Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de...

15
1 Ik ben algemeen econoom en ben 25 jaar beleidsonderzoeker geweest bij diverse onderzoeksbureaus. Sinds 2007 ben ik mij bij het Nicis Institute/Platform31 gaan bezighouden met de opgaven van steden en gemeenten. Ik wordt regelmatig gevraagd door Nederlandse steden en gemeenten om hun beleid- en beleidsprioriteiten te beoordelen in het licht van actuele trends en ontwikkelingen. In dat kader verzorg ik regelmatig presentaties voor ambtenaren, strategen, managementteams, Colleges en Gemeenteraden over de trends en beleidsuitdagingen waarvoor hun stad en gemeente staan. In april komen wij – ter voorbereiding van de gemeenteraadsverkiezingen voor lokale verkiezingsprogramma’s, overdrachtsdossiers en Collegeonderhandelingen – wéér met een trendstudie. Net zoals in 2013. Uit deze trendstudie die in de maak is, haal ik het eerste plaatje: de verwachte groei van de beroepsbevolking 2017-2040 in de G32 en de kennissteden: zwart bolletje: groei; rode ster: daling van meer dan 20%; gele driehoek met punt naar beneden: daling van 10-20% en oranje vierkantje: daling van 0-10%.

Transcript of Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de...

Page 1: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

1

Ik ben algemeen econoom en ben 25 jaar beleidsonderzoeker geweest bij diverse

onderzoeksbureaus. Sinds 2007 ben ik mij bij het Nicis Institute/Platform31 gaan

bezighouden met de opgaven van steden en gemeenten. Ik wordt regelmatig

gevraagd door Nederlandse steden en gemeenten om hun beleid- en

beleidsprioriteiten te beoordelen in het licht van actuele trends en ontwikkelingen. In

dat kader verzorg ik regelmatig presentaties voor ambtenaren, strategen,

managementteams, Colleges en Gemeenteraden over de trends en

beleidsuitdagingen waarvoor hun stad en gemeente staan. In april komen wij – ter

voorbereiding van de gemeenteraadsverkiezingen voor lokale

verkiezingsprogramma’s, overdrachtsdossiers en Collegeonderhandelingen – wéér

met een trendstudie. Net zoals in 2013. Uit deze trendstudie die in de maak is, haal ik

het eerste plaatje: de verwachte groei van de beroepsbevolking 2017-2040 in de G32

en de kennissteden: zwart bolletje: groei; rode ster: daling van meer dan 20%; gele

driehoek met punt naar beneden: daling van 10-20% en oranje vierkantje: daling van

0-10%.

Page 2: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

2

Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen uitgelicht.

Daarbij is in toenemende mate de samenhang en de verbinding tussen

beleidsterreinen van belang.

½½Ten eerste: de demografische trends en ontwikkelingen.

Met een sterk wijzigende bevolkings- en huishoudsamenstelling: ontgroening,

dubbele vergrijzing, wonen en zorg combineren in wijken, sterke groei van het aantal

eenpersoonshuishoudens met een grote variatie van jong en oud, klein en groot,

eenvoudig en luxe. Nu zijn er in vele huishoudens 1,5 à 2 inkomen. Met de grote

Page 3: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

3

toename van het aantal eenpersoonshuishoudens worden dat steeds meer

huishoudens met maar één inkomen. Dat maakt de betaalbaarheid van de huidige

voorraad een nog belangrijker aspect in de toekomst. Bij deze ontwikkelingen en

trends moet je zien aan te sluiten. En het daarbij aansluiten gaat veel te langzaam.

Via de nieuwbouw verandert gemiddeld één procent van de woningvoorraad. Dat is

veel te langzaam. Dus is het verbeteren en transformeren van de bestaande

woningvoorraad is veel belangrijker dan welke nieuwbouw wanneer en hoe dan ook.

Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde

keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds meer hun ideale woon- en

leefomgeving. Van daaruit kijkt men welke banen bereikbaar zijn. Met de

toenemende koopkracht, de kleinere huishoudens, de krimpende beroepsbevolking

zal deze tendens nog sterker toenemen naar verwachting.

En het gaat niet met elke regio, stad en gemeente goed. Het PBL schetst de

verschillen in voorspoed en tegenspoed in ‘De verdeelde triomf’. En de grote

veranderingen die plaatsvinden betekenen niet alleen dat een bedrijf ten onder kan

gaan. Maar ook een regio, stad en gemeente kan in belang en betekenis inboeten.

Leiden was ruim honderd jaar geleden een belangrijke stad en Eindhoven was een

onbeduidend dorp. En kijk nu eens naar de rangorde. En wat is er van de belangrijke

stad Hoorn in de Gouden Eeuw geworden? In de VOC-tijd was Middelburg de derde

stad van Nederland; nu staat zij wat betreft inwonertal op nummer 85. Kortom: het

kan verkeren en goed beleid doet er toe.

