Inhoudsopgave · 2004-03-22 · Inhoudsopgave Inleiding 1. Geologie en geomorfologie 2....

45

Transcript of Inhoudsopgave · 2004-03-22 · Inhoudsopgave Inleiding 1. Geologie en geomorfologie 2....

Inhoudsopgave Inleiding 1. Geologie en geomorfologie 2. Landschappen in Wallonië 3. Fytosociologische en vegetatiekundige eenheden 4. Bosbouw 5. De Condroz 5.1 Ligging 5.2 Geologische opbouw 5.3 Bodemgebruik 5.4 Bodems 5.5 Landschap 6. De Ardennen 6.1 Ligging 6.2 Geologie 6.3 Bodemgebruik 6.4 Landschap 6.5 Bosbouw 6.6 Ecotopen van de noordelijke Ardennen 7. De Famenne 7.1 Ligging 7. 2 Geologie 7.3 Bodemgebruik 7.4 Bosbouw Condroz en Famenne 7.5 Ecotopen Famenne 8. Excursiepunten Condroz-Ardennen-Famenne 8.1 Les Forges 8.2 Bande 8.3 Cielle 8.4 Le Grand Bois 8.5 Bois d’Odeigne 8.6 Tailles, Grand Passage 8.7 Grandmenil 8.8 Carriere de Prealle 8.9 Wéris 8.10 Bois de Grandhan 8.11 Bourdon Referenties

Inleiding De excursie Condroz – Ardennen – Famenne vormt samen met de excursie Hageland – Kempen een onderdeel van het Geïntegreerd Practicum van de colleges Algemene Landschapskunde, Algemene Bosbouw, Bodemgeografie en Ecologie van het eerste jaar Bio- ingenieur Land- en Bosbeheer. Deze handleiding dient samen met de gids Hageland – Kempen als een geheel aanzien te worden. Voor wat betreft de geologie, de traditionele landelijke nederzettingsvormen, de percelerings- types en de plantenaardrijkskundige streken van België, evenals voor de kaartlegenden, verwijzen wij naar de eerste gids. Deze brochure is op dezelfde wijze gestructureerd als de excursiegids Hageland – Kempen. Zij is opgebouwd rond acht hoofdstukken: de eerste vier bestaan uit overzichtskaarten of tabellen van Wallonië of België, daarna komen achtereenvolgens de Condroz, de Ardennen en de Famenne aan bod, en in hoofdstuk acht wordt iedere stopplaats kort toegelicht. F. Pauwels, maart 1994 Instituut voor Land- en Waterbeheer Laboratorium voor Bosbouw K.U.Leuven Deze excursiegids kwam tot stand onder redactie van F. Pauwels met medewerkingvan J.A. Deckers, B. Van der Aa, J. Van Valckenborgh en H, Gulinck.

1. Geologie en geomorfologie Figuur 1. De grote morfologische eenheden van België (Bron: Geografie van België, Denis J., 1992)

Figuur 2. Geologie van België: schematische doorsnede N-Z (Gembloux – Charleville)

3. Fytosociologische en vegetatiekundige eenheden Lijst van de voornaamste ecotopen van de biologische waarderingskaart van België (Bron: Geografie van België, Denis J., 1992)

Figuur 8. Potentiële natuurlijke vegetatie (Bron: Map of the natural vegetation, Noirfalise A., 1987)

• GROEP • CONPLEX • TYPE • EENHEDEN •

Leemstreek D mesotrofe gemengde Eikenbossen

D2 Eik-haagbeukverband (met Blauwe hyacint)

Condros/Famenne F Beukenbossen van heuvel en submontane gebieden

F3 Subatlantisch mesotroof complex F3a Calcicool type

Ardennen F

F3 F6 Hercynisch acidofiel complex

F6a hoogtetype (>500m) met Polygonatum verticullatum

Edafische azonale vegetatie 7 :

