Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit...

164
Identificatie van Cruciale Kennis Gerben Blaauw

Transcript of Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit...

Page 1: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van Cruciale Kennis

Gerben Blaauw

Page 2: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Blaauw, Gerben Identificatie van cruciale kennis / Gerben Blaauw. Ridderkerk: Labyrint Publications Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. - Met lit. opg. ISBN 90-5335-054-3 Trefw.: bedrijfskunde; management; kennismanagement

Uitgever: Labyrint Publications, Ridderkerk Drukwerk: Offsetdrukkerij Ridderprint B.V., Ridderkerk Copyright © 2005, G. Blaauw Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem-ming van de auteur.

Page 3: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Rijksuniversiteit Groningen

Identificatie van Cruciale Kennis

Proefschrift

ter verkrijging van het doctoraat in de Bedrijfskunde

aan de Rijksuniversiteit Groningen op gezag van de

Rector Magnificus, dr. F. Zwarts in het openbaar te verdedigen op

donderdag 19 mei 2005 om 14.45 uur

door

Gerben Blaauw

geboren op 22 oktober 1970 te Enschede

Page 4: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Promotores:

Prof. dr. S.K.Th. Boersma

Prof. dr. H.W.M. Gazendam Prof. dr. R.A. Stegwee Beoordelingscommissie: Prof. dr. ir. F.P.J. Kuijpers Prof. dr. ir. R.E. Maes

Prof. dr. G.J.E.M. Sanders

Page 5: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Voorwoord

De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde van de RuG. Deze jaren zijn voor mij zowel persoonlijk als professioneel zeer leerzaam en vormend geweest. Ik heb mij achtereenvolgens in verschillende rollen in hetzelfde decor bevonden, beginnend als eerstejaars student in 1991, vervolgens als studentassistent, daarna als AIO en tenslotte als docent. Docenten werden collega’s en, in een aantal gevallen, vertrouwenspersonen en vrienden.

Veel personen hebben direct of indirect bijgedragen aan het onderzoek, waarvan dit proefschrift het resultaat is.

Mijn begeleiders Jacques Boersma, Henk Gazendam en Robert Stegwee wil ik zeer bedanken voor de vrijheid en vertrouwen die zij mij hebben gegeven bij het vormgeven van dit onderzoek. Mede dankzij hun aansporingen en adviezen, is het gelukt een structuur te vinden in de onderzoeksmaterie.

De leden van de promotiecommissie Prof. dr. ir. F.P.J. Kuijpers, Prof. dr. ir. R.E. Maes en Prof. dr. G.J.E.M. Sanders ben ik dankbaar voor de bereidheid het manuscript te lezen en te voorzien van commentaar.

De afgelopen jaren heb ik het genoegen gehad onderwijs en contractonderzoek te verzorgen samen met Jacques Boersma. Deze plezierige samenwerking heeft veel bijgedragen aan mijn academische vorming en de ontwikkeling van mijn praktische vaardigheden. Vaak heeft dit geresulteerd in artikelen en andere publikaties. Ik denk met veel genoegen terug aan onze discussies over de ont-wikkeling van kennismanagement en, meer specifiek, over de implicaties hiervan op mijn promotieonderzoek. Jacques, bedankt voor je begeleiding.

Tevens een woord van dank aan mijn familie. Allereerst voor mijn lieve groot-moeder E. Blaauw-Griffioen. Zij speelt nog altijd een inspirerende rol in mijn leven. Daarnaast dank ik mijn ouders voor de ondersteuning die zij mij altijd gegeven hebben. Tenslotte dank ik mijn zeer gewaardeerde zus Jeanine, die mij geleerd heeft wat bezieling is, en mijn zwager Remco, voor zijn betrokkenheid.

Ik wil alle vrienden, collega’s en kennissen, die mijn onderzoek in de loop der jaren belangstellend gevolgd hebben danken voor hun tips, aansporingen en bemoedigende woorden.

Zonder de steun, liefde en inzet van Gea Vellinga was de afronding van dit onderzoek een stuk zwaarder geweest. Haar bezieling is voor mij ontzettend belangrijk. Ik ben heel erg blij dat zij, samen met Jelco en Niels in mijn leven is gekomen. Jullie zijn bijzonder waardevol voor mij.

maart 2005, Gerben Blaauw

Page 6: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde
Page 7: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Inhoudsopgave 1 INTRODUCTIE EN PROBLEEMSTELLING .............................................................1

1.1 Inleiding ................................................................................................................. 1 1.2 Historische achtergrond van kennismanagement ........................................................ 2 1.3 Bedrijfskundige visies op kennis ................................................................................ 5 1.4 Aanleiding tot dit onderzoek..................................................................................... 8 1.5 Probleemstelling...................................................................................................... 9 1.6 Onderzoeksstrategie ................................................................................................ 9 1.7 Traject van onderzoek............................................................................................ 11 1.8 Indeling proefschrift............................................................................................... 13

2 THEORETISCH KADER ...............................................................................15 2.1 Inleiding ............................................................................................................... 15 2.2 Het begrip kennis .................................................................................................. 15 2.3 Kennismanagement............................................................................................... 17 2.4 Kennis op organisatieniveau ................................................................................... 24 2.5 Model van cruciale kennis op organisatieniveau ....................................................... 28 2.6 Kennis op individueel niveau .................................................................................. 30 2.7 Model van het individu als kennisdrager .................................................................. 35 2.8 Afsluiting en vooruitblik ......................................................................................... 36

3 KENNIS IN KAART BRENGEN .......................................................................37 3.1 Inleiding ............................................................................................................... 37 3.2 Het begrip kenniskaart........................................................................................... 37 3.3 Functionaliteiten van kenniskaarten ........................................................................ 39

3.3.1 Inzicht verkrijgen in de huidige kennisopbouw van de organisatie........................ 39 3.3.2 Verbetering communicatiemogelijkheden tussen kennisdragers ........................... 39 3.3.3 Uitgangspunt voor operationeel management ................................................... 40 3.3.4 Uitgangspunt voor strategische overwegingen................................................... 40

3.4 Het opstellen van de kenniskaart ............................................................................ 41 3.4.1 Het beschrijven van kennisdomeinen................................................................ 41 3.4.2 Het beschrijven van kennisdragers ................................................................... 44 3.4.3 Het beschrijven van organisationele componenten ............................................ 46

3.5 Afsluiting en vooruitblik ......................................................................................... 48 4 HET ONTWERPEN VAN HET ONDERZOEKSINSTRUMENT ‘IDENTICK’ .......................49

4.1 Inleiding ............................................................................................................... 49 4.2 Uitgangspunten bij het ontwerpen van het onderzoeks-instrument ............................. 49 4.3 Kenmerken van de organisatie................................................................................ 52 4.4 Kenmerken van het individu als kennisdrager ........................................................... 53 4.5 Verzamelen van de onderzoeksgegevens.................................................................. 55 4.6 Opstellen van de kenniskaart .................................................................................. 59 4.7 Identificatie van cruciale kennisdomeinen ................................................................ 64 4.8 Afsluiting en vooruitblik ......................................................................................... 66

Page 8: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

5 DE CASUS WOLFARD’S WERKTUIGBOUW EN ELECTROTECHNIEK ..........................67 5.1 Inleiding ............................................................................................................... 67 5.2 Onderzoek op organisatieniveau bij WWE ................................................................ 67 5.3 Uitwerking van de strategische positie van WWE ...................................................... 73 5.4 Uitwerking van het primaire proces bij WWE ............................................................ 79 5.5 Onderzoek naar kennisdragers bij WWE................................................................... 82 5.6 Identificatie van cruciale kennisdomeinen bij WWE................................................... 89 5.7 Conclusies en afsluiting ......................................................................................... 95

6 DE CASUS TRANSFER EN LIAISON GROEP.......................................................97 6.1 Inleiding ............................................................................................................... 97 6.2 Onderzoek op organisatieniveau ............................................................................. 97 6.3 Uitwerking strategische positie van de TLG ............................................................ 104 6.4 Uitwerking van het primaire proces bij de TLG ....................................................... 108 6.5 Onderzoek naar kennisdragers bij de TLG.............................................................. 112 6.6 Identificatie van cruciale kennisdomeinen bij de TLG.............................................. 118 6.7 Conclusies en afsluiting ....................................................................................... 123

7 CONCLUSIES ........................................................................................ 127 7.1 Belang van kennis voor organisaties ...................................................................... 127 7.2 Het in kaart brengen van kennis van organisaties ................................................... 128 7.3 Het onderzoeksinstrument .................................................................................... 129 7.4 Uitspraken over cruciale kennis aan de hand van het instrument.............................. 130 7.5 Bruikbaarheid van het instrument ......................................................................... 132 7.6 Eindconclusie ...................................................................................................... 134 7.7 Aanbevelingen .................................................................................................... 135

LITERATUUR ............................................................................................... 137

SAMENVATTING .......................................................................................... 145

SUMMARY.................................................................................................. 149

Page 9: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde
Page 10: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde
Page 11: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 1 Introductie en probleemstelling 1

1 Introductie en probleemstelling

1.1 Inleiding Het inzicht neemt toe dat de vitaliteit van organisaties in belangrijke mate wordt bepaald door kennis1 (Quinn, 1992; Drucker, 1993; Boersma, 1994, 2002; Nonaka en Takeuchi, 1995). Kennis wordt sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in toenemende mate expliciet beschouwd als een van de belangrijkste elementen in economische stelsels en organisaties.

Deze vrij recente expliciete belangstelling voor kennis als onderwerp van studie in bedrijfskundig perspectief is opmerkelijk, omdat kennis in de filosofie al eeuwen-lang een object van studie is, zoals in tal van andere disciplines. Jorna (1992) noemt een vijftal disciplines, dat zich met kennis bezighoudt. In dit verband noemt hij behalve de filosofie ook de linguïstiek, de computerwetenschappen, bibliotheekwetenschappen en de cognitieve psychologie. Kennis wordt, zolang als mensen serieus nadenken over hun werkzaamheden, bewust gecreëerd, overgedragen en toegepast. Van oudsher hebben geleerde en ervaren mensen getracht hun expertise over te dragen aan hun opvolgers of aan volgende generaties. Universiteiten en scholen hebben zich al eeuwenlang ingespannen om kennis te ontwikkelen en over te dragen. Het is echter pas sinds de laatste decennia dat de rol van kennis in bedrijfskundig perspectief als expliciet aan-dachtspunt op de agenda staat (Wiig, 1993; Davenport, 1997; Jacobs, 1999).

Een belangrijke reden voor de toegenomen interesse voor kennis ligt in de overgang naar een kenniseconomie als gevolg van de recente ontwikkelingen in organisaties en economische stelsels (Drucker, 1989; Jacobs, 1999). Ook de technologische vooruitgang in algemene zin en de ontwikkelingen op het terrein van de ICT (informatie- en communicatietechnologie) in het bijzonder, hebben geleid tot toegenomen aandacht voor de kennis die hiermee gemoeid is (Boers-ma & Blaauw,1999). De focus van dit onderzoek ligt in de betekenis van kennis in organisaties, vanuit bedrijfskundig perspectief bekeken. Aangezien dit perspec-tief een belangrijk uitgangspunt voor deze studie is, wordt het toegelicht door een beknopte beschrijving te geven van de historische ontwikkeling van de rol van kennis in de bedrijfskunde. In §1.2 wordt hier op ingegaan. Vervolgens wordt in §1.3 een aantal bedrijfskundige visies op kennis behandeld. Op basis van deze beschrijving worden de uitgangspunten van dit onderzoek aangegeven in §1.4.

1 De in dit hoofdstuk gebruikte kernbegrippen, zoals kennis en cruciale kennis worden in hoofdstuk 2 gedefinieerd en uitgewerkt.

Page 12: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 2

Daaruit volgt de probleemstelling, deze wordt in §1.5 geformuleerd en uitge-werkt. In de daaropvolgende paragrafen worden de methodologische aanpak en de verdere opbouw van dit proefschrift toegelicht.

1.2 Historische achtergrond van kennismanagement Kennis heeft door de eeuwen heen veel denkers geïnspireerd. Klassieke filosofen zoals Plato hebben zich al ver voor het begin van de jaartelling over dit onder-werp gebogen. Latere denkers, uit de tijden van de Renaissance en de Verlich-ting, hebben een hernieuwde belangstelling voor het onderwerp getoond. Er ontstonden filosofische stromingen die het fenomeen kennis bestudeerden. Het waren vooral de rationalisten en empiristen, en recenter de logisch positivisten uit de twintigste eeuw, die zich hiermee bezighielden. De discussie bij bestude-ring van kennis in filosofisch perspectief ligt in de eerste plaats bij de aanname dat er zoiets als kennis bestaat, dat kennis richtinggevend is voor het denken, en bij de bestudering van kenmerkende eigenschappen van kennis, zoals de implica-ties van de constatering dat kennis ontastbaar is. De toon van dit type verhande-lingen is veelal zuiver onderzoekend en filosofisch. Het doel ervan is het creëren van een filosofisch houdbare stellingname of opinie over kennis.

Francis Bacon is een van de eerste denkers die op pragmatische wijze kennis als grondslag voor het handelen benadert. Zijn positie als staatsman in het zeven-tiende-eeuwse Engeland zette hem ertoe aan om zijn filosofische gedachtegoed te toetsen aan de praktijk. Zijn uitspraken "Kennis is macht" en "De mens is tot zo veel in staat als hij weet" vormen ook nu nog voor veel mensen een uitgangs-punt zich over kennis te bezinnen. Deze laatste uitspraak illustreert de in de Renaissance ontstane drang naar vernieuwing, die leidde tot een groot draagvlak voor de ontwikkeling van nieuwe kennis.

De industriële revolutie initieerde de overgang van de middeleeuwse ambachte-lijke en agrarische economie naar de huidige kenniseconomie. Gedurende deze overgang zijn managers en economen zich eerst geleidelijk en vervolgens op steeds grotere schaal gaan buigen over kennis in organisaties en economische stelsels. In plaats van het filosoferen over kennis, staat voor hen de waarde van kennis centraal. De verandering van het gebruik en de toepassing van kennis door bedrijven in deze industriële ontwikkeling, beschrijft Drucker (1993) in drie fasen:

industriële revolutie (1750-1880) productierevolutie (1880-1945) kennisrevolutie (1945- … )

Door de technische ontwikkelingen en mogelijkheden ontstaan in de eerste twee fasen nieuwe organisatievormen en veranderen de maatschappelijke verhoudin-gen. In de derde fase zet deze ontwikkeling zich voort, maar deze fase onder-scheidt zich van de vorige twee omdat kennis ook wordt toegepast op kennis zelf. Omdat de intensiteit en het belang van kennis voor bedrijven gedurende de industriële ontwikkeling steeds groter wordt, groeit de behoefte om meer inzicht te krijgen in het fenomeen kennis. Deze ontwikkelingen worden hier kort toege-licht.

Page 13: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 1 Introductie en probleemstelling 3

Kennis is tijdens de industriële revolutie, de eerste fase die Drucker noemt, enkel relevant als zij wordt toegepast bij het oplossen van problemen van technische aard. De industriële revolutie werd gefaciliteerd door de ontwikkeling van techni-sche kennis over mechanisch aangedreven werktuigen, met name de stoomma-chine, en de bereiding van ijzer in hoogovens. Dit leidde tot het ontstaan van fabrieken en grootschalige arbeidsdeling. Er ontstond een groepering van nieuw geschoolde en gekwalificeerde arbeidskrachten, naast de traditioneel ambachte-lijk geschoolde. Tevens ontstond er een klasse van arbeiders die de relatief eenvoudige handelingen rondom de machines uitvoerden. In deze fase wordt kennis nog niet als apart object, als productiefactor, benoemd. Kennis wordt nog beschouwd als statische eigenschap van de productiefactor arbeid. Arbeid wordt in deze fase nog gezien als louter fysieke arbeid. Kenniswerk wordt nog niet gezien als een op zichzelf staande activiteit.

In de tweede fase wordt kennis toegepast op de inrichting van arbeidsprocessen. Drucker noemt dit de productierevolutie. Wetenschappelijke kennis en technische ervaring werden meer geïntegreerd. Dit proces van verwetenschappelijking van arbeids- en bedrijfsprocessen had gevolgen voor de arbeid zelf, maar ook voor de arbeidsverhoudingen. Dit kwam tot uiting in het Taylorisme en Fordisme, het streven om tot beheersing van het productieproces te komen. De wijze waarop dit vorm werd gegeven, was het zo ver mogelijk opsplitsen van taken en het zo nauwgezet mogelijk standaardiseren en routinematig maken van het werk (Taylor, 1919). Het gevolg hiervan was een stijging van de arbeidsproductiviteit. Een ander gevolg was dat arbeiders weinig kennis en kunde nodig hadden voor de uitvoering van hun werk. De nadruk lag in deze fase nog steeds op fysieke arbeid, en kennis werd nog steeds beschouwd als statische eigenschap van de productiefactor arbeid. Fayol (1916) geeft als een van de eersten een andere visie op arbeid en betrekt hierbij de kennis van de arbeider. Hij geeft aan dat de mate van specialisatie bepaald wordt door ‘leertijd’, de tijd die nodig is om vakkennis of een vaardigheid te leren, in verhouding tot de ‘productieve tijd’, de tijd die men kan aanwenden om de arbeid zelf te verrichten. Door het manage-ment dient afgewogen te worden op welke wijze de organisatie zich wil speciali-seren door te investeren in ‘leertijd’.

Een langzame verbetering van de omstandigheden van arbeiders werd mede bereikt door overheidsingrijpen onder meer door arbeidswetgeving. De invoering van de leerplicht zorgde ervoor dat werkzaamheden op een hoger kennisniveau door een bredere laag van de beroepsbevolking op termijn mogelijk waren. Dit brengt ons bij de derde fase: de kennisrevolutie.

