Ik zou wel eens… Een Florentijn al tekenend door de ... · 16 Cultuur 4 mei 2017 Van onze...

1
Cultuur 4 mei 2017 16 Van onze hofdichter Ik zou wel eens… Over de partijgrenzen heen en door alle moegetergde Vlamingen te zingen op de bekende voois van wijlen Jules De Corte. Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn wij belgië zo beu Misschien omdat Vlamingen balen van ’t eeuwige ‘non’ van de Walen en als ginds ’t haantje kraait dan zwijgt hier Vlaanderen die leu Daarom zijn wij belgie zo beu. Ik zou wel eens willen weten, waar zijn onze eisen naartoe. Om communautair niet te storen, hebben wij die maar zelf diepgevroren, want wij worden ’t communautaire gehannes nooit moe. Daarom geven wij altijd maar toe. Ik zou wel eens willen weten, waar gaan Vlaanderens eurootjes heen. Door de zwaartekracht als bij wonder, vloeien die nog altijd naar onder en niemand in ’t zuiden zegt dank u aan Vlaanderen, geen een, maar wij hebben het wel aan ons been. Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn wij belgië zo moe. Misschien zijn wij altijd de braven die voor ’t zuiden maar op blijven draven. Politici kijken ernaar en knijpen een oogje toe. Vlaming, ontwaak en stop dat gedoe! HECTOR VAN OEVELEN Een Florentijn al tekenend door de Nederlanden Ze waren met velen, de kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden die naar Italië trok- ken om er de klassieken of hedendaagse meesters te bestuderen. Zeldzaam waren de kunstenaars uit Italië die naar onze contreien op studiereis kwamen. De Florentijn Remi- gio Cantagallina was één van hen. Reiziger uit Italië Remigio Cantagallina (ca. 1582-1656) bracht het grootste deel van zijn leven en loopbaan door in Firenze. Hij zou er een opleiding tot architect en ingenieur gevolgd hebben en hij zou in de leer zijn geweest bij tekenaar-schilder Jacopo Ligozzi (1547-1687), die zijn kunst ten dienste stelde van de christelijke strijd tegen de Osmaanse veroveraars. Zeker is dat Can- tagallina in Firenze werkzaam is geweest als tekenaar van gebouwen, stadsgezichten en landschappen. Het Uffizi heeft meer dan twee- honderd dergelijke werken van de kunstenaar in de collectie. In 1612-1613 verbleef Cantagallina in de Zuidelijke Nederlanden. Waarschijnlijk kwam hij op uitnodiging van hertog Alexander de Bournonville (1585-1656). Dat is af te leiden uit de vele tekeningen die de Florentijn maakte van bezittingen van de hertog in het Brusselse, bijvoorbeeld het Hôtel d’Hoogstraten, en her en der verspreid in de Nederlanden, zoals het kasteel in Temse. In die gemeente tekende Cantagallina ook de kerk, de watermolen en de huizen op de oever van de Schelde. Een andere hypothese is dat de kunstenaar naar de Zuidelijke Nederlanden werd gestuurd door de Toscaanse groothertog Cosimo II de’Medici, om er contacten te leggen met kun- stenaars en om er landschapsschilderijen te kopen. Die waren toen bijzonder gegeerd in heel Italië. Vooral het werk van Paul Bril (1554- 1626) viel in de smaak. Die Antwerpenaar had zich in Rome gevestigd en schilderde er fres- co’s met landschappen in kerken en paleizen van pausen en kardinalen. Bril genoot even- eens bijval met zijn kleine landschappen op koper en paneel. Het atelier van Bril in Rome was rond 1600 een trefpunt van kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden die zich weder- zijds inspireerden. Ook Jan I Brueghel kwam langs in het atelier van Bril in Rome. Fijne kanttekening Werken van Paul Bril en Jan I Brueghel zijn tot 2 juli in het Rockoxhuis te zien op de ten- toonstelling over het landschap in de schilder- kunst van de Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw. Ze geeft een beeld van de plaats en de betekenis van beiden in de evolu- tie van de landschapsschilderkunst. Tijdens zijn rondreis in de Nederlanden had Cantagallina, de kunstenaar die zich wilde ont- doen van de traditionele maniëristische land- schapstekening, een ontmoeting met de ver- nieuwer Jan I Brueghel, de hofschilder van Albrecht en Isabella. Die ontmoeting vond plaats in augustus 1612 in Spa (Cantagal- lina heeft meerdere tekeningen gemaakt van kuurgasten bij de bronnen) en die is bepalend geweest voor de evolutie in de stijl van de Flo- rentijn na zijn terugkeer naar Italië. De focustentoonstelling die volgende week opent in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten (KMSKB) in Brussel is dan ook een penfijne kanttekening bij de expo in het Rock- oxhuis. Ze toont