Europese economie, de vertraging of niet-levering van verwachte infrastructuurinvesteringen, de geplande belastingverlagingen in de VS en lager dan verwachte inflatie. De Amerikaanse dollar daalde ook in waarde ten opzichte van de

andere twee belangrijkste valuta's, de Yen en Pound Sterling.

Page 33: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

34

2.5.3.1 TRANSACTIES 2017

In het jaar 2017 zijn de volgende transacties uitgevoerd.

Maand Soort beleggingen Categorie Aankoop

(in € mln.)

Verkoop

(in € mln.)

Mrt Aandelen Verenigde Staten Amerika Aandelen 8,0

Mrt Aandelen Europa Aandelen 8,0

Mrt Beursgenoteerd vastgoed Vastgoed 10,5 13,7

Mei Aandelen Verenigde Staten Amerika Aandelen 5,0

Mei, jun, jul, aug, okt, dec

Obligatiefondsen en deposito’s VRW 105,1 73,0

Aug Aandelen Europa Aandelen 4,0

Sep Niet beursgenoteerd vastgoed Vastgoed 3,0

Nov Aandelen Technologie wereldwijd Aandelen 2,9

Nov Aandelen wereldwijd Aandelen 5,9

Stockdividend aandelen wereldwijd Aandelen 5,9

Stockdividend aandelen Europa Aandelen 3,6

Aflossing onderhandse lening VRW 0,2

De transacties in het jaar 2017 waren gericht op het optimaliseren van de renteafdekking en het verlagen van de aandelen. De transactie in vastgoed was noodzakelijk omdat een beleggingsfonds

door de beheerder werd opgeheven.

2.5.4 PERFORMANCE-ANALYSES

In de volgende toelichtingen zijn de rendementen berekend op basis van een dekkingsgraad van 100%. De voorziening pensioenverplichtingen nam over 2017 af met -3,0%. Het rendement van de totale beleggingsportefeuille komt uit op 7,6%. Dit resultaat is zonder valuta-effecten, dus inclusief het

resultaat van de valutahedge. Het vermogensbeheer heeft daarmee een overrendement behaald van 10,6% ten opzichte van het rendement op de voorziening pensioenverplichtingen. De meeste vreemde valuta zijn in waarde gedaald ten opzichte van de Euro. De USD bijvoorbeeld is zwakker geworden t.o.v. de euro (van $1,05 naar $1,20). Ook de GBP is in waarde gedaald t.o.v. de euro (van £0,85 naar £0,89). Dit negatieve effect voor het rendement is (deels)

gecompenseerd door de valutahedge. Per saldo was het resultaat van de valutahedge in isolatie 2,8%. Het rendement op de totale beleggingsportefeuille met valuta-effecten, dus exclusief valutahedge komt zo uit op 4,8%. Dit is hoger dan het rendement op de ALM-benchmark van 2,1%. Uit nadere beschouwing blijkt dat de beleggingsfondsen 1,2% outperformance behaald hebben ten opzichte van hun (SAA)-benchmark. De tactische asset allocatie heeft 1,5% waarde toegevoegd

ten opzichte van de ALM-benchmark.

Rendement

Voorziening pensioenverplichtingen -3,0% Outperformance 10,6% ────── Totale portefeuille inclusief valutahedge 7,6% Resultaat valutahedge 2,8% ────── Totale portefeuille exclusief valutahedge 4,8% Resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 1,2% ────── SAA-benchmark 3,6% Resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie (afgerond) 1,5% ────── ALM-benchmark 2,1%

Page 34: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

35

De bijdrage van SAA en mandaatbeheer zijn afzonderlijk weergegeven in onderstaande tabel met de performance over 2017.

Performanceoverzicht 2017

Feit

eli

jke p

osit

ie

per 3

1-1

2-2

01

7

ALM

-ben

ch

mark

Ren

dem

en

t

Po

rte

feu

ille

Ren

dem

en

t A

LM

-

ben

ch

mark

Bij

drag

e S

AA

Bij

drag

e

man

daatb

eh

eer

Beleggingscategorie (in%) (in%) (in%) (in%) (in%) (in%)

Staatsobligaties en andere beleggingen in de QIF 25,7 40,0 -2,0 -4,5 0,1 0,6

Bedrijfsobligaties 19,3 10,0 3,7 2,0 0,0 0,3

Liquiditeiten 2,7 0,0 0,0 -0,3 0,0 0,0

Totaal matchingportefeuille 47,6 50,0 -0,7 -3,2 0,4 0,8

Bedrijfsobligaties return 0,3 0,0 4,0 0,0 0,0 0,0

Aandelen Developed Markets 41,8 36,0 9,5 7,3 0,4 0,6

Aandelen Emerging Markets 4,0 4,0 19,5 20,3 0,1 -0,1

Indirect onroerend goed 3,5 2,5 7,2 9,3 0,0 0,0

Commodities 0,0 2,5 -2,6 -2,6 0,0 0,0

Obligaties Emerging Markets 0,0 2,5 0,5 0,5 0,0 0,0

High Yield Credits 2,6 2,5 3,4 9,4 -0,1 0,0

Totaal returnportefeuille 52,2 50,0 9,7 7,6 0,7 0,4

Totaal excl. valuta-afdekking 99,8 4,8 2,1 1,5 1,2

Totaal incl. valuta-afdekking 100,0 7,6 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

In deze tabel is het totaal van het benchmarkrendement na valuta afdekking niet beschikbaar aangezien het valuta resultaat niet nader kan worden toegerekend in het benchmarkrendement. Bijdrage SAA en mandaat beheer aan portefeuille rendement Het rendement ALM benchmark wordt bepaald op basis van benchmark gewicht en het ALM benchmark rendement. Het rendement van de SAA wordt bepaald op basis van feitelijke gewicht

en het SAA benchmark rendement. Het verschil met het rendement van de ALM benchmark vermenigvuldigd met het feitelijk gewicht wordt weergegeven in de kolom bijdrage SAA. De bijdrage van de mandaatbeheerder wordt berekend uit het verschil tussen het werkelijke

rendement en het SAA benchmark rendement vermenigvuldigd met het feitelijk gewicht. De bijdrage mandaatbeheer wordt veroorzaakt doordat de beheerders een relatief rendement ten

opzichte van de SAA benchmark behalen en geeft daarmee een indruk van de performance van het beheer op fondsniveau. Het fonds heeft een aantal beleggingen met passief beheer en actief beheer. Het actief beheer kent twee vormen: - tactische asset allocatie waarbij beleggingscategorieën worden onder- of overwogen ten

opzichte van de ALM-benchmark;

- selectie van beleggingen binnen actieve beleggingsfondsen. Toelichting tactische asset allocatie De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor de tactische asset allocatie. De commissie heeft daarvoor de volgende beleidsruimte gekregen van het bestuur:

Page 35: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

36

- onder- en overwegingen van beleggingscategorieën en de renteafdekking moeten vallen binnen de minimum en maximum grenzen van de ALM/SAA-benchmark;

- het vereist eigen vermogen is minimaal 15% en maximaal 25% (indicatieve bandbreedte, geen

‘harde’ beleidsgrenzen). Het doel van de tactische asset allocatie is op middellange termijn extra rendement behalen ten opzichte van de ALM-benchmark. Instrumenten die de beleggingscommissie daarvoor kan inzetten zijn: - onder- en overwegen van beleggingscategorieën ten opzichte van de strategische gewichten in

de ALM-benchmark en het onder -en overwegen van de rente- en valuta afdekking; - selecteren van beleggingsfondsen waarvan extra rendement wordt verwacht. Van deze keuzes doet de beleggingscommissie verslag in de ‘TAA-tabel’. In deze tabel worden keuzes gemotiveerd en gedocumenteerd. Zodoende legt de beleggingscommissie verantwoording af aan het bestuur over het gevoerde tactische beleid.

Toelichting op selectie van beleggingen binnen de beleggingsfondsen De diverse vermogensbeheerders van de beleggingsfondsen zijn verantwoordelijk voor het beheer binnen de beleggingsfondsen. Uitzondering hierop vormt het BlackRock Qualified Investment Fund (QIF). Bij deze portefeuille is de vermogensbeheerder alleen verantwoordelijk voor de uitvoering; de actieve selectie wordt gedaan door de beleggingscommissie. De beleggingsfondsen worden deels actief en deels passief beheerd.

Dit vindt zijn weerslag in het resultaat, voor 2017 is de SAA benchmark (ex. valutaresultaten) 3,6%. Als gevolg van het actieve beheer binnen de beleggingsfondsen is het rendement van de beleggingsfondsen 4,8%. De beleggingsfondsen hebben dus 1,2% waarde toegevoegd. Deze outperformance is van de actieve en passieve beheerders samen. Matching portefeuille

De stijging van de rente resulteerde in een negatief rendement -0,7% op de matchingportefeuille. Dit is een overrendement van 2,3% ten opzichte van de voorziening pensioenverplichtingen. De onderstaande tabel laat zien dat het stock picking binnen de beleggingsfondsen positief was; met name de BlackRock QIF droeg hier aan bij. De tactische asset allocatie door de

beleggingscommissie was eveneens positief.

Matching portefeuille Rendement

Voorziening pensioenverplichtingen -3,0%

Outperformance 2,3%

──────

Matching portefeuille zonder valutahedge -0,7%

AF: resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 1,8%

──────

SAA-benchmark -2,5%

AF: resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie 0,7%

──────

ALM-benchmark -3,2%

De matchingportefeuille bestaat uit drie hoofd onderdelen: Het BlackRock Qualified Investment Fund (QIF), bedrijfsobligaties en het BlackRock Short Duration Bond Fund (onderdeel van de bedrijfsobligaties).

BlackRock Qualified Investment Fund Door de stijging van swap- en obligatierentes behaalde de BlackRock QIF een rendement van -2,0%. De BlackRock QIF behaalde daarmee een outperformance als gevolg van ‘stock picking’ van 2,2% ten opzichte van de 40% rentehedge van verplichtingen. Bedrijfsobligaties en Short Duration Bond Fund De algemene tendens van de stijgende rentes heeft een negatief effect gehad op de

bedrijfsobligaties. Daar staat tegenover dat de spread van bedrijfsobligaties ten opzichte van staatsobligaties is gedaald van 1,4% naar 0,65%. Dit heeft een positief effect gehad op de bedrijfsobligaties. Het totaal resultaat voor bedrijfsobligaties is een positief rendement van 3,7% dat hoger is dan de benchmark (2,2%). Ten opzichte van hun benchmark, behaalde het Pimco

Page 36: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

37

Global Investment Grade Credit Fund een outperformance van 1,1% en het BlueBay Investment Grade Bond Fund een outperformance van 1,9%. Het Short Duration Bond Fund behaalde een outperformance van 0,5% sinds Owase in het fonds heeft geïnvesteerd.

Return portefeuille De returnportefeuille behaalde een rendement van 9,7%. Dit resultaat is met valuta-effecten, dus exclusief de valutahedge. De returnportefeuille behaalde daarmee een outperformance ten opzichte van de ALM-benchmark 2,1%. Een laag dieper blijkt dat de diverse actieve (en passieve) vermogensbeheerders 0,7% waarde hebben toegevoegd. De tactische asset allocatie had een

bijdrage van 1,4%; dit was met name het gevolg van de overweging in aandelen ontwikkelde markten.

Return portefeuille Rendement

Voorziening pensioenverplichtingen -3,0%

Outperformance 12,7%

──────

Return portefeuille zonder valutahedge 9,7%

Resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 0,7%

──────

SAA-benchmark 9,0%

Resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie 1,4%

──────

ALM-benchmark 7,6%

Het rendement van de return portefeuille zonder valutahedge kan als volgt verklaard worden: - Credits presteerden met 4,0% gelijk aan de benchmark; - Developed Markets Equity haalde met 9,5% een 1,3% outperformance ten opzichte van de

benchmark. Uitschieter was met name het GMO US Quality Equity Fund dat 7,7% outperformance behaalde ten opzichte van zijn benchmark;

- Emerging Markets Equity haalde met 19,5% een 3,5% underperformance ten opzichte van de

benchmark. Dit was vooral te wijten aan de underperformance van het Aberdeen Global

Emerging Markets Equity Fund met 8,3% ten opzichte van de benchmark van het fonds; - High Yield haalde met 3,4% een 1,4% underperformance ten opzichte van de benchmark; - Real Estate haalde met 7,2% een 1,2% underperformance ten opzichte van de benchmark. Toelichting op de tactische positie per 31 december 2017:

Tactische posities ALM benchmark Werkelijk

31-12-2017

Werkelijk

31-12-2016

BlackRock QIF 40,0% 25,6% 35,7%

Bedrijfsobligaties 10,0% 19,3% 9,6%

Cash en waarde valutaderivaten 0,0% 2,7% 1,8% -------────── ─-------───── ─-------─────

Matchingportefeuille 50,0% 47,6% 47,1%

Credits 0,0% 0,3% 0,3%

Staatsobligaties 0,0% 0,0% 0,0%

Aandelen 40,0% 45,8% 47,5%

Alternatives 10,0% 6,3% 5,1% ─--------───── ────-------── ───-------───

Return portefeuille 50,0% 52,4% 52,9%

Rente hedge 45,0% 42,5% 38,9%

In de voorgaande tabel zijn de actuele posities en de ALM wegingen in hoofdlijnen opgenomen. Een gedetailleerde tabel kan worden gevonden in bijlage 2.

De rentehedge is met 42,5% lager dan de strategische normafdekking van 45%. Reden is dat door de verruimingsprogramma van de ECB de rentecurve wordt gedrukt en de reële rente circa 0% is. Bij een einde of beperking van dit programma wordt verwacht dat de rente zal stijgen en geprofiteerd kan worden van een lagere dan strategische rente-afdekking. De rentestijging in het

Page 37: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

38

vierde kwartaal heeft gezorgd voor een autonome afname van de omvang van de matchingportefeuille waardoor deze onderwogen is ten opzichte van de ALM-benchmark. Dit heeft tot gevolg dat de returnportefeuille is overwogen. De verwachtingen voor de returnportefeuille zijn

de komende 6-12 maanden beter dan voor de matchingportefeuille, de overweging wordt voorlopig gehandhaafd.

2.5.5 DE HUIDIGE ALM-BENCHMARK EN SAA-BANDBREEDTES

Het pensioenfondsbestuur heeft met ingang van 2016 mede op basis van de uitkomsten van de ALM-studie, op basis van de risicohouding van het bestuur, rekening houdende met de risicohouding van de diverse stakeholders, en op basis van de discussies in de bestuursvergadering over deze uitkomsten en risicohouding, het beleggingskader op hoofdlijnen vastgesteld in een ALM-

en SAA-benchmark en beheerruimte voor de beleggingscommissie. Dit beleggingskader is opgenomen in de bijlage op pagina 97.

2.5.6 MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD BELEGGEN

In het verslagjaar is een onderzoek gestart naar het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen, ook wel ESG genoemd van het fonds. Op basis van doorkijk naar alle individuele bedrijven in de beleggingsportefeuille per jaareinde is door een externe partij, Sprenkels & Verschuren, een ESG-score berekend per beleggingscategorie en pensioenfondsniveau. Voor de ESG-score wordt gebruik

gemaakt van gegevens van Sustainalytics. Sustainalytics is een onafhankelijk bedrijf dat ESG-research, -ratings en -analyses aanbiedt om wereldwijd beleggers te ondersteunen bij de ontwikkeling en implementatie van een duurzaam beleggingsbeleid. De ESG-rating van Sustainalytics meet hoe goed een bedrijf proactief de meest materiële milieu (E)-, sociale (S)- en governance (G)-kwesties rond hun bedrijf beheersen. Sustainalytics scoort elk bedrijf en land (van een zekere omvang) op ESG criteria. Daarbij wordt gescoord op circa 150 criteria. Denk daarbij aan CO2 uitstoot als één van de criteria. Per saldo kent Sustainalytics elk bedrijf een ESG-score

toe. Deze scores zijn zogenaamde percentielen. Dit betekent dat bij bijvoorbeeld een score van 95, het bedrijf bij de beste 5% scoort. Een score van 50 betekent dat een bedrijf gemiddeld scoort. Meer informatie over de methodologie is te vinden op www.sustainalytics.com Voor circa 85% van de portefeuille van het fonds zijn gegevens beschikbaar.

De gemiddelde score per categorie op beleggingsfondsniveau worden hieronder gepresenteerd. De

verschillende managers binnen een beleggingscategorie laten uiteenlopende scores zien.

Sector Gemiddelde score (min – max)

Staatsobligaties 95 Geldmarktfondsen 83 Bedrijfsobligaties 80 (70 - 83) Convertibles 58 Aandelen Europa 85 (85 – 89) Aandelen UK 74 Aandelen US 66 (52 – 77) Aandelen Emerging Markets 65 Aandelen Azië 49 Aandelen Technologie 77 Aandelen infrastructuur 56 Indirect onroerend goed 73 High Yield Credits 35 Totale portefeuille 77 (35 – 95)

De uitkomst op totaal niveau, een ESG-score van 77, is ruim voldoende. Dit geeft aan dat het pensioenfonds (gemiddeld) in de 23% best scorende bedrijven en landen belegt. Anderzijds is het bestuur zich er van bewust dat de beleggingsmix ook grotendeels deze score beïnvloedt. De ESG-score voor bijvoorbeeld Nederlandse of Duitse staatsobligaties is erg hoog, waardoor de ESG-score van de totale portefeuille hoger is naarmate het belang in deze staatsobligaties groter wordt.

Page 38: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

39

De beleggingscategorie high yield kent de laagste ESG-score met 35. Omdat deze categorie circa

3% van de totale marktwaarde van de portefeuille beslaat, is de impact van deze categorie op de

totale ESG-score laag.

Deze lage score wordt enerzijds verklaard door het feit dat het beleggingsfonds voor ruim 85% bestaat uit US bedrijven. De gemiddelde ESG-score in de US is lager dan in Europa. Daarbij is voor slechts ongeveer de helft van deze beleggingscategorie een ESG-rating beschikbaar. Het bestuur heeft de betreffende vermogensbeheerder om een nadere toelichting gevraagd en blijft dit beleggingsfonds monitoren op de ontwikkeling van de ESG-score. Periodiek wordt de ontwikkeling van de ESG-score besproken in het bestuur. Doelstelling is dat bij

toekomstige beleggingsbeslissingen de ESG score wordt mee gewogen. Een wijziging in de beleggingsportefeuille zal minimaal op categorie niveau moeten bijdragen aan een verbetering van de score.