Wie de goede woonmilieus en leefomgevingen heeft, heeft de arbeidsmarkt. “Werkt

volgt wonen”. Er zijn en komen hogere eisen aan de kwaliteit van woonmilieus en

van de leefomgeving. De kwaliteit en variatie woon- en leefomgevingen is dus van

strategisch belang. Zo gaat het trekken van hoger opgeleiden alleen maar met meer

gevarieerde woon- en leefmilieus.

Page 4: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

4

De tweede trend: de economische trends en ontwikkelingen

Een grote verandering van de economische structuur: overheid, detailhandel en

financiële sector (-/- 80.000) worden kleiner. Het kabinet is er zelfs tijdelijk in

geslaagd om de sterke, exponentiele groei in de zorg in de afgelopen vijftien/twintig

jaar (het koekoeksjong dat alle andere overheidsuitgaven dreigde te verdringen) te

stoppen. Volgens het CPB is vanaf 2018 weer sterke groei mogelijk (tweemaal hoger

groei dan de economie; dus vrees dat koekoeksjong terugkeert) omdat de tijdelijke

maatregelen aflopen. En de technologische ontwikkelingen en de demografie hun

invloed blijven uitoefenen op de zorgvraag.

Maar verder vooral groei in persoonlijke dienstverlening (mogelijkheden voor veel

lager opgeleiden), cultuur, recreatie, toerisme, horeca, ambacht, kleinschalige

industrie en nieuwe vorm van zorg.

De verwachting is dat de economie een zandlopereconomie wordt. Men relatief veel

hoger en lager opgeleiden en krimp in het middensegment.

Een andere trend in blurring en functiemenging. En dat is voor u van belang om over

na te denken en het beleid en de (verouderde) regels daarbij aan te passen. Blurring

is de verwevenheid van functies omdat een boekhandel ook kinderopvang doet, een

kapsalon ook een theesalon is of wil zijn, en een restaurant d ook alcohol en

streekproducten wil verkopen. En ook zien wij steeds meer functiemenging: de

menging van wonen, werken en recreëren. Sommige gemeenten (bijvoorbeeld

Almere passen hun beleid hierop aan). Deze menging is ook van belang om onder

ogen te zien omdat reeds 45% van de stedelijke bedrijvigheid in een woonwijken

plaatsvindt.

In alle nationale en internationale economische literatuur gaat het over het realiseren

van agglomeratievoordelen en het verminderen van de agglomeratienadelen. Het is

het streven naar massa en dichtheid en minimaal het lenen van functies van de

buren omdat dat jaar in jaar voor 2-5 procent meer welvaart zorgt. Daarbij is voor

elke stad van belang om zeker de andere verklaring voor agglomeratievoordelen niet

te vergeten: naast massa en dichtheid een goed opgeleide beroepsbevolking.

Daarnaast is een belangrijke structurele trend met grote impact de daling van de

beroepsbevolking. En met dat plaatje begon ik. Kunnen wij de dalende

beroepsbevolking in voldoende mate compenseren met productiviteitsverbeteringen

of minder deeltijdarbeid of gaat onze welvaart hierdoor aangetast worden?

Page 5: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

5

Als derde trend de sociaal-culturele trends en ontwikkelingen

En bij deze trend sta ik wat langer stil omdat wij ons in het beleid hier onvoldoende

rekenschap van geven, maar ons mede door de onvrede en het zich afzetten tegen

de deskundigen, de gevestigde orde, de politiek en de bestuurders in toenemende

mate beseffen dat wij een antwoord moeten vinden. En misschien kun je zelfs wel

zeggen dat na de Brexit en het kiezen van Trump de paniek pas echt is uitgebroken

bij de politieke elite.

Wij zien in de steden een toenemende fragmentatie, segmentering en uitsortering. In

toenemende mate langs lijnen van opleiding. Groepen horen er niet meer bij, doen

niet meer mee en hebben onvoldoende eigen kracht, een eigen netwerk en

vaardigheden om het beleidsideaal van burgerparticipatie, die een terugtredende en

goedkopere overheid mogelijk maakt, waar te kunnen maken. Vanuit het dominante

individualisme is dat bovendien je eigen schuld. Op deze wijze worden bepaalde

groepen verder in hun onmacht en onbekwaamheid gedrukt.

De verschillen zien wij ook in de grafiek aan de linkerkant. De Nederlandse bevolking

kan – op velerlei kenmerken – verdeeld worden in zes groepen: de gevestigde

bovenlaag, de jongere kansrijken, de werkende middengroep, de comfortabel

gepensioneerden, de onzekere werkenden en het precariaat (SCP, Verschillen in

Nederland). De grootte van de bolletjes geeft de omvang van de groep en het

segment in onze samenleving aan. En de afstand tussen de bolletjes heeft het

verschil aan in de mate waarin elk segment beschikt over economisch, sociaal,

cultureel en persoonskapitaal. Van veel totaalkapitaal (bovenaan) tot weinig totaal

kapitaal (onderaan). En de verschillen tussen de gevestigde bovenlaag en de

onzekere werkenden en het precariaat is groot.

