In gesprek met annemarie van gaal - cbs.nl · O4 cbs 02/13. voorwoord Samenwerking en balans in de...

52
02 13 zomer 2013 Het relatiemagazine van het Centraal Bureau voor de Statistiek In gesprek met Annemarie van Gaal Interview met Ko Colijn, directeur Clingendael CBS onderzoekt mogelijkheden van big data Voortrekkersrol CBS bij het meten van duurzaamheid

Transcript of In gesprek met annemarie van gaal - cbs.nl · O4 cbs 02/13. voorwoord Samenwerking en balans in de...

02 13zomer 2013

Het relatiemagazinevan het Centraal Bureau voor de Statistiek

In gesprek met

annemarie van gaal

Interview met Ko Colijn, directeur Clingendael CBS onderzoekt mogelijkheden van big data

Voortrekkersrol CBS bij het meten van duurzaamheid

zomer

middellandse zeegebied populaire vakantiebestemmingDe Nederlandse vakantieganger lijkt tijdens de vakantie steeds vaker op zoek te gaan naar de zon. In het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw werden door Nederlanders namelijk bijna 2 miljoen ofwel 17 procent van alle lange vakanties in de traditionele vakantielanden rond de Middellandse Zee (Spanje, Portugal, Italië, Griekenland en Turkije) doorgebracht. In 2012 is dit opgelopen tot bijna 5 miljoen ofwel ruim 25 procent van alle lange vakanties. Met name Turkije is een zonbestemming die in het laatste decennium van de vorige eeuw steeds populairder is geworden.

O4 cbs 02/13

voorwoord

Samenwerking en balans in de top van organisaties, samenwerking tussen overheids organisaties, samenwerking in Europa en samenwerking wereldwijd in organisaties als de VN en OESO; samenwerking loopt als een rode draad door de hoofdartikelen in dit blad. Voor het CBS is samenwerking van groot belang. Het is dan ook al sinds jaar en dag een belangrijke pijler onder de strategie en het beleid van onze organisatie.Ko Colijn, directeur van het Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael, stoort zich aan het feit dat Europa op het gebied van defensie zo weinig samen­werkt, ondanks bezuinigingen, conflicten in de ‘achtertuin’ en het feit dat de Verenigde Staten hun aandacht verleggen naar de Pacific. Hij vertelt over het succes van de diplomatenopleiding van Clingendael en legt uit waarom de cijfers van het CBS van belang zijn voor de analyses van zijn instituut.Internationaal zakenvrouw, ondernemer en investeerder Annemarie van Gaal pleit voor meer balans in de boardrooms tussen degenen die bereid zijn risico’s te nemen en degenen die meer oog hebben voor de lange termijn. Vrouwen moeten wat haar betreft fulltime aan de slag en het huidige kabinet zou dat moeten stimuleren. Verder vertelt zij over haar ervaringen in Moskou en het werk van haar huidige consulting­ en mediabureau. Het CBS loopt met de ‘Monitor Duurzaam Nederland’ internationaal gezien voorop bij het meten van de duurzaamheid van de samenleving. CBS­onderzoekers Rutger Hoekstra en Jan­Pieter Smits vervullen als voorzitters en redacteuren dan ook een voortrekkersrol in de internationale Taskforce for Measuring Sustainable Development. Het rapport van de taskforce verschijnt vóór de zomer.Voor de natuurstatistieken werkt het CBS nauw samen met andere overheids­organisaties in het Netwerk Ecologische Monitoring. Statistisch onderzoeker Arco van Strien legt uit hoe het met behulp van het bij het CBS ontwikkelde occupancy-model mogelijk is uit ongestructureerde ‘big en dirty data’ toch betrouwbare statistieken over de verspreiding van verschillende diersoorten in Nederland te maken. Methodoloog Piet Daas vertelt dat het CBS al onderzoek deed naar het gebruik van big data toen deze term nog niet of nauwelijks werd gebruikt. Aan de hand van enkele concrete voorbeelden laat hij zien wat de mogelijkheden zijn, maar ook welke haken en ogen er aan zitten. Ook hier blijkt samenwerking met andere partijen een belangrijke factor om successen te behalen.

Gosse van der VeenDirecteur­Generaal van de Statistiek

samenwerking‘Samenwerking met andere

partijen belangrijke

factor om successen te

behalen’

zomer 2013 3

Aan dit nummer werkten mee...

colofon

02/13 is het relatie-magazine van het CBS dat als doelstelling heeft de externe relaties van het statistiekbureau te informeren over het CBS en met het CBS verwante relevante maatschap-pelijke ontwikkelingen. Het relatiemagazine verschijnt 4 keer per jaar.

uitgave: Centraal Bureau voor de Statistiekhoofdredactie: Miriam van der Sangenmedewerkers: Annemieke Bos, Cor Kooijman, Masja de Ree, Jaap van Sandijk, Miriam van der Sangen, Anita Toet en Rosenbaum Selekt

cover: Annemarie van Gaal is internationaal zakenvrouwfotografie: ANP Photo, Anneke Hymmen, Sjoerd van der Hucht en Wim van der Spiegelillustraties: Deborah van der Schaafoplage: 6 500 exemplarenvormgeving: Edenspiekermannopmaak: Osage / Communicatie en ontwerpdruk: Tuijtel, Hardinxveld-Giessendam

Reacties op het blad zijn welkom via e-mail:[email protected]

miriam van der sangen (1958) studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Daarna volgde zij diverse opleidingen op het gebied van management en journalistiek. Begin jaren tachtig trad zij in dienst bij het CBS, waar zij verschil-lende functies vervulde. De afgelopen 18 jaar werkte zij bij de sector Communicatie.

annemieke bos (1966) volgde de opleiding Voorlichtingskunde aan de Haagse Hogeschool. Zij werkte 5 jaar als voorlichter bij de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf en daarnaast als freelance journaliste bij diverse kranten. Sinds 1995 is ze actief als freelance tekstschrijver/redacteur.

masja de ree (1973) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de uni ver siteit van Amsterdam. Ze was docent Nederlands en alfabetisering en werkt sinds 2003 als zelfstandig bedrijfs-journalist en eindredacteur voor diverse opdrachtgevers bij de overheid en in de gezondheidszorg.

jaap van sandijk (1960) studeerde aan de Pedago-gische Academie, maar koos na de afronding daarvan voor de journalistiek. Na ervaring te hebben opgedaan bij de regionale radio en krant vestigde hij zich als freelance journalist. Hij schrijft voor diverse vakbladen, waar-onder Adformatie, Sales-management en Twinkle.

Europa moet niet genoeg -zaam achterover leunen Het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael bestudeert sinds de oprichting in 1983 diverse aspecten van internationale betrekkingen. Directeur Ko Colijn vertelt over de onafhankelijkheid van zijn instituut, de veiligheid van Nederland en Europa, oude en nieuwe dreigingen en het belang van CBS-cijfers.

fulltime werkende vrouwen zijn een motor van de economieAnnemarie van Gaal is ondernemer, investeerder en regel­matig op tv te zien. Ze heeft de uitgeverij Independent Media in Moskou opgezet en later de tijdschriftenuitgeverij AM Media in Amsterdam. Ze heeft haar eigen consulting­ en mediabureau dat zich heeft gespecialiseerd in adviezen en uitgaven op het gebied van financiële communicatie.

10

20

zomer 2013 54 cbs 02/13

inhoud

en verder...6 Kort gezondheid8 De risicofactoren van

voortijdig schoolverlaten16 Kort economie18 Grenzeloze toegang tot

microdata26 Kort sport28 CBS-publicatie geeft

actueel en breed overzicht van Nederland

34 Kort criminaliteit40 Kort actueel48 Kort culinair50 Recente publicaties52 Op een doorsnee dag…

cbs onderzoekt de mogelijk heden van big dataHet is een hot issue: big data. Ondernemingen zitten op extreme hoeveelheden bits en bytes. Ook het CBS heeft te maken met big data. Methodoloog Piet Daas onderzoekt, samen met een aantal CBS­collega’s, hoe het statistiekbureau daarvan gebruik kan maken.

cbs ontwikkelt nieuwe methode om natuurstatistieken te maken Ze zijn ‘big en dirty, de data die tegenwoordig gebruikt worden om de natuurstatistieken van het CBS te maken. Maar ze bieden veel voordelen en niet alleen wat de kosten betreft. ‘We kunnen soorten monitoren, die we eerder niet goed in beeld kregen’, aldus statistisch onderzoeker Arco van Strien.

voortrekkersrol cbs bij het meten van duurzaamheid Als er één begrip door de jaren heen een containerbegrip is geworden, dan is het wel duurzaamheid. Hoe maak je zo’n begrip nu meetbaar en zorg je ervoor dat alle landen in Europa dat op dezelfde manier doen, zodat ontwikkelingen te vergelijken zijn en er beleid op kan worden gebaseerd? De CBS’ers Rutger Hoekstra en Jan­Pieter Smits vertellen er meer over.

30

36 42

zomer 2013 54 cbs 02/13

ruim 9%In de periode 2001-2011 was een lichte daling

te zien van het aantal zware drinkers. Dat

zijn mensen die minstens 1 keer per week 6 of

meer glazen alcohol op één dag drinken. Dit

percentage kwam in 2011 uit op ruim 9 procent.

6 cbs 02/13 zomer 2013 7

26%

aantal rokers daalt van 33% naar 26% Het percentage rokers is in de periode van 2001 tot 2011 gestaag gedaald van ruim 33 procent in 2001 tot bijna 26 procent 10 jaar later. Ook het aandeel zware rokers (die 20 sigaretten of meer per dag roken) daalde in die zelfde periode. Dit halveerde van 10 procent in 2001 tot 5 procent in 2011.

48%van de werknemers in de zorg maakt agressie meeIn 2011 kreeg 48 procent van de werknemers in de zorgsector te maken met agressie op het werk. Ter vergelijking: van alle werknemers bij elkaar werd in dat jaar 33 procent met dit verschijnsel geconfron-teerd. De cijfers in de zorg zijn hoog, omdat werk-nemers in deze sector veel externe contacten hebben, onder meer met patiënten en bezoekers. Ook in andere sectoren waar veel externe contacten zijn (openbaar bestuur, onderwijs en horeca) komt agressie op de werkvloer vaker voor. In alle bedrijfs-takken is intimidatie de meest voorkomende vorm van agressie. (Bron: CBS/TNO)

Voor de zorg die valt onder de basisverzekering werd in 2010 door verzekeraars per persoon gemid-deld 2 100 euro vergoed. Meer dan de helft van deze kosten (54 procent) is voor ziekenhuiszorg. Medi-cijnen komen met 15 procent op de tweede plaats. 12 procent van de kosten gaat naar de tweede lijns geestelijke gezond heids zorg (vrijgevestigde psychiater of psycho therapeut of GGZ-instelling). Mannen kwamen in 2010 gemiddeld uit op 1 980 euro aan zorgkosten; vrouwen op 2 220 euro. (Bron: CBS)

Ruim 900 000 werknemers hadden in 2011 last van burn-outklachten. Op een totaal van ruim 7 miljoen werknemers komt dit neer op 13 procent (1 op de 8 werknemers). De klachten betreffen gevoelens van vermoeidheid en emotionele uitputting. De burn-outklachten komen vooral voor onder werknemers die te maken hebben met een hoge werkdruk. Hier-van heeft 22 procent klachten. Bij werknemers met een lage werkdruk heeft 7 procent burn-out klachten. Overigens blijkt dat een goed sociaal klimaat gepaard gaat met minder klachten over burn-out. Van de werknemers die vinden dat ze weinig steun krijgen van collega’s en leiding gevenden (bijvoorbeeld om het werk gedaan te krijgen), heeft 37 procent

kort: gezondheid

gemiddeld

€ 2 100zorgkosten per persoon vanuit basisverzekering

ruim 900 000 werknemers met burn-outklachten

burn-outklachten. Van de werknemers die meer steun krijgen, heeft 11 procent deze klachten. Het aantal werknemers dat weinig sociale steun op het werk ervaart, ligt overigens laag: dit is zo’n 8 procent. (Bron: CBS)

6 cbs 02/13 zomer 2013 7

Cc

‘ voortijdig schoolverlaten is al in de brugklas te signaleren’

zomer 2013 98 cbs 02/13

Signalen voor een verhoogde kans op voortijdig school verlaten zijn al zichtbaar in de brugklas. Dat is één van de conclusies uit het proefschrift waarmee CBS-onderzoeker Tanja Traag in december vorig jaar promoveerde aan de Universiteit Maastricht. ‘Het beleid richt zich momenteel sterk op de aansluiting tussen vmbo en mbo. Uit dit onderzoek blijkt dat je al veel eerder in de schoolloopbaan kunt ingrijpen’, aldus Traag.