Een groot aantal auteurs (Bell, 1976; Peters, 1987; Drucker, 1993; Senge, 1994) geeft aan dat een nieuw tijdperk aan het ontstaan is, gekenmerkt door producten en processen met een hoge kennisintensiteit. De traditionele produc-tiefactoren arbeid, kapitaal en grondstoffen worden vanuit economisch perspec-tief bezien, aangevuld met een nieuwe bepalende productiefactor: kennis (Boisot, 1998; Jacobs, 1999; Ministerie van Economische Zaken, 1994). Het economisch landschap verandert in deze periode door voortschrijdende internati-onalisering van het bedrijfsleven en schaalvergroting van de activiteiten. Organi-saties worden daardoor geconfronteerd met steeds groter wordende dynamiek en complexiteit (Hammer & Champy, 1993).

Page 14: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 4

In deze periode, die Drucker dus aanduidt als de kennisrevolutie, wordt niet alleen het belang van kennis voor bedrijven in toenemende mate onderkend, ook het perspectief van waaruit kennis benaderd wordt, verschuift. Kennis in organi-saties wordt een object van studie voor zowel managers als wetenschappers.

Een centrale rol in de kennisrevolutie spelen de technologische ontwikkelingen, zoals de opkomst van geavanceerde elektronica en de informatietechnologie. Tevens is er gaandeweg een andere visie op de rol van medewerkers, hun positie en de ontwikkeling van hun vakkennis ontstaan (Boersma, 2002).

Het begrip informatietechnologie wordt voor het eerst door Leavitt en Whistler (1958) genoemd. Zij constateerden toen al dat de structuur en processen van vele organisaties zouden veranderen als gevolg van deze technologie. De toepas-sing van informatietechnologie heeft de ontwikkeling gestimuleerd van produc-tieprocessen, producten en diensten die zeer kennisintensief zijn. Tevens wordt een grotere beschikbaarheid van informatie gefaciliteerd. Via databanken en internet is steeds meer informatie gemakkelijker toegankelijk. Daarnaast is de actualiteit van beschikbare informatie steeds groter. De mondialisering van activiteiten door bedrijven wordt mogelijk gemaakt door sneller transport en een snellere uitwisseling en verwerking van grote hoeveelheden informatie.

De ontwikkeling van het denken over management leidt tot nieuwe methoden om organisaties en werkzaamheden te structureren en medewerkers aan te sturen. In toenemende mate wordt onderkend dat arbeiders gezien moeten worden als verantwoordelijke medewerkers. Het inzicht ontstaat dat het ontwik-kelen van kennis en kunde van medewerkers tot voordelen voor organisaties leidt. De voortschrijdende technologische ontwikkelingen leiden in toenemende mate tot mechanisering en, na de introductie van de computer, tot automatise-ring van productieprocessen. Aangezien mechanisering en automatisering het best zijn toe te passen op gestandaardiseerde, repeterende activiteiten, wordt geleidelijk aan bij deze activiteiten de menselijke, fysieke arbeid vervangen door mechanische en geautomatiseerde ‘arbeid’. Tegelijkertijd en mede hierdoor ontstaan nieuwe functies die zich bezighouden met het inrichten, besturen en administreren van het productieproces. De behoefte aan geschoolde arbeid neemt hierdoor toe. De hoeveelheid medewerkers die kenniswerk verrichten in organisaties groeit, terwijl de hoeveelheid fysieke arbeid afneemt.

Door de snelheid waarmee nieuwe producten en diensten op de markt komen, en door de verkorting van de levenscycli van producten, diensten en hun voort-brengingsprocessen, is verworven kennis van werknemers niet meer een leven lang bruikbaar (Boersma, 1995, 2002). In de ambachtelijke gilden in de Middel-eeuwen was verworven kennis zonder veel aanpassing een leven lang toepas-baar. In de huidige kennismaatschappij zal een werknemer zich continu gecon-fronteerd zien met nieuwe technologieën en werkwijzen. Dit leidt ertoe dat een werknemer gedurende zijn gehele loopbaan zal moeten blijven leren en dus informatie moet blijven vergaren. De overvloed aan informatie stelt de organisa-tie en haar werknemers wel voor een nieuw probleem, namelijk het hebben van veel te veel informatie.

Door de enorme hoeveelheid informatie die beschikbaar is door eerdergenoemde technologieën is het probleem vaak niet meer hoe men de informatie kan verkrijgen, maar hoe men zich tot de informatie kan beperken die hier en nu

Page 15: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 1 Introductie en probleemstelling 5

nodig is. Dit vermogen in samenspel met probleemoplossend vermogen kenmerkt hoogwaardig kenniswerk.

1.3 Bedrijfskundige visies op kennis In de economische theorieën werd kennis traditioneel gezien als een exogene factor, dit wil zeggen een factor die vaststaat en niet te beïnvloeden is (Penrose 1959, p. 76-80). In de traditionele ofwel exogene groeitheorie komt technologi-sche ontwikkeling buiten de economie om tot stand. De niet reproduceerbare productiefactor arbeid is in de traditionele groeitheorie een bottleneck voor extra groei. De extra investeringen in kennis kunnen, indien de kapitaal- en arbeidsfac-toren gelijk blijven, niet leiden tot hogere productiviteit. Vanuit dit perspectief bezien, is er geen reden om tot een vorm van kennismanagement te komen.

In de moderne groeitheorie daarentegen wordt kennis gezien als een endogene factor. Dit wil zeggen dat de kennis van waarde kan veranderen door beïnvloe-ding. Daarnaast wordt kennis als reproduceerbaar gezien. Verworven kennis kan ervoor zorgen dat een grotere groei wordt gerealiseerd zonder dat een extra beroep wordt gedaan op extra arbeidskrachten (Penrose, 1959; Ministerie van Economische Zaken, 1994; Boisot, 1998). Voor organisaties betekent dit dat de hoeveelheid kennis toe kan nemen zonder dat het aantal werknemers toeneemt. Tevens is het mogelijk dat, indien de kennis enigszins redundant aanwezig is, werknemers een organisatie kunnen verlaten, zonder dat de hoeveelheid kennis daardoor afneemt. De moderne groeitheorie is de laatste jaren meer en meer het uitgangspunt geworden voor de benadering van de factor kennis.

In tegenstelling tot de andere productiefactoren ligt de waarde van kennis niet alleen in absolute schaarste, omdat zij reproduceerbaar en niet fysiek is. Meerde-re kennisdragers, bijvoorbeeld werknemers in organisaties, kunnen dezelfde kennis hebben. De kennis van een drager is ook niet constant maar verandert in de tijd. Er wordt continu nieuwe kennis opgebouwd. Als er nieuwe kennis gecre-eerd is die een verbetering in toepassingsmogelijkheden biedt, zal deze zich gaandeweg verspreiden. Er ontstaat dan, economisch gezien, vraag naar deze kennis. In eerste instantie is de schepper van de kennis nog een monopolist. Zodra de kennis enigszins verspreid is, neemt de waarde af omdat het op meer-dere plekken verkrijgbaar is. Op een gegeven ogenblik is de kennis zodanig verspreid dat de economische waarde nog slechts gering is. De waarde van kennis is in economisch perspectief dus gerelateerd aan de mate waarin het verspreid is, maar ook aan de verspreidingssnelheid.

Kennis heeft economisch gezien waarde als er sprake is van relatieve schaarste. Deze constatering maakt het zinvol en wenselijk voor organisaties om continu zo veel mogelijk kennis op te bouwen die gerelateerd is aan het verwezenlijken van hun doelen. De kennis in de organisatie levert dan een essentiële bijdrage aan de overleving en slagvaardigheid in de omgeving. Wiig (1993) stelt in dit ver-band: "Knowledge is the fundamental force behind individuals and organizations to act."

Page 16: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 6

Ter illustratie van de veranderende economische focus op kennis voor de positie van organisaties, kan het model van Tracey en Wiersema (1995) gebruikt worden. Zij geven aan dat succesvolle organisaties zich nadrukkelijk hebben toegelegd op het uitbouwen van een of meerdere van de volgende drie kwalitei-ten (tabel 1.1).

Kwaliteit Focus Operational excellence Efficiënte bedrijfsvoering Product leadership Continue ontwikkeling en snelle introductie van state-of-the-art- producten Customer intimacy Het leveren van op maat gesneden producten met uitgebreide service

Tabel 1.1: Kwaliteiten van succesvolle organisaties (naar: Tracey en Wiersema, 1995)

Bij operational excellence ligt de focus op het bereiken van zo groot mogelijke productiviteit tegen zo laag mogelijke kosten. Aanvankelijk was operational excellence een goede indicator voor het succes van een organisatie maar tegen-woordig is het een basisuitgangspunt voor bijna alle organisaties om te overle-ven. Een belangrijke reden hiervoor is dat de verschillen tussen organisaties op dit vlak gemarginaliseerd zijn als gevolg van ‘shake-out-effecten’. Gaandeweg verschoof de focus naar het leveren van steeds slimmere producten, aangeduid als product leadership. Door de snel opeenvolgende innovaties zijn de levenscycli van de producten aanzienlijk verkort.

Het toegenomen gebruik van Informatietechnologie heeft eveneens verkorte levenscycli van producten en technologieën mogelijk gemaakt. Dit is overigens geen puur technologische kwestie. Jacobs (1999) noemt in dit verband het aspect van de modegevoeligheid en ‘imagologie’. De druk vanuit de markt om met nieuwe producten te komen, is de laatste jaren toegenomen. Dit brengt ons bij de derde kwaliteit die Tracey en Wiersema noemen: customer intimacy. Steeds meer organisaties richten zich op het uitbouwen van de relaties met klanten door op maat gesneden producten aan te bieden en met hen mee te denken over problemen van klanten. Deze ontwikkeling betekent dat de kennis-component van de producten en diensten zelf, maar ook de kennis om deze voort te brengen, steeds groter wordt. Producten als software en communicatie-mogelijkheden zijn in hoge mate fysiek ontastbaar. Zij zijn gebaseerd op een behoefte aan informatieverwerking en -overdracht. Jacobs (1999) noemt in dit verband de immaterialisering. Producten en processen worden gecompliceerder en het eigenlijke produceren kost steeds minder tijd, werk, energie en materiaal. Er is echter wel steeds meer kennis nodig.

De toename van producten en processen met een hoge kennisintensiteit, en het besef van de waarde van deze kennis, leidt ertoe dat organisaties in toenemende mate deze kennis zelf als product of dienst gaan aanbieden om de klant beter van dienst te kunnen zijn. Deze veranderingen gelden niet alleen op het gebied van consumentenproducten; zij zijn zeker ook aan de orde in de relaties tussen bedrijven onderling.

De toename van de kennisintensiteit leidt bij organisaties tot het inzicht dat als zij zich staande willen houden, ze zich meer moeten richten op activiteiten waar ze in gespecialiseerd zijn. Andere activiteiten zullen ze moeten uitbesteden. Door

Page 17: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 1 Introductie en probleemstelling 7

toelevering en uitbesteding ontstaan relaties en worden bedrijven afhankelijk van elkaar. De toegenomen mate waarin bedrijven samenwerken, maakt het mogelijk voor een organisatie zich te concentreren op de kerntaken. Bewustwording van de beschikbare kennis binnen een organisatie kan nieuwe samenwerkingsrelaties wenselijk maken.

Jacobs ziet samenwerkingsverbanden en netwerken als een belangrijk element in de kenniseconomie. Uitgaande van de moderne groeitheorie pleit Nooteboom (1996) in dit verband, zich baserend op de speltheorie, transactiekostentheorie (Williamson, 1975) en netwerktheorie (Johanisson, 1988), voor duurzame samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen. Duurzame samenwerking verkleint het risico van misbruik van kennis vanwege het wederzijdse belang dat de samenwerkingspartners aan de relatie hechten. Bedrijven besteden activitei-ten uit die niet tot de kern behoren en gaan samenwerkingsrelaties aan indien de kennis complementair is. De mogelijkheden voor innovatie in dergelijke samen-werkingsverbanden worden vergroot door complementaire voordelen die bedrij-ven onderling kunnen uitbuiten. Deze samenwerking leidt tot industriële stan-daarden en producten en diensten die van hogere kwaliteit zijn, aangezien iedereen zich bezighoudt met zijn kernactiviteit.

Het is echter onvoldoende voor organisaties om alleen de focus te leggen op het creëren en verspreiden van kennis. Het beschermen van bijzondere kennis dient eveneens hoog op de agenda te staan. Voor de beslissing van bedrijven om te investeren in kennis is het van groot belang te weten dat zij deze kennis, de opbrengsten en voordelen daarvan, tijdelijk en of gedeeltelijk voor zichzelf kunnen houden. Als dit niet het geval is, dan kunnen zij geen concurrentievoor-deel behalen; dit maakt investeren in kennis oninteressant. Op termijn is het echter niet mogelijk de verspreiding van de kennis tegen te houden; octrooien lopen af en er vindt imitatie plaats door bijvoorbeeld ‘reverse engineering’. Hierdoor zal individueel ontwikkelde kennis op den duur ook aan andere bedrij-ven ter beschikking komen. Na enige tijd krijgt door individuele bedrijven ontwik-kelde kennis in het algemeen dan ook de kenmerken van een collectief goed. Omdat een kennisvoorsprong dus meestal van tijdelijke aard is, is het voor bedrijven van belang voortdurend nieuwe kennis te ontwikkelen. Veroudering van bestaande kennis is een ander motief om continu te investeren in nieuwe kennis.

De hiervoor geschetste ontwikkelingen illustreren dat kennis in de hedendaagse economische realiteit een bepalende factor is voor de concurrentiepositie van individuen, organisaties en landen. Door het vergroten en stroomlijnen van de kennis in een organisatie worden niet alleen de mogelijkheden om slim te handelen met dezelfde middelen vergroot, ook worden door opbouw van kennis nieuwe mogelijkheden gecreëerd. Hiervoor is het nodig dat kennis wordt vastge-houden en hergebruikt en dat er kan worden voortgebouwd op reeds aanwezige kennis. In toenemende mate worden managers van organisaties zich hiervan bewust. Dat besef leidt tot de behoefte om kennis in organisaties gericht te kunnen beïnvloeden. Een steeds groter aantal organisaties neemt daarom initiatieven om te komen tot een vorm van kennismanagement. In toenemende mate zoeken managers van organisaties actief naar manieren om waarde te creëren en te ontlenen aan kennis in hun organisaties. In veel gevallen worden deze inspanningen gevoed door sterke overtuigingen dat concurrerende kennis en haar toepassing een kritische succesfactor zijn. In veel mindere mate worden

Page 18: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 8

deze inspanningen ondersteund door zorgvuldige analyse en gefundeerde theorieën. De expliciete focus op kennis in organisaties is dermate jong, dat organisaties op explorerende wijze de toepassingen van kennismanagement onderzoeken en ondervinden.

1.4 Aanleiding tot dit onderzoek De toegenomen bewustwording van het (economische) belang van kennis voor organisaties en de hieruit volgende behoefte om sturing aan kennis te geven door managementactiviteiten, leidden begin jaren negentig van de vorige eeuw tot een groeiende behoefte aan onderzoek op dit terrein. Omdat kennismana-gement een nieuw aandachtsgebied is in de Bedrijfskunde, heeft de theoretische en praktische invulling ervan nog een exploratief karakter. Vanwege het prille stadium van dit vakgebied is er zowel vanuit het bedrijfsleven als vanuit de wetenschap veel behoefte aan empirisch onderzoek. Dit inzicht leidde in 1995 tot de instelling van de bijzondere leerstoel Kennismanagement aan de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze leerstoel gaf gelegenheid tot onderwijs en onderzoek in kennismanagement binnen deze faculteit. Het onderzoeksproject ‘Identificatie van cruciale kennis’ is geïnitieerd door de faculteit in oktober 1997.

Het in §1.2 en §1.3 beschreven toenemende belang van kennis in organisaties valt af te leiden dat het succes van een organisatie afhangt van de mate waarin zij in staat is voort te bouwen op de kwaliteiten die zij aan haar kennis ontleent. Het ligt dan voor de hand dat die activiteiten en kennis geïdentificeerd worden die ten grondslag liggen aan deze kwaliteiten van de organisatie. Er is echter tot op de dag van vandaag vanuit bedrijfskundig perspectief bezien geen (algemene) aanpak voor het identificeren van deze kennis voorhanden.

Ondanks een groot aantal publicaties over het strategische belang van kennis, ontbreekt er nog altijd een raamwerk dat richtinggevend is bij de identificatie van deze 'cruciale kennis' in organisaties. Er blijkt behoefte te bestaan aan een instrument dat deze toepassing van kennismanagement kan ondersteunen. Deze overwegingen vormen de belangrijkste uitgangspunten voor deze studie.

Vanwege het ontbreken van een instrument om cruciale kennis te identificeren, ontstond de behoefte om zelf een instrument te ontwikkelen. Dit leidde tot de formulering van een onderzoeksvoorstel waarin de ontwikkeling en toetsing van zo'n instrument centraal staan (Blaauw & Boersma, 1999). Het instrument moet een onderzoeker in staat stellen te bepalen welke (in een organisatie aanwezige) kennis cruciaal is. Het identificeert en inventariseert deze kennis en beschrijft de conditie waarin het verkeert. De analyse van de resultaten die het instrument genereert, kan vervolgens een vertrekpunt zijn om kennismanagementinzichten toe te passen in een organisatie. Dit laatste is in dit onderzoek niet aan de orde.

Page 19: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 1 Introductie en probleemstelling 9

1.5 Probleemstelling In deze paragraaf wordt de probleemstelling van dit onderzoek geformuleerd. De probleemstelling valt uiteen in een doelstelling en een vraagstelling. De doelstel-ling geeft aan wat het uiteindelijke resultaat is dat beoogd wordt met het onder-zoek. De vraagstelling geeft aan in welke richting naar antwoorden gezocht dient te worden om de doelstelling te behalen (De Leeuw, 1996).

Dit onderzoek heeft de volgende doelstelling:

Het ontwikkelen van een instrument voor identificatie van cruciale kennis in organisaties.

De centrale onderzoeksvraag luidt:

Op welke manier kan cruciale kennis worden geïdentificeerd?