2.6 ACTUARIËLE PARAGRAAF

2.6.1 ACTUARIËLE ANALYSE VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Premieresultaat

Premiebijdragen 13.599 13.867

Pensioenopbouw -15.032 -15.371

Onttrekking uit premie voor uitvoeringskosten -950 -842

Onttrekking uit premie voor vrijstelling premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid

0 -190

-2.383 -2.536

Interestresultaat

Directe beleggingsopbrengsten 25.476 10.652

Indirecte beleggingsopbrengsten 39.890 60.910

Rentetoevoeging 1.628 416

Kosten vermogensbeheer -3.155 -2.773

63.839 69.205

Overig resultaat

Resultaat op waardeoverdrachten -28 137

Resultaat op kanssystemen -107 -290

Toeslagen 0 0

Wijziging marktrente (ultimo jaar) 9.639 -62.339

Resultaat op kosten -96 -48

Resultaat op uitkeringen 3 17

Wijziging actuariële grondslagen 0 -609

Wijziging opbouwpercentage 465 0

Andere oorzaken 258 -367

10.134 -63.499

Totaal saldo van baten en lasten 71.590 3.170

Wijziging opbouwpercentage. Doordat in 2018 de opbouw wordt verlaagd van 1,875% naar 1,7%

per jaar, daalt de schadevoorziening voor premievrijstelling toekomstige opbouw bij arbeidsongeschiktheid. Het resultaat op ’andere oorzaken’ betreft voornamelijk het resultaat van flexibilisering (uitruil, uitstel en hoog laag constructies).

Page 39: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

40

2.6.2 UITKOMSTEN VAN DE SOLVABILITEITSTOETS

Bedragen x € 1.000 31-12-2017 31-12-2016

Aanwezig vermogen 119,6% 109,7%

Af: technische voorziening -100,0% -100,0%

Af: minimaal vereist eigen vermogen -4,2% -4,2%

─────── ───────

Dekkingspositie 15,4% 5,5%

Af: vereist eigen vermogen (excl. minimaal vereist eigen vermogen

-16,8% -16,2%

─────── ───────

Reservepositie -1,4% -10,7%

Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de zgn. strategische assetmix. Deze strategische assetmix is toegelicht op pagina 66. De vermogenspositie is lager dan

het vereist eigen vermogen.

2.7 RISICOPARAGRAAF

2.7.1 RISICO- EN BEHEERSINGSBELEID

Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN en het Handboek IRM. Risicobeheersing en

Interne Controle zijn speerpunten van het beleid. Het bestuur heeft in 2017 de beleidscyclus voor het integraal risicomanagement (IRM) nader uitgewerkt en ingevuld. De financiële commissie is intern verantwoordelijk voor de implementatie van het integrale risicomanagement (IRM) en voor de uitvoering van de IRM-beleidscyclus. De commissie bespreekt ten minste jaarlijks met het bestuur de wijze van risicobeheersing en de ontwikkelingen op het

terrein van het integrale risicomanagement. De eindverantwoordelijkheid ligt uiteraard bij het bestuur.

De Risk & Control-cyclus kent de volgende processtappen: 1. Missie, visie, strategie, risicohouding. Het gaat in deze processtap om het valideren c.q.

herijken (door het bestuur) van de missie, visie, kernwaarden, strategische doelstellingen en risicohouding van het fonds, die in samenhang de risicomanagement-filosofie vormen. De

interne omgeving en de risicohouding staan hierbij centraal. 2. Doelstellingen en risicobereidheid. De kwaliteit van het risicobeleid als beheersmaatregel

wordt bepaald door een adequate vastlegging van de mate waarin en de wijze waarop men het risico wenst te beheersen (acceptatienorm/tolerantiegrenzen), gebaseerd op de eerder vastgestelde risicobereidheid. Het formuleren van doelstellingen en risicobereidheid en risicotolerantie staat hierbij centraal.

3. Identificeren en benoemen van risico’s. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de strategische

en operationele risico’s, die behandeld worden in een strategische en een operationele risicomanagementcylus. Hoewel dit twee processen zijn, worden de cycli met elkaar in verband gebracht door de operationele risico’s en de beheersing daarvan af te stemmen op de strategische risico’s en de beheersing daarvan. Het identificeren en benoemen van

gebeurtenissen die een positieve of negatieve invloed hebben op het behalen van de doelstellingen staat hierbij centraal.

4. Wegen van risico’s. Als de risico’s zijn geïdentificeerd, wordt een inschatting gemaakt van de bijbehorende kans en impact die te verwachten zijn als er geen beheersmaatregelen worden ingezet. De vermenigvuldiging van de scores op kans en impact levert het zogenaamde ‘bruto risico’ op. De risicobeoordeling middels het wegen van (bruto) risico’s staat hierbij centraal. De actuele bruto risico’s worden na het doorlopen van de volgende processtap in samenhang met de beheersmaatregelen en de netto risico’s weergegeven.

5. Beheersmaatregelen en netto risico. Als het bruto risico een bepaalde risicobereidheid en/of

risicotolerantie overschrijdt of dreigt te overschrijden, is de inzet van (extra of andere) beheersmaatregelen noodzakelijk. Beheersmaatregelen beogen beheersing van een risico door de kans en/of de impact van het risico te verlagen. De verwachte invloed van de beheersmaatregelen op de kans en/of impact van het betreffende risico worden vastgesteld en

Page 40: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

41

levert een zogenaamd ‘netto risico’ op: het bruto risico met aftrek van het effect van de beheersmaatregelen. Het bepalen en benoemen van de reactie op risico’s staat hierbij centraal.

6. Borgen van de beheersmaatregelen in de organisatie. Nu de bruto en netto risico’s zijn vastgesteld en gewogen, is het van belang het proces van beheersing goed te borgen. Eigenaarschap van de beheersmaatregelen en risico’s wordt door het bestuur in samenhang met de inventarisatie en inschatting van risico’s vastgesteld. De beheersingsactiviteiten, de control-omgeving van OWASE, staan hierbij centraal.

7. Informeren en communiceren over het proces. Om er voor te zorgen dat draagvlak ontstaat

voor de principes en consequenties van risicomanagement, wordt over de risicomanagement-filosofie en het risicobeheer gecommuniceerd met de deelnemers, de verschillende organen binnen OWASE en met de uitbestedingsrelaties en andere belanghebbende partijen. De communicatie is er op gericht dat ieder zijn verantwoordelijkheid in het risicomanagement heeft en neemt. Bovendien is de communicatie er op gericht informatie te verzamelen die nodig is om de dialoog over het risicoraamwerk te versterken en hierdoor het risicobewustzijn te vergroten. De informatie en communicatie staan hierbij centraal.

8. Monitoren van het gehele proces en feedback naar de eerste processtap. Door voortdurend en proactief te reflecteren op de opzet, bestaan en werking van risicomanagement blijft de integere en beheerste bedrijfsvoering gewaarborgd. Reflectie leidt – waar nodig – tot herijking van (onderdelen van) de bedrijfsvoering in het algemeen en risicomanagement in het bijzonder. Door deze herijking voortdurend toe te passen is er sprake van een lerende organisatie. De bewaking staat hierbij centraal zodat een lerende organisatie ontstaat.

Strategische risico’s Het bestuur heeft in 2017 expliciet 12 strategische risico’s geïdentificeerd. Onder strategische risico’s worden binnen het raamwerk van het fonds primair de belangrijkste risico’s verstaan die het behalen van de strategische doelstellingen van het fonds in de weg staan. OWASE heeft hierbij ook expliciet rekening gehouden met de FOCUS methodologie van strategische drivers, zoals door DNB aangegeven. Het bestuur heeft eerst individueel, toen via een brainstorm proces de

belangrijkste strategische risico’s geïnventariseerd, om vervolgens te komen tot een integraal bestuursbesluit over de strategische risico’s. Deze risico’s zijn vervolgens expliciet gekoppeld aan de strategische doelstellingen. Op deze wijze is gewaarborgd dat ook eventuele risico’s die niet direct uit de strategische doelstellingen volgen, aan de orde komen.

Operationele risico’s Alle risicogebieden en de bijbehorende beheersmaatregelen zijn door het bestuur behandeld. Per

risicogebied zijn de risico’s geïdentificeerd, is beleid bepaald, is dat beleid geïmplementeerd en is een adequate monitoring gerealiseerd. Het bestuur heeft een evaluatiekalender vastgesteld, waarin wordt geregeld wanneer van welk risicogebied de beheersmaatregelen nader worden geëvalueerd. Het gaat om de volgende risicogebieden: - solvabiliteitsrisico; - matchingrisico;

- marktrisico; - kredietrisico; - verzekeringstechnisch risico; - omgevingsrisico; - operationeel risico; - uitbestedingsrisico;

- IT-risico; - integriteitsrisico; - juridisch risico. Het operationele risico en het IT-risico vallen bij het pensioenfonds onder het uitbestedingsrisico. Niet het pensioenfonds, maar de externe dienstverleners dienen het operationele risico en het IT-risico te beheersen. Het pensioenfonds dient daarover in het kader van zijn uitbestedingsbeleid

goede afspraken te maken met die externe dienstverleners, want het pensioenfonds blijft wel verantwoordelijk voor de beheersing van deze risico’s. De risicogebieden kennen ook sub-risicogebieden. In totaal kunnen er 42 (sub)risicogebieden onderscheiden worden. Voor elk (sub)gebied is een risicokaart - IRM-kaart - aangelegd waarop het risico en de bijbehorende beheersmaatregelen worden beschreven. Op elke kaart wordt een

Page 41: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

42

inschatting gegeven van de kans dat het risico zich voordoet, de impact als het risico zich voordoet en de mate van beheersing van het risico. Ook wordt op elke kaart aangegeven wanneer de kaart wordt geëvalueerd. De verschillende evaluatiemomenten worden aangetekend op de

evaluatiekalender. De beleidscyclus is daarmee gerealiseerd en operationeel. Risicobeheersmaatregelen Bij de beheersing van risico’s wordt er naar vier beheersmaatregelen gekeken: - risico-identificatie; - risicobeleid;

- implementatie en uitvoering van het risicobeleid; - monitoring van de uitvoering van het risicobeleid. Hieronder worden deze vier beheersmaatregelen kort toegelicht. Risico-identificatie Bij identificatie wordt gekeken in welke mate en op welke wijze het pensioenfonds een bepaald

risico geïdentificeerd heeft. De identificatie dient op een systematisch en structureel proces te zijn gebaseerd en het bestuur dient betrokken te zijn bij het hele proces. Het proces dient beschreven en vastgelegd te worden. Risico’s kunnen worden onderscheiden in financiële en niet-financiële risico’s. Bij de identificatie van financiële risico’s zijn ook de gebruikte modellen (bijvoorbeeld een ALM-model) van belang: welk model is het, is het model state of the art, welke parameters worden gebruikt en zijn die parameters actueel.

Risicobeleid De kwaliteit van het risicobeleid als beheersmaatregel wordt bepaald door een adequate vastlegging van de mate waarin en de wijze waarop men het risico wenst te beheersen (acceptatienorm / tolerantiegrenzen). Voor het beleid zijn ook de keuzes die het bestuur ten aanzien van de beheersing van risico’s heeft gemaakt, de prioriteiten die het bestuur daarbij heeft gesteld, de belangenafweging die het bestuur daarbij heeft gemaakt en de motivering van deze

keuzes, prioriteiten en afweging van belang. Implementatie en uitvoering van het risicobeleid Bij implementatie wordt gekeken naar de mate waarin en wijze waarop taken, bevoegdheden en

verantwoordelijkheden in de organisatie van het pensioenfonds en processen, procedures en richtlijnen in de AO/IC van het pensioenfonds zijn geïmplementeerd, teneinde uitvoering te geven aan het risicobeleid. Van belang hierbij is dat er een goede scheiding is tussen de uitvoerende en

de controlerende taken binnen het pensioenfonds. Bij financiële risico’s dienen de parameters die gebruikt worden voor de modellen tijdig geëvalueerd en zo nodig aangepast te worden. Monitoring van de uitvoering van het risicobeleid De mate waarin en de wijze waarop wordt toegezien - en bijgestuurd - op de specifieke risico’s en de getroffen beheersmaatregelen, bijvoorbeeld door middel van ALM-studies, continuïteitsanalyses, risicoanalyses, scenarioanalyses, stresstesting, performancerapportages, financiële rapportages,

accountantsrapporten, actuariële rapporten, compliance rapporten, SLA-rapportages, ISAE 3402-verklaringen, foutenanalyses. Er wordt gekeken naar de kwaliteit van deze monitoring. Van belang hierbij is dat er frequente en heldere rapportages voor het bestuur zijn en dat er door het bestuur - als er bijgestuurd moet worden - ook tijdig bijgestuurd wordt.

2.7.2 BELEGGINGSRISICO’S

Het beleggingsbeleid is vastgesteld in overeenstemming met de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen. Binnen het huidige beleggingsbeleid wordt gestreefd naar een evenwichtige

spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s. Beleggingsrisico’s: Zakelijke waardenrisico betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in de verschillende aandelenmarkten. Door spreiding aan te brengen binnen de zakelijke waarden-portefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt.

Actief beleggingsrisico ontstaat doordat door het voeren van tactisch asset allocatie beleid (het op korte termijn onder- en overwegen van verschillende beleggingscategorieën) en het actieve beleid van de externe vermogensbeheerders van de benchmark wordt afgeweken. Het doel hiervan is om het beter te doen dan de benchmark, maar vaak gebeurt het ook omdat het niet anders kan.

Page 42: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

43

Onder de huidige marktomstandigheden kunnen actieve beheerders een positieve bijdrage leveren aan de risicobeheersing en rendement toevoegen. Het bestuur heeft daarom besloten om een groter deel van de portefeuille in actief beheer te geven.

Valutarisico betreft koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro. Deze koersverschillen zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. Dit risico is voor een deel afgedekt. Kredietrisico is het risico dat de tegenpartij zijn betalingsverplichting niet nakomt. De creditratings

zijn bepalend voor de beheersing van het risico. Overige risico’s: Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de

liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose waarbij rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico: concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een

concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie.

2.7.3 ACTUARIËLE RISICO’S

Het pensioenfonds gaat uit van de meest recente verzekeringstechnische grondslagen en

voorzienbare trend in overlevingskansen, de prognosetafel AG2016 en het Willis Towers Watson 2016-ervaringssterftemodel, waarbij rekening wordt gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Deze risico’s worden regelmatig gecheckt. Om deze risico’s te verkleinen is een herverzekering

afgesloten (zie paragraaf 2.4.6).

2.7.4 RENTERISICO

Het pensioenfonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en van de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën. In 2013 is een Liability Driven Investment (LDI)-mandaat ingericht. Dit mandaat beoogt het verfijnd over de

rentecurve afdekken van de pensioenverplichtingen op basis van cashflows van zowel de

bezittingen als de verplichtingen. Dit mandaat, de LDI- ofwel matchingportefeuille, is op basis van een adviesrelatie ge-outsourced aan een externe manager. Het mandaat is pragmatisch ingericht. Er wordt terughoudendheid betracht in het gebruik van leverage in de matching portefeuille. Een externe manager is verantwoordelijk voor de uitvoering van de transacties en het afsluiten van derivaten.

Doelstelling van het mandaat is het nauwkeurig volgen van de door marktrentecurve-bewegingen veroorzaakte verandering van de economische verplichtingen met ruimte voor extra rendement door actief gebruik van staats- en bedrijfsobligatie. De afgescheiden LDI-assets worden zodanig ingericht dat het verwachte rendement door de tijd minimaal gelijk is aan de ontwikkeling van de verplichtingen op basis van de marktrente (de swap-) curve. De renteafdekking wordt gemeten op basis van de marktrentecurve, niet de DNB-RTS.

Page 43: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

44

2.7.5 CRISISPLAN

Het pensioenfondsbestuur heeft een crisisplan opgesteld. Het crisisplan is in 2015 in overeenstemming gebracht met de nieuwe wet- en regelgeving, met name met het Financiële Toetsingskader dat in 2015 van kracht is geworden. In het crisisplan staan maatregelen die het

bestuur kan inzetten als de dekkingsgraad daalt naar de zgn. kritieke grens (zie paragraaf 2.4.3). Als de dekkingsgraad naar deze kritieke grens daalt, komt de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar. De doelstelling is het uitbetalen van de pensioenen, nu en in de toekomst. In het crisisplan worden de volgende vragen behandeld: - wanneer is er naar het oordeel van het pensioenfondsbestuur sprake van een crisis? - bij welke dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder te korten?; - welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis?;

- hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen?; - wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen?; - hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met een evenwichtige belangenafweging?; - op welke wijze en wanneer wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd?; - hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven?;

- op welke wijze wordt het crisisplan jaarlijks getoetst?.

Het crisisplan is een richtlijn. De in het crisisplan beschreven maatregelen geven een mogelijke inzet van sturingsmiddelen tijdens een financiële crisis weer. In geval van een financiële crisis zal het bestuur weloverwogen beslissen of en in welke mate de maatregelen worden toegepast, die in het plan worden beschreven. Het korten van de pensioenuitkeringen en de reeds opgebouwde pensioenaanspraken (‘afstempelen’) is de meest ver strekkende maatregel. Of de maatregelen in het plan ook echt uitgevoerd worden hangt af van de crisissituatie van dat moment.

Het plan is getoetst op basis van de kritische dekkingsgraad naar voorschrift van DNB. Voor de toetsing worden wettelijke parameters gebruikt. De uitkomst van de toets, op basis van het herstelplan 2017 dat in maart 2018 is ingediend bij DNB, is dat de aanwezige dekkingsgraad hoger is dan de kritieke dekkingsgraad van 88%. Dit is beschreven in paragraaf 2.4.3.