Auteur: Annemieke Bos Fotografie: Sjoerd van der Hucht

de risicofactoren van voortijdig schoolverlaten

achterblijvende schoolprestaties in de brugklas van het voortgezet onderwijs blijken de belangrijkste risicofactor. Traag achterhaalde daarnaast nog meer voorspellers voor de kans

dat een leerling zonder startkwalificatie het onderwijs verlaat: een gebrek aan motivatie, de school niet leuk vinden en behoren tot de lagere sociaaleconomische klassen. Ook persoonlijkheidskenmerken zijn van invloed: het omgaan met taken en anderen, het onafhankelijk kunnen denken en beslissen. Daarnaast blijkt dat kinderen op brede scholengemeenschappen minder vaak voortijdig de school verlaten dan kinderen op scholen met uitsluitend vmbo­onderwijs.Traag maakte voor haar onderzoek gebruik van de gegevens uit het Voortgezet Onderwijscohort Leerlingen (VOCL). Dit is een meerjarig CBS­onderzoek waarbij gegevens worden verzameld over de relatie tussen de achtergrond en instroomkenmerken van circa

20 000 leerlingen in het voortgezet onderwijs, hun schoolloopbaan en bereikt onderwijsniveau. Na het verzamelen van een aantal gegevens bij de start in de brugklas worden de leerlingen gedurende een aantal jaren in hun schoolcarrière gevolgd. ‘Een prachtige bron van gegevens’, zo oordeelt de onderzoekster. ‘Het viel me op dat er zoveel lacunes zijn in de kennis over voortijdig schoolverlaten. Er zijn wel veel studies gedaan naar oorzaken, maar allemaal nogal gefragmenteerd. En dat terwijl er zo’n rijke bron is om het uit te zoeken.’ Het terugdringen van het aantal jongeren dat zonder diploma van school gaat, krijgt sinds het einde van de jaren negentig hoge prioriteit van de politiek. Ook in Europees verband is voortijdig schoolverlaten een belangrijk aandachtspunt. Zo verplicht de Europese Unie alle lidstaten om onder de 10­procentnorm te blijven wat betreft het aantal voortijdige schoolverlaters. Nederland slaagt daarin: in 2011 stond het percentage vroegtijdige schoolverlaters op 9,1. Doel is om dat percentage in 2020 terug te brengen naar 7,9 procent. Met het in kaart brengen van de risicofactoren is het mogelijk om al op veel jongere leeftijd dan nu gebeurt te identificeren welke kinderen de meeste kans lopen om voortijdig uit te vallen. ‘Je kunt dus veel eerder ingrijpen’, besluit Traag.

aan het woord…

curriculum vitaetanja traag (34) studeerde sociologie en kwam vervolgens bij het CBS in dienst als onderzoeker op het gebied van arbeidsmarkt en onderwijs. In samenwerking met de faculteit economie van de Universiteit Maastricht publiceerde zij haar proefschrift Early school-leaving in the Netherlands; a multidisciplinary study of risk and protective factors explaining early school-leaving.

zomer 2013 98 cbs 02/13

zomer 2013 11

‘ Europa moet niet genoegzaam achterover’ leunen’

Interview met Ko Colijn, directeur Clingendael

Het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael bestudeert sinds de oprichting in 1983 diverse aspecten van internationale betrekkingen. Sinds mei 2011 is journalist en politicoloog Ko Colijn directeur van het kennis-instituut. Een gesprek over de rol en onafhankelijkheid van Clingendael, de veiligheid van Nederland en Europa, oude en nieuwe dreigingen en het belang van CBS-cijfers.

Auteur: Jaap van Sandijk Fotografie: Wim van der Spiegel

10 cbs 02/13 zomer 2013 11zomer 2013 11

zomer 2013 11

‘ cijfers bepalen welke rol nederland speelt op het wereldtoneel’

Ko Colijn, directeur Clingendael

relaties

10 cbs 02/13 zomer 2013 11zomer 2013 11

het is een van de eerste zonnige dagen van 2013 en het landgoed Clingendael, gelegen tegen de Haagse wijk Benoordenhout, lijkt te zijn voorzien van een extra glans. Een statige

oprijlaan leidt naar het 17e eeuwse land huis, centraal gelegen op het landgoed. Hier is het gelijk namige kennis instituut gevestigd. Directeur Ko Colijn ontvangt zijn gasten in zijn werkkamer op de tweede verdieping. Begeleid door een achtergrondgeluid van gakkende ganzen vertelt hij over zijn gevarieerde en drukke bestaan. Colijn werkt drie dagen per week voor Clingendael, is gedurende een halve werkweek actief voor weekblad ‘Vrij Nederland’ en heeft daarnaast een betrekking bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Binnen zijn brede directie functie bij Clingendael vindt Colijn zijn publieke taak van groot belang. Meer dan zijn voorganger Jaap de Zwaan is hij dan ook te zien als deskundige in de media om commentaar te geven op ontwikkelingen op het gebied van defensie en terrorisme. ‘Clingendael moet zijn bestaansrecht bewijzen door zichtbaar aanwezig te zijn op radio, tv, in de kranten en via social media’, zegt hij. ‘Ik vind het één van de leukste kanten van dit werk.’

MaatwerkopleIdINgeN voor dIploMateNClingendael heeft zestig medewerkers in vaste dienst en beschikt over een wereldwijd netwerk aan fellows: deskundigen die incidenteel worden ingezet. Het instituut bestaat uit de afdeling Research en een onder­

steunende staf. Het kennisinstituut ontvangt een basis­subsidie van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. ‘Voor de aanvullende inkomsten – ongeveer zestig procent – gaan we de markt op’, legt Colijn uit. ‘Zowel in buiten­ als binnen land brengen we onze Academy onder de aan dacht, die maatwerkopleidingen voor diplomaten aanbiedt. We hebben er ondertussen al zo’n vijfduizend opgeleid.’ De diplomatenopleidingen zijn vooral gericht op vaardigheden en behandelen thema’s als onder handelingstechnieken en conferentie­diplomatie. ‘In de jaren negentig kwamen veel diplomaten uit het midden en oosten van Europa naar onze opleidingen. In die landen moest nieuw kader worden gevormd. Daarna volgden de Balkan en de Maghreb­landen. We hopen dat de Arabische Lente goed uitpakt en dat we ook vanuit die landen een nieuwe generatie diplomaten kunnen opleiden.’

OnAfhAnKelijKe pOSitieDe afdeling Research werkt vooral voor Buitenlandse Zaken en Defensie. ‘Maar het aantal externe opdracht­gevers moet bij die ministeries wel groter worden’, stelt de directeur, wiens organisatie ook niet ontkomt aan bezuinigingen. De komende vier jaar wordt de subsidie met twintig procent verminderd. Is die subsidie eigenlijk geen sta­in­de­weg bij het handhaven van de onaf­hanke lijke positie van Clingendael? ‘De ministeries willen graag dat we een luis in de pels zijn’, aldus Colijn.

12 cbs 02/13 zomer 2013 13

het nederlands instituut voor internationale betrekkingen clingendaelDit politiek-onafhankelijke en non-profit kennisinstituut bestudeert sinds 1983 diverse aspecten van de internationale betrekkingen. Tevens functioneert het als denktank op het gebied van sociaal-politieke ontwikkelingen en fungeert het als opleidingscentrum voor (aanstaande) diplomaten. Clingendael identificeert en analyseert opkomende politieke en sociale ontwikkelingen voor de overheid en de burgers. Om deze doelstelling te bereiken doet het instituut onderzoek, publiceert het onderzoeksresultaten en organiseert het colleges en trainingen. Daarnaast geeft Clingendael advies aan parlementen en sociale organisaties. Ook organiseert het conferenties en seminars. Tevens onderhoudt het een bibliotheek en documentatiecentrum. Maandelijks publiceert het een blad, ‘Internationale Spectator’. Het instituut bestaat uit ongeveer 100 medewerkers, waarvan het merendeel onderzoekers en trainers zijn. Het budget wordt voor een groot deel gefinancierd door eigen inkomsten uit activiteiten als colleges, seminars, workshops en onderzoeksprojecten.

‘Ambtenaren moedigen onze onafhankelijkheid aan. Soms zeggen we weleens dingen waar ze minder blij mee zijn, maar we zijn geen jukebox. Het eist echter wel een zekere eigenwijs heid en moed om tegen politiek correcte standpunten in te gaan.’ Clingendael stelt zijn programma jaarlijks samen. ‘Dat doen we in intensief overleg met beide ministeries. Wij doen een voorstel over de besteding van de subsidie en bepalen uiteindelijk ook zelf het programma. Daarbij komt het weleens voor dat van dat programma moet worden afgeweken. Neem de Arabische Lente. Die kwam onverwacht. Dan gaan we schuiven en stellen we een taskforce samen.’

NederlaNd eN europa veIlIg geNoeg?Het woord was al gevallen: bezuinigingen. Ook Defensie en de AIVD ontkomen er niet aan. Wat zijn de effecten daar van op onze veiligheid? Zijn Nederland en Europa veilig genoeg? Colijn: ‘De paradox is dat Europa niet bang hoeft te zijn voor onderlinge oorlogen. We hebben een soort zone gecreëerd waarin het ondenkbaar is dat we elkaar met wapens te lijf gaan. Het gevaar daarvan is dat Europa zelfgenoegzaam achterover leunt. Terwijl er problemen zijn die de hele aarde bedreigen – problemen waar Europa ook iets aan moet doen. Denk aan cyber­aanvallen, jihadjongens uit Nederland die naar Syrië gaan en grensoverschrijdende groepen als Al Qaida.’ Colijn wijst erop dat Europa nu meer dan ooit een eigen verant­woordelijkheid heeft. ‘De Amerikanen richten zich meer

op de Pacific – Japan, China, Korea, het Verre Oosten – en trekken zich relatief terug uit Europa. Conflicten in Europa zijn jullie zaak, zeggen ze. En omdat het Midden­Oosten de achtertuin van Europa is, verwachten ze van ons dat wij eventueel ingrijpen in landen als Syrië en Libië. Terecht, want onze energie komt daar vandaan, de vluchte lingen waaien over naar ons en we hebben handelsbanden met deze landen.’

NIeuwe eN oude dreIgINgeNSinds 1991 heeft Defensie een golf van bijna dertig bezuinigingen over zich heen gehad. Het stoort Colijn dat Europa op het gebied van deze bezuinigingen niet samenwerkt. ‘Waarom wordt dat niet gecoördineerd aangepakt? Europa moet gezamenlijk een defensie politiek voeren.’ Volgens Colijn hebben we zowel te maken met nieuwe als oude dreigingen. ‘Die oude dreiging is welis­waar niet zo groot meer als vroeger, maar verdwijnt niet. We weten niet of een land als Iran over tien jaar wél over raketten beschikt die Europa kunnen bereiken. En wat cybercrime betreft: bestaande diensten als de AIVD en de politie werken op dit gebied goed samen. Wat we in elk geval niet moeten doen is dergelijke diensten op één hoop vegen, zoals in de VS. Dat geeft veel organisatie­problemen. Na tien jaar is daar het ministerie van Homeland Security nog steeds geen succes. Je moet coördineren tot een hogere kunst verheffen. Dat werkt vaak beter.’

relaties

‘ De ministeries willen graag dat we een luis in de pels zijn. Ambtenaren moedigen onze onafhankelijkheid aan’

12 cbs 02/13 zomer 2013 13

CijferS zijn VAAK OntnuChterendClingendael beschikt over experts op diverse gebieden, van arabisten en amerikanisten tot sinologen en veilig­heidsdeskundigen. Feiten in hun rapporten moeten kloppen tot achter de komma. Hoe belangrijk is in dit verband de informatie van het CBS voor het kennis­instituut? ‘CBS­cijfers zijn zeer fundamenteel voor ons’, zegt Colijn. ‘Zonder het CBS zouden wij veel onderdelen van ons werk niet kunnen uitvoeren. Ja, we zouden kunnen uitwijken naar buitenlandse bronnen als het CIA Factbook, maar dat zou niet helpen: die informatie berust ook op CBS­cijfers.’ Welke CBS­statistieken zijn voor Clingendael onmisbaar? ‘Alle cijfers op het gebied van de handel zijn voor ons van groot belang. Die belichten de mate van Nederlandse afhankelijkheid van het buitenland. Hoe afhankelijk is Nederland van energie uit het Midden­Oosten? En hoe afhankelijk zijn we van de handel met Duitsland? Cijfers zijn vaak heel ontnuchterend. Kijk bij­voorbeeld naar de handelscijfers van Nederland met Baden­Württemberg: dan zie je dat onze handel met deze Duitse deelstaat groter is dan de handel met China

en Indonesië samen.’ Colijn wijst erop dat het bij veiligheid niet alleen gaat om defensie. ‘Er bestaat ook zoiets als food security. Wat zijn schaarse grondstoffen en uit welke landen komen die? In dat verband zijn voor ons de import­ en exportcijfers van het CBS heel belangrijk. Er is een run op natuurlijke grondstoffen en Buitenlandse Zaken maakt zich zorgen over de enorme competitie op dat gebied.’ CBS­cijfers bepalen ook welke rol Nederland speelt op het wereldtoneel, vervolgt de Clingendael­directeur. ‘Er wordt altijd gezegd dat Nederland mag meepraten met de G20, bijvoorbeeld omdat we een belangrijke voedsel­exporteur zijn. Dat kun je niet zomaar even roepen, daar heb je CBS­cijfers voor nodig. Gisteren sprak ik met een wijze uit het oosten, Kishore Mahbubani, die furore maakt met zijn analyses van de wereldpolitiek en de verschuivende machtsverhoudingen daarin. Hij wil een hervorming van de Veiligheidsraad en de VN en pleit voor een verdeling in zeven permanente leden, zeven midden landen en zeven restlanden. Ik wees hem erop dat Nederland in die subtop hoort. Toch stond ons land niet in zijn lijstje, in tegenstelling tot Polen en Spanje.