uitzonderlijk originele tekenin- gen die Cantagallina in de Zuidelijke Nederlan- den heeft gemaakt. Het is een selectie uit de mooie reeks die het museum in 1886 in Firenze heeft aangekocht. Brussel Cantagallina heeft zich gespecialiseerd in het topografische genre, wat duidelijk te zien is in de tekeningen die hij in de Zuide- lijke Nederlanden maakte. Vooral Brussel is ruim vertegenwoordigd. Soms tekende hij één enkel gebouw, bijvoorbeeld de kerk van Onze- Lieve-Vrouw-ten-Zavel, maar meestal gaat het om een hele wijk. De kunstenaar had een dui- delijke voorliefde voor stadsmuren, wallen en poorten (zie afbeelding). De poorten van Brussel heeft hij allemaal getekend. Cantagallina was de eerste om ook plekken in de binnenstad minutieus te teke- nen. Die werken zijn uniek materiaal om de geschiedenis van Brussel te illustreren. Tegelijk met de tentoonstelling in de KMSKB loopt een expo met vergrote afdrukken van de kleine tekeningen van Cantagallina. Die zijn onder het Koningsplein te zien in de kelders van het voormalige majestueuze paleis van de hertogen van Brabant, dat in 1731 in vlammen opging. Cantagallina heeft een mooie tekening gemaakt van het paleis toen het nog in volle glorie pronkte op de Brusselse Coudenberg. MMMV Tentoonstelling ‘Remigio Cantagal- lina, een Italiaanse reiziger in de Zui- delijke Nederlanden’, van 12 mei tot 27 augustus, KMSKB en Coudenbergpaleis, Brussel, www.fine-arts-museum.be en https://coudenberg.brussels/nl. VVA-prijs voor dr. Frans Debrabandere Op zondag 22 april werd tijdens de jaarlijkse algemene ledendag van het Verbond Vlaamse Academici (VVA), voor de tiende maal de VVA-prijs uitgereikt. Laureaat dit jaar is Frans Debrabandere, een expert in de etymologie van de Nederlandse taal en de oor- sprong van de familienamen in Vlaanderen. Dr. Debrabandere is in 1933 geboren te Kuurne (bij Kortrijk), en werd in 1952 lau- reaat Retorica aan het Sint-Amandscollege te Kortrijk. Hij studeerde van 1952 tot 1956 Germaanse filologie aan de KU Leuven, en behaalde in 1956 grote onderscheiding met zijn scriptie “Studie over de Kortrijkse per- soonsnamen en vooral de patroniemen, voor- komend in de Stadregisters en de Wezerijre- gisters van het einde der XIVe en het begin der XVe eeuw”. Dat werk werd in 1958 voor het grootste deel gepubliceerd. Hij is auteur van 24 boeken (waaronder negen woorden- boeken) en meer dan 1.300 artikelen en boek- besprekingen op het gebied van naamkunde, dialectstudie, etymologie, lexicografie, taal- zorg en taalpolitiek. Hij is op die domeinen werkelijk de referentie in het Nederlandse taalgebied. Professioneel was dr. Debraban- dere van 1958 tot 1994 docent Nederlands en Duits aan de pedagogische hogeschool in Brugge. Daarnaast nam hij ook deel aan allerlei commissies zoals de Koninklijke Com- missie voor Toponymie en Dialectologie, de straatnamencommissie voor de stad Brugge, de Provinciale Commissie voor Geschiedenis en Volkskunde, en de Koninklijke Commis- sie van advies voor plaatsnaamgeving West- Vlaanderen. Dit telkens in diverse hoedanig- heden, gaande van lid, tot secretatis-generaal en voorzitter. In 1983-‘84 was hij hoofdmede- werker van het Nederlands taalonderwijs voor de Nederlandse Taalunie in Den Haag. Voorts was hij ook nog actief bij het West-Vlaams Ver- bond van Kringen voor Heemkunde, voorzitter van de Vereniging Algemeen Nederlands, de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, enz. We kunnen gerust stellen dat dr. Debra- bandere een autoriteit is in het Nederlandse taalgebied. Overigens, zijn zoon Peter volgde in zijn voetsporen, en is ook erg actief op dit vlak. Hij publiceerde in 2004 het “Woorden- boek voor correct taalgebruik”. Peter is ook hoofdredacteur van Neerlandia, het tijdschrift van het Algemeen Nederlands Verbond. Onder luid applaus overhandigde VVA-voorzitter Paul Becue aan de laureaat de prijs, een beeldje van de kunstenaar Kobe. Op de korrel - In de “andere” pers las ik dat Karel de Gucht al bij herhaling geweigerd heeft mee te doen aan “De slimste mens ter wereld”. Boze tongen fluisteren dat hij, hoewel héél slim zijnde, niet wil deelnemen omdat hij … voorkennis zou hebben. - Waarom gaan zoveel Vlamingen naar de Costa del Sol? Omdat zij in eigen land eraan gewoon geraakt zijn dat er met hen gesold wordt. - Goed nieuws voor de ouderen in onze moderne samenleving: het zal kinderen voort aan verboden worden hun papa’s nog lijfstraffen toe te dienen. HECTOR VAN OEVELEN

