Inhoudelijk model basishulp jeugd vanaf 2019 Heerlen ... december 2017 3 1. Wat is belangrijk voor...

16
1 6 december 2017 Inhoudelijk model basishulp jeugd vanaf 2019 Heerlen, Landgraaf en Voerendaal December 2017

Transcript of Inhoudelijk model basishulp jeugd vanaf 2019 Heerlen ... december 2017 3 1. Wat is belangrijk voor...

1 6 december 2017

Inhoudelijk model basishulp jeugd vanaf 2019 Heerlen, Landgraaf en Voerendaal

December 2017

2 6 december 2017

Inhoudsopgave

1. Wat is belangrijk voor ouders en kinderen, een paar voorbeelden .............................................................. 3

1.1 In de gesprekken met ouders zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen ..................... 3

2. Wat willen we bereiken? ............................................................................................................................... 5

2.1 Transformatie .............................................................................................................................................. 5

2.2 Stip op de horizon ........................................................................................................................................ 6

2.3 2019: start herinrichting jeugddomein.................................................................................................. 6

2.4 Hoe gaan we dit realiseren? .................................................................................................................. 7

3. Hoe gaat het nieuwe jeugddomein er uit zien? ............................................................................................ 9

3.1 Basishulp ................................................................................................................................................ 9

3.2 Aanvullende hulp ................................................................................................................................. 10

4. Toegang tot hulp en ondersteuning ............................................................................................................ 11

5. Persoonsgebonden budget (pgb) ................................................................................................................ 11

6. Jeugd- en Jongerenwerk .............................................................................................................................. 12

7. Integrale Vroeghulp ..................................................................................................................................... 12

8. Residentiële jeugdhulp ................................................................................................................................ 12

9. Betrokken partijen en intensieve samenwerking ........................................................................................ 13

9.1 Jeugdgezondheidszorg .............................................................................................................................. 13

9.2 Gedwongen jeugdhulp/gecertificeerde instellingen ........................................................................... 13

9.3 Onafhankelijke cliëntondersteuning ................................................................................................... 14

9.4 Onderwijs ............................................................................................................................................. 14

9.5 (Huis)artsen ......................................................................................................................................... 14

9.6 Bureau VSV (leerplicht)........................................................................................................................ 14

9.7 Veilig Thuis, Veiligheidshuis Parkstad, politie en Raad voor de Kinderbescherming .......................... 15

9.8 Gemeentelijke domeinen (Werk en inkomen, Wmo, Openbare orde en veiligheid,

schuldhulpverlening ........................................................................................................................................ 15

10. Randvoorwaarden ............................................................................................................................... 15

10.1 Samenwerking inkoop via Zuid-Limburg ................................................................................................ 15

10.2 Aanbevelingen vanuit rapporten samenwerkende inspecties Samenwerkend Toezicht Jeugd/Toezicht

Sociaal Domein ................................................................................................................................................ 15

10.3 De ontwikkelagenda ................................................................................................................................ 16

3 6 december 2017

1. Wat is belangrijk voor ouders en kinderen, een paar voorbeelden

De ontwikkeling van Bas verloopt anders dan anders

Bas is net 3 geworden en zijn ontwikkeling verloopt anders dan bij andere peuters van deze leeftijd. Dat vinden de leidsters van de peuterspeelzaal en ook de ouders van Bas. Hij praat al wel wat, maar hij is moeilijk te verstaan. Zijn ouders begrijpen meestal wel wat hij bedoelt, maar voor anderen is het moeilijk. Bas lijkt wel in een eigen wereldje te verkeren, anderen krijgen moeilijk contact met hem. Er moet wat gebeuren; de ouders van Bas maken zich erg veel zorgen.

De familie Janssen-Beckers heeft het moeilijk

Het gezin dat bestaat uit Aleida (32), Ramon (35), Lieve (8) en Juliette (4) heeft het moeilijk. Ramon is onlangs zijn baan kwijt geraakt, Aleida heeft geen baan en is bekend als Wajonger i.v.m. persoonlijkheidsproblematiek. Lieve gaat naar de basisschool in de buurt en Juliette gaat na de zomervakantie naar het speciaal onderwijs, dat ligt een stuk verder weg. Sinds Ramon zijn baan kwijt is gaat het niet goed meer met het huwelijk van Aleida en Ramon. Er waren altijd al spanningen vanwege het middelengebruik van Aleida en haar wisselende stemmingen, maar sinds Ramon de hele dag thuis is, wordt hij hier te veel mee geconfronteerd en kan hij niet veel meer hebben. Hij maakt zich grote zorgen over de financiën van het gezin. Nu heeft hij nog een WW- uitkering, maar over een paar maanden krijgen ze alleen nog de Wajong-uitkering. Ondertussen stapelen de kosten zich op en weten ze niet meer hoe ze alles moeten betalen. De spanningen worden Ramon regelmatig te veel en dan wordt hij erg agressief naar Aleida en de kinderen. Er zijn grote zorgen over Juliëtte, het meisje is erg druk en impulsief en Ramon en Aleida weten niet goed hoe ze haar moeten aanpakken. Dat levert ook veel spanning tussen hen onderling op en de thuissituatie is zeer explosief. Dit gezin heeft hulp nodig.

Renate gaat niet meer naar school

Renate is 15 jaar en gaat al 5 maanden niet meer naar school. Begin van het schooljaar was ze nog wel af en toe op school, maar sinds de herfstvakantie gaat ze niet meer. Ze ziet helemaal geen heil in school en het ging ook helemaal niet goed. Overdag hangt ze wat rond met vrienden, gebruikt drugs en steelt af en toe om aan geld te komen. Ze is al twee keer in aanraking gekomen met justitie. De ouders van Renate zijn gescheiden. Renate woont bij haar vader. Moeder is met haar nieuwe vriend naar het Noorden van het land verhuisd. Eigenlijk heeft niemand van de ouders echt in de gaten hoe slecht het met Renate gaat.

In bovenstaande voorbeelden wordt duidelijk dat er maar weinig echt op zichzelf staande problemen zijn. Problemen die er bij jeugdigen zijn, verhouden zich altijd tot het gezinssysteem. Dit vraagt ook een totaalaanpak, dit benoemen we vaak als een integrale benadering. Hierbij wordt vanuit verschillende invalshoeken naar de jeugdige zelf (persoonlijke ontwikkeling, schoolaspecten etc,) gekeken als ook breed binnen het hele gezin. Hoe functioneert het gezinssysteem en welke helpende of juist belemmerende factoren zijn er? Dit vraagt hulpverleners die in staat zijn om breed te kijken en analyseren en in staat zijn oplossingsgericht te werken voor het hele gezin en binnen verschillende domeinen.

1.1 In de gesprekken met ouders zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen

In de voorbereiding op het inkoopproces jeugdhulp 2019 was het van belang om in gesprek te gaan over ervaringen van ouders binnen het huidige jeugdhulpmodel. We hebben diverse gesprekken gevoerd met ouders van kinderen die gebruik maken van een vorm van jeugdhulp. Hieronder wordt de rode lijn van deze gesprekken weergegeven en hebben we een aantal aandachtspunten uit de gesprekken gehaald die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van een nieuw model.

Alle ouders benoemen dat het belangrijk is dat er een vast aanspreekpunt voor ze is. Dit is degene die ze wegwijs maakt in de voor hen complexe wereld van hulpverlening. Belangrijk is dat deze persoon naast de ouder staat en hen advies geeft over beschikbare hulpverlening, maar ook over het te doorlopen proces en ook kan helpen in het geval er door de hulpverlening niet snel genoeg wordt doorgepakt. Belangrijk is ook dat deze persoon beschikbaar blijft ook als het proces van hulpverlening bij een hulpverlener wordt ingezet. Wanneer er dan zaken niet goed lopen, er na verloop van tijd iets anders of meer of minder hulp nodig is of er een meningsverschil met de hulpverlener is, is het fijn als het vaste aanspreekpunt weer voor de ouders beschikbaar is. Hierbij wordt door verschillende ouders wel de overgang naar 18+ genoemd, dan lijk je wel weer in een heel ander systeem te komen.