14 cbs 02/13 zomer 2013 15

Dan blijken de CBS­cijfers over het bruto nationaal product cruciaal. Het zijn dit soort cijfers die bepalen in welk rijtje je als land terecht komt en of je kans maakt op een zetel in een belangrijk orgaan.’ Ook CBS­cijfers over demografie en mobiliteit zijn voor Clingendael belang­rijke bronnen van informatie. ‘Bij demografie vinden we met name de cijfers over de samenstelling van onze bevolking interessant. In ons buitenlands beleid wordt steeds meer rekening gehouden met het diaspora­effect. Als er een miljoen moslims in Nederland wonen, heeft dat invloed op de manier waarop Nederland omgaat met het Midden­Oosten en met onze kijk op interventies.’ De CBS­cijfers vormen een vertrekpunt voor nader onder­zoek. ‘Dan kijken we naar zaken als: om welke groepen gaat het? Zullen ze zich radicaliseren?’ Wat mobiliteit betreft noemt Colijn de Rotterdamse haven als voorbeeld. ‘In politieke analyses wordt vaak gewezen op de door­voerfunctie en de logistieke knooppuntfunctie van Nederland om aan te geven hoe belangrijk ons land is. Maar nooit kijkt iemand àchter die beweringen. Dankzij het CBS kunnen die uitspraken worden gestaafd.’

‘ De paradox is dat Europa niet bang hoeft te zijn voor onderlinge oorlogen. Het is ondenkbaar dat we elkaar met wapens te lijf gaan’

curriculum vitae van ko colijn Ko Colijn (1951) studeerde in 1975 af in de politieke wetenschappen (met als specialisatie internationale betrekkingen) aan de Universiteit Leiden. In 1989 promoveerde hij aan deze universiteit op het proef-schrift ‘Het Nederlandse Wapenexportbeleid’. Colijn is sinds 1978 verbonden aan het weekblad ‘Vrij Nederland’, waarin hij vaak schrijft over buitenlandse politiek en internationale betrekkingen. Hij is eveneens docent bestuurs kunde aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Sinds 1 juni 2006 is hij aan deze universiteit bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen, in het bijzonder mondiale veiligheids vraagstukken. Deze leerstoel is ingesteld door het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken (NGIZ). Sinds 1 mei 2011 is Colijn directeur van Clingendael.

relaties

14 cbs 02/13 zomer 2013 15

14 miljardChina is met 17 miljard voor Nederland de belangrijkste toeleverancier van high tech-producten. Daarna volgen Duitsland met 14 miljard en de Verenigde Staten met 12 miljard.

16 cbs 02/13

china levert voor 17 miljard euro aan hightech productenIn 1996 importeerde Nederland vooral computers, computeronderdelen, kleding, schoeisel en speel goed uit China. Dat is inmiddels flink veranderd. De Chinese aanvoer van lowtech-producten is in 2011 enorm gedaald. In plaats daarvan vormen hightech-producten nu een belangrijk onderdeel van de Nederlandse import uit China. In 2011 leverde China voor 17 miljard euro aan hightechproducten. Laptops en tablets, met een importwaarde van 5 miljard, voeren de boventoon. Daarmee is China voor Nederland de belangrijkste toeleverancier van hightechproducten. De totale invoer vanuit China in de periode 1996–2011 groeide van 2 miljard euro naar 31 miljard euro. (Bron: CBS)

17 miljard

kort: economie

in

145 000banen wordt een ton of meer verdiendIn 2011 waren er in Nederland 7,9 miljoen werk-nemers banen. Hieronder vallen 4,7 miljoen banen met een jaarloon van 30 000 euro of minder. Dat is 59 procent van alle werknemersbanen. In 1 op de 3 gevallen gaat het om banen met een verdiend loon van 30 000 tot 60 000 euro. Verder zijn er 145 000 banen met een loon van meer dan een ton. Dat komt neer op 1,8 procent van alle banen. (Bron: CBS)

werkzame beroepsbevolking gemiddeld

41,4 jaarAa

uitvoer van

74 miljardaan landbouw-productenIn 2012 heeft Nederland voor ruim 74 miljard euro aan landbouwproducten uitgevoerd. Dat is 5 procent meer dan in 2011. Het aandeel van de landbouw in de totale Nederlandse goederen export is nauwe-lijks gewijzigd. Dat lag met 17 procent in 2012 op hetzelfde niveau als in 2011 en 2010. Overigens vormen groenten en fruit de belangrijkste onder-delen van de landbouwexport. In 2012 werd hieraan voor 13 miljard euro geëxporteerd. (Bron: CBS)

De gemiddelde leeftijd van de werkzame beroeps-bevolking (personen in Nederland met betaald werk van meer dan twaalf uur per week) is in 2012 verder opgelopen. In 1990 was de gemiddelde leeftijd nog 36,2 jaar, maar in 2012 was deze gestegen naar 41,4 jaar. De ontwikkeling is een gevolg van

de veroudering van de gehele bevolking, maar vooral van de flink toegenomen arbeidsparticipatie van ouderen. Zo werkte in 1990 slechts 35 procent van de 50- tot 65-jarigen. In 2012 was dat 62 procent. (Bron: CBS)

zomer 2013 1716 cbs 02/13

Aa

‘ onderzoekers moeten gelijktijdig met microdata van verschillende landen kunnen werken’

zomer 2013 1918 cbs 02/13

Europa heeft behoefte aan een uitgebreide en makkelijk toegankelijke data-infrastructuur om onderzoek te kunnen doen naar belangrijke thema’s die op Europees niveau spelen. Daarom is het project ‘Data Without Boundaries’ opgezet. De statistische bureaus van twaalf Europese lidstaten en universiteiten nemen hieraan deel. Namens het CBS is Leo Engberts betrokken bij dit project.

Auteur: Annemieke Bos Fotografie: Wim van der Spiegel

grenzeloze toegang tot microdata

het doel is dat er meer microdata van de Europese lidstaten beschikbaar komen voor onderzoek’, vertelt Engberts. ‘Van één onder­werp kunnen onderzoekers dan de cijfers van

diverse landen analyseren. Denk aan onder werpen die op Europees niveau actueel zijn. Zo is er momenteel veel belangstelling voor cijfers over de economieën en financiën. Maar ook de sociaal economische bestanden kunnen interessant zijn voor internationaal onderzoek naar werkgelegenheid, gezondheid, etc.’Het project ‘Data Without Boundaries’ is in 2011 van start gegaan. Het is de bedoeling dat er in het voorjaar van 2015 een informatiesysteem gereed is. Dat vraagt om de nodige internationale afstemming. ‘Het is een complex geheel’, legt Engberts uit. ‘We moeten de gegevens­bestanden van elk land standaardiseren om ze onderling te kunnen vergelijken. Dat is veel werk. Een klein land als Nederland heeft bijvoorbeeld al een catalogus opge­bouwd van 10 000 bestanden. Dan kun je wel nagaan

hoe groot de hoeveelheid gegevens is van landen zoals Duitsland en Frankrijk.’ Naast de inhoude lijke voorbereidingen moet ook worden gewerkt aan het IT­systeem dat gebruikt gaat worden. ‘Onder zoekers moeten gelijktijdig in één omgeving met microdata van verschillende landen kunnen werken’, aldus Engberts. ‘We moeten goed nadenken hoe we dat gaan aan­pakken. Het liefst realiseren we dat via een netwerk dat men op afstand kan benaderen. Dat moet uiteraard goed beveiligd zijn. Een belangrijk aspect, vooral als data zo breed gebruikt gaan worden.’Het CBS brengt in dit Europese project graag zijn expertise en ervaring in. Nederland loopt volgens Engberts behoor­lijk voorop in deze ontwikkeling. ‘Men is erg geïnteres­seerd in onze aanpak. We hebben gestan daardiseerde bestanden en een goed beveiligde IT­infrastructuur, waar die microdata toegankelijk zijn voor onderzoekers. De servicekosten daarvan worden gedekt door bijdragen van de gebruikers. Deze aanpak wordt sinds 2000 aan gebo­den door het Centrum voor Beleids statistiek van het CBS en werkt goed. Er werken al zes buitenlandse univer si­teiten met onze bestanden en binnenkort komen daar weer enkele bij. Ons belang is om deze aanpak ook op Europees niveau zo veel mogelijk tot de standaard te maken, zonder dat we microdata overdragen naar een omgeving buiten het CBS. Dat is voor ons een brug te ver, want de reputatie van het CBS staat of valt met het zorgvuldig en veilig gebruiken van gegevens.’

aan het woord…

leo engberts (62) studeerde sociologie, filosofie en behaalde bij de Vereniging voor Statistiek diverse diploma’s op het gebied van statistische analyse. Hij werkte als onderzoeker en vervolgens als manager bij het CBS. Sinds 2006 is hij accountmanager internationale projecten bij het Centrum voor Beleidsstatistiek.

zomer 2013 1918 cbs 02/13

zomer 2013 21

‘ ik denk dat heel veel beslissingen duurzamer geweest zouden zijn als er meer vrouwen in de boardrooms hadden gezeten’ ‘fulltime werkende

vrouwen zijn een motor van de economie’

20 cbs 02/13

zomer 2013 21

in gesprek met…

Annemarie van Gaal (1962) is ondernemer, investeerder en regelmatig op televisie te zien. Ze heeft de uitgeverij Independent Media in Moskou opgezet en later de tijdschriftenuitgeverij AM Media in Amsterdam. Ze heeft haar eigen consulting- en mediabureau Van Gaal & Company, dat zich heeft gespecialiseerd in adviezen en uitgaven op het gebied van financiële communicatie.

Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Anneke Hymmen

‘fulltime werkende vrouwen zijn een motor

van de economie’

Internationaal zakenvrouw Annemarie van Gaal

20 cbs 02/13

u bracht het van alleenstaande moeder tot zeer succesvol ondernemer. Welke eigenschappen waren daarvoor nodig? Doorzettingsvermogen en discipline. De mentaliteit van ‘de dood of de gladiolen’. Ik denk trouwens dat iedereen die op een zeker moment in een crisissituatie terecht komt het beste in zichzelf naar boven kan halen. Ik denk niet dat ik iets heb dat meer bijzonder is dan anderen.

internationaal vergeleken heeft nederland een gering aantal vrouwen in topfuncties. Wat zijn daar volgens u de oorzaken van en wat zou er moeten gebeuren om dat te veranderen?Nederland bungelt inderdaad onderaan wat betreft het aantal vrouwen in topfuncties. We zijn het afgelopen jaar ook nog eens dramatisch gezakt. We zijn van 18 naar 11 procent gedaald; dat is natuurlijk ernstig. Daarmee zijn wij het op één na slechtst presterende land ter wereld. Aan de andere kant staan we ook wel ergens bovenaan: wij hebben het hoogste aantal vrouwen in deeltijdbanen. Driekwart van alle werkende vrouwen in Nederland werkt in deeltijd, maar met parttime werken bereik je de top niet. Dat is voor mij de meest logische verklaring.

Wat zou er moeten gebeuren om dit te veranderen?Wij moeten in elk geval op een andere manier naar vrouwen kijken die fulltime werken. Er wordt nu nog heel vaak wat meewarig of veroordelend naar hen gekeken:

‘Je moet parttime gaan werken als je kinderen krijgt.’ Zoiets moet jouw omgeving je echter niet opleggen; je omgeving moet je juist stimuleren om wél fulltime te blijven werken zodra je kansen hebt om de top te behalen. We moeten meer een cultuur krijgen zoals in het buitenland, waardoor je iemand in huis kunt nemen die schoonmaakt, kookt, de kinderen naar school brengt en ophaalt, die huiswerk met ze maakt. Dat zit niet in onze cultuur. Je kúnt niet alles! Fulltime werken betekent dat je dingen moet overlaten aan anderen.