De doelstelling en vraagstelling vormen tezamen de kern van dit onderzoek. Door het beantwoorden van de vraagstelling wordt de doelstelling van het onderzoek bereikt. Van belang bij het uitwerken van de vraagstelling zijn de volgende hieruit voortvloeiende deelvragen:

Wat is het belang van kennis voor organisaties?

Op welke wijze kan kennis van organisaties in kaart worden gebracht?

Welk instrument kan hiervoor ontwikkeld worden?

In hoeverre kan door toepassing van het instrument een uitspraak gedaan worden over de cruciale kennis van een organisatie?

In hoeverre voldoet het instrument?

De eerste deelvraag is gericht op het begrip cruciale kennis van de centrale onderzoeksvraag. Deelvraag twee en drie zijn een uitwerking van het onderwerp ‘inventarisatie van kennis’ dat voortvloeit uit de onderzoeksvraag. In het verleng-de hiervan komt het onderwerp ‘identificatie van cruciale kennis’ in de vierde deelvraag naar voren. De vijfde deelvraag is gericht op de evaluatie van het voorgaande. De deelvragen geven richting aan de verdere vormgeving van het onderzoek. In §1.7 wordt het traject van onderzoek aan de hand van de deelvra-gen verder uiteengezet. Allereerst zal in de volgende paragraaf onderzocht worden welke onderzoeksvorm en strategie passend zijn bij dit onderzoek

1.6 Onderzoeksstrategie Voor dit onderzoek dient te worden bepaald welke onderzoeksmethode van toepassing is. Yin (1989) legt een verband tussen de onderzoeksvorm, de vraag-stelling en de manipuleerbaarheid van de situatie (tabel 1.2).

Page 20: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 10

Strategy Form of Research

Question Requires Control Over Behavorial

Events?

Focuses on Contemporary Events?

Experiment how, why yes yes

Survey who, what, where, how many, how much no yes

Case study how, why no yes

Action research how, why yes yes

Tabel 1.2: Relevant Situations for Different Research Strategies (Yin, 1989: 17)

De methode van casusonderzoek is geschikt om de probleemstelling uit te werken. Casusonderzoek is met name gericht op het ‘hoe’ en ‘waarom’ van de verschijnselen en veel minder op het ‘hoeveel’ of ‘hoe vaak’. In dit proefschrift wordt er gezocht naar inzichtelijke samenhang in organisaties rondom het verschijnsel cruciale kennis. Door het toepassen van casusonderzoek kan struc-tuur worden aangebracht in een veelheid van variabelen en relaties. Het essenti-ele en kenmerkende van cruciale kennis kan hierdoor expliciet worden gemaakt.

Casusonderzoek plaatst de verklaring van menselijk handelen in relatie tot de context (Yin, 1989). Actieonderzoek is erop gericht om het handelen beter te begrijpen en houdt rekening met de interactie van de onderzoeker met de context (Checkland, 1991). Het is implementatiegericht en daarmee ongeschikt voor dit onderzoek.

Biemans en Van der Meer-Kooistra (1994) geven aan hoe casusonderzoek in bedrijfskundige context moet worden opgezet en uitgevoerd. Afhankelijk van het doel van het onderzoek onderscheiden zij de volgende soorten casusonderzoek:

exploratief casusonderzoek (voor de ‘wat’-vraag) verklarend casusonderzoek (voor de ‘waarom’-vraag) beschrijvend casusonderzoek (voor de ‘hoe’-vraag)

Het exploratieve casusonderzoek wordt met name toegepast met het oog op het formuleren van hypothesen. Is het doel een theorie of een theoretisch concept te toetsen en is het gericht op generalisatie en uitbreiding van theorieën, dan is het verklarende casusonderzoek de geschiktste methode. Indien het doel van het onderzoek is om te onderzoeken hoe een verschijnsel er in een concrete situatie uitziet, dan is het beschrijvende casusonderzoek van toepassing. Deze laatste onderzoeksmethode is geschikt voor het benaderen van de vraagstelling van dit onderzoek, aangezien onderzocht dient te worden op welke wijze cruciale kennis in organisaties voorkomt. Daar er nog niet eerder in praktijk onderzoek is gedaan naar cruciale kennis, is dit onderzoek zo beschouwd ook wel als exploratief aan te duiden.

Page 21: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 1 Introductie en probleemstelling 11

Van der Zwaan (1990) noemt vier vormen van casusonderzoek:

1 Het enkelvoudige casusonderzoek, waarbij één onderzoekseenheid gedurende één moment wordt bekeken.

2 Het meervoudige casusonderzoek, waarbij vergelijkbare gevallen bekeken worden.

3 Het longitudinale casusonderzoek, waarbij de situatie op opeenvolgende tijdstippen wordt onderzocht.

4 Het gelede casusonderzoek, waarbij een vergelijking plaatsvindt met andere eenheden op een lager aggregatieniveau binnen de onderzochte situatie.

In dit onderzoek zal een meervoudig casusonderzoek worden uitgevoerd. Op deze wijze kan de deugdelijkheid van het instrument in meerdere situaties worden getoetst. Zoals voor elke onderzoeksvorm gelden ook voor casusonder-zoek kwaliteitscriteria. Om te zorgen dat het onderzoek een verantwoorde uitwerking is van de onderzoeksvraag, zal het zowel betrouwbaar als valide dienen te zijn. Aan deze eisen kan worden voldaan door toepassing van het principe van triangulatie (Patton, 1990).

Triangulatie valt volgens Patton uiteen in een viertal vormen:

1 Data-triangulatie: wordt bereikt door het gebruik van verschillende databron-nen, documenten en menselijke informanten.

2 Theorie-triangulatie: wordt bereikt door het gebruik van verschillende theoreti-sche perspectieven in onderzoek.

3 Onderzoekers-triangulatie: wordt bereikt door het gebruik van verschillende onderzoekers in het onderzoek. De onderzoeker kan namelijk door zijn aan-wezigheid bepaalde verschijnselen veroorzaken of wijzigen (’control effect’) en de onderzoeker kan door een selectieve perceptie bepaalde verschijnselen on-juist weergeven (’biased viewpoint effect’) (Hutjes & Van Buuren, 1992).

4 Methodologie-triangulatie: wordt bereikt door het gebruik van verschillende methodologieën (experimenten, vragenlijsten, casusonderzoek).

Door toepassing van het principe van triangulatie is het mogelijk om het onder-zoeksonderwerp ‘cruciale kennis’ en de inventarisatiemethode onafhankelijk van verstoringen te onderzoeken. De diepgang en de validiteit verbeteren bij casus-onderzoek, terwijl de replicatie en betrouwbaarheid afnemen. Het nadeel van replicatie wordt gedeeltelijk opgeheven wanneer er meerdere casussen zijn. Om deze reden zullen meerdere organisaties worden onderzocht. Een andere belang-rijke methode om deze nadelen te beteugelen, vormt de ’member check’. De resultaten worden dan voorgelegd aan betrokkenen om na te gaan of de resulta-ten herkenbaar zijn. De onderzoeksresultaten van het casusonderzoek worden daarom in dit onderzoek teruggekoppeld aan de onderzoeksorganisaties.

1.7 Traject van onderzoek De opbouw en het verloop van het onderzoek zijn in een viertal fasen vormgege-ven. Deze fasen worden hier achtereenvolgens behandeld, waarna in de volgen-de paragraaf de indeling van het proefschrift wordt weergeven.

Page 22: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 12

Fase 1 Literatuurstudie en onderzoek theoretische grondslagen Aan de hand van een aantal theorieën wordt nagegaan wat de rol van kennis is in de context van organisaties. Onderzocht wordt welke kennis van groot belang is voor een organisatie. Nagegaan wordt aan welke kenmerken kennis moet voldoen om aangeduid te kunnen worden als cruciaal. Het begrip cruciale kennis op organisatieniveau en het begrip kennisdrager op individueel niveau worden in conceptuele modellen verder uitgewerkt. Betrokken deelvraag:

1. Wat is het belang van kennis voor organisaties?

Fase 2 Ontwerp instrument Aan de hand van een aantal theorieën wordt nagegaan welke technieken en werkwijzen geschikt zijn om kennis van een organisatie in kaart te brengen. Betrokken deelvraag:

2. Op welke wijze kan kennis van organisaties in kaart worden gebracht?

De uit de deelvragen 1 en 2 voortkomende inzichten vormen de uitgangspunten voor het ontwikkelen van een instrument om cruciale kennis te identificeren. Het begrip cruciale kennis en het begrip kennisdrager worden geoperationaliseerd. Op basis van de operationalisatie wordt een gestructureerde vragenlijst samengesteld en worden andere aanvullende bedrijfskundige technieken geselecteerd. Betrokken deelvraag:

3. Welk instrument kan hiervoor ontwikkeld worden?

Fase 3 Toepassen en testen van het instrument In deze fase wordt het ontwikkelde instrument in de praktijk getest bij een aantal bedrijven middels casusonderzoek. Onderzocht wordt of de rijkdom aan gegevens die het instrument genereert, inzichten kan bieden in de cruciale kennis van een onderzoeksorganisatie.

Betrokken deelvraag:

4. In hoeverre kan door toepassing van het instrument een uitspraak gedaan worden over de cruciale kennis van een organisatie?

Fase 4 Verantwoording, beschrijving en evaluatie van het uitgevoerde onderzoekstraject

In de laatste fase van onderzoek wordt nagegaan door evaluatie van de verschil-lende onderzoeksuitkomsten in hoeverre het instrument in staat is om cruciale kennis te identificeren. Er wordt gereflecteerd op onderzoekservaringen en de conclusies van het onderzoek worden geformuleerd. Betrokken deelvraag:

5. In hoeverre voldoet het instrument?

Page 23: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 1 Introductie en probleemstelling 13

1.8 Indeling proefschrift Het ligt voor de hand om de in de vorige paragraaf geschetste fasering aan de hand van de deelvragen als uitgangspunt te nemen voor de opbouw van dit proefschrift. Immers, als de deelvragen in deze volgorde beantwoord zijn, is de centrale onderzoeksvraag beantwoord en daarmee is aan de doelstelling van het onderzoek voldaan. In tabel 1.2 wordt de indeling van dit proefschrift weergege-ven.

Hoofdstuk Titel Onderzoeksonderwerpen Betrokken deelvraag

1 Introductie en probleemstel-ling

Beknopt historisch onderzoek, probleemstelling

2 Theoretisch kader Theoretisch kader omtrent kennis en kennismanage-ment; conceptuele modellen 1

3 Kennis in kaart brengen Literatuurstudie; theoretische beschouwing Kennis in kaart brengen 2

4 Ontwerp instrument Operationalisatie (instrument) Operationalisatie begrip 'cruciale kennis' 3

5, 6 De Casus WWE2; De Casus TLG3

casusonderzoeken; rapportage Onderzoeksresultaten toepassing instrument 4

7 Evaluatie instrument en conclusies van het onderzoek

Evaluatie instrument Beschrijving onderzoekservaringen Conclusies proefschrift

5

Tabel 1.3: Indeling van het proefschrift

Het doel van dit proefschrift is het ontwerp van een instrument voor het identifi-ceren van cruciale kennis. Daartoe wordt het begrip cruciale kennis uitgewerkt, gebaseerd op theorieën op het gebied van kennismanagement (hoofdstuk 2). Aan de hand van de onderzochte literatuur over het in kaart brengen van kennis kan een indicatie gegeven worden in welke richting de uitwerking van het instrument gezocht moet worden (hoofdstuk 3). Vervolgens wordt het conceptu-eel model via de gekozen kennisbeschrijvingsmethodiek uitgewerkt in het ont-werp van het instrument (hoofdstuk 4). De ervaringen met het instrument in de praktijk worden in een tweetal casussen beschreven (hoofdstuk 5 en 6). Ten slotte zal het geheel in perspectief worden geplaatst door middel van een evalua-tie. De centrale onderzoeksvraag kan dan beantwoord worden nadat alle gege-vens van het onderzoek zijn verkregen (hoofdstuk 7).

2 Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 3 Transfer en Liaisongroep

Page 24: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 14

Page 25: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 15

2 Theoretisch kader

2.1 Inleiding Kennis kan worden beschreven en gedefinieerd vanuit verschillende invalshoe-ken. In het eerste deel van dit hoofdstuk wordt uiteengezet vanuit welk perspec-tief kennis in dit onderzoek benaderd zal worden, waarna de definitie van kennis uitgewerkt wordt. Vervolgens wordt het begrip kennismanagement behandeld, dat in hoofdstuk 1 is geïntroduceerd. Aansluitend volgt een beknopte beschrij-ving van diverse visies op kennismanagement. Daarbij wordt aangegeven hoe deze studie zich tot deze invalshoeken verhoudt.

In het tweede deel van dit hoofdstuk wordt aan de hand van een theoretische beschouwing een tweetal conceptuele modellen geïntroduceerd. In het eerste model wordt het begrip cruciale kennis gerelateerd aan de wisselwerking tussen de organisatie en haar omgeving. In dit conceptuele model wordt de organisatie als ‘black box’ gezien. Vervolgens wordt er op gedetailleerder niveau binnen de organisatie gekeken. De black box wordt dan geopend. Er wordt daarna een tweede conceptueel model geïntroduceerd op het niveau van het individu als kennisdrager.

De in dit hoofdstuk beschreven conceptuele modellen vormen de leidraad voor de identificatie van cruciale kennis. Zij zullen verderop in dit proefschrift uitge-werkt worden in een instrument om cruciale kennis te identificeren.

2.2 Het begrip kennis Sinds de Klassieke Oudheid hebben vele filosofen zich gebogen over het definië-ren van het begrip kennis. Het zoeken naar de formulering van ‘de enige juiste’ definitie van kennis heeft gaandeweg plaatsgemaakt voor het zo juist mogelijk formuleren van het kennisbegrip binnen een bepaalde context.

Kennis bestaat als een abstract begrip. Het is an sich niet aan te wijzen in de waarneembare werkelijkheid. Gezien dit ontastbare karakter van het begrip kennis, zal dus moeten worden gezocht naar een definitie van kennis, die een relatie legt met de waarneembare wereld. Wittgenstein (1958) signaleert in dit verband dat het moeilijk is een eenduidige definitie van kennis te geven. Hij stelt wel dat het definitieprobleem op zich geen belemmering hoeft te zijn om het kennisbegrip te gebruiken. Wittgenstein stelt dat, om toch tot een bruikbare definitie te komen, het begrip kennis in een bepaalde context wordt geplaatst om zo, in die context, tot een bevredigende definitie te komen. Deze pragmatische overweging is ook richtinggevend voor het formuleren van een definitie van kennis voor dit onderzoek. In deze studie wordt het kennisbegrip benaderd vanuit een bedrijfskundige context. In de bedrijfskundige literatuur is een groot aantal uiteenlopende definities te vinden van kennis.

Page 26: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 16

Auteur Definitie Context

Van Dale (1999, lexicon)

1. de bekendheid met 2. het weten van 3. door onderzoek, studie of oefening verkregen bekendheid 4. vertrouwdheid

De nadruk ligt op het weten

Gazendam (1993)

Knowledge is (1) a sign or symbol structure (2) that is used to fulfill tasks of agents in organisations (3) on which operations can be applied, (4) and that refers to entities in a task environment

Kennis wordt vanuit een semiotische invalshoek in de context van agents, vanuit een symboolsysteem in een modelsituatie beschouwd

De Boer (1994)

Kennis is te omschrijven als het stelsel van regels (know how, know when en know where), inzichten (know why) en principes (het waartoe van regels en inzichten) die een persoon of groep personen kan hanteren om richting te geven aan zijn handelen

Kennis in relatie met de mens gebracht: kennis geeft richting aan het handelen. Handelen is het gevolg van kennis

Peters (1995)

... knowledge consists of all judgements about the world, including the models, methods and technics to create judgements. All judgements are created by and are ordered within models. Different models or parts of different models consisting of a set of judgements can be related to each other. They form what can be called the knowledge system

Kennis als zienswijze, samenhangend geheel van oordelen over de wereld

Nooteboom (1996)

Knowledge is understanding plus ability to transform into actions (skills), which yields performance

De kennisdrager wordt verder niet gespecificeerd, kennis wordt beschouwd in het perspectief van prestaties op basis van handelen

Weggeman (1997) Kennis is het vermogen dat iemand in staat stelt een bepaalde taak uit te (gaan) voeren. Dit vermogen wordt verkregen met behulp van bepaalde informatie (taakset informatie), Ervaring, Vaardigheid en Attitude (EVA)

Kennis wordt gerelateerd aan mensen die taken uitvoeren

Tabel 2.1: Verschillende definities van kennis

In tabel 2.1 staat een aantal gangbare definities. Deze worden hierna onder-zocht op hun bruikbaarheid voor dit onderzoek. Uit deze tabel blijkt dat het begrip kennis verschillend gedefinieerd kan worden. Bij enkele definities wordt nadrukkelijk het (menselijk) handelen genoemd, bij andere definities ligt de nadruk meer op het weten. Daarnaast wordt kennis regelmatig gerelateerd aan informatie.

Om tot een geschikte definitie te komen, ligt het voor de hand de context van dit onderzoek nader te specificeren. Voor dit onderzoek geldt (1) dat het gaat om kennis gerelateerd aan organisaties. Daarnaast gaat het (2) om organisaties in relatie tot hun omgeving. In hoofdstuk 1 is aangegeven dat het succes van een organisatie afhangt van de mate waarin zij in staat is voort te bouwen op de kwaliteiten die zij aan haar kennis ontleent. Het is daarom van belang dat die activiteiten geïdentificeerd worden die ten grondslag liggen aan deze kwaliteiten van de organisatie. Voor de definiëring van kennis geldt dan dat het kennisbe-grip gerelateerd is aan (3) het ondernemen van activiteiten die inzichtelijk en doelgericht (prestatie) toegepast worden.

