ING rapport Waarde van flexibiliteit, de praktijk in de hi-tech systems industrie, okt 2005
-
Upload
david-kemps -
Category
Documents
-
view
568 -
download
6
description
Transcript of ING rapport Waarde van flexibiliteit, de praktijk in de hi-tech systems industrie, okt 2005
@#
Themastudie
DE WAARDE VAN FLEXIBILITEIT
Themastudie
De waarde van flexibiliteitDe praktijk in de “hi-tech systems” industrie
Economisch Bureau ING
oktober 2005
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
2
Auteur
mw. drs. A. Geerts - ING Economisch Bureau
Redactie
drs. D.J.J. Kemps - ING Bank
G.P.M. van Nieuwland - ING Bank
drs. M.J.P.M. Peek - ING Economisch Bureau
J.A. van der Spek - NEVAT
Branchemanagers industrie ING Bank
G.P.M. van Nieuwland 020 - 652 3724
drs. D.J.J. Kemps 020 - 652 3702
NEVAT
J.A. van der Spek 079 - 353 1301
Informatiemanagement
mw. I. Sievers
Cover
H. Grol, grafische vormgeving & fotografie
Opmaak en druk
Papyrus B.V. Diemen
Bestellingen
www.ingbank.nl
ISBN
90-6919-1415
© 2005, ING Bank N.V.
Overneming met bronvermelding toegestaan.
Hoewel de uitgave met uiterste zorg is samengesteld,
kan ING Bank N.V. voor de eventuele aanwezigheid
van (zet)fouten en onvolledigheden geen aansprake-
lijkheid aanvaarden. De tekst is afgesloten op
21 september 2005.
Colofon
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
1 3
Voorwoord 5
Samenvatting en conclusies 6
1. Inleiding 8
2. Flexibiliteit 10
2.1 Waarom is flexibiliteit nodig? 10
2.2 Vormen van flexibilisering 15
2.2.1 Flexibilisering van arbeid 15
2.2.2 Flexibiliteit in de productieprocessen 19
2.2.3 Flexibiliteit in de keten 21
2.2.4 Financiële flexibiliteit 25
2.2.5 Overzicht flexibiliteitsverhogende
factoren 26
3. Flexibiliteit in de praktijk in drie ketens
in de hi-tech systems industrie 28
3.1 Ketencase 1: Systemen voor de half-
geleiderindustrie 28
3.1.1 Vraag naar flexibiliteit vanuit de half-
geleiderindustrie 28
3.1.2 Invulling interne flexibiliteit 29
3.1.3 Invulling flexibiliteit in de keten 32
3.1.4 Knelpunten bij de verbetering van
flexibiliteit 34
3.2 Ketencase 2: Medische systemen 35
3.2.1 Vraag naar flexibiliteit vanuit de
markt voor medische systemen 36
3.2.2 Invulling interne flexibiliteit 36
3.2.3 Invulling flexibiliteit in de keten 39
3.2.4 Knelpunten bij de verbetering van
flexibiliteit 40
3.3 Ketencase 3: Systemen voor voedings-
middelenverwerking 41
3.3.1 Vraag naar flexibiliteit vanuit de markt 41
3.3.2 Invulling interne flexibiliteit 42
3.3.3 Invulling flexibiliteit in de keten 44
3.3.4 Knelpunten bij de verbetering van
flexibiliteit 45
4. Conclusies en aanbevelingen 46
Bijlage 1 Geraadpleegde bronnen 48
Bijlage 2 Verklarende woordenlijst 49
Inhoud
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
4
■ Groothandel AGF, september 2005
■ Handel in medische hulpmiddelen,
augustus 2005
■ Flexmarkt, juni 2005
■ Charitas, mei 2005
■ Themastudie Succesvol produceren in
Nederland, februari 2005
■ Autoretail, februari 2005
■ Elektrotechnische groothandel, januari 2005
■ Themastudie Woninginrichting (van aanbod-
naar vraagketen), december 2004
■ Gemeenten, november 2004
■ Incassobureaus en gerechtsdeurwaarders-
kantoren, november 2004
■ Pensioenfondsen, november 2004
■ Melkveehouderij, september 2004
■ Financiële bemiddeling, juni 2004
■ Sierteeltgroothandel, juni 2004
■ Onderwijs, februari 2004
■ Levensmiddelendistributie groot- en detail-
handel, februari 2004
■ Internationale groupage, januari 2004
■ Bouwmaterialen, november 2003
■ Touroperators en reisbureaus, oktober 2003
■ Aanbieders facilitaire diensten,
september 2003
■ Advocatuur en notariaat, juli 2003
■ Farmaceutische groothandel en apotheken,
juni 2003
■ Ritplanning, juni 2003
■ Hotellerie, mei 2003
■ Transport & logistiek “Strategisch op weg naar
een beter rendement”, maart 2003
■ Bouw, februari 2003
■ Chemie, december 2002
■ Woninginrichting, november 2002
■ Fysieke distributie, november 2002
■ Woningcorporaties, oktober 2002
■ Mode, oktober 2002
■ Verpakkingsindustrie, september 2002
■ Transport & logistiek 2002, juli 2002
■ Koeriers, expres- en pakketdiensten, juli 2002
■ Metaalproducten- en machine-industrie,
juni 2002
■ Accountancy, mei 2002
■ Leisure deelmarkten, januari 2002
■ Grafimedia, januari 2002
■ Tank Bulk vervoer, oktober 2001
■ Geconditioneerd vervoer, juni 2001
Reeds eerder in de reeks ING Sectorstudies zijn verschenen:
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
5
Twee jaar geleden traden twee Mongoolse slangen-
meisjes op tijdens het NEVAT T&U Congres.
Met een ongelooflijke behendigheid wrongen zij
zich in allerlei bochten. Deze demonstratie van
flexibiliteit was bedoeld als een inspiratiebron
voor de Nederlandse toeleveranciers. In de markt
van vandaag is het behendig volgen van je klant
van levensbelang. Want naast kosten en innovatie
is het kunnen inspelen op de grilligheid van de
markt één van de kwaliteiten waar Nederlandse
toeleveranciers in uitblinken.
In opdracht van Marktmanagement Industrie van
ING Bank en brancheorganisatie NEVAT heeft
Economische Bureau ING een studie verricht
om u inzicht te bieden in de noodzaak van en
de mogelijkheden voor het creëren van flexibi-
liteit binnen een industrieel bedrijf. Wat is de
waarde van flexibiliteit voor verschillende par-
tijen in de keten en loont het om in flexibiliteit te
investeren? Centraal staat de turbulente “hi-tech
systems” industrie, maar ook voor bedrijven bui-
ten deze branche kan het rapport aanknopings-
punten bieden om hun flexibiliteit te verhogen.
Wij danken alle gesprekspartners van ASML
Netherlands B.V., FIV B.V., FME-CWM, Frencken
Group, HiTecs, LTB, Neways Electronics
International N.V., Philips ETG, Philips Medical
Systems Nederland B.V., Stork NV, TNO Arbeid
en TNO Industrie en Techniek die geholpen heb-
ben bij de totstand koming van de themastudie.
Deze studie is brandstof voor bedrijven die hun
prestaties op dit gebied verder willen verbeteren.
We spreken daarbij de wens uit dat deze studie
voor onze relaties, voor onze potentiële relaties
en voor andere geïnteresseerden van nut zal zijn
en kan dienen als vertrekpunt voor een goede
strategische discussie. ING Bank en NEVAT
denken daarbij graag met u mee!
Wij wensen u veel leesplezier!
Economisch Bureau ING
Anna Geerts
ING Marktmanagement Bedrijven & Instellingen
Michel van Nieuwland
David Kemps
Voorzitter NEVAT
Henk van Vlastuin
Voorwoord
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
Samenvatting en conclusies
Veranderende omgeving vereist flexibiliteit
Door de scherp toegenomen internationale con-
currentie komen industriële ondernemingen
voor grote uitdagingen te staan. Om succesvol
te zijn, moeten bedrijven hun afnemers optimaal
bedienen. Enerzijds met innovatieve producten,
anderzijds met scherpe prijzen. Het gedrag van
eindafnemers is daarbij grillig. Nieuwe produc-
ten bieden slechts een voorsprong gedurende
een korte periode. Daarbij komen nog de inter-
nationale conjunctuurgolven. Dit alles maakt het
lastig om productievolumes te voorspellen en het
productieapparaat zodanig in te richten dat kan
worden voldaan aan de gevraagde hoeveelheden
en kwaliteiten. In reactie op deze ontwikkelin-
gen zijn eindproducenten (OEM'ers) zich steeds
meer gaan toeleggen op R&D, marketing en
sales en is een steeds groter deel van de produc-
tie uit besteed. Hiermee werden de bijbehorende
investeringen in productiecapaciteit en risico’s
lager in de keten gelegd. Toeleveranciers kunnen
productiecapaciteit inzetten voor verschillende
markten en het hierdoor beter benutten, maar
kunnen vraagveranderingen in de ene markt niet
altijd compenseren met de andere markt. In toe-
nemende mate is flexibiliteit voor zowel OEM’ers
als toeleveranciers van belang om in goede tijden
productie snel op te kunnen schalen (en in slechte
tijden snel neer te kunnen schalen).
Instrumenten voor vergroting flexibiliteit
De overlevingsstrategie van de Nederlandse indu-
strie is bij een groot aantal bedrijven gebaseerd
op de productie van kleine series of enkele stuks
met een hoge toegevoegde waarde (“low volume,
high mix”). Juist de fabricage van dit soort
producten vraagt om een hoge flexibiliteit. Deze
flexibiliteit wordt enerzijds gevonden in het slim
ontwerpen van producten door het in modules op
te bouwen, anderzijds door het flexibiliseren van
de inzet van productiefactoren:
■ Arbeid; onder meer door verschillende con-
tractvormen, verschillende werktijden (uren-
bank), multi-inzetbaarheid
■ Productieprocessen, onder meer door door-
looptijdverkorting, vraaggestuurd produceren
en omsteltijdverkorting
Flexibilisering binnen de eigen organisatie alleen
is niet voldoende. Om optimale flexibiliteit te
bereiken moeten ook de andere partijen in de
keten mee kunnen schakelen. Dit vraagt om
kortere reactietijden op marktveranderingen bij
alle schakels. Het gevolg hiervan is dat afnemers
hun toeleveranciers in toenemende mate beoorde-
len op hun mogelijkheden om flexibel in te spelen
op schokken, naast zaken als kwaliteit, kosten
en innovatief vermogen. Een laatste instrument
betreft f inanciële flexibiliteit; productieverhogin-
gen moeten immers ook worden gefinancierd.
Slikken of stikken
Flexibiliteit is voor zowel OEM’ers als toeleve-
ranciers in de beschreven markten een voorwaarde
om te kunnen overleven in het huidige internatio-
nale concurrentieklimaat. Ondernemingen staan
of vallen met flexibiliteit. De door afnemers
afgedwongen mate van flexibiliteit is afhankelijk
van de markt waarin het bedrijf opereert en de
eisen die hier worden gesteld. De verschillende
ketencases tonen aan dat flexibiliteit zonder uit-
zondering bij alle geïnterviewde ondernemingen
hoog op de agenda staat. Hiervoor worden alle
instrumenten om te flexibiliseren ingeschakeld;
arbeid, productieprocessen en netwerken van toe-
leveranciers in de keten. De specif ieke invulling
van flexibilisering verschilt evenwel per keten en
is afhankelijk van de volatiliteit in de markt, maar
ook bijvoorbeeld geslotenheid vanuit concurren-
6
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
7
tie-overwegingen. Het niveau in de keten waarop
wordt uitbesteed loopt uiteen (complete modules,
of alleen generieke delen), en samenhangend
hiermee de mate waarin wordt samengewerkt met
toeleveranciers.
Eigen risico’s voor ketenpartners
Indien de competenties van belangrijke toe-
leveranciers (zoals leveranciers van strategische
onderdelen) op het gebied van flexibiliteit door de
afnemer nog als onvoldoende worden beschouwd,
wordt in een aantal gevallen gezamenlijk door
afnemer en leverancier gewerkt aan een oplossing.
Investeringen in de verhoging van flexibiliteit
vinden echter - zo bleek uit de interviews - alleen
plaats voor rekening en risico van de onder-
neming zelf.
Andere risico’s voor toeleveranciers hebben
betrekking op de verschuiving van voorraad-
risico’s verder de keten in. Doordat steeds meer
op basis van prognoses wordt geproduceerd,
neemt het risico dat (ingekochte en/of gepro-
duceerde) voorraad niet wordt afgenomen toe.
Hoewel door invoering van vraaggestuurde pro-
ductie en doorlooptijdverkorting deze risico’s
(in het gunstigste geval) worden beperkt, zullen
bedrijven actiever over de schouder van de afne-
mer naar de eindmarkt moeten kijken. Ook finan-
ciers van toeleveranciers zullen hiermee rekening
moeten houden in hun beleid. Voor strategische
leveranciers biedt de verantwoordelijkheid voor
het voorraadbeheer evenwel een mogelijkheid om
een groter deel van keten naar zich toe te trek-
ken. Bovendien biedt het opereren zo dicht op de
markt van de afnemer kansen voor het vergroten
van kennis door technologische samenwerking.
Deze kennis kan vervolgens ook voor andere
afzetmarkten worden ingezet.
Straks overleven is nu veranderen
Flexibiliteit is alleen mogelijk als onderdeel van
een lange termijn strategie. Slechts weinig maat-
regelen/investeringen kunnen op zo’n korte ter-
mijn worden ingevoerd dat per direct een enorme
opschaling mogelijk is. Veelal leidt het simpelweg
inzetten van uitzendkrachten in een sector als
de “hi-tech systems” industrie met lange inleer-
tijden niet tot de gewenste productieverhoging.
Arbeidstijden kunnen niet zomaar worden gewij-
zigd, tenzij eerder de mogelijkheden daartoe zijn
afgesproken met OR en/of vakbeweging. Een pro-
bleem hierbij is bovendien dat deze organisaties
soms nog niet voorafgaand aan een vraagschok de
urgentie van wijzigingen inzien.
Ook een ander productieconcept is niet binnen
een maand ingevoerd. Een uitzondering vormt
wellicht het realiseren van omsteltijdreducties.
Veelal betreft dit maatregelen op het gebied van
werkorganisatie rondom productiewerkplekken.
Om goed in te kunnen spelen op vraagveranderin-
gen is evenwel vraaggestuurd produceren (ook in
het MKB) noodzakelijk.
“Upgrading” competenties noodzakelijk
In wereldmarkten krijgen bedrijven met toe-
nemende complexiteit te maken. Het is belangrijk
te investeren in het verbeteren van de organisa-
torische competenties om hiermee om te kunnen
gaan (waaronder verbetering van de flexibiliteit).
Het belang van organisatorische innovaties, naast
technologische, neemt toe. Beheersing van de
keten, zeker met betrekking tot flexibiliteit, komt
steeds meer centraal te staan.
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
8
Aanleiding tot het onderzoek
De vraag naar producten is in de meeste takken
van de industrie niet gelijkmatig verdeeld over
het jaar of over verschillende jaren. In sommige
markten is deze vraag zelfs extreem volatiel,
bijvoorbeeld in de halfgeleiderindustrie. Hierdoor
wordt het steeds moeilijker om productievolumes
te voorspellen en het productieapparaat zodanig
in te richten dat te allen tijde kan worden voldaan
aan de gevraagde hoeveelheden.
Mede inspelend hierop hebben eindproducenten
(Original Equipment Manufacturers, OEM’ers)
de afgelopen jaren getracht een steeds groter deel
van hun productie uit te besteden en daarmee de
bijbehorende investeringen en risico’s lager in
de keten te leggen. De achterliggende gedachte
hierbij was dat de professionele toeleverancier,
die vaak meerdere markten bedient, beter in staat
zou zijn de sterke schommelingen op te vangen.
Dit blijkt in de praktijk echter maar ten dele op te
gaan. Conjunctuurcycli van verschillende markten
heffen elkaar slechts beperkt op, zodat ook toe-
leveranciers last hebben van de toenemende vola-
tiliteit op afzetmarkten. Er is daarom ook binnen
deze bedrijven een grote behoefte aan flexibiliteit
van het productieapparaat om met vraagschomme-
lingen om te gaan. Dit is de belangrijkste aanlei-
ding tot de uitvoering van dit onderzoek.
Doel en vraagstelling
Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen
in de noodzaak tot en mogelijkheden voor het
creëren van flexibiliteit binnen een industrieel
bedrijf, de waarde hiervan voor verschillende
partijen in de keten en de vraag of het loont om
in flexibiliteit te investeren.
Afbakening en methodiek
In deze studie is gekozen om de focus te leg-
gen op bedrijven actief in markten voor “hi-tech
systems”, een erg dynamische markt. Hierbinnen
wordt gekeken naar drie ketens die actief zijn op
de volgende markten;
1. Systemen voor de halfgeleiderindustrie; een
branche waarin sprake is van extreme schom-
melingen in de vraag;
2. Systemen voor medische technologie; een
minder conjunctuurgevoelige branche, maar
afhankelijk van budgetten van ziekenhuizen
3. Systemen voor voedselverwerking; specif iek
systemen voor pluimveeverwerking. Een sector
die vooral regionale schokken kent.