Verschillende ouders benoemen dat de keuzevrijheid die er op dit moment is hen onzeker maakt of dat ze geen idee hebben wat ze er mee aan moeten. Ze willen liever een gericht advies met maximaal 3 keuzemogelijkheden, dat is voor hen te overzien. Een moeder beschreef dat ze zich steeds afvroeg of hun dochter nu de best passende hulp kreeg en dat haar onzeker maakte, omdat ze niet wist hoe het wellicht

4 6 december 2017

met andere hulp zou zijn gegaan. Hierbij geven de ouders wel aan dat het belangrijk is dat de casusregisseur een goed zicht heeft op het totale hulpaanbod, waardoor de ouders zich goed geadviseerd voelen over goede en passende hulp.

Voor ouders is goede hulp, hulp die aansluit bij hun hulpvraag. Dat klinkt erg vanzelfsprekend, maar uit hun voorbeelden blijkt dit in de praktijk niet altijd vanzelfsprekend te zijn. Zo is er een moeder die aangeeft dat hun zoon eerst begeleiding na school kreeg die was gericht op ontspannen en leuke dingen doen, terwijl dit iets was wat ze prima zelf konden bieden en dat ze veel meer op zoek waren naar een aanbod waarbij hun zoon zijn sociale vaardigheden kon oefenen en versterken. Enkele ouders beschreven ook dat het nodig was dat er flexibiliteit geboden werd en in dit specifieke geval betekende het dat een PGB i.p.v. zorg in natura. Deze ouders beschreven hoe deze zorg beter passend was en uiteindelijk ook goedkoper. Belangrijk is ook voor de ouders dat er naar hen geluisterd wordt bij het bieden van het hulpaanbod.

Veel ouders hebben ervaring met een langdurig proces om tot de best passend hulp komen. Verschillende ouders beschrijven hoe ze zich wanhopig hebben gevoeld, omdat ze zagen dat het slechter met hun kind ging, terwijl ze van de ene ronde tafel naar de volgende gingen, waarbij er steeds nieuwe deskundige met nieuwe gezichtspunten aanschoven, maar niemand knopen doorhakte of regie ging voeren. Vervolgens kregen ze ook nog te maken met wachttijden bij de hulpverlener, waardoor uiteindelijk pas een jaar na de eerste hulpvraag echte hulp verleend werd. Deze ouders bespraken dat ze het goed in kaart brengen van de vraag best begrijpen, maar dat wel alvast begonnen moet worden met hulp bieden aan hun kind als een soort tussenoplossing. Een aantal ouders bespreken in dit verband ook nog de bureaucratie waar je mee te maken hebt, als je met verschillende wetten te maken hebt (bijvoorbeeld Wlz, Jeugdwet en Wmo), en dat niet altijd duidelijk is wie de hulpverlening gaat betalen. Dit lijkt uit de gesprekken met de ouders vooral een probleem bij de overgang van de jeugdhulp naar gemeenten.

Alle ouders bespreken dat ze in eerste instantie weinig zicht hadden op de rol van de gemeente. Het was onduidelijk waar ze terecht konden en wat de gemeente voor hen kan betekenen. Alle ouders bevelen aan om meer bekendheid te geven aan de plek waar ouders met vragen terecht kunnen en ook hoe het proces eruit ziet nadat je met je hulpvraag bij de gemeentelijke toegang komt. Dit moet veel duidelijker en bekender worden, volgens de ouders. Veel ouders bespraken in eerste instantie weinig vertrouwen te hebben in de gemeente vanwege negatieve beeldvorming. Nadat duidelijk werd voor de ouders dat een ervaren jeugdconsulent vanuit de gemeente met de hulpvraag aan de slag gaat, bespraken alle ouders dat ze hier tevreden over zijn. Punt van aandacht is het vergroten van de kennis over het proces van inzet jeugdhulp bij huisartsen en jeugdartsen. De ouders brengen naar voren dat daar hun vraag niet adequaat werd beantwoord en dat de jeugdarts bleef koersen op 1 bepaalde aanbieder, terwijl dat in deze situatie niet de beste keus bleek. Naast de huisarts kwam ook de samenwerking met het onderwijs ter sprake en de relatie met de leerplichtambtenaren. Hier zien alle ouders verbetermogelijkheden. De verbetermogelijkheden zien zij in het leggen van goede relaties. Als school problemen signaleert moeten zij sneller de juiste personen inschakelen die een relatie kunnen leggen met jeugdhulp, dit gebeurde nu niet of pas heel laat. Daarnaast zien ouders mogelijkheden om meer samen te werken tijdens het hulpverleningsproces. Verschillende keren werd opgemerkt dat er op dit punt echt kortere lijnen nodig zijn.

Over de tevredenheid van de hulpverlening geven de ouders een gedifferentieerd beeld. In veel gevallen was het zo dat ouders zowel ervaringen hadden met hulpverlening die niet goed aansluit bij de vraag als met hulpverlening die wel passend is. Veel ouders benoemen dat ze de hulpverlening vaak nog erg aanbodgericht vinden i.p.v. vraaggestuurd. Veel ouders bespreken wel dat een situatie met veel wisselingen van hulpverlener het hulpverleningsproces niet ten goede komt en de persoonlijke klik met de hulpverlener belangrijk is.

Ouders spreken ook nog hun zorg uit dat als per 1 januari 2019 er weer veel gaat veranderen, dit wel veel voor hun gezin kan gaan betekenen.

Samenvattend:

Zorg voor een vast aanspreekpunt, die indien nodig regie op het proces van inzet van passende hulp kan voeren bij de eerste vraag, maar ook in de loop van het hulpverleningsproces. Zorg dat deze persoon goed in staat is om de vraag van het gezin in beeld te brengen en breed kan meedenken over geschikte oplossingen en hierbij onderscheid kan maken in oplossingen voor de korte en langere termijn.

Keuzevrijheid ten aanzien van de aanbieder lijkt voor de ouders niet belangrijk wel ten aanzien van de soort oplossing (bijvoorbeeld in de vorm van een pgb, soort hulp of hulpverlener).

Stel de hulpvraag echt centraal, door goed na te gaan wat cruciaal is in de vraag en zorg dat de voorgestelde oplossing echt aansluit bij de vraag. Kijk hier flexibel naar en evalueer dit ook regelmatig.

5 6 december 2017

Zorg voor snelle hulpinzet als dat nodig is, eerst een uitgebreide analyse kan er voor zorgen dat de problemen erger worden, zet waar dat nodig is in op een 2-sporenbeleid.

De doelmatige samenwerking in het jeugddomein verder verbeteren. Hierbij is de samenwerking met huisartsen en het onderwijs speciaal aandachtspunt.

Verbeter de informatievoorziening over jeugdhulp en het proces van inzet van passende hulp voor inwoners en ketenpartners, zoals artsen en scholen.

Zorg dat er een goede overgangsregeling komt als er op een andere manier zorg ingekocht gaat worden, zodat de veranderingen niet te abrupt en groot zijn.

2. Wat willen we bereiken?

“Alle kinderen moeten gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten kunnen ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. De overheid komt in beeld als dit niet vanzelf gaat. Dan moet het jeugdstelsel, snel, goed en op maat functioneren”. Aldus de Memorie van toelichting bij de Jeugdwet.