Indien de bovengenoemde context- en domeinelementen in verband gebracht worden met de eerder genoemde definities, is de definitie van Nooteboom het geschiktst om te operationaliseren. Nooteboom maakt in zijn definitie namelijk

Page 27: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 17

onderscheid tussen ‘understanding’ en ‘skills’. Onder ‘understanding’ wordt het inhoudelijk weten en begrijpen van een onderwerp verstaan. Onder ‘skills’ verstaat Nooteboom de vaardigheid kennis in de praktijk toe te passen. Dit onderscheid is van belang omdat een al te enge opvatting van het begrip kennis nogal eens neerkomt op het enkel in beschouwing nemen van de ‘understan-ding’. Het is gezien de bedrijfskundige context van belang om in dit onderzoek ook de ‘skills’ in beschouwing te nemen, omdat dit een voorwaarde is om een bepaalde prestatie te kunnen leveren. De definitie van kennis is in dit onderzoek als volgt gesteld:

"Knowledge is understanding plus ability to transform into actions (skills), which yields performance." (Nooteboom, 1996)

De hier gekozen definitie vormt het uitgangspunt voor de benadering van kennis in het verdere onderzoek.

De inhoud en complexiteit van kennis en de mate waarin kennis gecommuni-ceerd kan worden, zijn in de gekozen definitie buiten beschouwing gelaten. Op dit punt is nog een aanvulling nodig op het in dit onderzoek gehanteerde kennis-begrip.

Voor het typeren van de inhoud en complexiteit van kennis is de indeling van Anderson (1989) geschikt. Anderson maakt onderscheid in: (1) declaratieve kennis (‘know-what’) of feitenkennis; (2) procedurele kennis (‘know-how’), kennis van regels en procedures; (3) conditionele kennis (‘know-when-why’) of meta-kennis (Boersma, 2002), kennis van de randvoorwaarden en de vereiste omstan-digheden; en ten slotte (4) situationele kennis (‘know-where, which’), het inzicht in waar welke kennis is opgeslagen.

Feitenkennis bevat voornamelijk gegevens, in het geval van procedurele kennis gaat het om de wijze waarop gegevens aan elkaar gerelateerd worden en de regels waarmee deze verwerkt worden. Conditionele kennis betreft de achter-grond (wanneer en waarom) waartegen de kennis wordt gebruikt en de situatio-nele kennis geeft ten slotte aan op en in welke situaties de kennis van toepassing is (waar en welke). Algemeen kan gesteld worden dat de complexiteit van kennis afhangt van de onderlinge verhoudingen tussen en de benodigde hoeveelheid van declaratieve kennis, procedurele kennis en metakennis.

Een belangrijke indicator voor de mate waarin kennis gecommuniceerd kan worden, ligt in het onderscheid tussen expliciete en stilzwijgende (ook wel: tacit) kennis (Polanyi, 1966). Expliciete kennis is kennis die in een vorm is gegoten waarin we direct kunnen communiceren. Het gaat dan om beschrijvingen in taal, in procedures, productspecificaties, wetenschappelijke en technologische princi-pes. Onder stilzwijgende kennis verstaat Polanyi de kennis die (nog) niet ver-woord is. Stilzwijgende kennis is persoonsgebonden en niet altijd zichtbaar te maken. Daardoor is zij ook moeilijk aan anderen over te dragen.

2.3 Kennismanagement Kennismanagement heeft als nieuw veld van onderzoek een snelle opgang gemaakt. Inzichten vanuit dit perspectief bekeken kunnen verstrekkende gevol-

Page 28: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 18

gen hebben voor de wijze waarop organisaties vormgegeven worden. Kennisma-nagement kan zowel op het niveau van de gehele organisatie en haar omgeving toegepast worden als op het niveau van de individuele medewerkers. Het onder-werp kennismanagement wordt in deze paragraaf verder uitgewerkt om het perspectief op kennis in dit onderzoek aan de bedrijfskundige context te relate-ren.

Kennis kan in principe door meerdere bedrijven en personen tegelijkertijd worden toegepast. Hiermee onderscheidt zij zich van fysieke kapitaalgoederen. Het belang van de factor kennis komt tot uitdrukking in een uitspraak van Zeleny (1989): "Kennis is de belangrijkste productiefactor. Meer dan afhankelijkheid van land, arbeid en kapitaal is de (nationale) voorraad kennis een belangrijke bron van welvaart." Op deze wijze bezien, is het managen van kennis zelfs een nood-zakelijke activiteit.

Het concept van management van gegevens en informatie bestaat al langere tijd. Ontwikkelingen in gegevens en informatiemanagement hebben onder andere geleid tot het verschuiven van de focus naar het managen van kennis. Kennismanagement is als het ware de volgende logische stap (Boersma, 1995).

Er bestaan nogal wat interpretaties van kennismanagement. In dit onderzoek staat de beschrijving die Boersma (1995) hanteert centraal. In de door hem geschetste historische ontwikkelingen (ib., 2002) staan twee kennisdragers centraal: de mens en de computer. Vanuit de ontwikkeling van geautomatiseerde systemen valt de overgang historisch te omschrijven van het opslaan en verwer-ken van gegevens naar het organiseren van gegevens (creatie van informatie), tot aan het plaatsen van de informatie in een bepaalde context en ten slotte de creatie van kennis met behulp van deze systemen. Kennismanagement blijft zich ontwikkelen als veld van onderzoek. Vanuit het perspectief van Human Resour-ces Management (HRM) bezien, is het noodzakelijk om medewerkers te stimule-ren bij te blijven en in te spelen op innovaties en actuele thema's in het vakge-bied. Traditioneel boden organisaties de mogelijkheden voor management en hogere stafmedewerkers om zich te scholen. Deze werkwijze dient in vanuit de visies op de lerende organisatie uitgebreid te worden naar elke werknemer binnen een organisatie.

De kennis die een mens respectievelijk een computer kan bevatten, wordt door Boersma aangeduid met menselijke kennis en geautomatiseerde kennis (figuur 2.1). Verder onderscheidt Boersma nog gedocumenteerde en gemechaniseerde kennis. De menselijke kennis staat in dit model centraal, de overige kennisvor-men worden beschouwd als derivaten van de menselijke kennis.

Page 29: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 19

Menselijke kennis

Gemechaniseerde kennis

Geautomatiseerde kennisGedocumenteerde kennis

Figuur 2.1: Samenhang tussen vier kennisvormen (Boersma, 1995)

Menselijke kennis is kennis waarover medewerkers in een organisatie beschikken. Het gaat om kennis die mensen zich door opvoeding, opleiding, ervaring en waarneming eigen hebben gemaakt. Menselijke kennis die voor organisaties van belang is, is kennis van primaire processen, strategische kennis, marktkennis, technologische kennis, organisatiekennis en managementkennis. Gedocumen-teerde kennis is kennis die bijvoorbeeld is opgeslagen in archieven, documenten, boekhoudingen en tekeningen. Onder gemechaniseerde kennis wordt de kennis verstaan die is vastgelegd in machines die menselijke of dierlijke arbeid vervan-gen. Boersma tekent hier overigens bij aan dat 'embedded software' ook geme-chaniseerde kennis is. Onder geautomatiseerde kennis wordt kennis verstaan die is opgeslagen in computers. Een voorbeeld hiervan zijn kennissystemen. Kennis-management wordt door Boersma (2002) gedefinieerd als:

“Gecoördineerde besturing van de vier kennisvormen in organisaties met menselijke kennis als centrale bron.”

In de coördinatie en integratie moet de wezenlijke bijdrage van kennismanage-ment worden gezocht. Kennismanagement heeft in deze optiek dus ook als doel coördinatie van andere managementgebieden zoals personeels-, informatie-, productie- en documentmanagement. Met gecoördineerde besturing wordt niet alleen het beheer van de afzonderlijke kennisvormen beoogd, maar ook de afstemming tussen de kennisvormen en hun interfaces zijn van belang. Met interfaces wordt bedoeld dat de medewerkers over de benodigde kennis be-schikken om de (bijvoorbeeld) geautomatiseerde kennis te kunnen gebruiken.

Drie hoofdtaken van kennismanagement Boersma en Stegwee (1996) onderscheiden in kennismanagement drie hoofdta-ken: asset management, access management en accruement management. Om de relatie met de onderzoeksvraag van dit onderzoek te kunnen leggen, worden deze hoofdtaken hier achtereenvolgens kort besproken.

Page 30: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 20

Asset management Als eerste hoofdtaak noemen Boersma en Stegwee asset management, het inventariseren van de in een organisatie aanwezige kennis en het beheer van die kennis. Boersma en Stegwee beschouwen asset management als hoofdtaak omdat het voor organisaties essentieel is te weten over welke kennis zij beschik-ken.

Inventarisatie van de kennis is van groot belang als startpunt voor elke mogelijke vervolgactie op het gebied van kennismanagement. Het proces om kennis in kaart te brengen, wordt wel aangeduid als 'knowledge mapping'. Het product van knowledge mapping wordt een 'knowledge map' of kenniskaart genoemd. Een kenniskaart geeft aan waar de organisatie staat en dient als basis voor het overdenken van toekomstige ontwikkelingen en kan tevens dienen als hulpmiddel bij het strategisch management. Het in kaart brengen van de kennis in een organisatie is bijvoorbeeld een eerste stap naar het waarderen van die kennis. Expliciete kennis wordt al langer gewaardeerd in de vorm van octrooien en patenten. De waarde van stilzwijgende, niet gedocumenteerde kennis daarente-gen is een stuk moeilijker te activeren.

Access management De tweede hoofdtaak van kennismanagement is het toegankelijk maken van kennis: access management. Onder access management vallen de activiteiten die erop gericht zijn de toegankelijkheid van kennis te vergroten met als doel kennis over te dragen, te verspreiden, te delen en te leren. Er kan pas van be-schikbare kennis gebruik worden gemaakt wanneer men niet alleen weet welke kennis er is en wie daarover beschikt, maar ook als deze kennis toegankelijk is. De toegankelijkheid van kennis is afhankelijk van de kennisdrager. Eerder in deze paragraaf zijn de vier kennisvormen van Boersma besproken: menselijke, gedo-cumenteerde, geautomatiseerde en gemechaniseerde kennis. De drie laatste soorten kennis zijn expliciet terwijl menselijke kennis expliciet en stilzwijgend kan zijn. De mate van toegankelijkheid van kennis is groter naarmate de kennis explicieter is.

Het model van kenniscreatie van Nonaka en Takeuchi (1995) is gebaseerd op de veronderstelling dat menselijke kennis wordt gecreëerd en vergroot door middel van sociale interactie (kennisconversie) tussen persoonsgebonden en expliciete kennis. Het gaat hierbij om een conversie tussen individuen. Naarmate dit proces beter verloopt, zal de toegankelijkheid toenemen. Tot access management rekent Boersma (2002) ook het onderwerp ‘kennis delen’. Voor kennis delen is kennisoverdracht of kennistransfer noodzakelijk met als gevolg kennisdiffusie. Als informatie wordt overgedragen, leert een ontvanger alleen iets als hij deze informatie begrijpt, als deze een aanvulling betekent op bestaande kennis en als hij deze kan combineren met bestaande kennis. Voor kennis delen kan bijvoor-beeld gebruik worden gemaakt van de 'meester-gezel'-relatie. De gezel leert door de meester waar te nemen, hem vragen te stellen, met hem te communiceren en hem na te doen. Deze aanpak wordt ook wel ‘leren door socialiseren’ genoemd.

Accruement management De derde hoofdtaak is accruement management. Tot accruement management behoren alle activiteiten die erop gericht zijn over de voor het moment noodzake-lijke en voor de toekomst wenselijk geachte kennis te beschikken. Wanneer blijkt

Page 31: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 21

dat de aanwezige kennis niet voldoende is of zelfs niet aanwezig is, kan gepro-beerd worden nieuwe kennis te ontwikkelen of kennis aan te trekken. Boersma stelt daarbij dat door kenniscreatie organisaties zich van elkaar in strategisch opzicht kunnen onderscheiden. Accruement management kan plaatsvinden door een reeks van maatregelen, zoals het aannemen van nieuw personeel, opleidin-gen en ‘research and development’.

Boersma geeft aan dat de drie hoofdtaken van kennismanagement in samen-hang moeten worden beschouwd. Het is daarmee voor een organisatie van groot belang om inzicht te hebben in de aanwezige kennis. Voor het adequaat mana-gen van kennis moeten vragen als de volgende worden gesteld:

welke kennis is aanwezig welke kennis kan worden opgebouwd welke kennis kan worden verspreid welke kennis is vertrouwelijk en moet worden beveiligd of beschermd welke kennis moet worden geborgd tegen verlies

Dit betekent dat een organisatie in staat dient te zijn om snel en accuraat inzicht te hebben in vooral de cruciale kennis4. Wanneer de drie hoofdtaken van ken-nismanagement in de context van de onderzoeksvraag beschouwd worden, kan gesteld worden dat de onderzoeksvraag het meeste aansluit bij asset manage-ment. Bij asset management gaat het om het inventariseren van kennis in organisaties in het algemeen, en in dit onderzoek om cruciale kennis in het bijzonder. Het opstellen van een kenniskaart is dan een geschikte techniek om cruciale kennis te identificeren. Deze techniek wordt daarom in hoofdstuk 3 verder uiteengezet.

Beschouwingsniveaus van kennis in organisaties Eerder in deze paragraaf zijn de hoofdtaken van kennismanagement beschreven. Uit de genoemde voorbeelden kan worden afgeleid dat de focus van kennisma-nagement zich richt op verschillende niveaus van detail. Het spectrum van kennismanagement omvat zowel overwegingen die van belang zijn voor de strategie van de gehele organisatie, als de wijze waarop individuen met hun kennis omgaan. Voor het identificeren van cruciale kennis is het noodzakelijk af te bakenen vanuit welke perspectieven kennis in deze studie wordt beschouwd.

4 Dit begrip wordt in § 2.5 uitgewerkt

Page 32: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 22

Wiig (1997) onderscheidt in zijn overzichtsartikel verschillende beschouwingsni-veaus over de invulling van kennismanagement. In tabel 2.2 wordt Wiigs inde-ling weergegeven. Deze indeling wordt als hulpmiddel gebruikt bij afbakenen van het beschouwingsniveau van kennis in dit onderzoek.

Beschouwingsniveau Omschrijving Doelstelling

Nationale focus en bedrijfstak focus

Het aanspreken, faciliteren en identificeren van kennis in een natie en de opbouw van kennis door economische politiek in het bedrijfsleven, bijvoorbeeld in bedrijfstakken en in beroeps-groepen

Het maximaliseren van nationale economische kracht door het ontwikkelen van kennis

Organisatieniveau Het opbouwen, toepassen en benutten van de waarde van kennis om de continuïteit en winstgevendheid te waarborgen

Het maximaliseren van de toegevoegde waarde door toepassing en ontwikkeling van kennis voor de gehele organisatie

Value-chainniveau (bedrijfs-processenniveau)

Het bepalen van prioriteiten voor kennismana-gement gebaseerd op kennisgerelateerde mogelijkheden en beperkingen van de value chain

Het ondersteunen van de verschillende onderdelen van de value chain door het identificeren van mogelijkheden gebaseerd op de aanwezige en toegepaste kennis

Kennisprocessenniveau Het implementeren van specifieke activiteiten en projecten voor kennismanagement (verwerven, toepassen, ontwikkelen, transfer en delen van kennis)

Het bereiken van een effectief en inzichtelijk kennismanagement door het faciliteren en uitbouwen van kennispro-cessen

Individueel niveau Het identificeren van kennis om complexe taken uit te kunnen voeren op individueel niveau

Het maximaliseren van intelligent gedrag door het lokaliseren van de geschiktste kennis in functies waar deze gewenst is

Taakniveau Het expliciteren en uitwerken van elementen van taakgerelateerde kennis (kennismodelle-ring)

Door middel van methoden en technieken van kennisacquisitie inzichtelijker maken en verbeteren van de prestaties op taken

Tabel 2.2: Beschouwingsniveaus van kennis in organisaties (naar: Wiig, 1997)

Wiig onderscheidt een zestal beschouwingsniveaus. Als eerste noemt hij het nationale, maatschappelijke niveau. Op dit niveau is de focus breed en gaat het erom hoe kennis gemanaged kan worden, zodat deze ten goede kan komen aan gehele bedrijfstakken en/of sociale groepen (nation-wide focus). De ontwikkeling van kennis in gehele bedrijfstakken en/of maatschappelijke groepen wordt belicht en gewogen op de toekomstige kracht en de concurrentiepositie die kan worden bewerkstelligd. Zo wordt Nederland vanuit dit perspectief beschouwd, aangeduid als een kenniseconomie (Jacobs,1999). Het tweede beschouwingsniveau is het organisatieniveau, waarop een organisatie en haar directe omgeving centraal staan. Op dit niveau gelden dezelfde overwegingen als op het maatschappelijke, echter dan op een kleinere organisatiebrede schaal (enterprise-wide focus). Op het derde niveau dat Wiig onderscheidt, wordt de nadruk gelegd op de kennis gerelateerd aan het voortbrengingsaspect van de organisatie (value chain focus). Het kennisprocessenniveau is het vierde niveau dat Wiig aangeeft (knowledge processes en practices focus). Ook op dit beschouwingsniveau ligt de nadruk op een bepaald aspect binnen de organisatie: het beschouwen van kennisprocessen zoals het verwerven, toepassen, ontwikkelen, overdragen en delen van kennis. Op dit niveau is het doel effectieve kennismanagementprocessen uit te voeren om te zorgen dat kennismanagementdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Het volgende niveau is het individuele niveau (work function focus). Centraal

Page 33: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 23

staat hier de individuele werknemer en zijn functie. Zijn doel, vanuit kennisma-nagement perspectief beschouwd, is om intelligent gedrag te bereiken door het effectief gebruiken van kennis. Het gaat hier niet om individuele verrichtingen, maar om het geheel aan kennis dat de werknemer bij zijn functioneren (work function) nodig heeft. Op het laagste niveau (detailed knowledge focus), is het doel om de taakperformance te maximaliseren. Dit niveau wordt ook gebruikt bij kennisacquisitie en het uitvoeren van gedetailleerde taakanalyse vanuit psycho-logisch perspectief.