Sommigen grijpen de huidige economische en financiële crisis aan om te pleiten voor meer vrouwen in de board­rooms. denkt u dat de huidige crisis niet zo hevig zou zijn geweest als daar meer vrouwen hadden gezeten?Vrouwen nemen van nature minder risico, kijken meer naar de lange termijn. Deze eigenschappen zitten meer in ons DNA. Niet voor niets zijn wij het die de kinderen krijgen, die heb je immers ook voor de lange termijn. Wat dat betreft denk ik wel dat heel veel beslissingen duurzamer geweest zouden zijn en dat er minder kans op crisis was geweest. Ik denk dat het belangrijk is naar een goede balans te streven. Of dat een balans tussen mannen en vrouwen moet zijn, weet ik niet. Maar het moet wel een balans tussen mensen zijn, die de wat meer vrouwelijke eigenschappen hebben, zoals langetermijnvisie en niet zulk riskant gedrag, en de mensen die van nature wat meer risico nemen.

economische zelfstandigheid van vrouwen blijft gelijkVan de vrouwen van 20-64 jaar is 52 procent economisch zelfstandig: ze verdienen met werken minimaal een inkomen op bijstandsniveau. Sinds 2008 is het aandeel economisch zelfstandige vrouwen gelijk gebleven, terwijl dat bij mannen is gedaald van 76 procent naar 74 procent. Het verschil tussen mannen en vrouwen is mede te verklaren door het hoge deeltijdpercentage onder vrouwen. Bijna driekwart van de werkende vrouwen met een baan van minstens één uur per week werkt in deeltijd. Vrouwen werkten in 2011 gemiddeld 26,4 uur per week, even veel als in 2006. Bij mannen was dat 38,2 uur. (Bron: Emancipatiemonitor 2012, CBS/SCP)

22 cbs 02/13 zomer 2013 23

u zei al dat er in nederland meer vrouwen parttime werken in vergelijking met andere landen. is dat volgens u een kwestie van achterstand of zijn we juist trendsettend?Nee, het is dramatisch, ook voor de economie. Dat blijkt uit diverse onderzoeken. In de Verenigde Staten werkte in de jaren dertig één derde van de vrouwen fulltime. In de jaren vijftig is twee derde fulltime gaan werken. Het feit dat er in de Verenigde Staten één derde van de vrouwen bij is gekomen als fulltime arbeidskracht heeft meer economische welvaart gebracht dan de hele opkomst van China. Vrouwen, en met name fulltime werkende vrouwen, zijn een motor van de economie. Daarom vind ik het dramatisch, echt niet iets om trots op te zijn, dat wij zoveel parttime werkende vrouwen hebben. Ik vind dat absoluut niet trendsettend; het zou trendsettend zijn als wij een top­economie hadden. Ik ben ervan overtuigd dat die er komt als er meer vrouwen fulltime gaan werken.

hoe kan het huidige kabinet dit stimuleren?Kijk, fiscaal is het niet aantrekkelijk. Wij kennen nog steeds de 'aanrechtsubsidie,' het fiscale voordeel als je een niet­werkende partner hebt. Die wordt heel langzaam afgebouwd; ik geloof dat dit pas in 2021 helemaal verdwenen is. Dit soort maatregelen zijn niet van deze tijd. Ze stimuleren de economie niet en passen niet bij de wereld van vandaag. Ze hadden gewoon rigoureus gestopt moeten worden. Het is een verkeerd

signaal van de overheid om dat pas op lange termijn af te bouwen. Op de tweede plaats: een parttime uur levert fiscaal meer op dan een fulltime uur. Dat moet ook omgedraaid worden. Eigenlijk zou je vrouwen die fulltime werken belastingvoordeel moeten geven, bijvoorbeeld in de vorm van aftrekbaarheid van een huishoudster thuis.

Op uw 27e bent u op verzoek van Vnu naar Moskou gegaan om daar een blad op te zetten, samen met derk Sauer. in hoeverre verschilt zakendoen in rusland van zakendoen in nederland?Zakendoen in Rusland is heel anders. Iedereen zit daar met meer eigen belangen dan in Nederland. Dat zit gewoon ingebakken in de cultuur. Het is een land met een communistisch verleden. Doordat iedereen gelijk was, werd het ‘ieder voor zich en God voor ons allen.’ Dat verkeerde element is overgebleven, ook toen het com munisme al was afgebroken. Ik zie nu ook nog te weinig verbetering. Dat komt omdat er weinig tole rantie is. Dat wordt ook niet gestimuleerd vanuit de over heid. Officieel is het wel een democratie, maar je bent natuur­lijk geen democratie als je geen vrije pers hebt en als je geen vrijheid van meningsuiting hebt. Dan kun je nauwe­lijks van een democratie spreken in de zin zoals wij een democratie zien. Wel zie ik dat er door het toenemend ondernemerschap een grotere middenklasse is ontstaan in Rusland. Dat is natuurlijk alleen maar toe te juichen.

in gesprek met…

‘ Eigenlijk heb ik mij in Rusland vanaf het begin als een vis in het water gevoeld. Alles was moeilijk, maar niks was onmogelijk’

22 cbs 02/13 zomer 2013 23

Was het een cultuurshock toen u in rusland ging wonen?Ja, zeker, maar het was wel iets dat ik heb omarmd. Het was zó anders! Eigenlijk heb ik mij er vanaf het begin als een vis in het water gevoeld. Alles was moeilijk, maar niks was onmogelijk. Dat was zo'n beetje de cultuur. De taal was nooit een probleem, die heb ik gewoon geleerd.

Op de huidige economische en financiële crisis was eigenlijk niemand voorbereid. het heeft heel veel losgemaakt bij de overheid, de politiek, de centrale banken, toezichthouders, et cetera. Welke impact heeft het op u en uw werk gehad?De huidige economische crisis heeft niet echt effect gehad. Wij proberen altijd mee te buigen met wat de markt op dat moment nodig heeft. Vanaf 2008 hebben wij ons gefocust op communicatie voor banken en financiële instellingen, omdat die daar op dat moment hulp bij konden gebruiken.

de cijfers van het CBS van de afgelopen maanden ver­melden een recordaantal faillissementen. eén op de tien ondernemers verkeert in deze tijd in ernstige financiële problemen. Wat is uw advies aan ondernemers die in ernstige financiële problemen verkeren?Bij ondernemers die in financiële problemen verkeren, zie je altijd dat zij proberen om het bestaande nóg beter te doen: harder werken, meer op de details letten en nóg meer verkoopgesprekken met hun klanten voeren. Maar

harder werken, het nog beter proberen te doen, helpt een schip dat van koers af is niet om te draaien. Je moet het schip keren! En nog harder werken duwt het schip alleen maar harder tegen de wal. Je moet dus iets anders gaan doen, maar op een zeker moment zit je zó in de ellende dat je alleen nog maar kunt bedenken dat je het bestaande beter moet doen. Je moet juist proberen om een andere markt te vinden of iets anders te gaan doen. Je moet continu in beweging blijven en naar openingen zoeken. Eigenlijk moet je je terugtrekken, een dag voor jezelf nemen en iets doen, waarbij je het verstand op nul kunt zetten. Je moet in elk geval iets anders bedenken, dat is de beste tip die ik kan geven.

u helpt niet alleen ondernemingen bij financiële problemen, maar ook huishoudens. Kunt u vertellen wat voor soort situaties u tegenkomt en hoe u het tij voor die gezinnen tracht te keren? Je moet het niet te ver laten komen. Je ziet mensen die nog een schuld van € 5 000 à € 8 000 hebben. Zij kunnen daar binnen afzienbare tijd vanaf komen. Als je schulden gaat krijgen die hoger zijn dan zo'n € 30 000 tot € 40 000 heb je echt een probleem. Dat is bijna een te grote berg om aan te beginnen. Dat is lastig starten! Ik probeer mensen altijd bijtijds bij de kladden te grijpen, zodat zij het niet te erg laten oplopen. Mensen realiseren zich dat ook wel. Je moet inzicht hebben in wat er inkomt en wat er uitgaat. Dan zijn er twee oplossingsmogelijkheden:

24 cbs 02/13 zomer 2013 25

in gesprek met…

je kunt bezuinigen en daar moet je dat inzicht voor hebben. Voor iedere kostenpost die je hebt, is er een goedkoper alternatief. Altijd. Op de tweede plaats kun je werken aan je inkomstenkant. Dan los je ook je schulden sneller af. Heel veel mensen bedenken niet dat zij er een tweede parttime baan bij kunnen nemen of tijdelijk in de weekends kunnen werken of thuiswerk kunnen doen. Je kunt kamers verhuren in je woning. Tot een bedrag van € 4 500 per jaar is dat belastingvrij en dat is misschien nét het bedrag dat je jaarlijks tekort komt.

en hoe zit het met de categorie van € 30 000 of hoger? Het ligt aan de persoonlijke omstandigheid of het nog lukt om eruit te komen. Vaak, zeker als de schulden nóg hoger zijn en problematisch worden, is schuldsanering de enige oplossing. Daar zijn twee vormen van: via de schuldhulpverlening kun je het minnelijke traject in, dus proberen om een oplossing te bedenken in overleg met je schuldeisers. Als dat niet lukt en het lukt je niet om op een andere manier van je schulden af te komen, dan is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen vaak de enige manier. Als je de schuldsanering ingaat, dan moet je meestal drie jaar en soms vijf jaar op een houtje bijten. Je krijgt dan een bedrag onder bijstandsniveau, vaak 90 procent daarvan. Alles wat je verdient en alles wat je bezit, wordt gebruikt om je schuldeisers af te betalen. Maar dan ben je na drie jaar wél uit de schulden en kun je met een schone lei beginnen.

jacqueline zuidweg, zakenvrouw van 2012, zei in een interview dat nederlandse gemeenten altijd met enig medeleven naar huishoudens in financiële problemen kijken, maar als een ondernemer problemen heeft is de houding vaak 'eigen schuld, dikke bult.' hebt u die ervaring ook?

Er zijn altijd twee categorieën mensen. Er zijn mensen die zich wentelen in de slachtofferrol en mensen die dit totaal niet hebben. Die hebben de instelling ‘het is mijn eigen schuld en ik zal zelf zorgen dat ik er uitkom.’ De eerste categorie is heel lastig, zo niet onmogelijk te helpen. De tweede categorie pakt het op. Een schuld ontstaat niet zomaar. Het is altijd ergens door gekomen. Het komt doordat jij de verkeerde beslissingen hebt genomen. Op dat moment dacht je echter dat het goede beslissingen waren. Je hoeft het jezelf niet te verwijten, maar realiseer je wel dat het jouw schuld is. Terugkijken heeft geen nut, want de toekomst begint nu. Maar ga je niet in de slachtofferrol wentelen. Natuurlijk zijn er ook mensen die buiten hun schuld in de problemen komen, bijvoorbeeld door ziekte. Dat begrijp ik heel goed, daar heb ik veel empathie voor.

uw vader werkte bij het CBS. Wat is uw affiniteit met het CBS?Ik heb er eind jaren zeventig vakantiewerk gedaan toen ik op de middelbare school zat. Wij kregen voorrang voor vakantiebaantjes, omdat mijn vader hoofd van een afdeling was bij het CBS in Heerlen. Ik weet nog dat ik aan een heel grote tafel zat. Wij moesten steekproeven trekken. Je kreeg dan een heel grote stapel formulieren die je op alfabetische volgorde van achternaam moest leggen. Als je dat had gedaan, moest je per letter het dertigste formulier eruit pakken. Vrij monotoon werk. Ik verbaasde mij er altijd over dat ik daar aan die tafel tussen mensen zat die dat gewoon voor hun werk deden. Het waren in die tijd – de automatisering kwam net op gang – heel ingewikkelde methoden die wij hadden om die steekproeven eruit te halen! Voor mijn werk gebruik ik overigens de CBS­cijfers heel vaak als bron.

iets meer vrouwen in topfunctiesIn topfuncties (raden van bestuur/directies en raden van commissarissen/toezicht) in de 100 grootste bedrijven van Nederland nam het aandeel vrouwen toe van 9 procent in 2009 naar 10 procent in 2011. In de non-profitsector steeg het aandeel topvrouwen van 28 naar 30 procent. Bij de rijksoverheid bleef het aandeel vrouwen onder hoge en topambtenaren in 2011 gelijk op 26 procent. Het aandeel vrouwelijke hoogleraren is gestegen van 12 procent in 2009 naar 15 procent in 2011. (Bron: Emancipatiemonitor 2012, CBS/SCP)

24 cbs 02/13 zomer 2013 25

8%Nederlanders besteden 11,8 procent van de sport gerelateerde consump -tieve bestedingen aan transport-middelen. In het Verenigd Koninkrijk is dat 8,0 procent en in Oostenrijk 1,6 procent.