hoogveen met Spagnum

5. De Condroz (Marechal R. ) 5.1 Ligging De naam Condroz wordt gegeven aan het noordwestelijk deel van Hoog-België, noordelijk van de Ardennen gelegen. Tengevolge van het verschil in hardheid der geplooide afzettingen uit het Primair is deze streek gekenmerkt door een golvend landschap met een gemiddelde hoogte van 250-300 m boven de zeespiegel. Het gebied geeft een regelmatige afwisseling van lange, smalle heuvelkammen en depressies, alle georienteerd in de richting westzuidwest – oostnoordoost (figuur 4). 5.2 Geologische opbouw In de Condrusische streek dagzomen de onderstaande paleozoische formaties volgens evenwijdige, westzuidwest – oostnoordoost gerichte banken. Deze zijn gerangschikt volgens hun ouderdom: 3. Carboon Bekken van Namen b.Boven-Carboon (steenkoolformaties): schiefers en

zandstenen, over het algemeen harde gesteenten, o.a. kwartsieten

a.Onder-Carboon (Dinantiaan):kalksteen, een zacht gesteente

2. Devoon c.Boven-Devoon Famenniaan: psammieten, harde gesteenten en zachtere

schiefers b.Midden-Devoon schiefers (zacht) en kalksteen en conglomeraat (hard)

Frasniaan: schiefers, kwartsieten en conglomeraat (hard) a.Onder-Devoon

schiefers, kwartsieten en conglomeraat (hard) 1. Siluur schiefers (zacht) De Fammenniaan psammieten, harde, glimmerhoudende zandsteen, vormen tesamen met de kalkstenen van het Onder-Carboon de typische Condrozgesteenten. Door de, tijdens het Permo-Carboon optredende, Hercynische plooiing zijn deze afzettingen in hun huidige ligging gekomen. Tengevolge van het verschil in hardheid hebben de lagen een ongelijke weerstand aan de later optredende erosie geboden. De harde sedimenten bleven in stand en vormen thans de ruggen en plateaus” daartussen liggen de depressies, ontstaan in de zachtere foanaties. Ook treft men in dit gebied, verspreid over kleine oppervlakten, nog resten aan van tertiaire afzettingen die, meestal in de vorm van witte en rode zanden en plaatselijk vermengd met klei, zijn achtergebleven in de oplossingsholten van de kalksteen. Over de herkomst van deze onder andere als ’Onx’ op de geologische kaart aangegeven afzettingen bestaat geen eenstemmigheid. Volgens sommige geologen heeft men hier te doen met een fluviatiele schiervlakte-afzetting uit het Oligoceen. Tijdens het Pleistoceen is dit landschap met loess bedekt geweest. Op de plateaus is een betrekkelijk dikke, homogene loessmantel aanwezig, op de hellingen is deze veel dunner en plaatselijk minder homogeen als gevolg van solifluctie. Soms ontbreekt de loessafzetting geheel.

Bij de, door ontbossing opgetreden erosie in het Jong-Holoceen heeft veel afspoeling van loess plaatsgehad. Dit afgespoelde materiaal treft men thans in dikke pakketten in de depressies aan, als colluvium. Figuur 10. Schema’s vorming relief Condroz (Bron: Le Condroz central et la Famenne, Nathot L., 1990)

Figuur 11. Condroz – Een zeer schematische doorsnede ZZO –NNW (Bron: Excursiegids Regionale Bodemkunde, Deckers J.A., 1991)

5.3 Bodemgebruik Naast bouwland en weiland worden ook betrekkelijk veel bossen in de Condroz aangetroffen. De middelmatig grote landbouwbedrijven (gemiddeld 31 ha) overheersen; het zijn meestal gemengde bedrijven met vee- en graanteelt. De kleinere boerenbedrijven hoofdzakelijk veeteelt (witblauwras), waarbij het hele gezin medewerkt. In de loofbossen domineert de eik, verder komen Gewone es (Fraxinus excelsior), Beuk (Fagus sylvatica), berk, Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) en els voor. Populieren worden praktisch niet aangetroffen. Ook zijn er naaldhoutbossen aangeplant met Fijnspar (Picea abies), Douglas en Lariks (Larix). Op de slechtste gronden (stuwwater-profielen) vindt men Grove den, op kalksteen is Pinus nigra var. Austriaca (Oostenrijkse den) aangeplant. 5.4 Bodems De belangrijkste, in de Condroz voorkomende bodemtypen vallen in twee hoofdgroepen uiteen:

1. Loessleem-gronden met diverse vochttrappen op ondiep of matig diep voorkomend substraat van Carboon- en Devoongesteenten.