Aansluitend op de inzichten van Wiig spreekt Von Krogh (1998) van een organi-sationeel beschouwingsniveau van kennis (macro-level concept of knowledge), en een individueel beschouwingsniveau (micro-level concept of knowledge). Op het organisatieniveau wordt de kennis van de organisatie belicht zodat deze thematisch kan worden benoemd. Dit is hetzelfde beschrijvingsniveau als Praha-lad en Hamel (1990) gebruiken om hun core competence-begrip5 toe te passen; Wiig noemt dit de organisatiebrede schaal (enterprise-wide focus). Bij het individuele beschouwingsniveau dat Von Krogh aanduidt, staan (groepen) individuen en hun kennis centraal. Op individueel niveau kan de kennis worden aangeduid in termen van kennisdomeinen die bij een individu aanwezig zijn of over een aantal individuen verspreid aanwezig zijn. Von Krogh stelt dat om de aard van de kennis in de organisatie goed te kunnen begrijpen, deze beide niveaus complementair moeten worden beschouwd. Daarbij benadrukt hij de interactie tussen kennis van individuen in een sociale samenhang, de organisatie en de wijze waarop de organisatie invloed uitoefent op de manier waarop individuele medewerkers hun kennis hanteren. Hieruit ontstaat een gezamenlijke ontwikkeling van de individuele en organisationele kennis die de basis is voor het ontwikkelen van bijzondere competenties. Dit sluit aan bij de visie op cruciale kennis in dit onderzoek.

Bij het identificeren van cruciale kennis is het dus van belang om de kennis zowel op organisatieniveau als individueel niveau te beschouwen. Daarnaast zijn met het oog op de prestaties van de organisatie de resultaten van de voortbrengings-activiteiten (value chain) van belang. In deze studie wordt de kennis op organisa-tieniveau, value-chainniveau en op individueel niveau in samenhang als uit-gangspunt genomen. In de volgende paragrafen wordt achtereenvolgens kennis op organisatieniveau en op individueel niveau verder beschreven. Bij de beschrij-ving van kennis op individueel niveau komt eveneens het aspect van de voort-brengingsactiviteiten (work function) aan de orde.

5 zie § 2.4

Page 34: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 24

2.4 Kennis op organisatieniveau In het eerste model wordt het begrip cruciale kennis gerelateerd aan de wissel-werking tussen de organisatie en omgeving. De organisatie wordt hierbij voor-alsnog als black box gezien die als entiteit in haar omgeving opereert. Op basis van een aantal theorieën wordt onderzocht wat het belang van kennis van de organisatie is bij de strategische en competitieve positie in haar omgeving. Allereerst wordt aangegeven welke kennis in een organisatie als ‘unique resour-ce’ kan worden beschouwd. Vervolgens worden de begrippen core competence(s) en competitive advantage verder uitgewerkt.

Unique resources Een benadering die de rol van kennis in organisaties inzichtelijk kan maken, is de Resource Based Theory (RBT). De hieraan gewijde literatuur belicht het belang van het ontwikkelen, koesteren en beschermen van 'unique resources’, die tot duurzaam concurrentievoordeel (competitive advantage) leiden. Von Krogh (1998) stelt vanuit dit perspectief dat een organisatie een duurzaam concurren-tievoordeel kan opbouwen indien het bijzondere prestaties weet te kapitaliseren. Onder resources wordt in dit onderzoek verstaan:

“Resources zijn de ‘tangible’ en ‘intangible assets’ die semi-permanent zijn verbonden aan een organisatie.” (von Krogh, 1998)

De resources van een dergelijke organisatie voldoen dan aan de volgende vier karakteristieken:

resources zijn kostbaar om te verkrijgen resources zijn zeldzaam aanwezig bij concurrenten resources zijn moeilijk en onvolledig te imiteren resources zijn moeilijk te substitueren

Von Krogh geeft aan dat ook kennis als unique resource beschouwd kan worden. Hij verwijst naar een aantal auteurs dat hierover met verschillende aanduidingen heeft gepubliceerd:

Aanduiding Auteur

Unique managerial talent Penrose, 1959 Distinctive competences Ansoff, 1968; Hofer and Schendel, 1978 Unique combinations of business experience Prahalad and Bettis, 1986

Core competences Prahalad en Hamel, 1990

Embedded knowledge Badaracco, 1991

Tabel 2.3: Kennisgerelateerde resources

In tabel 2.3 worden verschillende aanduidingen van kennisintensieve ofwel kennisgebaseerde resources aangegeven. Deze resources bevatten een grote kenniscomponent of zijn in hun geheel als kennis aan te duiden. De in een

Page 35: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 25

organisatie aanwezige resources die gebaseerd zijn op hoogwaardige kennis hebben hierdoor een grote strategische waarde.

In de tabel wordt het begrip core competence vermeld; dit werd geïntroduceerd door Prahalad en Hamel (1990). Het begrip is interessant voor dit onderzoek, omdat meer dan bij de andere aanduidingen de nadruk ligt op de samenhang tussen de kernactiviteiten van de organisatie en de daaraan verbonden kennis en kunde. Dit begrip wordt hierna uitgewerkt.

Core competence Het begrip core competence duidt aan dat een organisatie een of meer kernacti-viteiten heeft waaraan de meeste toegevoegde waarde wordt ontleend. Deze activiteiten worden beschouwd als de kern van het bestaan van de organisatie. De overige activiteiten dienen als ondersteuning. Prahalad en Hamel lichten het begrip toe met de volgende omschrijving :

“De core competence zorgt voor een hoge, door de klant waargenomen, waarde (‘customer-perceived’ value) van het eindproduct; is moeilijk imiteer-baar en uniek (binnen de bedrijfstak); kan in de toekomst in meerdere pro-ducten en markten worden toegepast.” (Prahalad & Hamel, 1990)6

Prahalad en Hamel geven aan dat inzicht in de core competence van groot belang is bij het nemen van tal van strategische beslissingen, bijvoorbeeld over het al dan niet ‘outsourcen’ (uitbesteden) van bepaalde activiteiten, of het aangaan van strategische samenwerkingsrelaties. Bij het begrip core competence worden de binnen de organisatie aanwezige vaardigheden getoetst en gerang-schikt. Enkel de activiteiten die in een organisatie het meest ontwikkeld zijn en waarop het grootste deel van de producten en diensten te herleiden is, worden aangemerkt als core competence.

Aansluitend op deze visie geeft Burton-Jones (1998) in het ‘Knowledge Supply Model’ een indeling van medewerkers in organisaties, opgesplitst naar de bijdrage die hun kennis levert aan de organisatie. De basis van zijn visie komt neer op het uitbouwen en externaliseren van ‘key knowledge’ en ‘core functions’. De kern wordt gevormd door de zogenaamde Core Group: medewerkers die een grote hoeveelheid stilzwijgende en expliciete kennis hebben, maar vooral organi-satie-specifieke kennis. De kennis van deze groep medewerkers is van grote invloed op de prestaties van de organisatie. Als tweede noemt Burton-Jones de

6 Core competence wordt in het Nederlands ook wel vertaald als kerncompetentie. Aangezien het Nederlandse woord competentie (Boersma, 2002) een andere strekking heeft dan het Engelse competence, wordt in dit proefschrift de Engelse aanduiding aangehouden.

Page 36: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 26

Associate Group: gegroepeerd rondom de Core Group: een groep medewerkers die de kennis heeft om de operationele functies in de organisatie te controleren. De organisatie-specifieke kennis van deze medewerkers is vaak groot, maar beperkt zich tot hun eigen vakspecialisme. Als derde en laatste groep medewer-kers wordt de Peripheral Group genoemd. Deze medewerkers verzorgen de relaties met de leveranciers en klanten en verzorgen eveneens de ondersteunen-de functies zonder strategisch belangrijke kennis. De kennis van deze groep kan in grote mate organisatie-specifiek zijn, maar is over het algemeen weinig gespecialiseerd van aard. Burton-Jones baseert zich bij zijn indeling op een drietal criteria:

1. Knowledge level: deze term omvat het niveau van de kennis, de wijze waarop zij toegankelijk is, stilzwijgend (tacit) of expliciet, en ten slotte de verhouding tussen specialistische en generalistische kennis.

2. Firm specificity: hiermee wordt de mate bedoeld waarin de kennis speci-fiek is, en dus gebonden aan de context van de organisatie.

3. Value to firm: hiermee wordt de mate bedoeld waarin activiteiten kunnen worden uitbesteed. De uitbesteding mag dan niet ten koste gaan van het concurrentievoordeel en de kernactiviteiten van de organisatie. Dit is te-vens de mate waarin de kennis bijdraagt aan de strategische positione-ring van de organisatie.

Bovenstaande criteria kunnen als indicator dienen om de kennis te identificeren die verwant is aan de core competence. Het begrip core competence is daarmee bruikbaar als een uitgangspunt voor het formuleren van het conceptueel model.

Competitive advantage Porter (1985) geeft aan dat organisaties op bedrijfstakniveau een competitive advantage kunnen hebben. Het gaat hier om de positie in de markt ten opzichte van de concurrenten. Tevens noemt hij krachten die uitgaan van nieuwe toetre-ders, substituten, toeleveranciers en afnemers. Naast het benoemen van concur-renten kunnen er samenwerkingsverbanden of allianties zijn aangegaan die een belangrijke rol hebben voor de concurrentiepositie van de organisatie. In dit onderzoek wordt de competitive advantage als volgt gedefinieerd:

De wijze waarop de organisatie een structureel voordelige positie weet te behalen ten opzichte van concurrenten door: de vormgeving van de orga-nisatie (1); de algehele positionering ten opzichte van de omgeving, in het bijzonder de bedrijfstak (2); de karakteristieken van producten (3); de positionering daarvan op de afnemersmarkt (4).

Behalve de omvang van een organisatie of haar toegang tot markten kan ook kennis een grondslag voor concurrentievoordeel vormen. In bepaalde gevallen is een concurrentievoordeel enkel gebaseerd op een geografische ligging of een regionaal monopolie. Dergelijke organisaties kunnen voortbestaan ondanks het gebruik van algemeen beschikbare kennis. Indien de competitive advantage is gebaseerd op kennis, gaat het hierbij om unieke kennis die een organisatie een vermogen geeft dat de concurrentie niet heeft.

Page 37: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 27

Volgens Barney (1986) ligt de uitdaging van het verkrijgen en aanwenden van deze unieke, op kennis gebaseerde voorsprong, in het balanceren tussen de kosten om deze te verkrijgen en de meeropbrengsten die voortvloeien uit de toegenomen concurrentievoorsprong. Het verkrijgen van een competitive advan-tage hangt niet alleen af van de mogelijkheden in de bedrijfstak, maar ook van de kennis die een organisatie kan vergaren en de bronnen van kennis waartoe de organisatie toegang heeft. Om de concurrentiepositie te kunnen waarborgen, moeten organisaties de cruciale kennis die zij in huis hebben tijdelijk voor zichzelf kunnen houden. Als dit niet mogelijk is, dan kunnen zij geen concurren-tievoordeel behalen en is investeren in kennis oninteressant.

Bescherming van kennis gebeurt veelal door octrooien en patenten, geheimhou-dingsclausules en concurrentiebedingen (Nooteboom, 1996). Als een organisatie succesvol is, zal dit de concurrentie ertoe aanzetten om eveneens met vernieu-wende producten en diensten, lagere prijzen of beide te reageren. Op termijn is het niet mogelijk de verspreiding van kennis tegen te houden; octrooien lopen af en er vindt imitatie plaats door bijvoorbeeld ‘reverse engineering’. Hierdoor zal individueel ontwikkelde kennis op den duur ook aan andere bedrijven ter be-schikking komen. Na enige tijd krijgt door individuele bedrijven ontwikkelde kennis in het algemeen dan ook de kenmerken van een collectief goed. Na verloop van tijd zal de initiële voorsprong weer verdwijnen (ib., 1996).

Reed en Defillippi (1990) concluderen dat competitive advantage die gebaseerd is op kennis die een grote barrière opwerpt voor imitatie door derden, het gevolg is van langdurige accumulatie van succesvol intelligent handelen. De aan deze competitive advantage verbonden kennis voldoet in hun optiek aan de volgende drie karakteristieken:

1. Tacitness. Deze term is geïntroduceerd door Polanyi, gebaseerd op de constatering dat een persoon meer weet dan hij onder woorden kan brengen. In een organisationele context kan tacitness een belemmering zijn om tot effectieve kennisvastlegging en -overdracht te komen. Met het vertrekken van een medewerker loopt dan ook de kennis de deur uit. An-derzijds kan tacitness een belemmering vormen voor concurrenten om de kennis te imiteren.

2. Complexity. Reed en Defillippi (1990) stellen dat complexity ontstaat doordat in een organisatie een groot aantal verschillende technologieën, formele en informele procedures, en individuele of groepsgebonden erva-ringen met elkaar interacteren. Deze opvatting van complexity leidt vol-gens Nelson en Winter (1982) tot de conclusie dat het voor een enkele individuele medewerker bijzonder moeilijk en wellicht onmogelijk is om de gehele breedte en diepte van de kennis die de organisatie toepast en de, aan de toepassing van de kennis gerelateerde performances (presta-ties) te overzien. Indien in de kernactiviteiten van een organisatie een grote mate van complexity aanwezig is, wordt de toegankelijkheid voor concurrenten kleiner.

3. Specificity. Met specificity wordt gedoeld op de specialisatiegraad, de mate waarin de kennis gebonden is aan de context waarbinnen ze wordt toegepast.

Page 38: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 28

Deze criteria kunnen als indicator dienen om de kennis te identificeren die verwant is aan de competitive advantage. Het begrip competitive advantage is daarmee evenals het begrip core competence bruikbaar als een uitgangspunt voor het formuleren van het conceptueel model.

Concluderend kan worden gesteld dat de core competence en de competitive advantage van een organisatie als complementair kunnen worden beschouwd, wanneer deze in samenhang worden bestudeerd. De core competence bevindt zich binnen de organisatie, de competitive advantage kan worden bepaald door de omgeving van de organisatie te bestuderen. Op deze wijze kan de strategi-sche positie van een organisatie worden beschreven, voor zover deze gebaseerd is op kennis. Hiermee liggen de core competence en de competitive advantage aan de basis van het conceptueel model van cruciale kennis. In de volgende paragraaf wordt dit conceptuele model beschreven.

2.5 Model van cruciale kennis op organisatieniveau In de beschrijving van de core competence aan het begin van de vorige para-graaf, ligt de basis voor het conceptuele model van cruciale kennis. Dit concep-tuele model geeft een kwalificatie aan het belang van kennis in organisaties. Het is de basis voor de in hoofdstuk 4 beschreven methode voor inventarisatie en identificatie.

Benodigde kennis Specifieke kennis Cruciale kennis

Schaarse kennis

Inherent aanelk bedrijf

Bedrijfstak-specifiek

Bedrijfs-specifiek

entiteit aard identiteit

Figuur 2.2: Cruciale kennis

Figuur 2.2 geeft het conceptuele model weer en de samenhang van de begrip-pen daarin. In dit model wordt een aantal begrippen geïntroduceerd: benodigde kennis, specifieke kennis, cruciale kennis en schaarse kennis. Deze zullen allereerst worden uitgewerkt.

Page 39: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 29

Benodigde kennis We spreken van benodigde kennis als er sprake is van kennis die noodzakelijk is voor het (voort)bestaan van een organisatie. Iedere organisatie heeft bijvoor-beeld basiskennis nodig om te kunnen administreren en communiceren. Dit geldt onafhankelijk van de ‘business’ waarin zij actief is. Deze kennis is inherent aan het bestaan van een organisatie. Niet alle benodigde kennis hoeft persé in het bedrijf zelf aanwezig te zijn. Soms wordt bepaalde kennis ingehuurd omdat het alleen in bepaalde situaties benodigd is. Voorbeelden hiervan zijn secretariële ondersteuning (typen, telefoon beantwoorden) en boekhouding (debiteuren- en crediteurenadministratie).

Specifieke kennis We omschrijven specifieke kennis als kennis die bedrijfstakspecifiek is. Zij is gerelateerd aan het soort product dat voortgebracht wordt of het soort proces dat plaatsvindt. Het is kennis die aanwezig dient te zijn om een bepaald pro-bleemveld te kunnen analyseren en de problemen daarbinnen op te lossen, en die het gevolg is van de aard van de organisatie. Voor een weverij bijvoorbeeld , is dit kennis over het weven en kennis over de eigenschappen van textiel. Voor elke organisatie die hiermee bezig is, verzameld in de bedrijfstak van weverijen, geldt dus dat deze basiskennis aanwezig dient te zijn. Het primaire proces zoals dat voor deze bedrijven geschematiseerd kan worden, zou in onderdelen of als geheel ook op andere textielweverijen van toepassing kunnen zijn. Deze aan het primaire proces verbonden kennisdomeinen zijn bedrijfstakspecifiek.

Cruciale kennis Cruciale kennis typeert de mate waarin bepaalde kennis op unieke wijze aanwe-zig is in een bepaalde organisatie. Deze kennis maakt dat een organisatie zich kan onderscheiden van andere branchegenoten. Cruciale kennis is essentieel voor een organisatie; zij is namelijk bepalend voor de identiteit van een organisa-tie en maakt dat de organisatie zich duurzaam kan onderscheiden van concur-renten. Zij ligt aan de basis van de waarde die de organisatie economisch toevoegt. Deze kennis is soms in de organisatie zelf tot ontwikkeling gekomen, in de organisatie verder uitgebouwd (specifiek gemaakt) en daardoor uniek en derhalve cruciaal. Ontwikkelingen in de markt kunnen ertoe leiden dat nieuwe kennis moet worden ontwikkeld, aangetrokken en bestaande kennis moet worden afgestoten of bijgesteld. Cruciale kennis is essentieel voor het voortbestaan van de organisatie. Cruciale kennis is dus een basis voor de core competence en de competitive advantage van een organisatie.