2.8 TOEKOMSTPARAGRAAF

2.8.1 LANDELIJKE WIJZIGING PENSIOENBELEID

Het Nederlandse pensioenstelsel wordt ingrijpend gewijzigd. Die wijzigingen worden stapsgewijs

doorgevoerd. Een eerste stap is in 2014 gezet met de verlaging van het fiscaal maximale opbouwpercentage in combinatie met een verhoging van de pensioenleeftijd. Per 1 januari 2015 is het fiscale kader verder versoberd en is tevens het nieuwe financiële toetsingskader (FTK) van kracht geworden. Het kabinet heeft op 6 juli 2015 in een nieuwe hoofdlijnennotitie een aantal nadere pensioenplannen bekend gemaakt, waarbij het kabinet wil aanhaken bij de uitkomsten van de landelijke pensioendialoog. In 2016 hebben de onderzoeken in het kader van de toekomst van

het pensioenstelsel (o.a. door de SER), zoals geschetst in die hoofdlijnennotitie, een vervolg gekregen. In het regeerakkoord van 10 oktober 2017 wordt geschetst hoe het kabinet het nieuwe stelsel wil gaan vormgeven: - de doorsneesystematiek (niet de -premie!) wordt op termijn afgeschaft; - zowel voor DB- als voor DC-regelingen wordt een leeftijdsonafhankelijke premie wettelijk

verplicht; - voor DB-regelingen betekent dit bij een oplopende leeftijd een in hoogte afnemend

opbouwpercentage (voor jongeren een hoger opbouwpercentage dan voor ouderen); - voor DC-regelingen betekent dit een ‘flat-rate premie’ in plaats van de (leeftijdsafhankelijke)

gestaffelde premie zoals we die nu kennen; - bekeken wordt of het fiscale kader (de Wet op de loonbelasting) alleen op de premie kan

worden begrensd. Er geldt dan alleen een maximale pensioenpremie. Dit betekent een sterke vereenvoudiging van de fiscale regels voor pensioenen;

- sociale partners ontwikkelen een nieuw pensioencontract. Het lijkt erop dat dat nieuwe

contract kan bestaan naast de nu bekende pensioenovereenkomsten; Het wetgevingstraject en de nieuwe wetgeving die dit alles mogelijk moet maken, moet in 2020 afgerond zijn.

Page 44: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

45

2.8.2 ONDERZOEK

In de afgelopen jaren hebben wij als pensioenfonds te maken gehad met veel nieuwe wetgeving en zwaardere eisen aan het bestuur. Daardoor is het besturen van een eigen pensioenfonds veel ingewikkelder geworden. De Nederlandse Bank (toezichthouder op de pensioenfondsen in

Nederland) stelt steeds meer deskundigheidseisen aan de bestuursleden van het pensioenfonds. Ook de tijd die je als bestuurslid aan het pensioenfonds moet besteden neemt toe. Dit zorgt er voor dat de kosten voor de uitvoering steeds verder toenemen. De afgelopen jaren is gebleken dat het steeds lastiger wordt om (voldoende) bestuursleden vanuit de OWASE-bedrijven te vinden die in het bestuur van het pensioenfonds willen en kunnen zitten. Vandaar dat het pensioenfondsbestuur een onderzoek is gestart om te bezien of én hoe wij als pensioenfonds ook in de toekomst aan alle eisen kunnen blijven voldoen. Daarbij worden alle mogelijke opties zorgvuldig

bekeken. De uitkomsten van dit onderzoek zullen aan de werkgevers en vakbonden worden voorgelegd. Zij zijn er voor verantwoordelijk dat de pensioenregeling op de beste manier wordt uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat de belangen van de deelnemers (zowel actieven als gepensioneerden en

slapers) voorop zullen staan.

Hardenberg, 4 juni 2018 Stichting Pensioenfonds OWASE Het bestuur,

H.J. Meijerink J.W. Floor voorzitter secretaris A.J. van den Elst R.H.A. Brookhuis J.G.A. Terhalle H. Lubbers plv. voorzitter plv. secretaris lid lid

Disclaimer Voor zover de informatie in dit bestuursverslag betrekking heeft op (verwachtingen voor) de toekomst kunnen

door het bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE met betrekking tot de juistheid en volledigheid van

gegevens vanzelfsprekend geen garanties worden gegeven. Aan deze gegevens kunnen daarom ook geen

rechten worden ontleend.

Page 45: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

46

3 JAARREKENING 2017

3.1 BALANS PER 31 DECEMBER 2017

Balans per 31 december 2017 na bestemming van het saldo van baten en lasten:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Toelichting paragraaf

Activa

Beleggingen 4 875.853 832.156

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 5 484 517

Vorderingen en overlopende activa 6 717 283

Liquide middelen 7 8.751 8.022

──────── ────────

Totaal 885.805 840.978

Passiva

Stichtingskapitaal en reserves 8 144.977 73.387

Technische voorzieningen 9 739.253 757.331

Overige voorzieningen 10 0 10

Derivaten beleggingen 11 291 9.674

Overige schulden en overlopende passiva 11 1.284 576

──────── ────────

Totaal 885.805 840.978

Feitelijk dekkingspercentage 119,6% 109,7%

Feitelijke dekkingsgraad (op basis van de grondslagen van de jaarrekening) wordt hierbij

gedefinieerd als pensioenvermogen gedeeld door de technische voorzieningen. Het

pensioenvermogen is gelijk aan het totaal activa minus overige schulden, waaronder de negatieve derivaten en overlopende passiva.

Page 46: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

47

3.2 STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2017

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Toelichting paragraaf

Baten

Premiebijdragen 16 13.599 13.867

Beleggingsresultaten 17 62.211 68.788

Overige baten 18 30 0

──────── ──────── Totaal 75.840 82.655

Lasten

Pensioenuitkeringen 19 20.497 19.584

Pensioenuitvoeringskosten 20 1.657 1.472 Wijziging voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds: 0 0

- Pensioenopbouw 15.032 15.561

- Indexering en overige toeslagen 0 0

- Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen 9 -1.628 -416 - Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen -20.462 -19.601 - Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten -611 -582

- Wijziging marktrente -9.639 62.339

- Wijziging overlevingskansen 0 609

- Wijziging opbouwpercentage -465 0

- Wijziging uit hoofde van overdracht rechten 34 -303 - Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen -306 616

Saldo herverzekering 21 147 38

Saldo overdracht van rechten 22 -6 166

Overige lasten 23 0 3 ──────── ────────

Totaal 4.250 79.486

──────── ────────

Saldo van baten en lasten 71.590 3.169

3.3 BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Bestemmingsreserves 0 0

Overige reserves 71.590 3.169

──────── ────────

Totaal 71.590 3.169

In de statuten is geen bepaling opgenomen over de bestemming van het saldo van baten en lasten.

Page 47: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

48

3.4 KASSTROOMOVERZICHT OVER 2017

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Kasstroom uit pensioenactiviteiten

Ontvangen premies 13.536 14.346

Betaalde pensioenuitkeringen -19.960 -19.989

Ontvangen waardeoverdrachten 197 234

Betaalde waardeoverdrachten -191 -415

Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars 82 33

Betaalde premies herverzekering -202 -85

Betaalde pensioenuitvoeringskosten -2.166 -1.538

Overige kasstromen 0 26

──────── ────────

Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten -8.704 -7.388

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten

Verkopen en aflossingen van beleggingen 116.770 21.906

Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 25.120 10.817

Aankopen beleggingen -124.275 -24.951

Betaalde kosten van vermogensbeheer -306 -800

Betaalde transactiekosten -57 0

Saldo van/naar deposito’s -7.800 3.912

──────── ────────

Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten 9.452 10.884

──────── ────────

Netto kasstroom 748 3.496

Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen 29 0

──────── ────────

Mutatie liquide middelen 777 3.496

Saldo liquide middelen 1 januari 7.974 4.478

──────── ────────

Saldo liquide middelen 31 december 8.751 7.974

3.5 TOELICHTING BEHORENDE TOT DE JAARREKENING 2017

3.5.1 INLEIDING

Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41022770. Het doel van Stichting Pensioenfonds OWASE, statutair gevestigd te Zwolle (hierna ‘het pensioenfonds’)

is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers.

3.5.2 OVEREENSTEMMINGSVERKLARING

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 4 juni 2018 de jaarrekening opgemaakt.

Page 48: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

49

3.5.3 GRONDSLAGEN VOOR DE WAARDERING EN RESULTAATBEPALING

3.5.3.1 ALGEMEEN

Deze jaarrekening heeft betrekking op het boekjaar 2017, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2017 en is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. Alle bedragen zijn vermeld in 1.000 euro’s. De euro is de functionele valuta.

Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.

3.5.3.2 SCHATTINGEN EN VERONDERSTELLINGEN

De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de

toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.

Wijzigingen in schattingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen worden toegelicht onder de betreffende waarderingsgrondslag. Het financieel effect wordt gekwantificeerd vermeld in de toelichting op de jaarrekening.

3.5.3.3 OPNAME VAN EEN ACTIEF OF EEN VERPLICHTING C.Q.

VAN EEN BATE OF EEN LAST

Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan

betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en

de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel,

samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet

meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische

voordelen en de betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.

3.5.3.4 SALDERING VAN EEN ACTIEF EN EEN VERPLICHTING

Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.

Page 49: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

50

3.5.3.5 VERWERKING VAN WAARDEVERANDERINGEN VAN BELEGGINGEN

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Waarde wijzigingen van beleggingen kunnen een wezenlijk onderdeel van de beleggingsperformance uitmaken. Aangezien het onderscheid tussen gerealiseerde en

ongerealiseerde waarde wijzigingen bij beleggen in het algemeen van weinig betekenis wordt geacht, dienen ongerealiseerde waarde wijzigingen in de staat van baten en lasten te worden verwerkt. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.

3.5.3.6 VREEMDE VALUTA

Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per

transactiedatum. Alle valutakoers-verschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.

3.5.3.7 BELEGGINGEN

Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat

soort belegging. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd met behulp van marktconforme en toetsbare

waarderingsmodellen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen

zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen

zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijd. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoed beleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde welke is bepaald op de net asset value die ultimo jaar wordt vastgesteld

op basis van algemeen aanvaarde grondslagen voor waardering en resultaat bepaling. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen.

Overige beleggingen De overige beleggingen betreffen commodities en high yield-credits. Deze beleggingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. High Yield bonds zijn door het pensioenfondsbestuur geclassificeerd als ‘overige zakelijke waarden’ aangezien het risicoprofiel van high yield bonds meer vergelijkbaar is met aandelen dan met andere vastrentende waarden.

3.5.3.8 HERVERZEKERINGEN

Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering

betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen

Page 50: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

51

contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds.

Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar.

3.5.3.9 VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA

Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.

3.5.3.10 STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES

Het stichtingskapitaal en de reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle activa en verplichtingen, inclusief technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde

waarderingsgrondslagen zijn verwerkt in de balans. Op basis van de Pensioenwet moet minimaal een eigen vermogen van circa 4,25% van de voorziening pensioenverplichtingen aangehouden worden. De grondslagen voor de verschillende componenten van het eigen vermogen worden hieronder nader toegelicht.

De algemene reserve is de aanwezige reserve, welke bedoeld is om zoveel mogelijk de risico’s met betrekking tot de waardedaling van de effectenportefeuilles en andere risico's (zoals verzekeringstechnische risico's) op te vangen.

3.5.3.11 TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Voorziening voor pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde).

De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen.

De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, waarbij de door DNB voorgeschreven Ultimate Forward Rate (cUFR)

gehanteerd. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balans- datum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige

salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt tevens rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van de over het arbeidsongeschikte deel nog op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder

acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: - marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB; - overlevingstafels: AG prognosetafels 2016 zonder leeftijdsterugstelling en met correctie voor

ervaringssterfte op basis van fondsspecifieke correctiefactoren; - onbepaalde partner-systeem (na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geldt een

bepaald partnersysteem); - voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man

en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw; - het nabestaandenpensioen is op opbouwbasis verzekerd;

Page 51: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

52

- voor het wezenpensioen geldt een opslag van 1% op het nabestaandenpensioen; - kostenopslag ter grootte van 3,0% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband

toekomstige administratie- en excassokosten;

- bij de bepaling van de mate van vrijstelling van premiebetaling voor arbeidsongeschikte deelnemers is uitgegaan van een revalidatiekans van 20%;

- voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast. Dit geschiedt door een extra voorziening op te nemen van tweemaal de opslag voor premievrijstelling bij invaliditeit.

In 2016 is de overlevingstafel herzien naar de meest recente inzichten.

3.5.3.12 OVERIGE VOORZIENINGEN

Onder “Overige voorzieningen” worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Dit heeft betrekking op administratiekosten voor toekomstige ANW-hiaatuitkeringen. Met ingang van 2017 is deze post opgenomen onder de kortlopende schulden.

3.5.3.13 OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA

Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële

waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).

3.5.3.14 DEKKINGSGRAAD

De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de overige schulden en overlopende passiva te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.

De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds is de gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling. Maandelijks wordt hiertoe een feitelijke dekkingsgraad berekend.

De reële dekkingsgraad is het quotiënt van de beleidsdekkingsgraad en de ‘beleidsdekkingsgraad voor voorwaardelijke toeslagverlening ter hoogte van de minimale verwachtingswaarde voor de groeivoet van het prijsindexcijfer’.

3.5.3.15 PREMIEBIJDRAGEN (VAN WERKGEVERS EN WERKNEMERS)

Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.16 BELEGGINGSRESULTATEN RISICO PENSIOENFONDS

Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt

tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle

waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten,

dividenden en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne

kosten verstaan.

Page 52: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

53

Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.

3.5.3.17 PENSIOENUITKERINGEN

De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben. De bijbehorende VPV is berekend op actuariële grondslagen.

3.5.3.18 PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN

De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.19 MUTATIE VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN

Pensioenopbouw

Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, indien de financiële middelen van het pensioenfonds dit toelaten, verhoogd. Deze voorwaardelijke verhoging wordt per 1 januari toegekend.

Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichting De rentetoevoeging is als volgt bepaald: Hiervoor wordt de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur ultimo vorig boekjaar gehanteerd. De rentetoevoeging wordt berekend over de beginstand van de voorziening pensioenverplichtingen en de mutaties hierin gedurende het jaar.

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en

uitkeringen in het verslagjaar. Wijziging marktrente

Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend op basis van de door de DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rente wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Het effect van

herziening van deze grondslagen wordt verantwoord onder het hoofd wijziging actuariële uitgangspunten. De overlevingsgrondslagen zijn gebaseerd op de AG prognosetafels 2016 en de fondsspecifieke ervaringssterfte volgens het Willis Towers Watson 2016-ervaringssterftemodel. Overige wijzigingen De berekeningen van de technische voorzieningen en de jaarlijkse koopsom voor de

pensioeninkoop zijn gebaseerd op aannames. Het verschil tussen werkelijkheid en veronderstelling leidt tot een actuarieel resultaat dat wordt verantwoord onder het hoofd overige wijzigingen.

3.5.3.20 SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN

De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.

Page 53: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

54

3.5.3.21 OVERIGE BATEN EN LASTEN

Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.22 KASSTROOMOVERZICHT

Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen

kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.

3.5.4 BELEGGINGEN

De mutaties in de beleggingsportefeuille in het boekjaar zijn als volgt samen te vatten:

Bedragen x € 1.000 A

an

dele

n

Vastr

en

ten

de

waard

en

Vastg

oed

Overig

Presen

tati

e

deriv

ate

n

To

taal

Stand per 1 januari 2017 394.440 386.130 29.246 22.340 -9.674 822.482

Aankopen / verstrekkingen 13.470 105.100 13.505 0 0 132.075

Verkopen / aflossingen -29.909 -73.207 -13.654 0 0 -116.770

Kosten verrekend in fonds -1.191 -541 -236 -154 0 -2.122

Herwaardering 28.126 -2.526 1.671 921 11.705 39.897

Stand per 31 december 2017 404.936 414.956 30.532 23.107 2.031 875.562

Schuldpositie van derivaten 291

Stand per 31 december 2017 875.853

Bedragen x € 1.000

Aan

dele

n

Vastr

en

ten

de

waard

en

Vastg

oed

Overig

Presen

tati

e

deriv

ate

n

To

taal

Stand per 1 januari 2016 339.036 370.496 29.160 26.728 -1.044 764.376

Aankopen / verstrekkingen 22.451 0 0 2.500 0 24.951

Verkopen / aflossingen 0 -15.818 0 -10.000 0 -25.818

Kosten verrekend in fonds -1.064 -414 -201 -196 0 -1.875

Herwaardering 34.017 31.866 287 3.308 -8.630 60.848

Stand per 31 december 2016 394.440 386.130 29.246 22.340 -9.674 822.482

Schuldpositie van derivaten 9.674

Stand per 31 december 2016 832.156

Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats

op basis van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen.

Page 54: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

55

3.5.4.1 ACTUELE WAARDE

Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de

actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn-karakter van de vorderingen en schulden. De waardering van de onderhandse lening is gebaseerd op de nominale waarde die de reële waarde benadert. Op basis van de verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsmethoden:

- niveau 1: de waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt;

- niveau 2: de actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik wordt gemaakt van waarneembare marktdata;

- niveau 3: de waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin niet gebruik is

gemaakt van waarneembare marktdata.

De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor vrijwel alle financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van (afgeleide) marktnoteringen. Indien de waardering van beleggingen wordt afgeleid van directe marktnoteringen, worden de beleggingen gewaardeerd op basis van een model, waarbij alle inputvariabelen zijn gebaseerd op marktnoteringen. Alleen bepaalde financiële instrumenten, zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken,

inclusief een verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. De onderhandse leningen worden sinds 2011 op nominale waarde gewaardeerd. Deze leningen zullen tot einddatum worden aangehouden.