Page 6: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

6

En wat mij misschien nog wel het meeste zorgen baart, is dat iedereen en iedere

groep zijn eigen waarheid en feiten heeft. Margalith Kleijwegt die voor de minister

van Onderwijs in een aantal vmbo, mbo en hbo scholen met leerlingen en

leerkrachten heeft gesproken, laat in 2 werelden, 2 werkelijkheden zien dat allerlei

groepen (leerlingen) eigen werkelijkheden, eigen waarheden en eigen feiten hebben.

Dit wordt versterkt door de werking van de sociale media Facebook en Google). Vele

ouderen en jongeren halen hun “nieuws” uit Facebook en zoeken hun informatie via

Google (66% van de volwassen Amerikanen halen hun nieuws ook uit Facebook en

40% van de jongeren halen hun nieuws uitsluitend uit Facebook). En door de “likes”

en de algoritmen achter de zoekmachines en het presenteren van de informatie is

dat vooral “nieuws” en vals nieuws dat het eigen gelijk bevestigd. Facebook als

echoput van het eigen gelijk. Wij zien in het Verenigd Koninkrijk rond de Brexit (een

expert is ook maar een mening) en de verkiezingen in de Verenigde Staten

(factcheckers maken overuren en al hun werk doet er ook niet meer toe) hoe

ingewikkeld dat wordt.

In toenemende mate is er bovendien sprake van een tweedeling op de arbeidsmarkt

tussen degenen die zich kunnen aanpassen en meekunnen met de nieuwe

ontwikkelingen en gevraagde vaardigheden en zij die dat niet kunnen (door gebrek

aan capaciteiten voor de moderne samenleving, onvoldoende sociale vaardigheden,

laaggeletterdheid). Het werkgelegenheidsaandeel van beroepen met routinematige

taken neemt af. Dit treft in toenemende mate ook het middensegment van de

arbeidsmarkt. De economie wordt in toenemende mate gekenmerkt door een

zandlopermodel. Er is sprake van baanpolarisatie met een geleidelijk krimpend

middensegment. Daarbij hoeven er, gezien de ontwikkelingen in de afgelopen

decennia en de prognoses voor de komende jaren, geen angstvisioenen te zijn dat

een groeiende groep laagopgeleiden kansloos aan de zijlijn komt te staan. De

werkgelegenheid voor autochtone laagopgeleiden neemt in de afgelopen decennia

met ongeveer hetzelfde tempo toe als de totale werkgelegenheid. En voor de

toekomst zijn er vele baanopeningen voor laagopgeleiden in de groeisectoren

persoonlijke dienstverlening, horeca en recreatie.

Naast de baanpolarisatie is er een toenemende fragmentatie en segmentatie door

het onderwijs (meritocratie). Een meritocratie die wrede kanten heeft omdat mensen

die niet mee kunnen komen in deze complexe en veeleisende samenleving (door

werkloosheid, ziekte, sociale en psychische beperkingen, of ten gevolge van de hoge

eisen die worden gesteld) denken dat dit door eigen toedoen komt, en zich daardoor

als minderwaardig gaan ervaren. Een segmentatie en fragmentatie die zich

bovendien dreigt te versterken omdat hoogopgeleide, goed verdienende ouders

(“curling ouders”) de vaardigheden en financiële mogelijkheden hebben om elke

hobbel in de opvoeding en opleiding van hun kinderen te effenen (sport, theater,

bijlessen, tutors, druk op docenten uitoefenen). Mogelijkheden en vaardigheden die

laagopgeleide en minder-verdienende ouders niet, of veel minder, hebben. Daarmee

scheurt de grote middengroep in de samenleving langs de lijn tussen hoger en lager

opgeleiden. Deskundigen stellen zich allerlei vragen wat dat gaat betekenen voor het

draagvlak van publieke voorzieningen, de verzorgingsstad, de sociale cohesie en de

stabiliteit in de samenleving

Page 7: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

7

Ook zien wij sociaal-cultureel een veranderend gedrag en een andere geografische

opschaling tussen de verschillende groepen. Dat mensen in de gezinsfase nog

steeds naar huis buiten de stad in de regio zoeken, bestaat nog steeds. Maar dit

fenomeen wordt wel geringer. Daarnaast zien wij dat jongeren, hoger opgeleiden,

kenniswerkers en power couples zich niet meer oriënteren op het stadsgewest maar

op de kernen van de grote steden. Zij wonen, werken en recreëren tussen het

stadhart van de ene grote stad en de andere grote stad.

Daarom is het zaak om deze beleidsterreinen beter aan elkaar te verbinden en de

sociale uitgaven ook zo toekomstgericht mogelijk in te zetten. Te veel geld gaat in

uitkeringen zitten en draagt niet bij aan de transities.