Schaarse kennis Schaarse kennis kan zowel betrekking hebben op benodigde, specifieke kennis als op cruciale kennis. Dit kan zo zijn als de kennis slechts bij enkele medewer-kers, in machines, in documenten of in geautomatiseerde systemen aanwezig is. Het belang van schaarste neemt toe naarmate de kennis crucialer is. Als beno-digde kennis schaars is, is verlies hiervan niet bedreigend voor een organisatie. Benodigde kennis is breed vertegenwoordigd in het bedrijfsleven; veel bedrijven hebben deze immers nodig en daardoor is de vervangbaarheid groot. Dit is minder bedreigend dan wanneer cruciale kennis schaars is. Indien zij schaars is, maakt dit een organisatie kwetsbaar. Omdat deze kennis doorgaans binnen de

Page 40: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 30

organisatie tot ontwikkeling is gekomen, zal bij het wegvallen van een drager de kans groot zijn dat deze opnieuw moet worden ontwikkeld.

Cruciale kennis is in bepaalde gevallen geïncorporeerd in deskundigen als (deels) stilzwijgende kennis (Polanyi, 1958) en uit zich dan als probleemoplossend. Het cruciale aspect van kennis betreft dan de beschikbaarheid van de betreffende kennis binnen de organisatie en de doelgerichte toepassing ervan met het oog op de prestaties en het voortbestaan van de organisatie. Bij het opsporen en waarnemen van cruciale kennis is het van belang te onderkennen dat bij elk van de vier vormen van kennis (menselijke kennis, gedocumenteerde kennis, geme-chaniseerde kennis en geautomatiseerde kennis) er ook een drager van kennis geïdentificeerd kan worden (Boersma, 2002). Er dient te worden nagegaan bij welke kennisdragers kennis aanwezig is die mogelijk cruciaal is. Bovendien is het van belang te inventariseren welke specifieke of cruciale kennis schaars is. Hiervoor is een model nodig om de kennisdragers binnen de organisatie te beschrijven. In de volgende paragraaf wordt kennis op individueel niveau, in de context van een organisatie, verder beschreven. Bij deze beschrijving van kennis komt eveneens het aspect van de voortbrengingsactiviteiten (primair proces) aan de orde.

2.6 Kennis op individueel niveau In de voorafgaande paragrafen is cruciale kennis op organisatieniveau beschre-ven en gemodelleerd. De externe krachten die invloed uitoefenen op een organi-satie en haar eigenschappen, waarbij de organisatie ‘als geheel’ wordt be-schouwd, zijn daarin onderscheiden. Bij de beschrijving van cruciale kennis op organisatieniveau is de organisatie zelf nog als black box beschouwd.

In aansluiting op het eerste conceptuele model in figuur 2.2 wordt in deze paragraaf het perspectief aangegeven van waaruit de organisatie kan worden beschreven om de cruciale kennis op individueel niveau binnen de organisatie te lokaliseren. De black box wordt hiermee geopend. In deze paragraaf wordt eerst een aantal begrippen beschreven. Deze begrippen vormen vervolgens de bouw-stenen voor het conceptuele model van de individuele kennisdrager in de vol-gende paragraaf.

Multi-actorperspectief Voor het beschrijven van gebeurtenissen, entiteiten en componenten binnen organisaties zijn verschillende beschrijvingsmethoden beschikbaar. Omdat kennis in organisaties het centrale onderzoeksobject van deze studie is, is het noodzake-lijk om een beschrijvingsmethode te hanteren waarbij het mogelijk is om de kennis in de organisatie expliciet te beschouwen.

In beschrijvingsmethoden zoals de systeembenadering van De Leeuw (2000) en de Soft Systems Methodology van Checkland (1990) wordt kennis niet als een op zichzelf staande entiteit beschouwd. In de multi-actorbenadering daarentegen maakt kennis deel uit van het organisatiebegrip. Arbnor en Bjerke (1997) geven aan dat het beschouwen van organisaties met de focus op (menselijke) actoren, de rol van de mensen benadrukt in hun hoedanigheid van actieve, reflectieve en creatieve individuen. Zij benadrukken dit als een belangrijk verschil met de systeembenadering, omdat de mens niet geconditioneerd handelt in de context

Page 41: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 31

van een systeem, maar zelf een belangrijke initiator is van zijn handelen binnen die context. Ook Jorna en Van Heusden (2000) geven aan dat door het be-schouwen van organisaties vanuit een multi-actorperspectief, kennis zinvol wordt gelokaliseerd bij individuele actoren. Zij stellen dat een organisatie de interactie is binnen een groep actoren op grond van gedeelde voorstellingen van die interactie.

Organisatie In dit onderzoek wordt een organisatie vanuit het multi-actorperspectief beschre-ven. Hierbij wordt een aantal begrippen gehanteerd. Allereerst wordt een defini-tie gegeven van het begrip organisatie, daarna volgen de definities en uitwerkin-gen van de begrippen actor, actie, activiteit, proces en communicatie. Hierbij wordt de rol van kennis op individueel niveau betrokken. In deze studie zal de volgende omschrijving van het begrip organisatie als uitgangspunt gebruikt worden:

“Een organisatie is een samenhangend geheel van (1) samenwerkende actoren, (2) door hen uitgevoerde processen van taakuitvoering (activitei-ten) en (3) door hen gegenereerde en gebruikte kennis7 en informatie.” (Gazendam, 1993: 14; Jorna, Gazendam e.a., 1996: p. 20)

De grenzen van een organisatie kunnen worden vastgesteld op grond van kenmerken van de samenwerking tussen de actoren. Gazendam (1993) onder-scheidt een werkorganisatie en een formele organisatie. Een werkorganisatie is een verzameling samenwerkende actoren die wordt onderscheiden op grond van een stabiel patroon van samenwerkingsrelaties. Een formele organisatie is een verzameling samenwerkende actoren die wordt onderscheiden op grond van formele relaties tussen actoren. In dat geval wordt een organisatie afgebakend op grond van formele relaties tussen personen, zoals bij eigendomsverhoudingen, contracten en dergelijke. Werkorganisatie en formele organisatie hoeven niet congruent te zijn. Volgens Schmidt (1991) doet men er goed aan bij analyse van de organisatie om de werkorganisatie als basis te zien en de formele organisatie te interpreteren als een extra laag van gedragsbepalende informatie.

Actor (kennisdrager) Actoren vervullen de centrale rol bij de multi-actorbenadering van organisaties. Organisaties, mensen en computers kunnen worden opgevat als actoren. Het hanteren van de actorbenadering betekent niet dat mensen en machines als gelijkwaardig worden beschouwd. De variëteit in het gedrag van mensen is natuurlijk vele malen groter en dynamischer dan de variëteit en dynamiek in het

7 Het kennisbegrip is in § 2.2 uitgewerkt. In deze paragraaf wordt uitgegaan van deze definitie.

Page 42: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 32

gedrag van machines. De actorbenadering leent zich ook uitstekend om het creatieve en inventieve gedrag van mensen te beschrijven.

“Een actor is een systeem dat zelfstandig handelingen uitvoert, gebruik makend van kennis, zodanig dat daarbij min of meer intelligente beslis-singen worden genomen.” (Gazendam en Jorna, 1993; Carley en Prie-tula, 1994; Jorna, Gazendam e.a., 1996: p. 20)

Bij de modellering van organisaties houdt men zich niet bezig met computeracto-ren, maar voornamelijk met menselijke actoren (Gazendam,1993). In dit onder-zoek is een actor dus steeds een persoon die een bepaalde rol vervult. Actoren worden vanuit deze optiek beschouwd als kennisdragers, dragers van een of meer kennisdomeinen, en kunnen op basis daarvan hun activiteiten uitvoeren en communiceren. Kennis van kennisdragers kan worden geclassificeerd naar het onderwerp waarop de kennis betrekking heeft. Op deze wijze kan de kennis van actoren worden gecategoriseerd in thematische kennisdomeinen (Boersma, 2002). Door het opdelen van kennis van actoren in kennisdomeinen en het aanduiden van de onderlinge samenhang tussen kennisdomeinen, wordt als het ware een ontologie gecreëerd van de kennis in een organisatie met als centrale elementen de kennisdomeinen en hun dragers.

Activiteit Actoren voeren op grond van hun kennis handelingen uit. Gazendam (1997) onderscheidt handelingen over een korte tijdspanne, die hij als acties aanduidt, en handelingen die over een langere tijdspanne uitgevoerd worden; deze worden activiteiten genoemd.

Om te bepalen op welk niveau van detail in dit onderzoek de acties en activitei-ten van actoren dienen te worden beschreven, kan de indeling van Newell (1990) als maatstaf dienen. Newell onderscheidt twaalf in schaal oplopende tijdniveaus waarop menselijke activiteit plaatsvindt (Tabel 2.4). De verschillende tijdniveaus worden door hem gegroepeerd in vier ‘bandbreedtes’ die zich onder-scheiden doordat de theorieën die gebruikt worden om deze bandbreedtes te beschrijven, wezenlijk van elkaar verschillen.

Page 43: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 33

Time scale of human action Scale (seconds) Time Units System World (theory)

10 710 610 5

months weeks days

process process process

social band

10 410 310 2

hours 10 minutes minutes

task task task

rational band

10 110 010 –1

10 seconds 1 second 100 ms

unit task operation delibrate act

cognitive band

10 –2

10 –3

10 –4

10 ms 1 ms 100 μ

neural circuit neuron organelle

biological band

Tabel 2.4: Time scale of human action (naar: Newell, 1990)

In dit onderzoek worden de activiteiten op de ’rational band’ en processen op de ‘social band’ in beschouwing genomen. Deze afbakening in tijdspannen is daarmee leidraad voor de definitie van activiteit:

“Een activiteit is een handeling door een actor, die een tijdspanne in be-slag neemt op de ‘rational band’.” (Newell, 1990; Gazendam 1997)

Door dit niveau te kiezen, blijft het eveneens mogelijk om de terugkoppeling te maken naar het organisatieniveau.

Communicatie Een bijzondere vorm van activiteiten zijn de communicatieve activiteiten tussen actoren. Communicatie is de basis voor de interactie tussen actoren:

“Taalhandelingen (communicatieve activiteiten) bestaan uit het verzen-den en ontvangen van berichten tussen actoren.” (Gazendam, 1997)

Bij communicatieve activiteiten kan het gaan om het uitwisselen van informatie, maar ook om het overdragen van kennis. Deze berichten of kopieën daarvan kunnen worden bewaard in berichtverzamelingen die dienen als bron van infor-matie voor het handelen van (andere) actoren.

Processen In §2.3 is aangegeven dat het beschouwen van voortbrengingsprocessen inzicht kan verschaffen in de kennishuishouding van organisaties (value-chainfocus: Wiig, 1997). Door procesanalyse is het mogelijk de kennisdomeinen die beno-digd zijn om de procesactiviteiten succesvol te ondernemen, te identificeren (Wiig, 1997; Gordon, 1999).

Het beschouwen van activiteiten in en rond organisaties in termen van processen heeft zijn oorsprong in de Cybernetica, Operations Research (OR) en de Industri-

Page 44: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 34

al-Organisationstheorie (IO). Een belangrijke focus bij het beschrijven van processen is inzicht te krijgen in de ‘value chain’ van de organisatie. Tevens wordt bij het beschrijven de efficiëntie, effectiviteit en betrouwbaarheid van het voortbrengingsproces inzichtelijk gemaakt. Het in kaart brengen van processen maakt de structurering van taken inzichtelijk en wordt gebruikt om processen te herontwerpen, bijvoorbeeld door middel van Business Process Redesign (BPR), en dient tevens als basis voor het ontwikkelen van informatiesystemen die de werkstroom (workflow) in organisaties structureren en registreren.

In de multi-actorbenadering (Gazendam & Homburg, 1995) wordt de stroom van activiteiten aangeduid als een proces. Een proces is dan een verzameling sa-menhangende activiteiten die verbonden zijn door impulsrelaties. Een proces dat op organisatieniveau wordt onderscheiden, is een bedrijfsproces. Het resultaat van een proces wordt een prestatie genoemd. Prestaties kunnen in het samen-spel van twee (of meer) organisaties worden geleverd (transactiegerichte presta-ties), of binnen een enkele organisatie (transformatiegerichte prestaties).

In het beschouwen van bedrijfsprocessen kan onderscheid worden gemaakt tussen het primair proces en ondersteunende (secundaire) processen. Dit onder-scheid duidt op respectievelijk een directe of indirecte relatie met het voortbren-gen van producten en diensten (Bosman, 1977; De Leeuw, 2000). Onder primair proces wordt in dit onderzoek verstaan:

“All activities, communications and task-synchronisation mechanisms that are directed to create performance or perform more activities that lead to the major products or services of an organisation up to the client or end user.” (Foster e.a. 1995; Gazendam, 2002)

Primaire en ondersteunende processen kunnen wisselen per type organisatie. Dit hangt samen met de 'core business' van een organisatie (Boersma, 2002).

Een organisatie kan een of meer primaire processen hebben. Voornamelijk grotere bedrijven hebben meerdere primaire processen. Bij het primaire proces in een industriële organisatie ligt de nadruk op de fysieke componenten van het transformatieproces en zijn de uitkomsten ervan fysieke producten. Het primaire proces in deze organisaties is aan de hand van deze fysieke producten en transformatieprocessen te herleiden.

In dienstverlenende, kennisintensieve organisaties zijn primaire processen niet geconcentreerd rond fysieke transformaties. In dienstverlenende, kennisintensie-ve organisaties kunnen de primaire processen dus niet worden geïdentificeerd aan de hand van de fysieke productiestroom. Castells (1996) geeft in dit verband aan dat de producten van deze organisaties zelf veelal bestaan uit kennis en informatie. Primaire processen bestaan bij dit type organisatie uit een verzame-ling samenhangende kennisintensieve taken die leiden tot kennisproducten of diensten. Het primaire proces van dienstverlenende organisaties heeft als output bijvoorbeeld beslissingen, toepassing van kennis in gedrag, communicatie van kennis, vastleggen van kennis in documenten of de inbedding van kennis in producten (bijvoorbeeld software). De identificatie van het primaire proces in dit type organisaties kan worden bereikt door deze karakteristieken te onderzoeken en te beschrijven.

Page 45: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 35

2.7 Model van het individu als kennisdrager In de vorige paragraaf is aangegeven dat een organisatie gezien kan worden als een verzameling kennis, gedragen door samenwerkende actoren (kennisdragers) die doelgerichte activiteiten uitvoeren. In deze paragraaf zal die beschrijving worden uitgewerkt in het conceptueel model van het individu als kennisdrager (figuur 2.3).

kennisdrager(actor)

communicatie

explicietekennisopslag(passief, coderingvan kennis)

kennisdrager(actor)

activiteit

kennis

activiteit (primair) proces

Figuur 2.3: Model van het individu als kennisdrager

In dit conceptuele model gaat het om de actoren die activiteiten uitvoeren waarbij kennis gebruikt wordt. Kennis wordt hierbij gezien als het vermogen dat ten grondslag ligt aan de doelgerichte activiteiten. De opeenvolging en interactie tussen de verschillende activiteiten vormen de processen. Het model geeft hiermee een indicatie op welke wijze kennis in organisaties geïdentificeerd kan worden.

In hoofdstuk 1 is al aangegeven dat kennis zelf niet is waar te nemen (Castells, 1996). Aangezien de activiteiten wel zijn waar te nemen, kunnen deze als indicatie dienen voor de aanwezige kennis. Een tweede indicatie voor de aanwe-zigheid van kennis is niet de activiteit maar de actor die deze uitvoert. Deze wordt in het model ‘kennisdrager’ genoemd. Een kennisdrager is niet alleen het opslagmedium voor kennis, maar ook degene die deze actief kan toepassen. Indien de kennis expliciet is opgeslagen, bijvoorbeeld door middel van documen-tatie, is het opslagmedium niet zelf in staat om deze toe te passen. Dit wordt in het model aangegeven met het opslagicoon (‘bin’), met de toevoeging ‘passief’.

De samenhang van de activiteiten van de organisatie blijkt niet alleen uit de functie van de activiteiten binnen het proces, maar ook uit de communicatie

Page 46: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 36

tussen de verschillende dragers. Een deel van deze communicatie is erop gericht om te komen tot onderlinge afstemming van de activiteiten. Een ander deel van de communicatie is gericht op de overdracht van kennis om een activiteit te kunnen uitvoeren. Deze laatste vorm van communicatie wordt eveneens aange-geven in het model.

2.8 Afsluiting en vooruitblik In het conceptuele model van het individu als individuele kennisdrager is het identificeren van cruciale kennisdomeinen nog niet specifiek meegenomen. Het model bevat geen elementen waarmee cruciale kennis op individueel niveau geïdentificeerd kan worden. Om de cruciale kennisdomeinen te kunnen lokalise-ren op individueel niveau, moeten daarom criteria gehanteerd worden waaraan de actoren en hun kennisdomeinen kunnen worden getoetst. Dit kan bereikt worden door de criteria die in §2.4 genoemd zijn bij de beschrijving van kennis op organisatieniveau, te operationaliseren op individueel niveau. De beide conceptuele modellen in dit onderzoek worden dan in samenhang beschouwd. Voor het operationaliseren van de conceptuele modellen is een methodiek nodig om de kennis van een organisatie in kaart te brengen. In het volgende hoofdstuk zal daarom worden ingegaan op theorieën over de welke wijze waarop kennis in organisaties in kaart kan worden gebracht.

Page 47: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 3 Kennis in kaart brengen 37

3 Kennis in kaart brengen

3.1 Inleiding Aan de ordening van kennis met het oog op het expliciteren en overdraagbaar maken van kennis is sinds lang gewerkt. In het onderwijs bestaat een lange traditie van het in kaart brengen van kennis, vaardigheden en attitudes (Rosen-daal,1997). Ook in het bedrijfsleven realiseert men zich steeds meer het strategi-sche belang van kennis en ontwikkelt men initiatieven om de kennis die het in huis heeft te beschrijven en vast te leggen.

