IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar...

7
IN DE VOETSPOREN VAN SIMENON

Transcript of IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar...

Page 1: IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar Maigret, die in 1945 als vermist werd opgegeven na deportatie naar een concentratiekamp,

IN DE VOETSPOREN VAN SIMENON

Page 2: IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar Maigret, die in 1945 als vermist werd opgegeven na deportatie naar een concentratiekamp,

1. Place Saint-Lambert – Paleis van de Prins-bisschoppen

Simenon kocht zijn eerste pijp in de Grand Bazar op dertienjarige leeftijd. Voor ze trouwde was zijn moeder verkoopster op de afdeling textielwaren van de Innovation, waar Fnac tegenwoordig gevestigd is. Het was daar dat zijn ouders mekaar ontmoet hebben. In het voormalige paleis van de Prins-bisschoppen vinden we vandaag het justitiepaleis en het provinciaal paleis.

Hoewel de journalist Georges Sim vaak naar het justitiepaleis trok vanwege professionele verplichtingen, was hij er ook regelmatig te vinden om Théodore Gobert, de historicus die bekend was van Rues de Liége (Straten van Luik), te raadplegen. In de geest van de romanschrijver was de plaats zowel gelinkt aan sociale onrust als aan de anarchistiche aanslagen die in zijn geheugen gegrift staan.

Wanneer men op de place Saint-Lambert aankomt, hoort men het getrappel van de menigte, ziet men honderden of misschien wel duizenden mensen die zich een weg naar de nabijgelegen Grand Bazar

banen alsook lange tramsporen die de een na de ander in de grond vastgeankerd zitten.

[Georges Simenon, Pedigree, 1948].

2. Place du Marche – Stadhuis

Simenon trad op 24 maart 1923 in het huwelijk met Régine Renchon in La Violette, de naam die traditioneel aan het stadhuis gegeven wordt. Een dertigtal jaar later, in mei 1952, stond de beroemde romanschrijver er opnieuw met zijn tweede vrouw, waar hij destijds als een man van aanzien onthaald werd. Links, aan de voet van de trap, staat de naam Arnold Maigret gegraveerd op een gedenksteen aan de voorgevel van het stadhuis. Simenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar Maigret, die in 1945 als vermist werd

opgegeven na deportatie naar een concentratiekamp, meermaals ontmoet hebben in het kader van de nieuwsitems die hij versloeg. Herinnerde hij zich deze naam toen hij zijn beroemde personnage van de commissaris in het leven riep? De schrijver zei Ik wist zelfs niet dat er een Maigret bestond in Luik.

Ik hield er in die periode van om rond te hangen in de buurt van het stadhuis, dat, in Luik nog meer dan waar dan ook elders, het echte centrum van het landleven vormt. Ik kuierde rond in alle windrichtingen [...] Ik hield van het rumoer, het komen en gaan, de kleuren, de muziek, ... Ik hield van de kleine cafeetjes

rondom, waar een geur van jenever hing en waar de Waalse dichters en artiesten van lokale theaters vaak over de vloer kwamen.

[Georges Simenon, Quand j’étais vieux, 1970].

3. Place du Commissaire-Maigret en rue Leopold 24

De «Espace Maigret» bevindt zich achter het stadhuis en ligt vlakbij het geboorte-huis van Simenon in de rue Léopold. De gelijkvloerse verdieping werd ingenomen door de hoedenwinkel Cession en de kleine Georges werd er geboren op 12 of 13 februari 1903. Vrijdag de 13e beweerde hij zelf, maar zijn bijgelovige moeder zou erop gedrukt hebben dat in de officiële documenten de 12e zou staan.Simenon ging elke dag naar het stadhuis: voor mijn beroep moest ik iedere ochtend om elf uur op het centrale politiekantoor zijn, waar men mij en mijn vier ambtgenoten de dagelijkse verslagen overhandigde.