31-12-2017 Waarderingsmodellen en - technieken

Directe

marktnoteringen

Afgeleide

marktnoteringen

(niveau 2)

Niet gebaseerd op

marktnoteringen

(niveau 3)

Totaal

Aandelen 404.936 0 0 404.936

Vastrentende waarden 98.110 314.586 2.260 414.956

Derivaten 0 2.031 0 2.031

Vastgoed 11.768 0 18.764 30.532

Overige beleggingen 23.107 0 0 23.107

Totaal 537.921 316.617 21.024 875.562

31-12-2016 Waarderingsmodellen en - technieken

Directe

marktnoteringen

Afgeleide

marktnoteringen

(niveau 2)

Niet gebaseerd op

marktnoteringen

(niveau 3)

Totaal

Aandelen 394.440 0 0 394.440

Vastrentende waarden 86.868 296.797 2.465 386.130

Derivaten 0 -9.674 0 -9.674

Vastgoed 0 13.789 15.457 29.246

Overige beleggingen 22.340 0 0 22.340

Totaal 503.648 300.912 17.922 822.482

Page 55: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

56

3.5.4.2 AANDELEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Aandelenbeleggingsfondsen mature markets 345.493 342.118

Aandelenbeleggingsfondsen emerging markets 35.697 30.029

Converteerbare obligaties 23.746 22.293

Totaal 404.936 394.440

3.5.4.3 VASTRENTENDE WAARDEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Obligatiebeleggingsfondsen 226.673 296.797

Creditfondsen 170.718 79.368

Leningen op schuldbekentenis 2.260 2.465

Deposito’s 15.305 7.500

Totaal 414.956 386.130

3.5.4.4 DERIVATEN

Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief

de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om marktrisico’s af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s voortvloeiend uit het gebruik van derivaten is kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen

transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Ook worden

contracten zoveel mogelijk afgesloten op basis van standaardvoorwaarden (bijvoorbeeld conform ISDA) en voldoet het fonds aan de EMIR regelgeving.

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Valutaderivaten 2.031 -9.674

Beleidsmatig worden beleggingen in vreemde valuta geheel afgedekt indien het belang in een valuta meer dan 2,5% is van de waarde van de totale beleggingsportefeuille, zie pagina 97. Effectief moeten daarom de belangen in USD en GBP worden afgedekt. De beleggingscommissie heeft echter tactische ruimte om de afdekking lager vast te stellen. Het minimum is 80% van deze valuta. Vanaf 2015 wordt 80% van de belangen in GBP afgedekt. Tot september 2017 werd het belang in USD 100% afgedekt, daarna is dit 80%. Voor de afdekking van de valutaposities heeft

pensioenfonds OWASE een aantal currency-overlay overeenkomsten afgesloten met KasBank en

met ABN-AMRO. Gezien het kortlopende karakter van de contracten, maximaal 3 maanden, werd geen onderpand verstrekt.

Page 56: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

57

Uitstaande valuta contracten per 31-12-2017:

Bedragen in:

X EUR 1.000

X USD 1.000

X GBP 1.000

Vervaldatum Hoofdsom in

vreemde valuta

Tegenwaarde in

euro

Waarde per

31-12-2017

Verkoop USD Korter dan 1 jaar USD 190.000 157.943 2.322

Verkoop GBP Korter dan 1 jaar GBP 29.000 32.662 -291

Totale waarde 2.031

Uitstaande valuta contracten per 31-12-2016:

Bedragen in:

X EUR 1.000

X USD 1.000

X GBP 1.000

Vervaldatum Hoofdsom in

vreemde valuta

Tegenwaarde in

euro

Waarde per

31-12-2017

Verkoop USD Korter dan 1 jaar USD 214.500 195.214 -7.847

Verkoop GBP Korter dan 1 jaar GBP 27.000 29.793 -1.827

Totale waarde -9.674

In onderstaand tabel de afdekking per valuta:

2017

Bedragen x € 1.000

Marktwaarde in €

voor afdekking

Hoofdsom

afdekking via

overlay in €

Openstaande

exposure in € na

afdekking

Afgedekt in

%

EUR 567.029 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

GBP 40.953 32.671 8.282 79,8%

USD 200.853 158.228 42.625 78,8%

Overige 66.727 0 66.727 0,0%

Totaal 875.562 117.634

2016

Bedragen x € 1.000

Marktwaarde in €

voor afdekking

Hoofdsom

afdekking via

overlay in €

Openstaande

exposure in € na

afdekking

Afgedekt in

%

EUR 516.772 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

GBP 38.463 31.631 6.832 82,2%

USD 206.271 203.366 2.905 98,6%

Overige 60.976 0 60.976 0,0%

Totaal 822.482 70.713

Page 57: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

58

In de onderstaande tabel de valuta exposure per categorie:

31 december 2017

Bedragen

x € 1.000

Aandelen Vastrentende

waarden

Vastgoed Overige Derivaten Totaal

EUR 101.449 414.956 25.486 23.107 2.031 567.029

GBP 37.606 0 3.347 0 0 40.953

USD 200.853 0 0 0 0 200.853

Overige 65.028 0 1.699 0 0 66.727

Totaal 404.936 414.956 30.532 23.107 2.031 875.562

31 december 2016

Bedragen

x € 1.000

Aandelen Vastrentende

waarden

Vastgoed Overige Derivaten Totaal

EUR 93.951 386.066 24.089 22.340 -9.674 516.772

GBP 35.115 -58 3.406 0 0 38.463

USD 206.286 -15 0 0 0 206.271

Overige 59.088 137 1.751 0 0 60.976

Totaal 394.440 386.130 29.246 22.340 -9.674 822.482

3.5.4.5 VASTGOED BELEGGINGEN

Stichting Pensioenfonds OWASE heeft in het boekjaar 2017 participaties in een tweetal vastgoedfondsen (indirect vastgoed). Het pensioenfonds heeft geen beleggingen in direct vastgoed.

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Vastgoed beleggingsfondsen 30.532 29.246

3.5.4.6 OVERIGE BELEGGINGEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

High Yield Bond Fund 23.107 22.340

3.5.5 HERVERZEKERINGSDEEL TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Ingegane herverzekerde uitkeringen 484 517

Page 58: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

59

3.5.6 VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Premies werkgever 253 189

Premies werknemer 67 59

Nog te ontvangen dividenden 370 0

Vooruitbetaalde software 24 0

Lopende interest op liquiditeiten 0 5

Overige vorderingen 3 30

Totaal 717 283

Alle vorderingen hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.

3.5.7 LIQUIDE MIDDELEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Liquide middelen

Rekeningen courant banken 8.751 8.022

Onder de liquide middelen worden de tegoeden op bankrekeningen opgenomen die onmiddellijk dan wel binnen één week opeisbaar zijn.

3.5.8 STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Stand per 1 januari 73.387 70.218

Saldo van baten en lasten verslagjaar 71.590 3.169

Totaal 144.977 73.387

3.5.8.1 SOLVABILITEIT

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Minimaal vereist vermogen 31.418 32.187

Vereist eigen vermogen (strategische mix) 155.597 154.475

Aanwezig eigen vermogen 144.977 73.387

De vermogenspositie van het pensioenfonds kan momenteel worden gekarakteriseerd als niet voldoende vanwege het reservetekort. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,25% van

de voorziening pensioenverplichtingen en voldoet aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen

wordt gebruik gemaakt van het FTK-standaardmodel, waarbij wordt uitgegaan van de zgn. strategische assetmix. Het bestuur acht het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds.

3.5.8.2 TOELICHTING OP HET EIGEN VERMOGEN

Het pensioenfonds heeft over het verslagjaar en begin 2018 een reservetekort gehad. Het pensioenfonds heeft op 29 maart 2018 een herstelplan ingediend bij de toezichthouder DNB.

De belangrijkste maatregel uit het herstelplan is het niet verlenen van toeslagen tot de dekkingsgraadgrens van 110% is bereikt en beperkte toeslagverlening tot de dekkingsgraadgrens voor volledige toeslagverlening is bereikt. Hierbij wordt zowel gekeken naar de

Page 59: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

60

beleidsdekkingsgraad als de actuele nominale dekkingsgraad. Tevens kan het bestuur gebruik maken van zijn discretionaire bevoegdheid om toeslagen wel of niet toe te kennen, bijvoorbeeld wanneer het vereist eigen vermogen naar verwachting niet binnen de hersteltermijn wordt bereikt

indien het reguliere toeslagbeleid onverkort wordt uitgevoerd. Als uiterste maatregel in het herstelplan heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten (‘afstempelen’).

3.5.8.3 VOORSTEL BESTEMMING RESULTAAT

Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in

de statuten van het pensioenfonds. Het voorstel is om het resultaat van het verslagjaar toe te voegen aan de algemene reserves. Dit voorstel is verwerkt in dit jaarverslag en jaarrekening.

3.5.9 TECHNISCHE VOORZIENINGEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Voorziening voor pensioenverplichtingen 738.769 756.814

Voorziening herverzekerd deel 484 517

Totaal technische voorziening 739.253 757.331

De technische voorziening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Actieve deelnemers 266.365 290.002

Gewezen deelnemers 134.570 131.228

Gepensioneerden 255.989 252.387

Weduwen en weduwnaars 51.500 51.501

Wezen 280 274

Arbeidsongeschikten 7.057 7.748

Herverzekering 484 517

Exassokosten 3,0% 21.473 21.994

Langdurig zieken 1.535 1.680

Totaal technische voorziening 739.253 757.331

De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in

het algemeen een langlopend karakter.

Page 60: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

61

Het mutatieoverzicht voor de technische voorziening is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Stand per 1 januari 757.331 698.732

Pensioenopbouw 15.032 15.561

Indexering en overige toeslagen 0 0

Rentetoevoeging -1.628 -416

Onttrekking voor pensioenuitkeringen -20.462 -19.601

Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten -611 -582

Wijziging marktrente -9.639 62.339

Wijziging overlevingsgrondslagen 0 609

Wijziging opbouwpercentage -465 0

Saldo uit hoofde van overdracht rechten 34 -303

Overige mutaties -306 616

Mutatie herverzekeringsdeel voorziening -33 376

Stand per 31 december 739.253 757.331

Pensioen opbouw

Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. In de pensioenopbouw over 2016 is een reparatie van 1.653 begrepen, die in 2016 werd doorgevoerd van de verlaging van de pensioenopbouw in 2013. De vergelijking van de

pensioenopbouw over de jaren 2017 en 2016:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Reguliere pensioenopbouw 13.798 12.438

Reparatie pensioenopbouw 0 1.653

IPR opbouw 535 743

Risicopremies 699 727

Totaal 15.032 15.561

De pensioenopbouw met betrekking tot ouderdomspensioen wordt toegerekend aan de periode waarin de opbouw van pensioenrechten plaatsvindt. De verplichtingen met betrekking tot nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen worden opgenomen in de periode

waarin zij ontstaan. De premievrije opbouw arbeidsongeschikten wordt ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarin de ziekte is ontstaan.

Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de OWASE CAO. De indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is

of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in beginsel worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex (CBS: CPI alle huishoudens - afgeleid). Ook deze indexering heeft een voorwaardelijk

karakter. De verhoging van de technische voorzieningen uit hoofde van indexering wordt in de staat van baten en lasten opgenomen op het moment waarop de toezegging wordt gedaan.

Page 61: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

62

In het jaar 2017 heeft geen toeslag of toeslagverlening plaatsgevonden. Voor een toelichting op de toeslag vanaf 2011 wordt verwezen naar pagina 64.

Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen zijn opgerent op basis van de één-jaars rente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar -0,217% (2016: -0,06%). Ultimo boekjaar 2017 bedroeg de gemiddeld gewogen discontovoet 1,48%(2016: 1,32%).

Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder deze kop opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. De vrijval wordt ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in de periode waarin de lasten bij de berekening van de voorziening waren voorzien.

Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder deze kop opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente

Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt hier verantwoord. De wijziging marktrente op balansdatum als gevolg van wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, wordt in de staat van baten en lasten opgenomen.

Wijziging overlevingsgrondslagen, actuariële grondslagen Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt

gebruikgemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als voor de populatie van het

pensioenfonds. In 2016 zijn de overlevingsgrondslagen aangepast naar de Overlevingstafel AG startjaar 2016. Dit was een extra last van euro 609 duizend, een schattingswijziging. De mutatie van de voorziening als gevolg van de aanpassing van actuariële grondslagen in het verslagjaar wordt in de staat van baten en lasten opgenomen.

Wijziging opbouwpercentage Doordat in 2018 de opbouw wordt verlaagd van 1,875% naar 1,7% per jaar, daalt de schadevoorziening voor premievrijstelling toekomstige opbouw bij arbeidsongeschiktheid. Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen 201 310

Onttrekking aan de voorziening pensioenverplichtingen -167 -613

Totaal 34 - 303

Dit betreft de actuariële waarde van in en uitgaande waardeoverdrachten.

Page 62: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

63

Overige wijzigingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Mutatie kanssystemen -78 219

Overige mutaties -228 397

Totaal - 306 616

De mutaties worden toegekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.9.1 BESCHRIJVING VAN DE PENSIOENREGELING OP HOOFDLIJNEN

Met ingang van 1 januari 2015 is de kern van de OWASE CDC-pensioenregeling dat de werkgever jaarlijks een volgens een vaste methodiek vastgestelde premie (‘vaste werkgeverspremie’)

beschikbaar stelt. Aan de hand van berekeningen van de kostendekkende premie voor toekomstige

jaren komen Cao-partijen een vaste premie overeen voor telkens drie jaren. De werkgever heeft geen verplichting om méér te betalen dan zijn deel van de premie - de vaste werkgeverspremie - en geeft geen garanties op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, toeslagverlening en de hoogte van de jaarlijkse pensioenopbouw.

Voor de periode van 2018 tot en met 2020 hebben de sociale partners een vaste premie van 31,5% van de pensioengrondslag afgesproken (voor 2015 tot en met 2017 was dat 30%). Met deze premie kan het fiscaal maximale opbouwpercentage niet worden gefinancierd. De sociale partners hebben het reglementaire opbouwpercentage voor deze periode vastgesteld op 1,7% van de pensioengrondslag per jaar (voor 2015 tot en met 2017 was dat max. 1,875%), maar dit percentage zal in enig jaar worden verminderd als de vaste premie in dat jaar niet toereikend is. Als de premie in een bepaald jaar ruim voldoende is, dan kan de beschikbare premieruimte in een

premiedepot worden gestort waaruit aanvullende middelen beschikbaar gesteld kunnen worden om toekomstige opbouwverlagingen te voorkomen. Daarnaast zullen afhankelijk van de financiële positie (dekkingsgraad) van het pensioenfonds indien noodzakelijk kortingen worden toegepast of indien mogelijk toeslagen worden verleend op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. De

hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkeringen staan dus niet vast, maar zijn afhankelijk van (markt)ontwikkelingen die hun weerslag hebben op de toereikendheid van de premie en de financiële positie van het fonds. Omdat de vastgestelde jaarlijkse pensioenopbouw op basis van

een middelloon-systematiek wordt vormgegeven kwalificeert deze pensioenregeling in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet als een uitkeringsovereenkomst (en omdat de pensioenregeling gebaseerd is op een premie die wordt vastgesteld volgens een vooraf vastgestelde methodiek kwalificeert deze pensioenregeling volgens de internationale boekhoudkundige regels als een premieovereenkomst).

3.5.9.2 TOESLAGVERLENING

Er wordt voor toeslagverlening geen bestemmingsreserve gevormd. Toeslagen moeten gefinancierd

worden uit de vrije reserve van het pensioenfonds. De toeslag in een bepaald jaar is voorwaardelijk en afhankelijk van de beleggingsopbrengsten. Toeslagen worden enkel toegekend als het bestuur van oordeel is dat de financiële situatie van het pensioenfonds dat toelaat. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen worden verleend.

Gezien de financieel-economische situatie heeft het bestuur samen met de sociale partners voor de

langere termijn een toeslagambitie van 60%-80% over een periode van 15 jaar geformuleerd. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het bestuur probeert wel om gemiste toeslagen op een latere datum alsnog toe te kennen zodra de financiële situatie van het pensioenfonds dat weer toelaat. Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% toeslagen zijn

verleend. Om een eventuele inhaaltoeslag te kunnen toekennen is een beleidsdekkingsgraad vereist, die gelijk is aan of hoger is dan de zgn. grens voor volledige toeslagverlening. Tevens moet die toeslag ook voor de gehele toekomst verleend kunnen worden en mag als gevolg van het verlenen van de inhaaltoeslag noch de beleidsdekkingsgraad, noch de actuele nominale dekkingsgraad onder de grens voor volledig indexeren komen en mag in een bepaald jaar

Page 63: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

64

maximaal 1/5e deel van de ruimte die er is voor het inhalen van een toeslagachterstand worden benut.

Het pensioenfonds probeert ieder jaar het pensioen/opgebouwde pensioen van de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers te verhogen met de prijsontwikkeling in het voorliggende jaar. De toeslag van de ingegane pensioenen (CPI-index in de tabel) en van de premievrije pensioenaanspraken bedraagt maximaal het percentage van de stijging van de consumentenprijsindex, zoals vastgesteld door het CBS (CPI alle huishoudens, afgeleid), over de referteperiode van oktober tot oktober. Deze toeslag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld door

het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenrechten en pensioenaanspraken overeenkomstig de hiervoor genoemde prijsindex aan te passen. Het pensioenfonds probeert ieder jaar het opgebouwde pensioen van de actieve deelnemers te verhogen met de loonontwikkeling. De toeslag van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers bedraagt maximaal het percentage van de collectieve loonstijging op grond van de OWASE CAO (OWASE-loonindex). Deze toeslag wordt per datum CAO-loonsverhoging vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenaanspraken

overeenkomstig de hiervoor genoemde loonindex aan te passen.

Toeslag actieven OWASE-loonindex Toegekend Verschil

na-indexatie over het jaar

2011 2,65% 0,00% -2,65%

2012 0,00% 0,00% -

2013 0,00% 0,00% -

2014 0,00% 0,00% -

2015 1,50% 0,00% -1,50%

2016 1,75% 0,00% -1,75%

2017 (besluit in 2018) 2,00% 0,90% -1,10%

Toeslag slapers en pensioentrekkenden CPI index Toegekend Verschil

na-indexatie over het jaar

2011 2,09% 0,00% -2,09%

2012 1,50% 0,25% -1,25%

2013 0,44% 0,44% -

2014 0,61% 0,34% -0,27%

2015 0,39% 0,00% -0,39%

2016 -0,01% 0,00% +0,01%

2017 (besluit in 2018) 1,47% 0,66% -0,81%

3.5.10 OVERIGE VOORZIENINGEN

De overige voorzieningen heeft betrekking op administratiekosten voor toekomstige ANW-

hiaatuitkeringen. Met ingang van 2017 is deze post verwerkt onder de overige schulden en overlopende passiva.