De activiteit van het in kaart brengen van kennis wordt in de literatuur ook wel aangeduid met de Engelse term 'knowledge mapping'; in dit proefschrift zal verder gesproken worden van ‘kennis in kaart brengen’. In dit hoofdstuk worden technieken, die vanuit verschillende invalshoeken in de literatuur beschreven worden, samengebracht in een raamwerk dat bruikbaar is voor het ontwerpen van een methode om cruciale kennis te identificeren. Er wordt getracht een samenhangend overzicht te geven van wat in de literatuur geschreven is over kennis in kaart brengen, voor zover het een relatie heeft met de uitgangspunten van deze studie. Een belangrijke reden om het in kaart brengen van kennis in dit hoofdstuk nader te bekijken, is dat er geen enkel raamwerk in de literatuur beschreven wordt waarin de technieken van kennis in kaart brengen in samen-hang worden toegepast.

Allereerst wordt uiteengezet wat kenniskaarten zijn en welke functionaliteiten ze hebben. Vervolgens wordt aangegeven welke ontwerpkeuzes gemaakt worden. Ten slotte wordt inhoudelijk ingegaan op de realisatie van de kenniskaart. Aan de hand van het verkregen overzicht wordt vervolgens in het volgende hoofdstuk het meetinstrument voor de identificatie van cruciale kennis beschreven.

3.2 Het begrip kenniskaart Een kenniskaart bevat informatie over de kennis die ergens aanwezig is. De kennis wordt samengevat in overzichten weergegeven en daarin de kennis niet inhoudelijk beschreven.

Boersma (2002) stelt dat een kenniskaart een krachtig instrument is voor het implementeren van kennismanagement in organisaties. In het verlengde hiervan geeft Davenport (1999) aan dat het vermogen om kennis te categoriseren en te organiseren in de toekomst onderdeel zal gaan worden van de core competence van een organisatie. Amrit Tiwana (2000) geeft aan dat een 'knowledge audit and analyses' van eminent belang is bij het managen van kennis. Als een van de belangrijkste stappen in zo'n ‘audit’ noemt hij het identificeren, evalueren en classificeren van 'critical knowledge'. Het systematisch in kaart brengen, catego-riseren en benchmarken van kennis maakt kennis toegankelijker en geeft de prioriteiten en de focus aan voor de kennismanagementinspanningen (Tiwana, 2000). Analoog aan de zienswijze van Tiwana benadrukt Burton-Jones (1999) het belang van het inventariseren van de aanwezige kennis, om de waarde

Page 48: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 38

hiervan te kunnen bepalen. Burton-Jones noemt dit ‘identification of key know-ledge resources’.

Eppler (1997) onderscheidt twee categorieën van kenniskaarten: ‘cognitive maps’ en ‘knowledge maps’. ‘Cognitive maps’ zijn volgens Eppler individuele kenniskaarten. Deze geven de kennis van een individu weer. Individuele kennis-kaarten zijn het resultaat van kenniselicitatie en worden bijvoorbeeld weergege-ven als associatie-, taxonomie-, causal-, argumentatie- of schemakaarten. Als tweede categorie noemt Eppler ‘knowledge maps’. Dit zijn collectieve kennis-kaarten. Hierin wordt de kennis van een groep mensen, bijvoorbeeld een organi-satie, weergegeven. Aan de hand van deze kenniskaarten kan inzicht worden opgedaan in expertise van individuen binnen een organisatie, maar ook in organisationele vaardigheden en de kennisontwikkelingsstadia.

Eenvoudige kenniskaarten geven bijvoorbeeld de medewerkers en hun kennis-domeinen weer, en kunnen als ondersteuning dienen bij het zoeken naar mensen met relevante kennis. Een kenniskaart is dan een ’gouden gids’ van de kennis in een organisatie en bevat niet de kennis zelf maar alleen de verwijzingen naar kennisdragers. In sommige organisaties zijn dergelijke eenvoudige kenniskaarten in informatiesystemen opgenomen. Als voorbeeld kan een intranet of een KEIS8 worden genoemd (Boersma, 2002). Deze systemen kunnen worden gebruikt om mensen met relevante kennis op te sporen.

Rosendaal (1997) stelt dat kennis in organisaties is versmolten met personen, procedures, bedrijfscultuur, diensten en producten. Zijn visie sluit aan bij de kennisvormen van Boersma (2002), waarin behalve menselijke kennisdragers ook andere kennisvormen worden weergegeven (zie §2.3). Een uitgebreide kennis-kaart zal dus behalve de kennisdomeinen en de kennisdragers ook andere, aan kennis verbonden, organisationele componenten bevatten. De kennisdomeinen worden in een kenniskaart dus gekoppeld aan de organisationele context. Deze context kan bestaan uit bijvoorbeeld de activiteiten die door actoren (mensen en machines) verricht worden ter ondersteuning van processen, en de hulpmiddelen die verder hierbij gebruikt worden.

De uitkomsten van deze activiteiten, de communicatie tussen mensen en/of machines en de inrichting van de organisatie kunnen ook tot deze context gerekend worden.

8 Kennis en Expertise InformatieSyteem

Page 49: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 3 Kennis in kaart brengen 39

Aansluitend op deze visie wordt in dit proefschrift de volgende definitie gehanteerd van een kenniskaart:

Een kenniskaart geeft een overzicht en beschrijving (op hoofdlijnen) van de in een organisatie aanwezige kennis gerelateerd aan organisationele componenten.

Eppler (1997) stelt dat kenniskaarten het mogelijk maken om beter gebruik te maken van aanwezige kennis in een organisatie. In de volgende paragraaf worden deze functionaliteiten van kenniskaarten verder uitgewerkt.

3.3 Functionaliteiten van kenniskaarten De motieven om kennis in kaart te willen brengen lopen uiteen. In publicaties over kennis in kaart brengen worden verschillende functionaliteiten beschreven. We bespreken hier achtereenvolgens vier toepassingen van kenniskaarten.

3.3.1 Inzicht verkrijgen in de huidige kennisopbouw van de organisatie De meest genoemde functionaliteit van kenniskaarten in de literatuur is vergro-ting van het inzicht in de aanwezige kennis binnen een organisatie. Analyse van de kenniskaart kan leiden tot inzichten in de huidige kennisopbouw van een organisatie, die aanleidingen kunnen zijn voor het nemen van beslissingen omtrent de kennisuitwisseling en kennisopbouw van de organisatie (Baker, Nieni, Herl, 1994; McCagg en Dansereau,1991; Schultz en Shavelson, 1996). De kaart kan tevens dienen als organisatiegeheugen waar de sleutelkennisdomeinen van de organisatie worden geïdentificeerd (Vail, 1999). Ook dragers van impliciete kennis kunnen volgens Horton (1996) met behulp van een kenniskaart worden geïdentificeerd. Het verkregen inzicht in de opbouw van de kennisdomeinen op basis van de kenniskaart kan aanleiding zijn gedetailleerder op specifieke kenmerken verder te gaan zoeken (Horton, 1996). Zo kunnen aan de hand van een kenniskaart ook kandidaten voor kennisacquisitie worden geïdentificeerd. Bepaalde kennisdomeinen die naar voren komen kunnen schaars of slecht beschreven zijn. Het is dan wenselijk die kennis te gaan beschrijven met kennis-acquisitietechnieken (Boersma, 1995).

De kenniskaarten verschaffen eveneens inzicht in de 'hierarchical learning dependancy' (Gordon, 1999) door beschrijving van de vertakkingen van kennis-domeinen. Dit houdt in dat, om een bepaald kennisdomein eigen te maken, de basisconcepten en metatheorieën van het gebied waar het toe behoort, reeds bekend moeten zijn. Er is bij een kennisdrager voorkennis nodig om zich nieuwe, hierop aansluitende kennis eigen te kunnen maken. In dat verband kan dus worden vastgesteld dat wanneer er bepaalde kennis is, op bepaalde voorgaande terreinen ook kennis aanwezig moet zijn. Op universiteiten wordt om deze reden de toelating tot bepaalde vakken afhankelijk gesteld van het met goed gevolg afleggen van tentamen in een ander vak. Op deze wijze kan worden voortge-bouwd op de verworven inzichten in de basisconcepten.

3.3.2 Verbetering communicatiemogelijkheden tussen kennisdragers Olson (1999) geeft aan dat kennis in kaart brengen een noodzakelijke stap is in het toegankelijk maken van kennis. Een kenniskaart is dan een hulpmiddel voor

Page 50: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 40

het verspreiden van kennis, omdat beschreven is welke kennis waar aanwezig is (Rosendaal, 1997; Davenport, 1998; Boersma 2002; Gordon, 1999). Deze beschrijvingen van kennis kunnen worden gebruikt bij het ontwerpen van oplei-dingen, het geven van voorlichting en voor het expliciteren van regels. De aanbieder van kennis weet hierdoor waar hij zijn kennis kwijt kan in de organisa-tie en waar hij kan aansluiten bij medewerkers die verwante kennis hebben. De vrager van kennis kan door deze transparantie eveneens in zijn kennisbehoefte voorzien omdat hij kan zien waar welke kennis aanwezig is.

3.3.3 Uitgangspunt voor operationeel management Een goed overzicht van kennis is van belang bij de wat grotere personeelswisse-lingen, het toegankelijk houden van bedrijfsonderdelen en procedures en bij een stroomlijning van de organisatie. De kenniskaart dient dan als hulpmiddel voor het operationeel management (Vail, 1999; Gordon, 1999; Boersma, 2002). De kaarten maken de kennis op gelijke wijze zichtbaar voor alle managers. De aanwezige kennis wordt dan beschouwd en gewogen ten behoeve van bench-marking, kwaliteitszorg en het diagnosticeren van problemen. Door het naslaan van een kenniskaart kunnen mensen gealloceerd worden, kan een schatting gemaakt worden voor offertes en kan het projectmanagement mensen inzetten met een bepaalde capaciteit. Het inzicht in de kennisopbouw van een organisatie kan het nemen van de dagelijkse operationele beslissingen aanzienlijk vereen-voudigen (Davenport 1997).

3.3.4 Uitgangspunt voor strategische overwegingen Vail (1999) benadrukt dat het proces van kennis in kaart brengen aanleiding kan zijn om bestaande werkwijzen te heroverwegen en te verbeteren, zodat in de toekomst meer effectiever en efficiënter gehandeld kan worden en er sneller kan worden gereageerd op ontwikkelingen in de omgeving.

De kenniskaart kan dan dienen als hulpmiddel voor een organisatie om zich te herbezinnen over haar positie in het licht van de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst, bijvoorbeeld als hulpmiddel voor het herontwerpen van de organisatie-structuur. De verwantschap tussen kennisdomeinen of juist de gewenste diversi-teit ervan kan dan als leidraad dienen voor de manier waarop de organisatie wordt ingericht.

Zack (1999) noemt de mogelijkheid om een kennisgebaseerde sterkte-zwakte-analyse (Knowledge Based SWOT) uit te voeren. Dit houdt in dat de in kaart gebrachte kennisdomeinen worden getoetst aan de strategische kansen en bedreigingen van de organisatie. Er wordt afgewogen wat de mogelijkheden zijn die de aanwezige kennisdomeinen bieden. Een kenniskaart is door deze toepas-singsmogelijkheden geschikt voor de identificatie van cruciale kennisdomeinen (Boersma, 2002). Het verlengde hiervan is het ‘forward knowledge mapping’. Als toevoeging op de kenniskaart van de huidige situatie wordt een toekomstige kenniskaart ontworpen. Deze exercitie legt de toekomstige kennisbehoefte van de organisatie bloot en geeft aan welke kennis verworven, ontwikkeld, uitgebouwd of afgestoten moet worden.

Door het vaststellen van de functionaliteit van een kenniskaart, is bepaald aan welke criteria deze moet voldoen. In de volgende paragraaf wordt toegelicht op

Page 51: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 3 Kennis in kaart brengen 41

welke wijze, rekening houdend met de gewenste functionaliteiten, een kenniskaart kan worden opgesteld.

3.4 Het opstellen van de kenniskaart Verschillende auteurs (Klein & Hiscocks, 1994; Davenport, 1997; Boersma, 2002) beschrijven een werkwijze om een kenniskaart op te stellen. Al deze werkwijzen vertonen de overeenkomst dat het beschrijven van de kennisdomei-nen als basis van een kenniskaart centraal staat. Er wordt een taxonomie van de kennis van een organisatie opgesteld. Bij het in kaart brengen van kennis wordt de organisatie of een afzonderlijke afdeling op de aanwezigheid van kennisdo-meinen onderzocht. Bij het beschrijven worden overzichten gemaakt met daarin informatie over welke kennisdomeinen bij welke medewerkers behoren. Daar-naast geven de meeste auteurs aan dat de kennisdomeinen behalve aan mede-werkers ook gerelateerd worden aan (onder andere) de organisatiestructuur, het producten- of dienstenpakket, de organisatieprocessen of aan hetgeen evident is voor de klant. Deze kennisgerelateerde karakteristieken van de organisatie worden hier verder aangeduid als organisationele componenten. In hoeverre de relatie tussen kennisdomeinen en organisationele componenten kan worden onderzocht, is afhankelijk van de doelstelling die met het opstellen van de kenniskaart wordt beoogd.

In de volgende paragrafen worden achtereenvolgens het beschrijven van kennis-domeinen, het beschrijven van kennisdragers en het beschrijven van organisatio-nele componenten uitgewerkt. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de conclusies omtrent de geschiktheid van het gebruik van een kenniskaart voor de identificatie van cruciale kennis.

3.4.1 Het beschrijven van kennisdomeinen In een kenniskaart wordt de kennis in een organisatie geïndexeerd en geclassifi-ceerd. Er worden als het ware ‘eilanden van kennis’ binnen de organisatie geïdentificeerd en hieraan worden een unieke identificatienamen gegeven. Deze identificatienamen duiden de kennis binnen dat gebied aan.

Er bestaat in de literatuur verschil van inzicht over de mate van detail die een kenniskaart moet bevatten. Volgens Soliman & Spooner (2000) zijn de belang-rijkste uitgangspunten voor het in kaart brengen van kennis de keuze wát precies in kaart gebracht moet worden en op welk detailniveau dat moet gebeuren. Soliman & Spooner geven aan dat beide keuzen geleid kunnen worden door het formuleren van duidelijke doelstellingen voor het gebruik van kenniskaarten. Andere auteurs (Dunn & Grinsberg 1986; Herl e.a., 1997) geven aan dat een kenniskaart elementaire stukjes kennis moet bevatten. Een gevolg hiervan zou zijn dat zelfs een heel simpele activiteit een grote kenniskaart zou vereisen om de kennis van deze activiteit te kunnen beschrijven. Een meer praktische benadering van het in kaart brengen van kennis omvat een flexibele opstelling ten opzichte van het niveau van detail. Gordon (2002) stelt dat de kenniskaart van een organisatie kan worden uitgewerkt op deelterreinen in nader gespecificeerde kenniskaarten. De granulariteit is de hoeveelheid kennis die door een identifica-tienaam wordt weergegeven. De keuze van dit detailniveau is volgens Gordon een belangrijke grensbeslissing en moet worden afgewogen tegen de context

Page 52: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 42

waarin de kenniskaart wordt gebruikt. In tabel 3.1 wordt een overzicht gegeven van verschillende granulariteiten waarin kennisdomeinen kunnen worden beschreven.

Granulariteit Kennisdomeinen Voorbeelden uit verschillende velden

Metakennisdomeinen geneeskunde vervoerstechniek bedrijfskunde

Kennisdomeinen urologie marketing automobieltechniek

Kennisdeelgebieden (subdomeinen)

nieraandoeningen aandrijfsystemen productmarketing

Cognitieve deelgebie-den

diagnose van nierziekten handmatige versnellingen product-marktanalyse

Kenniselementen

nierziekte-diagnosestrategie: verzamel alle mogelijke symptomen om de ziekte te kunnen diagnostice-ren, koppel de clusters van symptomen aan mogelijke ziektebeelden de opbouw van de tandwielenkast geeft een indicatie voor het type versnellingsbak formuleer doelgroepen in de markt en probeer vast te stellen welke karakteristieken van het product bepalend zijn voor de koopbereidheid

Kennisfragmenten

als het symptoom excessieve pijn is, dan is er mogelijk sprake van nierstenen naarmate er meer versnellingen zijn aangebracht, neemt het energieverlies toe en daarmee het rendement af als het budget van de doelgroep groot is en de koopbereidheid hoog, nemen de marktkansen voor het product toe

Kennisatomen benaming van symptomen de naam van een metalen transmissieonderdeel basis-marketingbegrippen

Tabel 3.1: Granulariteit van kennisdomeinen

De meest gedetailleerde beschrijving van kennis vindt plaats op het niveau van de kennisatomen. Gordon haalt bij de meest gedetailleerde beschrijving voor-beelden aan uit de achtergrond van het ontwikkelen van kennissystemen. Hij stelt dat de ervaringen met het ontwikkelen van kennis- en expertsystemen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het hedendaagse begrip van het fenomeen kennis. Voor het ontwikkelen van kennis- en expertsystemen, die Gordon onder de ‘Artificial Intelligence’ rangschikt, is het noodzakelijk om kennis vast te leggen in formele representaties, zodat de kennis gereproduceerd kan worden in computerprogramma’s. Voorbeelden van deze wijze van representeren van kennis zijn het gebruik van ‘rules’, ‘frames’ en ‘slots’, semantische netwerken en conceptdiagrammen. Gordon stelt dat deze technieken geschikt zijn om zeer specifieke kennis uiteen te rafelen, maar ze zijn op organisatieniveau te gedetail-leerd om de aanwezige kennis te beschrijven. Hij stelt dat er behoefte is aan aanvullende technieken om de kennis in een organisatie te indexeren zónder deze tot in detail uiteen te hoeven rafelen.

Page 53: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 3 Kennis in kaart brengen 43

Voor het opstellen van een kenniskaart is een indexerende beschrijving van kennisdomeinen geschikter voor de weergave van de kennisopbouw in een organisatie dan een inhoudelijke uiteenrafeling. De minst gedetailleerde kennis-kaart van een organisatie zou kunnen bestaan uit tien verschillende items, aangegeven in de tabel als ‘meta-kennisdomeinen’. Deze kunnen stuk voor stuk worden uitgewerkt in deelgebieden en als de behoefte daaraan bestaat, kunnen deze deelgebieden op hun beurt weer verder worden uitgewerkt. Het meest gedetailleerde niveau om in een kenniskaart op te nemen is dan het niveau van de ‘cognitieve deelgebieden’. Op deze wijze wordt de detaillering van een kenniskaart gerelateerd aan de wenselijkheid om kennisdomeinen verder uit te werken, maar houdt deze op bij de inhoudelijke beschrijving van de kennis zelf. Het resultaat van een dergelijke kenniskaart is een boomstructuur waarvan sommige onderdelen veel takken en zijtakken bevatten, terwijl andere dicht bij de stam blijven.