Rechts, het Maison Hosay, waar chocolade van Hosay geproduceerd en verkocht wordt. Een groot afgerasterd kelderraam onder het uitstalraam dat verlicht wordt door gaslampen van het merk Auer. Vanuit dit kelderraam komt

warmte en een lekkere chocoladegeur naar boven die zich over verschillende meters van het voetpad uitspreidt. We ruiken het Maison Hosay vanop 3 huizen afstand alvorens we er aankomen. We dragen de wasem met

ons mee, en hij laat je pas drie huizen verder los. Intussentijd staan we met onze neus tegen het uitstalraam gedrukt. We staan op het rooster dat de voeten warm houdt.

We nemen de aroma’s op.

[Georges Simenon, Je me souviens, 1945].

4. Pont des Arches

Het was een apotheek die vlakbij de brug gelegen was die door de jonge Simenon de naam Au Pont des Arches verleend kreeg, de titel van zijn eerste roman die in 1921 gepubliceerd werd en de subtitel Petit roman humoristique de mœurs liégeoises (Kleine

humoristische roman over Luikse gebruiken) kreeg.

Traagjes, alsof ze nog versuft was door de slaap, stroomt de Maas, vloeiend, met kleine diepgele stralen die er zachtjes langs strijken en de grootste

moeite hebben om de blauwachtige nevel te doordringen. En aan de oever spreidt de Quai de la Goffe al haar kleuren tentoon, al

haar leven, waar de grote fruitmanden een geur lijken op te wekken van het dauwnatte platteland.

[Georges Simenon, Lettres à une petite bourgeoise].

Page 3: IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar Maigret, die in 1945 als vermist werd opgegeven na deportatie naar een concentratiekamp,

5. Saint Pholienkerk

Joseph Kleine, een schilder van 24 jaar oud die net als Simenon deel uitmaakte van de groep la Caque werd teruggevonden nadat hij zich aan de deurklink van de Saint Pholienkerk opgehangen had. Deze gebeurtenis vormt het thema van Simenons roman Maigret en het lijk aan de kerkdeur. De huidige kerk is al de vierde die dezelfde naam draagt.

«Ze was niet mooi», geeft een van de personnages uit Maigret en het lijk aan de kerkdeur toe.

«Ze had zelfs helemaal geen stijl... maar ze was erg oud, met iets mysterieus over de hele lijn. ”

[Georges Simenon, Le pendu de Saint-Pholien, 1931].

6. Place de l’Yser

Simenon heeft dit plein van bij het begin gekend, toen het nog de naam place de Bavière had en voor jongerenbendes van twee rivaliserende parochies als slagveld diende. Het was de grens tussen Saint-Pholien en Saint-Nicolas. Deze dorpsgeest kan verklaard worden door de ligging van twee voormalige ambachtsgildes: de leerlooiers van Saint-Pholien en de handwevers van Saint-Nicolas.

Sommige straten behoorden langs één kant aan een van de parochies, en langs de andere kant aan de vijandige parochie. Ik zeg wel degelijk de vijandige

parochie, want voor de jongetjes die we toen waren was het een echte grenslijn. Voor een jongen van Saint-Nicolas was het een gevaarlijke onderneming om alleen naar Saint-Pholien te trekken, aangezien hij niet alleen het risico liep om met stenen

bekogeld te worden, maar ook om afgeranseld te worden. [Georges Simenon, Vent du nord vent du sud, 1976].

Eén zondag op twee zag de jonge Georges er zijn vader Désiré oefenen met de burgerwacht Les soldats du dimanche (de zondagse soldaten). De vader van de romanschrijver kon zich in de verste verte niet inbeelden dat zijn oudste zoon bij zijn terugkeer naar Luik in mei 1952 op die plaats een buitengewoon onthaal zou krijgen van het volk.

7. Saint-Nicolaskerk – Jeugdherberg Georges-Simenon

Hier ligt de herberg Georges-Simenon, die in 1996 feestelijke geopend werd. Op zeven van de acht koffervormige banken die het voorplein opsmukken staat, in zeven delen, een benaderende aanpassing gegraveerd van het begin van De Weduwe Couderc (op het achtste staat de handtekening van Simenon). Een aanpassing die zeker en vast benaderend is maar niet stuntelig aangezien de hervormde zin gelezen kan worden door bij gelijk welke bank van de 7 te beginnen. Naast de herberg vinden we de Saint-Nicolaskerk, de parochie van de familie Simenon die er een kerkbank had (de laatste van de rechter rij). In de geest van Simenon blijft de kerk verbonden aan zijn eerste kinderliefde waarbij «de niet zo mooie vierkante klokkentoren» boven de wijk uitstak en «roerloos uittorende in een bedreigend onbeweeglijke hemel»:

