infoblad_koelinstallaties_en_airconditioning

4
Koelinstallaties & airco’s Infoblad ALGEMEEN Koelinstallaties en airco’s zijn indelingsplichtig volgens Titel I van het VLAREM vanaf een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW. Tot 200 kW zijn het klasse 3-inrichtingen, indien meer dan 200 kW behoren ze tot de klasse 2-inrichtingen. Ook sommige niet-ingedeelde koelinstallaties (d.i. koelinstallaties en airco’s met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van minder van 5 kW) krijgen regels opgelegd. Deze worden opgesomd in een apart stukje aan het einde van dit infoblad. In hoofdstuk 5.16 van Titel II van het VLAREM worden algemeen geldende voorwaarden vastgelegd die sinds 1 januari 2004 van toepassing zijn op airco’s, koelinstallaties en koelsystemen. Ook warmtepompen met een koelsysteem vallen hieronder. De opgelegde regels vloeien voort uit de EU Verordening 1005/2009. Vooraleer hier dieper op in te gaan, worden nog een aantal algemeen geldende principes uit VLAREM II meegegeven die niet uit het oog mogen verloren worden: - Wanneer er stoffen/vloeistoffen met een gevaarsteken gebruikt worden in deze installaties en er bevindt zich een voorraad bij deze installaties, dan moeten de voorwaarden uit hoofdstuk 5.17 van VLAREM II voor de opslag van gevaarlijke stoffen ook gevolgd worden (lekbak, afstandsregels, etc.) - De buurt mag niet gehinderd worden door het geluid en/of trillingen van airco’s en ventilatoren. Het belang van deze regel mag niet onderschat worden wanneer uw bedrijf grenst aan woningen! WELKE KOELMIDDELEN TE GEBRUIKEN? Verschillende koelmiddelen die van oudsher gebruikt worden, behoren tot de groep van de chloorfluorkoolstoffen (CFK’s), de chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s) en halonen. Emissies van deze producten, bijvoorbeeld door het lekken uit een koe- linstallatie, tasten de stratosferische ozonlaag aan. Het is deze ozonlaag die ons beschermt tegen de schadelijke UV-stralen van het zonlicht. Het gebruik van deze producten wordt dan ook aan banden gelegd. De traditionele koelmiddelen die in commerciële koelinstallaties zoals in winkels of grootwarenhuizen gebruikt werden, met name CFK-12 en het CFK/HCFK-mengsel R-502 zijn momenteel dan ook verboden. Uitzondering op dit verbod vormen de CFK’s die aanwezig zijn in hermetisch gesloten koelsystemen met een geïnstalleerde drijfkracht van 500 W of minder. CFK’s werden vaak vervangen door gassen waarvan later bleek dat ze een sterk broeikaseffect hebben en dus bijdragen aan de opwarming van de aarde. Het gebruik van deze gefluoreerde broeikasgassen wordt dan ook onderworpen aan een gefaseerd uitdovingsbeleid. Ze worden m.a.w. uit de markt genomen tegen een bepaalde datum en vervangen door een milieuvriendelijker alternatief: • Het courante R22 koelmiddel is een HCFK waarvoor een uitdovingsbeleid geldt. Het mag niet meer gebruikt worden in nieuwe koelinstallaties. Tot 1 jan 2010 mag het ‘vers’ bijgevuld worden; tot 1 jan 2015 mag enkel gerecycleerde R22 bijgevuld worden. • In gecentraliseerde systemen is het verboden koelmiddel R-502 reeds met succes vervangen door HCFK-22 en op HCFK-22 gebaseerde mengsels. • CFK-12 die vroeger in kleine autonome systemen gebruikt werd, wordt momenteel in de meest nieuwe autonome instal- laties vervangen door HFK-134a. Vandaag wordt vaak gewerkt met R134a, R407a en R407c. Dit zijn HFK’s die zonder beperking mogen blijven gebruikt wor- 1

description

 

Transcript of infoblad_koelinstallaties_en_airconditioning

Koelinstallaties & airco’s

Infoblad

ALGEMEEN

Koelinstallaties en airco’s zijn indelingsplichtig volgens Titel I van het VLAREM vanaf een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW. Tot 200 kW zijn het klasse 3-inrichtingen, indien meer dan 200 kW behoren ze tot de klasse 2-inrichtingen. Ook sommige niet-ingedeelde koelinstallaties (d.i. koelinstallaties en airco’s met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van minder van 5 kW) krijgen regels opgelegd. Deze worden opgesomd in een apart stukje aan het einde van dit infoblad.