Transcript of Ik zou wel eens… Een Florentijn al tekenend door de ... · 16 Cultuur 4 mei 2017 Van onze...

Cultuur 4 mei 201716

Van onze hofdichter

Ik zou wel eens…Over de partijgrenzen heen en door alle moegetergde Vlamingen te

zingen op de bekende voois van wijlen Jules De Corte.

Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn wij belgië zo beu Misschien omdat Vlamingen balenvan ’t eeuwige ‘non’ van de Walenen als ginds ’t haantje kraait dan zwijgt hier Vlaanderen die leuDaarom zijn wij belgie zo beu.

Ik zou wel eens willen weten, waar zijn onze eisen naartoe.Om communautair niet te storen,hebben wij die maar zelf diepgevroren,want wij worden ’t communautaire gehannes nooit moe. Daarom geven wij altijd maar toe.

Ik zou wel eens willen weten, waar gaan Vlaanderens eurootjes heen.Door de zwaartekracht als bij wonder,vloeien die nog altijd naar onderen niemand in ’t zuiden zegt dank u aan Vlaanderen, geen een, maar wij hebben het wel aan ons been.

Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn wij belgië zo moe.Misschien zijn wij altijd de bravendie voor ’t zuiden maar op blijven draven.Politici kijken ernaar en knijpen een oogje toe. Vlaming, ontwaak en stop dat gedoe! Hector van oevelen

Een Florentijn al tekenend door de Nederlanden

Ze waren met velen, de kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden die naar Italië trok-ken om er de klassieken of hedendaagse meesters te bestuderen. Zeldzaam waren de kunstenaars uit Italië die naar onze contreien op studiereis kwamen. De Florentijn Remi-gio Cantagallina was één van hen.