3.5.11 DERIVATEN BELEGGINGEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Valutatermijncontracten met negatieve waarde 291 9.674

Page 64: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

65

3.5.12 OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Belastingen en premies sociale verzekeringen 509 -2

Overige schulden 775 337

Overlopende passiva 0 241

Totaal 1.284 576

Alle schulden hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.

3.5.12 RISICOBEHEER EN DERIVATEN

3.5.12.1 RISICOBEHEER

Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen

van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Solvabiliteitsrisico’s Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende

normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van de pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Gevoeligheidsanalyse

Onderstaande tabel geeft een beeld van de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad (inclusief UFR) bij een rente- en/of aandelenschok op 31 december 2017.

Scenarioanalyse gecombineerde aandelen- en renteschok ¹

DG < MVEV MVEV < DG < VEV DG > VEV

Renteschok per standaarddeviatie in % (bps)

-1 (-70bp) -0.5 (-35bp) 0 +0.5

(+35bp) +1 (+70bp)

Aan

dele

nsch

ok

(sta

nd

aard

devia

ties)

-1 (-16%)

104.3% 107.5% 110.8% 114.3% 118.0%

-0.5 (-8%)

108.2% 111.6% 115.2% 119.0% 122.9%

0 112.1% 115.7% 119.6% 123.6% 127.8%

+0.5 (+8%)

116.0% 119.9% 124.0% 128.2% 132.7%

+1 (+16%)

119.9% 124.0% 128.4% 132.9% 137.6%

¹ Bij de berekening van de stresstest wordt de correlatie tussen aandelen en andere beleggingscategorieën op nul verondersteld.

Page 65: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

66

Indien de actuele dekkingsgraad onder het minimum VEV (104,25%) komt te liggen wordt de uitkomst van de scenarioschok in het rood aangegeven. Wanneer de actuele dekkingsgraad boven het VEV (120,9%) komt te liggen wordt de uitkomst van de scenarioschok in het groen

aangegeven. Tussenliggende uitkomsten van de scenarioschokken worden in het geel aangegeven. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. Voor het bepalen van het minimaal vereist eigen vermogen geldt een aanvulling tot 4,25% van de voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering). Deze aanvulling bedroeg ultimo 2017 € 31,4 miljoen (ultimo 2016 was dat € 32,2 miljoen).

De omvang van de buffers voor het vereist eigen vermogen (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico’s (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen - op basis van resp. de strategische assetmix en de feitelijke assetmix - en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is weergegeven in onderstaande tabellen.

Het pensioenfonds heeft er voor gekozen om voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen uit te gaan van de standaardmethode. Het fonds heeft getoetst of dit correct is en dat is het geval. Het vereist eigen vermogen op basis van de strategische assetmix:

Bedragen x € 1.000 31-12-2017 31-12-2016

Technische voorzieningen volgens jaarrekening

739.253

757.331

Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) 739.253 a 757.331

Buffers

S1 Renterisico 25.575

22.408

S2 Risico zakelijke waarden 112.975

115.050

S3 Valutarisico 15.928

15.443

S4 Grondstoffenrisico 7.830

7.974

S5 Kredietrisico 43.150

41.182

S6 Verzekeringstechnisch risico

20.919

21.608

S10 Actief beheer risico 10.450

10.959

Diversificatie -81.230 -80.149

Totaal S (vereiste buffers) 155.597 b 154.475

Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet)

a + b 894.850 911.806

Aanwezig vermogen (totaal activa – schulden = pensioenvermogen)

884.230

830.718

Surplus/tekort -10.620

-81.088

Invloed van derivaten op de benodigde buffers Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden.

S1 rente risico: In de matchingportefeuille wordt gebruik gemaakt van renteswaps. S3 Valuta risico: De afdekking van de USD en GBP geschiedt door middel van currency overlay met een doorrol van 3 maanden. Voor de afdekking van de valutaposities heeft pensioenfonds OWASE currency-overlay overeenkomsten afgesloten.

Page 66: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

67

Overige risico’s In het standaardmodel wordt verondersteld dat de beheersing van liquiditeitsrisico’s (S7), concentratierisico’s (S8) en operationele risico’s (S9) dusdanig is dat de potentiële gevolgen

hiervan op het eigen vermogen niet materieel zijn. Het pensioenfonds ziet op basis van de getroffen beheersmaatregelen geen aanleiding om voor één van deze risico’s een aanvullende risicofactor op te nemen door middel van een partieel intern model. S7 liquiditeitsrisico: Het liquiditeitsrisico wordt door het pensioenfonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de

liquiditeitspositie. S8 Concentratie risico: Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. S9 Operationeel: Operationeel risico is voor pensioenfondsen onvermijdelijk maar is veelal lastig te

kwantificeren. Dit risico wordt zoveel als mogelijk beperkt met behulp van contractuele overeenkomsten en vastlegging en uitvoering van procedures en controleprocessen. Diversificatie (correlatie): In de berekening van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van een correlatie van 0,4 tussen neerwaartse renteschokken en aandelenrisico en een correlatie van 0,4 tussen neerwaartse renteschokken en het kredietrisico (S5). Met de andere risicocategorieën wordt geen correlatie

verondersteld. Dit beperkt het totale risico en wordt in een bedrag in aftrek genomen op de optelling van de risico’s van de S-toets. Het solvabiliteitsrisico van het pensioenfonds kan onderverdeeld worden naar de volgende risico’s: Mismatchrisico’s:

Rentemismatchrisico: het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ontwikkelingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.

Het pensioenfonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en van de verplichtingen niet gelijk zijn. In beginsel hebben de verplichtingen,

vanwege de lange looptijden, een hogere duration dan de obligaties in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën.

Het bestuur heeft een Liability Driven Investment (LDI)-mandaat vastgesteld. Dit mandaat beoogt het verfijnd over de rentecurve afdekken van de pensioenverplichtingen op basis van cashflows van zowel de bezittingen als de verplichtingen. Dit mandaat, de LDI- ofwel matchingportefeuille, is op basis van een adviesrelatie ge-outsourced aan een externe manager. Het mandaat is pragmatisch ingericht. Er wordt terughoudendheid betracht in het gebruik van leverage in de matching portefeuille. Een externe manager is verantwoordelijk voor de uitvoering van de

transacties en derivaten. Doelstelling van het mandaat is het nauwkeurig volgen van de door marktrentecurve-bewegingen veroorzaakte verandering van de economische verplichtingen met ruimte voor extra rendement door actief gebruik van bonds en credits. De afgescheiden LDI-assets worden zodanig ingericht dat het verwachte rendement door de tijd hoger is dan de verplichtingen op basis van de DNB rentecurve. De renteafdekking wordt gebaseerd op de ongecorrigeerde rente DNB RTS-rentecurve (zonder UFR).

Tot juni 2015 was de beoogde renteafdekking 45%. Sinds juni 2015 wordt een tactische renteafdekking beoogd van 40%. In de ALM benchmark is de strategische afdekking 45% met een bandbreedte van 37% tot 53%. In onderstaande tabel wordt de samenstelling van de renteafdekking weergegeven op basis van de berekening van de gevoeligheid van de kasstromen voor 1 basispunt wijziging in de rente (PV01).

Page 67: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

68

Bedragen x € 1.000 2017 2016

PV01 PV01 PV01 PV01

Verplichtingen 1.376.982 1.549.393

Gerealiseerde afdekking 584.817 603.133

In % 42,5% 38,9%

Samenstelling afdekking

Staatsobligaties 373.762 382.282

Bedrijfsobligaties 55.705 46.011

Renteswaps 154.620 172.745

Money market funds 730 2.095

Het curve risico, de gevoeligheid voor niet parallelle schommelingen in de rentecurve, wordt beperkt door bij de bepaling van de rentegevoeligheid een aantal jaren samen te voegen. Per

groep mag de afdekking niet meer dan 3% afwijken van de af te dekken verplichtingen. Inflatierisico is het verschil in gevoeligheid voor de inflatie tussen de beleggingsportefeuille en de verplichtingen. Het pensioenfonds beoogt de verplichtingen te indexeren met de inflatie, zonder dit overigens te garanderen. Het pensioenfonds is daardoor gevoelig voor een onverwachte inflatietoename. Het bestuur heeft besloten dit risico niet af te dekken.

Het pensioenfondsbestuur is zich goed bewust van de mismatchrisico’s. Deze risico’s worden continu gemonitord. Indien nodig worden er additionele beheersmaatregelen getroffen. Beleggingsrisico’s: Zakelijke waardenrisico betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in de verschillende aandelenmarkten. Door spreiding aan te brengen binnen de zakelijke waarden-

portefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt.

Actief beleggingsrisico ontstaat doordat door het voeren van tactisch asset allocatie beleid (het op korte termijn onder- en overwegen van verschillende beleggingscategorieën) en door het actieve beleid van de externe vermogensbeheerders van de benchmark wordt afgeweken. Het doel hiervan is om beter te presteren dan de benchmark, of omdat er geen passieve beleggingsvorm beschikbaar is. Onder de huidige marktomstandigheden kunnen actieve beheerders een positieve

bijdrage leveren aan de risicobeheersing en rendement toevoegen. Het bestuur heeft daarom besloten om een groter deel van de portefeuille in actief beheer te geven. Eind 2016 werd ca. tweederde deel van de beleggingsportefeuille actief beheerd. Kredietrisico is het risico dat de tegenpartij zijn betalingsverplichting niet nakomt. De creditratings zijn bepalend voor de beheersing van het risico.

Bedragen x € 1.000 2017 2016

EUR % EUR %

AAA 100.398 24,2 77.951 20,2

AA 135.065 32,6 100.052 25,9

A 28.528 6,9 13.672 3,6

BBB 73.868 17,8 36.960 9,6

Lager dan BBB 11.997 2,9 7.895 2,0

Geen rating:

Overige middelen (o.a. liquiditeiten) 16.358 3,9 13.314 3,4

Money market fund 52.877 12,7 136.716 35,4

Renteswaps -4.135 -1,0 -430 -0,1

Totaal 414.956 100,0 386.130 100,0

Page 68: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

69

Deze verdeling is gebaseerd op Bloomberg data per beleggingsfonds. De belegging in het Money Market fonds betreft een beleggingsfonds waarvan de onderliggende beleggingen minimaal een rating A- hebben. Het beleggingsfonds zelf heeft geen rating. Het negatieve bedrag eind 2016 en

2017 heeft betrekking op de waarde van de rente swaps. De segmentatie van de vastrentende waarden beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

EUR % EUR %

Nederland 63.513 15,3 74.876 19,4

Finland 35.693 8,6 36.447 9,4

Frankrijk 47.271 11,4 12.449 3,2

Oostenrijk 37.968 9,1 40.067 10,4

België 15.901 3,8 16.043 4,2

Verenigde Staten 46.711 11,3 39.700 10,3

Overige <5% 119.156 28,8 30.262 7,8

Swaps en cash 48.743 11,7 136.286 35,3

Totaal 414.956 100,0 386.130 100,0

De segmentatie van de vastrentende waarden beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

EUR % EUR %

Overheid 293.713 70,7 313.950 81,3

Financiële instellingen 50.894 12,3 34.202 8,9

Overige <5% 70.349 17,0 37.978 9,8

Totaal 414.956 100,0 386.130 100,0

Valutarisico betreft koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro. Deze koersverschillen zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. Het valutarisico wordt grotendeels afgedekt middels valutatermijncontracten. Na afdekking bedraagt het totaalpercentage dat buiten de euro belegd wordt circa 13,0% (2016: 8,6%). In

onderstaande tabel is de procentuele exposure na afdekking weergegeven.

Bedragen x € 1.000 2017 2016

EUR % EUR %

Euro 761.259 87,0 751.768 91,4

GBP 8.282 0,9 6.832 0,8

USD 39.294 4,5 2.906 0,4

Overig 66.727 7,6 60.976 7,4

Totaal 875.562 100,0 822.482 100,0

Een uitgebreid overzicht van de valuta exposure en afdekking kan worden gevonden op pagina 58. Beleidsmatig worden beleggingen in vreemde valuta geheel afgedekt indien het belang in een valuta meer dan 2,5% is van de waarde van de totale beleggingsportefeuille, zie pagina ALMBM. Effectief moeten daarom de belangen in USD en GBP worden afgedekt. De beleggingscommissie heeft echter tactische ruimte om de afdekking lager vast te stellen. Het minimum is 80% van deze

valuta. Vanaf 2015 wordt 80% van de belangen in GBP afgedekt. Tot september 2017 werd het belang in USD 100% afgedekt, daarna is dit 80%.

Page 69: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

70

Verplichtingenrisico’s: Toeslagrisico is het risico dat de meeropbrengsten uit beleggingen niet toereikend zijn om de reglementair beoogde toeslag te kunnen toekennen (zie ook inflatierisico).

Langleven risico is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen.

Kortleven risico is het risico dat door ingang van het nabestaandenpensioen een bedrag aan de technische voorziening moet worden toegevoegd. Arbeidsongeschiktheidsrisico is het risico dat een voorziening opgenomen moet worden voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn en naar verwachting in de toekomst arbeidsongeschikt zullen worden verklaard.

Overige risico’s: Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose waarbij rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten

zoals premies. Concentratierisico: concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of

tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds

vastgesteld op basis van de ALM-studie. De segmentatie van de aandelen in de beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

EUR % EUR %

Duitsland 26.443 6,5 22.187 5,6

Frankrijk 27.289 6,7 24.306 6,2

Verenigde Staten 189.569 46,9 203.601 51,6

Verenigd Koninkrijk 37.170 9,2 33.419 8,5

Zwitserland 18.670 4,6 19.925 5,0

Overige 105.795 26,1 91.002 23,1

Totaal 404.936 100,0 394.440 100,0

Page 70: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

71

De segmentatie van de aandelen in de beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

EUR % EUR %

Technology 88.058 21,8 59.695 15,1

Financiële instellingen 63.775 15,7 66.589 16,9

Consumentenproducten 99.210 24,6 127.357 32,3

Communicatietechnologie 15.958 3,9 43.251 11,0

Nutsbedrijven 14.941 3,7 21.795 5,5

Industrie 40.669 10,0 40.228 10,2

Overige <5% 82.325 20,3 35.525 9,0

Totaal 404.936 100,0 394.440 100,0

De segmentatie van het vastgoed in de beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

EUR % EUR %

Nederland 4.754 15,6 2.803 9,6

Duitsland 3.565 11,7 3.959 13,5

Finland 3.267 10,7 3.092 10,6

Frankrijk 5.477 17,9 7.847 26,8

Oostenrijk 1.760 5,8 1.870 6,4

België 3.790 12,4 3.275 11,2

Verenigd Koninkrijk 3.178 10,4 3.437 11,8

Overige <5% 4.741 15,5 2.963 10,1

Totaal 30.532 100,0 29.246 100,0

De segmentatie van het vastgoed in de beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

EUR % EUR %

Financiële instellingen 0 0,0 13.788 47,1

Office 5.877 19,2 4.792 16,4

Retail 12.394 40,7 6.956 23,8

Industrie/logistiek 5.442 17,8 3.710 12,7

Overig 6.819 22,3

Totaal 30.532 100,0 29.246 100,0

Operationeel risico is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT-problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe

bedreigingen. Doordat het pensioenfonds alle activiteiten heeft uitbesteed is ter beheersing van dit risico een uitbestedingsbeleid vastgesteld. Alle uitvoeringsinstanties wordt gevraagd zich te conformeren aan dit uitbestedingsbeleid. Daarnaast wordt dit risico beheerst door een interne gedragscode.

Page 71: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

72

Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere

marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.

3.5.12.2 SPECIFIEKE FINANCIËLE INSTRUMENTEN (DERIVATEN)

Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.

Het pensioenfonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door voor wat betreft derivaten uitsluitend transacties aan te

gaan met tegenpartijen met ten minste een A--rating.

Het pensioenfonds heeft in 2017 zelf gebruik gemaakt van valutatermijncontracten. Het door BlackRock voor het pensioenfonds ingerichte LDI-fonds maakt gebruik van renteswaps.

3.5.13 NIET IN DE BALANS OPGENOMEN ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

Het pensioenfonds had in het boekjaar 2017 geen activa en/of verplichtingen welke niet in de balans zijn opgenomen. Het pensioenfonds had op de balansdatum van 31 december 2017 een toeslagachterstand: voor de

actieve deelnemers was op deze datum sprake van een (cumulatieve) toeslagachterstand van 6,03%, voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers was op deze datum sprake van een (cumulatieve) toeslagachterstand van 4,06%. Dit is nader toegelicht op pagina 64.

3.5.14 GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM

Toeslag en toeslag achterstand In januari 2018 heeft het bestuur de toeslag voor zowel actieve deelnemers als pensioengerechtigden en gewezen deelnemers over het jaar 2017 vastgesteld. Dit is nader

toegelicht op pagina 64. Voor actieven bedroeg de loonindex OWASE Cao-verhoging over 2017 2,00%. Er werd een toeslag van 0,9% toegekend (45% van de maatstaf). De (cumulatieve) toeslagachterstand voor de actieve deelnemers nam per 1 januari 2018 toe tot 7,19%. Voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers bedroeg de CPI index alle huishoudens,

afgeleid, jaarlijks vastgesteld over de periode oktober 2016 tot oktober 2017 1,47%. Hierop werd eerst het deflatiepercentage van -0,01% over de voorgaande periode in mindering gebracht. Vervolgens werd een toeslag van 0,66% toegekend (45% van de maatstaf). De (cumulatieve) toeslagachterstand voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers nam per 1 januari 2018 toe tot 4,88%.

3.5.15 VERBONDEN PARTIJEN

3.5.15.1 IDENTITEIT VAN VERBONDEN PARTIJEN

Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Dion Pensioen Services B.V. is zowel uitvoeringsorganisatie

voor het pensioenfonds als aangesloten onderneming. Transacties tussen de verbonden partijen worden op zakelijke grondslagen overeengekomen.

Page 72: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

73

3.5.15.2 TRANSACTIES MET BESTUURDERS

De OWASE-bedrijven die medewerkers voor het bestuur, verantwoordingsorgaan of een commissie beschikbaar stellen krijgen op basis van de vergoedingsregeling van het pensioenfonds een vergoeding.