2. Fossiele profielen op kwartsiet-schiefer complex, Famenniaan- psammieten en kalksteen uit het Onder-Carboon.

Loessleemgronden zijn te verdelen in :

a. Ieemgronden met profielontwikkeling op matig diep tot diep substraat b. Stenige leemgronden met profielontwikkeling op ondiep substraat c. Colluviale en alluviale leemgronden zonder profielontwikkeling, al of niet stenig, in de

depressies. 5.5 Landschap zie figuur 12

6. DE ARDENNEN (Deckers J.C. ) 6.1 Ligging Met uitzondering van Laag-Luxemburg beslaan de Ardennen het gehele zuidoostelijke deel van België. Ze bestaan in hoofdzaak uit hoogvlakten, 400-700 m boven het zeeniveau gelegen en doorsneden door diepe, smalle valleien. 6.2 Geologie De ondergrond van de Ardennen wordt gevormd door gesteenten van het Onder-Devoon en het Cambrium, overwegend bestaande uit min of meer metamorfe schiefers en zandstenen. Kenmerkend voor de Ardennen-gesteenten is de bijna volledige afwezigheid van kalk. De bovengrond bestaat meestal uit een dun loessleemdek, dat op vele plaatsen tengevolge van solifluctie en vorstwerking (kryoturbatie) sterk vermengd is met verweringsmateriaal, of onverweerde fragmenten uit het onderliggende substraat. 6.3 Bodemgebruik Het grootste deel der Ardennen is bedekt met bos, en spaarzaam en zeer verspreid bewoond. Op de vlakkere delen treft men nogal wat grasland aan. Aard en kwaliteit der bossen is sterk afhankelijk van bodem- gesteldheid, hoogteligging, helling en verzorging. 6.4 Landschap Zie figuur 13

6.5 Bosbouw (Van der Aa B.) De Ardennen kunnen, afhankelijk van de hoogteligging, opgedeeld worden in drie regio’s: Lage, Midden en Hoge Ardennen. In de Hoge Ardennen vinden we vooral naaldhout; loofhout (vooral Beuk) neemt slechts een klein percentage van het bos voor zijn rekening. De klimaatsomstandigheden zijn immers te extreem. Waar toch loof-hooghout voorkomt, zijn deze bestanden van minderwaardige kwaliteit, gedegradeerd en door Bosbessen (Vaccinium) overwoekerd. De naaldhoutbossen bestaan vooral uit homogene gelijkjarige bestanden van Fijnspar. Het meest voorkomende verjongingssysteem is de kaalkap waarna herbebossing gebeurt door aanplanting; natuurlijke verjonging komt slechts voor op gunstige standplaatsen. Meer recent werd Lork (Larix), Douglas en Tsuga (Hemlock) gebruikt om meer variatie te brengen. De belangrijkheid van de Fijnsparbossen neemt af in de Nidden en Lage Ardennen, hoewel daar het aandeel Fijnsparbossen ook stilaan stijgt tengevolge van herbebossingen van verlaten landbouwgronden. De groei is er echter ietwat minder goed (minder gunstige klimatologische omstandigheden). In de Midden Ardennen is Beuk wel een zeer belangrijke boomsoort. Hij komt er voor in diverse types, te onderscheiden met behulp van de ondergroei. De groei is over het algemeen goed; natuurlijke verjonging komt voor wanneer de bedekking niet te hoog is. Middelhoutbossen komen nog tamelijk veel voor in de Midden Ardennen en meer nog in de Lage Ardennen. Houtsoorten van de reserve zijn o.a. eik, Beuk, berk, Gewone es en Gewone esdoorn.