In hoofdstuk 5.16 van Titel II van het VLAREM worden algemeen geldende voorwaarden vastgelegd die sinds 1 januari 2004 van toepassing zijn op airco’s, koelinstallaties en koelsystemen. Ook warmtepompen met een koelsysteem vallen hieronder. De opgelegde regels vloeien voort uit de EU Verordening 1005/2009. Vooraleer hier dieper op in te gaan, worden nog een aantal algemeen geldende principes uit VLAREM II meegegeven die niet uit het oog mogen verloren worden:- Wanneer er stoffen/vloeistoffen met een gevaarsteken gebruikt worden in deze installaties en er bevindt zich een voorraad bij deze installaties, dan moeten de voorwaarden uit hoofdstuk 5.17 van VLAREM II voor de opslag van gevaarlijke stoffen ook gevolgd worden (lekbak, afstandsregels, etc.) - De buurt mag niet gehinderd worden door het geluid en/of trillingen van airco’s en ventilatoren. Het belang van deze regel mag niet onderschat worden wanneer uw bedrijf grenst aan woningen!

WELKE KOELMIDDELEN TE GEBRUIKEN?

Verschillende koelmiddelen die van oudsher gebruikt worden, behoren tot de groep van de chloorfluorkoolstoffen (CFK’s), de chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s) en halonen. Emissies van deze producten, bijvoorbeeld door het lekken uit een koe-linstallatie, tasten de stratosferische ozonlaag aan. Het is deze ozonlaag die ons beschermt tegen de schadelijke UV-stralen van het zonlicht. Het gebruik van deze producten wordt dan ook aan banden gelegd. De traditionele koelmiddelen die in commerciële koelinstallaties zoals in winkels of grootwarenhuizen gebruikt werden, met name CFK-12 en het CFK/HCFK-mengsel R-502 zijn momenteel dan ook verboden. Uitzondering op dit verbod vormen de CFK’s die aanwezig zijn in hermetisch gesloten koelsystemen met een geïnstalleerde drijfkracht van 500 W of minder.

CFK’s werden vaak vervangen door gassen waarvan later bleek dat ze een sterk broeikaseffect hebben en dus bijdragen aan de opwarming van de aarde. Het gebruik van deze gefluoreerde broeikasgassen wordt dan ook onderworpen aan een gefaseerd uitdovingsbeleid. Ze worden m.a.w. uit de markt genomen tegen een bepaalde datum en vervangen door een milieuvriendelijker alternatief:

• Het courante R22 koelmiddel is een HCFK waarvoor een uitdovingsbeleid geldt. Het mag niet meer gebruikt worden in nieuwe koelinstallaties. Tot 1 jan 2010 mag het ‘vers’ bijgevuld worden; tot 1 jan 2015 mag enkel gerecycleerde R22 bijgevuld worden.

• In gecentraliseerde systemen is het verboden koelmiddel R-502 reeds met succes vervangen door HCFK-22 en op HCFK-22 gebaseerde mengsels.

• CFK-12 die vroeger in kleine autonome systemen gebruikt werd, wordt momenteel in de meest nieuwe autonome instal-laties vervangen door HFK-134a.

Vandaag wordt vaak gewerkt met R134a, R407a en R407c. Dit zijn HFK’s die zonder beperking mogen blijven gebruikt wor- 1

den mits naleving van de VLAREM voorwaarden voor ingedeelde installaties.Het R600 koelmiddel behoort tot de nieuwe generatie van koolwaterstoffen en is niet ozonafbrekend. Dit middel mag zon-der beperking gebruikt worden mits naleving van de VLAREM voorwaarden voor ingedeelde installaties.

Ook ammoniak (NH3) is niet ozonafbrekend en mag zonder beperking gebruikt worden mits naleving van de VLAREM voor-waarden voor ingedeelde installaties.

Merk op dat de inzet van een alternatief milieuvriendelijk koelmiddel vaak gepaard gaat met een aanpassing van de koelin-stallatie (‘retrofitting’). In sommige gevallen kan hiervoor ecologiepremie aangevraagd worden. Meer informatie op www.agentschapondernemen.be/themas/ecologiepremie > ecologiepremie plus.