Er zijn noch leningen verstrekt aan noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. De bestuursleden nemen als reguliere deelnemers deel aan de pensioenregeling, het bestuurslid namens de gepensioneerden ontvangt een regulier pensioen.

3.5.16 PREMIEBIJDRAGEN (VAN WERKGEVER EN WERKNEMERS)

De totale bijdrage van werkgevers en werknemers bedraagt 30% (2016: 30%) van de pensioengrondslag.

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Werkgeversgedeelte pensioenpremie 9.414 9.522

Werknemersgedeelte pensioenpremie 3.634 3.655

Subtotaal 13.048 13.177

Werknemersgelden IPR 551 690

Totaal 13.599 13.867

De gelden die het pensioenfonds in het kader van de vroegere Individuele Pensioenregeling (IPR) ontvangt voor de inkoop van ouderdomspensioen maken geen onderdeel uit van de feitelijke premie (Art. 130 Pensioenwet). De IPR-regeling wordt niet uitgevoerd door het pensioenfonds,

maar deelnemers hebben wel de mogelijkheid om met vrijgevallen IPR-tegoeden bij het pensioenfonds aanvullende OP-aanspraken ‘in te kopen.’ De kostendekkende premie, de gedempte kostendekkende premie en de feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Zuiver kostendekkende premie 18.500 18.642

Gedempte kostendekkende premie 12.707 13.090

Feitelijke premie 13.048 13.177

Bij de zuiver kostendekkende premie wordt, voor de benodigde koopsom voor pensioenopbouw, gerekend met de rentetermijnstructuur per 31 december van het voorgaand boekjaar. Daarbij wordt een opslag meegenomen voor het vereist eigen vermogen en een opslag voor uitvoeringskosten.

Bij de gedempte kostendekkende premie wordt de koopsom voor pensioenopbouw berekend op basis van de gemiddelde nominale marktrente over de voorafgaande 10 jaar (120 maanden) die

wordt afgeleid van de nominale rentetermijnstructuur.

Page 73: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

74

De samenstelling van de kostendekkende premie en de feitelijke premie is als volgt:

Bedragen x € 1.000 Zuiver

kostendekkende

premie

Gedempte

kostendekkende

premie

Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen 13.680 9.058

Opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 817 627

Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) 2.957 1.976

Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten 1.046 1.046

Opslag ter versterking van de financiële positie 0 0

Totaal 18.500 12.707

3.5.17 BELEGGINGSRESULTATEN

De niet toe te wijzen kosten betreffen de kosten van de ondersteuning door Dion Pensioen services, de externe voorzitter van de beleggingscommissie en de beleggingsadviseur. Deze kosten

worden niet toegerekend aan de beleggingsopbrengsten.

Bedragen x € 1.000 2017

Directe

beleggings-

opbrengsten

Indirecte

beleggings-

opbrengsten

Kosten

beleggingen

Totaal

Vastgoed 0 1.671 -236 1.435

Aandelen 14.204 28.125 -1.284 41.045

Vastrentende waarden 99 -2.532 -871 -3.304

Derivaten 11.202 11.705 0 22.907

Overige beleggingen -29 921 -154 738

25.476 39.890 -2.545 62.821

Kosten niet aan categorieën toe te wijzen

-610 -610

Totaal -3.155 62.211

Page 74: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

75

Bedragen x € 1.000 2016

Directe

beleggings-

opbrengsten

Indirecte

beleggings-

opbrengsten

Kosten

beleggingen

Totaal

Vastgoed 0 349 -243 106

Aandelen 6.668 34.017 -1.104 39.581

Vastrentende waarden 107 31.866 -634 31.339

Derivaten 3.870 -8.630 0 -4.760

Overige beleggingen 6 3.308 -197 3.117

10.651 60.910 -2.178 69.383

Kosten niet aan categorieën toe te wijzen

-595 -595

Totaal -2.773 68.788

3.5.18 OVERIGE BATEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Andere baten 30 0

Totaal 30 0

De andere baten betreffen koersverschillen liquide middelen per balansdatum.

3.5.19 PENSIOENUITKERINGEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Ouderdomspensioen 16.420 15.550

Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) 3.572 3.456

Wezenpensioen 47 48

Arbeidsongeschiktheidspensioen 432 434

Afkopen 26 96

Totaal 20.497 19.584

De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 467,89 (2016: € 465,94 ) per jaar overeenkomstig de wettelijke afkoopbedragen (de afkoopgrens).

Page 75: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

76

3.5.20 PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Bestuurskosten 144 114

Vergoeding leden bestuursorgaan individueel 34 11

Vergoeding aan werkgevers 178 109

Contributies en bijdragen 65 65

Totale bestuurskosten 421 299

Administratiekosten 507 498

Accountant 67 53

Certificerend actuaris 46 43

Adviserend actuaris 93 97

Overige advisering 68 3

Totale administratiekosten 781 694

Bestuursondersteuning 324 340

Communicatiekosten 131 139

Totaal 1.657 1.472

De pensioenuitvoeringskosten worden in de staat van baten en lasten opgenomen in de periode

waarop zij betrekking hebben. De totale bestuurskosten zijn gestegen door de gewijzigde vergoedingsregeling voor bestuursleden in 2017. Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.

Honoraria accountant 2017

Bedragen x € 1.000 KPMG

accountants NV

Overige

KPMG

Totaal

KPMG

Controle van de jaarrekening 67 0 67

Overige controleopdrachten 0 0 0

Belastingadvies 0 0 0

Andere niet-controlediensten 0 12 12

Totaal 67 12 79

Honoraria accountant 2016

Bedragen x € 1.000 KPMG

accountants NV

Overige

KPMG

Totaal

KPMG

Controle van de jaarrekening 53 0 53

Overige controleopdrachten 0 0 0

Belastingadvies 0 0 0

Andere niet-controlediensten 0 14 14

Totaal 53 14 67

Page 76: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

77

3.5.21 SALDO HERVERZEKERING

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Premie herverzekering 240 71

Mutatie voorziening herverzekering -33 376

Te vorderen op herverzekeraar 33 -376

Uitkering herverzekeraar -93 -33

Saldo herverzekering 147 38

3.5.22 SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Inkomende waardeoverdrachten -197 -250

Uitgaande waardeoverdrachten 191 416

Saldo overdracht van rechten - 6 166

Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioen- aanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. Waardeoverdrachten worden in de staat van baten en lasten opgenomen op het moment van overdracht van de pensioenverplichtingen. Het saldo van de actuariële inkomende en uitgaande

waardeoverdrachten wordt toegerekend aan de periode waarop het betrekking heeft.

3.5.23 OVERIGE LASTEN

Bedragen x € 1.000 2017 2016

Andere lasten 0 3

Saldo overdracht van rechten 0 3

Overige lasten zijn aan de periode toegerekend waarop ze betrekking hebben.

3.5.24 BELASTINGEN

De activiteiten van het pensioenfonds zijn op grond van art. 5, lid 1 van de Wet op de

vennootschapsbelasting 1969 vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.

3.5.25 AANTAL PERSONEELSLEDEN

Bij het pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door

werknemers die in dienst zijn bij Dion Pensioen Services B.V.

Page 77: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

78

3.5.26 BEZOLDIGING BESTUURDERS

De OWASE-bedrijven die medewerkers voor het bestuur, verantwoordingsorgaan of een commissie beschikbaar stellen krijgen op basis van de vergoedingsregeling van het pensioenfonds een vergoeding. De vergoeding is opgedeeld in een vast bedrag en een bedrag per bijgewoonde

vergadering. Ook voor het beschikbaar stellen van leden van het verantwoordingsorgaan en van leden van commissies krijgen de bedrijven een vergoeding, maar dan alleen een bedrag per bijgewoonde vergadering. Vakbestuurders, gepensioneerde bestuursleden en gepensioneerde leden van het verantwoordingsorgaan en van de commissies krijgen in persoon een bedrag per bijgewoonde vergadering. Bestuursleden die werkzaam zijn bij de aangesloten bedrijven ontvangen zelf geen bezoldiging. De

aangesloten bedrijven hebben in 2017 een vergoeding ontvangen voor het beschikbaar stellen van bestuursleden. Het totaal van deze vergoedingen is € 162.158 incl. btw. De vakbestuurder die de werknemers vertegenwoordigt en het bestuurslid dat de gepensioneerden vertegenwoordigt hebben in 2017 een bezoldiging ontvangen van gezamenlijk € 38.321 incl. btw. De leden van de overige commissies hebben gezamenlijk een vergoeding van € 41.351 incl. btw

ontvangen. De totale vergoeding voor bestuursleden en commissieleden is daarmee € 241.830 incl. btw.

Hardenberg, 4 juni 2018 Stichting Pensioenfonds OWASE

het bestuur, H.J. Meijerink J.W. Floor voorzitter secretaris

A.J. van den Elst R.H.A. Brookhuis J.G.A. Terhalle H. Lubbers plv. voorzitter plv. secretaris lid lid

Page 78: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

79

4 OVERIGE GEGEVENS

4.1 VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN

Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds is in 2008 ingesteld. 2017 is het tiende jaar waarin het verantwoordingsorgaan in functie is. Het pensioenfondsbestuur legt jaarlijks op basis van o.a. het jaarverslag verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het door het

bestuur uitgevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan kijkt met name of er een evenwichtige belangenafweging heeft plaatsgevonden. Voor de goede orde dient opgemerkt te worden dat het verantwoordingsorgaan niet belast is met het intern toezicht. Voor het intern toezicht wordt jaarlijks een visitatiecommissie ingehuurd om het functioneren van het pensioenfonds en van het bestuur te onderzoeken en zo nodig

aanbevelingen te doen. Het functioneren van het verantwoordingsorgaan maakt eveneens deel uit van het onderzoek van de visitatiecommissie.

Het verantwoordingsorgaan heeft voor zichzelf een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van de Pension Fund Governance. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. Het reglement is begin 2017 geactualiseerd.

In het kader van de deskundigheidsbevordering hebben de leden van het verantwoordingsorgaan ook dit jaar weer de studiedag van het bestuur in november 2017 bijgewoond. De leden van het verantwoordingsorgaan zijn voldoende ingevoerd in de complexe pensioenmaterie en het reilen en zeilen van het pensioenfonds om het door het bestuur gevoerde beleid, de uitvoering van dat beleid, en de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes voor de toekomst op zijn merites te

kunnen beoordelen. In het overleg tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan, dat over het boekjaar 2017 is gehouden zijn de volgende onderwerpen/ontwikkelingen aan de orde geweest: - de financiële situatie van het pensioenfonds;

- de begroting voor 2018; - het al dan niet toekennen van de voorwaardelijke toeslagen;

- het communicatiebeleid (m.n. het communicatieplan); - de vooruitzichten en de plannen van het pensioenfondsbestuur voor de komende periode; - het strategische beleidsplan van het pensioenfonds; - de uitkomsten van de visitatieronde en de te ondernemen vervolgacties; - het actualiseren van de officiële documenten van het pensioenfonds; - de uitkomsten van de haalbaarheidstoets en de te ondernemen vervolgacties; - de ontwikkeling van de kostendekkende premie en het niet (kunnen) repareren van de in 2013

en 2014 doorgevoerde verlaging van de opbouw van nieuwe pensioenafspraken; - het beleggingsbeleid (halfjaarlijkse toelichting); - de evaluatie van de uitvoeringsopdracht die in 2015 door de sociale partners aan het

pensioenfonds werd gegeven voor de uitvoering van de OWASE CDC-pensioenregeling; - de onder externe begeleiding uitgevoerde evaluatie van het bestuursmodel en de strategische

heroriëntatie;

- het rooster van aftreden en de tussentijdse vacatures die in het bestuur, in het verantwoordingsorgaan en in de commissies zijn ontstaan;

- de veranderingen in het Nederlandse pensioenstelsel die nog op stapel staan en de onduidelijkheid die dat voor de fondsen, de deelnemers en de bedrijven met zich mee brengt.

Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennisgenomen van de jaarstukken (bestuursverslag, jaarrekening, actuarieel rapport, accountantsverslag). Het bestuur

heeft het verantwoordingsorgaan geïnformeerd over belangrijke ontwikkelingen. Bij het overleg met het pensioenfondsbestuur is door de voorzitter van het bestuur, de heer Meijerink, een toelichting gegeven op alle relevante ontwikkelingen bij het pensioenfonds. Voor zover het verantwoordingsorgaan dat kan beoordelen heeft het bestuur - binnen hetgeen in zijn vermogen ligt - de juiste maatregelen genomen met een juiste afweging van de belangen van alle betrokkenen.

Page 79: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

80

Het bestuur heeft het verantwoordingsorgaan wederom betrokken bij het traject voor de benoeming van de ‘nieuwe’ visitatiecommissie en bij het formuleren van de opdracht voor de commissie. Ook de leden van het verantwoordingsorgaan zijn geïnterviewd door de

visitatiecommissie. Zij hebben het interview met de visitatiecommissie als positief en constructief ervaren. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de bevindingen van de visitatiecommissie, die in het eerste kwartaal van 2017 rapport heeft uitgebracht. Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het een waardevol rapport is, dat goede handvatten biedt voor verdere optimalisatie van de pensioenfondsorganisatie en het pensioenfondsbeleid.

Het verantwoordingsorgaan onderschrijft de noodzaak van een goede communicatie met alle stakeholders van het pensioenfonds. Het VO is van oordeel dat het bestuur en de communicatiecommissie voor 2017 (en voor 2018) heldere communicatiedoelstellingen hebben geformuleerd en dat de belangen van de verschillende doelgroepen met de in het communicatieplan beschreven communicatieactiviteiten op adequate wijze worden gediend. Het verantwoordingsorgaan kan zich vinden in het Communicatieplan 2018. Het verantwoordingsorgaan heeft overeenkomstig de statuten van het pensioenfonds een positief

advies uitgebracht ten aanzien van het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid van het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het feit dat het bestuur een onderzoek is gestart om te bezien op welke wijze het toekomstige bestuursmodel ingericht moet worden en dat daarbij alle mogelijkheden (van zelfstandig verder gaan met meer professionele bestuursleden tot aan het aansluiting zoeken bij andere pensioenfondsen) onderzocht zullen worden en stemt in met

het uitvoeren van dit onderzoek. Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de jaarstukken en van de toelichting op de

belangrijke ontwikkelingen door het bestuur. Het VO heeft zich op basis daarvan een adequaat beeld kunnen vormen van de financiële situatie van het pensioenfonds, van het gevoerde beleid, van de uitvoering van dat beleid en van de beleidskeuzes voor de toekomst.

Conclusie Het verantwoordingsorgaan komt tot de volgende conclusie:

Het verantwoordingsorgaan concludeert op basis van de beschikbare informatie dat hij zich kan vinden in de beleidskeuzes die het bestuur voor het boekjaar 2017 en voor de toekomst heeft gemaakt en in de wijze waarop het bestuur uitvoering heeft gegeven aan zijn beleid. Het verantwoordingsorgaan vertrouwt er op dat het bestuur ook het komende jaar doortastend zal optreden met een juist oog voor de belangen van alle betrokkenen.

Hardenberg, 4 juni 2018 Stichting Pensioenfonds OWASE Het verantwoordingsorgaan,

F. Schepers D. de With Voorzitter Secretaris M. Malinowski L. Meijer T. Horstra

plv. secretaris lid lid lid

Page 80: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

81

Reactie van het bestuur Het bestuur heeft de volgende reactie gegeven op de bevindingen en de conclusie van het verantwoordingsorgaan:

Het pensioenfondsbestuur kan zich vinden in het oordeel van het verantwoordingsorgaan en dankt het verantwoordingsorgaan voor het in hem gestelde vertrouwen. Het bestuur hecht veel waarde aan het oordeel van het verantwoordingsorgaan en zet zich in om het verantwoordingsorgaan zo goed mogelijk te informeren over alle ontwikkelingen, die relevant zijn om te komen tot een gefundeerd oordeel over de beleidskeuzes die het bestuur maakt voor de toekomst, over het

vastgestelde beleid en over de uitvoering hiervan. De kritische vragen van het verantwoordingsorgaan leveren een goede bijdrage aan de te voeren discussie en leggen eens te meer nadruk op de onderscheidende belangen waarmee het bestuur bij zijn afwegingen rekening dient te houden.

Page 81: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

82

4.2 VISITATIECOMMISSIE

Het pensioenfondsbestuur heeft in 2017 een visitatiecommissie benoemd. De visitatiecommissie heeft in april 2018 haar rapport over het jaar 2017 aan het bestuur gestuurd en toegelicht. De commissie heeft vastgesteld dat het pensioenfonds de zaken over het algemeen goed voor elkaar heeft, maar heeft ook een aantal aandachtspunten gesignaleerd. Het bestuur kan zich vinden in de conclusies en aanbevelingen van de commissie, de aanbevelingen zijn vertaald in actiepunten.

De visitatiecommissie is belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en het bestuur, alsmede in het jaarverslag. De commissie heeft de opdracht gekregen om een kritische beoordeling te maken van het beleid van het bestuur en van de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De visitatiecommissie dient binnen deze taak een oordeel uit te spreken over:

- transparantie belangenafweging/realisatie;

- wet en regelgeving vanuit compliance; - adequate pensioenadministratie/toezicht/actuarieel; en specifiek aandacht te besteden aan: - het beoordelen van de verwerking van punten uit het laatste visitatierapport; - de algemene organisatie van het fonds;

- of het pensioenfondsbestuur in de afgelopen drie jaar de juiste prioriteiten heeft gesteld; - of het bestuur dat vervolgens heeft vertaald in beleid en of dat beleid ook is geïmplementeerd; - de juiste implementatie van wet- en regelgeving; - het risicomanagement; - de communicatie.