6.6. Ecotopen van de noordelijke Ardennen (Bron: Froment, A., Tanghe, M. en Vanhecke L., IN Geografie van België, Denis J., 1992)

7 . DE FAMENNE (Deckers J.C. ) 7.1 Ligging Dit gebied wordt gevormd door de grote depressie liggende tussen de Condroz in het noorden en de Ardennen meer zuidelijk. Door de wisselende hardheid van de vormende gesteenten, ook hier weer een afwisseling van hoog en laag, maar minder uitgesproken en totaal veel minder hoog, dan in de Ardennen. 7.2 Geologie De geologische formaties, waaruit dit gebied is opgebouwd, behoren alle tot het Midden- en Boven-Devoon. Ze bestaan afwisselend uit harde kalkstenen (hogere kammen en plateaus) en de zeer veel zachtere, gemakkelijk eroderende en verweerbare schiefer- en kalkschiefer-lagen (depressies). Op de kalksteen- plateaus komt een tamelijk dik, weinig verstoord, loessdek voor. De vlakkere delen, opgebouwd uit schieferlagen, hebben een bovengrond van verweringsklei. De kammen van hetzelfde gesteente bestaan uit oppervlakkige, zeer steenrijke schiefergronden. Op de schiefers is het loessdek dun of nagenoeg geheel afwezig. 7.3 Bodemgebruik Ook hier, evenals in de Ardennen, hoofdzakelijk grasland en bos, met de weiden weer op de lagere, vlakkere delen. De Famenne is meer in cultuur en heeft meer bewoning, dan de deels nog ”woeste” Ardennen.

7.4 Bosbouw Condroz-Famenne (Van der Aa B.) Samen met Fagne vormen Condroz en Famenne de schiefer- en kalkachtige streek. De bossen in Condroz-Famenne zijn zeer versnipperd. Dit is ten gevolqe van een voortdurende ontginning: kaalslagen, strooiselverbranding, beweiding, enz. lieten hun sporen na. Deze praktijken hielden aan tot midden 19e eeuw. In 1866 werden van overheidswege beheers- en exploitatierichtlijnen uitgevaardigd waarvan de gevolgen nu nog te merken zijn: het hakhout, dat geexploiteerd werd voor het brandhout, moest omgevormd worden in middelhout of hooghout, systematische aanplantingen met naaldhout werden uitgevoerd op door de landbouw verlaten gronden. De bossen van de schiefer- en kalkachtige streek worden gerangschikt onder het Eiken-haagbeukenbos. De samenstelling varieert echter naargelang de bodem waarop ze ontwikkelden. Op de psammietgronden in de Condroz vinden we vooral eiken, gemengd met berk, Gewone es, Gewone esdoorn, kers (Prunus) en Lork. In de Famenne komt Beuk, in tegenstelling tot de Condroz, niet voor; de bodem is er te kompakt. Typisch op deze gronden is het voorkomen van Haagbeuk (Carpinus betulus), Hazelaar (Corylus avellana), berk, Trilpopulier (Populus tremula), Wilde lijsterbes, Sleedoorn (Prunus spinosa) en Meidoorn (Crataegus laevigata). Op de kalkgronden van de Condroz vinden we, naast Zomereik (Quercus robur) eerder Veldesdoorn (Acer campestre), Linde (Tilia) en Olm (Ulmus). De zeer rijke struiklaag bestaat uit Hazelaar, Kornoelje (Cornus), Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), Wilde liguster (Ligustrum vulgare) en Sleedoorn. Kenmerkend voor kalkrijke gronden is het voorkomen van Bosrank (Clematis vitalba). Wat naaldhout betreft, werd in een beginfase vooral Pinus sylvestris aangeplant; Picea vinden we slechts in enkele valleigebieden. Tegenwoordig komen Pinus nigra, Lork en Douglas ook veel voor.

7.5. Ecotopen Famenne (Bron: Froment, A., Tanghe, M. en Vanhecke L., IN Geografie van België, Denis J., 1992)

8. Excursiepunten Condroz – Ardennen – Famenne (Deckers J.A. en Pauwels F.) In dit hoofdstuk worden de voornaamste aandachtspunten opgesomd.