Deze missie onderschrijven we als drie gemeenten, evenals het belang van een herkenbare en laagdrempelige organisatie van de jeugdhulp. Ouders en kinderen moeten in de eigen omgeving terecht kunnen met al hun vragen en zorgen over opvoeden, opgroeien, geestelijke gezondheid of de veiligheid van een kind. Zijn er risico's, problemen, achterstanden en/of uitval, dan willen we dat deze in een zo vroeg mogelijk stadium opgespoord en aangepakt worden en dat de benodigde zorg zo licht mogelijk, zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis wordt geboden. Dit alles binnen de context van het kind. Hierbij wordt uitgegaan van het versterken van de eigen mogelijkheden van kinderen, jongeren, ouders en hun omgeving.

De rijksoverheid veronderstelde dat met de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten per 2015 de knelpunten uit het oude stelsel kunnen worden aangepakt en dat bezuinigingen kunnen worden gerealiseerd. De belangrijkste knelpunten waren: - het oude stelsel was te versnipperd, - de samenwerking rond gezinnen schoot te kort, - financiële prikkels richting dure gespecialiseerde zorg, - onnodig medicaliseren afwijkend gedrag en - de uitgaven bleven stijgen. Vanaf het begin was duidelijk dat er naast de transitie, het overhevelen van de taken naar de gemeenten, ook een transformatie nodig is om de doelstellingen te bereiken.

Afgelopen jaren is hard gewerkt aan het realiseren van integraliteit in de hulp en ondersteuning aan jeugdigen. Wanneer er een hulpvraag wordt gesteld, wordt deze samen met ouders nader in beeld gebracht, waarbij alle relevante aspecten uit het leven van het gezin worden meegenomen. Op basis van deze brede inventarisatie wordt vervolgens bepaald welke acties in welke volgorde ingezet worden. Deze integrale manier van kijken en werken achten we cruciaal, ook voor de toekomstige inrichting van de jeugdhulp.

2.1 Transformatie

Onze ervaring van afgelopen jaren laat zien dat de knelpunten niet in die mate zijn weggenomen zoals we dat zouden willen. De samenwerking rond kinderen/gezinnen kan beter en efficiënter, er zijn nog steeds prikkels richting dure zorg en normalisering is lang niet altijd het vertrekpunt van hulp en ondersteuning.

We willen dan ook komen tot een betere en efficiëntere zorg voor jeugd. Dat is wat we met de transformatie willen bereiken. Binnen de huidige afspraken over en de inrichting van de jeugdhulp ervaren de aanbieders van hulp onvoldoende prikkels en soms zelfs belemmeringen om optimaal samen te werken. We zijn ervan overtuigd, mede op basis van gesprekken met professionals, dat we het jeugdhulplandschap moeten veranderen, dat we dit eenvoudiger en meer passend bij de vraag van de cliënt moeten inrichten en dat dit ook mogelijk is!

Onze leidende principes hierbij zijn:

- Het kind/gezin staat centraal: o er wordt maatwerk geboden vanuit de specifieke vraag van het gezin; o 1gezin-1plan-1regisseur (1G1P1R), VIP en meldcode kindermishandeling; o hulp en ondersteuning dicht bij huis; o ruimte voor de professional; o voor het leveren van maatwerk geldt dat er integraal wordt gewerkt; o in gesprek met het gezin; o hulp is zo licht en kortdurend als mogelijk en zo zwaar en langdurig als nodig.

- Gewoon opvoeden in plaats van problematiseren:

6 6 december 2017

o focus op mogelijkheden en dat wat goed gaat; o positief pedagogisch klimaat; o verbinding met reguliere activiteiten en lichte vormen van ondersteuning.

- De veiligheid van kinderen wordt geborgd: o actief signaleren van onveilige situaties; o ingrijpen als veiligheid of ontwikkeling in het gedrang komt.

- Een zo eenvoudig mogelijk stelsel: o ambulante jeugdhulp is vrij toegankelijk; o zo min mogelijk bureaucratie, gerichte monitoring en resultaatsturing.

- Partnerschap als basis: o samenwerken met jeugdpartners op basis van vertrouwen, heldere afspraken en

verantwoordelijkheden én samen doorontwikkelen; o beperking aantal aanbieders, 1 contractpartij; o meerjarige afspraken; o lumpsum financiering met resultaatafspraken; o ontwikkelen van innovatieve oplossingen.

- De verbeteracties van de inspectie worden opgevolgd en geïimplementeerd.

2.2 Stip op de horizon

Als stip op de horizon hebben we een model voor ogen waarbij de ambulante jeugdhulp, de residentiële jeugdhulp, gedwongen jeugdhulp en gecertificeerde instellingen, toegang tot jeugdhulp, pgb en de jeugdgezondheidszorg in 1 samenwerkingsconstruct zijn ondergebracht, waarbij de verbindingen met de domeinen onderwijs, huisarts, veiligheid, WMO en participatie vanzelfsprekend zijn. Dit alles in nauwe afstemming en samenwerking met het preventieve voorliggend veld1.

Er zijn korte lijnen, uitvoerend medewerkers weten elkaar te vinden, weten snel te schakelen en te handelen. De landelijke jeugdhulp en de JeugdzorgPlus beschouwen we als dusdanig specifiek dat deze de komende jaren op landelijk en bovenlokaal niveau ingericht en ingekocht zullen blijven.

We zijn ervan overtuigd dat het samenbrengen van deze, nu nog onderscheiden, vormen van jeugdhulp mogelijkheden biedt aan partners om sneller en integraler maatwerk te leveren en om de kosten terug te dringen. Uit de gesprekken met jeugdpartners komt naar voren dat ook zij mogelijkheden zien om inhoudelijke en financiële winst te boeken als ze in de gelegenheid worden gesteld om te ontschotten. Door de ruimte te hebben om maatwerk te leveren los van een specifieke instelling, door de hulp slimmer te organiseren en door dubbelingen eruit te halen.

Als stip op de horizon zien we ook een ontwikkeling naar een populatiegebonden bekostiging. Dat betekent dat hulp wordt bekostigd op basis van kenmerken van een populatie. De opdrachtnemende partij kan per wijk of kern doen wat nodig is. Dit kan preventief, vroegtijdig of curatief, de opdrachtnemende partij ontwikkelt in overleg met de opdrachtgever indicatoren hiervoor en een systeem van inzet.

We verwachten dat het realiseren van de stip op de horizon een aantal gewenste opbrengsten met zich meebrengt. Vanuit het perspectief van het gezin zijn deze:

- de hulp wordt sneller geboden; - de hulp is meeromvattend dan alleen aan het kind als de situatie hierom vraagt; - hulp is zoveel mogelijk gericht op versterking zelfregie en eigen handelingsmogelijkheden; - door ambulantisering vindt het hulpverleningsproces zo veel mogelijk vanuit de thuissituatie plaats; - het (tijdelijk) erbij halen van een andere hulpvorm kan makkelijker en sneller; - er is in principe één vaste hulpverlener/aanspreekpunt voor het gezin; - de afstemming met huisarts en school is goed geregeld; - er is minder administratie en bureaucratie.

2.3 2019: start herinrichting jeugddomein

De omvang en complexiteit van de gewenste verandering vraagt om fasering en om tijd. We willen per 1

1 Preventieve voorliggend veld zijn de voorzieningen die verband houden met het normale opvoeden en opgroeien voor alle kinderen en gezinnen. Hierbij doelen we op onderwijs, peuterspeelzalen, kinderopvang, verenigingen, vrijetijdbesteding etc. In de stip op de horizon gaan we uit van een zo sterk mogelijk voorliggend veld, waardoor kinderen en gezinnen hier ook al ondersteuning en hulp ervaren en waar vroegsignalering plaatsvindt. Het normale opvoeden en opgroeien staat immers zoveel mogelijk centraal. Door intensieve samenwerking met de rest van het jeugddomein kan het normale opvoeden en opgroeien zo veel mogelijk doorgaan bij gezinnen waarbij het opvoeden en opgroeien niet vanzelf gaat, indien nodig aangevuld met hulp en ondersteuning vanuit het totale jeugddomein.