Deze specif ieke branches zijn gekozen omdat
ze, hoewel ze alledrie tot de “hi-tech systems”
behoren, verschillen ten aanzien van de eisen die
de markt stelt ten aanzien van flexibiliteit en de
manier waarop dit in de keten wordt ingevuld.
Bovendien is de omvang van de geïnterviewde
bedrijven in de drie ketens verschillend (zowel
van de toeleveranciers als de OEM’ers).
Onderzoeksmethode
Het onderzoek bestaat enerzijds uit deskresearch
en een aantal gesprekken met experts om inzicht
te krijgen in het concept flexibiliteit in de waar-
deketen van de “hi-tech systems” industrie.
Vervolgens is een aantal interviews gehouden
met bedrijven op verschillende niveaus in de drie
genoemde ketens, op basis waarvan drie keten-
casestudies zijn opgesteld. Er is gekozen voor een
aanpak met casestudies omdat hiermee dieper en
praktischer op de materie kan worden ingegaan
dan met een enquête. Door drie verschillende
ketens te nemen biedt deze studie tevens waarde-
volle aanknopingspunten voor bedrijven buiten
deze ketens.
1 Inleiding
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
9
Leeswijzer
Na deze inleiding vervolgt het rapport in hoofd-
stuk 2 met een conceptueel kader ten aanzien
van flexibilisering; hoe kan flexibiliteit worden
gedefinieerd, waarom is het van belang en welke
mogelijkheden zijn er om de flexibiliteit binnen
een bedrijf en binnen een keten te verhogen. De
praktische invulling van flexibilisering in de drie
benoemde “hi-tech” ketens in drie casestudies is
het onderwerp van hoofdstuk 3. De basis voor dit
hoofdstuk vormen interviews met bedrijven actief
in deze ketens. In het vierde hoofdstuk wordt
een aantal conclusies en aanbevelingen gegeven
op basis van de resultaten van het literatuur-
onderzoek en de cases. De geïnterviewde perso-
nen worden genoemd in bijlage 1 en in bijlage 2
is een verklarende woordenlijst opgenomen.
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
10
Definitie flexibiliteit
Flexibiliteit is een veelomvattend begrip. In feite
begint flexibiliteit al met het productontwerp.
Slimheid in ontwerp, door bijvoorbeeld modulaire
opbouw, resulteert in een slim productieproces,
waaronder uitbesteedbaarheid van compleet mon-
teerbare en testbare eenheden in de keten. In dit
rapport definiëren we flexibiliteit als de mate
waarin een organisatie in staat is om de inzet
van mensen en middelen en toeleveranciers aan
te passen aan steeds veranderende eisen vanuit
de omgeving en de verschillende werkprocessen,
uitgaande van bepaalde rendementseisen ■1 . Het
gaat dus zowel om flexibilisering van arbeid en
de flexibele inzet van overige productiemiddelen
binnen organisaties als flexibiliteit op keten-
niveau. Ook wordt naar de f inanciële kant van
flexibiliteit gekeken. Veranderende eisen kunnen
onder meer betrekking hebben op het op- en neer-
schalen van de productie, maar bijvoorbeeld ook
op het kunnen doorvoeren van veranderingen in
het productontwerp en het beheersen van toeleve-
ringsketens.
2.1 Waarom is flexibiliteit nodig?
Flexibilisering als antwoord op een veranderende
omgeving
De omgeving waarin veel bedrijven vandaag de
dag opereren wordt gekenmerkt door zeer sterke
internationale concurrentie. De toenemende
mogelijkheden gecombineerd met dalende kosten
van transport en communicatie en de liberalise-
ring van de internationale handel hebben de rela-
tieve afstanden tussen verschillende landen sterk
verkleind. Hierdoor is de globalisering de afgelo-
pen halve eeuw in een stroomversnelling geraakt
en zijn veel markten wereldmarkten geworden.
Grote concerns zijn veelal vertegenwoordigd in
alle continenten en steeds meer productielocaties
zijn “footloose” geworden. Dit houdt in dat ze
niet door de aanwezigheid van grondstoffen of
een afzetmarkt aan bepaalde locaties zijn gebon-
den, maar dat daar geproduceerd wordt waar op
dat moment de beste condities (arbeidskosten,
grondkosten, regelgeving, subsidies) geboden
worden. Dit heeft als gevolg dat een aantal activi-
teiten naar landen met lagere lonen dan in West-
Europa verschuiven. De gevolgen van deze glo-
balisering moeten worden gezien als structurele
ontwikkelingen, die aanwezig zijn naast conjunc-
turele schommelingen.
Klant centraal in concurrentiestrijd
Om in deze veranderende omgeving succesvol
te zijn, moeten bedrijven hun klanten optimaal
bedienen. Enerzijds met lage prijzen, anderzijds
met innovatieve producten. Het gedrag van con-
sumenten is bovendien grillig en daardoor lastig
in kaart te brengen; het voorspellen van de veran-
derende koopgewoonten van consumenten is bijna
meer een kunst dan een wetenschap. Dit heeft niet
alleen gevolgen voor de producenten van consu-
mentenproducten, maar ook voor het netwerk van
leveranciers van deze producenten, waaronder
leveranciers van machines en apparatuur en van
grond- en hulpstoffen en halffabrikaten.
Grilligheid vraagt om antwoord
De vraag naar producten is in de meeste takken
van de industrie als gevolg van deze grilligheid
niet gelijkmatig verdeeld over het jaar of over
verschillende jaren, maar beweegt mee op de gol-
ven van de conjunctuur. Bovendien is het product
2Flexibiliteit
■1 Vrij naar FME-CWM, Grenzen aan Flexibiliteit 1999
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
11
dat wordt gevraagd ook nog eens aan verandering
onderhevig, door technologische ontwikkeling,
kortere productlevenscycli en individuele wensen.
Hierdoor wordt het steeds moeilijker om produc-
tievolumes te voorspellen en het productieappa-
raat zodanig in te richten dat kan worden voldaan
aan de gevraagde hoeveelheden en kwaliteiten.
Ook zaken als verkorting van levertijden, de
arbeidsmarkt en veranderende wet- en regelgeving
zijn van invloed op de manier waarop geprodu-
ceerd wordt. Een gevolg van deze ontwikkelingen
is dat eindproducenten (OEM’ers) zich steeds
meer zijn gaan toeleggen op R&D, marketing en
sales en een steeds groter deel van de productie
uitbesteden (f iguur 2.1). Dit laat onverlet dat
ook toeleveranciers, ondanks dat ze meerdere
klanten en markten bedienen, last hebben van
sterke vraagschommelingen bij afnemers. Op alle
niveaus in de keten is dus flexibiliteit noodzake-
lijk om in goede tijden op te kunnen schakelen en
omgekeerd.
Sommige markten extreem volatiel
In vrijwel iedere markt is een zekere mate van
flexibiliteit binnen ondernemingen noodzakelijk
om in te spelen op fluctuaties in afzet. Zeker
in de “hi-tech” sector is dat het geval. Enkele
markten zijn extreem volatiel. Een voorbeeld van
een dergelijke markt is die voor de levering van
machines aan de sterk cyclische semiconductor-
industrie ■2 (f iguur 2.2), waar de gevraagde
hoeveelheden per periode (maand, kwartaal of
jaar) sterk uiteenlopen. Er is sprake van een
opslingereffect, als de vraag naar halfgeleiders
Figuur 2.1 Stroomschema toeleveringsketen
Process suppliers
Parts suppliers
Systemsuppliers
OEM’ers HandelskanaalEindgebruiker
■2 De woorden halfgeleider en semiconductor betekenen hetzelfde en worden in dit rapport door elkaar gebruikt.
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
12
(chips) stijgt, stijgt de vraag naar machines om
deze te produceren nog aanzienlijk sterker. Ook
het omgekeerde is het geval. Bovendien zijn de
fluctuaties in deze markt lastig voorspelbaar, in
tegenstelling tot markten waarin een duidelijk
seizoenspatroon herkenbaar is (bijvoorbeeld bij
een producent van vuurwerk). Indien naast pro-
ductie tevens sprake is van het verlenen van ser-
vice worden nog eens extra eisen gesteld aan het
reactievermogen binnen de eigen organisatie.
Time to market steeds belangrijker
Nieuwe producten bieden bedrijven slechts een
voorsprong gedurende een steeds kortere periode.
De technologische ontwikkeling gaat door en
concurrenten reageren snel met het op de markt
brengen van nieuwere en bijvoorbeeld kwalita-
tief nog betere producten. Dit geldt vooral op de
markt voor consumentenproducten, maar werkt
ook door in de professionele markt. De levens-
cyclus van een product is afhankelijk van de snel-
heid van technologische vooruitgang en wordt
steeds korter, doordat de ontwikkelingen alsmaar
harder gaan. In zekere mate zijn wereldmarkten
voor veel consumentenproducten steeds beter
vergelijkbaar met de markt voor kleding, produc-
ten raken in en uit de mode binnen één seizoen.
In veel markten worden tegenwoordig 40% van
de opbrengsten behaald met nieuwe producten
die het vorige jaar op de markt zijn gebracht
(Hanfield en Nichols, 2002). Dit geeft de nood-
zaak tot het snel kunnen opschalen van productie
nogmaals aan.
Figuur 2.2 Ontwikkeling chipproductie en productie apparatuur voor halfgeleiderindustrie, 1993-2002
-100%
-50%
0%
50%
100%
150%
200%
Jan-
93
Jan-
94
Jan-
95
Jan-
96
Jan-
97
Jan-
98
Jan-
99
Jan-
00
Jan-
01
Jan-
02
Jan-
03
WW groei systemen
WW groei IC verkopen
Jaar
lijks
e gr
oei (
%)
Bron: ASML
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
13
Steeds tijdig met nieuwe producten komen, een
korte “time to market” ■3 is van belang om de
concurrentie voor te blijven. Of een nieuw pro-
duct snel aan zal slaan en op wat voor schaal is
lastig voorspelbaar. De OEM’er heeft de kennis
en kunde van zijn strategische toeleveranciers
nodig om binnen korte tijd een nieuw, of aan-
gepast, product op de markt te kunnen brengen.
De terug verdientijd van investeringen in kapi-
taal om bepaalde technologieën te produceren of
gebruiken is door de kortere levenscycli boven-
dien beperkt. OEM’ers hevelen de risico’s die
hierdoor ontstaan over naar toeleveranciers die in
deze technologie gespecialiseerd. Toeleveranciers
proberen door hun technologieën voor meerdere
markten aan te bieden, deze risico’s te spreiden.
Prijserosie
Nadat de concurrentie met soortgelijke nieuwe of
betere producten de markt op gaat, speelt prijs (en
dus kosten) een steeds grotere rol. Het is dus zaak
om producten gedurende de gehele levenscyclus
zo eff iciënt mogelijk te laten produceren, waarbij
de hele keten in beschouwing moet worden geno-
men. De vraag is welke partij het meest geschikt
is om een bepaalde activiteit uit te voeren. En wie
in dit proces de ketenregie voert; is dit nog steeds
de OEM'er of heeft de system supplier deze rol
overgenomen? Steeds meer system suppliers
nemen dit “lifecycle management” van producten
op zich, waarmee ze zich verantwoordelijk stellen
voor een juiste kostenstructuur van het product
gedurende de gehele levensduur (zie f iguur 2.3).
Ten behoeve van de juiste kostenontwikkeling
worden zogenoemde “cost roadmaps” opgesteld.
Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat een product:
■ wordt ontwikkeld in nauwe samenwerking tus-
sen OEM’er en system supplier, waarbij snel
kunnen ontwikkelen en veranderingen kunnen
doorvoeren van belang is;
■ in de beginfase ook in Nederland wordt gepro-
duceerd (met inschakeling van binnenlandse
en buitenlandse toeleveranciers) en geassem-
bleerd, waarbij een snelle opschaling van de
productie noodzakelijk kan zijn;
■ eventueel sprake is van ‘value engineering’,
waarbij engineers en marketeers overleggen
over het doorvoeren van aanpassingen om het
product goedkoper te produceren (zonder dat
dit ten koste gaat van de functionaliteit van het
product);
■ als het product ‘stabiel’ is geworden het, deels
afhankelijk van de component arbeid die in
het product zit, in eigen productielocaties zo
eff iciënt mogelijk worden geproduceerd, of
in eigen beheer overgebracht worden naar een
al dan niet eigen productielocatie in een lage-
lonenland .
In alle gevallen waarbij door de eindafnemer
flexibiliteit gevraagd wordt van de OEM’er, werkt
dit door in de eisen die aan de toeleveranciers
worden gesteld. Daarbij geldt dat een goede afwe-
ging tussen kosten en opbrengsten moet worden
gemaakt. Zo kan het inschakelen van een toeleve-
rancier uit een lagelonenland de kosten verlangen,
maar tevens de flexibiliteit doen afnemen doordat
levertijden langer zijn en de communicatie veelal
minder direct is. In andere gevallen kunnen ver-
hoging van flexibiliteit en kostenverlaging juist
samengaan, bijvoorbeeld als voorraden kunnen
worden verkleind, doordat meer vraag gestuurd
wordt geproduceerd (zie § 2.2.2)
■3 De tijd van productontwikkeling tot het op de markt brengen van een product.
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
14
Daling seriegrootte, toename productvariaties en
maatwerk
Producten worden steeds meer aangepast aan de
specif ieke eisen van de klant. Hierdoor ontstaan
meer productvariaties, waardoor de gemiddelde
grootte van productseries afneemt. Soms is zelfs
alleen maar sprake van maatwerk. Een voorbeeld
van een mogelijkheid om hier flexibel op in te
spelen is door snelle omschakeling van machines
(zie § 2.2.2).
Levertijd en leverbetrouwbaarheid cruciaal
De levertijd van producten wordt door afnemers
steeds verder teruggeschroefd, omdat zij liefst zo
laat mogelijk bestellen om voor zichzelf op deze
manier flexibiliteit te creëren en hun werkkapitaal
laag te houden. Dit vraagt dus flexibiliteit van
OEM’er en (toe)leveranciers. Als sprake is van
korte levertijden worden hoge eisen ten aanzien
van levertijd en leverbetrouwbaarheid aan toe-
leveranciers gesteld en nemen over het algemeen
de mogelijkheden van toeleveranciers om zelf
werkzaamheden uit te besteden af. Als de keten
te lang wordt speelt immers leverbetrouwbaarheid
een steeds belangrijkere rol. Korte lever tijden
betekenen bovendien dat er weinig buffers in
het productieproces kunnen worden opgenomen,
onder voorwaarde dat de leverbetrouwbaarheid
hier niet onder lijdt. Dit vraagt om maatrege-
len om tussentijdse wachttijden te reduceren en
productiemiddelen logischer volgens de volgorde
waarin het product de processtappen doorloopt
(“procesflow”) te ordenen (zie § 2.2.2).
Externe factoren van invloed
■ Risicomanagement “of second source”.
Bedrijven maken voor producten regelmatig
gebruik van twee of meer leveranciers. Zeker
indien in het buitenland wordt ingekocht, kan
het belangrijk zijn in Nederland een achter-
vanger te hebben, om problemen op te lossen
indien producten niet tijdig of kwalitatief niet
correct aankomen. Om als toeleverancier hier-
toe in staat te zijn is bij uitstek flexibiliteit om
snelle service en instant capaciteit te bieden
noodzakelijk.
Figuur 2.3 Levenscyclus product
Prijsontwikkeling Ontwikkeling verkochte aandelen
Teruggangsfase Volwassenheidsfase Groeifase Introductiefase
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
15
■ De arbeidsmarkt is in verschillende technische
branches nog steeds een factor van invloed op
de manier waarop kan worden ingespeeld op
snelle marktveranderingen, zoals een plotse-
linge productieverhoging. Schaarste van vak-
mensen leidt ertoe dat bedrijven aantrekkelijke
arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld met juist
veel flexibiliteit voor de werknemer) moeten
bieden of dat op andere manieren dan met
uitbreiding van personeel moet worden gepro-
beerd de capaciteit te vergroten, bijvoorbeeld
door de aanschaf van arbeidsvervangende
kapitaalgoederen.
2.2 Vormen van flexibilisering
Zoals eerder genoemd begint flexibiliteit in feite
al met het productontwerp. Een manier om met
een pakket aan verschillende varianten van pro-
ducten in een eff iciënt productieproces te laten
fabriceren is het ontwerpen van producten in
modules en/of het gebruiken van standaardonder-
delen. Op deze manier kunnen basisonderdelen
worden gecombineerd met variabele onderde-
len en eventueel worden aangevuld met opties,
waardoor steeds in een stroom (“flow”) door kan
worden gewerkt. Bovendien is het een manier
om slim om te gaan met voorraadvorming van
inkooponderdelen. Onderdelen die veel worden
gebruikt, een lage waarde hebben en een lange
lead time kunnen op voorraad worden gehouden.
Daarnaast kunnen modules eventueel parallel
worden geproduceerd.