WELKE TECHNISCHE EISEN WORDEN GESTELD AAN DEZE INSTALLATIES?Koelinstallaties en airco’s moeten functioneren onder volgende voorwaarden, onafhankelijk van het gebruikte koelmiddel:

1. Bouw en opstelling van de installatie: constructie-attest Het toestel moet technisch perfect werken. De constructeur of een milieudeskundige ‘erkend in de discipline toestellen en installaties onder druk’ en/of ‘erkend in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen’ reikt hiertoe een attest uit. De constructie van het toestel en de ganse installatie met inbegrip van leidingen en koppelingen evenals de handelingen voor eerste ingebruikname moeten beantwoorden aan de Europese normering terzake. Volgende (kleinere) installaties hebben evenwel geen constructie-attest nodig:

• installaties met koelmiddel zonder gevaarsymbool met een thermostatisch of elektronisch expansieventiel met koe-linhoud van 10 kg of minder;

• installaties met koelmiddel zonder gevaarsymbool met een capillair expansiesysteem met koelinhoud van 3kg of minder

• installaties met koelmiddel met gevaarsymbool Xn met koelinhoud van 2,5 kg of minder• installaties met koelmiddel met gevaarsymbool T met koelinhoud van 1 kg of minder• installaties conform KB 23/03/1977• installaties conform KB 05/05/1995• installaties conform KB 13/06/1999

2. Onderhoud van de installatie / het toestel: bevoegde koeltechnicus Enkel een bevoegde koeltechnicus mag handelingen uitvoeren op de installaties. Hij neemt voldoende voorzorgen tegen het ontsnappen van het koelmiddel uit de installatie. Dit impliceert o.a. het werken volgens een code van goede praktijk, het uitvoeren van een lekdichtheidstest na elke herstelling ten gevolge van een lek en het bijhouden van deze handelingen in een register ten behoeve van de controlerende overheid. De frequentie en modaliteiten van het onder-houd kunnen aangepast worden via de milieuvergunning. De reglementering in verband met de bevoegde koeltechnici vindt u op http://www.lne.be/themas/erkenningen/koeltechniek.

3. Speciale aandacht voor de terugwinning van koelmiddel! Het koelmiddel moet binnen de 30 dagen uit de installatie gehaald worden wanneer de installatie definitief buiten gebruik gesteld wordt. De bevoegde koeltechnicus voert dit uit met geschikt materiaal. Het koelmiddel dat teruggewon-nen wordt bij herstellingen mag - indien goed bevonden - enkel in dezelfde inrichting opnieuw gebruikt worden. Merk op dat het afgetapt koelmiddel als gevaarlijk afval moet verwerkt worden.

4. Er worden strikte beheersmaatregelen voor lekverlies opgelegd ingeval het koelmiddel ozonafbrekend is en/of een geflu-oreerd broeikasgas in niet-gesloten circuits met koelmiddelinhoud van 3 kg of meer (bijvoorbeeld niet voor R600 of NH3). Alle maatregelen moeten genomen worden om het relatief lekverlies te beperken tot maximaal 5% per jaar. Indien vastgesteld wordt dat het relatief lekverlies groter is dan 5% per jaar dan moet het lek opgespoord worden en on-middellijk gedicht. Pas na een lekdichtheidstest door een bevoegde koeltechnicus mag nieuw koelmiddel toege-voegd worden! Een nieuwe lekdichtheidscontrole moet worden uitgevoerd binnen de 3 maanden na de herstelling. Wanneer het relatief lekverlies groter dan 10% per jaar bedraagt, moet binnen de 30 dagen tot actie overgegaan worden zoals hiervoor beschreven. Wanneer dit binnen het jaar niet leidt tot een relatief lekverlies van minder dan 5% op jaar-basis , moet de installatie buiten gebruik gesteld worden. Dit geldt zowel voor nieuwe als oude koelinstallaties (in dienst genomen na/voor 1 januari 2004).2

5. Periodieke lekdichtheidscontroles Koelinstallaties met een koelmiddeleninhoud van 3 kg of meer die gebruik maken van ozonafbrekende stoffen en/of gefluoreerde broeikasgassen moeten minstens 1 keer per jaar onderzocht worden op goed functioneren en mogelijke lekkage. Deze frequentie loopt op tot 1 keer per half jaar voor grote installaties met een nominale koelmiddelinhoud van 30 kg of meer en zelfs tot 1 keer per kwartaal voor zeer grote installaties met een nominale koelmiddelinhoud van 300 kg of meer.