Vernieuwingen en innovaties zijn noodzakelijk (brede sociale wijkteams inclusief

schuldhulpverlening en Werk en Inkomen, populatiebekostiging, pilots VWS,

tenderen van vernieuwingen et cetera).

We staan aan het begin van een tijdperk waarin de aard van het werk veranderd en

hoop banen verdwijnen en misschien ook wel niet meer terugkomen. Het

doemscenario waarbij steeds meer mensen een beroep moeten doen op sociale

voorzieningen ligt op de loer, waarbij het vermogen van gemeenten om te investeren

in vernieuwing afneemt. Belangrijk is om de veerkracht van inwoners te versterken.

Flexibiliteit, veranderkracht, ondernemerschap en voortdurende bij- en omscholing

zijn hierbij sleutelwoorden. Een veel betere integratie van de arbeidsmarkten en van

de arbeidsmarktinformatie is daarbij een relatief simpele eerste stap. Werk en

Inkomen moet veel beter geïntegreerd worden met de economische opgave en veel

beter met arbeidsmarkt en onderwijs. Zo zorgen wij er voor dat het leeuwendeel van

de overheidsuitgaven (nationaal en lokaal) die gaan zitten in de sociale zekerheid,

zorg, beheer, behoud, veiligheid en op de winkel passen ook een functie hebben

voor de toekomst. Nu besteden wij slechts een klein deel van de uitgaven voor onze

toekomst (onderwijs, infrastructuur, milieu en economisch zaken).

Page 8: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

8

Cok Vrooman laat in zijn recente oratie Meedoen in onzekerheid, verwachtingen over

participatie en protectie zien dat bij 23 procent van de Nederlandse bevolking sprake

is van een grote mate van maatschappelijk ongenoegen. De sterke maatschappelijke

ontevredenheid concentreert zich vooral bij het autochtone ‘precariaat’ en bij ‘de

autochtone onzekere werkenden’, en in mindere mate bij ‘de comfortabel

gepensioneerden’ en ‘de werkzame middengroep’. Opvallend is dat de allochtonen in

het ‘precariaat’ en onder ‘de onzekere werkenden’ niet ontevreden zijn.

Mogelijkerwijs waarderen zij vanuit hun familieverleden de solidariteit van de

verzorgingsstaat en –stad nog en hebben zij een ander perspectief op de teruggang

in inkomenszekerheid en werkzekerheid dan de autochtonen. Voor laagopgeleiden

zijn de arbeidsmarktvooruitzichten tot 2025 volgens het SCP en CPB niet gunstig. Als

er geen nieuw beleid komt, groeit hun achterstand. Zij belanden vaker in een

kwetsbare baan, werkloosheid en armoede nemen toe. Als de neergaande lijn in de

inkomens- en werkzekerheid van de afgelopen 35 jaar doorzet, krijgen het

‘precariaat’ en ‘de onzekere werkenden’ het nog zwaarder te verduren. Met alle

gevolgen van dien voor de sociale opdeling en het maatschappelijk ongenoegen. Rijk

en gemeenten moeten de verhouding tussen inkomenszekerheid, werkzekerheid en

maatschappelijke participatie opnieuw doordenken en optimaliseren.”

En misschien wijst de hoogleraar Evelien Tonkens wel de weg hoe wij met veel meer

maatwerk, intelligentie en empathie rekening kunnen houden met de verschillende

groepen in de samenleving en hun kenmerken en behoeften. En het zijn juist de

gemeenten die hier invulling aan kunnen geven. Het overheidsbeleid richt zich

volgens Tonkens vooral op de ‘lastige burgers’ en ‘de enthousiast betrokken

burgers’. Er zijn volgens haar echter drie andere groepen die zich vaak niet gehoord

en gezien voelen: ‘de diffuus mondigen’, ‘de verlatenen’ en ‘de gekrenkten’. Gezien

de karakteristieken van deze drie groepen in de samenleving moet de overheid met

een specifieke aanpak laten blijken dat ook zij erbij horen, gehoord en gezien

worden. De overheid zou zich als oudste en wijste kunnen gedragen en eventueel

kunnen opvoeden in democratie (voor de ‘diffuus mondigen’), kan vooral

betrouwbaar zijn en de nabijheid en verbinding organiseren (voor ‘de verlatenen’) en

erkent en zorgt er voor dat zij meetellen en meedoen (voor ‘de gekrenkten’).

Ook Monique Kremer wijst is haar recente oratie “Een verbindende verzorgingsstaat”

op het belang van ongelijke-diversiteit (een veel beter woord dan het te positief

klinkende ‘superdiversiteit’ volgens haar) en hoe “het verbinden” als overheid veel

belangrijker wordt om hier goed op in te spelen. In tijden van diversiteit en

ongelijkheid gaat het niet alleen over meer of minder overheid maar juist ook over

een overheid die weet “te verbinden” en écht weet aan te sluiten bij de grote

verschillen tussen de inwoners.