Bij het beschrijven van de verschillende vor-
men van flexibiliteit die in een organisatie kun-
nen worden ingebracht wordt een onderscheid
gemaakt in flexibilisering van arbeid en overige
flexibilisering. Naast flexibiliteit in de eigen
organisatie is tevens de flexibiliteit in de toele-
veringsketen van belang. Het aandeel van extern
geproduceerde onderdelen in de totale produc-
tiekosten van OEM’ers, maar ook van system
suppliers is immers over het algemeen erg hoog
(kan oplopen tot boven de 90%). De flexibiliteit
van toeleveranciers kan dan ook een belangrijke
bottleneck bij het opschalen van productie door
de OEM’er zijn, alle partijen in de keten moeten
immers gelijktijdig de activiteiten kunnen opscha-
len of neerschalen. Ten slotte gaan we nog kort in
op de f inanciële kant van flexibiliteit.
2.2.1 Flexibilisering van arbeid
Flexibilisering van arbeid kan op verschillende
manieren. Het voert te ver om binnen het bestek
van dit rapport alle mogelijkheden tot flexibilise-
ring van arbeid langs te gaan. Daarom beperken
we ons tot de hoofdvormen. Als hoofdvormen
onderscheiden we flexibilisering van contract,
werktijdflexibilisering en/of functionele flexibi-
lisering. Daarnaast wordt kort externe flexibili-
sering door uitbesteding aan collega-bedrijven
aangestipt.
Contractflexibilisering
Er zijn verschillende contractvormen voor per-
soneel mogelijk. Naast (kern)personeel met een
vast contract worden veelal werknemers met
andere contractvormen ingezet. Het schillenmodel
wordt vaak gebruikt om dit principe te illustreren
(f iguur 2.4). De eerste schil is de kern van vast
personeel. De tweede de kern van personeel dat
op basis van tijdelijke contracten werkzaam en de
derde schil betreft extern personeel dat inciden-
teel kan worden ingezet (maar die wel een vast
contract kunnen hebben bij een gespecialiseerd
uitzendbureau). Naarmate bedrijven meer gespe-
cialiseerd werk doen zal de binnenste schil groter
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
16
zijn en de buitenste kleiner. Het werken met
(veel) extern personeel heeft als voordeel dat niet
wordt betaald voor de uren dat er geen gebruik
van wordt gemaakt. Anderzijds is veelal sprake
van inwerkkosten waardoor de productiviteit van
zowel de externe kracht als de werknemer die
deze begeleid minder is.
Werktijdflexibilisering
Optimale werktijden leveren een bijdrage aan het
eff iciënt inzetten van personeel op de momenten
dat dat nodig is. Hierdoor kunnen doorlooptijden
worden geoptimaliseerd, machines optimaal wor-
den benut en kan (duur) overwerk zoveel mogelijk
worden vermeden. Enkele voorbeelden zijn:
■ ploegenarbeid; wanneer er binnen een periode
van 24 uur, 2 of meer diensten zijn van (groe-
pen) werknemers. Ploegenarbeid kan zowel
structureel als alleen in piekperiodes geïm-
plementeerd worden, of men kan tijdens piek-
periodes van 2 naar 3 ploegen omschakelen.
■ gecomprimeerde werkweek; minder dagen van
meer uren zodat de capaciteit van machines
per dag optimaal kan worden ingezet;
■ urenbank of flexibel jaarrooster; de arbeids-
tijd is bepaald op jaarbasis, afhankelijk van
het werkaanbod wordt de feitelijke invulling
tijdens een bepaalde periode bepaald;
■ glijdende werktijden; doordat medewerkers
niet precies gelijke tijden werken, worden
machines langer bezet;
■ pauzeverschuiving; idem.
Voor veel van deze instrumenten geldt dat dit
bepaalde eisen stelt aan de organisatie, ploegen-
diensten vragen bijvoorbeeld om de aanwezigheid
van voldoende personeel om deze in te vullen. Bij
Figuur 2.4 Schillenmodel
1kern
tijdelijk
inhuurkrachten
23
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
17
langere dagen kan bovendien sprake zijn van pro-
ductiviteitsverlies door vermoeidheid. De arbeids-
tijdenwet stelt daarbij grenzen aan de mogelijk-
heden ten aanzien van gewerkte uren per periode.
Met name de urenbank wordt tegenwoordig veel
gebruikt door bedrijven in de metalektro, omdat
hiermee zoveel mogelijk met het eigen perso-
neel de pieken en dalen in het werk kan worden
opgevangen en de kosten van regulier overwerk
worden vermeden. Bovendien wordt de kennis
in het eigen bedrijf optimaal ingezet. Anderzijds
moet er wel voldoende gelegenheid zijn om
opgebouwde overuren in rustige periodes weer af
te bouwen.
Functionele flexibilisering
Naast de aanwezigheid van de juiste hoeveelheid
personeel op het juiste moment, is het van belang
dat deze inzetbaar zijn op de juiste plek(ken).
Het kan daarbij nuttig zijn dat personeel als het
op de ene plek rustig is, kan bijgespringen op
een andere. De kosten van het creëren van multi-
inzetbaarheid bevinden zich vooral op het terrein
van investeringen in het opleiden of inwerken
van het personeel voor meerdere functies. Deze
kosten, samen met de grenzen aan de capaciteiten
van personeel, zorgen ervoor dat personeel niet
oneindig multi-inzetbaar is.
Externe flexibilisering
Externe flexibilisering vindt plaats indien het
werk niet meer binnen het eigen bedrijf wordt
uitgevoerd, maar buiten het bedrijf (bijvoorbeeld
door een collega-bedrijf). Dit werkt vooral goed
indien de marktcyclus van het collega-bedrijf niet
(geheel) parallel loopt. Flexibiliteit binnen de toe-
leveringsketen komt nader aan de orde in §2.2.3.
In tabel 2.1 zijn de verschillende mogelijkheden
voor het flexibel inzetten van personeel nog eens
schematisch weergegeven. Uit de tabel blijkt
dat de meeste instrumenten een zekere voorbe-
reidingstijd vergen alvorens er daadwerkelijk
gebruik van kan worden gemaakt en dus niet van
de ene op de andere dag kunnen worden inge-
zet. Een uitzondering vormt wellicht inzet van
uitzendkrachten. Echter, daarbij geldt dat indien
sprake is van specialistisch werk, er natuurlijk
een zekere inleerperiode is. In dat geval kost een
goede inzetbaarheid dus ook meer tijd en kan
het nodig zijn vooraf afspraken te maken met
gespecialiseerde bureaus. Hetzelfde geldt voor uit-
besteding; uitbesteding van generieke onderdelen
is relatief eenvoudig te realiseren, uitbesteding
van specialistische onderdelen vergt meer tijd en
moeite.
Kaders voor flexibilisering van arbeid
Het wettelijke kader voor de flexibilisering van
arbeid wordt gevormd door de Arbeidstijdenwet
(ATW) die stamt uit 1996. De Arbeidstijdenwet
en de daarbij behorende regelgeving leggen de
regels vast voor de arbeid- en rusttijden van werk-
nemers. De wet biedt werkgevers en werknemers
ruimte om in overleg afspraken te maken over
arbeidstijden.
Het kabinet werkt in 2005 aan een vereenvoudi-
ging van de Arbeidstijdenwet, waarbij gebruik
wordt gemaakt van een advies van de SER. De
voorstellen van de SER hebben onder meer
betrekking op minimumrusttijden, zondagsarbeid,
maximumarbeidstijden, nachtdiensten, pauze en
beschikbaarheid. Het kabinetsvoornemen is om
het wetsvoorstel nog eind 2005 aan de Tweede
Kamer voor te leggen ■4 .
■4 Meer informatie over dit onderwerp is te vinden op www.szw.nl
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
18
Voor de inzet van flexibele arbeidskrachten is
de Wet Flexibiliteit en Zekerheid (ingegaan in
1999) van belang. Deze wet geeft een grens in het
aantal keren dat achtereen van een contract van
bepaalde tijd gebruik mag worden gemaakt. Ten
hoogste drie opeenvolgende contracten gedurende
een periode van maximaal drie jaar zijn mogelijk,
alvorens een arbeidscontract voor onbepaalde tijd
ontstaat. Overigens kunnen hierbij ook uitzend-
periodes meetellen als contract voor bepaalde tijd.
In de CAO’s voor de metaal- en elektrotechnische
industrie en voor de kleinmetaal is inmiddels
ruimte voor flexibilisering ingebracht. Zo zijn
er mogelijkheden om de arbeidsduur per dag te
flexibiliseren in de CAO opgenomen. In de meest
recente CAO is daarnaast de mogelijkheid om
roostervrije dagen om te zetten in salaris geko-
men. In de praktijk blijkt dat de ruimte voor flexi-
bilisering die de CAO biedt lang niet allemaal
wordt benut door bedrijven.
Tabel 2.1 Mogelijkheden van flexibele inzet van personeel
Type flexibilisering Voorbeelden per type Termijn ■* voordat
instrument inzet-
baar is
Flexibilisering naar contract ■ Contractvormen:
- vast contract
- tijdelijk contract
- uitzendkracht
■ Inlenen personeel van collega-bedrijven
■ Gebruik van arbeidspools (intern of extern)
Lange termijn
Lange termijn
Korte termijn
Korte termijn
Lange termijn
Flexibilisering naar werktijd/arbeidsduur ■ Variabele werktijden
■ Deeltijdarbeid
■ Ploegenarbeid
■ Urenbank / flexibel jaarrooster
■ Flexibele verlofregelingen
■ Gecomprimeerde werkweek
Lange termijn
Lange termijn
Lange termijn
Lange termijn
Lange termijn
Lange termijn
Flexibilisering naar functie ■ Multi-inzetbaarheid
(binnen of tussen afdelingen)
Lange termijn
Externe flexibilisering ■ Uitbesteding Korte termijn
*Korte termijn is hier gedefinieerd als korter dan 3 maanden, lange termijn als langer dan 3 maanden
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
19
De opstellingen van vakbonden en OR zijn tevens
van invloed op de mogelijkheden voor flexi-
bilisering van arbeid binnen ondernemingen.
Belangrijker nog is de eigen bedrijfscultuur; hoe
is de betrokkenheid van personeel bij het bedrijf
en vice versa?
Ook ontslagbescherming is van invloed op de
arbeidsflexibiliteit in ons land. Volgens de OESO
is Nederland waar het arbeidscontracten met een
vast dienstverband betreft één van de meest res-
trictieve landen in Europa.
2.2.2 Flexibiliteit in de productieprocessen
Om te kunnen voldoen aan de steeds kortere
levertijden die door afnemers worden gevraagd
(of geëist) is het noodzakelijk om de doorloop-
tijden zo kort mogelijk te maken. Kortere door-
looptijden dragen bij aan het verminderen van het
aantal producten dat gelijktijdig in het proces is.
Dit vertaalt zich door in minder kapitaalsbeslag
en besturingslast en meer mogelijkheden om snel-
ler in te spelen op de wensen van afnemers. Naast
voor de daadwerkelijke productie, zijn korte
doorlooptijden voor het ontwikkeltraject van een
nieuw product (“time to market”) van essentieel
belang.
Voor het verkorten van orderdoorlooptijden is het
nodig om zoveel mogelijk inefficiënties uit het
proces te halen. Deze inefficiënties kunnen in het
productieproces bijvoorbeeld betrekking hebben
op wachttijden, overproductie, fouten, versto-
ringen, te veel controles, niet-optimale routing,
het opbouwen van teveel (tussen)voorraden en
onnodige activiteiten, zoals zoeken naar materia-
len of gereedschappen. Een manier om dergelijke
inefficiënties op te sporen is het weergeven van
de huidige activiteiten en de waardestromen in het
productieproces, het zogenoemde “value stream
mapping”. Hierdoor ontstaat een diagram dat
inzicht geeft hoeveel tijd er daadwerkelijk waarde
wordt toegevoegd aan een product en hoeveel tijd
sprake is van wachten of vervoer. In de praktijk
blijkt bijvoorbeeld dat producten zelfs tot boven
de 90% van de doorlooptijd liggen te wachten
voor of na een (deel)bewerking.
De term World Class Manufacturing wordt wel
gebruikt als overkoepelende term voor methoden
om productieprocessen te verbeteren. De meest
bekende methode die wordt gebruikt om proces-
sen te verbeteren door verspilling (activiteiten
die geen waarde toevoegen) te reduceren is “lean
manufacturing”. Het ultieme doel van het ver-
wijderen van inefficiënties en verkorting van
doorlooptijden is veelal “demand flow manufactu-
ring”, waarbij vraaggestuurd wordt geproduceerd
met een zo gunstig mogelijke doorstroming van
orders door het primaire proces. Indien wordt
geproduceerd/geleverd precies op het moment
waarop dat nodig is, is sprake van “just in time”
productie (JIT). Door dergelijke methoden wordt
overproductie voorkomen en ontstaan dus geen
(tussen)voorraden.
Verschillende productieconcepten bijdragen aan
het tegengaan van inefficiënties, en geven daar-
mee invulling aan de bovengenoemde methoden.
Het verkorten van doorlooptijden staat daarbij
veelal centraal:
Omsteltijdverkorting (SMED)
Door omsteltijden te verkorten wordt het moge-
lijk om producten in kleinere series te maken,
terwijl deze series dit bij lange omsteltijden te
duur zou zijn. SMED staat voor single minute
exchange of dies, vrij vertaald: de tijd die nodig
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
20
is om een machine om te stellen (letterlijk;
mallen verwisselen). Het begrip heeft zich ver-
breed tot het reduceren van omsteltijden met als
doel wachttijdverkorting en kostenverlaging bij
kleinere series. Door omsteltijdverkorting wordt
klantvraaggestuurde productie van kleine series
of enkele stuks mogelijk, zonder dat dit leidt tot
voorraadvorming of kostenverhoging. Bovendien
kunnen kortere leveringstijden worden geboden,
omdat minder hoeft te worden gewacht. Ook
het uitvoeren van meerdere bewerkingen binnen
één "run" van de machine kan onder de noemer
omsteltijdverkorting worden geschaard.
Product(groep)gerichte cellen
Hierbij zijn rond een productiecel alle produc-
tiefactoren aanwezig om een bepaalde product-
groep of een bepaald product te maken. Dit is
een alternatief voor een functionele structuur
(bijvoorbeeld draaierij of frezerij) en biedt de
mogelijkheid om materiaal sneller in opeenvol-
gende productieprocessen te laten bewegen met
minimale transporttijden of vertragingen. Dit
maakt “one-piece flow” mogelijk; hierbij bewegen
producten afzonderlijk door het productieproces
in het tempo dat door de klantbehoefte wordt
bepaald. Tevens is het mogelijk om een hoge
productvariëteit te realiseren, doordat verschil-
lende groepen producten binnen één cel kunnen
worden geproduceerd. Celproductie wordt lastig
wanneer voor één behandeling binnen het proces
bijzondere (dure) machines nodig zijn (bijvoor-
beeld voor warmtebehandeling), waardoor het te
duur is om in iedere cel een dergelijke machine
neer te zetten.
Kanban
De letterlijke vertaling van dit Japanse woord
is teken. Kanban is een instrument om de mate-
riaalaanvoer te organiseren volgens de vraag.
Producten worden niet meer het productieproces
in geduwd (push), maar getrokken omdat er vraag
naar is (pull). Onderdelen worden pas gemaakt
op het moment dat hier via een bepaald teken om
wordt gevraagd, waardoor tussenproducten op
het juiste moment worden aangevuld en de totale
voorraden afnemen. Kanbans kunnen met een
symbolisch teken (instructiekaart) of een fysiek
teken (lege bak) worden geïmplementeerd.
Werkinstructies
Het organiseren en beheer van werkinstructies
voor het personeel vraagt meer aandacht bij meer
productvariatie en mobiliteit van werknemers.
Duidelijke werkinstructies met die informatie
die op dat moment in het proces nodig is, zijn
cruciaal. Op hetzelfde terrein ligt “Poka Yoke”,
een methode om fouten te voorkomen door ervoor
te zorgen dat de volgende stap in een productie-
proces pas wordt gezet indien de vorige stap fout-
loos is doorlopen.
De invoering van bovenstaande productieconcep-
ten stelt overigens tevens eisen aan de flexibele
inzet van arbeid, bijvoorbeeld aan de brede inzet-
baarheid van personeel.
IT-systemen
Als hulpmiddel bij de bovengenoemde methoden
om het productieproces te verbeteren, wordt veel-
al gebruik gemaakt van IT-systemen. Deze syste-
men kunnen onafhankelijk zijn, maar ook gekop-
peld zijn aan bijvoorbeeld Enterprise Resource
Planning (ERP). ERP staat voor inte grale bestu-
ring van de hele onderneming. ERP-pakketten
integreren de belangrijkste bedrijfsprocessen.
Hierdoor hoeven gegevens maar eenmaal te wor-
den ingevoerd, vermindert de kans op fouten en
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
21
kan inzicht worden verkregen in de verschil-
lende processen (zoals voorraden, onderdelen of
grondstoffen die in bestelling zijn en verwachte
levertijden). Hoewel ERP-systemen dus hun
voordelen hebben, worden ze soms ervaren als
star of onvoldoende toegesneden op het bedrijf.