• Gemengde Leemstreek Meerdaalwoud: bodemgradiënt – boomsoortensamenstelling, microreliëf • Leemstreek

*landschapsschaal, open-field, contrast vallei/plateau *bijzondere landschapselementen: o.a.tumuli, holle wegen *ontginningsgeschiedenis/ bodem – bodemgebruik/ hoevetype *massief van Brabant/ geologie – bodem – bodemgebruik • Maasvallei/Siluurdepressie/Kam van Marlagne/ Synclinorium van Dinant * bossen en bosbouw in de Condroz/Bois de Grand-Pre

8.1 Les Forges (Condroz psammietkop – kalksteendepressie) (kaartblad Gesves 156W) De eerste twee profielen illustreren een typische Condroz lithosequentie. Het eerste profiel situeert zich bovenop een Psammietkam van het Boven Devoon (Fameniaan-2). Het moedermateriaal is een solifluctiedek met psammiet-bijmenging. Hierin is een typische Cambisol ontwikkeld. Veqetatie : bos Hoogte : 250 m Horizonten : Al – (B) – C Bodemklassificatie:

• Belgisch systeem : Gbbp • FAO : Dystric Cambisol • Soil Taxonomy : Typic Udipsamment

* bodem – en evolutie bodemgebruik op heuvelrug en op helling * naaldhoutaanplanting (Picea abies, Pseudotsuga menziesii var. viridis, Iarix) * houtwal/terrasering (Prunus arrium, Sambucus racemosa,…)

De vallei tussen de psammietkammen werd uitgeerodeerd in de Carboon (Tournaisiaan) kalksteen die zacht is in de Condroz. Het bodemtype hier is een eutrofe bruine grond met een prachtige goed ontwikkelde granulaire structuur. Horizonten : Al – (B) – R = kalkrots Hoogte: 210 m Vegetatie: bos – weide Bodemklassificatie

• Belgisch systeem : Gbbk • FAO Eutric Cambisol • Soil Taxonomy : Typic Eutrochrept

* vegetatie / * dolines --> richting Famenne * bouwmaterialen * populieren op hydrosekwentie

Famenne-depressie (Tour de la Famenne) / bodemgebruik noordelijke Ardennen

8.2. Bande (kaartblad Champlon 187W) De ondergrond hier wordt gevormd door een zandsteencomplex van het Siegeniaan-2 (Onder Devoon). Hierop rust een oud stenig solifluctiedek van verweringsmateriaal van zandsteen, en een weinig loss. Het meest typische profiel hier is de ”Podzol van Bande” die duidelijk alle diagnostische horizonten van een Haplic Podzol vertoont, Ao – Al – E – B2h – B2 ir – C. Het profiel is echter niet overal even ver ontwikkeld. Rechts van de coupe komt een profielontwikkeling f (met weinig duidelijke humus en/of ijzer B horizont) voor. Vegetatie:. Querco-Betuletum (Wintereik) / Fijnspar, Ter plekke wordt er ook Haagbeuk aangetroffen Hoogte : 410 m Bodemklassificatie :

• Belgisch systeem : Gbgq • FAO Haphic Podzol, Lihtic Phase • Soil Taxonomy : Typic Haplohumod

8.3. Cielle

Hoogte : 300 m Bodemklassificatie : Gbbf

• Eik – Haagbeuk • * verschil ”landslides – solifluctie – creep”

8.4. Le Grand Bois

• natuurlijke verjonging en groeikracht Beuk • Beukenbossen in Hoog-Belgie • jaarringanalyse • heide en evolutie bodemgebruik in de Ardennen

Hoogte: 440 m Bodemklassificatie : Gbbr

8.5. Bois d’Odeigne (kaartblad Odeigne 179 W) We bevinden ons hier op het plateau des Tailles, een schier- vlakte nabij het massief van Stavelot. De ondergrond bestaat uit schiefer-zandsteen van het Gediniaan-2 (Onder Devoon). Hierop zit een relatief dik verweringsleem dat vermengd is met loss in de bovengrond. Hoogte : 600 m Op deze plek zijn twee totaal verschillende profielen op zeer korte afstand te zien. Profiel A Onder het Beukenbos dat op een zachte glooiing aangeplant staat ligt een goed gedraineerde weinig stenige leemgrond met schiefer-zandsteen bijmenging met structuur B horizont. Onder de A horizont (bedolven onder enkele cm ophoging uit de profielput) wordt een duidelijke micro-podzolontwikkeling waargenomen. Hieronder ligt de structuur B horizont. Bodemklassificatie

• Belgisch systeem : Gbbr(m) • FAO Dystric Cambisol • Soil Taxonomy : Typic Dystrochrept