En het is mijn grootvader met de dikke witte snor die tijdens de zondagsmissen van gelovige naar gelovige gaat en daarbij een muntstuk laat weerklinken in de koperen pot die aan een lange

houten steel vastgemaakt is. Daarna, zodra hij terug op zijn bank zit, telt hij de stukken en schuift hij ze één voor één in een gleuf van de bank die speciaal

bedoeld is om als kluis te dienen.

[Georges Simenon, Je me souviens, 1945].

8. Rue des Recollets 34

Het geboortehuis van André-Modeste Grétry, de componist die kapelmeester was aan het hof van Lodewijk XV, is vandaag het Grétrymuseum.

De ramen beschikken nog over het originele flesgroene

en met lood omringde glaswerk. Een huis zoals men ze ziet op de meesterwerken

van de Vlaamse schilders, in clair-obscur, met eenvoudige glanzende muren. Een huis

waarvan ik gehouden zou hebben...

In de smalle steegjes rond de Saint-Nicolaskerk lopen de

kinderen buiten rond en spelen in het stroompje dat een geur van armoede, havelooshuis en smerigheid verspreidt.

Aan hun voeten dragen ze klopen. De vrouwen, die met de buik naar voren

en de handen in de heupen op de dorpel staan, spreken mekaar met een

schreeuwerige stem luid toe.

[Georges Simenon, Mémoires intimes suivis du Livre de Marie-Jo 1981].

Page 4: IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar Maigret, die in 1945 als vermist werd opgegeven na deportatie naar een concentratiekamp,

9. Rue Roture

Destijds de volksstraat bij uitstek.

Ik denk dat er slechts één stad ter wereld is,Luik, mijn geboortestad, die er trots op is om officieel,

sedert verschillende eeuwen, over een rue Roture te beschikken.Het is een, wellicht middeleeuwse, smalle straat die uitgeeft op de rue Puits-en-Sock,

op een vijftigtal meter van de oude hoedenwinkel van mijn grootvader.De huisjes zijn er minuscuul en met kalk bepleisterd.

Tijdens mijn kindertijd en als jongeman, stroomde er een soort van beekje te midden van de weg, die geen bronwater of water van de stad vervoerde, maar wel afwaswater en zelfs toiletwater.

De bewoners schaamden zich helemaal niet om te zeggen dat ze «in Roture» woonden, integendeel zelfs aangezien men het over «in Roture» had zoals men het in Frankrijk

over «in Avignon» heeft. Het was een wereld op zich, de meest kansarme van de stad, maar men zag er bij heel wat vensters niet minder geraniumpotten.

[Georges Simenon, De la cave au grenier, 1977].

10. Rue Puits-en-Sock 58

Voormalige hoedenwinkel van Chrétien Simenon, de grootvader van Georges. De bakermat van de familie.

Mijn grootvader was hoedenmaker. Zijn winkel was somber, met als enige

binnendecoratie twee grote mistroostige spiegels, en een achterkamer waar, in de

schemerdonker, houten hoofden in een rij naast elkaar geplaatst stonden.

[Georges Simenon, Je me souviens, 1945].

11. Rue Jean-d’Outremeuse 57

De school Notre-Dame, waar de toekomstige romanschrijver leerde lezen.

12. Rue de l’Enseignement

Nr. 5: voormalig huis van de moeder van Simenon, Henriette Brull. Ze woonde er tot 1968 met haar tweede man. Het is daar dat Georges haar een bezoek kwam brengen bij zijn terugkeer naar Luik in 1952. Het is ook in dit huis dat Henriette een moeilijke relatie en een stroeve communicatie met haar echtgenoot had (net zoals het geval was met haar zoon), en waarvan de sfeer een inspiratiebron zou zijn voor de roman De kat, met Jean Gabin en Simone Signoret in de rol bij de verfilming in 1971.