6. Keuring van airco’s > 12 kW Naar aanleiding van de energieprestatierichtlijn moeten airco’s met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW regelmatig energetisch gekeurd worden door een bevoegde deskundige. De keuring moet ervoor zorgen dat het toestel optimaal afgestemd is voor een zo minimaal mogelijk energieverbruik, rekening houdend met de koelingsbehoefte van het gebouw. Sinds 10 april 2011 ligt de keuringsfrequentie als volgt vast: nominaal koelvermogen airco frequentiemeer dan 12 kW iedere 5 jaar

50 kW of meer iedere 3 jaar

250 kW of meer iedere 2 jaar De lijst van bevoegde deskundigen voor deze energetische keuringen vindt u op http://www.lne.be/themas/erkennin-gen/bevoegde-deskundige-keuring-airco-meer-dan-12-kW.

WELKE REGISTRATIE-EISEN WORDEN GESTELD AAN DEZE INSTALLATIES?

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de documentatie die zich bij het toestel moet bevinden en de documentatie die in de nabijheid van het toestel kan geconsulteerd worden, zoals digitale opslag op een computer.

Bij de koelinstallatie bevindt zich een instructiekaart met volgende info:• contactgegevens van de installateur • contactgegevens van de onderhoudsdienst• type koelmiddel• toelaatbare werkdrukken• hoe je het toestel in of buiten gebruik kan stellen• hoe je het toestel in geval van nood kan uitschakelen.

De beheerder van de koelinstallatie met een koelmiddeleninhoud van 3 kg of meer die gebruik maat van ozonafbrekende stoffen en/of gefluoreerde broeikasgassen houdt een logboek of register bij van:• datum ingebruikname• koelmiddel en inhoud• data’s en omschrijving werkzaamheden• data’s en omschrijving storingen• hoeveelheden en soort koelmiddel dat toegevoegd werd / uit de installatie werd afgetapt• bij afvoer van het koelmiddel: de datum, vervoerder en bestemming• data’s, omschrijving en resultaten van lekdichtheidstesten• info over de bevoegde koeltechnicus• data’s van buitengebruikstelling

Voor elke installatie moet een eigen logboek aanwezig zijn!

Om controle over de toegevoegde en afgetapte koelmiddelen mogelijk te maken, moet de exploitant de facturen van de aangekochte hoeveelheden koelmiddel en het logboek ter beschikking houden van de toezichthoudende ambtenaar.

3

NIET-INGEDEELDE KOELINSTALLATIES VAN MINDER DAN 5 KW

De wetgever heeft enkele eisen van toepassing gesteld op kleine koelinstallaties en airco’s met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van minder dan 5 kW, maar die gebruik maken van een ozonafbrekend koelmiddel en/of gefluoreerde broeikas-gassen met een koelmiddelinhoud van 3kg of meer.Deze installaties moeten voldoen aan de hiervoor vermelde eisen ten aanzien van koelmiddelen, de technische eisen en registratie eisen, met uitzondering van het constructie-attest.

Voor meer informatie kunt u terecht bij:

RegelgevingDepartement Leefmilieu, Natuur en EnergieAfdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en GezondeheidDienst Lucht en KlimaatTeam KlimaatKoning Albert II-laan 20, bus 81000 BrusselT 02 553 11 [email protected] www.lne.be/themas/klimaatverandering/verdunning-van-de-ozonlaag/beleid-vlaanderen/vlaamse-regelgeving

Erkenningen koeltechnische bedrijvenir. Griet Schockaert, adviesverlener Milieuvergunningen en ErkenningenT 02 553 79 [email protected]

Versie maart 2013

Deze uitgave is een algemene informatiebrochure die enkel de grote lijnen van de behandelde materie aangeeft. Zij maakt derhalve geen aanspraak op volledigheid.

Voor algemene informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij het Agentschap Ondernemen:[email protected]

Bel gratis 0800 20 555

4