Vooral voorraadgestuurde systemen worden soms
als inflexibel gekenschetst, terwijl klantorder-
gestuurde systemen juist kunnen bijdragen aan de
flexibiliteit van een onderneming. Aansluiting op
de systemen van afnemers draagt bij aan de ver-
hoging van de flexibiliteit. Andere systemen van
invloed op de flexibiliteit zijn zogenoemde APS
(advanced planning & scheduling) en voorspel-
lingssoftware.
2.2.3 Flexibiliteit in de keten
Het op orde brengen van de eigen organisatie
alleen, is in sectoren waarin de markt onvoor-
spelbaar en de keten van groot belang is, niet
genoeg om voldoende flexibiliteit te genereren.
De organisatie in en van de toeleveringsketen is
minstens zo belangrijk. Dit geldt niet alleen voor
OEM’ers, maar ook voor toeleveranciers; het aan-
deel van de inkoop in de totale productiekosten
kan zelfs oplopen tot meer dan 90%. Als de eigen
productiecyclus kort is, maar er moet lang worden
gewacht op onderdelen die besteld zijn (lange
aanvoertijd), dan wordt een korte levertijd nog
steeds niet bereikt. De schakels moeten samen
het gaspedaal intrappen en ook gezamenlijk rem-
men als dit nodig is. De leverbetrouwbaarheid
wordt bovendien voor een groot deel bepaald
Figuur 2.5 Sourcing segmentatie
Hefboomonderdelen
Strategischeonderdelen
Niet kritiekeonderdelen
Bottleneckonderdelen
LaagRisico’s
Hoog
Hoog
Prod
uctw
aard
e
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
22
door de kwaliteit van levering van onderdelen
aan de system supplier. Een zekere mate van
flexibiliteit ten aanzien van “order fulf illment”,
het doorvoeren van aanpassingen en het snel
kunnen maken van prototypes, maar ook korte
levertijden als onderdeel van flexibiliteit, kunnen
worden beschouwd als belangrijke voorwaar-
den binnen het eisenpakket dat aan leveranciers
wordt gesteld. Overige eisen die aan leveranciers
worden gesteld hebben onder meer betrekking op
kwaliteit, kosten en innovatief vermogen (techno-
logie) ■5 .
Inkopers van uitbesteders hanteren verschillende
strategieën in hun omgang met toeleveranciers,
afhankelijk van het belang van het gekochte
product (f iguur 2.5). Hetzelfde geldt voor de
afstemming van de mate van flexibiliteit die de
toeleverancier moet leveren, vooral waar het een
korte “time to market” betreft. Aan leveranciers
van producten die niet kritiek zijn en waarvoor
veel leveranciers met ieder geringe posities
bestaan zal weinig aandacht worden geschonken.
Aan de andere kant van het spectrum bevinden
zich leveranciers van strategische producten. De
afhankelijkheid van deze partijen is vanwege hun
specif ieke kennis, of marktleiderschap groot.
Dit leidt bijvoorbeeld tot samenwerking tussen
OEM’er en toeleverancier op technologisch- en
ontwikkelingsgebied. Zo kunnen gezamenlijke
technologie “roadmaps” worden gemaakt. Voor
bottleneckonderdelen heeft de uitbesteder weinig
alternatieven, zodat naar toeleveranciers van deze
onderdelen tevens veel aandacht uitgaat. Voor hef-
boomonderdelen geldt dat het standaardproducten
zijn, maar met een hoge invloed op het f inanciële
resultaat. Hiervoor worden veelal meerdere leve-
ranciers gekozen om de afhankelijkheid van een
enkele leverancier te beperken.
■5 Voor meer informatie over gevraagde competenties bij uitbesteders en toeleveranciers zie bijvoorbeeld de Demand Chain
Navigator (DCN) van o.a. de NEVAT en de NEVI.
Figuur 2.6 Waardeopbouw in de keten
Assemblage Waardeopbouw
T-12 t-5 t-0Tijd voor levering(in weken)
Interne productie
Specifieke inkoop
Generieke inkoop
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
23
Doorlooptijdverkorting in keten
De redenen voor lange cyclustijden in de keten
en hieruit voortvloeiend lange levertijden zijn
voor een groot deel dezelfde als die voor lange
cyclustijden binnen de eigen organisatie. Dit
zijn bijvoorbeeld wachttijden, het uitvoeren van
activiteiten die geen waarde toevoegen, teveel
controles, seriële versus parallelle activiteiten
(moeten activiteiten volgtijdelijk gebeuren, of
kan het ook gelijktijdig), opbouw van teveel
(tussen)voorraden. Hieraan kunnen verder nog
worden toegevoegd onduidelijke doelstellingen,
onvoldoende communicatie, gebrekkige coördina-
tie, gebrekkige samenwerking
Het absorptievermogen van een traditionele
toeleveringsketen is veelal te klein om de markt-
volatiliteit in veel markten te kunnen opvangen.
Als een “ramp up” van de markt in minder dan
twee maanden plaats vindt (waarbij goede prog-
noses c.q. “early warnings” van belang zijn),
moeten de toeleveranciers snel hun eigen produc-
tie opschalen. Specif ieke inkoopdelen met een
lange levertijd zullen immers al vroegtijdig moe-
ten worden ingekocht, waarna later de generieke
inkoopdelen worden aangeschaft en de productie
en assemblage plaatsvindt (zie f iguur 2.6). Als
de doorlooptijd te lang is, ontstaan bovendien
door de aanwezige (tussen)voorraden enorme
vermogensverplichtingen in de keten. Dit kan
spanningen tussen ketenpartners veroorzaken
met betrekking van de verdeling van f inanciële
risico’s. Het is dus noodzakelijk om een doorloop-
tijdverkorting over de gehele toeleveringsketen te
bewerkstellingen. Op deze manier kan de keten
beter inspelen op de marktdynamiek. Om door-
looptijd in de keten te reduceren is het zeker van
belang om aandacht te schenken aan de volgende
aspecten:
Productontwerp
Slim ontwerpen en bijvoorbeeld het product
opbouwen uit modules of standaardonderdelen
draagt bij aan het verkorten van de totale
order door looptijd in de keten. Op deze manier
kunnen bijvoorbeeld delen als complete
(sub)samenstelling kunnen worden uitbesteed en
getest. Hierdoor wordt parallelle productie moge-
lijk, oftewel het gelijktijdig produceren van meer-
dere onderdelen of modules, wat de doorlooptijd
in de keten verkort.
Informatievoorziening
Tijdige communicatie en informatievoorziening is
bij het snel kunnen reageren op marktbewegingen
cruciaal. Het is daarbij van belang dat informa-
tie over de vraag en de prognoses gedeeld wordt
met de belangrijkste toeleveranciers, zodat deze
tijdig kan reageren. IT-systemen die inzicht in de
orderportefeuille van de OEM’er geven kunnen
dit faciliteren. Toeleveranciers van het tweede of
derde niveau kunnen echter niet altijd toegang
krijgen tot de voorraadsystemen van de OEM’er
(via Electronic Data Interchange (EDI)) en zijn
daarom afhankelijk van de system supplier om
correcte prognoses te verkrijgen. De risico’s hier-
van zijn dat de system supplier de neiging heeft
een buffer in te bouwen of informatie met een
vertraging doorgeeft, waardoor de toeleveran-
cier nog korter de tijd heeft om zijn productie te
plannen en op te leveren. De mate van openheid
richting toeleveranciers en afnemers verschilt per
markt en is onder meer afhankelijk van de door-
looptijden die daar gebruikelijk zijn.
Voorraden
De ultieme informatieverstrekking over voorraden
van afnemers vindt plaats als de leveranciers het
voorraadbeheer van de afnemer overneemt, zoge-
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
24
noemde “supplier managed (own) inventories”.
Als sprake is van “supplier owned inventory”
blijft de voorraad eigendom van de leverancier
totdat het wordt gebruikt. Dit wordt ook wel het
houden van voorraad in consignatie genoemd. Dit
wil zeggen dat de voorraden zich bij de afnemer
bevinden, maar deze pas betaalt op het moment
dat hier daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt
(bijvoorbeeld door wekelijks af te rekenen voor
het verbruik). Het voorraadrisico en de f inancie-
ring van de voorraad liggen hierbij bij de toeleve-
rancier. In het geval dat toeleveranciers de eigen
voorraad van de OEM’er beheren is sprake van
“supplier managed own inventory” (SMOI) ■6 . Het
doel hiervan is vooral om de toe leveringsketen te
versnellen en beter met korte productlevenscycli
om te gaan. Een voordeel hiervan voor OEM’ers
is bovendien dat in tekortsituaties de prioriteit
uit gaat naar de afnemers waarvoor de leveran-
cier verantwoordelijk is voor het voorraadbeheer.
Daarbij moeten duidelijke afspraken worden
gemaakt over de verdeling van voorraadrisico’s in
de keten (opbrengsten en kosten). Een voorbeeld
hiervan is dat OEM’er, system supplier en parts-
of process supplier de kosten van ongebruikte
voorraden (bijvoorbeeld door annulering van
orders, of productie op basis van prognoses die
niet uitkomen) verdelen. Dit vindt bijvoorbeeld
plaats door een zogenoemde “limited commitment
zone” af te spreken; voor de tijdens deze periode
op basis van prognoses opgebouwde voorraad
wordt door afnemers een beperkte f inanciële
garantie afgegeven (zie ook f iguur 3.2 van de
casestudies). Voor kleinere toeleveranciers is de
zeggenschap over deze zaken veelal beperkt.
Samenwerking voor snelle “time to market”
Naarmate OEM’ers zich steeds meer met hun
eigen kernactiviteiten bezighouden, neemt de
afhankelijkheid van externe strategische toeleve-
■6 De term “vendor managed (own) inventory” wordt hiervoor ook gebruikt
Box 2.1 Een voorbeeld uit de mode-industrie
Door de snelle opvolging van nieuwe producten gaat de vergelijking met de mode-industrie steeds beter op.
Dit geldt ook voor de toeleveringsketen. Mode wordt over het algemeen dicht bij de klant ontworpen, bij kle-
dingproducenten in lagelonenlanden geproduceerd, maar moet wel tijdig in de winkel kunnen hangen. Een
modebedrijf dat zich extreem op korte “time to market” heeft geconcentreerd is Inditex, eigenaar van Zara.
Zara heeft zich tegen de stroom in gericht op het integreren van alle schakels in de eigen organisatie. Hierdoor
kunnen geheel nieuwe items binnen 5 weken in het rek hangen, terwijl de cyclus van licht veranderde kleding-
stukken van ontwerp tot rek slechts 2 weken in beslag neemt. De verticale integratie van ontwerp, JIT-produc-
tie, levering en verkoop werpt zo zijn vruchten af. De verkoop beïnvloedt de ontwerpen doordat dagelijks in
de avonduren nieuwe ontwerpen door de winkelleiding wordt bekeken en besteld. Vanwege het belang van
korte levertijden vindt slechts 12,5% van de productie plaats in China, de bulk wordt in Europa gemaakt. In
combinatie met kleine hoeveelheden van dezelfde stuks (en hiermee de creatie van uniciteit, dus schaarste)
wordt een extreem snelle doorlooptijd gecreëerd. Naarmate de markt vraagt om een zeer snel schakelende
keten, is snelle en sterke samenwerking tussen schakels van belang. Dit kan ook in andere industriële sectoren
leiden tot een keten die zich als het ware gedraagt als een virtuele onderneming.
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
25
ranciers toe voor de rest. Strategische leveranciers
worden steeds vroeger bij de ontwikkeling betrok-
ken, omdat vroege beslissingen in het ontwerp-
proces veelal een grote invloed hebben op de pro-
ductkwaliteit, de maakbaarheid en kosten.
De “spill-over” van technologie die plaatsvindt
vanuit de OEM’er kan de leverancier bovendien
weer inzetten voor andere klanten om zo de eigen
concurrentiekracht te verbeteren.
Gezamenlijke toekomstige technologieontwik-
keling (technologie “roadmaps”) is daarom een
onderdeel van de strategische besprekingen tussen
afnemer en (strategische) leverancier.
2.2.4 Financiële flexibiliteit
In de voorgaande hoofdstukken is aan de orde
gekomen dat OEM’ers steeds meer f inanciële
risico’s naar andere schakels in de keten verleg-
gen. Toeleveranciers krijgen steeds meer verant-
woordelijkheden binnen de keten. Enerzijds biedt
dit commerciële kansen, anderzijds ondervinden
bedrijven ook nadelen van deze rol door de soms
moeilijke f inancierbaarheid van oplopende voor-
raadposities. De verantwoordelijkheid uit zich
verder in ontwikkelingen zoals het moeten produ-
ceren en het nemen van investeringsbeslissingen
zonder dat daar afnamegaranties tegenover staan.
Financieel lopen toeleveranciers tegenwoordig
dus een groter risico.
Banken, die immers zelf in feite ook leveranciers
zijn, zullen steeds meer gedwongen worden om
mee te gaan in de ontwikkelingen rond toeleveren
en uitbesteden. Bij de beoordeling van het krediet-
risico door de banken staat de kasstroom binnen
een onderneming centraal. Immers, de kasstroom
bepaalt of de onderneming in de toekomst in staat
is om aan haar rente- en aflossingsverplichtingen
te voldoen. De kwaliteit (verwachte continuïteit)
van de kasstroom is bepalend voor de f inancier-
baarheid. Uitgangspunt voor de afloscapaciteit is
de geprognosticeerde kasstroom. De prognoses,
de uitgangspunten ervan en de te realiseren ver-
anderingen moeten worden onderbouwd door de
ondernemer en worden door de bank beoordeeld
op haalbaarheid en risico's. Naast deze kasstro-
men wordt er natuurlijk ook gekeken naar de
f inanciële positie van de onderneming. Is er vol-
doende vermogen binnen het bedrijf om ook de
mindere jaren probleemloos door te komen? Hoe
ontwikkelt het werkkapitaal zich? Bank en bedrijf
hebben hier een gezamenlijk belang. Immers de
continuïteit van het bedrijf op langere termijn
staat centraal.
In het algemeen f inancieren ondernemers hun
bedrijfsactiviteiten door middel van eigen vermo-
gen en door leningen (rekening-courant of vaste
lening) bij commerciële banken. De behoefte aan
werkkapitaal wordt door veel banken echter vaak
nog berekend op basis van historisch cijfermate-
riaal. Bij een plotselinge opschaling van de pro-
ductie neemt echter de behoefte aan werkkapitaal-
f inanciering navenant toe. Een deel van de beno-
digde uitbreiding van het werkkapitaal kan vaak
worden gedekt door gebruik te maken van leve-
rancierskrediet. Voor het restant dient echter vaak
een uitbreiding aangevraagd te worden van de
bestaande kredietlimiet bij de bank. Dit vergt een
goede communicatie en informatievoorziening
richting de bank. Afhankelijk van de complexiteit
en omvang van de benodigde faciliteit zal de bank
tijd nodig hebben om intern toestemming te krij-
gen. Hoe beter de informatievoorziening hoe snel-
ler dit interne f iatteringstraject kan verlopen.
Flexibele f inancieringsinstrumenten die vaak
naast een variabele of vaste bancaire kredietfacili-
teit gebruikt worden zijn:
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
26
Debiteurenfinanciering (“factoring”)
Een flexibele vorm van werkkapitaalf inanciering
waarmee er direct beschikt kan worden over 70%
tot 90% van het bedrag aan uitstaande debiteu-
renfacturen. Het krediet loopt synchroon met de
f inancieringsbehoefte: er is geen krediet limiet,
het krediet groeit mee met de gefactureerde
omzet.
Voorraadfinanciering
Vergelijkbaar met een debiteurenfinanciering
waarmee bedrijven pieken in de voorraadopbouw
financieel kunnen opvangen. De hoogte van voor-
raadfinanciering is afhankelijk van het soort
voorraad en de aard van de afnemers. Zo kan
een hoger percentage krediet worden verleend op
voorverkochte voorraden. Voorraadfinanciering
wordt altijd verstrekt in combinatie met debiteu-
renfinanciering
Inkoopfinanciering
Een flexibele vorm van f inanciering die zeer
geschikt is voor bedrijven die scherpe seizoens-
patronen kennen, niet alleen in hun afzet, maar
ook in hun inkooptraject. Wanneer er bestellin-
gen vooruit moet betaald moeten worden, biedt
inkoopfinanciering een vorm van een overbrug-
gingskrediet. Inkoopfinanciering wordt vaak
gecombineerd met een “Letter of Credit”.
Debiteurenbeheer (“credit management”) en
overname debiteurenrisico
Uitbesteding van de debiteurenadministratie,
debiteurenbeheer en incasso waardoor de gemid-
delde betalingstermijnen van de debiteuren terug-
gebracht wordt, er minder afgeschreven wordt op
de debiteuren en een besparing op de personeels-
kosten wordt gerealiseerd. Het debiteurenrisico
(ook internationaal) kan geheel overgenomen
worden (100% afdekking nonbetalingsrisico) of
gedeeltelijk (eigen risico per debiteur).