11,8%aan sport gerela teerde bestedingenOp het gebied van sportgerelateerde consumptieve bestedingen geven Nederlandse huishoudens in vergelijking met andere landen aanmerkelijk meer uit aan transportmiddelen. Dat Nederlandse huishoudens hier meer aan uit geven wordt verklaard door de populariteit van boten en fietsen. Deze transportmiddelen worden in Nederland relatief veel aangeschaft. Ons land kent immers veel waterrecreatie en Nederlanders fietsen graag. Ook worden in Nederland relatief veel motorfietsen aangeschaft voor sportdoeleinden. (Bron: CBS)

26 cbs 02/13

kort: sport

2,6 miljardeuro van bestedingen sportgerelateerdDe sportgerelateerde bestedingen van de overheid bedroegen in 2006 2,6 miljard euro, zo blijkt uit het onderzoek ‘De bijdrage van sport aan de Nederlandse economie’ dat in 2012 verscheen. Deze bestedingen van de overheid vloeien vooral voort uit de gemeen-te lijke zwem- en sportaccommodaties (1 miljard euro) en uitgaven voor het sportonderwijs (gym lessen) en sportopleidingen (1,2 miljard euro). (Bron: CBS)

sportsector: vaak meer dan

1 baanIn de bedrijfstak sport zijn meer mensen met twee banen te vinden dan in andere bedrijfstakken. In Nederland voeren 100 werkzame personen 106 banen uit. Dit is inclusief zelfstandigen. In de sport voeren 100 werkzame personen 112 banen uit. Met andere woorden: ben je werkzaam in de sport, dan is de kans groter dat je meer dan 1 baan hebt dan wanneer je werkt voor de rest van de economie van Nederland. (Bron: CBS)

Wat is de economische waarde van sport voor de Nederlandse economie? Kijkend naar de toegevoegde waarde (die de waarde van productie meet) is dat 1 procent. Dat betekent dat de sport een toe-gevoegde waarde van 4,7 miljard euro heeft voor de

Nederlandse economie. Het gaat hierbij overigens niet uitsluitend om de sport zelf. Ook producten die verbonden zijn met sport (zoals kantineverkopen bij sportverenigingen) tellen mee. (Bron: CBS)

economische waarde van sport voor de nederlandse economie is

circa 1%

zomer 2013 2726 cbs 02/13

Gg Aa

28 cbs 02/13

‘ de kracht is dat we de gegevens die we uit onder zoeken beschikbaar hebben, bundelen en samenvoegen’

zomer 2013 29

28 cbs 02/13

Eind april verscheen de CBS-publicatie ‘Nederland in 2012’. Deze publicatie geeft vroeg in het jaar een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in ons land. Het is voor het eerst dat het CBS binnen enkele maanden na afloop van een jaar zo’n breed overzicht biedt. Daarmee komt het tegemoet aan de groeiende vraag naar het snel beschikbaar stellen van actuele gegevens.

Auteur: Annemieke Bos Fotografie: Anneke Hymmen

cbs-publicatie geeft actueel en breed overzicht van nederland

‘deze tijd vraagt meer dan ooit om actuele cijfers, waarmee een snelle reactie op de ontwikkelingen en reflectie mogelijk zijn’, schrijft Directeur­Generaal Van der Veen

van het CBS in het voorwoord van de publicatie. Projectleider Gerard Eding beaamt dit: ‘Media, beleids­makers en onderzoekers hebben in deze tijden grote behoefte aan actuele cijfers. Bijvoorbeeld voor het maken van financiële ramingen en het ontwikkelen van nieuw beleid. Het CBS heeft deze data steeds sneller beschik­baar. Na afloop van het eerste kwartaal van het nieuwe jaar, hebben we al een goed beeld van wat er in het voor gaande jaar is gebeurd, vooral op sociaaleconomisch vlak. Dat hebben we in deze publicatie kort en bondig weergegeven door middel van beknopte teksten met grafieken en tabellen. Het is voor een breed publiek interessant om snel een beeld te krijgen.’ In de publicatie is voor vijftien thema’s weergegeven hoe Nederland er voor staat. Uiteraard komen de economie, de woningmarkt, het consumentenvertrouwen en de financiële markten aan de orde. Maar ook sociaal­maatschappelijke thema’s passeren de revue, zoals veiligheid en politieke opvattingen. Duidelijk is dat het jaar 2012 niet de economische opleving heeft gebracht, waar op werd gehoopt. ‘Het beeld van 2012 is over­wegend somber’, bevestigt Eding. ‘De gevolgen van de aanhoudende laagconjunctuur zijn duidelijk zichtbaar. Er zijn meer werklozen en het besteedbaar inkomen is

gedaald. Zelfs het aantal huwelijken en geboortes liep terug.’ Toch meldt de publicatie ook goed nieuws: de export deed het redelijk en hield de krimp van de economie beperkt. ‘Pluspunt is ook dat ons gevoel van veilig heid erop vooruit is gegaan’, aldus Eding. ‘De daadwerkelijke veiligheid is de laatste jaren eveneens verbeterd. Wat je ook ziet, is dat onze politieke op­vattingen zijn veranderd. Meer mensen zijn bijvoor beeld voorstander van het beperken van de hypotheek rente­aftrek.’ De publicatie is tot stand gekomen met behulp van gegevens uit bestaande databestanden van het CBS. Eding: ‘De kracht is dat we de gegevens die we uit onder­zoeken beschikbaar hebben, bundelen en samenvoegen. Voor deze publicatie hebben we dat binnen twee maanden gedaan, met een team samen gesteld vanuit verschillende afdelingen in de organisatie. We hebben het nu bewust beperkt tot vijftien thema’s, maar het kan uitgroeien tot een breder jaarverslag van Nederland.’

aan het woord…

gerard eding (43) is hoofd Nationale Rekeningen en projectleider van de publicatie ‘Nederland in 2012’. Hij studeerde macro-economie en ruimtelijke economie aan de Universiteit van Groningen. Sinds 2001 werkt hij bij het CBS, waar hij uiteenlopende (management)functies vervulde.

zomer 2013 29

zomer 2013 31

CBS onderzoekt de mogelijkheden van big data

’ Big data vertalen naar statistieken is dé grote uitdaging’

Het is een hot issue: big data. Ondernemingen zitten op extreme hoeveelheden bits en bytes. Digitale informatie die kan helpen bij het klantgerichter sturen van de onderneming. Ook het CBS heeft te maken met big data. Methodoloog Piet Daas onderzoekt, samen met een aantal collega’s, hoe het statistiek bureau daarvan gebruik kan maken.

Auteur: Jaap van Sandijk Fotografie: Sjoerd van der Hucht

het CBS is één van de eerste statistiekbureaus ter wereld dat de mogelijkheden van big data onderzoekt. Al sinds 2009 – ruim voordat de term big data in zwang raakte – zoekt

het naar aanvullende, externe informatiebronnen. ‘Alleen noemden we het toen nieuwe bronnen en niet big data’, vertelt Piet Daas. ‘Denk aan verkeerslussen bijvoorbeeld. Voor statistieken over verkeer en vervoer zijn daar interessante gegevens uit te halen.’ Maar big data vertalen naar statistieken is erg lastig – en dat is nog zacht uitgedrukt. ‘Dat is dé grote uitdaging’, bevestigt de onderzoeksleider. ‘Als CBS zijn we gewend om kleinere hoeveelheden data binnen te halen en te werken met steekproeven. Maar nu liggen enorme hoeveelheden data buiten voor het oprapen en gaan we van data­

schaarste naar data­overdaad. We worden er echt door overdonderd. Eén van de belangrijkste vragen waar we nu in ons onderzoek voor staan, is: welke methode heb je nodig om uit een big databron een betrouwbare CBS­statistiek te maken?’

SOCiAl MediA MOnitOrinGMet de komst van het innovatieprogramma binnen het CBS in 2011 is de snelheid van het onderzoek van Daas en zijn collega’s verhoogd. De resultaten van de eerste proeven zijn positief. ‘Zo hebben we in samenwerking met Coosto, een Eindhovens bedrijf dat is gespecialiseerd in social media monitoring, het sentiment in bijna een miljard social mediaberichten bepaald en vergeleken met het consumentenvertrouwen van het CBS. Hierbij

30 cbs 02/13 zomer 2013 31

zomer 2013 31

‘ het sentiment dat via social media wordt geuit, beweegt mee met het consumentenvertrouwen’

CBS­project

Piet Daas, methodoloog bij het CBS

30 cbs 02/13 zomer 2013 31

bleek dat het sentiment dat via social media wordt ge­uit met het consumentenvertrouwen mee beweegt.’ Dat lijkt vreemd, omdat de steekproeven waarop het consumentenvertrouwen is gebaseerd representatief zijn en social media niet. Maar, zo zegt Daas, hier komt de wet van de grote aantallen om de hoek kijken. Daarbij is het een voordeel dat in Nederland massaal gebruik wordt gemaakt van social media. ‘De massa aan social mediaberichten maakt het mogelijk een stabiel cijfer op te leveren. De penetratie van social media in Nederland is bovendien hoog. Zeventig procent van de Nederlanders is er actief.’ Over het gebruik van big data voor de statistiek bestaan wereldwijd nog nauwelijks theorieën. De bevindingen van Daas en zijn team zijn daarmee op z’n minst opmerkelijk. ‘Toen ik die correlatie zag dacht ik: we hebben iets bijzonders te pakken, zeker omdat het reproduceerbaar is.’

reAl tiMe BeSChiKBAArDe kracht van big data is dat de informatie real time beschikbaar is, waardoor snel resultaten bekend zijn. Maar dan moet je uit die enorme berg data wel snel de juiste gegevens kunnen halen en deze kunnen ‘lezen’. Daas: ‘Daarvoor moeten nieuwe methoden en middelen worden ontwikkeld. Dat is de uitdaging waar we nu voor staan. In elk geval is visualisering heel belangrijk. Wij doen dat onder andere met heat maps, die op grafische wijze data weergeven.’ Voor welke statistieken zou

het gebruik van big data interessant zijn? ‘Onder meer voor het consumentenvertrouwen, een belangrijke statistiek van het CBS’, aldus Daas. ‘Deze cijfers worden nu maandelijks gepubliceerd, maar je zou deze kunnen aanvullen met wekelijkse cijfers vanuit de big databron.’ Aanvullen, zegt hij met nadruk, want big data zal altijd een extra bron zijn en de steekproeven niet zomaar kunnen vervangen. ‘Je moet big data bevindingen altijd kunnen vergelijken met een steekproef. Als je niets hebt om mee te vergelijken, weet je niets.’

VerKeerSluSSenBij de inzet van data die door verkeerslussen worden gegenereerd, zijn de mogelijkheden legio. ‘Elk kwartaal produceert het CBS verkeersindexcijfers’, vertelt Daas. ‘Deze geven een overzicht van de ontwikkeling van de verkeersdrukte op het totale rijks­ en provinciale wegen­net buiten de bebouwde kom. Dat gebeurt door de ge­gevens van een klein aantal lussen te gebruiken. Maar door de grote hoeveelheid data van alle verkeerslussen te gebruiken kunnen we deze cijfers niet alleen vaker publiceren, maar kunnen we ook met voertuig categorieën werken. Zo kun je bijvoorbeeld een onderverdeling maken in grote en kleine auto’s en categorieën per regio maken. In een regio waar de economie opbloeit zou je bij­voorbeeld meer vrachtwagens kunnen waarnemen.’ Zoiets zou je zelfs op het water kunnen doen, weet Daas. ‘Het aantal sensoren in dijken neemt toe. Die sensoren

symposium over big dataHet CBS verricht sinds 2009 onderzoek naar mogelijkheden om nieuwe databronnen zoals internet, smartphone-meetingen en grote en complexe bestanden (zogenaamde big data) te ontsluiten voor het maken van statistiek. Ook is er een initiatief om te kijken naar de eventuele voordelen van het opzetten van een eigen webpanel voor het CBS. Op 6 juni van dit jaar werd daarover bij het CBS een symposium gehouden, waar deze onderwerpen uitgebreid aan de orde kwamen. In het volgende nummer van het relatiemagazine kunt u hier meer over lezen.

32 cbs 02/13 zomer 2013 33

zijn in staat veranderingen in het vochtgehalte van dijken te meten, ook als die door bewegingen op het water worden veroorzaakt. Het zou heel mooi zijn als wij daar als CBS ook gebruik van kunnen maken. Big data heeft veel beloften.’ Bovendien, stelt de methodoloog, is het een bron die de lastendruk van bedrijven verder verlaagt.

priVACyWetGeVinGHet gebruik van big data door statistiekbureaus moet wel goed worden geregeld, waarschuwt Daas. ‘In de Verenigde Staten en in Engeland loopt men tegen juridische problemen aan, in verband met privacy­wetgeving. Ook voor ons geldt dat het juridisch in orde moet zijn. Doordat je heel veel data binnenhaalt, zullen ongetwijfeld de privacy­eisen worden verhoogd. Waarom zou het CBS mijn sociale mediaberichten moeten weten, zal de burger zich afvragen?’ Een andere hobbel wordt mogelijk gevormd door commerciële partijen. Overheidsorganisaties zullen hun gegevens gemakkelijk afstaan, zoals de verkeerslussen, maar hoe zit het met telecomproviders als ook de smartphone mogelijkerwijs wordt ingezet voor onderzoek? Die zouden hun data wel eens als een aantrekkelijke melkkoe kunnen zien.