Page 9: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

9

De vierde trend zijn de trends en ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid

De stapsgewijze transformatie naar een meer duurzame samenleving van de

afgelopen decennia ondergaat een versnelling en beperkt zich allang niet meer tot

een aanpassing aan klimaatveranderingen. De versnelling treedt op omdat steeds

meer grote bedrijven een meer duurzame bedrijfsvoering als cruciaal voor hun

toekomst zien, omdat duizenden jonge bedrijven ontstaan met duurzame

productieprocessen, producten en diensten, en omdat vele burgers als onderdeel

van de energieke samenleving hun leven en leefomgeving veel duurzamer willen

inrichten. Verder moeten er de komende decennia ingrijpende wijzigingen in ons

wonen, werken, verplaatsen en recreëren doorgevoerd worden om de Parijse

afspraken over de maximale temperatuurstijging uit te voeren (zie grafiek links boven

met de blokjes voor de doelen voor de CO2 en CO2 equivalenten reductie .

En duurzaamheid beperkt zich daarbij allang niet tot klimaat, energie of economie.

De transitie naar duurzame groei heeft óók betrekking op het nastreven van welvaart

in de meest brede zin van het woord (naast BBP ook welzijn, gezondheid, kwaliteit

van leven, geluk, inclusiviteit), het investeren in onderwijs en permanent leren

(duurzame inzetbaarheid), op het beter verbinden van stromen in de economie

(circulaire economie), slimmere steden en mobiliteit (smart cities, smart mobility,

smart government en governance), het verminderen van de onevenwichtigheden in

onze samenleving door een betere spreiding van consumptie over de levensloop, het

verdergaand hervormen van de woningmarkt, een beter belastingsysteem en door

een arbeidsmarkt die meer inclusief en in balans is (zie het lezenswaardige advies

van de Stuurgroep Duurzame Groei).

En zeker veel meer inspanningen nodig voor klimaatadaptatie. Water beter

vasthouden. Riolen, wegen, leidingen, huizen, gebouwen, cultureel erfgoed

klimaatbestendiger maken. Minder gebouwen/wijken aangesloten op gasnet. Sterker,

Page 10: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

10

groter en slimmer elektriciteitsnet. Het verduurzamen van de mobiliteit, elektrisch

vervoer massaal mogelijk maken en bevorderen, meer fietspaden, e-bike routes,

brede trottoirs (mede vanwege de vergrijzing), ‘walkable city’ en autovrije straten. Dit

kan ook allemaal grote winst op leveren in de kwaliteit van de leefomgeving en de

mensen komen in toenemende mate op deze kwaliteit af en kiezen op grond van de

kwaliteit van de woon- en leefomgeving hun woonplaats (en kijken vandaaruit welke

banen bereikbaar zijn).

Daarbij is groene groei een wenkend perspectief. In de Blauwe Economie schetst

Gunter Paulli dat in tien jaar tijd, 100 innovaties en 100 miljoen nieuwe banen

mogelijk zijn.

Radicale doorbraken zijn daarbij niet onmogelijk. Groter opslag energie door middel

van nanomaterialen. Energieleverende nanocoatings op muren, daken en wegen.

Herprogrammeerbare bouwmaterialen. Of stel een exponentiële versnelling in de

technologie van zonnecellen en de opslag van elektrische capaciteit. Bijvoorbeeld

iedere 1½ - 2 jaar een versnelling zoals de Wet van Moore in de capaciteit van

microprocessoren. Dan nu 1% van de energie uit zonnecellen, maar vervolgens 2%,

4%, 8%, 16%, 32%, 64% en 128%. In acht stappen, in twee decennia, dan een

enorme transitie met ruimtelijke consequenties.

Als vijfde trend: de technologische trends en ontwikkelingen

Over de hele wereld wordt hard gewerkt aan de technologische transities op het

gebied van ICT, robotica, zelfrijdende auto’s, kunstmatige intelligentie, big data,

cloud computing, Internet of Things, duurzame energie, life sciences,

milieutechnologie, nanotechnologie, biotechnologie, bio-based economie, circulaire

economie en agrobusiness. Sommigen spreken over een technologietransitie naar

het tweede machinetijdperk dat drie fundamentele kenmerken heeft. Alles gaat

Page 11: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

11

sneller, alles kan gedigitaliseerd worden en er ontstaan nieuwe onverwachte en

onvoorspelbare combinaties.