Nr. 6: het gebouw van de voormalige werkplaatsen van de koperslagerij Velden, een van de oudste families uit Outremeuse, bij wie Désiré Simenon op vrijdagavond whist ging spelen.

Nr. 29: derde woning van de familie Simenon in Outremeuse. Het is de plaats waar de jonge journalist Georges Sim zijn eerste roman schreef. Het was ook zijn laatste woonplaats voor hij naar Parijs vertrok.

13. Rue de la Loi

Nr. 48: lagere school waar de jonge Georges naartoe ging.In de klas, bij de broeders van de christelijke scholen,

was ik het lievelingetje. Zo viel mij bijvoorbeeld de enorme eer te beurt om de kachel om het uur of half uur bij te vullen met kolen. Ik was ook degene die het belletje had,

dat ik dan gebruikte om aan te kondigen dat het moment van het gebed voor alle klassen was aangebroken.

[Georges Simenon, Un Homme comme un autre, 1975].

Nr. 53: tweede woning van de familie Simenon in Outremeuse. De moeder van Georges stelde er in onderverhuur kamers ter beschikking voor universiteitsstudenten die vaak uit Centraal-Europa of Oost-Europa kwamen.

Al het leven in het huis kwam samenin de keuken waar de huurders zelf met ons

kwamen eten. De geur van soep en stoofpotjes was er altijd sterk aanwezig en de lucht bevatte zodanig veel waterdamp

dat deze bleef plakken op de ramen en de met lichtgroene olieverf beschilderde muren, waarna de damp zigzaggend naar beneden sijpelde.

[Georges Simenon, Destinées, 1981].

14. Rue Simenon 25 (vroegere rue Pasteur)

Eerste woning van de familie Simenon in Outremeuse.

De wijk was vrij nieuw en werd voornamelijk bewoond door gewone ambtenaars, werknemers, enkele renteniers, en zelfs een magistraat, de trots van de rue Pasteur, en rechtover

hem een eerste violist in het Koninklijk Theater. Dit is de straat waar ik mijn eerste stapjes heb gezet en ik mijn eerste vriendjes heb gemaakt.

[Georges Simenon, Les Libertés qu’il nous reste, 1980].

Page 5: IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar Maigret, die in 1945 als vermist werd opgegeven na deportatie naar een concentratiekamp,

15. Place du Congrès

Dit plein was de favoriete speelplaats van de kleine Georges, waar nu een borstbeeld van hem prijkt.

Het was een plein voor kleinburgers,bescheiden personen, ver van het centrum verwijderd,

en ik heb er wonderlijke momenten beleefd. [Georges Simenon, Quand j’étais vieux, 1970].

16. Hoek van de place du Congrès en de rue de la Province

De weg die Simenon nam om naar de mis te gaan in de kapel van het Ziekenhuis van Bavière. De beschrijving van dit traject is terug te vinden in Le témoignage de l’enfant de chœur (De getuigenis van de koorknaap), een novelle die deel uitmaakt van het verzameld werk Maigret en inspecteur Nurks.

17. Kapel van Bavière

Kapel van het voormalige Ziekenhuis van Bavière waar de kleine Georges koorknaap was.

De mis die ik diende in de kapel van het ziekenhuis

vond plaats om zes uur ’s ochtends. In de zomer was het klaarlicht en vaak

was de zon volop aanwezig. In de winter was het haast volledig donker en ik geef toe dat ik rende

en me in het midden van de weg hield, uit schrik voor de schaduwen en de portieken, om bij de kleine gele lantaarn

aan te komen, die in vergelijking met de ingang van het ziekenhuis buitenmaats klein was. Toen ik hijgend aankwam voelde ik me eindelijk veilig en na de oude conciërge begroet te hebben

begaf ik me naar de kapel.

[Georges Simenon, Je suis resté un enfant de chœur, 1979].

18. Boulevard de la Constitution

Voormalige kaserne van de Lansiers. De dienstplichtige Simenon, met als legernum-mer 7980, werd er ingelijfd in een compagnie die instond voor de uitrustingen, wat be-tekent dat hij voornamelijk in dienst was van... de paarden en hij de taak als stalknecht toebedeeld kreeg, hetgeen hem niet echt lag. Aangezien hij tijdens deze periode zijn job als journalist bij de Gazette de Liége niet opgegeven had, aarzelde hij trouwens niet om in zijn artikels kritiek op het leger te uiten. Soldaat Simenon zou daarop een flinke uitbrander krijgen door de gezagdragers waardoor hij het risico niet meer wou lopen om zijn scherpste pen boven te halen.