SAMENVATTING VAN HET RAPPORT VAN DE VISITATIECOMMISSIE (VC): “De taak van visitatiecommissie (hierna VC) bestaat uit het toezicht houden op het beleid van het bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE (hierna het fonds), op de algemene gang van zaken in het fonds en het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het

bestuur. De VC heeft de periode januari 2017 tot en met december 2017 onderzocht. De VC volgt bij het uitvoeren van haar rol de toezichtcode van de Vereniging Intern Toezichthouders

Pensioensector (hierna VITP). De VC is door het bestuur benoemd voor een visitatie op voordracht van het VO. De VC legt haar bevindingen vast in een rapport en legt verantwoording af aan het VO, aan het bestuur en aan de werkgevers. Het functioneren van de governance

De VC heeft vastgesteld dat bij het fonds alle organen naar behoren zijn ingericht, statutair verankerd zijn en naar behoren functioneren. De reglementen zijn over het algemeen genomen op orde. Gezien de door bestuur en VO gesignaleerde knelpunten in het huidige bestuursmodel, is de VC van oordeel dat het bestuur met de heroverweging van de governancestructuur een logische stap richting de toekomst van het fonds zet. De VC beveelt aan:

- als bestuur het reglement van het VO vast te stellen;

- de heroverweging van de governancestructuur voortvarend ter hand te nemen. Het functioneren van het bestuur De VC is van oordeel dat het bestuur goed functioneert en actuele onderwerpen op de bestuursagenda staan. Er is voldoende aandacht voor het op peil houden van de geschiktheid van bestuursleden. De bestuursleden zijn tevreden over de voorbereiding van de vergaderingen. De VC

signaleert dat de voorbereiding van bestuursbesluiten door het pensioenbureau nog wat aangescherpt kan worden. De VC beveelt aan: - met voorleggers te werken ter voorbereiding op bestuursbesluiten waarin ook specifiek

aandacht aan evenwichtige belangenbehartiging en risico’s wordt besteed.

Page 82: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

83

Het beleid van het bestuur Het bestuur heeft goed zicht op de zaken die er toe doen en voert daar ook de juiste discussies. Op een aantal terreinen zou het bestuur zich kunnen verbeteren daartoe beveelt de VC het volgende

aan: - voor meer countervailling power te zorgen op het gebied van beleggingen binnen het bestuur; - een inhoudelijke discussie te voeren over de risico’s van principle based sturen; - onderzoek te doen naar de uitwerking voor premievrijgestelden van de wijzigingen in de

regeling; - een maximaal niveau van leverage te definieren;

- duidelijk weergave van de evenwichtige belangenafweging in de notulen op te nemen; - het ESG beleid aan te scherpen en concreet richting te geven aan het beleid rond stemgedrag

en security lending; - een minimale premiedekkingsgraad te definiëren. Algemene gang van zaken in het fonds De VC is van oordeel dat de fondsdocumenten op orde zijn. Dat de beleggingscommissies naar

behoren functioneert, maar dat nadere duiding over de verantwoordelijkheden nodig is. De bestuursondersteuning kan een stap voorwaarts maken waar de administratieve verwerking prima verloopt De VC beveelt aan: - de criteria waartegen de fondsmanagers beoordeeld worden en beleid om afscheid te nemen

van een fondsmanager op te stellen.

Adequate risicobeheersing De VC is van oordeel dat het risicomanagement nog niet geheel op orde is. Met name de niet-financiële risico’s zijn nog onvoldoende uitgewerkt. Het bestuur is bezig met een externe partij om dit traject verder vorm te geven waarbij goed wordt gekeken naar de kans/impact en de mogelijke beheersingsmaatregelen en het dan aanwezige restrisico.

Daar de haalbaarheidstoets een door DNB omarmde risicomaatstaf is vind de VC dat het bestuur deze maatstaf moet incorporeren in haar risicobeleid. De VC beveelt aan: - het traject rond risicomanagement voortvarend op te pakken en te zorgen voor de benodigde

structuur om volwassenheidsniveau 3 te bereiken; - de haalbaarheidstoets in het risicobeleid van het fonds te incorporeren.

Evenwichtige belangenafweging De VC is van oordeel dat de belangenafweging onvoldoende is vastgelegd in voorleggers en bestuursnotulen. De VC beveelt aan: - in voorleggers en in de notulen expliciet aandacht te geven aan evenwichtige

belangenafweging. - om op voorhand te besluiten of gepensioneerden bij inhaalindexatie wel of niet iets extra

krijgen.

Communicatie De VC is van oordeel dat de communicatie op orde is. Er is een communicatiebeleidsplan vastgesteld voor 2017-2019 en daarnaast een communicatieplan voor 2018. De deelnemersportal op de website is vrijwel gereed. De enquête voor de meting van de communicatie zal eind 2018

gehouden worden. De VC heeft geen aanbevelingen. Naleving Code Pensioenfondsen De VC heeft vastgesteld dat het bestuur het merendeel van de normen uit de Code Pensioenfondsen toepast. In het bestuursverslag 2016 heeft het bestuur verantwoording afgelegd over de naleving van de Code en de overwegingen om daarvan af te wijken. Het bestuur zal

regelmatig moeten heroverwegen of de afwijkingen nog verdedigbaar zijn. Daarbij merkt de VC op dat de diversiteit in de samenstelling van het bestuur geen prioriteit krijgt. De VC beveelt aan: - diversiteit in de samenstelling van het bestuur mee te nemen bij de keuze voor een ander

bestuursmodel.

Page 83: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

84

Cultuur en gedrag De VC is van oordeel dat de sfeer binnen het bestuur goed is en dat de leden daarvan op een open, kritische en respectvolle wijze met elkaar omgaan. Voor zover de VC kan vaststellen is er geen

sprake van teveel dominantie binnen het bestuur. De VC beveelt aan: - niet te snel werkzaamheden naar de commissie(s) te delegeren. Opvolging van eerdere aanbevelingen van het interne toezicht De VC is van mening dat het bestuur een open houding heeft ten opzichte van het intern toezicht

en de aanbevelingen serieus neemt. Echter, de snelheid waarin de opvolging van de aanbevelingen zou plaatsvinden, laat nog te wensen over. De VC beveelt aan: - de openstaande aanbevelingen uit te voeren dan wel beargumenteerd ter zijde te leggen; - het VO aan te sporen hun rol inzake het monitoren van de aanbevelingen op te pakken. De visitatiecommissie

Dhr. drs. R.P. van Leeuwen AAG (voorzitter) Mw. mr. M. Meijer-Zaalberg Dhr. P. Mannaert RC 22 februari 2018”

Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennis genomen van het rapport en van de conclusies en aanbevelingen van de

visitatiecommissie. Het bestuur kan zich vinden in de conclusies en aanbevelingen van de commissie. De aanbevelingen van de visitatiecommissie zullen worden vertaald in actiepunten, die zoveel mogelijk in 2018 zullen worden uitgevoerd. Het pensioenfondsbestuur zal het volledige visitatierapport op de website van het pensioenfonds publiceren, waar het door een ieder geraadpleegd kan worden.

4.3 STATUTAIRE BEPALING SALDO VAN BATEN EN LASTEN

In de statuten is geen bepaling opgenomen over de bestemming van het saldo van baten en lasten.

Page 84: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

85

4.5 ACTUARIËLE VERKLARING

Opdracht Door Stichting Pensioenfonds OWASE te Zwolle is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2017. Onafhankelijkheid

Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds OWASE, zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds. Omdat Towers Watson Netherlands B.V. beschikt over een door de toezichthouder goedgekeurde gedragscode, is het toegestaan dat andere actuarissen en deskundigen aangesloten bij Towers Watson Netherlands B.V. wel andere werkzaamheden verrichten voor het pensioenfonds.

Gegevens

De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.

Afstemming accountant Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstemming plaatsgevonden over de werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle van het verslagjaar. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie als geheel heb ik de materialiteit bepaald op € 4.000.000. Met de accountant ben ik overeengekomen om geconstateerde afwijkingen boven € 200.000 te rapporteren. Deze afspraken

zijn vastgelegd en de uitkomsten van mijn bevindingen zijn met de accountant besproken. Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de

basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.

Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijkheid zoals beschreven in artikel 147 van de Pensioenwet, onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.

Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onderzocht of: • de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen

vermogen toereikend zijn vastgesteld; • de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten; • het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-person regel.

Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Daarbij

heb ik mij gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het financieel beleid van het pensioenfonds in aanmerking genomen. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten.

De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.

Page 85: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

86

Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.

Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 vanwege het

reservetekort. De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is lager dan de dekkingsgraad bij het vereist eigen vermogen, doch hoger dan de dekkingsgraad bij het minimaal vereist eigen vermogen. Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds OWASE is gebaseerd op de tot

en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen. De vermogenspositie is naar mijn mening niet voldoende, omdat het aanwezig eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen. Amstelveen, 4 juni 2018

drs. W. Hoekert AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.

Page 86: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

87

4.6 CONTROLEVERKLARING

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE

Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2017

Ons oordeel

Naar ons oordeel geeft de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds OWASE per 31 december 2017 en van het resultaat en de kasstromen over 2017, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).

Wat we gecontroleerd hebben

Wij hebben de jaarrekening 2017 van Stichting Pensioenfonds OWASE (‘de Stichting’) te Zwolle gecontroleerd.

De jaarrekening omvat:

1 de balans per 31 december 2017;

2 de staat van baten en lasten over 2017;

3 de bestemming van het saldo van baten en lasten;

4 het kasstroomoverzicht over 2017; en

5 de toelichting behorende bij de jaarrekening 2017.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.

Wij zijn onafhankelijk van de Stichting zoals vereist in de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Page 87: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

88

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Controleaanpak

Samenvatting

Materialiteit

Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op EUR 4,0 miljoen (2016: EUR 4,0 miljoen). Voor de bepaling van de materialiteit wordt uitgegaan van het pensioenvermogen per 31 december 2017 (circa 0,5%). Wij beschouwen het pensioenvermogen als de meest geschikte benchmark, omdat het pensioenvermogen een bepalende factor is in de berekening van de beleidsdekkingsgraad die de financiële positie van de Stichting weergeeft. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.

Wij hebben met het bestuur afgesproken dat wij tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de EUR 200.000 rapporteren aan het bestuur alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.

Page 88: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

89

Reikwijdte van de controle

Uitbesteding van bedrijfsprocessen aan dienstverleners

De Stichting heeft het beheer van de beleggingen en de pensioenadministratie uitbesteed, zoals beschreven in paragraaf 1.2.6 en 2.2.7 in het bestuursverslag van de Stichting. De jaarrekening wordt opgesteld op basis van informatie over de beleggingen en beleggingsopbrengsten die is verstrekt door de beleggingsadministrateur en informatie over de technische voorzieningen, premiebijdragen en pensioenuitkeringen en overige financiële posten die is verstrekt door de pensioenadministrateur.

Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor het verwerven van inzicht in de aard en de significantie van de door de dienstverleners verleende diensten en in het effect ervan op de voor de controle relevante interne beheersing van de Stichting. Op basis hiervan identificeren wij de risico’s op een afwijking van materieel belang en zetten wij controlewerkzaamheden op en voeren wij deze uit om op deze risico’s in te spelen.

Bij de uitvoering van onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden en bevindingen van andere onafhankelijke accountants inzake de voor de Stichting relevante interne beheersingsmaatregelen van de beleggingsadministrateur en pensioenadministrateur, zoals weergegeven in de specifiek daarvoor opgestelde ISAE 3402 type II-rapportages.

Onze controlewerkzaamheden bestaan uit het bepalen van de minimaal verwachte interne beheersingsmaatregelen van de interne beheersomgeving bij de dienstverlener met vertegenwoordigers van de dienstverlener. Op basis daarvan evalueren wij de in de ISAE 3402-rapportage beschreven interne beheersingsmaatregelen, de verrichte werkzaamheden ter toetsing van de effectieve werking gedurende 2017 en de uitkomsten daarvan. Ook beoordelen wij de evaluatie door het bestuur van de kwaliteit van de uitbesteding aan de beleggingsadministrateur en de pensioenadministrateur.

Wij hebben aanvullend eigen gegevensgerichte analyses uitgevoerd waarbij wij de uitkomsten van directe beleggingsopbrengsten, premiebijdragen en uitkeringen hebben getoetst op basis van verwachtingen die wij zelf hiervoor hebben ontwikkeld. Wij hebben door middel van deelwaarnemingen beleggingen, beleggingsstromen, mutaties in de pensioenadministratie, premiebijdragen en uitkeringen aan de hand van brondocumentatie onderzocht.

Door bovengenoemde werkzaamheden op de uitbestede bedrijfsprocessen en aanvullende eigen werkzaamheden hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de beleggingen, beleggingsstromen en -opbrengsten, (mutaties in) deelnemergegevens en aanspraken die resulteren in (wijzigingen in) de technische voorzieningen, premiebijdragen en uitkeringen verkregen.

De kernpunten van onze controle

In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het belangrijkst waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.

Page 89: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

90

Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten.

De waardering van beleggingen

Omschrijving

De beleggingen vormen een significante post op de balans van de Stichting. Alle beleggingen dienen conform de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Uit noot 3.5.4 op pagina 54 tot en met 58 bij de toelichting op de jaarrekening blijkt dat voor EUR 537,9 miljoen van de beleggingen van de Stichting de waardering gebaseerd is op directe marktnoteringen en dat voor EUR 316,7 miljoen van de beleggingen van de Stichting de waardering gebaseerd is op afgeleide marktnoteringen. De overige beleggingen ad EUR 21 miljoen zijn gebaseerd op de nettocontantewaardeberekening en andere geschikte waarderingsmodellen. Het bepalen van de marktwaarde voor deze twee laatste beleggingscategorieen is complex(er) en bevat subjectieve schattingselementen.

Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van modellen. Gezien de invloed hiervan op de waardering van de beleggingen, het saldo van baten en lasten, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad, vormde de waardering van deze beleggingscategorie een kernpunt in onze controle.

In de toelichting in noot 3.5.3 op pagina 49 tot en met 54 geeft de Stichting de gehanteerde waarderingsgrondslagen weer. In noot 3.5.4 op pagina 54 tot en met 58 zijn de gehanteerde waarderingsmethoden en belangrijke veronderstellingen voor waardering van deze beleggingscategorieen uiteengezet.

Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en het vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormden onderdeel van onze werkzaamheden.

Onze aanpak Wij maken gebruik van de beheersmaatregelen die zijn ingericht bij de vermogensbeheerder en die onderdeel zijn van de ISAE 3402 type II-rapportage (waarbij een goedkeurend assurancerapport van de accountant is afgegeven). Deze relevante beheersmaatregelen zijn gericht op de aanstelling van betrouwbare fondsmanagers enerzijds en de betrouwbare aanlevering van, en toereikende evaluatie op, periodieke performancecijfers anderzijds. Daarnaast hebben wij de aansluiting vastgesteld tussen de financiële administratie en actuele financiële rapportages van fondsmanagers, indien nodig gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum. Vervolgens hebben wij de waardering van beleggingen gebaseerd op afgeleide marktnoteringen en de zelfstandig bepaalde waardering op basis van in de markt waarneembare prijzen onderzocht.

De waardering van beleggingen gebaseerd op afgeleide marktnoteringen ad EUR 316,7 miljoen hebben wij onderzocht met gebruikmaking van een eigen waarderingsspecialist. Wij hebben ook de monitoring van de Stichting op recente financiële informatie van de waarde van beleggingen na balansdatum in onze werkzaamheden betrokken. Onze waarderingsspecialist heeft de gehanteerde waarderingen vergeleken met zelfstandig bepaalde waarderingen op basis van zelfstandig verkregen in de markt waarneembare prijzen.

De waardering van beleggingen gebaseerd op overige waarderingsmodellen ad EUR 21,0 miljoen hebben wij getoetst aan de hand van recente, door een andere onafhankelijke accountant gecontroleerde jaarrekeningen. Wij hebben hierbij onder meer aandacht besteed aan consistentie met de waarderingsgrondslagen van de Stichting ten opzichte van die van het beleggingsfonds alsmede de strekking van de verklaring van de andere onafhankelijke accountant. Bovendien hebben wij ook de monitoring van de Stichting op recente financiële informatie van de beleggingen na balansdatum in onze werkzaamheden betrokken.

Wij hebben voor EUR 2,2 miljoen van de niet-beursgenoteerde beleggingscategorieen de waardering niet kunnen toetsen aan door een accountant gecontroleerde jaarrekening, omdat deze nog niet beschikbaar was. Wij hebben daarom de waardering van de betreffende beleggingen getoetst door het narekenen van de balanswaarde, op basis van de contant gemaakte annuitaire termijnen, zoals opgenomen in de aangegane leningsovereenkomst.

Onze observatie

Wij hebben geconstateerd dat de gehanteerde waarderingsgrondslagen en gehanteerde waarderingsmethodieken voor de beleggingen in overeenstemming zijn met de geldende verslaggevingsregels

Page 90: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

91

en geschikt zijn om te kunnen komen tot een marktwaarde van deze beleggingen. Wij hebben eveneens geconstateerd dat de toelichtingen over de beleggingen in de jaarrekening adequaat zijn.

Wij vinden de waardering van de beleggingen evenwichtig bepaald.

De waardering van de technische voorzieningen

Omschrijving

De technische voorzieningen vormen een significante post op de balans van de Stichting en worden gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De waardering van de technische voorzieningen komt tot stand door middel van een berekening waarin aanspraakgegevens van deelnemers met behulp van belangrijke schattingen over levensverwachtingen, kostenniveaus en arbeidsongeschiktheid worden vertaald naar verwachte toekomstige kasstromen (uitkeringen). De kasstromen worden contant gemaakt tegen de marktrente (rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank).

Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van actuariële modellen en het bestuur zich laat adviseren door actuarieel deskundigen. Gezien de complexiteit en de invloed hiervan op de hoogte van de technische voorzieningen, het saldo van baten en lasten, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad, vormde de waardering van de technische voorzieningen een kernpunt in onze controle.

Het bestuur heeft in de toelichting in noot 3.5.3 op pagina 49 tot en met 54 de waarderingsgrondslagen en veronderstellingen voor de technische voorzieningen opgenomen. In noot 3.5.9. op pagina 60 tot en met 64 en 3.5.12.1 (Risicobeheer) op pagina 65 tot en met 72 is de gevoeligheid van de berekening van de technische voorzieningen voor schattingen uiteengezet.

Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en het vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormden onderdeel van onze werkzaamheden.

Onze aanpak Bij onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden van de certificerend actuaris die door de Stichting is aangesteld. Wij hebben bij aanvang van de controle en bij afronding ervan afstemming gehad met de certificerend actuaris over de te volgen aanpak, de attentiepunten en de uitkomsten.