Samenvattend kunnen we stellen dat de OEM-
ers een deel van de f inanciële risico’s verleggen
naar de toeleveranciers in hun keten. Een goede
inschatting van deze risico’s wordt steeds belang-
rijker bij de kredietverlening. Banken dienen ken-
nis te hebben van branchespecif ieke ontwikkelin-
gen, trends, marktverhoudingen en benchmarks,
maar ook kennis van meer algemene ontwik-
kelingen binnen de diverse ketens om een goed
risicoprofiel te kunnen inschatten van de toeleve-
ranciers. Toeleveranciers kunnen hierop inspelen
door hun bank tijdig en adequaat te informeren.
De f inanciering moet worden opgetuigd op basis
van de (toekomstige) klantbehoefte. Dit houdt
in dat er sprake moet zijn van een geïntegreerd
advies waarbij alle f inancieringsvormen (inclusief
lease) gebruikt dienen te worden voor een stuk
maatwerk. Ook financiering van de vaste activa,
zoals het onroerend goed en het machinepark,
moeten hierin worden meegenomen.
2.2.5 Overzicht flexibiliteitsverhogende factoren
Een overzicht van maatregelen voor de verhoging
van de flexibiliteit van arbeid is eerder in tabel
2.1 aan de orde gekomen. In tabel 2.2 wordt een
overzicht gegeven van belangrijke flexibiliteits-
verhogende factoren gerelateerd aan productie-
processen, de waardeketen en de f inanciële kant
van flexibiliteit. Veelal is het tegenovergestelde
hiervan belemmerend voor flexibiliteit (bijvoor-
beeld tegenover focus op doorlooptijd in het
primaire proces staat suboptimalisatie van deel-
processen). Overigens kunnen factoren genoemd
onder het kopje productieprocessen ook gelden
als factor voor de keten als geheel. Parallelle pro-
ductie van modules kan binnen één onderneming
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
27
plaatsvinden, maar ook bij verschillende bedrij-
ven in één keten.
Nu het concept flexibiliteit en de mogelijke
invulling daarvan binnen ondernemingen en in
de keten aan de orde zijn geweest, wordt in het
volgende hoofdstuk een drietal ketencasestudies
gepresenteerd.
Tabel 2.2 Overzicht flexibiliteitverhogende factoren (processen, keten en financieel)
Gericht op productieprocessen
Vraaggestuurde productie; demand flow manufacturing
ERP systemen die klantordergestuurd zijn
Omsteltijdreductie op bottleneck machines
Focus op doorlooptijd in het primaire proces
Monitoren productiviteit van een team
Integratie van inspectieactiviteiten in proces
Modularisatie van productfamilie
Parallelliseren productie
Ketengericht
Korte supply chain (hoe langer en hoe internationaler, hoe gecompliceerder)
Open communicatie tussen afnemer en toeleverancier
Actueel inzicht in de planning van afnemer en toeleverancier
Uitbesteden compleet monteerbare en testbare modules
Meedenken met het ontwerp van de klant
Financieel
Open communicatie en informatievoorziening
Flexibele financieringsinstrumenten
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
3 Flexibiliteit in de praktijk in drie ketens in de hi-tech systems industrie
3.1.1 Vraag naar flexibiliteit vanuit de halfgeleider-
industrie
De vraag naar lithografische systemen vanuit
de halfgeleiderindustrie is extreem volatiel. De
omslagpunten, tijdsduur en volatiliteit van de
conjunctuurcyclus zijn slecht te voorzien (zie
f iguur 3.1). De vraag kan verdubbelen binnen
enkele maanden en vervolgens weer halveren bin-
nen enkele weken. De verkopen van de systemen
zijn afhankelijk van de investeringen van de half-
geleiderindustrie en hiermee van de verwachtin-
gen ten aanzien van de afname van halfgeleiders.
Er is weinig sprake van periodieke seizoensfluc-
tuaties. Het totale aantal afnemers van ASML is
beperkt, waarbij de grootste klant verantwoorde-
lijk is voor ca. 18% van de omzet.
De internationale concurrentie is heftig en bestaat
uit een beperkt aantal partijen. Er wordt vooral
geconcurreerd op “time to market” voor nieuwe
producten en “operational excellence” voor het
leveren van bestaande producten. Technologische
ontwikkelingen volgen elkaar snel op in de markt
voor halfgeleiderapparatuur, waardoor levenscycli
steeds korter worden, veel productverbeteringen
moeten worden doorgevoerd en er regelmatig
nieuwe producten op de markt moeten worden
gebracht. Voor de afnemers van de systemen is
vooral de “value of ownership” (prijs, onder-
houdskosten, productiviteit en service) van
belang. In de praktijk blijkt in de productie dat
wekelijks tussen 3 en 9 machines moeten worden
geleverd. De basiscapaciteit van ASML is inge-
28
ASML
ASML ontwikkelt, produceert en verkoopt wereldwijd lithografi sche systemen voor de halfgeleiderindustrie.
De totale netto verkopen van ASML bedroegen in 2004 bijna € 2.5 miljard, waarbij in totaal 282 systemen
werden verkocht. Eind 2004 waren er ruim 5.000 medewerkers werkzaam die voornamelijk actief zijn in de
productontwikkeling en het integreren en testen van systemen.
Philips ETG
Philips ETG (Enabling Technologies Group, onderdeel van het Philips concern) is een system supplier gespeci-
aliseerd in hoogwaardige technologische systemen en modules. In totaal heeft Philips ETG 6 productiesites,
waarvan 4 in Nederland 1 in Singapore en 1 in Suzhou. Hier werken in totaal ca. 1.750 medewerkers en de
totale omzet bedraagt ca. € 300 miljoen.
Neways
Neways Electronics International N.V. is een leverancier van industriële en professionele elektronica. De totale
omzet bedroeg in 2004 €189,7 miljoen, waarvan 66% door de Nederlandse bedrijven werd behaald. Neways
heeft 10 werkmaatschappijen in Nederland, 2 in Duitsland, 2 in Oost-Europa en 2 in China. Het totale aantal
medewerkers bedraagt ca. 1.900.
Box 3.1 De partijen in de keten
3.1 Ketencase 1: Systemen voor de halfgeleiderindustrie
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
29
steld op tussen 3 en 4, met behulp van flexibele
inzet van arbeid kan dit aantal worden opge-
schaald.
Toeleveranciers beperken blootstelling fluctuaties
halfgeleiderindustrie
De toeleveranciers van ASML richten zich op
meerdere markten, zodat de totale afhankelijk-
heid van de halfgeleidermarkt is beperkt tot ca.
20% voor Neways en ca. 50% voor Philips ETG.
Zo leveren beide bedrijven ook aan het stabielere
medische cluster (zie ketencase 3.2). Bovendien
levert Neways ook aan de conjunctuurvrije defen-
siesector. De leveringen van Neways aan ASML
lopen deels via directe relaties met ASML, deels
via Philips ETG. Neways richt zich vooral op
kleinere series waarbij flexibiliteit (naast com-
plexiteit en specialistische expertise) cruciaal is.
3.1.2 Invulling interne flexibiliteit
Flexibiliteit naar arbeidscontract
Bij zowel ASML, Neways als Philips ETG wor-
den verschillende contractvormen ingezet en is er
sprake van het gebruik van, veelal specialistische,
uitzendkrachten en gedetacheerd personeel zowel
voor het opvangen van korte termijn fluctuaties
als structureel (zie tabel 3.1). ASML heeft door
de sterke teruggang van de markt in 2003 de
eigen personeelsbasis sterk moeten verkleinen.
Sindsdien is het aandeel werknemers met korte
contracten toegenomen. De eigen productieac-
tiviteiten zijn grotendeels beperkt tot integratie
en testen. De stelregel is dat activiteiten met een
lange inleertijd (langer dan een half jaar) door
‘eigen’ personeel worden uitgevoerd, en overige
activiteiten door flexkrachten. Op de enginee-
ringafdeling wordt alleen gebruik gemaakt van
jaarcontracten naast vaste contracten. Voor de
assemblageafdelingen worden zowel de generieke
uitzendbureaus als gespecialiseerde bureaus inge-
zet en wordt gebruik gemaakt van jaarcontracten,
detachering of ‘gewoon’ uitzendwerk. Er wordt
geen gebruik gemaakt van externe arbeidspools
of collegiaal inlenen. Het is wel voorgekomen dat
Figuur 3.1 Cyclus lithografische systemen voor de halfgeleiderindustrie
0
100
300
400
500
600
700
800
900
1000
200
Jan-
97
Apr-9
7
Jul-9
7
Oct
-97
Apr-9
8
Jul-9
8
Oct
-98
Jan-
99
Apr-9
9
Jul-9
9
Oct
-99
Jan-
00
Apr-0
0
Jul-0
0
Oct
-00
Jan-
01
Apr-0
1
Jul-0
1
Oct
-01
Jan-
02
Apr-0
2
Jul-0
2
Oct
-02
Jan-
03
Apr-0
3
Jul-0
3
Oct
-03
Jan-
04
Apr-0
4
Jul-0
4
Lith
o To
ols
Reve
nue
[Mill
ion
$ / M
onth
] Bookings Litho WE 3MMA[M$/Month]
Shipments Litho WE 3MMA[M$/Month]
Output x2 Output x1/2
4 maanden 6 maanden 2 maanden
Bron: ASML
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
30
tijdens een teruggang van de marktvraag eigen
personeel extern is geprobeerd te plaatsen.
Flexibiliteit door uitleenbaarheid personeel
Bij Philips ETG is met name de vestiging in
Almelo erg actief met het flexibel inkrimpen en
expanderen van de personele inzet. Met de ca.
400 vaste krachten van het bedrijf kan een bezet-
ting van tussen de 300 en 600 werknemers wor-
den gerealiseerd. Zo kan (vast) personeel worden
uitgeleend aan andere bedrijven in de regio, en
vormen de vaste krachten genoeg basis om in
totaal ca. 200 flexkrachten in het bedrijf in te zet-
ten. Incidenteel wordt ook personeel van collega-
bedrijven ingeleend. De kosten van deze flexibili-
teit dempen de winst in goede tijden, maar dragen
bij aan het beperken van de schade in slechte
tijden. Bij Neways is de vaste kern van personeel
met een eigen contract beperkt tot ca. 70% van
het totaal. De eigen werknemers van Neways kun-
nen indien nodig (tot op zekere hoogte) flexibel
worden ingezet in verschillende vestigingen.
Flexibiliteit naar werktijd
Om de doorlooptijden zo kort mogelijk te krijgen
is het belangrijk om zoveel mogelijk uren per dag
productief te gebruiken. Bij zowel ASML, Philips
ETG en Neways wordt op de afdelingen waarop
dat nodig is gewerkt in een tweeploegendienst.
Bij Philips wordt indien nodig ook een derde
ploeg ingezet. Bij ASML wordt overlegd met de
OR over het structureel invoeren van meerdere
ploegen om doorlooptijden nog verder te verkor-
ten. Dit betekent evenwel dat ook op de engi-
neeringafdeling in ploegen zal moeten worden
gewerkt om de nodige ondersteuning te kunnen
bieden.
Tevens wordt intern gewerkt aan het invoeren van
een urenbank met een maximaal urensaldo van
300, en een verrekenperiode van 3 jaren. Eerder
werd ook al gebruik van een urenbank gemaakt,
maar deze ‘oude urenbank’ had slechts een
beperkte mogelijkheid voor het sparen van uren
en biedt voor de toekomst nog onvoldoende flexi-
biliteit. Bij Philips ETG en Neways wordt tevens
gebruik gemaakt van een urenbank.
Flexibiliteit naar functie
Multi-inzetbaarheid van personeel is logischer-
wijze niet op alle afdelingen even goed mogelijk,
omdat het veelal gaat om specialistische taken
met een niet te onderschatten inleertijd. Toch
staat dit bij alledrie bedrijven hoog op de agenda.
Over het algemeen is multi-inzetbaarheid binnen
afdelingen goed geregeld, en multi-inzetbaarheid
tussen afdelingen beperkt. Bij Philips ETG is in
drukke tijden overigens zelfs sprake van inzet-
baarheid van kantoorpersoneel in de fabriek.
Terugdringing doorlooptijden
Flexibilisering van de eigen productieprocessen
staat bij de bedrijven hoog op de prioriteitenlijst.
Zo heeft ASML het “break-even” niveau van het
aantal lithografische systemen in 2004 terugge-
bracht naar 130 stuks, afhankelijk van de product-
mix, vergeleken met 160 in 2003.
Het terugdringen van doorlooptijden speelt bij
alle bedrijven en heeft te maken met de korte
levertijden die door de markt worden geëist. De
machines worden modulair ontworpen en kun-
nen derhalve per (sub)module worden uitbesteed.
Veel onderdelen en modules worden bovendien al
vooraf bij toeleveranciers getest. Dit is niet voor
alle modules mogelijk omdat de investeringen in
testapparatuur dan te hoog zouden zijn voor de
toeleverancier. ASML werkt volgens JIT. De sub-
assemblage is functioneel ingericht, vervolgens
komen de onderdelen van de machine op een plek
en vindt in een cabine de integratie, validatie en
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
31
het testen plaats. Modules worden voortdurend
aangepast en verbeterd door er nieuwe techno-
logie in te stoppen. Door software-aanpassingen
kan er vervolgens voor worden gezorgd dat nieu-
we modules ook in oudere apparaten goed werken
(dat bijvoorbeeld het tempo lager kan worden
ingesteld).
Neways richt zich vooral op het verbetering van
de stroom van materialen en producten door het
productieproces, doorlooptijdverkorting en verla-
ging van de voorraden. Deze punten zijn onder-
werp van continue verbetering.
Ook Philips ETG heeft doorlooptijdreductie hoog
op de agenda staan. Dit start al in de ontwikke-
lingsfase, waarin de engineers van Philips ETG
in samenspraak met de klant actief sturen op
“Cycle Time Prevention”. Hiermee ondersteunt
ETG de klant in het realiseren van een markt-
conforme doorlooptijd. Vanaf het prototype start
ETG het “Cycle Time Reduction-programma”.
Primair wordt getracht de doorlooptijd te ver-
korten. Mocht een verdere doorlooptijdreductie
niet mogelijk zijn, dan worden alternatieve werk-
wijzen aangewend. Een voorbeeld hiervan is het
geven van commitment voor cruciale delen, welke
vaak een kleine waarde vertegenwoordigen. Zo
worden bijvoorbeeld “IC” (“Integrated Circuits”)
op voorraad gelegd in plaats van volledige
“PCBA’s” (“Printed Circuit Board Assemblies”).
Een ander wapen in strijd om doorlooptijd te
verkorten zijn geavanceerde CNC bewerkings-
centra. Deze kunnen meerdere bewerkingen in één
opspanning realiseren, waardoor insteltijden en
wachttijden voorkomen worden.
Dit alles heeft er bij Philips ETG toe geleid dat
de doorlooptijd (van een doorsnee product) terug-
gebracht is van 9 maanden enkele jaren geleden
tot 13 weken nu. Er wordt gewerkt aan een ver-
dere verlaging naar 9 weken.
Flexibele uitbreiding
Om de eigen assemblagecapaciteit snel uit te
breiden kan Philips ETG bovendien (tijdelijk) een
extra productiehal met een mobiele cleanroom in
gebruik nemen.
Om mogelijke bottlenecks in de productie en de
Tabel 3.1 Inzet arbeidsflexibilisering
ASML Philips ETG Neways
Contractvariëteit Ja (assemblage ca.
20% flexwerkers)
Ja (tot ca. 30% à 40%
flexwerkers)
Ja (ca. 30% flex-
werkers)
Inzet uitzendkrachten Ja Ja Ja
In- en uitlenen van collega-
bedrijven / arbeidspool
Nee, bij uitzondering
uitlenen
Met name uitlenen,
incidenteel inlenen
Interne arbeidspool
Urenbank Ja, wordt verruimd Ja Ja
Ploegendienst Ja Ja Ja
Flexibele verlofregelingen Ja Ja Ja
Multi-inzetbaarheid Ja Ja, ook tussen som-
mige afdelingen
Ja
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
32
overige tools (apparatuur) vroegtijdig te voor-
zien wordt de productieplanning gespiegeld aan
de beschikbare capaciteit en tijdig een oplossing
voor potentiële bottlenecks gezocht.
Een voorbeeld hiervan is het uitbesteden van
maakdelen. Dit vormt een extra buffer voor het
flexibel inkrimpen en uitbreiden bij Philips ETG.
In rustige tijden zal hiervan meer zelf worden
gemaakt, in drukke meer wordt er meer uit-
besteed.
3.1.3 Invulling flexibiliteit in de keten
ASML deelt zijn toeleveranciers in volgens de
“sourcing” segmentatie die eerder in f iguur 2.5
is getoond. Philips ETG geldt hierbij als strategi-
sche leverancier; al ligt de intellectuele eigendom
van de (samengestelde) onderdelen bij ASML,
de markt voor toeleveranciers die deze onder-
delen ook zouden kunnen leveren is erg klein.