7 6 december 2017

januari 2019 starten met de herinrichting van het jeugddomein. In de voorbereiding hierop verkennen we met onze jeugdpartners via marktconsultaties en ontwikkeldialogen de mogelijkheden. We gaan de hulp die op dit moment onder de ambulante jeugdhulp valt per 2019 opnieuw inkopen. Via een Europese aanbesteding wordt deze opdracht in de markt gezet. De ambulante jeugdhulp en jeugd- en jongerenwerk worden in een samenwerkingsconstruct ondergebracht, voor toegang tot jeugdhulp gebeurt dit gefaseerd. Invulling vindt plaats via een lumpsum met ZIN en pgb.

Voor de jaren 2019 tot en met 2022 ziet het er als volgt uit:

De afbeelding laat zien welke onderdelen deel uitmaken van de inkoopopdracht 2019 tot en met 2022.

Tijdens deze periode gaan we met de betrokken partijen verkennen of, en zo ja, op welk moment we de jeugdgezondheidszorg, gedwongen jeugdhulp/gecertificeerde instellingen en residentiële jeugdhulp toevoegen aan de inkoopopdracht vanaf 2022 en daarmee aan het samenwerkingsverband.

Het preventieve voorliggend veld is een belangrijk voorliggend domein, waar (lichte) ondersteuning wordt geboden en vroegsignalering plaatsvindt. Een intensieve samenwerking tussen dit domein en de ambulante jeugdhulp is cruciaal voor het normale opvoeden en opgroeien.

2.4 Hoe gaan we dit realiseren?

Samenwerking, 1 contractpartij, partnerschap, buurt- of wijkniveau, vrij toegankelijk, integraal en groei naar

Gedwongen jeugdhulp/gecertificeerde instellingen

Residentiële jeugdhulp

‘Toegang’

tot

jeugdhulp

8 6 december 2017

populatiegebonden bekostiging zijn de sleutelwoorden in het nieuwe model.

Samenwerking

We willen de samenwerking versterken tussen:

- de jeugdhulpverlener en de ouders; - de jeugdhulpaanbieders onderling; - de jeugdhulpaanbieders en de professionals in het preventieve voorliggend veld (welzijnswerk,

jeugdgezondheidszorg, voorschoolse voorzieningen); - de jeugdhulpaanbieders en overige relevante partijen in de leefomgeving zoals school, huisarts,

verenigingsleven. 1 contractpartij

We denken met 1 contractpartij (bestaande uit samenwerkende jeugdhulppartijen) niet alleen meer mogelijkheid te bieden voor innovatie, maar deze vernieuwing ook actief te stimuleren. Zo’n nieuwe samenwerkende partij beschikt over meer slagkracht en doorzettingsmacht en is een sterke partij richting overige partners uit aanpalende domeinen zoals onderwijs en huisartsen.

Partnerschap

Gemeenten willen op basis van partnerschap met de jeugdhulpaanbieders vorm geven aan het nieuwe model. Dit betekent dat er op basis van vertrouwen wordt samengewerkt tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders, ieder vanuit een eigen rol en verantwoordelijkheid en met respect voor elkaars kennis en kunde. Centraal in deze samenwerking staat de opgave om de jeugdhulp daadwerkelijk te transformeren; om zo snel mogelijk, dicht bij huis en zo licht mogelijke hulp te bieden, integraal en vanuit de vraag van het gezin.

Partnerschap in deze betekenis vraagt om een beperkt aantal partners, alleen dan kan aan de gewenste transformatie gezamenlijk invulling worden gegeven. We kiezen voor het aangaan van een inkooprelatie met één opdrachtnemende partij (bestaande uit een samenwerking tussen meerdere jeugdpartijen) waarmee we meerjarige afspraken maken.

Buurt- of wijkniveau

We zijn overtuigd van het belang van ondersteuning en hulp dicht bij huis. Immers, daar doen zich de (lichtere en zwaardere) hulpvragen voor, daar is de drempel om ondersteuning te vragen het laagst en daar is het beste zicht op de context van de hulpvraag. We zien dan ook een centrale rol voor een professional (gezinswerker) die op buurtniveau werkzaam is. Die laagdrempelig en snel maatwerk kan bieden.

Vrij toegankelijke hulp

Om het proces sneller en met minder regeldruk te laten verlopen wordt het ambulante deel van de jeugdhulp vrij toegankelijk. Dat wil zeggen dat er geen indicatiebesluit wordt afgegeven. In principe beslist de professional, in samenspraak met de ouders, over de in te zetten jeugdhulp (vastgelegd in 1G1P1R).

Hierdoor zullen administratieve lasten afnemen, zowel aan de ‘voorkant’ (minder indicaties) als aan de ‘achterkant’ (niet meer controleren op casusniveau/per arrangement, geen nacalculatie).

Niet vrij toegankelijk blijft de aanvullende hulp (voorheen: residentiële hulp), inclusief de landelijke en bovenregionale hulp; voor deze vormen van jeugdhulp wordt wel een indicatie afgegeven. Bovendien wordt er een indicatiebesluit afgegeven als de burger hierom vraagt of als het verzoek om (een bepaalde vorm van) hulp wordt afgewezen.

Integraal

Afgelopen jaren is hard gewerkt aan het realiseren van integraliteit in de hulp en ondersteuning aan jeugdigen. Wanneer er een hulpvraag wordt gesteld, wordt deze samen met ouders nader in beeld gebracht, waarbij alle relevante aspecten (leefdomeinen) uit het leven van het gezin worden meegenomen. Op basis van deze brede inventarisatie wordt vervolgens bepaald welke acties in welke volgorde ingezet worden. Deze integrale manier van kijken en werken achten we cruciaal, ook voor de toekomstige inrichting van de jeugdhulp.

Groei naar populatiegebonden bekostiging

Wij zien lumpsum als een tussenstap op weg naar populatiegebonden bekostiging.

9 6 december 2017

Het huidige systeem waarbij met arrangementen wordt gewerkt, zorgt voor ongewenste prikkels. Innovatie wordt niet gestimuleerd en soms zelfs belemmerd. Het systeem kent bovendien een financiële prikkel voor instellingen om te zorgen voor een groot volume en inzet van zwaardere arrangementen.

Op dit moment gaat de toegang tot hulp met de nodige bureaucratie gepaard. Er worden per arrangement beschikkingen afgegeven. Bovendien is de financiële beheersbaarheid zeer beperkt; we betalen per arrangement. Met een lumpsum budget verwachten we deze nadelige prikkels, in ieder geval voor een deel, op te heffen dan wel te verminderen.

Het streven is om een verschuiving te realiseren van zware jeugdhulp naar lichtere vormen van hulp en zo mogelijk naar preventie en meer zelfredzaamheid. Schematisch weergegeven ziet dit er als volgt uit :

opgroeien en ontplooien

versterken ondersteunen deels overnemen

Eigen kracht.

Positief opvoeden.

Sterke pedagogische leefomgeving.

Collectieve preventie.

Vroegtijdige signalering en interventie.

Lichte, kortdurende ondersteuning.

Betrekken van informele steun.

Klein = klein.

Signaleren en aanpakken.

1Gezin, 1Plan, 1Regisseur.

Behoud regie.

Ruimte professional.

Rechtsbescherming en veiligheid.

1Gezin, 1Plan, 1Regisseur.

Voorkeur ambulant.

De beoogde transformatie van de jeugdhulp is naar onze mening afgelopen jaren onvoldoende gerealiseerd. De hamvraag is hoe we de jeugdhulp zodanig inrichten dat de beoogde transformatie wel plaatsvindt. We denken dat daarvoor een andere inrichting van het jeugddomein noodzakelijk is.