Reiziger uit ItaliëRemigio Cantagallina (ca. 1582-1656) bracht

het grootste deel van zijn leven en loopbaan door in Firenze. Hij zou er een opleiding tot architect en ingenieur gevolgd hebben en hij zou in de leer zijn geweest bij tekenaar-schilder Jacopo Ligozzi (1547-1687), die zijn kunst ten dienste stelde van de christelijke strijd tegen de Osmaanse veroveraars. Zeker is dat Can-tagallina in Firenze werkzaam is geweest als tekenaar van gebouwen, stadsgezichten en landschappen. Het Uffizi heeft meer dan twee-honderd dergelijke werken van de kunstenaar in de collectie.

In 1612-1613 verbleef Cantagallina in de Zuidelijke Nederlanden. Waarschijnlijk kwam hij op uitnodiging van hertog Alexander de Bournonville (1585-1656). Dat is af te leiden uit de vele tekeningen die de Florentijn maakte van bezittingen van de hertog in het Brusselse, bijvoorbeeld het Hôtel d’Hoogstraten, en her en der verspreid in de Nederlanden, zoals het kasteel in Temse. In die gemeente tekende Cantagallina ook de kerk, de watermolen en de huizen op de oever van de Schelde.

Een andere hypothese is dat de kunstenaar naar de Zuidelijke Nederlanden werd gestuurd door de Toscaanse groothertog Cosimo II de’Medici, om er contacten te leggen met kun-stenaars en om er landschapsschilderijen te kopen. Die waren toen bijzonder gegeerd in heel Italië. Vooral het werk van Paul Bril (1554-1626) viel in de smaak. Die Antwerpenaar had zich in Rome gevestigd en schilderde er fres-co’s met landschappen in kerken en paleizen van pausen en kardinalen. Bril genoot even-eens bijval met zijn kleine landschappen op koper en paneel. Het atelier van Bril in Rome was rond 1600 een trefpunt van kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden die zich weder-zijds inspireerden. Ook Jan I Brueghel kwam langs in het atelier van Bril in Rome.

Fijne kanttekeningWerken van Paul Bril en Jan I Brueghel zijn

tot 2 juli in het Rockoxhuis te zien op de ten-toonstelling over het landschap in de schilder-kunst van de Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw. Ze geeft een beeld van de plaats en de betekenis van beiden in de evolu-tie van de landschapsschilderkunst.

Tijdens zijn rondreis in de Nederlanden had

Cantagallina, de kunstenaar die zich wilde ont-doen van de traditionele maniëristische land-schapstekening, een ontmoeting met de ver-nieuwer Jan I Brueghel, de hofschilder van Albrecht en Isabella. Die ontmoeting vond plaats in augustus 1612 in Spa (Cantagal-lina heeft meerdere tekeningen gemaakt van kuurgasten bij de bronnen) en die is bepalend geweest voor de evolutie in de stijl van de Flo-rentijn na zijn terugkeer naar Italië.

De focustentoonstelling die volgende week opent in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten (KMSKB) in Brussel is dan ook een penfijne kanttekening bij de expo in het Rock-oxhuis. Ze toont uitzonderlijk originele tekenin-gen die Cantagallina in de Zuidelijke Nederlan-den heeft gemaakt. Het is een selectie uit de mooie reeks die het museum in 1886 in Firenze heeft aangekocht.

BrusselCantagallina heeft zich gespecialiseerd

in het topografische genre, wat duidelijk te zien is in de tekeningen die hij in de Zuide-lijke Nederlanden maakte. Vooral Brussel is ruim vertegenwoordigd. Soms tekende hij één enkel gebouw, bijvoorbeeld de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Zavel, maar meestal gaat het om een hele wijk. De kunstenaar had een dui-delijke voorliefde voor stadsmuren, wallen en poorten (zie afbeelding).

De poorten van Brussel heeft hij allemaal getekend. Cantagallina was de eerste om ook plekken in de binnenstad minutieus te teke-nen. Die werken zijn uniek materiaal om de geschiedenis van Brussel te illustreren.

Tegelijk met de tentoonstelling in de KMSKB loopt een expo met vergrote afdrukken van de kleine tekeningen van Cantagallina. Die zijn onder het Koningsplein te zien in de kelders van het voormalige majestueuze paleis van de hertogen van Brabant, dat in 1731 in vlammen opging. Cantagallina heeft een mooie tekening gemaakt van het paleis toen het nog in volle glorie pronkte op de Brusselse Coudenberg.