Naast deze juridische en de eerder genoemde methodo­logische uitdagingen zijn er ook organisatorische. Want gebruik maken van big data heeft nogal wat gevolgen voor de interne structuur van het statistiekbureau, dat

van oudsher gewend is om data zelf te verzamelen en binnen te halen. ‘Er zullen zwaardere computersystemen moeten komen en methoden ontwikkeld moeten worden om big data te koppelen aan het statistisch proces. En als je meer met big data gaat werken, zul je ook andere mensen nodig hebben. En dan bedoel ik niet alleen statistici, maar vooral ook data scientists – de statistici van de toekomst.’ Nu de eerste resultaten van het onderzoek bekend zijn, lijkt het onderzoek van Daas en zijn team in een stroomversnelling te zijn gekomen. En dat verhoogt de spanning, zegt hij opgetogen. ‘Er is behoefte aan snellere statistieken en big data spelen daarbij een belangrijke rol. Het is een databron die op ons afkomt. Daar moeten we zeker iets mee doen’, besluit de onderzoeker.

‘ Je moet big data bevindingen altijd kunnen vergelijken met een steekproef. Als je niets hebt om mee te vergelijken, weet je niets’

‘ In de Verenigde Staten en in Engeland loopt men met het gebruik van big data tegen juridische problemen aan’

CBS­project

32 cbs 02/13 zomer 2013 33

25%25% van de slachtoffers van cybercrime in 2012 had last van pesten. Een zelfde percentage had last van aankoop- of verkoopfraude.

34 cbs 02/13

1 op de 8nederlanders slacht offer cybercrime 1 op de 8 Nederlanders van 15 jaar of ouder heeft in 2012 te maken gehad met cybercrime. De helft was het slachtoffer van hacken. Dat wil zeggen dat bij hen werd ingebroken op de computer, smart phone, e-mailaccount of de website. Een klein deel was slacht offer van identiteitsfraude, waarbij de identiteit van het slacht offer wordt mis bruikt. (Bron: Veiligheidsmonitor 2012/CBS, ministerie van Veiligheid en Justitie, politieregio’s en gemeenten)

kort: criminaliteit

De gevoelens van onveiligheid in Nederlandse buurten variëren flink. In het noorden en oosten van Nederland zijn de onveiligheidsgevoelens van bewoners in hun buurt het laagst. 13 procent van de inwoners in deze gebieden voelt zich wel eens onveilig. In Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Limburg daarentegen zijn deze gevoelens het hoogst. In de hoofdstad bijvoorbeeld voelt 25 procent van de inwoners zich wel eens onveilig. (Bron: Veiligheidsmonitor 2012)

70%neemt waardevolle spullen mee uit autoWie geen slachtoffer van criminaliteit wil worden, neemt zo veel mogelijk preventieve maatregelen om dit te voorkomen. Wat doen Nederlanders hieraan in de praktijk? 70 procent neemt waardevolle spullen mee uit de auto om diefstal te voorkomen. Ruim 40 procent laat bij afwezigheid ’s avonds thuis het licht branden. Verder heeft ruim 75 procent de buitendeuren van het huis voorzien van extra veiligheidssloten of grendels. (Bron: Veiligheidsmonitor 2012).

1 op de 5 inwoners slacht-offer van gewelds- of vermogens delictIn 2012 was 1 op de 5 inwoners van Nederland van 15 jaar en ouder slachtoffer van een gewelds- of vermogensdelict of van vandalisme. Onder jongeren, niet-westerse allochtonen, hoger opgeleiden en inwoners van sterk stedelijke gebieden komen relatief meer slachtoffers voor dan onder 65-plussers, lager opgeleiden en inwoners van weinig of niet stedelijke gebieden. Bij gewelds-delicten komt bedreiging het meest voor. Op het gebied van vermogensdelicten gaat het vaak om fietsendiefstal, inbraak en poging tot inbraak. Bij vandalismedelicten komt vernieling aan voertuigen het meest voor. (Bron: Veiligheidsmonitor 2012)

onveiligheids gevoelens in nederlandse buurten variëren van

13 tot 25%

34 cbs 02/13 zomer 2013 35

Bgb

Dgd

‘ voor de europese rapportage is de nieuwe methode al een aantal keren ingezet’

Arco van Strien

arco van strien studeerde biologie in Leiden en promoveerde op onderzoek naar agrarisch natuurbeheer. Bij het CBS was hij jarenlang projectleider van de natuurstatistieken en één van de oprichters van het Netwerk Ecologische Monitoring. Tegenwoordig houdt hij zich bezig met statistische vernieuwingen van de natuurstatistieken.

zomer 2013 3736 cbs 02/13

Auteur: xx Fotografie: xx’ We gaan bij de natuurmonitoring van nice to know naar need to know’

Ze zijn ‘big en dirty’, de data die tegenwoordig gebruikt worden om de natuurstatistieken van het CBS te maken. Maar ze bieden veel voordelen en niet alleen wat de kosten betreft. ‘We kunnen nu soorten monitoren die we eerder niet goed in beeld kregen’, aldus statistisch onderzoeker Arco van Strien.

hoeveel grote vuurvlinders telt Nederland? Hoe staat het met de rugstreeppad? De Europese Habitat­ en Vogelrichtlijnen schrijven voor dat Nederland elke zes jaar rapporteert over een

groot aantal plant­ en diersoorten. Van Strien: ‘Het gaat om beschermde soorten, waaronder bijvoorbeeld alle vogels. Alle lidstaten zijn verplicht die in kaart te brengen en bovendien actie te ondernemen als blijkt dat het niet goed gaat met een soort.’ De natuurstatistieken van het

CBS zijn tegenwoordig helemaal gericht op de richtlijnen van de Europese Unie en daarmee op de wensen van het ministerie van Economische Zaken (EZ). In het verlengde daarvan worden gegevens verzameld voor andere gebruikers. Het CBS werkt daarbij – in het Netwerk Ecologische Monitoring – nauw samen met organisaties als Economische Zaken, Rijkswaterstaat, het Planbureau voor de Leefomgeving en de provincies. Van Strien: ‘We gaan bij de natuurmonitoring van nice to know naar need to know.’

VrijWilliGerSOpvallend bij de natuurstatistieken is dat vrijwel alle data verzameld worden door vrijwilligers. Dat blijft zo, maar er is recent wel iets veranderd: een nieuwe statistische methode maakt het mogelijk voor de officiële statistieken ook data te gebruiken die op een ongestructureerde manier verzameld zijn. ‘Al twintig jaar werken we met zogenoemde meetnetten’, legt Van Strien uit. ‘Stel we willen de libellen meten. Dan maken we met de Vlinderstichting een handleiding waarin we beschrijven hoe de metingen moeten plaatsvinden. Daarna werft de Vlinderstichting vrijwilligers en leidt die op.’ De regels voor de vrijwilligers zijn heel precies: ze moeten bijvoorbeeld 500 meter langs een bepaalde plas lopen, na 11 uur ’s morgens en vóór vier uur ‘s middags, als het niet regent, en dan opschrijven welke soorten ze

CBS­project

CBS ontwikkelt nieuwe methode voor natuurstatistiekenAuteur: Masja de Ree Fotografie: Wim van der Spiegel

zomer 2013 3736 cbs 02/13

tegenkomen. Deze methode is succesvol, want Nederland kent veel enthousiaste vrijwilligers. ‘Toch ontstond een probleem’, zegt Van Strien. ‘De Habitat ­r ichtlijn bevat inmiddels zoveel soorten. We kunnen het niet goed bijhouden. Het is een heel werk om een netwerk op te zetten en het is kostbaar, omdat een coördinator betaald moet worden. Bovendien vergrijst het vrijwilligersbestand. Het past minder in deze tijd om je voor een langere periode vast te leggen op een bepaald soort vrijwilligerswerk.’

nAtiOnAle dAtABASeDaarom is er nu, naast de meetnetten, een tweede aan­pak. ‘Op internet zijn de laatste jaren als vanzelf data­bases met soortgegevens ontstaan. Mensen zien op weg naar het werk een huismus of een tjiftjaf en ze vinden het leuk om dat te noteren, bijvoorbeeld op waarneming.nl. Of ze maken een wandeling en houden op een lijst bij wat ze tegenkomen.’ Dit levert jaarlijks miljoenen waar­nemingen op, ook van soorten die via de meetnetten niet gevonden worden. ‘Het zijn veel big data, en ze zijn dirty.’ ‘Dirty’ omdat de gegevens op een ongestructureerde manier verzameld zijn. Niet alle waar nemers kijken even goed of even lang en de waar nemingen vinden plaats op willekeurige plaatsen. Toch worden al deze data samen­gevoegd in de Nationale Database Flora en Fauna. ‘Dit gebeurt in de eerste plaats om er kaarten van te maken

waarop bijvoorbeeld projectontwikkelaars kunnen zien waar beschermde soorten voorkomen’, zegt Van Strien. ‘Maar nu blijkt dat we deze data ook kunnen gebruiken om trends in de verspreiding van soorten in Nederland te meten.’

trefKAnSDat lukte niet zomaar. Om trends te meten is het belang­rijk dat je steeds op dezelfde manier meet en dat is bij deze data niet het geval. ‘Het belangrijkste punt waar we mee zaten was de variatie in waarnemings inspanning. Hoe goed doet de waarnemer ‘zijn best’ om een soort te zien? Nu hebben we een statistisch model ontworpen, gebaseerd op een Zwitserse methode, waarmee we voor de waarnemingsinspanning kunnen corrigeren.’ Om te kunnen corrigeren voor de waar nemings inspanning, moet je weten wat de trefkans is: de kans dat de waar­nemer een konijn dat in een bepaald gebied zit, ook daadwerkelijk ziet. De trefkans is bijvoor beeld lager als een gebied dichtbegroeid is, de omgeving lawaaiig of als de waarnemer slechts vluchtig kijkt. Dit kan per jaar verschillen. Van Strien: ‘Om de trefkans te berekenen kijken we naar meerdere waar nemingen in hetzelfde gebied. Heel simpel gezegd gaat het als volgt: de eerste waarnemer ziet een konijn. Als de tweede en derde waarnemer hem vervolgens niet zien en de vierde weer wel, dan stellen we de trefkans op 50 procent.’ Het

38 cbs 02/13 zomer 2013 39

model, occupancy­model genoemd, berekent de trefkans op basis van de vele waarnemingen in de database. ‘Als er beter wordt gekeken, dan stijgt de trefkans. En zodra we de trefkans weten, kunnen we op basis van de waarnemingen ook de trends in de verspreiding van een soort bepalen.’

GOede reSultAtenBinnenkort verschijnt in het gezaghebbende tijdschrift Journal of Applied Ecology een artikel van Van Strien. ‘We hebben de uitkomsten van ons database­onderzoek naar vlinders en libellen vergeleken met het traditionele onder zoek met meetnetten. De conclusie is dat de uit­komsten vergelijkbaar zijn. Dat geeft hoop.’ Voor de Europese rapportage is de nieuwe methode al een aantal keren ingezet, met name voor soorten waarvoor anders geen trend kon worden bepaald. Waar het goed gaat, blijft het CBS de meetnetten gebruiken. Deze meetnetten leveren immers heel precieze informatie op over de trends in aantallen. Van Strien: ‘De Europese Unie wil zowel de trend in het aantal exemplaren van een soort weten als de trend in verspreiding van de soort over het land. De ‘oude’ methode is het meest geschikt om aan­tallen vast te stellen, de nieuwe juist om de verspreiding in kaart te brengen.’Het occupancy-model werkt nog niet bij alle soorten. Bij amfibieën zijn de resultaten bijvoorbeeld niet goed.

Waarschijnlijk komt dat doordat deze dieren verschillende verschijningsvormen hebben met elk andere trefkansen. ‘De methode wordt nu verder verfijnd en we denken daarnaast na over andere methodes om te werken met big en dirty data.’

De nieuwe manier van natuurmonitoring past in de trend bij het CBS om meer gebruik te maken van bestaande datasets, een trend die specifieke methodische problemen met zich mee brengt. ‘Voor ons is het interessant om die op te lossen’, zegt Van Strien. ‘En we moeten gewoon mee, onder meer omdat de kosten lager zijn.’ De methode is ook heel geschikt om in te zetten in delen van de wereld waar geen meetnetten opgezet kunnen worden vanwege een gebrek aan vrijwilligers. Via inter­net kan, mede dankzij waarnemingen van toeristen, dan wel een trend in verspreiding worden bepaald. Dat biedt perspectief. ‘Veel andere landen kijken mee naar waar wij nu mee bezig zijn’, weet Van Strien. Hij bena drukt dat de nieuwe methode mogelijk is dankzij het bestaan van supersnelle computers. ‘We gebruiken een cluster­computer in Amsterdam. Soms staan honderd computers een hele nacht voor ons te rekenen. Dat lijkt veel, maar dan hebben we ook al onze berekeningen. Vroeger stond mijn laptop wel eens drie weken aan, voor één soort.’