3. Hoe gaat het nieuwe jeugddomein er uit zien?

In deze nieuwe structuur kiezen we voor een nieuwe indeling. Hiermee verlaten we de termen residentiële, ambulante en specialistische zorg. Deze termen slaan terug op de oude indeling en passen niet meer bij een nieuw systeem. Zij passen niet meer bij de nieuwe doelstelling waarin er wordt gestreefd alle kinderen zo dicht mogelijk bij huis te laten opgroeien en opvoeden. Dit betekent op den duur het afbouwen van residentiële jeugdhulp, maar pas nadat er voldoende alternatieven en versterking van de basishulp heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn we veel meer op zoek naar combinaties van hulp die goed aansluiten bij de vraag en dat betekent dat steeds gekeken moet worden welke hulp vanuit de basishulp geboden kan worden. Deze hulp wordt namelijk dicht bij huis geboden, vanuit vertrouwde hulpverleners en hiermee wordt op natuurlijke wijze aangesloten bij de school en buurtsituatie. In aanvulling op de basishulp wordt bepaald wat nodig is.

3.1 Basishulp

Uitgangspunt van dit nieuwe model is een sterke basis en zo veel mogelijk werken vanuit het (herstel) van het normale opvoeden en opgroeien. Dit doen we zo veel mogelijk samen met de kernpartners uit de preventieve voorliggende voorzieningen, zoals onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, verenigingen en vrije tijdsbestedingen. Basishulp wordt aanvullend ingezet als dat nodig is.

Deze basishulp wordt zo veel mogelijk vanuit de wijk of kern vormgegeven en biedt vrij toegankelijke hulp aan jeugd en gezin. We denken hierbij in ieder geval aan de volgende typen hulp:

1. Opvoedhulp en ondersteuning 2. Jongerencoaching (bijvoorbeeld bij de overgang van 18- naar 18+) 3. Jeugd- en Jongerenwerk* 4. Onderzoek en diagnostiek (GGZ, dyslexie, vraagverheldering etc.) 5. Gezinsbegeleiding (GTB, ITB, schuldhulpverlening)

10 6 december 2017

6. Complexe scheidingen (mediation, Begeleide OmgangsRegeling).

*Ten aanzien van 3 is ervoor gekozen om het ‘Jeugd- en jongerenwerk’ (bedoeld in brede zin: activiteiten vanuit het welzijnswerk die gericht zijn op het opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren) mee te nemen in de opdracht. Zie ook paragraaf 6.

Naast samenwerking met kernpartners uit het preventieve voorliggende veld is intensieve samenwerking met de residentiële kernpartners en de gecertificeerde instellingen aan de orde. Deze voeren door de rechter opgelegde maatregelen uit op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Gekoppeld aan deze maatregelen wordt vaak ook jeugdhulp ingezet; intensieve samenwerking is hierbij dus noodzakelijk.

Deze hulpverlening door gecertificeerde instellingen wordt aanvankelijk nog niet integraal onderdeel van de opdracht. Wel zorgen we voor een plek in de basishulp voor de gecertificeerde instelling waarbij een heel intensieve samenwerking/relatie nagestreefd wordt.

Het goed inrichten van de basishulp is cruciaal. Dit is zoals de naam al zegt de basis voor alle jeugd en gezinnen in een betreffende wijk of kern. De hulp die het basisteam kan bieden kan specifiek aangepast worden op een wijk of kern. In dit basisteam werken hulpverleners die de wijk en/of kern kennen en hier als team samen goede hulp en ondersteuning bieden, zodat gezond en veilig opgroeien in de basis mogelijk is voor alle kinderen en gezinnen. We zien dit als een versterking van de huidige sociale infrastructuur in de wijken. Dus een versterking van de sociale buurtteams in Heerlen, wijkteams in Landgraaf en het CJG in Voerendaal. De huidige teams worden uitgebreid met gezinswerkers. Hulpverleners die vanuit hun achtergrond het gezin integraal (op alle leefdomeinen) kunnen ondersteunen en indien nodig regie kunnen voeren en oplossingsgericht voor het hele gezin kunnen werken. Indien hier hulp of ondersteuning bij nodig is die de gezinswerker niet zelf kan bieden, wordt deze geleverd door een collega gezinswerker of vanuit de pool met specifieke deskundigen of het groepsaanbod in de basishulp. Dus basishulp omvat meer hulpvormen dan alleen de wijkteams met gezinswerkers. De opdrachtnemende partij zorgt voor een herkenbare en laagdrempelige verschijningsvorm van de basishulp in de samenleving en zorgt er voor dat deze voor inwoners in de buurt is. Denk hierbij aan aansluiting bij scholen, buurtcentra of bibliotheken. Hier kunnen alle gezinnen en jeugdigen terecht met hulpvragen. De basishulp is vrij toegankelijk en kan dus snel en op maat geleverd worden. Door de samenwerking van de hulpverleners met de verschillende expertises kunnen verschillende soorten hulp op de goede manier gecombineerd worden en kan er echt vraaggericht gewerkt worden zonder begrenzingen door bijvoorbeeld organisatiebelangen of complexe afrekensystemen.

Vanuit deze basishulp wordt ook een groepsaanbod vormgegeven en hierbij wordt de opdrachtnemende partij uitgedaagd dit zo innovatief mogelijk te doen en dit ook zo dicht mogelijk bij cliënten vorm te geven. Denk hierbij aan een MKD-groep laten aansluiten bij de lokale peuterspeelzaal, een speciaal voetbalteam laten aansluiten bij de lokale voetbalclub, een groepshulparrangement wordt op school, direct na schooltijd geboden etc.

Er zijn kwetsbare groepen waar vanuit de basishulp specifieke aandacht voor moet zijn: de licht verstandelijk beperkten, de personen die crimineel gedrag vertonen, verslaafd zijn en zorgmijdend gedrag vertonen.

In paragraaf 4 gaan we in op de positionering van de toegang. Hierbij gaat het zowel over het proces om tot een passende inzet van hulp en advies te komen als over de plek waar jeugdigen en gezinnen hun vragen kunnen stellen.

3.2 Aanvullende hulp

De aanvullende hulp is hulp die niet vrij toegankelijk is. Hier is wel een beschikking of indicatie voor nodig. Het betreft:

1. Residentieel/Verblijf (inclusief pleegzorg) 2. Jeugdzorgplus (vrijwillig kader en via rechterlijke uitspraak) 3. Landelijk ingekochte hulp (LTA)

Ten aanzien van de aanvullende hulp is het belangrijk dat deze zo veel mogelijk in samenhang met de basishulp wordt georganiseerd. De samenhang moet er zowel inhoudelijk als qua organisatie zijn, maar natuurlijk ook financieel. We streven na dat er op den duur steeds meer hulp vanuit het basisteam wordt geleverd en een afbouw van de aanvullende hulp plaatsvindt. Dit vraagt innovatie en ontwikkeling. Hiertoe moet de basishulp steeds sterker worden en moet het mogelijk zijn om expertise over te brengen vanuit de aanvullende zorg naar de basishulp. Hierdoor wordt het op- en afschalen van zorg ook logischer en voor de hand liggend. Voor een individuele cliënt of gezin is het uitgangspunt dat alle hulp die vanuit de basishulp geleverd kan worden ook daadwerkelijk vanuit de basishulp geleverd wordt. Vanuit de aanvullende hulp wordt alleen de extra hulp toegevoegd waarin de basishulp niet voorziet. De onder punt 1 en 2 genoemde

11 6 december 2017

hulp wordt ingekocht via centrumgemeente Maastricht. Specifiek gaat het om de arrangementen: crisis, verblijf, jeugdzorgplus, jeugdbescherming en reclassering en de crisisdienst jeugd. Duidelijk is dat hiermee een vraagstuk ontstaat hoe de inkoop van basishulp precies kan werken in combinatie met de inkoop op Zuid-Limburgse schaal. Waar mogelijk zullen we een pilot starten voor Heerlen, Landgraaf en Voerendaal waarin de samenhang tussen basishulp en aanvullende zorg op natuurlijke wijze gerealiseerd wordt.