Profiel B Het Fijnsparrenbos (Picea abies) ligt iets lager dan het vorig profiel en is veel natter. Het heeft een venige bovengrond en een witte uitgeloogde horizont onder de venige Al horizont (Albic E). De zuurgraad van het veen is 4.5 – 4.9. Dat we hier te doen hebben met stuwwater bovenop een fragipan kan afgeleid worden uit het feit dat de oxidatie (roest) vanaf een zekere diepte toeneemt naar onder toe. Het stuk is oppervlakkig gedraineerd, wat noodzakelijk is voor een Sparren-aanplanting op dit bodemtype. Bodemklassificatie:

• Belgisch systeem : Gix(v) • FAO Gleyic Regosol • Soil Taxonomy : Typic Humaquept

* ontginningsgeschiedenis * ”essartage” en ”ecobuage” (bos(braak)- en grasland-ontginning) * groeikracht Beukenbestand * windval, vitaliteit en bosbouw Fijnspar * vegetatie/flora

8.6. Tailles, Grand Passage (hoogveen met Pingo’s) Het betreft hier een natuurreservaat met ook nog niet ontgonnen (zeldzaam) venen op het Plateau des Tailles. In dit wilde verveende gebied dat het brongebied vormt van de Ai(s)ne, een zijrivier van de Ourthe, liggen enkele ronde/ovale dichtgegroeide meertjes. Deze zijn meestal omgeven door een verhoogde wal en worden als Peri-glaciale Pingo’s beschouwd. Verderop bevindt zich een nog niet ontgonnen heuvelrug van veen. Hoogte : 600 m Vegetatie : Sphagnum-veen, Pijpestrootje (Molinea caerulea) Rijsbes (Vaccinium ulipinosum), Rode bosbes of Vossebes (Vaecinium vitis-idaea), Veenbes (Oxycoccus palustris) 8.7. Grandménil Van het massief van Stavelot dalen we af in de richting van Mormont. Horizonten : A1 – (B) – C – R Profiel A: Gbbf (gele schiefer boven zandsteen) Hoogte : 470 m Profiel B De ontsluiting hier op een hoogte van 440 m toont een Dystric Cambisol die ontwikkeld is in een solifluctiedek met schieferzandsteen bijmenging. De autochtone roze schiefers met zandsteensubstraat zijn van Siegeniaan-1 (vermoedelijk facies van Bois d’Ausse) ouderdom.

• Belgisch systeem : fGbbr • FAO Dystric Cambisol • Soil Taxonomy : Typic Dytrochrept.

afdalend langs de vrij meanderende Aine tot in de Famenne/ bronniveau’s op schiefer . 8.8. Carriere de Prealle * Kalksteenbanken Couviniaan (biostrome <-> bioherme) koraal +20°C watertemperatuur, nooit onder 80m diepte 8.9. Wéris Weris ligt op de overgang tussen de Ardennen en de Famenne, net in de Famenne. Dolmen De Dolmen van W6ris liggen in het solifluctiedek aan de voet van een Conglomeraatkam van Emsiaan (Onder-Devoon) ouderdom. Het gaat hier om een prehistorisch graf waarvan men vroeger verkeerdelijk dacht dat het offertafels waren van de Keltische druiden. Ze komen voor van Ierland tot Indië, zelfs ook in Afrika. Het is dus niet mogelijk de bouw ervan aan een volk toe te schrijven. Het is zeker niet toevallig dat deze Dolmens te Wéris werden gevonden. De conglomeraatblokken waaruit ze zijn opgebouwd liggen overal verspreid in het gebied en zijn afkomstig van de nabijliggende Emsiaankam. Door de solifluctie zijn ze met leem als glijmiddel naar beneden gezakt en komen dus nu voor in gebieden waar helemaal geen conglomeraat moederrots in de ondergrond te vinden is. De volgende heuvelrug ten Noord-Westen van de Dolmen bestaat uit harde kalksteen van het Couviniaan (Midden Devoon). Profiel nabij Wéris De heuvel voorbij de vindplaats van de Dolmen te Wéris richting NW bestaat reeds uit Couviniaan kalksteen (Midden Devoon) en behoort dus per definitie reeds tot de Z. Famenne. Het profiel hier is een ondiepe Rendzic Leptosol met slechts enkele tientallen centimeters rode verweringsklei van kalksteen bovenop onverweerde kalksteen. Opmerkelijk is de goed ontwikkelde granulaire struktuur in de structuur B horizont, die zeer typisch is voor dit soort verweringsmateriaal. Vegetatie : Eik – Haagbeuk – Pinus nigra var. Austriaca Hoogte : 250 m Horizonten : Al – (B) – R Bodemklassificatie :