19. Rue des Écoliers 35

Een opschrift dat doet terugdenken aan het oude cabaret L’âne Rouge (De rode Ezel). Het herinnert aan het feit dat zich hier in 1972 een cabaret gevestigd heeft die de geest moest vereeuwigen van die in de rue Sur-la Fontaine, waar Simenon, een vijf-tigtaljaar tevoren, het nachtleven ontdekt had. Vandaag is het cabaret verdwenen, maar het opschrift hangt er nog steeds. De cabaret in de rue Sur-la-Fontaine heeft als inspiratie gediend voor een roman uit 1932 die als titel toepasselijk De Rode Ezel kreeg, waarbij de schrijver het verhaal naar Nantes verplaatst.

20. Rue des Écoliers 13 (doodlopende straat van la Houpe)

Via de doodlopende straat die zich achter de zwarte deur bevond, links van de vroegere schrijnwerkerij, konden de leden van La Caque (De Harington) (zie ook punt nr. 5) zich een toegang verschaffen tot hun vergaderplaats, die deze naam kreeg omdat ze zo klein was, en waar Simenon en talrijke artiesten (waaronder verschilende beroemde schilders zoals Mambourg, Lafnet, Scauflaire...) vaak aanwezig waren.

Bij het uitstalraam van een winkeltje voor kantoorbenodigdheden vond Maigret postkaarten

waarop de oude kerk kleiner, gedrongener en volledig zwart afgebeeldwerd. Een vleugel werd gestut door zware balken.

Langs drie kanten leunden lage, armtierige huisjes tegen de muren aan en gaven het geheel een middeleeuws karakter. Van dit «Hof der Mirakelen»,

bleef nog slechts een ongelijkmatig blok over dat doorkruist wordt doorsteegjes en doodlopende straatjes en waar een walgelijke stank van

armoede heerste. De rue du Pot-au-Noir was nog geen twee meter breed en in het midden stroomde een beekje met zeepwater, jongetjes speelden op

de dorpel van het huis waarachter zich levendige taferelen afspeelden.

De huisnummers waren verwijderd. De commissaris moest zich informeren. Toen hij vroeg naar nummer 7 wees men hem een doodlopend straatje

aan waar men het geluid van een zaag en een schaaf kon horen. Helemaal op het einde bevond zich een werkplaats, enkele schrijnwerkersbanken, drie mannen die aan het werk waren,

alle deuren open, en lijm die wegsmolt op een kachel.

[Georges Simenon, Le pendu de Saint-Pholien, 1931].

Page 6: IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar Maigret, die in 1945 als vermist werd opgegeven na deportatie naar een concentratiekamp,

ANGLEUR

COINTE

LAVEU

SAINT-LAURENT

XHOVÉMONT

SAINT-LÉONARD

LONGDOZ

FÉTINNE

SAINTE-WALBURGE

-

AMERCŒUR

.

-

1

20

10

1918

17

16

1514

13

12

11

2

3

4

5

6

7

8

9

Page 7: IN DE VOETSPOREN VAN SIMENONSimenon, die destijds als journalist aan de slag was, moet de Luikenaar Maigret, die in 1945 als vermist werd opgegeven na deportatie naar een concentratiekamp,

Halle aux viandes13, quai de la Goffe – 4000 Liège

+32 (0) 4 221 92 [email protected]

Vera

ntw

oord

elijk

e ui

tgev

er:

Die

nst v

oor

Toer

isme,

rue

de

la B

ouch

erie

4,

4000

Lui

k –

Dru

k:

CIM

Sta

d Lu

ik –

Ont

wer

p en

art

wor

k: D

iens

t voo

r To

erism

e –

editi

e 20

19

De fragmenten werden vrij vertaald door de vertalers van de Dienst voor Toerisme. Het is dus mogelijk dat deze regels niet altijd overeenstemmen met teksten die u elders zou kunnen aantreffen