4. Toegang tot hulp en ondersteuning

Sinds 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk geworden voor de toegang tot jeugdhulp, samen met GI’s en (huis)artsen. De toegang binnen gemeenten bestaat, buiten het indiceren van zorg, ook uit andere taken en rollen. Integraliteit, objectiviteit en maatwerk zijn voor het goed uitvoeren van deze rollen belangrijke uitgangspunten. Het werk dat de toegang uitvoert kan grofweg opgedeeld worden in 6 rollen:

1. Vraagverheldering: integrale analyse van de zorgvraag 2. Borgen van de veiligheid van de jeugdige 3. Casusregie en procesregie bij meervoudige en complexe problematiek 4. Monitoren van het resultaat op casusniveau 5. Integraliteitsbewaking met andere (gemeentelijke) taken 6. Bepalen zorginzet: op basis van de analyse bepalen wie welke (soort, intensiteit en duur) zorg in moet

zetten

De gemeenten hebben de ambitie om alle rollen van de toegang op termijn te beleggen bij het samenwerkingsverband. Dit willen we omdat we geloven dat het toevoegen van de toegang aan de opdracht zorgt voor de meest optimale synergie tussen toegang en hulpverlening en bovendien leidt tot snelle inzet van jeugdhulp, op maat. We zien echter ook risico’s wanneer al deze rollen tegelijk en al in 2019 bij het samenwerkingsverband worden belegd, omdat er met een aantal rollen door zorginstellingen in het huidige construct nog maar beperkt ervaring is opgedaan. Het heeft de afgelopen jaren veel tijd gekost om met elkaar een werkwijze te ontwikkelen die recht doet aan de visie en uitgangspunten van het gemeentelijk beleid en waarin de verbindingen met ketenpartners en vooral ook het lokale veld en andere gemeentelijke teams/afdelingen goed gelegd zijn. Na 2,5 jaar kan gezegd worden dat er veel bereikt is, maar dat de ontwikkeling zeker nog niet klaar is. Bij het overdragen van alle taken is het borgen van de opgebouwde kennis en expertise dan ook essentieel. Dit alles maakt dat als voorwaarde in de inkoop dient te worden meegenomen, dat de medewerkers die momenteel het werk in de toegang van de gemeenten doen, dit ook in het nieuwe model moeten blijven doen, omdat het afbreukrisico anders te groot is.

Het werken met één contractpartij, lumpsum en resultaatsturing vereist dat de opdrachtnemende partij vanaf het begin de mogelijkheid moet hebben om de inzet van jeugdhulp zelf te bepalen, omdat daar de ruimte zit om beter op elkaar afgestemde hulpverlening op maat in te zetten, en daarmee tevens efficiencywinst te behalen. Dit betekent dat de 6e rol in de nieuwe inkoop direct bij de opdrachtnemende partij belegd dient te worden, zoals dat ook nu deels het geval is. Om instellingen te faciliteren om binnen deze rol de regie en verantwoordelijk te kunnen nemen, wordt ook de verantwoordelijkheid van de casus- en de procesregie primair belegd bij het samenwerkingsverband, met uitzondering van hoog-risico-casussen. Daarmee bepaalt de gemeentelijke toegang bij de start van de opdracht het ‘wat’ (wat is de hulpvraag van de cliënt), en staat het samenwerkingsverband aan de lat voor de ‘hoe’ vraag (hoe kan deze vraag het beste opgepakt worden, en door wie).

Gedurende de contractperiode van vier jaar wordt gekeken op welke termijn de overige rollen kunnen worden overgedragen aan het samenwerkingsverband. Hier wordt een gezamenlijk ontwikkelplan voor opgesteld. Daarbij heeft het de voorkeur dat alle overige rollen in één keer worden overgedragen. De voorwaarden op basis waarvan deze overdracht plaats kan vinden, worden aan de voorkant opgenomen in de opdracht en periodiek met het samenwerkingsverband geëvalueerd. Op basis van deze evaluaties wordt het moment van overdracht bepaald.

De toegang vervult momenteel ook een aantal bijzondere taken, zoals advisering bij inzet leerlingenvervoer en kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie, deze zullen ook in het nieuwe model een plek moeten krijgen.

5. Persoonsgebonden budget (pgb)

Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het verstrekken van individuele jeugdhulp. Deze worden zowel verstrekt via Zorg In Natura (ZIN) als via een pgb. De gemeente heeft de wettelijke verplichting om de jeugdige of zijn ouders/verzorgers een pgb te verstrekken indien zij daarom verzoeken én ze aan de

12 6 december 2017

daarvoor geldende voorwaarden voldoen. Hierbij speelt een duidelijke inkadering van gebruikelijke/niet gebruikelijke zorg een rol. Pgb biedt een oplossing om niet ingekocht maatwerk te kunnen bieden en kan daarmee een gelijkwaardig alternatief zijn voor ZIN. De afweging welke van beide vormen in specifieke situaties het meest passend is, is aan de professionals, de jeugdige en zijn ouders.

Het pgb en de overige vormen van jeugdhulp, zoals zorg in natura (ZIN) zijn communicerende vaten. Zou de uitvoering en de financiering van het pgb geen onderdeel zijn van de opdracht dan kan het samenwerkingsverband en ouders er te gemakkelijk voor kiezen een pbg in te zetten i.p.v. gebruik te maken van de ondersteuning van het samenwerkingsverband. Dit zou een fors financieel risico voor de gemeenten kunnen zijn. Tevens kan een dergelijke afwenteloptie negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van zorgverlening.

Om deze redenen zien we meerwaarde om zowel de toekenning (beoordeling en afhandeling van aanvragen) als het budget inzake pgb in de opdracht mee te nemen, onder de volgende voorwaarden:

Afdoende, kwalitatieve dossiervorming bij het samenwerkingsverband om een rechterlijke toets te kunnen doorstaan;

Het niet ontmoedigen van informele pgb door het samenwerkingsverband;

Overdracht van kennis en expertise inzake pgb vanuit gemeente naar samenwerkingsverband;

Een gefaseerde overgang, gekoppeld aan de functie toegang. Waarbij het pgb-budget meteen met het ZIN-budget mee gaat per 2019 en de toekenning van pgb in dezelfde fasering als de toegangsfunctie;

Bij pgb volgt altijd een beschikking.

Om zicht te houden op hoe de instroom pgb zich ontwikkelt, is het wenselijk om gedurende de contracttijd het aantal pgb-cliënten te monitoren en in de periodieke bestuurlijke gesprekken te agenderen. Daar waar er een onevenredige toename of afname van het aantal cliënten is, wordt dit thema inhoudelijk besproken en worden verdere afspraken gemaakt. Voor de betrokken gemeenten betekent dit dat we in 2018 dezelfde verordening en nadere regels rondom pgb door de gemeenteraden laten vaststellen.

6. Jeugd- en Jongerenwerk

In onze visie wordt onder andere het jeugd-jongerenwerk direct verbonden met de ambulante jeugdhulp vanwege de inhoudelijke winst die hiermee gerealiseerd wordt. Deze visie wordt onderschreven door het welzijnswerk waarbij met name meerwaarde wordt gezien om een snellere aanpak vanuit de buurt/wijk vorm te geven waardoor problemen vroegtijdig onderkend en aangepakt kunnen worden. Ook worden kansen gezien om dubbellingen tussen jeugd-jongerenwerk en ambulante hulp eruit te halen, als ook meer gebruik te maken van datgene wat op buurtniveau beschikbaar is zoals gebouwen, kennis en (informele) netwerken. De gemeenten Heerlen en Voerendaal zullen de activiteiten gericht op het opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren, inclusief schoolmaatschappelijk werk, meenemen in de inkoopopdracht. De gemeente Landgraaf zal een deel van deze activiteiten in de opdracht meenemen.