Neways is een toeleverancier van elektronische
onderdelen die eigenlijk hefboomonderdelen zijn.
Voor dit type onderdelen is de markt in principe
groter, maar door de jarenlange relatie tussen
ASML en Neways wordt ook Neways in de prak-
tijk beschouwd als een strategische leverancier.
ASML heeft in totaal 44 “key-suppliers”. Relaties
met deze toeleveranciers zijn vaak lange termijn
relaties, omdat sprake is van wederzijdse afhanke-
lijkheid, zeker op de korte termijn.
“Value sourcing” concept
Uitbesteding van de productie van onderdelen of
deelsystemen aan toeleveranciers vindt bij ASML
plaats volgens het “value sourcing” concept. Een
belangrijk onderdeel hiervan is “vendor rating”,
beoordeling van toeleveranciers. De prestatie-
indicatoren die hierbij centraal staan zijn QLTC:
■ Quality, zero defects, right the f irst time,
customer responsiveness
■ Logistics, delivery reliability and flexibility -
just in time, short lead times, continuous parts
availability
■ Technology, technology roadmap fulf illment,
access to key competencies, eff icient enginee-
ring change management
■ Costs (total costs), competitive pricing, mee-
ting value of ownership requirements, sharing
risks and benefits of market dynamics.
Flexibiliteit valt onder de noemer logistiek.
Afhankelijk van hun positie moeten toeleveran-
ciers voldoen aan een bepaalde score ten aanzien
van “order fulf illment” flexibiliteit, plan flexibi-
liteit, doorlooptijden en flexibiliteit om snel proto-
types te ontwikkelen. Toeleveranciers moeten
aantonen dat zij de juiste mate van flexibiliteit op
deze gebieden kunnen bieden. Indien de scores
aanvankelijk nog niet voldoende zijn, worden er
gezamenlijke projecten gestart om de scores op
een hoger plan te brengen.
Optimalisatie van de “supply base” is tevens een
belangrijk onderdeel van de organisatorische
flexibiliteit van system supplier Philips ETG.
Philips ETG heeft het QLTC concept doorver-
taald naar haar toeleveranciers. Naast de hierin
genoemde prestatie-indicatoren staan supplier
portfolio analyse, product porfolio analyse en
risicospreiding centraal.
Korte “order lead time”
Het produceren van de onderdelen en modules
vindt voor een groot deel plaats op basis van
prognoses en een “order lead time” van veelal 4
weken (d.w.z. 4 weken na afroep moet zijn gele-
verd). In de weken voordat wordt afgeroepen is
sprake van “limited commitment”, dit houdt in
dat het product wordt afgenomen binnen 2 jaar of
dat anders een percentage (bijvoorbeeld 10%) van
de totale prijs van het te maken onderdeel wordt
vergoed. Orders zijn dus pas in de laatste 4 weken
zekergesteld (f iguur 3.2). Hierdoor wordt druk
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
33
gelegd op Philips ETG en Neways als system
suppliers om de doorlooptijden zo kort mogelijk
te houden. Deze bedrijven moeten op hun beurt
deze druk verder verschuiven in de supply chain.
Het voordeel hiervan voor ASML is dat het voor-
raadrisico deels is doorgeschoven naar de toeleve-
ranciers. Hierdoor wordt verkorting van doorloop-
tijden voor toeleveranciers steeds belangrijker,
om de risico’s en kosten die gepaard gaan met het
houden van voorraden te beperken.
Korte communicatielijnen maar klant van klant wordt
ook zelf gevolgd
De contacten met ASML zijn met zowel Philips
ETG als Neways zeer frequent en vinden op ver-
schillende niveaus in de organisatie plaats. Zowel
op strategisch niveau als op operationeel niveau.
Hierdoor wordt tijdig inzicht geboden in de order-
portefeuille van ASML. De afzetmarkt van ASML
wordt overigens tevens door de toeleveranciers
zelf aandachtig gevolgd om zo snel mogelijk te
kunnen reageren. In tegenstelling tot Philips ETG
heeft Neways voorraden in consignatie bij ASML
gestationeerd.
“Ramp-ups” in de semi-conductor markt zijn
lastig voorspelbaar. Het opnemen van buffer-
capaciteit in de keten om te voldoen aan “ramp-
up requirements” staat daarom momenteel onder
de aandacht in de keten.
Lifecyclebenadering toeleveranciers
In feite willen alle OEM’ers en zeker ASML een
steeds hogere flexibiliteit in combinatie met een
lagere kostprijs. Zowel Philips ETG als Neways
spelen hierop in door als system suppliers “life-
cyclemanagement” aan te bieden (zie ook f iguur
2.1). Hierbij wordt een module of product van
prototype tot en met productie gedurende de
teruggangsfase in het beheer van de system sup-
plier gemaakt. Met “cost roadmaps” worden de
kostendoelstellingen gedurende de levenscyclus
beheerst. Dit houdt bijvoorbeeld in dat in het
begin van de levenscyclus het product wordt
ondergebracht bij een vestiging in Nederland of
een ander land in West-Europa (f iguur 3.3, gebied
A of B; de trechtervorm geeft de prijsontwikke-
ling aan), waarbij korte lijnen met de OEM’er
kunnen worden onderhouden en frequent wijzi-
Figuur 3.2 Waardeopbouw en risico’s
Productietijd
Waardeopbouw
Waarde
Beperkte ommitment
OrderLead Time
zeker vanafname
Bron: ASML
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
34
gingen kunnen worden doorgevoerd. Vervolgens
wordt met “value engineering” gewerkt aan
het verlagen van de kostprijs van het product.
Naarmate het product uitontwikkeld is en in de
volwassenheidsfase komt, speelt een lage prijs
een steeds belangrijkere rol wordt de productie
overgeplaatst naar een vestiging in een lage lonen-
land (gebied C of D). De flexibiliteit neemt naar-
mate de keten zich over meer of verdere landen
uitstrekt over het algemeen af (het is in China
bijv. lastig om goederen uit het buitenland in te
kopen), lagere kosten zullen dit nadeel moeten
compenseren. Om de bedrijven in de verschil-
lende gebieden optimaal met elkaar te laten
samenwerken moet worden voldaan aan een aantal
voorwaarden om directe verbindingen en com-
municatie mogelijk te maken, zoals gelinkte ERP-
systemen en uniforme artikelcodering. De gestip-
pelde lijn geeft de verwachting voor de toekomst
weer.
3.1.4 Knelpunten bij de verbetering van flexibiliteit
■ Wettelijke beperkingen spelen ten aanzien van
flexibele inzet van arbeid nog steeds een rol,
bijvoorbeeld de termijn gedurende welke de
uren uit een urenbanksysteem mogen worden
verrekend. De cyclus van de halfgeleider-
industrie duurt immers langer dan de periode
waarover momenteel de uren mogen worden
verdisconteerd. Tevens is de maximale werk-
duur per week van 45 uren aan de krappe kant
tijdens een “ramp up”.
Figuur 3.3 Invulling rol system supplier en lifecycle beheer
West-Europa China
A B C D
Midden- en Oost-Europa
Voorwaarden:- gelinkte ERP-systemen- uniforme artikelcodering- technoroadmaps
Toegevoegde waarde (incl. flexibiliteit) neemt af tussen A en D
Bron: Neways
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
35
■ Bij Neways wordt gebruik gemaakt van een
(interne) arbeidspool. Bij Philips ETG worden
in rustige tijden de eigen mensen tijdelijk bij
andere, ook externe, bedrijven ondergebracht.
Een voorwaarde voor het slagen van dergelijke
arbeidspools is dat bedrijven niet alleen hun
doorsnee werknemers (zoals vaak gebeurt),
maar zelfs hun beste werknemers daarin opne-
men. Dat dit onvoldoende gebeurd is de reden
waarom arbeidspools in veel van de andere
bedrijven waarmee is gesproken niet (meer)
worden gebruikt.
■ Binnen de organisatie van OEM’ers wordt niet
altijd even goed afgestemd door de enginee-
ringafdeling en de inkoopafdeling. Dit kan
suboptimalisatie tot gevolg hebben, bijvoor-
beeld als hierdoor de voordelen van “value-
engineering” niet kunnen worden benut. Een
voorbeeld is dat inkopers de prijs van een pro-
duct met een bepaalde specif icatie met 2% wil
laten afnemen, terwijl door value engineering
en dus een andere specif icatie wel een reductie
van 10% mogelijk is.
Philips Medical Systems (PMS)
PMS is één van de marktleiders in medische systemen (“medical imaging, patient monitoring and associated
IT systems”). Naast in Nederland en de VS, heeft PMS ontwikkelings- en productievestigingen in Duitsland,
Finland en Israël en een joint venture in China die zich vooral richt op het “local for local” segment. Het totale
personeelsbestand bedraagt ca. 30.800, daarmee werd in 2004 een omzet behaald van bijna € 6 miljard. In
Best zitten productie en ontwikkeling van röntgen- en MRI-apparatuur en ontwikkeling van IT-systemen.
Frencken Group BV
Frencken Group BV is een groep toeleveranciers met verschillende specialismen. Toelevering aan PMS gebeurt
vooral door Frencken Mechatronics en Machinefabriek gebrs. Frencken. Frencken Mechatronics is een system
supplier voor mechatronica voor hoge precisie industriële machines en apparaten. De belangrijkste activiteiten
zijn supply chain management, engineering en assemblage en testen. Machinefabriek gebrs. Frencken werkt
overwegend als process supplier op het gebied van complexe metalen onderdelen, plaatbewerking in kleine
series en “prototyping”. De groep is onderdeel van ElectroTech Investments in Singapore. In totaal zijn ruim
300 werknemers actief in de Frencken Group en wordt een omzet van € 62 miljoen gerealiseerd.
LTB
LTB (Lastechniek Best) is van oorsprong een toeleverancier van laswerkzaamheden, en biedt daarnaast activitei-
ten met betrekking tot metaalbewerking, machinebouw en nabewerking aan. Met 34 personeelsleden (incl. 3
‘vaste’ uitzendkrachten) wordt een omzet behaald van ca. € 3 mln. De belangrijkste markten voor LTB zijn de
voedselverwerkende- en de verpakkingsindustrie, de medische industrie, conveyor systemen en visionair syste-
men.
Box 3.2 De partijen in de keten
3.2 Ketencase 2: Medische systemen
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
36
3.2.1 Vraag naar flexibiliteit vanuit de markt voor
medische systemen
De vraag naar medische systemen kenmerkt zich
door een redelijk gelijkmatige groei. In prin-
cipe is de vraag tevens goed gespreid over het
jaar, hoewel in de praktijk (veelal door de wijze
van verkoop) sprake is van seizoensfluctuaties
in de productie (f iguur 3.4). Daarnaast kun-
nen technologische doorbraken zorgen voor een
verhoging van de vraag en dus de productie. De
globale trend van het aantal te produceren units
per jaar is bekend, de samenstelling van dit aantal
is minder goed voorspelbaar. De internationale
concurrentie is sterk en bestaat uit een beperkt
aantal partijen. Levenscycli van (onderdelen van)
medische systemen kunnen relatief lang zijn,
echter er vinden wel regelmatig vernieuwingen
van applicaties en klantgerelateerde onderdelen
binnen de systemen plaats. Terwijl in 2002 40%
van de verkopen uit producten die korter dan 2
jaar op de markt waren, was dit aandeel in 2004
al gestegen tot 60%. Alle productie is in principe
maatwerk, soms seriematig maatwerk met veel
klants pecif ieke wijzigingen en wensen. De syste-
men worden direct aan ziekenhuizen verkocht en
geleverd.
Toeleveranciers richten zich niet alleen op medische
systemen
De toeleveranciers zijn slechts voor een beperkt
deel van hun omzet afhankelijk van de medische
markt, LTB zelfs voor slechts 10%. Frencken
levert bijvoorbeeld ook aan de halfgeleider-
industrie, de analytische industrie en andere
markten binnen de metalektro en LTB aan
systeembouwers voor de voedselverwerkende- en
verpakkings industrie.
3.2.2 Invulling interne flexibiliteit
Flexibiliteit naar arbeidscontract
Het personeel bij PMS heeft als hoofdactiviteiten
verkoop, R&D, het samenbouwen van de appli-
Figuur 3.4 Voorbeeld seizoenspatroon productie medische systemen
dece
mber
nove
mber
okto
ber
sept
embe
r
augu
stus
juli
juni
meiap
ril
maart
febru
ari
janua
ri
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
37
catiegerelateerde onderdelen van de productie
en integratie en testen. Voorheen waren overi-
gens alle klantspecif ieke productie-activiteiten
in handen van PMS. Het testen van de gehele
gecombineerde unit blijft vanwege de strenge
veilig heidseisen in handen van PMS. Bij Frencken
Mechatronics zijn de belangrijkste activiteiten het
samenstellen van modules of machines, terwijl
bij de Machinefabriek de kern ligt bij het maken
van complexe metalen onderdelen, plaatbewer-
king en het produceren van prototypes. LTB richt
zich vooral op het lassen van moeilijke onderde-
len. Voor alle bedrijven geldt dat de activiteiten
gespecialiseerd zijn, waardoor niet altijd eenvou-
dig een ‘blik uitzendkrachten’ kan worden open-
getrokken.
In alle geïnterviewde bedrijven is sprake van de
inzet van medewerkers met verschillende soor-
ten contracten. Verreweg het grootste deel van
het werknemersbestand heeft een vast contract.
Tijdelijke contracten, meestal jaarcontracten,
worden normaliter gebruikt voor nieuwe werkne-
mers. Hiernaast wordt gebruik gemaakt van uit-
zendkrachten om zo een buffer in het personeels-
bestand te creëren. Dit zijn veelal uitzendkrachten
van gespecialiseerde bureaus die regelmatig voor
de onderneming werken en derhalve geen lange
inleertijd hebben. Voor PMS verschilt de inzet
van deze flexkrachten per afdeling, gemiddeld
komt dit neer op een aandeel tussen 15% en 20%.
In het begin van het jaar is de inzet veelal lager
(samenhangend met de vraag) en aan het eind
van het jaar hoger. Uitzendkrachten zijn bij PMS
vooral te vinden in de montage. Bij Frencken is
het aandeel van flexibele krachten ca. 10% en bij
LTB tussen 5% en 10%. LTB maakt naast van uit-
zendkrachten tevens gebruik van zzp’ers ■7 die een
groot gedeelte van het jaar worden ingeschakeld,
maar in rustige tijden niet op de kosten drukken.
De inzet van incidentele uitzendkrachten tijdens
extreme pieken blijkt de productiviteit sterk te
verminderen (soms zelfs te halveren).
Flexibiliteit naar werktijd
Bij PMS wordt gebruik maakt van een urenbank
en wordt indien nodig op bepaalde afdelingen
in een 2 ploegendienst gewerkt. Bij Frencken
was al een urenbank ingevoerd bij Frencken
Mechatronics, dit systeem wordt nu voor de
gehele groep ingevoerd. Tot nog toe is vooral
sprake van overwerk in piekperiodes. Indien
nodig wordt met 2 ploegen gewerkt.
Voor LTB geldt dat alleen sprake is van regulier
overwerk. Aangezien (tot nog toe) weinig sprake
is van rustige periodes, en lassers schaars zijn is
de invoering van een urenbank waarbij tijd met
tijd wordt gecompenseerd voor het bedrijf weinig
aantrekkelijk. Flexibele verlofregelingen worden
bij LTB niet interessant gevonden. Het is beter
om zoveel mogelijk ‘pijn’ in een paar weken in
de zomer te nemen, omdat anders het werk gedu-
rende langere tijd met een onderbezetting moet
worden gedaan.
Flexibiliteit naar functie
PMS streeft naar optimale inzetbaarheid van
medewerkers. Zo zijn medewerkers inzetbaar op
verschillende werkplekken binnen een “unit”. De
testers (werk met lange inleertijd) kunnen tevens
monteren (werk met korte inleertijd). Bij een lage
orderintake gaan de testers dan ook monteren.
Multi-inzetbaarheid is tevens beleid bij zowel
Frencken als bij LTB. In de praktijk betekent dit
■7 Zelfstandige zonder personeel
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
38
dat bij Frencken een persoonlijk ontwikkelings-
plan voor werknemers is opgesteld, waarbij het
uitbreiden van de competenties van werknemers
centraal staan. Ook kunnen werknemers op meer-
dere afdelingen worden ingezet. Bij LTB geldt als
stelregel dat werknemers ofwel ingezet kunnen
worden bij een ander product, ofwel een tweede
techniek beheersen.
Verbetering flexibiliteit eigen productieprocessen
PMS maakt gebruik van diverse methoden om de
eigen productieprocessen slimmer in te richten
en de nodige “lead time” en “cycletime” verkor-
tingen te realiseren. Hiertoe behoren onder meer
JIT, celproductie, “flow manufacturing”, modula-
risatie, omsteltijdverkorting, parallelle productie
(verschillende activiteiten tegelijk uitvoeren),
“upfront testen” (vooraf aan de integratie testen
bij toeleveranciers) en “cross docking” (manier
om snel producten tussen en door organisaties te
leiden).