Deze nieuwe fase van digitalisering en automatisering breekt aan door snellere

rekenkracht, verbeterde sensoren, big data, en ‘uitvoer’-technologie waarmee van

alles tot stand gebracht kan worden (zoals 3D-printers en de ‘echte robots’). Er vindt

een kruisbestuiving plaats tussen big data, cloud computing, internetplatformen,

robotica en kunstmatige intelligentie. Met de term ‘robots’ worden niet alleen fysieke

robots bedoeld, maar ook technologieën als softbots, kunstmatige intelligentie,

sensornetwerken en data analyses. Internet wordt daardoor als het ware uitgebreid

met zintuigen (sensoren) en handen en voeten (actuatoren), en dankzij machineleren

en kunstmatige intelligentie wordt het internet ook ‘slim’. Robotica zal de

standaardtaken in industrie en menselijk dienstverlening overnemen en het

dagelijkse leven vergemakkelijken. In de komende jaren verlaten ze de fabriekshal

en zullen ze deelnemen aan het sociale leven. Hierbij kan gedacht worden aan

thuisrobots, zorgrobots, autorobots, politierobots en militaire robots. Deze

technologische ontwikkelingen zijn van belang omdat zij in de nabije of verre

toekomst de producten en diensten in vele sectoren zullen veranderen. Deze

technologische ontwikkelingen zijn exponentieel, digitaal en combinatorisch. Voor

Nederland is vooral van belang om kennis beter te gebruiken, om flexibiliteit,

aanpassingsvermogen, weerbaarheid en dat maakt onderwijs in al zijn vormen

(vooral permanente educatie) cruciaal.

De technologische ontwikkelingen zullen naar verwachting grote effecten hebben.

Deels positief, deels negatief en hoe en wat kunnen we nog niet weten. Ook lijkt er

sprake te zijn van een versnelling. De acceptatie stoomschip vergde een eeuw, de

brede toepassing van elektriciteit decennia, internet één decenium en Apple en

Facebook veroorzaakte een revolutie in minder dan vijf jaar tijd en is de Iphone markt

in slechts enkele jaren tijd verzadigd.

Je hebt technologieoptimisten die redeneren dat als de Wet van Moore zich zou

hebben voorgedaan in de ontwikkeling van straalvliegtuigen dan zou je nu op een

theelepel brandstof naar Jupiter kunnen vliegen. Daar staan de

technologiepessimisten tegenover: “wij droomden van vliegende auto’s maar in

plaats daarvan kregen wij 140 tekens van Twitter”. Dit schetst dat de gevolgen en

effecten niet of nauwelijks vallen te voorspellen. Maar dat je de mogelijke

ontwikkelingen en kansen niet in de wielen moet rijden maar systemen, regelgeving,

instituties doen dat juist vaak wel.

De opmars van de elektrische auto’s is voor de kwaliteit van de woon- en

leegomgeving is onze regio’s, steden en gemeenten zeer beloftevol. En de opmars

zou relatief snel kunnen gebeuren. Weer een voorbeeld van een mogelijk radicale en

denkbare doorbraak. De accu van de elektrische auto kost en kostte 400 – 500 dollar

per Kw-uur. Dit jaar of volgend jaar komt GM Chevy Bolt op de markt waarbij de accu

145 dollar per kw-uur kost. En de deskundigen in de auto-industrie zeggen dat bij

100 dollar per kw-uur de elektrische auto concurrerend kan zijn met alle benzine en

diesel aangedreven auto’s ZONDER enige vorm van subsidie.

Page 12: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

12

En als laatste zesde trend: de bestuurlijke trends en ontwikkelingen

Wij hebben het al gehad over het belang om beter, met meer empathie, met meer

maatwerkcommunicatie, met meer specifiek beleid en meer outreachend de diverse

gefragmenteerde groepen in de samenleving te benaderen. De hoogleraar

burgerschapskunde Evelien Tonkens betoogt dat wij in het beleid de aandacht niet

alleen moeten richten op de ‘lastige burgers’ en ‘de enthousiast betrokken burgers’,

maar ook – en dat doen wij veel te weinig – op ‘de diffuus mondigen’ (overheid

gedraagt zich als oudste en wijste, opvoeding in democratie), ‘de verlatenen’

(betrouwbaarheid van de overheid, nabijheid bijv. wijkagent, verbinding) en ‘de

gekrenkten’ (erkenning: laten meetellen en meedoen).

Het ‘loslaten’ en ‘ruimte geven’ noopt de overheid tot het opnieuw definiëren van

verantwoordelijkheden, rollen, spelregels én het vraagt een enorme cultuuromslag

van overheid en samenleving. De overheid moet durven los te laten en de burger

moet durven om weer meer eigen verantwoordelijkheid te nemen. Tegelijkertijd moet

de overheid ook ‘optreden’. Om groepen te beschermen, de solidariteit te

organiseren, om externe effecten te minimaliseren, om NIMBY te voorkomen, nieuwe

toetreders mogelijk te maken. De overheid moet zeker drie rollen goed weten te

spelen: haar klassieke rol (kaders stellen, spelregels vaststellen), new public

management (decentralisatie, deregulering, privatisering) en new public governance

(netwerksturing, burgers als gelijkwaardige partners).

Daarbij zijn er zeker inspirerende vormen van ‘loslaten’ die aan het denken zetten.