‘ Voor ons is het interessant om die methodische problemen op te lossen. We moeten gewoon mee, onder meer omdat de kosten lager zijn’

CBS­project

38 cbs 02/13 zomer 2013 39

1 940 Ons land telde 1 940 inwoners van 100 jaar of ouder op 1 januari 2013. De overgrote meerderheid van deze groep ouderen – namelijk 87 procent – bestaat uit vrouwen.

bijna 2 000bijna 2 000 inwoners van 100 jaar of ouderOp 1 januari 2013 telde ons land 1 940 inwoners van 100 jaar of ouder. Ongeveer de helft van deze 100-plussers woont nog zelfstandig. Wat het aantal 100-plussers in de samenleving betreft is Nederland geen koploper in Europa. Ons land telt 114 100-jarigen op 1 miljoen inwoners. In landen als Italië en Griekenland is dit meer dan twee keer zo veel. Dat heeft onder meer te maken met de zeer sterke vergrijzing in die landen. (Bron: CBS)

40 cbs 02/13

kort: actueel

gemeenten tellen gemiddeld

41 000 inwonersHet kabinet wil gemeenten samenvoegen. Maar hoe groot zijn Nederlandse gemeenten eigenlijk? Behoor-lijk groot, zo blijkt. In vergelijking met de ons om-ringende landen en Denemarken en Zweden (landen die qua indeling het meest op Nederland lijken) heeft alleen Denemarken gemiddeld meer inwoners per gemeente dan Nederland. Sinds een grote her in-deling in 2007 telt Denemarken 98 gemeenten met gemiddeld ruim 56 000 inwoners. Nederland telde begin januari van dit jaar 408 gemeen ten met een gemiddeld aantal inwoners van bijna 41 000 per gemeente. (Bron: CBS)

energieverbruik

1,3%Het energieverbruik in Nederland in 2012 was 1,3 procent hoger dan in 2011. Dat komt omdat 2012 een kouder jaar was, waardoor er meer werd gestookt. Daarnaast zijn in de petrochemische industrie meer olieproducten verbruikt. Ondanks de economische teruggang trok de buitenlandse vraag naar Neder-landse petrochemische producten aan. Zo steeg het verbruik van aardolie- en aardolie producten met 3,3 procent. Het steenkoolverbruik steeg in 2012 met 10 procent; het aardgasverbruik daalde met ruim 4 procent. (Bron: CBS)

hoger

Het zijn de drukste perioden op de weg en in het openbaar vervoer: de ochtend- en de avondspits. De avondspits telt op een gemiddelde werkdag in 2011 bijna 2,8 miljoen automobilisten. Dat is meer dan tijdens de ochtendspits. Op een gemiddelde werk dag in 2011 zaten 2,4 miljoen automobilisten in de ochtendspits. De avondspits is iets drukker omdat er dan ook andere groepen, zoals gepensioneerden, op pad zijn. De piek van de ochtendspits ligt rond

8 uur. De piek in het openbaar vervoer ligt wat vroeger: tussen 7 en 8 uur. Dat komt omdat mensen die met het openbaar vervoer reizen eerder ver trek-ken dan reizigers met de auto. Auto bestuurders zijn in de ochtend- en avondspits gemiddeld nog geen half uur onderweg, terwijl reizigers in het openbaar vervoer gemiddeld bijna een uur onderweg zijn. (Bron: CBS)

in ochtendspits

2,4 miljoen mensen achter het stuur

GC G c

zomer 2013 4140 cbs 02/13

Aa

42 cbs 02/13

‘ we moeten blijven werken aan het in kaart brengen van milieueffecten en duurzaamheid. het is geen vanzelfsprekendheid’

Rutger Hoekstra en Jan-Pieter Smits (rechts)

zomer 2013 43

42 cbs 02/13

internationaal

Als er één begrip door de jaren heen een container begrip is geworden, dan is het wel duurzaamheid. Hoe maak je zo’n begrip nu meetbaar? En om het nog lastiger te maken: hoe zorg je ervoor

dat alle landen in Europa dat op dezelfde manier gaan doen, zodat ontwikkelingen te vergelijken zijn en er beleid op kan worden

gebaseerd? Aan deze opgave werkte de Taskforce for Measuring Sustainable Development (TFSD). Na zes jaar intensief overleggen en

ontwikkelen presenteert de taskforce deze maand een meet systeem waarmee de 56 deelnemende landen uit de voeten kunnen.

Auteur: Annemieke Bos Fotografie: Wim van der Spiegel

Internationaal werken aan een universeel begrip van duurzaamheid

voortrekkersrol cbs bij het meten van

duurzaamheid

zomer 2013 43

‘duurzaamheid wordt op heel verschillende manieren gemeten’, vertelt Rutger Hoekstra. Samen met Jan­Pieter Smits deelt hij de functie van voorzitter en

redacteur van de Taskforce for Measuring Sustainable Development (TFSD). ‘Dat komt onder andere omdat het zo’n containerbegrip is geworden. Bedrijven, organisaties en personen hebben elk zo hun eigen opvatting over wat ze duurzaam vinden. Degene die hierin duidelijkheid kunnen verschaffen, zijn de statistische onderzoekers. Maar ook in die wereld heersen verschillende benaderings methoden. Statistische bureaus in uiteen­lopende landen hebben nog altijd verschillende definities en indicatoren om duurzame ontwikkeling te meten. Veel mensen veronderstellen bovendien dat je het in één cijfer kunt meten. Door bijvoorbeeld de milieuschade af te trekken van het bruto binnenlands product zou je een groen binnenlands product krijgen. Dat is wat ons betreft een misvatting. Duurzaamheid is veel breder dan kijken naar klimaatverandering en verlies van biodiversiteit. Ook sociale en economische aspecten horen erbij. In Nederland werken we met een hele reeks indicatoren.’

gevolgeN voor MIlIeu eN NatuurRutger Hoekstra en Jan­Pieter Smits van het CBS werken al enige jaren met de drie planbureaus samen aan de ‘Monitor Duurzaam Nederland’, de tweejaarlijkse publicatie die een beeld geeft van de duurzaamheid van

de Nederlandse samenleving. Daarin komen de gevolgen van ons handelen voor het milieu en de natuur aan bod, maar er is ook aandacht voor de welvaart en het welzijn van de bevolking, nu en in de toekomst. Jan­Pieter Smits: ‘Denk bijvoorbeeld aan het gevoel van veiligheid, de gezondheid en de sociale contacten die mensen hebben. En ook het vertrouwen in anderen en in maatschappelijke instituties zoals de regering, de politie en de rechterlijke macht. Hoe houdbaar zijn die factoren voor de huidige én toekomstige generaties? Daar houden wij ons mee bezig.’

hArMOniSerinGDe Verenigde Naties hebben een belangrijke rol gespeeld in het op de internationale agenda plaatsen van het thema duurzaamheid. De UNECE – de economische VN­commissie voor Europa – spant zich in om statistische onderzoekers en academici bij elkaar te brengen om te werken aan een universeel begrip van duurzaamheid. In 2006 werd een eerste stap gezet naar een dialoog tussen deze beroepsgroepen over een gezamenlijke benadering van duurzame ontwikkeling. In 2009 werd dit initiatief opgevolgd door de instelling van de eerder genoemde taskforce. Deze taskforce kreeg de opdracht om tot internationale harmonisering van de meetsystemen te komen. Een hele grote klus. Aan de beide CBS’ers de taak om het proces in goede banen te leiden. Samen met een delegatie van vertegenwoordigers van nationale en internationale statistische instituten en universiteiten uit

curriculum vitaeRutger Hoekstra (1974) is milieu-econoom (MSc-Wageningen Universiteit, gepromoveerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam) en werkt sinds 2003 bij het CBS. Hij heeft verschillende projecten geleid (productiviteit en kenniseconomie, eurozone statistieken, global value chains), maar houdt zich met name bezig met het onder-werp duurzaamheid. Hij schreef diverse wetenschappelijke artikelen en publiceerde in 2005 een boek bij Edward Elgar.

Jan-Pieter Smits (1966) studeerde in 1989 cum laude af als sociaaleconomisch historicus en promoveerde in 1995 in hetzelfde vakgebied. Daarna was hij werkzaam aan de Universiteit Utrecht en verantwoordelijk voor de constructie van een systeem van historische nationale rekeningen voor Nederland voor de periode 1800–1921. Van 1998–2011 was hij universitair docent aan de Rijks-universiteit Groningen. Sinds 2007 is hij werkzaam bij het CBS.

44 cbs 02/13 zomer 2013 45

internationaal

tien landen gingen ze aan het werk. ‘We zijn begonnen om alle visies op het meten van duurzame ontwikkeling te inventariseren’, vertelt Hoekstra. ‘Daarbij hebben we als uitgangspunt genomen dat er geen goede en geen slechte methoden zijn. Dit om meteen de angel uit de discussie te halen. We beseften ook goed dat harmoniseren een zaak is die langer duurt dan de levensduur van een taskforce. Kijk naar het meten van het begrip economie. Dat heeft ook jaren geduurd, voordat er op dat gebied sprake was van internationale harmonisering.’

hier en nu, lAter en elderSWelke aspecten van duurzame ontwikkeling meten we, waarom en op welke manier? Die vraag stond centraal in de eerste vergaderingen van de taskforce. ‘Daarmee stuitten we meteen op een struikelblok’, aldus Smits. ‘Kijk je bijvoorbeeld alleen naar de gevolgen voor de volgende generaties of meet je ook de kwaliteit van leven in het hier en nu? En nog een stap verder: beperk je je tot je eigen land of meet je ook wat ons handelen betekent voor ontwikkelingslanden? Daar bleken heel uiteenlopende opvattingen over te bestaan. Uiteindelijk hebben de discussies ertoe geleid dat een meetsysteem is ontwikkeld met een flexibel raamwerk, zodat recht wordt gedaan aan die verschillende benaderingswijzen.’

MOnetAriSerinGEen tweede debat dat de taskforce voerde, betrof het fenomeen ‘monetarisering’. ‘Dan moet je bijvoorbeeld denken aan het uitdrukken in geld van milieuschade als gevolg van klimaatverandering’, legt Smits uit. ‘Daarmee ga je dus een prijskaartje hangen aan activiteiten. De vraag is of je dat moet willen. Je gaat dan in het heden proberen om toekomstige effecten in geld uit te drukken. Het CBS is daar erg terughoudend in. Het houdt zich liever bij de directe waarneming. De betrouwbaarheid en deugdelijkheid van de metingen staat bij ons altijd voorop. Ook Eurostat, het statistische bureau van de Europese Unie, is geen voorstander van monetarisering. Dit in tegenstelling tot de Wereldbank, die juist wél effecten in geld wenst uit te drukken. De taskforce maant tot voorzichtigheid voor wat betreft monetariseren. Maar het flexibele raamwerk biedt wel ruimte voor monetaire indicatoren, om ook recht te doen aan de vraag naar dergelijke indicatoren.’

SOCiAAl KApitAAl en GlOBAliSerinGPittige discussies, vele telefoongesprekken, mail­uitwisselingen en bilaterale bezoeken waren er nodig om tot een meetsysteem te komen waarin iedereen zich kan vinden. ‘Een flexibel raamwerk kwam als beste oplossing uit de bus’, stelt Hoekstra. ‘Na het voeren van de discussies hebben we voorgesteld om alle visies en ideeën op papier in te dienen. Dat heeft goed gewerkt.

‘ Het is een uitdaging om sociologen en economen bij elkaar te brengen. Het scherpt je, geeft inzicht en bevordert creativiteit’

44 cbs 02/13 zomer 2013 45

Alleen al vanwege het feit dat men op papier veelal toch wat genuanceerder kritiek uit.’ Van beide heren vergde het project de nodige balanceerkunst om uit alle ideeën de grootste gemene deler te vinden. ‘Op expertniveau onder statistici was men overwegend positief’, stelt Smits. ‘Daar ziet men wel het belang in om op dezelfde manier te gaan meten. Op landelijk niveau was men wat huiverig om de eigen werkwijze los te laten. Dat leverde wel discussie op. Gelukkig ging het altijd over de inhoud.’ Vooral de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) – één van de opdrachtgevers – bleek een sterke inhoudelijke partner. ‘Deze partij stelt hoge eisen, maar het werk dat daarvoor wordt verzet leidt tot goede resultaten’, vindt Smits. ‘Zo is er aandacht gekomen voor het betrekken van het begrip ‘sociaal kapitaal’ bij het thema duurzaamheid. Sociaal kapitaal is te omschrijven als de kwaliteit van maatschappelijke verbanden of sociale cohesie. Daarbij kun je dan ook de verbanden tussen groepen generaties nader beschouwen: zijn dat losse verbanden of ondernemen groepen van verschillende generaties voldoende met elkaar? Steekt men energie en tijd in persoonlijke relaties en bouwt men iets op voor de toekomst? Allemaal belangrijke aspecten in relatie tot duurzaamheid. Tot nu toe wordt dat nog nauwelijks gemeten door statistici. De investering in tijd zou je als graadmeter kunnen gebruiken. Het is zoeken naar een economische manier om iets sociaals te meten. Wat ons betreft een voorbeeld

van multidisciplinair onderzoek dat heel vruchtbaar kan zijn. Het is een uitdaging om sociologen en economen bij elkaar te brengen. Het scherpt je, geeft inzicht en bevordert creativiteit.’