Sneller, slimmer en beter
Bij Frencken Mechatronics wordt in productie-
cellen modulair gemonteerd. Dit vindt plaats
op basis van “flow” productie om insteltijden te
reduceren. Daarnaast wordt zowel door enginee-
ring als montagemedewerkers aandacht besteed
Tabel 3.2 Inzet arbeidsflexibilisering
Philips Medical Systems Frencken Mechatronics
/ Machinefabriek gebrs.
Frencken
LTB
Contractvariëteit Tussen 5-25% flexwerkers Ca. 10% flexwerkers Ca. 5% à 10% flexwerkers
en zzp’ers
Inzet uitzendkrachten Ja, vooral binnen montage Ja Incidenteel
In- en uitlenen van collega-
bedrijven / arbeidspool
Bij drukte helpen units
elkaar
Nee Nee
Urenbank Ja Wordt nog formeel inge-
voerd voor groep, nu veelal
regulier overwerk
Nee, alleen regulier over-
werk
Ploegendienst Indien nodig in 2 ploegen Indien nodig Nee
Flexibele verlofregelingen Ja Ja Nee
Multi-inzetbaarheid Ja Ja, ook tussen afdelingen Ja
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
39
aan het tijdig beschikbaar hebben van monteer- en
testgereedschappen om zowel korte cyclustijden
als kwaliteit te kunnen waarborgen.
Bij Machinefabriek gebrs. Frencken wordt tevens
structureel naar de doelmatigheid van de produc-
tieprocessen gekeken. De kernwoorden hierbij
zijn ‘sneller, slimmer, beter’, door deze bril wor-
den alle producten en processen bekeken en wor-
den veranderingen doorgevoerd. Dit heeft als doel
een verlaging van de kosten en/of verhoging van
de flexibiliteit. Om de omstel tijden voor machi-
nes zoveel mogelijk te verkorten is een gereed-
schapsbeheersysteem en een snelspan systeem
geïmplementeerd. Voorts is geïnvesteerd in een
6-palletmachine, waardoor onbemand kan worden
gewerkt. Door de invoering van diverse CAM-
stations in de productie bij de machines kunnen
de bedieners zelf de programma’s op de machines
aanpassen. Door ook CAM op de meetapparatuur
in te voeren, wordt de cyclustijd verder verkort.
Flexibel uit te breiden productiecellen
Voor LTB geldt dat de draagarmen voor de
medische apparatuur in een productiecel wordt
geproduceerd. Hier werken normaalgesproken
2 personen, maar er kan eenvoudig uitgebreid
worden naar 4 personen. Ook de lasrobot heeft
ruimte om de productie op te schalen. JIT-produc-
tie vindt plaats voor sommige producten die aan
andere markten worden geleverd, maar niet voor
de medische markt. De door LTB geproduceerde
machines voor de voedselverwerkende industrie
worden veelal opgebouwd uit basisonderdelen,
waarna klantspecif ieke onderdelen en opties er
later in worden gezet. Dit geeft enige flexibiliteit
om later aanpassingen te doen, mocht de klant dit
willen of mocht een order worden geannuleerd.
3.2.3 Invulling flexibiliteit in de keten
Aangezien PMS alleen het applicatiegerichte deel
van de productie, de integratie en het testen van
de samengestelde units zelf uitvoert, wordt een
belangrijk deel van de flexibiliteit in de productie
gezocht bij de toeleverende partijen. Veel hier-
van loopt via system suppliers. In totaal heeft
de business unit voor röntgenapparaten ca. 170
toeleveranciers, waarvan 20 “key” toeleveranciers
waarmee op strategisch niveau wordt overlegd.
Met een omschakeling van deze toeleveranciers
gaan veelal hoge omschakelkosten gepaard, dus is
over het algemeen sprake van lange termijn rela-
ties met wederzijdse afhankelijkheid.
Voor system supplier Frencken Mechatronics is
“supply chain management” een belangrijk deel
van de activiteiten. Zowel binnen de eigen groep
als hierbuiten worden onderdelen gesourced. Voor
Machinefabriek Gebrs. Frencken geldt dat stan-
daard een deel (ca. 15%) van de productie wordt
uitbesteed. Dit biedt een buffer tegen neerwaartse
bewegingen in de marktvraag. Echter, dit houdt
niet in dat bij een neergang alle uitbestedingen
worden geschrapt. Om een goede relatie met de
eigen toeleveranciers te behouden, blijft men een
deel van de omzet uitbesteden, maar wordt het
uitbestede volume verminderd.
LTB besteed weinig uit aan collega-bedrijven.
Uitbesteding van het laswerk is lastig, omdat het
veelal om enkele stuks gaat waardoor de inwerk-
kosten te hoog zijn. Alleen activiteiten die geen
kernactiviteit zijn worden uitbesteed, zoals plaat-
werk en speciale behandelingen (warmtebehande-
ling, coating).
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
40
Strategisch overleg en afspraken met toeleveranciers
noodzakelijk
Onvoldoende flexibiliteit bij toeleveranciers is,
vanwege de relatief beperkte fluctuaties in volume
in de medische markt, niet vaak een probleem.
Een gevaar is wel dat het werk voor PMS in de
knel komt, omdat andere afnemers van “key-sup-
pliers” met sterke fluctuaties te maken hebben.
Het is daarom belangrijk afspraken te maken over
onder meer afnamegaranties, de bandbreedte van
de productie en tijdige informatievoorziening met
betrekking tot de marktontwikkelingen. Dit past
binnen de eigen “vendor rating” techniek van
PMS, die meerdere criteria omvat (als kwaliteit,
kosten en technologie). Om snel te kunnen reage-
ren op veranderingen in de vraag van de afnemer
heeft Frencken Mechatronics inzicht in de prog-
noses van de belangrijkste afnemers.
Bij Frencken Mechatronics spreken inkoop en
engineering met hun tegenpartijen bij de grootste
afnemers om de “technology roadmaps” door te
nemen. Doordat OEM’ers een steeds groter deel
van de productie uitbesteden is de kennis van
de toeleverancier op het gebied van engineering
en productie broodnodig. Als het opschalen van
nieuwe productiefaciliteiten voor toeleveranciers
lastig is kan PMS helpen door garanties te geven
in de contractuele sfeer en technische ondersteu-
ning te bieden. Op het toeleveringsniveau van
de Machinefabriek gebrs. Frencken wordt niet
direct over het ontwerp voor de eindklant mee-
gedacht. Een uitzondering hierop is als Frencken
Mechatronics de afnemer is, dan is het binnen de
groep natuurlijk makkelijk communiceren over
veranderingen in het ontwerp. Voor LTB geldt
dat zij puur op specif icatie werken. Overigens
geldt wel dat kleine verbeteringen in het ontwerp
(bijv. om de productie makkelijker of goedkoper
te maken) wel door de Machinefabriek gebrs.
Frencken of LTB worden geïnitieerd.
Voorraadbeheer OEM’er bij system supplier
De voorraden worden zo laag mogelijk gehouden
en via enerzijds een “supplier managed inven-
tory” systeem en anderzijds een “supplier owned
inventory” systeem aangehouden. Het verschil
is dat in de eerste situatie PMS bij ontvangst
direct eigenaar is van de voorraad, in het tweede
geval worden wekelijks de gebruikte producten
afgerekend. Dit betekent dat de toeleverancier
de f inanciering van de voorraden op zich neemt.
Dit is niet voor iedere toeleverancier even mak-
kelijk haalbaar, maar het biedt dan ook kansen
voor de toeleverancier om een groter deel van de
toegevoegde waarde in de keten naar zich toe te
trekken. Belangrijke toeleveranciers, waaronder
Frencken, hebben inzicht in de voorraden via een
op internet gebaseerd systeem en kunnen voor-
raden zelf aanvullen als dat nodig is. Overigens
geldt het supplier managed en/of owned inventory
niet voor alle producten. Er worden ook producten
op reguliere wijze besteld en gefactureerd. Voor
LTB geldt dat wekelijks een bepaald aantal com-
plexe producten wordt gelast voor Machinefabriek
Gebrs. Frencken ten behoeve van Philips Medical
Systems. Hierbij treedt Machinefabriek Gebrs.
Frencken tevens op als leverancier van de tus-
senproducten, omdat deze het plaatwerk dat gelast
moet worden zelf aanlevert.
3.2.4 Knelpunten bij de verbetering van flexibiliteit
■ Personeel vormt het grootste knelpunt voor
de verhoging van de flexibiliteit bij LTB.
Goede lassers zijn schaars en het kost veel
tijd voordat nieuwe instroom vanaf technische
opleidingen volledig inzetbaar is. Ook voor
Machinefabriek Gebrs. Frencken geldt dat
vakmensen schaars zijn, dit betekent dat soms
tijdens minder goede tijden een buffertje van
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
41
vakmensen moet worden aangehouden, om
tijdens een “upswing” de productie tijdig te
kunnen opschalen.
■ De huidige kaders van de wet en de CAO’s
bieden voldoende ruimte om flexibiliteit in de
organisatie in te bouwen. Het is over het alge-
meen implementatie in de eigen organisatie
waar het bij veel bedrijven op blijft steken.
3.3.1 Vraag naar flexibiliteit vanuit de markt
De markt voor pluimveeslachtsystemen is een
wereldmarkt, die wordt gedomineerd door enkele
grote spelers en waarop Stork marktleider is. De
markt kenmerkt zich door een sterke consolidatie
van afnemers en felle concurrentie tussen pro-
ducenten. Terwijl de vraag in bepaalde landen of
regio’s sterk groeit (met name (Zuid-) Amerika
en Azië), blijft de groei in andere regio’s ach-
ter (West-Europa). Per saldo is sprake van een
gestage groei. Om flexibel in te kunnen spelen op
ontwikkelingen op deze deelmarkten (zoals groei,
maar ook valuta-ontwikkelingen) heeft Stork
eigen productievestigingen in de VS en Brazilië.
Leverbetrouwbaarheid nog belangrijker dan levertijd
Pluimveeslachterijen zijn in het algemeen grote
investeringen met een projectmatig karakter.
Naast de levering van de complete systemen,
worden aanvullende lijnen en machines en onder-
delen en diensten (aftersales) geleverd. De uit-
levering van systemen voor kippenslachterijen
3.3 Ketencase 3: Systemen voor voedings middelenverwerking
Box 3.3 De partijen in de keten
Stork
Dit onderdeel van Stork maakt machines, lijnen en complete slachterij-inrichtingen voor pluimveeslachterijen.
Bij de Nederlandse vestigingen zijn in totaal 550 werknemers actief (inclusief externe inhuur), in de VS werken
200 en in Brazilië 30 personen. De belangrijkste activiteiten van het productiepersoneel zijn het produceren
van de strategische onderdelen in de machines en de (eind)assemblage. De totale omzet van dit onderdeel van
Stork bedraagt bijna € 150 miljoen.
FIV B.V.
FIV B.V. is gespecialiseerd in het vervaardigen van kleine series draai- en freesdelen voor industriële bedrijven,
met als specialisatie roestvaststaal. De belangrijkste markten zijn de voedingsmiddelenindustrie, apparaten-
bouw, matrijzenbouw en algemene machinebouw. FIV is onderdeel van de groep industriële toelevering
binnen Aalberts Industries, de totale jaaromzet bedraagt ongeveer € 5 miljoen en er zijn 30 medewerkers in
dienst.
■ Uitbesteding vergroot de flexibiliteit, maar
het kost tijd om een relatie op te bouwen als
het gaat om producten die niet standaard zijn.
Uitbesteding vormt dus niet altijd een moge-
lijkheid om op korte termijn de productie te
vergroten.
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
42
kan redelijk worden gespreid over het jaar, al is
de planning soms lastig als projecten een paar
maanden worden doorgeschoven door de afne-
mers. Leverbetrouwbaarheid is veelal belang-
rijker dan een korte levertijd. Afnemers moeten
erop kunnen rekenen dat een lijn kan draaien op
het juiste moment. De levertijden voor machi-
nes zijn gemiddeld 8 weken, lijnen 12 weken en
complete slachterijen 16-20 weken. Snel kunnen
leveren kan een voordeel zijn om een order te
verwerven. De levensduur van machines verschilt
sterk, maar kan oplopen tot maar liefst 10 à 20
jaar. Ondertussen ontwikkelen de meest kritische
onderdelen van de machines en lijnen zich verder
door, zoals de gebruikte elektronica en software.
Volumefluctuaties maximaal 40% per maand
Voor FIV is Stork met bijna 30% van hun omzet
de grootste klant. Stork hanteert eigenlijk een
omzetgrens per individuele toeleverancier van
20%. Echter, aangezien FIV onderdeel is van
het veel grotere Aalberts Industries waarbin-
nen interne uitbesteding eenvoudig is, wordt de
huidige 30% niet als te groot beschouwd. FIV
werkt tevens voor OEM'ers in andere branches in
de metalektro-industrie (apparatenbouw, vlieg-
tuigindustrie). Fluctuaties in gevraagd volume
vanuit Stork komen maandelijks op maximaal
20% opwaarts of neerwaarts, op jaarbasis is geen
sprake van grote fluctuaties.
3.3.2 Invulling interne flexibiliteit
Flexibiliteit naar arbeidscontract
Stork heeft de beschikking over personeel met
vaste contracten, tijdelijke contracten (veelal
jaarcontracten) en flexkrachten. Bij de produc-
tie bedraagt het aandeel (de buffer) flexkrachten
structureel ongeveer 5%. Voor de assemblage-
activiteiten geldt dat tot 30%-50% van de capa-
citeit door flexibel personeel wordt ingevuld.
Veelal worden deze via gespecialiseerde techni-
sche bureaus worden aangetrokken. Ook HiTecs
(tevens onderdeel van Stork) levert op deze
manier personeel aan Stork. Dit bedrijf is oor-
spronkelijk gestart als arbeidspool binnen de
organisatie, maar levert inmiddels ook flexibili-
teitsdiensten op arbeidsgebied aan derden.
Voor FIV geldt dat het personeel bijna allemaal
bestaat uit vast personeel en een enkeling met een
jaarcontract. FIV heeft slechts 3 indirecte werk-
nemers, de overige 27 werknemers werken direct
in de productie. Dit is mede mogelijk doordat FIV
onderdeel is van Aalberts. Gespecialiseerde tech-
nische uitzendkrachten worden niet ingezet. In
uitzonderingsgevallen wordt gebruik gemaakt van
collegiale inleen van buurbedrijven.
Flexibiliteit naar werktijd
Indien sprake is van piekdrukte wordt bij Stork en
FIV overgewerkt tegen een overwerkvergoeding.
Bij Stork is men aan het studeren op de moge-
lijkheden voor het invoeren van een urenbank.
Dit moet het mogelijk maken dat uren die in de
ene periode teveel worden gewerkt, in een andere
periode kunnen worden gecompenseerd. Voor de
serviceafdeling geldt dat de werkdag is verlengd
tot 9,5 uur (met een werkweek van 4 dagen),
waardoor een langere bereikbaarheid per dag
wordt bereikt. Zowel bij Stork als bij FIV wordt
met een 2 ploegendienst gewerkt die indien nodig
in een 3 ploegendienst wordt omgezet. Indien
nodig wordt ook op zaterdag gewerkt.
Flexibiliteit naar functie
Multi-inzetbaarheid van personeel is beleid bij
zowel Stork als voor FIV. Bij Stork geldt dat in
eerste instantie sprake is van inzetbaarheid binnen
dezelfde afdeling, maar soms ook tussen afdelin-
gen. Bij FIV is eenzelfde besturingssysteem op
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
43
alle machines ingevoerd, zodat werknemers op
meerdere machines kunnen worden ingezet.
Flexibele uitbreiding assemblagecapaciteit
Indien de gevraagde hoeveelheid machines sterk
stijgt, heeft Stork de mogelijkheid een hal in de
buurt erbij te huren en hier met de benodigde
inzet van tijdelijke krachten een extra assemblage-
locatie van te maken.
Stork is ingericht volgens product(groep) gerichte
cellen. Daarbij wordt gewerkt met een kanbanme-
thode, waarbij alleen de bottleneck wordt gepland.
Deze bottleneck bepaalt vervolgens de volgorde
en snelheid van de overige processtappen met
een kanban. Volgens het JIT principe moeten de
werkopdrachten en materialen door de fabriek
stromen. Omsteltijdverkorting is belangrijk, maar
daarvoor wordt geen vaste methode gebruikt. Bij
nieuwe investeringen moet altijd doorlooptijdver-
korting gerealiseerd worden. Standaardonderdelen
die in meerdere machines zitten, kunnen even-
tueel vast op voorraad worden gemaakt om zo een
buffer te creëren bij een opgaande markt.