7. Integrale Vroeghulp

Integrale Vroeghulp is een brede netwerksamenwerking bij ontwikkelingsvraagstukken van een kind tot 7 jaar, waarbij kinderartsen, jeugdartsen, jeugdhulpaanbieders en andere partners zijn aangesloten. De samenwerkende partijen doen wat nodig is en één partij, in dit geval MEE, heeft een coördinerende rol. Het budget voor Integrale Vroeghulp wordt meegenomen in de lumpsum, onder de voorwaarde dat de opdrachtnemer Integrale Vroeghulp inzet en het mogelijk is voor andere toeleiders naar IVH dit te blijven doen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan jeugdartsen en kinderartsen. Hier kan de opdrachtnemende partij uiteraard wel samenwerkingsafspraken over maken. Hiermee wordt een ketensamenwerking die zich inmiddels bewezen heeft intact gelaten en benut voor vroegsignalering bij jonge kinderen voor de duur van de opdrachtperiode. Op den duur kan de opdrachtnemende partij zelf afspraken maken met MEE en de andere IVH partners over voortzetting van de samenwerkingsrelatie.

8. Residentiële jeugdhulp

De residentiële jeugdhulp maakt geen deel uit van de inkoopopdracht. Hieronder worden de overwegingen toegelicht.

13 6 december 2017

De gemeenten en de jeugdhulporganisaties zijn het erover eens dat vanuit de inhoudelijke gedachtelijn en de veranderingen die we willen realiseren, het in 1 hand brengen van de ambulante en residentiële hulp een logische en wenselijke situatie is.

Er zijn echter grote twijfels over de termijn waarbinnen dit mogelijk is; de jeugdhulppartijen voorzien grote risico’s als dit per 1-1-2019 wordt doorgevoerd. Organisaties geven aan dat het realiseren van een kwalitatief goed aanbod ambulante hulp een hele klus is die tijd en energie vraagt en prioriteit moet krijgen (‘de basis op orde’ is een voorwaarde voor verantwoord meenemen van residentiële jeugdhulp in de opdracht). Bovendien is men ook bevreesd voor de financiële risico’s die een gelijktijdige overdracht van ambulante en residentiële jeugdhulp met zich meebrengt. Dat maakt dat we geconcludeerd hebben dat de inhoudelijke en financiële risico’s de komende jaren te groot zijn om beide onderdelen in de inkoopopdracht mee te nemen; we willen eerst de basis op orde hebben en dan verantwoorde vervolgstappen zetten.

De JeugdzorgPlus en de jeugdhulp op basis van het Landelijke transitiearrangement (LTA) valt buiten de scope van de inkoopdracht. De gedwongen jeugdhulp (jeugdbescherming, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp,) is op deze wijze ingekocht. De inkoop van gecertificeerde instellingen vindt plaats voor Zuid-Limburg. De inkoop van JeugdzorgPlus vindt samen met andere regio’s plaats voor het landsdeel Zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg). Er zijn voor de gedwongen jeugdhulp samenwerkingsafspraken gemaakt met BJZ, William Schrikker Groep, Leger des Heils en de Raad voor de Kinderbescherming.

Inhoudelijk zien we meerwaarde om de gedwongen jeugdhulp en vrijwillige jeugdhulp dichter op elkaar te verbinden zodat op- en afschalen makkelijker tot stand komt. Echter, het specialistische karakter (rechterlijke uitspraak), de regionale inkoop(afspraken) en de samenwerkingsovereenkomsten vereisen een bepaalde schaalgrootte. De voorkeur gaat hierbij uit naar de schaal van Zuid-Limburg en Zuid-Nederland.

9. Betrokken partijen en intensieve samenwerking

Naast de opdrachtnemende partij zijn er meerdere partijen waarmee intensief samengewerkt moet worden om onze doelstellingen te kunnen bereiken; doen wat nodig is, in een vroeg stadium en dicht bij jeugdige en het gezin. Op den duur (na het contract voor de periode 2019-2022) kunnen bepaalde taken en functies onderdeel gaan uitmaken van de opdracht, zoals beschreven in de stip op de horizon.

* Partijen die op den duur onderdeel uitmaken van de opdracht

9.1 Jeugdgezondheidszorg

In de stip op de horizon zien we een ontwikkeling waarbij jeugdgezondheidszorg integraal onderdeel uitmaakt van de inkoopopdracht. Zij vervullen immers een belangrijke preventieve taak voor jeugdigen en gezinnen. Het voorstel is echter om jeugdgezondheidszorg niet al per 1-1-2019 mee te nemen in de opdracht. Jeugdgezondheidszorg ressorteert onder een ander wettelijk kader, namelijk de Wet publieke gezondheid en dit nu toevoegen aan de opdracht zou te ver voeren. Dit sluit echter intensieve samenwerking tussen de opdrachtnemende partij en de jeugdgezondheidszorg vanaf het begin niet uit. De gemeente zal als opdrachtgever van zowel ambulante jeugdhulp als jeugdgezondheidszorg deze samenwerking stimuleren. In de opdrachtperiode zal worden onderzocht of en zo ja hoe de jeugdgezondheidszorg kan worden toegevoegd aan de opdracht.

9.2 Gedwongen jeugdhulp/gecertificeerde instellingen

Vanaf 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod van vrijwillige jeugdhulp én gedwongen jeugdhulp. De gedwongen jeugdhulp wordt geboden via:

1. Gecertificeerde instellingen2 (GI); en 2. JeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg).

2 Voor instellingen die belast zijn met de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gelden extra

kwaliteitseisen omdat de instellingen ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van een kind en zijn gezin. Deze instellingen moeten dan ook van overheidswege geregistreerd zijn.

14 6 december 2017

Besloten is om de gecertificeerde instellingen en de JeugdzorgPlus niet al per 1-1-2019 mee te nemen in de opdracht. In de opdrachtperiode zal worden onderzocht of en zo ja hoe deze hulp kan worden toegevoegd aan de opdracht. De door de GI ingeschakelde ambulante basishulp zit wel in de opdracht!

* Partijen waarmee nauwe samenwerking noodzakelijk is, zonder dat ze deel uitmaken van de opdracht

9.3 Onafhankelijke cliëntondersteuning

Het bieden van onafhankelijke cliëntondersteuning is een opdracht aan iedere gemeente die benoemd is in de Jeugdwet. Gemeenten kunnen dit invullen door MEE of maatschappelijk werk hiervoor in te kopen. Vanwege de onafhankelijkheid gaat cliëntondersteuning gaat niet mee in de opdracht en wordt door de gemeente georganiseerd los van de inkoopopdracht. Hierbij wordt er rekening mee gehouden dat in de overgangssituatie behoefte kan zijn aan extra cliëntondersteuning. Het is belangrijk dat de organisatie die cliëntondersteuning biedt de opdrachtnemende partij goed kent en met hen samenwerkt daar waar dit voor gezinnen nodig is.

9.4 Onderwijs

Het onderwijs werkt vanaf schooljaar 2014-2015 aan het realiseren van Passend Onderwijs. Passend Onderwijs houdt in dat kinderen zo veel mogelijk passend onderwijs geboden wordt vanuit het reguliere onderwijs. Dit is dus een zelfde ontwikkeling als zo veel mogelijk aansluiten bij het normale opgroeien en ontwikkelen. Om dit voor elkaar te krijgen is intensieve samenwerking tussen onderwijs en jeugddomein noodzakelijk. Hier is de laatste jaren al intensief in geïnvesteerd en zien we heel langzaam bepaalde ontwikkelingen. Het idee is dat dit veel verder zou moeten verbeteren, dit blijkt bijvoorbeeld uit de gesprekken die zijn gevoerd met de ouders (zie paragraaf 1.2). De werelden van onderwijs en jeugd zouden daar waar dit ondersteunend aan elkaar is, dichter bij elkaar gebracht kunnen worden. Uiteraard moet dit uitermate zorgvuldig gebeuren aangezien beide domeinen hun eigen kerntaak en doelen hebben. Te denken valt aan het realiseren van een groepsaanbod aansluitend op school op de schoollocatie, combinaties van onderwijs en zorg etc.