Eén daarvan is de ingreep van de Nederlandse verkeersplanoloog Hans

Monderman, die tot zijn overlijden in januari 2008 waarschijnlijk de bekendste

verkeerskundige ter wereld was. Hij zette een decennialang gevolgde aanpak

radicaal overboord. Hij kreeg het verzoek om iets te doen aan het Laweiplein, een

kruispunt in Drachten. Het verkeersaanbod was behoorlijk hoog, twintigduizend

auto’s per dag plus een massa fietsers en voetgangers en opstoppingen begonnen

Page 13: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

13

een probleem te worden, ook omdat de stoplichten erg traag waren. Monderman zag

al snel dat een snelle doorstroming niet de hoogste prioriteit had. “Het Laweiplein is

het hart van Drachten. Het moest een plek voor mensen zijn, maar het was een

afzichtelijk oord, vol borden, zebra’s, pijlen en hekken”. Het kruispunt vervangen door

een rotonde was maar een halve oplossing. “Voor het verkeer is een rotonde

geweldig”, zei Monderman. “Maar is een stad zijn ze de pest voor de kwaliteit van de

ruimte. Rotondes zijn rond en in de meeste steden staan de straten haaks op elkaar.

Dat wringt”. Wat hij wilde bereiken was een traditioneel dorpsplein dat toevallig ook

het verkeer afwikkelde. Na veel gepuzzel ging het nieuwe Laweiplein in november

2003 open. Over de hele wereld sloeg het in als een bom. Als je het voor het eerst

ziet, valt meteen op hoe open en licht de ruimte oogt. En dan krijg je door waarom.

Géén borden, géén stoplichten, géén zebra’s, géén verhoogde trottoirs, niets van de

lelijke rotzooi die wij normaal zijn gaan vinden. Er komen gewoon vier wegen uit op

een kleine cirkel middenin een groot plein. Niet de wegen zijn bepalend, maar de

trottoirs en een serie fonteinen, die hoger gaan spuiten naarmate het

verkeersaanbod groter is. Als je wat langer kijkt, valt op hoe vloeiend het allemaal

gaat. Het verkeer komt nooit echt vast te staan. “Soms moet een auto even

inhouden”, zegt Monderman. “Dan denk je: hij stopt, maar nee, hij kan langzaam

weer verder. Je ziet iedereen nadenken. Het resultaat is een organische, vloeiende

samenwerking”. De feiten geven hem gelijk. “Het systeem werkt!” meldt de gemeente

Smallingerland in januari 2008. Er vinden vrijwel geen ongelukken meer plaats, en

geen ongelukken met letsel, de wachttijd is met bijna de helft teruggebracht en, ook

belangrijk de sociale waardering voor het plein is toegenomen. Na de herinrichting

kost het veertig procent minder tijd om het plein over te steken, terwijl het verkeer

drukker is geworden. De tijdwinst van bussen is zelfs vijftig procent. Al het verkeer

stroomt behoorlijk door, ook in de spits, al gaat het dan langzaam. Monderman geeft

de mensen weer volledig de eigen verantwoordelijkheid terug zonder instructies en

hulpmiddelen (zoals verkeerslichten, borden en lijnen). Als mensen niet weten wat ze

moeten doen, gaan ze daar mee om zoals iedereen omgaat met een situatie die hij

niet kent, of het nou een feestje is of je eerste schooldag op school: je leert door naar

anderen te kijken, en daarna pak je het omzichtig aan. De verantwoordelijkheid op

het kruispunt was weer bij de gebruikers gelegd en die reageerden daarop door

onderling beter te communiceren. Het resultaat was dat het systeem veiliger werd,

ook al bleken de meeste gebruikers het juist minder veilig te vinden. Om zijn ideeën

werd Monderman in 2006 uitgeroepen tot Innovator van het Jaar (zie: Tom

Vanderbilt, Traffic; Waarom wij rijden zoals wij rijden (en wat dat over ons zegt),

Amsterdam, 2008).

De nieuwe vormen van burgerparticipatie en burgerinitiatieven en de nieuwe rol van

de overheid (participerende of meewerkende overheid) vraagt om nieuwe

vaardigheden van politiek, bestuur en beleid. Er is nieuwe kennis en er zijn nieuwe

vaardigheden nodig om te zoeken naar de juiste balans tussen eigen en gedeelde

verantwoordelijkheid, tussen private en publieke sturingsmechanismen en tussen

private en publieke belangen. Het economische, sociale, ruimtelijke en

technologische trends vragen om ruimte, experimenten en het mogen mislukken.

Daarbij zullen de uitkomsten niet altijd in lijn zijn met de vooraf bepaalde

doelstellingen van het bestuur en de gedroomde toekomst. Tegelijkertijd dient met

Page 14: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

14

voldoende tempo op de trends en ontwikkelingen ingespeeld worden, blijven checks

and balances belangrijk en blijft doelmatigheid een belangrijke randvoorwaarde.