MMMVTentoonstelling ‘Remigio Cantagal-

lina, een Italiaanse reiziger in de Zui-delijke Nederlanden’, van 12 mei tot 27 augustus, KMSKB en Coudenbergpaleis, Brussel, www.fine-arts-museum.be en https://coudenberg.brussels/nl.

VVA-prijs voor dr. Frans Debrabandere

Op zondag 22 april werd tijdens de jaarlijkse algemene ledendag van het Verbond Vlaamse Academici (VVA), voor de tiende maal de VVA-prijs uitgereikt. Laureaat dit jaar is Frans Debrabandere, een expert in de etymologie van de Nederlandse taal en de oor-sprong van de familienamen in Vlaanderen.

Dr. Debrabandere is in 1933 geboren te Kuurne (bij Kortrijk), en werd in 1952 lau-reaat Retorica aan het Sint-Amandscollege te Kortrijk. Hij studeerde van 1952 tot 1956 Germaanse filologie aan de KU Leuven, en behaalde in 1956 grote onderscheiding met zijn scriptie “Studie over de Kortrijkse per-soonsnamen en vooral de patroniemen, voor-komend in de Stadregisters en de Wezerijre-gisters van het einde der XIVe en het begin der XVe eeuw”. Dat werk werd in 1958 voor het grootste deel gepubliceerd. Hij is auteur van 24 boeken (waaronder negen woorden-boeken) en meer dan 1.300 artikelen en boek-besprekingen op het gebied van naamkunde, dialectstudie, etymologie, lexicografie, taal-zorg en taalpolitiek. Hij is op die domeinen werkelijk de referentie in het Nederlandse taalgebied. Professioneel was dr. Debraban-dere van 1958 tot 1994 docent Nederlands en Duits aan de pedagogische hogeschool in Brugge. Daarnaast nam hij ook deel aan allerlei commissies zoals de Koninklijke Com-missie voor Toponymie en Dialectologie, de

straatnamencommissie voor de stad Brugge, de Provinciale Commissie voor Geschiedenis en Volkskunde, en de Koninklijke Commis-sie van advies voor plaatsnaamgeving West-Vlaanderen. Dit telkens in diverse hoedanig-heden, gaande van lid, tot secretatis-generaal en voorzitter. In 1983-‘84 was hij hoofdmede-werker van het Nederlands taalonderwijs voor de Nederlandse Taalunie in Den Haag. Voorts was hij ook nog actief bij het West-Vlaams Ver-bond van Kringen voor Heemkunde, voorzitter van de Vereniging Algemeen Nederlands, de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, enz.

We kunnen gerust stellen dat dr. Debra-bandere een autoriteit is in het Nederlandse taalgebied. Overigens, zijn zoon Peter volgde in zijn voetsporen, en is ook erg actief op dit vlak. Hij publiceerde in 2004 het “Woorden-boek voor correct taalgebruik”. Peter is ook hoofdredacteur van Neerlandia, het tijdschrift van het Algemeen Nederlands Verbond. Onder luid applaus overhandigde VVA-voorzitter Paul Becue aan de laureaat de prijs, een beeldje van de kunstenaar Kobe.

Op de korrel- In de “andere” pers las ik dat Karel de Gucht al bij herhaling geweigerd heeft mee te doen aan “De slimste mens ter wereld”. Boze tongen fluisteren dat hij, hoewel héél slim zijnde, niet wil deelnemen omdat hij … voorkennis zou hebben. - Waarom gaan zoveel Vlamingen naar de Costa del Sol? Omdat zij in eigen land eraan gewoon geraakt zijn dat er met hen gesold wordt.- Goed nieuws voor de ouderen in onze moderne samenleving: het zal kinderen voort aan verboden worden hun papa’s nog lijfstraffen toe te dienen.

Hector van oevelen