Vraaggestuurde productie mogelijk door snelwissel-
systeem
Om omsteltijden van machines te verkorten
wordt bij FIV gebruik gemaakt van een snel-
wisselsysteem voor gereedschappen. Dit maakt
Tabel 3.3 Inzet arbeidsflexibilisering
Stork FIV BV
Contractvariëteit Ja, tussen 5% en 50% flexwerkers Weinig (alleen vast en jaarcontract)
Inzet uitzendkrachten Ja Nee
In- en uitlenen van collega-bedrijven
/ arbeidspool
Ja, alleen via HiTecs In uitzonderingsgevallen
Urenbank Nee, momenteel alleen regulier over-
werk indien nodig
Nee, alleen regulier overwerk indien
nodig
Ploegendienst Ja, normaal 2-ploegen, indien nodig 3 Ja, normaal 2-ploegen, indien nodig 3
Flexibele verlofregelingen Ja Nee
Multi-inzetbaarheid Ja, binnen, maar (beperkt) ook tussen
afdelingen
Ja, m.b.v. cursussen en geholpen door
synchronisatie besturingssystemen
Overig Werkweken van 4 maal 9,5 uur op de
serviceafdeling
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
44
vraag gestuurde productie goed mogelijk. Er
is veelal sprake van korte series en spoed-
opdrachten kunnen tussendoor worden gedraaid.
Bijna alle productie is inmiddels vraaggestuurd.
Materiaalleveranciers komen dagelijks materialen
brengen. Evenwel wordt voor spoedopdrachten
ook een zekere grijpvoorraad wordt aangehouden.
Voor spoedopdrachten wordt ongeveer 5% van de
capaciteit vrijgehouden.
3.3.3 Invulling flexibiliteit in de keten
Geen echte system suppliers in de keten
Anders dan in de andere ketencases maakt
Stork geen gebruik van de diensten van system
suppliers. Wel is het door de aanwezigheid van
verschillende productiefaciliteiten in andere
werelddelen in staat om flexibel in te spelen op
verschillen in wisselkoersverhoudingen en acti-
viteit op de lokale markten. De productie van de
onderdelen die in aanraking komen met de kip
en de assemblage worden in de eigen organisatie
uitgevoerd. De reden hiervoor is dat de benodigde
kennis voor het ontwikkelen en optimaliseren van
pluimveeslachtsystemen zeer specialistisch en
concurrentiegevoelig (door de fysieke nabijheid
van belangrijke concurrenten) is.
Toeleveranciers worden voor de meer generieke
onderdelen en speciale behandelingen ingezet
(warmtebehandelingen, coatings etc.). Van de
totale waarde van de in machines gebruikte onder-
delen wordt ongeveer eenderde zelf gemaakt en
de rest uitbesteed. Van de onderdelen die PMT
zelf zou kunnen maken komt de verdeling op
60% zelf maken en 40% uitbesteden. Dit vormt
een buffer mocht de vraagontwikkeling ineens
tegenvallen. Overigens wordt ook in minder goede
tijden nog steeds werk gegund aan de vaste toe-
leveranciers, maar het volume is dan logischer-
wijs minder.
Om de afhankelijkheid van één of enkele toele-
veranciers te beperken, kunnen onderdelen per
productgroep veelal van meerdere (3 à 4) leveran-
ciers worden betrokken. Per groep is sprake van
één of enkele voorkeursleveranciers. Leveranciers
hebben normaliter 4 weken om onderdelen aan
Stork te leveren, intern wordt een levertijd van 3
weken verwacht. Belangrijk is dat de toeleveran-
cier open communiceert over levertijden. Gezien
het belang van leverbetrouwbaarheid wil men niet
voor onaangename verrassingen komen te staan.
Investeringen in flexibiliteit eigen verantwoordelijk-
heid
De toeleveranciers maken in principe alleen de
generieke delen en werken op specif icatie van de
OEM’er. Er is dan ook geen strategisch overleg
met toeleveranciers over technologische ontwik-
kelingen. Investeringen in het verhogen van de
flexibiliteit valt onder de eigen verantwoordelijk-
heid van toeleveranciers. Aangezien goede toe-
leveranciers ook voor Stork cruciaal zijn, moeten
leveranciers soms een beetje geholpen worden. Zo
is het voorgekomen dat tijdelijk een opslag van
10% op de zelf gecalculeerde prijs wordt getole-
reerd, om nieuwe toeleveranciers de kans te geven
om het productieproces aan te passen (leercurve).
Bij bestaande leveranciers is het geven en nemen
en wordt niet extra betaald voor flexibiliteit.
Tenzij sprake is van uitzonderlijke gevallen, bij-
voorbeeld als een leverancier ’s nachts door moet
werken. In dat geval worden de extra kosten wel
betaald.
Flexibele toeleverancier en ‘afhaalchinees’
FIV kan worden gekenschetst als een soort
‘afhaalchinees’. Het bedrijf is gespecialiseerd in
het flexibel leveren van capaciteit, kleine series
en een gemiddelde levertijd van 2 weken (dit was
in 2003 nog 4 weken). Om dit mogelijk te maken
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
45
is sprake van zeer korte lijnen naar klanten waar-
bij reëel de (on)mogelijkheden worden besproken
en is afspraak altijd afspraak. Alhoewel dus niet
wordt meegewerkt aan de engineering van onder-
delen, komt het wel voor dat de productie-afde-
ling van FIV voorstellen doet voor veranderingen
aan een onderdeel waarmee het goedkoper kan
worden geproduceerd.
Interne uitbesteding eenvoudig
FIV is onderdeel van de groep Industriële
Toelevering binnen Aalberts Industries (AI). De
zelfstandigheid van FIV is groot, en het voordeel
van de groep is dat interne uitbesteding bij col-
lega-bedrijven zeer eenvoudig is te realiseren.
Ook de vestiging van AI in Polen is daarbij in te
schakelen, hetgeen bijdraagt aan het realiseren
van kostenbesparingen voor de afnemer.
Na het draaien/frezen vindt er vaak nog een
oppervlaktebehandeling door een andere partij
plaats (harden, verchromen, vernikkelen).
Hiervoor zijn de doorloop tijden ook steeds korter.
Voorheen moest veelal een week op producten
worden gewacht, tegenwoordig is sprake van 48-,
24- of zelfs 12-uurs service. Dit draagt bij aan
verkorting van de eigen doorlooptijden.
3.3.4 Knelpunten bij de verbetering van flexibiliteit
■ De arbeidstijdenwet wordt soms als knellend
ervaren bij Stork. Indien bijvoorbeeld een
nachtdienst is gedraaid, kan de medewerker de
daaropvolgende dag niet worden ingezet.
■ De beschikbaarheid van toeleveranciers kan
beter. Zo zijn verschillende toeleveranciers
in de zomerperiode een paar weken dicht. Dit
betekent dat tijdig moet worden besteld, waar-
door de flexibiliteit beperkt is.
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
4Conclusies en aanbevelingen
Slikken of stikken
Flexibiliteit is voor zowel OEM’ers als toele-
veranciers in de beschreven markten een essen-
tiële voorwaarde om te kunnen overleven in
het huidige internationale concurrentieklimaat.
Ondernemingen staan of vallen met flexibiliteit.
De door afnemers geëiste mate van flexibiliteit
is afhankelijk van de markt waarin het bedrijf
opereert en de eisen die hier worden gesteld. Als
zodanig is flexibiliteit een belangrijk onderdeel
van het totale eisenpakket dat aan toeleveranciers
wordt gesteld (en waartoe ook zaken als kwaliteit
en kostenefficiëntie behoren). Het uitblinken in
flexibiliteit werkt als middel om de afnemer te
binden en maakt van de toeleverancier in feite
ook dienstverlener. Het is aan de toeleverancier
om deze waarde ook zichtbaar te maken voor zijn
afnemer.
De verschillende ketencases tonen aan dat flexi-
biliteit zonder uitzondering bij alle geïnterviewde
ondernemingen hoog op de agenda staat. Hiervoor
worden alle instrumenten om te flexibiliseren
ingeschakeld; arbeid, productieprocessen en net-
werken van toeleveranciers in de keten. De speci-
f ieke invulling van flexibilisering verschilt even-
wel per keten en is afhankelijk van de volatiliteit
in de markt, maar ook bijvoorbeeld geslotenheid
vanuit concurrentie-overwegingen. Het niveau
waarop in de keten wordt uitbesteed loopt uiteen
(complete modules, of alleen generieke delen),
en samenhangend hiermee de mate waarin wordt
samengewerkt met toeleveranciers.
Eigen risico’s voor ketenpartners
Investeringen in de verhoging van flexibiliteit
vinden alleen plaats voor rekening en risico van
de onderneming zelf. De geïnterviewde toeleve-
ranciers geven ook niet aan dit te missen.
Andere risico’s voor toeleveranciers hebben
betrekking op de verschuiving van voorraad-
risico’s verder de keten in. Doordat steeds meer
op basis van prognoses wordt geproduceerd,
neemt het risico dat (ingekochte) voorraad niet
wordt afgenomen toe. Hoewel door invoering
van vraaggestuurde productie en doorlooptijd-
verkorting deze risico’s (in het gunstigste geval)
worden beperkt, zullen bedrijven zich actiever
met de afzetmarkt van hun afnemer bezig moeten
houden. Voor strategische leveranciers biedt het
evenwel een mogelijkheid om een groter deel van
keten naar zich toe te trekken. Bovendien biedt
het opereren zo dicht op de markt van de afne-
mer kansen voor het vergroten van kennis door
technologische samenwerking. Deze kennis kan
vervolgens ook voor andere afzetmarkten worden
ingezet.
Ondersteuning van belangrijke toeleveranciers
bij (tijdelijke) problemen is echter geen uit-
zondering voor OEM'ers, als eenmaal voor een
bepaalde leverancier is gekozen. Dit geldt vooral
voor leveranciers van strategische onderdelen, of
leveranciers met specif ieke competenties. In dat
geval is immers sprake van een zekere afhanke-
lijkheidsrelatie, zeker op de korte termijn. Indien
de competenties van belangrijke toeleveranciers
(zoals leveranciers van strategische onderdelen)
op het gebied van flexibiliteit door de afnemer
nog als onvoldoende worden beschouwd, wordt
gezamenlijk door afnemer en leverancier gewerkt
aan een oplossing.
Straks overleven is nu veranderen
Flexibiliteit om op korte termijn te kunnen
opschalen is alleen mogelijk als hierachter een
lange termijn visie schuilgaat. Slechts weinig
maatregelen/investeringen kunnen op zo’n korte
termijn worden ingevoerd dat per direct een
46
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
47
enorme opschaling mogelijk is. Veelal leidt het
simpelweg inzetten van uitzendkrachten in een
sector als de “hi-tech systems” industrie met
lange inleertijden niet tot de gewenste produc-
tieverhoging. Arbeidstijden kunnen niet zomaar
worden gewijzigd, tenzij eerder de mogelijk-
heden daartoe zijn afgesproken met OR en/of
vakbeweging. Probleem hierbij is bovendien dat
deze organisaties soms nog niet de urgentie van
wijzigingen inzien voordat een acuut flexibiliteits-
probleem zich aandient. Ook een ander productie-
concept is niet binnen een maand ingevoerd. Een
uitzondering vormt wellicht het realiseren van
omsteltijdreducties. Veelal betreft dit maatregelen
op het gebied van werkorganisatie rondom pro-
ductiewerkplekken. Om goed in te kunnen spelen
op vraagveranderingen is evenwel vraaggestuurd
produceren (ook in het MKB) noodzakelijk.
“Upgrading” competenties noodzakelijk
Bij het opereren op wereldmarkten krijgen bedrij-
ven met toenemende complexiteit te maken. Het
is belangrijk te investeren in het verbeteren van
de organisatorische competenties om hiermee
om te kunnen gaan (waaronder verbetering van
de flexibiliteit). Het belang van organisatori-
sche innovaties, naast technologische, neemt toe.
Beheersing van de keten, zeker met betrekking tot
flexibiliteit, komt steeds meer centraal te staan.
Om de competenties van bedrijven op dit gebied
te verbeteren zijn in de afgelopen jaren diverse
methoden en instrumenten ontwikkeld, zoals de
Demand Chain Navigator van NEVAT en NEVI.
Knellende kaders verruimen
Als in Nederland sterk wordt ingezet in het ver-
beteren van flexibiliteit en de kaders daarvoor,
zullen multinationale ondernemingen eerder
geneigd zijn voor Nederland te kiezen. En hier-
mee de toekomstperspectieven voor Nederlandse
toeleveranciers verbeteren. In de praktijk blijkt
dat de mogelijkheden die de huidige wetgeving
en CAO’s bieden, afhankelijk van over welke
sector het betreft, veelal nog niet volledig wor-
den benut door bedrijven. Dit biedt ruimte om
binnen de huidige kaders verder te flexibiliseren.
De kosten die hiermee gepaard gaan zijn daarbij
wel punt van aandacht. Andere zaken die kun-
nen worden verbeterd zijn de verruiming van de
Arbeidstijdenwet en versoepeling van het ontslag-
recht. Volgens de OESO is Nederland waar het
arbeidscontracten met een vast dienstverband
betreft één van de meest restrictieve landen in
Europa.
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
Bijlage 1: geraadpleegde bronnen
Gesprekspartners
Dhr. S. Bambach, Philips ETG
Dhr. H. Büthker, Stork N.V.
Dhr. H.J.P.M. Dijkhuis, ASML Netherlands B.V.
Dhr. E. Harink, Philips ETG
Mw. V. van Harten, Philips ETG
Dhr. B. van den Heuvel, LTB
Dhr. A. Hofman, ASML Netherlands B.V.
Dhr. Th. van den Hoven, FME-CWM
Dhr. J. de Leede, TNO Arbeid
Dhr. R.P. van der Mark FME-CWM
Dhr. P. van Mullekom, FIV BV
Dhr. H.P.N. Scheepers, ASML Netherlands B.V.
Dhr. A. Schippers, Philips Medical Systems
Nederland B.V.
Dhr. S.J. van Sprang, Frencken Group
Dhr. P. van der Steen, Machinefabriek Gebrs.
Frencken B.V.
Dhr. G.H. Tuinzaad, TNO Industrie en Techniek
Dhr. H.W.T. van der Vrande, Neways Electronics
International N.V.
Dhr. F. Vijverstra, Stork
Dhr. S. Wasser, HiTecs
Literatuur
ASML, Jaarverslag 2004
Deloitte, Complexiteit de baas met het business
maturity model, 2005
Deloitte, Mastering complexity in global manu-
facturing, 2003
FME CWM, Grenzen aan flexibiliteit, 1999
Haffmans, L. en A.J. van Weele, Strategieën voor
toeleveranciers: resultaatverbetering door focus,
in Holland Management Review nummer 102,
2005
Haffmans, L. en A.J. van Weele, Op weg naar
ketengericht innoveren: de rol van de toeleveran-
cier, in Holland Management Review nr. 96, 2004
Helmes, R.B.M. en G.H. Tuinzaad, Assemblage in
de machinebouw, in MB Dossier november 2000
Hanfield, R.B. en E.L. Nichols, Supply chain
redesign, Transforming supply chains into inte-
grated value systems, 2002
Neways, Jaarverslag 2004
OECD, OECD Employment Outlook 2004
Philips, Jaarverslag 2004
Poirier, C.C. en S.E. Reiter, Supply chain optimi-
zation, 1996
Stork, Jaarverslag 2004
TNO Industrie en TNO Arbeid, Flexibele inzet
van personeel in productiebedrijven, 2002
TNO Industrie en TNO Arbeid,
Doorstroomvriendelijke en mensgerichte assem-
blage, 2000
Vincken, M., Specialisatie vergt reductie omstel-
tijd, in PT Industrieel Management nr. 9, 2004
Weijs, R., Levertijd verlaagd van 9 naar 7 maan-
den, in PT Industrieel Management nr. 7/8, 2005
48
WA
AR
DE
VA
N F
LE
XIB
ILIT
EIT
Bijlage 2: Verklarende woordenlijst
Cost roadmaps - ontwikkelingsplannen voor de kosten van een product
Cross docking - methode om snel producten tussen en door organisaties te leiden
Cycletime prevention - voorkomen van (lange) doorlooptijd
Lifecycle - levenscyclus (van een product)
Limited commitment zone - voor de tijdens deze periode op basis van prognoses opgebouwde voorraad
geven afnemers een beperkte f inanciële garantie af
One piece flow - producten bewegen afzonderlijk door het productieproces in het tempo dat door de
klantbehoefte wordt bepaald
Operational excellence - zo eff iciënt mogelijke bedrijfsprocessen
Order fulf illment - het afwikkelen van de order
Order leadtime - levertijd van de order
Original equipment manufacturer (OEM'er) - eindproducent
Parts supplier - leverancier van onderdelen
Poka yoke - kwaliteitstechniek die erop gericht is menselijke fouten te voorkomen
Process supplier - leverancier van (gespecialiseerde) capaciteit
Ramp up - sterke groeistijging
Supplier managed (own) inventory - voorraad bij afnemer die wordt beheerd door de leverancier
System supplier - toeleverancier van complete modules
Technology roadmaps - ontwikkelingsplannen voor technologie
Time to market - tijd van productontwikkeling tot het op de markt brengen van een product.
Upfront testing - vooraf testen door toeleveranciers
Value engineering - engineering t.b.v. kostenverlaging zonder dat dit ten koste gaat van de
functionaliteit
Value stream mapping - het weergeven van activiteiten en waardestromen in het productieproces
49
@#
Themastudie
DE WAARDE VAN FLEXIBILITEIT