Enkele denklijnen en zoekrichtingen kunnen daarbij vanuit de literatuur wel

aangegeven worden. De sleutel tot sturing in de samenleving ligt niet meer bij het

uitbreiden van de bureaucratie of een toename van het aantal publieke of

verzelfstandigde diensten. Complexiteit is niet meer te beheersen met structuur. De

burger en de markt zullen het initiatief moeten nemen, de ruimte moeten claimen, het

zelfbestuur als complement van zelforganisatie moeten afdwingen en invulling geven

aan hogere vormen van participatie (meebeslissen, meefinancieren, mee-uitvoeren

en mee-evalueren). De nieuwe vormen van burgerparticipatie en burgerinitiatieven

en de nieuwe rol van de overheid (participerende of meewerkende overheid) vraagt

om nieuwe vaardigheden van politiek, bestuur en beleid. Er is nieuwe kennis en er

zijn nieuwe vaardigheden nodig om te zoeken naar de juiste balans tussen eigen en

gedeelde verantwoordelijkheid, tussen private en publieke sturingsmechanismen en

tussen private en publieke belangen. Hierbij hoort dat het beleid en het bestuur

onwelgevallige uitkomsten leert accepteren; maar wel voor ‘check’ en ‘balances’

zorgt en vooraf duidelijk maakt dat het publieke belang vaak niet hetzelfde is als het

private belang.

Het “nieuwe” bestuur en de “nieuwe” ambtenaar kunnen in hun leer- en zoekproces

ook nieuwe instrumenten inzetten als collaborative governance, wiki governance, het

gebruiken van geïnformeerde burgers voor de oplossingen, G1000, crowdsourcing,

de inzet van collaborative editing software, kennispeilingen, dotgov competities voor

goede oplossingen, IENS-achtige cijfertoekenningen, Mutual Gains Approach, de

Charette en participatieve budgettering. Sommige van deze instrumenten hebben het

voordeel dat ze lichtvoetig zijn – mensen hoeven niet avond aan avond te

vergaderen – en leveren tegelijkertijd krachtige resultaten op (Frank Hendriks,

‘Stadsbestuur met veerkracht: goede argumenten voor meer experimenten’, in:

Bestuurskunde, jrg. 21, nr. 1, 2012, blz. 47-53).

Uit sociaalpsychologisch onderzoek blijkt daarbij keer op keer dat zeggenschap en

(h)erkenning cruciaal zijn voor het subjectief welbevinden van mensen. En hier kan

de gemeente veel meer op inzetten. Daarbij is het wel van groot belang om van te

voren de spelregels goed te bepalen. Het College en de Raad stellen van te voren de

spelregels vast (inclusief de kraakheldere communicatie dat het publieke belang niet

per definitie en niet altijd hetzelfde is als het private belang) en accepteren dan de

uitkomsten (primaat). Of de uitkomsten worden onderworpen aan het eindoordeel en

de eindbeslissing van de Raad (ultimaat). Beide vormen tegelijkertijd kan niet en dit

door elkaar laten lopen (wat vaak gebeurt) frustreert elke nieuwe vorm van

burgerparticipatie. In Zeist kan men zien hoe de gemeente deze nieuwe vormen

zorgvuldig uitprobeert.

Het oog blijven houden op de publieke belangen is en blijft een cruciale rol van de

overheid. Immers de zelforganisatie van burgers gaat gepaard met uitsluiting,

ongelijkheid en inperking van de solidariteit. De burger kan wel dingen overnemen,

maar zal dat op een andere manier doen dan de wijze waarop de overheid dat tot nu

toe heeft gedaan. Als burgers zaken onderling regelen zonder consequenties voor

anderen dan is het een privaat probleem en heeft de overheid daar niets mee te

Page 15: Ik heb er voor u de volgende zes trends en ontwikkelingen ......Daarbij moet men scherper aan de wind zeilen, men kan zich minder verkeerde keuzes permitteren. De mensen kiezen steeds

15

maken. De burger is daarbij niet gebonden aan bestuursrecht, gelijkheid en

rechtvaardigheid. Echter als er negatieve consequenties zijn voor anderen dan is er

sprake van een publiek probleem. Negatieve consequenties die publieke aandacht

behoeven zijn uitsluiting, discriminatie, ontbreken van solidariteit en externe effecten.

Zonder rol van de overheid wordt het probleem tussen rijk en arm, gezond en ziek,

have’s en have’s not, insluiting en uitsluiting en tussen insiders en outsiders niet

opgelost. Bovendien gedijen burgerinitiatieven niet bij een terugtredende overheid,

maar behoeven een activerende, verbindende en uitnodigende overheid.

De spelregels en randvoorwaarden die de overheid moet vastleggen en bewaken

liggen – samengevat - op het vlak van tegengaan van ongeoorloofde uitsluiting,

voorkomen van eigenrichting, willekeur en het nastreven van enkel en alleen private

belangen, het bewaken van een equal playing field, mogelijk maken van nieuwe

toetreders, zorgen voor check and balances, doelmatigheid en effectiviteit,

beslechten van geschillen, behoud van kwaliteit van voorzieningen en het afzwakken

van externe effecten.