• Belgisch systeem : Gbbk • FAO Rendzic Leptosol • Soil Taxonomy : Lithic Eutrochrept

8.10. Bois de Grandhan De Famenne depressie is uitgeschuurd in de relatief zachte kalkrijke schiefers van het Fameniaan-1 die verweerd zijn tot zeer zware klei. De bovengrond kan iets lichter zijn van textuur door bijmenging van eolische loss. De diepste profielen (fase 1) vindt men in de echte depressies terwijl ondiepe fasen van dezelfde bodemtypen op relatief hoger gelegen plekken worden aangetroffen. Hoogte : 200 m Vepetatie : Querco – Fagetum Horizonten : Ao – A1 – (B) R Bodemklassificatie :

• Belgisch systeem : fEdb • FAO Dystric Cambisol, lithic phase • Soil Taxonomy : Lithic Dystrochrept

* bosbouw (in de Famenne-depressie) * Frasniaan kalkzoom – beboste heuvelrug Famenniaan – zware verweringsklei – weiland (zie ook p.26-27) 8.11 Bourdon Een overzicht over de invloed van de geologische formaties op het Famennelandschap wordt geïllustreerd langs de weg Hotton- Marche op de hoogte van Bourdon (250 m). Hier kijkt men vanop de uitstekende koraalriffen (bioherm) kalksteenrand van het Frasniaan over de Famennedepressie (Fameniaan-1). Op de achtergrond bevindt zich het synclinorium van Dinant met de Psammietheuvels van het Fameniaan-2. (zie figuur 3, p.5)

Referenties DECKERS, J.A. (1991) Excursiegids Regionale Bodemkunde 1991, K.U.Leuven, Znstituut voor Land- en Waterbeheer, I euven, 25 p. DENIS, J. (red.) (1992) Geografie van Belgie, Gemeentekrediet, Brussel, 623 p. DUVIGNEAUD, P. La synthese Acologigue. GOOSSENS, D. (1984) Inleiding tot de geologie en geomorfologie van Belgie, 228 p. MATHOT, L. (1990) Le Condroz Central et la Famenne, Silva Belgica 97(3) 9-17 en (4) 9-16. MENS EN RUIMTE (1991) Ruimte voor Landbouw, Brussel, 199 p. NOIRFALISE A. et.al. (1987) Map of the natural vegetation, 80 p. VAN ROMPAEY E. en DELVOSALLE L. (1972) Atlas van de Belgische en Luxemburgse flora, Brussel. Kaarten: Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden, Gemeentekrediet, Brussel, Koninklijke Bibliotheek van Belgie (1/25.000): Assesse 137 (Re) (2) Weris 174 (Fio) (2) La Roche 175 (H~~) (4) Tailles 196 (Aio) (1), (2) (3) Topografische kaart Nationaal Geografisch Instituut, Brussel, 1/25.000 Hotton-Dochamps 55/5-6 (1973) Odeigne-Bihain 55/7-8 (1973) Topografische kaart Nationaal Geografisch Instituut, Brussel, 1/50.000 Huy 48 (1977) Durbuy 55 (1973) Topografische kaart Militair Kartografisch Instituut, Brussel, 1/50.000: Huy 48 (1912) Durbuy 55 (1904) Topografische kaart van Belgie, Militair Geografisch Instituut, Brussel, N534, Feuille Sud, 1/250.000 (1974) Bodemkaart van Belgie, IWONL Gesves 156W (1968) Grandhan 168E (1962) Mormont 169E (1964) Dochamps 178E (1959) Champlon 187W (1959) Durbuy, 169W (19 ) Odeigne 179W (1958)