GlOBAliSerinG‘Dat dit onderwerp op de agenda is gekomen, is winst’, vindt Hoekstra. Hetzelfde geldt voor globalisering: het verder kijken dan de eigen landsgrenzen. Het meten van duurzame ontwikkeling beperkt zich vaak tot wat er binnen de eigen landsgrenzen gebeurt, terwijl eigenlijk de interactie tussen landen veel belangrijker is. Hoekstra geeft een voorbeeld: ‘Je kunt de productie in eigen land wel beperken, maar wanneer je tegelijkertijd meer gaat importeren uit China, dan heeft dat alsnog CO2­uitstoot tot gevolg. Dan is er dus sprake van verplaatsing van het probleem, in plaats van oplossing. Zoiets laat je toch anders kijken naar milieubeleid. Je kunt concluderen dat er nog veel werk aan de winkel is. De doelstellingen uit het Kyoto­rapport zijn bijvoorbeeld ook van toepassing voor wat er binnen de landsgrenzen gebeurt.’

StOpliChtenDe focus op het meten van de duurzame ontwikkeling aan de hand van de kwaliteit van het leven in het hier en nu, later (volgende generaties) én elders (ontwikkelings­landen bijvoorbeeld) is een ontwikkeling die inter­nationaal nog niet eerder in statistische meetsystemen

wat is de taskforce for measuring sustainable development?De Taskforce for Measuring Sustainable Development (TFSD) is een initiatief van UNECE (de economische VN-commissie voor Europa), OECD en Eurostat. De taskforce, waar Nederland voorzitter van is, is in 2009 gestart als opvolger van de UNECE/OECD/Eurostat Working Group for Statistics of Sustainable Development. De TFSD heeft een breed flexibel raamwerk ontwikkeld om de duurzame ontwikkeling in een land goed te beschrijven. Dit raamwerk maakt het mogelijk om duurzame ontwikkeling internationaal op eenzelfde wijze te meten, rekening houdend met de manier van statistiek maken in een land en de wensen van beleidsmakers. Zo kan een land kiezen om te werken met 24, 60 of met 90 indicatoren. Elk van deze sets van indicatoren besteedt aandacht aan de kwaliteit van leven zowel in het ‘hier en nu’ als in het ‘later’ en ‘elders’. Ook is het mogelijk om de indicatoren thematisch te rangschikken, bijvoorbeeld kijkend naar onderwijs of klimaat.

46 cbs 02/13 zomer 2013 47

internationaal

is verwerkt. Het CBS hanteert deze insteek ook in de ‘Monitor Duurzaam Nederland’. Smits: ‘Daarin geven we met behulp van ‘stoplichten’ aan hoe ons land ervoor staat qua duurzame ontwikkeling. Als het gaat om de kwaliteit van leven in het hier en nu, staat het licht op groen. Kijkend naar de kansen van volgende generaties en de invloed van ons welvaartsstreven op de rest van de wereld, dan zie je bij verschillende indicatoren het licht op oranje of zelfs rood staan.’ Het werken met deze stop­lichten is een krachtige manier om de boodschap over te brengen, zo heeft het CBS geconstateerd. ‘De media pikken de resultaten er gemakkelijk uit’, stelt Hoekstra. ‘We werken eraan om voor het systeem dat de taskforce heeft ontwikkeld, ook zo’n manier van presenteren te introduceren. In feite is het raamwerk vrijwel gelijk aan het systeem zoals het CBS dat hanteert. Wij voelen ons beiden vertegenwoordigers van het CBS als voortrekker op het gebied van het in kaart brengen van milieu­effecten en duurzaamheid. Dat is geen vanzelfsprekend­heid, daar moeten we aan blijven werken. Door de aandacht van de Verenigde Naties zijn er meer landen in opkomst. Australië bijvoorbeeld, maar ook Engeland, Frankrijk en Italië en dat is alleen maar goed.’

Het zijn spannende tijden voor het meten van duurzame ontwikkeling. De Verenigde Naties geven er hoge prioriteit aan en volgend jaar moeten er wereldwijde doelstellingen voor zijn ontwikkeld. Het rapport van de

taskforce – dat vóór de zomer verschijnt – komt dan ook op een goed moment uit. ‘Het meten van duurzame ontwikkeling wordt steeds urgenter’, stelt Smits. ‘Dit rapport geeft meer inzicht in de begripsvorming en meetmethoden, zowel in de wereld van de statistische onderzoekers als daarbuiten. En uiteraard hopen we dat het rapport bijdraagt aan de discussie in de politiek, op beleidsniveau en in de wetenschap.’ Hoekstra meent dat de taskforce met dit rapport een goede blauwdruk neerlegt voor duurzaamheidsmeting. ‘Het toont aan dat harmoniseren minder onrealistisch is dan men denkt. Gedurende de afgelopen jaren is het denken over duurzaamheid binnen de projectgroep geëvolueerd, dat is mooi om te zien. De drempel om de verschillende manieren van meten met elkaar in overeenstemming te brengen, is verlaagd. En dat is een goede zaak, want duurzame ontwikkeling is een belangrijk onderwerp.’

De Verenigde Naties hebben een belangrijke rol gespeeld in het op de internationale agenda plaatsen van het thema duurzaamheid

46 cbs 02/13 zomer 2013 47

€ 1,35 De prijs van de frikandel steeg ook, maar dit product blijft relatief goedkoop: van € 0,89 naar € 1,35.

€ 1rode huiswijn: in ruim 10 jaar 1 euro duurderAltijd leuk om te doen: de gemiddelde consumenten prijzen uit het heden en verleden met elkaar ver gelijken. Wat waren de prijzen van populaire horeca-artikelen in 2000 en in 2011? Voor een glas rode huiswijn betaalden we in 2000 nog € 1,83. In 2011 was dat opgelopen tot € 2,84. Een kopje koffie steeg in die periode van € 1,18 naar € 1,83. En voor een pizza in de horeca betaalden we in 2000 nog € 6,25, terwijl we in 2011 hiervoor € 8,66 neerlegden. (Bron: CBS)

48 cbs 02/13

kort: culinair

200milliliter volle melk per dagDe melkconsumptie in ons land is in korte tijd erg veranderd. Zo werd er in 1970 gemiddeld één glas (200 milliliter) volle melk per persoon per dag gedronken. Van halfvolle melk werd per persoon per dag toen gemiddeld nog maar een tiende glas gedronken. Dat is nu wel anders. Inmiddels drinken we per persoon per dag gemiddeld een glas halfvolle melk. Bovendien heeft de consumptie van karnemelk die van volle melk overtroffen. (Bron: CBS)

In de afgelopen tien jaar is het aantal voedings-speciaalzaken fors afgenomen. Er verdwenen tussen 2000 en 2012 vooral veel slagers en groentewinkels. Het aantal slagerijen kromp met bijna de helft tot ruim 2,6 duizend, terwijl het aantal groentewinkels halveerde tot ruim 1,3 duizend. In 2012 waren er nog relatief veel brood- en banketzaken, ruim 4,6 duizend. Wel waren dat er bijna 15 procent minder dan in 2000. Alleen het aantal viszaken bleef in deze periode nagenoeg gelijk. Ook het aantal supermarkten liep de afgelopen jaren sterk terug. Dit aantal daalde tussen 2000 en 2012 met bijna een vijfde van 7,1 duizend tot 5,8 duizend. (Bron: CBS)

Cc

Aa

De consument in Nederland gebruikt steeds meer bio logische producten, zoals biologische melk en biolo gisch vlees. Ongeveer 2 procent van de totale beste dingen aan voedingsmiddelen kwam in 2011 voor rekening van deze producten. Ten opzichte van 2010 is dat een toename van 17 procent. In euro’s en per hoofd van de bevolking komt dit neer op een toe-name van 8 euro. In 2010 gaf Nederland 45 euro per hoofd van de bevolking uit aan biologische producten en in 2011 was dat opgelopen naar 53 euro per hoofd

van de bevolking. Er werden vooral meer biologische producten gekocht in de supermarkten. In 2011 kwam bijna de helft van de uitgaven aan deze producten bij de supermarkt terecht. Een derde deel van de uit ga-ven aan biologische producten ging naar natuur-voedings winkels, reformzaken of biologische slagers. Een ander belangrijk verkoopkanaal voor biologische voeding zijn de contract-cateraars, zoals bedrijfs- en overheids restaurants, onderwijs- en zorginstellingen. (Bron: CBS)

€ 53per jaar voor biologische producten

in 2012 ruim

4,6 duizend brood-en banket zaken

48 cbs 02/13 zomer 2013 49

www.cbs.nl

9 789035 716599

Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarktDe focus op fl exibilisering

De laatste jaren groeit het aantal fl exwerkers. In 2012 had 16 procent van de werknemers een fl exibele arbeidsrelatie als werknemer, 10 procent was zelfstandige zonder personeel.

In deze bundel van Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt deze groep fl exwerkers gevolgd.

Bijdragen vanuit CBS, TNO, de Radboud Universiteit Nijmegen, ITS, SEO Economisch Onderzoek, Refl ect, de ABU en het UWV geven antwoorden op vragen als: • Welke werknemers hebben een fl exibele arbeidsrelatie?• Hoe is de werkzekerheid van fl exwerkers? • Wie beginnen voor zichzelf als zelfstandige

zonder personeel? • Is er een relatie tussen tijdelijk werk, de gezondheid,

het welzijn en de inzetbaarheid van de werknemers? • Hoe is het met de leer- en ontwikkelmogelijkheden

van fl exwerkers gesteld?

Het boek sluit af met enkele conclusies en beleidsaanbevelingen van TNO.

Centraal Bureau voor de StatistiekTNO

Dynamiek op de N

ederlandse arbeidsmarkt

Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarktDe focus op fl exibilisering

CEN_0000 B5_DNA2013.indd Alle pagina's 26-04-13 13:49

dynAMieK Op de nederlAndSe ArBeidSMArKt (CBS/tnO)De laatste jaren groeit het aantal flexwerkers. In 2012 had 16 procent van de werknemers een flexibele arbeidsrelatie als werknemer, terwijl 10 procent zelfstandige zonder personeel was. In de publicatie Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt deze groep flexwerkers gevolgd. Bijdragen zijn afkomstig van het CBS, TNO, de Radboud Universiteit Nijmegen, ITS, SEO Economisch Onderzoek, Reflect, de ABU en het UWV. Zij geven antwoorden op vragen als:

Welke werknemers hebben een flexibele arbeidsrelatie? Hoe is de werkzekerheid van flexwerkers? Wie beginnen voor zich zelf als zelfstandige zonder personeel? Is er een relatie tussen tijdelijk werk, de gezondheid, het welzijn en de inzetbaarheid van de werknemers? Hoe is het met de leer- en ontwikkelmogelijkheden van flexwerkers gesteld? Het boek sluit af met enkele conclusies en beleidsaanbevelingen van TNO.

kengetal: v-61isbn: 978-90-357-1659-9issn: 2214-4552prijs: € 55,75 (exclusief verzendkosten)

Deze publicatie is gratis als pdf te downloaden vanaf www.cbs.nl

‘ De laatste jaren groeit het aantal flexwerkers’

50 cbs 02/13

recente publicaties

NederlaNd IN 2012In Nederland 2012 wordt aan de hand van een vijf tiental thema’s een beeld gegeven van de stand van de economie en de samenleving in het afgelopen jaar. Er is aandacht voor de huidige economische crisis en hoe deze doorwerkt op de inkomens en de winsten, maar ook op de

demografische ontwikkelingen. Ook thema’s als veiligheid en meningen van kiezers komen aan bod. Rode draad vormen de ontwikkelingen in de periode 2007-2012. De publicatie is de eerste editie in een nieuwe publicatiereeks en is gratis als pdf te downloaden vanaf www.cbs.nl

Nederlandin 2012

Nederland in 2012

Centraal Bureau voor de Statistiek

‘ Er is aandacht voor de huidige crisis en hoe deze doorwerkt op de inkomens en winsten’

zomer 2013 51

Het CBS heeft als taak het publiceren van betrouw­bare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. Voor de meest actuele CBS­informatie kunt u de website www.cbs.nl raadplegen. Het CBS verspreidt zijn informatie ook via de social media YouTube (www.youtube.com/statistiekcbs) en Twitter (www.twitter.com/statistiekcbs). Verder kunt u gratis de iPhone­app CBS­StatLine downloaden. Het centrale informatiepunt voor algemene vragen over het CBS en zijn producten is te bereiken via telefoon (088) 570 70 70 of [email protected]

op een doorsnee dag... vieren

81echtparen hun gouden bruiloft

…worden in ons land

211huwelijken gesloten

vieren

15echtparen hun diamanten bruiloft