Wij hebben de door het bestuur gehanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen geëvalueerd. Hierbij hebben wij de consistentie, prudentie en actualiteit van de schattingsmethoden en veronderstellingen betrokken. Wij hebben de onderbouwing van de veronderstellingen door het bestuur geëvalueerd aan de hand van een toetsing van de historische betrouwbaarheid daarvan en algemeen geactualiseerde uitgangspunten zoals overlevingskansen. De gehanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen hebben wij besproken met de certificerend actuaris. Wij hebben de actuariële verklaring zoals opgenomen in de Overige gegevens en de werkzaamheden van de certificerend actuaris geëvalueerd.

Onze werkzaamheden omvatten verder het evalueren van de uitkomst van de actuariële analyse van het resultaat in relatie tot eerder gemaakte schattingen en kasstroomprojecties. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden hebben wij gebruik gemaakt van een eigen actuaris.

Onze observatie

Wij vinden de waardering van de technische voorzieningen evenwichtig bepaald en de toelichting toereikend.

Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie

Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere informatie, die bestaat uit:

- Kerncijfers

- Karakteristieken van Stichting Pensioenfonds OWASE;

- Bestuursverslag; en

- Overige gegevens.

Page 91: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

92

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:

- met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;

- alle informatie bevat die op grond van Titel 9 Boek 2 BW is vereist.

Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.

Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in Titel 9 Boek 2 BW en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder de informatie zoals vereist door Titel 9 Boek 2 BW.

Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening

Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsels moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Page 92: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

93

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:

- het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van

materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s

bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-

informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico

dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude

kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten

transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het

doorbreken van de interne beheersing;

- het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als

doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze

werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit

van de interne beheersing van de entiteit;

- het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële

verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en

de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;

- het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling

aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of

er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan

of de Stichting haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen

dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in

onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de

jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring

aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is

tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of

omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een entiteit haar continuïteit niet langer

kan handhaven;

- het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin

opgenomen toelichtingen; en

- het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende

transacties en gebeurtenissen.

Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.

Page 93: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

94

Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.

Utrecht, 4 juni 2018

KPMG Accountants N.V.

A.R.B de Bruin RA

KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit.

Page 94: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

95

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: OVERZICHT COMMISSIES EN PERSONEN

Bestuur

Naam Functie Geleding Lid sinds Zittingsduur tot

H.J. Meijerink (1958, m) voorzitter werkgevers 2000 2021

A.J. van den Elst (1965, m) plv. voorzitter werkgevers 2011 2019

J.G.A. Terhalle (1977, m) lid werkgevers 2014 2020

J.W. Floor (1957, m) 1 secretaris werknemers 2005 2020

R.H.A. Brookhuis (1963, m) plv. secretaris werknemers 2004 2020

J.U. Stoffelsma (1940, m) 2 lid pensioengerechtigden 2004 2018

H. Lubbers (1956, m) 2 lid pensioengerechtigden 2018 2022

1 De heer Floor is per 1 oktober 2017 uit dienst getreden bij OWASE. De SOR heeft hem

gevraagd om als vakbestuurder de actieve deelnemers te blijven vertegenwoordigen en hem voorgedragen voor een nieuwe termijn. Het bestuur heeft de heer Floor per 1 oktober 2017 voor een halve termijn herbenoemd als vertegenwoordiger van de werkgevers in het bestuur.

2 De heer Stoffelsma is per 1 januari 2018 teruggetreden als bestuurslid (hij blijft wel lid van de communicatiecommissie van het fonds). Wavin Old heeft de heer Lubbers voorgedragen als beoogd opvolger van de heer Stoffelsma. Het bestuur heeft alle pensioengerechtigden daarna

per brief geïnformeerd over de vacature voor een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur, over de voordracht van de heer Lubbers door Wavin Old en over de mogelijkheid om andere kandidaten voor te dragen. Er zijn geen andere kandidaten voorgedragen en er hebben zich geen geschikte kandidaten gemeld. De heer

Lubbers is vervolgens - nadat DNB haar goedkeuring aan de benoeming had gegeven - zonder verkiezingen benoemd als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur.

Opmerking: een aantal bestuursleden heeft nevenfuncties. De bestuursleden hebben naar het oordeel van het bestuur geen nevenfuncties die kunnen conflicteren met hun bestuurlijke verantwoordelijkheden. Hun eventuele nevenfuncties worden jaarlijks geïnventariseerd door het Nationaal Compliance Instituut (NCI). NCI vermeldt de nevenfuncties in de compliance rapportages, die aan het bestuur worden gezonden. Een actueel overzicht van de nevenfuncties staat op de website van het pensioenfonds.

Verantwoordingsorgaan

Naam Functie Geleding Lid sinds Zittingsduur tot

F. Schepers (1943) 1 voorzitter pensioengerechtigden 2008 2019

L. Meijer (1945) lid pensioengerechtigden 2008 2020

D. de With (1954) secretaris werknemers 2012 2021

M. Malinowski (1953) plv. secretaris werknemers 2016 2019

R. de Jonge (1964) 2 plv. voorzitter werkgevers 2008 2017

T. Horstra (1972) 3 lid werkgevers 2016 2022

1 De heer Schepers is per 1 januari 2018 voor een nieuwe - verkorte - termijn (tot 1 juli 2019)

herbenoemd als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het

verantwoordingsorgaan (tevens voorzitter van het verantwoordingsorgaan). 2 De heer De Jonge heeft zich per 1 juni 2017 teruggetrokken als lid van het VO. 3 Mevrouw Horstra is per 1 januari 2018 voor een nieuwe termijn herbenoemd als

vertegenwoordiger van de werkgevers in het verantwoordingsorgaan.

Page 95: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

96

Communicatiecommissie Financiële commissie Beleggingscommissie

Bestuursleden Bestuursleden Bestuursleden

J.G.A. Terhalle (voorzitter) H.J. Meijerink (voorzitter) A.J. van den Elst

J.U. Stoffelsma 1 J.W. Floor 2 R.H.A. Brookhuis

J.W. Floor 2 H. Lubbers 3

Externe leden Externe leden Externe leden

L. Prenger E. Steffens 4 R. Albrecht (extern voorzitter)

J. Schulten M. Nijpels 5 B.C. van Helden 6

R. Masela

J.U. Stoffelsma 1

1 De heer Stoffelsma heeft zich per 1 januari 2018 teruggetrokken als bestuurslid, maar werd

bereid gevonden lid te blijven de communicatiecommissie. De heer Stoffelsma is per 1 januari 2018 extern lid van de communicatiecommissie.

2 De heer Floor is per 1 oktober 2017 herbenoemd als bestuurslid. Hij is per 1 januari 2018

teruggetreden als lid van de Financiële commissie en toegetreden als lid van de Communicatiecommissie.

3 De heer Lubbers is per 1 januari 2018 benoemd in het bestuur. Hij is per die datum toegetreden als lid van de Financiële commissie.

4 De heer Steffens heeft zich per 1 januari 2018 teruggetrokken als lid van de Financiële commissie.

5 Mevrouw Nijpels is per 1 juli 2017 benoemd als extern lid van de Financiële commissie. 6 De heer Van Helden is per 1 juli 2017 benoemd als extern lid van de Beleggingscommissie. De heer Albrecht is per 1 juni 2014 voor een termijn van vier jaar benoemd als extern voorzitter van de beleggingscommissie (ingehuurd via zijn bedrijf Albrecht Advies B.V.).

Page 96: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

97

BIJLAGE 2: ALM BENCHMARK

Per 1 januari 2017 in %

ALM-benchmark

Strategische beheerruimte van de SAA-benchmark 1

Feitelijke positie

31-12-2017

Beleggingscategorie Benchmark index Benchmark Minimum Maximum

Vastgesteld door: Bestuur Bestuur Bestuur

Assetmix 100 100

Vastrentende waarden 50 45 60 47,9

Zakelijke waarden (aandelen

en alternatives)

50 40 55 52,1

Matching portefeuille 50 40 60 47,6

Return portefeuille 50 40 60 52,4

Matching portefeuille 50 40 60 47,6

Staatsobligaties (Eur. Unie; ten minste AA-) 2

Kasstroom verplichtingen o.b.v. ongecorrigeerde RTS

40 3

20 50 20,1

Staatsobligaties: Inflation Linked (ten

minste AA-)

0 10 0

Rente derivaten (swaps) -0,5

Liquiditeitenfondsen (ten minste A-) 0 15 6,0

Credits (ten minste A-) 4 10 0 20 19,3

Liquiditeiten (ten minste A-, resp. AA-) 5 Euribor 0 - 5 5 2,7

Return portefeuille 50 40 60 52,4

Credits (ten minste BBB-, incl. OL) 4 Lehman Euro Aggregate Credit -

Corporate

0 0 10 0,3

Staatsobligaties (ten minste BBB-

duration max 5 jaar))

0 0 10 0

Aandelen 40 20 55 45,8

Alternatives 10 0 20 6 6,3

Aandelen 40 20 55 45,8

Aandelen ontwikkelde landen MSCI World index 20 55 41,8

Aandelen ontwikkelde landen: Azië

Pacific

36

0 8 0

Aandelen Emerging Markets 7 MSCI EM (Emerging Markets) 4 0 8 7 4,0

Alternatives 10 0 20 6,3

Indirect onroerend goed EPRA Total Return Index EUR 2,5 0 5 3,5

Commodities S&P GSCI Index Spot Indx 2,5 0 5 0

Staatsobligaties Emerging Markets (EM

Debt) 7

JP Morgan GBI-EM Global

Diversified Index

2,5

0

5

0

Credits Emerging Markets (EM Corporate) 7, 8

JP Morgan CEMBI Broad Diversified Index

0 0

High yield credits 7 Citigroup High Yield Market

Capped Index

2,5 0 5 8 2,6

Valutacontracten 0,2

Risicobeperkingen

Afdekking van valuta exposure

- beleggingen in USD 100 80 100 80,6

- beleggingen in GBP 100 80 100 77,3

- beleggingen in overige

valuta’s totaal 2,5% of meer 9

- beleggingen in overige valuta’s totaal tot 2,5% 9

100

0

80

0

100

100

Rente afdekking 10: 45% van kasstroom

verplichtingen o.b.v.

ongecorrigeerde RTS-curve.

Benchmark matching portefeuille

is renteafdekking kasstroom

verplichtingen o.b.v. ongecorrigeerde RTS.

45 37 53 42,5

Page 97: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

98

Risicobudgetten Norm Minimum Maximum

Signaalfunctie (‘zachte grenzen’)

a. Vereist eigen vermogen (feitelijk) 20 15 25 22,9

b. Tracking error totale portefeuille t.o.v. totale

verplichtingen

12 9 14 13,8

c. Tracking error van matching portefeuille (incl.

credits) t.o.v. totale verplichtingen

6 5 7 6,1

d. Standaard deviatie returnportefeuille (excl. credits

en high yield)

17 15 19 15,4

e. Tracking error van SAA-benchmark t.o.v. ALM-benchmark

0,0 0,0 2,5 1,1

f. Tracking error van individuele beleggingsfondsen

t.o.v. hun benchmark (niet opgenomen)

Harde grenzen

g. Gewicht returnportefeuille (excl. credits) 50 40 60 52,4

h. Gewicht matchingportefeuille (incl. credits) 50 40 60 47,6

i. Rentematch 3 45 37 53 42,5

NB. de hiervoor aangegeven rating-eisen worden beoordeeld o.b.v. de ratings van drie rating

agency’s: Standard & Poor, Moody’s en Fitch. Een equivalente rating van 2 van deze 3 rating agency’s, danwel de middelste rating van deze 3 rating agency’s, geldt als uitgangspunt bij de beoordeling. Ook de berekening van het vereist eigen vermogen geschiedt op basis van deze rating-uitgangspunten (VEV; het kredietrisico S5 wordt bepaald aan de hand van de feitelijke posities in beleggingen met een bepaalde rating). 1 Het bestuur accepteert dat de beheerruimte tijdelijk - gedurende maximaal 4 maanden - (met

een bepaald maximumpercentage) wordt overschreden wanneer deze overschrijding het enkele gevolg van marktontwikkelingen is. Bij/vóór afloop van deze ‘gedoogperiode’ van 4 maanden dient de beleggingscommissie: ofwel de portefeuille te rebalancen/aan te passen cf. de beleidskaders, ofwel het bestuur te adviseren om de beleidskaders (SAA-beheerruimte) aan te passen. De maximale marktoverschrijding van de bovengrens voor de subcategorieën binnen ‘overige zakelijke waarden’ gaat - per subcategorie - tot 5,5% en de maximale

marktoverschrijding voor ‘aandelen’ gaat tot 58%. De maximale marktoverschrijding van de ondergrens voor de categorie ‘vastrentende waarden’ gaat tot 42% Voor de overige (sub)beleggingscategorieën gelden geen specifieke maximale overschrijdingen.

2 Staatsobligaties in andere beleggingsfondsen (bijv. in creditsfondsen) tellen niet mee bij de bepaling van het percentage. Staatsobligaties met een rating lager dan AA- behoren (automatisch) tot de returnportefeuille; staatsobligaties met een rating van AA- of hoger behoren niet automatisch tot de matchingportefeuille, maar kunnen daaraan wel toegewezen

worden (door bestuur en/of beleggingscommissie). 3 De benchmark van 40% geldt voor beide categorieën staatsobligaties gezamenlijk. Voor

inflation linked bonds geldt wel een apart maximum van 10%. 4 Credits met een gewogen gemiddelde fondsrating lager dan A- behoren (automatisch) tot de

returnportefeuille; credits met een gewogen gemiddelde fondsrating van A- of hoger behoren niet automatisch(in beginsel) tot de matchingportefeuille, maar kunnen daaraan wel toegewezen worden (door bestuur en/of beleggingscommissie).

Volume-eisen bedrijfsleningen (credits): - het percentage high yield credits in een IG-beleggingsfonds dat tot de matchingportefeuille

behoort (rating A- of hoger) mag niet hoger zijn dan 15% van het beleggingsfonds; - het totale percentage high yield credits in IG-beleggingsfondsen die tot de

matchingportefeuille behoren (rating A- of hoger) binnen de beleggingscategorie

vastrentende waarden mag niet hoger zijn dan 3% van de totale beleggingsportefeuille;

- het totale percentage high yield credits in beleggingsfondsen (IG en HY) binnen de gehele beleggingsportefeuille (categorieën vastrentende waarden en overige zakelijke waarden zowel matching- als returnportefeuille) mag niet hoger zijn dan 7% van de totale beleggingsportefeuille. Voorts dient de performance van een IG-fonds met HY in portefeuille afgezet te worden tegen een benchmarkindex met een vergelijkbaar risicoprofiel. Bij overschrijding van de rating/volume-eisen moet het creditsfonds in beginsel afgestoten worden. Wenst de beleggingscommissie het fonds niet af te stoten, dan

dient de commissie onverwijld toestemming te vragen aan het bestuur. Het bestuur neemt op basis van een voorstel van de commissie een besluit over het al dan niet afstoten.

Page 98: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

99

5 Volume en rating eis voor liquiditeiten bij banken: Voor banken met een rating van ten minste AA- geldt een maximum € 15 mln. Voor banken met een rating van ten minste A geldt een maximum € 7,5 mln. Voor banken met een rating van ten minste A- geldt een maximum van €

2,5 mln. Is het gewenste totale percentage liquide middelen hoger, dan dienen deze over meerdere banken te worden gespreid. Aan de custodian wordt een ratingeis van ten minste BBB- gesteld. Liquide middelen mogen ook in andere valuta dan in Euro’s worden aangehouden. De afdekkingseisen gelden echter onverkort voor cashbeleggingen in andere valuta.

6 Voor de categorieën aandelen en alternatives (lees: zakelijke waarden) geldt een gezamenlijk maximum van 55% van de totale portefeuille met een minimum van 20% aandelen van de

totale portefeuille. 7 Voor de categorieën EM aandelen, EM Debt en EM Corp geldt een gezamenlijk maximum van

10% van de totale portefeuille. 8 Voor de categorieën High Yield en EM Corp geldt een gezamenlijk maximum van 5% van de

totale portefeuille. 9 Indien voor 2,5% of meer van de totale beleggingsportefeuille in een bepaalde valuta wordt

belegd, dient het bestuur voor deze valuta afdekkingseisen te formuleren: als

beleidsuitgangspunt geldt daarvoor een ALM-benchmark van 100% afdekking met een beheerruimte van ten minste 80% tot 100% afdekking.

10 Afdekking vindt plaats op basis van matching van kasstromen. Doelstelling is afdekking van 45% van de verplichtingen gebaseerd op de ongecorrigeerde rente DNB RTS-rentecurve (zonder UFR). De benchmark voor de performance meting van de beheerder is de ontwikkeling van de verplichtingen op basis van de ongecorrigeerde DNB RTS-rentecurve. Het matching beleid kan worden ingevuld door beleggingen in staatsobligaties (NB. de bijdrage van credits aan het

matchingbeleid vervalt, tenzij de credits - overeenkomstig het mandaat van de beleggingscommissie - expliciet aan de matching portefeuille worden toegevoegd), en/of met behulp van swaps. Als gebruik wordt gemaakt van swaps, dan mag maximaal 30% van de matching met behulp van de swaps worden gerealiseerd. Binnen de beheerruimte kan de beleggingscommissie een aanpassing doen van de afdekking van maximaal 5%-punt. Elke aanpassing van meer dan 5%-punt of reeks van aanpassingen van totaal meer dan 5%-punt

dient vooraf ter goedkeuring aan het pensioenfondsbestuur te worden voorgelegd. Zodra het bestuur zijn goedkeuring aan een aanpassing heeft verleend geldt de nieuwe positie als uitgangspositie voor eventuele volgende aanpassingen.

Onderstaande restricties worden overschreden: Afdekking GBP: de afdekking bedraagt 77,3% per eind 2017. De doorrol van het GBP

valutacontract wordt 1 keer per 3 maanden uitgevoerd. Door marktontwikkelingen is de

afdekking onder de 80% gekomen. Bij de doorrol in januari 2018 is de afdekking weer op het gewenste niveau gebracht.

Page 99: INHOUDSOPGAVE JAARVERSLAG 2017 - OWASE · 2019. 4. 11. · bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen

100