Nieuwe ontwikkelingen binnen de samenwerking tussen Passend Onderwijs en jeugdhulp, zoals de collectieve onderwijs-jeugdhulparrangementen, zijn belangrijke aandachtspunten in de uitvoering van de inkoop ambulante jeugdhulp 2019-2022.

9.5 (Huis)artsen

Alle artsen hebben een autonome verwijsbevoegdheid. Zij mogen verwijzen naar jeugdhulp, met de restrictie dat deze wel door de gemeente gecontracteerd moet zijn. De afgelopen jaren is geconstateerd dat door intensieve samenwerking het proces van komen tot echt passende hulp verbeterd kan worden. Hierbij zijn er een aantal mogelijkheden, zoals binnen de buurt-/wijkgerichte aanpak ook de (huis)arts uit die buurt/wijk betrekken. Het is bijvoorbeeld mogelijk een vaste gezinswerker te koppelen aan de (huis)artsenpraktijk in de buurt. Door intensieve samenwerking is het mogelijk om zo veel mogelijk samen tot een afgestemde aanpak te komen, waarbij ieders expertise en inzet optimaal wordt benut.

9.6 Bureau VSV (leerplicht)

De leerplichtambtenaren van bureau VSV vangen belangrijke signalen op over hoe het met onze jongeren gaat. Schooluitval, veelvuldige ziekmeldingen en jeugdigen die (tijdelijk) thuiszitten, omdat geen geschikte school gevonden kan worden, hangen vaak samen met onderliggende problematiek bij de jeugdigen of het gezin. Vanuit hun signalerende, maar ook adviserende rol op de scholen, zijn zij een zeer belangrijke partner. Zij worden betrokken als belangrijke partner in het veld, waarbij zij hun autonome rol kunnen blijven vervullen, maar daarbij samenwerkingsgericht zijn en korte lijnen kunnen aangaan met de opdrachtnemer voor passende oplossingen voor jeugd, daar waar dit nodig is.

15 6 december 2017

9.7 Veilig Thuis, Veiligheidshuis Parkstad, politie en Raad voor de Kinderbescherming

Deze partijen zijn, ieder met een eigen rol en verantwoordelijkheid, van wezenlijk belang als het gaat om de veiligheid van kinderen. Deze moet geborgd zijn. Het samenwerkingsverband kan haar opdracht niet naar behoren uitvoeren zonder nauw samen te werken met deze partijen. Dit betreft zowel het tijdig delen van signalen van onveiligheid en kindermishandeling/huiselijk geweld als de noodzakelijke vervolgacties naar aanleiding van deze signalen. Ook voor de door de Raad voor de Kinderbescherming opgelegde maatregelen geldt dat deze zowel aan het begin van het proces als bij het bepalen van het vervolg na afloop van de maatregel, afstemming en goede overdracht vereisen. De ontwikkelde manieren van werken, zoals de beschermtafel en de toetsende taak RvdK, moeten gecontinueerd worden en, indien aan de orde, verder uitgebouwd.

9.8 Gemeentelijke domeinen (Werk en inkomen, Wmo, Openbare orde en veiligheid, schuldhulpverlening

In het kader van een integrale aanpak dienen de bestaande relaties geborgd te zijn.

10. Randvoorwaarden

Duidelijk is dat op 1 januari 2019 de in paragraaf 2 beschreven stip op de horizon nog niet verwezenlijkt is. Het is belangrijk dat opdrachtgever en opdrachtnemer vanaf dat moment intensief met elkaar en eventuele andere partners aan de slag gaan met een zogenaamde ontwikkelagenda. Daarnaast bestaan er veel praktische en organisatorische randvoorwaarden om deze nieuwe structuur op een succesvolle manier in te voeren. Dit vergt ook een bepaalde houding van de gemeente: begrip dat de gewenste verandering niet (volledig) per 2019 gerealiseerd is en dat in de praktijk nog niet alles vlekkeloos zal verlopen. Er zal een juiste balans moeten worden gezocht door zaken met elkaar te bespreken waarbij lerend vermogen voor zowel gemeente als opdrachtnemende partij centraal staat. Samen bouwen met ieder een eigen rol en verantwoordelijkheid.

10.1 Samenwerking inkoop via Zuid-Limburg

Voor de arrangementen: crisis, verblijf, jeugdzorgplus, jeugdbescherming en reclassering en de crisisdienst jeugd blijft de inkoop via Maastricht aan de orde voor de opdrachtperiode. Dit vraagt dat de gemeenten Heerlen, Landgraaf en Voerendaal aangehaakt blijven op de samenwerking met de 18 gemeenten Zuid-Limburg, afstemming met het inkoopteam van de centrumgemeente en een goede schakelfunctie vanuit de 3 opdrachtgevende partijen met de opdrachtnemers in beide inkooptrajecten.

Punt van aandacht is dat de huidige jeugdhulparrangementen niet goed aansluiten bij een structuur waarbij er zo veel mogelijk hulp geboden wordt vanuit het basisteam in de wijk/buurt. Dit staat innovatieve combinaties in de weg. Vanuit het voorstel voor de nieuwe centrumregeling wordt een projectopdracht geformuleerd met een projectteam om te komen tot de best passende wijze van inkoop van residentiele jeugdhulp. Hierbij hebben de gemeenten Heerlen, Langraaf en Voerendaal ruimte gevraagd om een pilot te gaan ontwikkelen die aansluit bij hun eigen organisatiewijze.

10.2 Aanbevelingen vanuit rapporten samenwerkende inspecties Samenwerkend Toezicht Jeugd/Toezicht Sociaal Domein

Afgelopen jaren zijn er twee inspectieonderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van het overlijden van twee kinderen in Heerlen. Deze inspectieonderzoeken hebben twee rapporten opgeleverd, te weten:

het rapport Borgen van veiligheid in kwetsbare gezinnen; en

het rapport Jeugdigen in beeld, suïcide Heerlen.

De verbeterpunten uit het eerste rapport zijn door alle betrokken partijen gezamenlijk opgepakt en vertaald in concrete activiteiten. Ook voor het tweede rapport is eenzelfde proces gestart.

De aanbevelingen door de inspecties gedaan dienen meegenomen te worden in de werkwijze van de opdrachtnemende partij, evenals de ontwikkelde/nog te ontwikkelen instrumenten.

16 6 december 2017

10.3 De ontwikkelagenda

De jeugdhulp is volop in ontwikkeling en zal dat ook de komende jaren blijven. In de realisatie van de inkoop ambulante jeugdhulp 2019 tot en met 2022 moet ruimte zijn voor deze ontwikkelingen.

Op de ontwikkelagenda komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan bod:

- het gezamenlijk ontwikkelen van passende prestatie-indicatoren; - het SMART maken van de resultaatafspraken; - de doorontwikkeling van intensieve samenwerking met onderwijs, huisartsen, veiligheidsdomein,

WMO en participatie;

- realiseren van intensieve samenwerking met de gecertificeerde instellingen; - aansluiting ambulante jeugdhulp bij de residentiële jeugdhulp; - ontwikkelen en innoveren van de jeugdhulp, inclusief borging van bestaande initiatieven en

verbeterpunten uit inspectierapporten; - doorontwikkeling onderwijs-jeugdhulp; - overgang naar volwassenheid: 18-/18+.