Het benoemen van de kennisdomeinen verdient extra aandacht aangezien kennis centraal staat en het wenselijk is om een zo groot mogelijke accuratesse te bereiken. Het is van groot belang dat de kennisdomeinen van een organisatie eenduidig worden benoemd. Bij het overnemen van benamingen zoals deze in een organisatie gebruikt worden schuilt een risico vanwege de ambiguïteit van de natuurlijke taal. Het gebruik van synoniemen of homoniemen door medewerkers in een organisatie kan de benoeming van kennisdomeinen bemoeilijken. Docu-mentalisten gebruiken om deze reden dan ook thesauri: lijsten van aan elkaar verwante begrippen. Een andere methode om dit classificatieprobleem te verhel-pen is het instellen van een organisationeel lexicon. Hierbij wordt gestreefd naar standaardisatie en homogenisatie van de in een organisatie gebruikte begrippen.

Bij het benoemen van de kennisdomeinen kan men kiezen tussen open, gesloten of hybride classificatietechnieken. De eerste vorm, een open classificatietechniek, maakt gebruik van kennisdomeinnamen die door de medewerkers van de organi-satie of de ontwerpers van de kaart zelf worden gebruikt. Het risico van begrips-verwarring of willekeur (te algemene of te specifieke namen) dat hierbij optreedt kan worden vermeden door het gebruik van een gesloten classificatietechniek. Bij die tweede vorm kiest de ontwerper een bestaande classificatie uit om de kennis-domeinen te benoemen. Dit kan bijvoorbeeld de Basisclassificatie Nederlandse Bibliotheken (BNB) zijn. Voor de classificatie van expliciete kennis bestaat een lange traditie in bibliotheken en bij documentalisten. De derde vorm is de hybride ontwerpwijze. De ontwerper van kenniskaarten maakt dan gebruik van zowel standaardclassificaties als zelfbenoemde kennisdomeinen en koppelt beide aan elkaar. Het voordeel van deze laatste werkwijze is dat de kenniskaart voor de medewerkers herkenbaar blijft en dat het risico van begripsverwarring geredu-ceerd wordt.

Behalve het benoemen van de kennisdomeinen met een indexnaam, kunnen de kennisdomeinen ook aan elkaar worden gerelateerd. Er wordt hier een viertal technieken beschreven waarmee de relaties tussen de kennisdomeinen bepaald kunnen worden (Gordon, 2000).

In de eerste plaats vinden we die techniek in de vakgebieden waartoe de kennis-domeinen behoren. Er kan hierbij eveneens verwezen worden naar indelingen zoals die bij opleidingen of in bibliotheken worden gebruikt.

Page 54: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 44

Als tweede hulpmiddel om kennisdomeinen te relateren kan gebruikgemaakt worden van de ‘hierarchical learning dependancy’. Menselijke kennis is aange-leerd en de inbedding en verwerving van nieuwe kennis is afhankelijk van reeds verworven kennis. Op deze wijze bezien, is het leerproces hiërarchisch en padaf-hankelijk, omdat het aanleren en begrijpen van nieuwe kennis in veel gevallen gebaseerd moet zijn en aan moet sluiten op eerder verworven kennis.

Als derde techniek kan de clustering van kennisdomeinen zoals deze in de organisatie is aangebracht, worden aangehouden. Op basis van de organisatie-structuur en de bedrijfsprocessen zijn kennisdomeinen aan elkaar verwant, omdat ze formeel zijn gegroepeerd of aan elkaar gerelateerd zijn in de bedrijfs-processen.

Ten slotte kan gebruik worden gemaakt van analysetechnieken voor het ontwer-pen van kunstmatige intelligentie en kennissystemen, zoals kenniselicitatie, -analyse en -representatie. Deze technieken worden echter vaak in een welom-schreven gesloten domein op gedetailleerd niveau toegepast. Om organisatione-le kennis mee weer te geven, zijn deze technieken te gedetailleerd. Sommige van deze representatiemethoden kunnen echter eveneens toegepast worden op een minder gedetailleerd niveau waarbij een groter deel of de gehele organisatie wordt beschreven. Dit schept de mogelijkheid om met deze technieken kennis-kaarten op organisatieniveau te genereren.

Preiss (1997) beschrijft een tweefasenmodel waarbij het in kaart brengen van kennisdomeinen plaatsvindt op basis van de volgende principes:

repertory grid: wordt gebruikt voor het benoemen en structureren van organi-sationele kennisdomeinen; analythical hierarchy process (AHP): wordt gebruikt voor het toekennen van prioriteiten aan de geïdentificeerde kennisdomeinen.

De ‘repertory grid’ (Kelly, 1955) is een methode voor het eliciteren, structureren en representeren van kennis. Deze techniek wordt toegepast in diverse onderde-len van managementstudies. Senge (1990) geeft een aantal cases waarin organisaties op een effectieve manier ’shared mental maps’ creëren op basis van het gebruik van de repertory-gridmethode. De aldus verkregen matrices kunnen worden aangewend om indices te formuleren. Deze indices kunnen worden gebruikt om individuen of groepen met elkaar te vergelijken. De zodoende verkregen informatie over de kennisdomeinen geeft de mogelijkheid om de kennisdomeinen met elkaar te vergelijken, maar biedt geen structuur waarbinnen de kennisdomeinen kunnen worden ingebed. De repertory grid is daarmee geen effectieve manier om prioriteiten toe te wijzen aan een kennisdomein. Voor het toekennen van prioriteit aan kennisdomeinen kan gebruikt worden gemaakt van het ‘analythical hierarchy process’. Dit is een proces waarbij prioriteiten worden toegekend aan kennisdomeinen door ze met elkaar te vergelijken op hun relatie-ve impact op basis van relevante criteria.

3.4.2 Het beschrijven van kennisdragers Het beschrijven van kennisdragers staat centraal bij het opstellen van een kenniskaart. Boersma (2002) stelt in zijn toelichting op de vier kennisvormen dat

Page 55: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 3 Kennis in kaart brengen 45

de menselijke kennis als centrale bron beschouwd kan worden. Hij geeft aan dat het beheersingsniveau van de kennis afhankelijk is van de opgedane ervaringen en de gevolgde opleidingen van de drager. Dit betekent dat het niveau en de mate waarin bepaalde kennisdomeinen aanwezig zijn, sterk afhan-kelijk zijn van de karakteristieken en eigenschappen van de menselijke kennis-drager. De wijze waarop de kennis in de kennisdrager is ingebed is bepalend voor de kwaliteit van de toepassing van deze kennis. De karakteristieken van de kennisdomeinen die in een organisatie aanwezig zijn worden enerzijds bepaald door de aard van de kennis zelf, anderzijds door de wijze waarop zij zijn ingebed in de kennisdragers binnen de organisatie. De typering van kennis in termen van complexiteit, meta-, procedurele of declaratieve kennis bijvoorbeeld, geeft een aanduiding die onafhankelijk is van de karakteristieken van de drager, terwijl de aanduiding ‘tacit’ aangeeft op welke wijze de kennis is ingebed bij een drager. Het beheersingsniveau van de kennis is eveneens afhankelijk van de drager. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen het herkennen, reproduceren, toepas-sen en ontdekken van kennis (Merill, 1983). Een dergelijke zienswijze beperkt zich tot het cognitieve deel. Romiszowski (1981) neemt een groter terrein voor zijn rekening. Hij onderscheidt vaardigheden op cognitief, interactief, reactief (houding) en psychomotorisch niveau. Bij de beheersing maakt hij verschil tussen een reproductief en een productief niveau.

Vanuit het perspectief van de organisatie beschouwd, kan worden gekeken naar de kennis die behoort bij een activiteit of een functie. Een veel voorkomende assumptie bij het inventariseren van kennis is dat er een optimale fit bestaat tussen persoon en functie. De functies worden beschreven in termen van kennis-, capaciteits- en persoonlijkheidseisen. Deze worden gecombineerd met personen van wie de opleidingen, ervaring en expertise zijn beschreven. Hoe kleiner de afstand, hoe beter persoon en functie bij elkaar passen. Jager (1995) geeft een indeling voor functies in de informatietechnologie, naar diverse niveaus waarop persoonlijke kwaliteiten, kennis en vaardigheden worden gehanteerd (tabel 3.2). Met behulp van een assessment door de medewerker en de leidinggevende wordt het deskundigheidsniveau vastgesteld, waarna dat wordt vergeleken met het gewenste niveau.

Page 56: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 46

kennisniveau taken

Uitvoerend onder toezicht navolgen procedures procedures toepassen bekendheid met het instrumentarium

'Vakman/-vrouw' zelfstandig interpreteren en uitvoeren van werkzaamheden fouten lokaliseren en corrigeren minder bekende informatie verwerken veranderingen voorstellen in procedures

Vakspecialist

bepalen van werkwijzen en modificeren van modellen en werkprocedures procedures en gebruik van modellen ontwikkelen, strategische analyses uitvoeren

Expert ontwikkelen van nieuwe begrippen, modellen en toepassingen zorgen voor nieuwe processen, concepten, producten en toepassingen

Tabel 3.2: Opdeling kennis en vaardigheden naar deskundigheidsniveau

Eisen rond kennis en vaardigheden kunnen op sommige details vanuit de organi-satie redelijk goed worden gespecificeerd. Uit functiebeschrijvingen kan informa-tie verkregen worden over de kennisdomeinen die bij de functie betrokken zijn. Indelingen naar functie zoals deze vanuit de organisatie worden gespecificeerd geven echter niet altijd de werkelijke activiteiten van een medewerker weer (Rosendaal, 1997). Bij het in kaart brengen van kennis van een medewerker dienen daarom naast de formele beschrijving van de functie ook de daadwerke-lijke beheersing en toepassing van kennis in ogenschouw genomen te worden.

3.4.3 Het beschrijven van organisationele componenten In een kenniskaart kunnen behalve kennisdomeinen en kennisdragers ook organisationele componenten worden weergegeven. Er zijn twee overwegingen om organisationele componenten in een kenniskaart op te nemen.

In de eerste plaats om de kennisdomeinen binnen de organisatie te identificeren. De organisationele componenten worden dan geanalyseerd vanwege de relatie die ze hebben met kennisdomeinen; analyse van de componenten leidt dan tot identificatie van de gerelateerde kennisdomeinen. De aanwezigheid van kennis kan worden vastgesteld door inductie via analyse en beschrijving van haar context (Jorna, 1999).

Een tweede motief om organisationele componenten te beschrijven kan zijn dat de doelstelling en functionaliteit van de kenniskaart ook de eigenschappen van de componenten zélf inzichtelijk wil maken.

Page 57: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 3 Kennis in kaart brengen 47

De volgende organisationele componenten worden in de literatuur in de context van kenniskaarten genoemd (Horton, 1994; Skyrme, 1997; Davenport, 1997; Vail, 1999; Schreiber e.a., 1999; Blaauw & Boersma, 2001):

1. Strategische positie 2. Organisatiestructuur 3. Producten, diensten 4. Processen (activiteiten, transformaties) 5. Communicatienetwerken

Deze organisationele componenten en hun relatie met kennis zullen hierna verder worden uitgewerkt.

1 Strategische positie Het beschrijven van de strategische positie van een organisatie kan ondersteu-ning bieden bij het vaststellen van het belang van kennisdomeinen en de andere organisationele componenten. Tot het beschrijven van de strategische positie behoort over het algemeen het weergeven van de visie, missie en doelstellingen van de organisatie (Weggeman, 1997). Behalve het beschrijven van de eigen situatie komt ook de relatie met de omgeving aan de orde. Onderzocht kan worden vanuit welke strategie de organisatie zich wil positioneren ten opzichte van haar markt en andere organisaties en stakeholders.

2 Organisatiestructuur De structuur van een organisatie verwijst naar de functies in een organisatie en de wijze waarop controlemechanismen, coördinatie en communicatie formeel georganiseerd zijn. Bij het in kaart brengen van kennisdomeinen kan de organi-satiestructuur inzicht bieden in de verdeling van verantwoordelijkheden en de wijze waarop de activiteiten gegroepeerd en georganiseerd zijn. Het maken van een onderscheid tussen een informele en formele structuur is daarbij van belang (Gazendam, 1997).

3 Producten, diensten Producten en diensten zijn mede totstandgekomen door het toepassen van kennis. Echter de constatering dat een product of dienst geleverd wordt mag niet leiden tot de conclusie dat de organisatie ook kennis heeft over de voortbrenging ervan. Het beschrijven van de producten en diensten in een kenniskaart is alleen zinvol wanneer ook de voortbrengingsprocessen worden geanalyseerd. Zonder de analyse van voortbrengingsprocessen is het niet vast te stellen welke componen-ten van het product of dienst zélf zijn voortgebracht en welke zijn ingekocht.

4 Processen (activiteiten, transformaties) Een kenniskaart waarin de bedrijfsprocessen zijn opgenomen toont de koppeling tussen de procescomponenten en de kennisdomeinen die daarbij betrokken zijn. Om inzicht te krijgen in de globale werkwijze van een organisatie, die leidt tot de belangrijkste producten en diensten, kan het primaire proces in samenhang met de betrokken kennisdomeinen in kaart worden gebracht (Boersma, 2002). Voorbeelden van kennisbeschrijvingsmethoden waarin bedrijfsprocessen centraal staan zijn ARIS (Scheer, 1998) de Kiss-methode (Kristen, 1998) en onderdelen uit de CommonKADS methode (Schreiber & Akkermans, 1999). De werkwijze bij het in kaart brengen van processen begint bij het vaststellen van de geleverde

Page 58: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 48

output van een proces, de deelactiviteiten, de betrokken actoren en de gebruikte recources.

5 Communicatienetwerken Voor het beschrijven van communicatienetwerken in organisaties wordt veelal gebruikgemaakt van netwerkanalysetechnieken. Netwerkanalyse is ontstaan uit sociogrammen, uit de kennisgrafentheorie en uit modellen die relaties in netwer-ken analyseren. Netwerkanalyse is gebaseerd op het meten van interacties of relaties tussen individuen. Stein (1989) geeft aan dat netwerkanalyse geschikt is voor het identificeren van kennis en het beschrijven van de informele organisatie-structuur. In een netwerkanalyse worden communicatieve relaties tussen indivi-duele medewerkers vastgelegd als stroomdiagram, netwerkdiagram of matrices. Op deze wijze is het mogelijk om op systeemniveau, groepsniveau of individueel niveau relaties of interacties te beschrijven. Centraal in de netwerkanalyse staat de individuele medewerker. Aan de hand van het aantal inkomende en uitgaan-de relaties wordt een individu meer of minder centraal in een netwerk geplaatst. De relaties worden geschaald in termen van intensiteit (de frequentie van ken-nisoverdracht) en kwaliteit (belang en nauwkeurigheid van de kennis). Het is wel van belang om rekening te houden met het feit dat de frequentie ook bepaald kan worden door andere factoren (toegankelijkheid en nabijheid). Om deze reden wordt er dan ook voor gepleit om netwerkanalyse in samenhang met andere technieken toe te passen (Boersma, 2002).

3.5 Afsluiting en vooruitblik Het zichtbaar maken van de kennis in een organisatie kan een goede ondersteu-ning bieden om cruciale kennis te identificeren. Het in kaart brengen van kennis (knowledge mapping) is hiervoor een geschikte techniek. Daarbij is het van groot belang om de kennisdomeinen een duidelijke identificatienaam te geven en gebruik te maken van de organisationele componenten bij de opbouw van de kenniskaart. Hierbij moet worden opgemerkt dat een kenniskaart een moment-opname is die weergeeft hoe de kennis in die organisatie georganiseerd is voor (1) bepaalde onderdelen van een organisatie, (2) op een bepaald tijdstip. Het tijdsbestek waarin een kenniskaart geldig is, is niet oneindig. De kennis in een organisatie is voortdurend in ontwikkeling. Medewerkers komen en gaan, er komen nieuwe productiesystemen met nieuwe mogelijkheden, en ontwikkelingen bij concurrenten en in de markt zorgen continu voor nieuwe impulsen. Toch zal, gezien de tijd die het kost kennis te verwerven, de globale kennisopbouw van een organisatie niet van de ene op de andere dag, zonder reorganisaties of calami-teiten, drastisch veranderen. Daarmee kwalificeert de kenniskaart zich als een geschikt instrument voor dit onderzoek. In het volgende hoofdstuk wordt de opbouw van een kenniskaart om cruciale kennis te identificeren verder uitge-werkt. De theoretische uitgangspunten uit hoofdstuk 2 en de hier beschreven theorieën over kennis in kaart brengen, komen samen in het ontwerp van het onderzoeksinstrument.

Page 59: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 49

4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’

4.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk zijn de mogelijkheden van het in kaart brengen van kennis onderzocht. In dit hoofdstuk wordt het onderzoeksinstrument Identick beschreven dat ontworpen is om cruciale kennis te identificeren en in kaart te brengen. Het theoretisch kader (hoofdstuk 2) en de principes om kennis in kaart te brengen (hoofdstuk 3) worden in dit hoofdstuk als uitgangspunt genomen. Tevens worden de methodologische aspecten behandeld die bij het ontwerp van dit onderzoeksinstrument aan de orde zijn.

Allereerst worden in §4.2 de uitgangspunten beschreven die gehanteerd zijn bij het ontwerp van het onderzoeksinstrument. Zij vormen het fundament van het onderzoeksinstrument en zijn de leidraad bij de opbouw van dit hoofdstuk. In §4.3 en 4.4 worden achtereenvolgens de operationalisatie op organisatieniveau en de operationalisatie op individueel niveau beschreven. §4.5 behandelt de wijze waarop de onderzoeksgegevens worden verkregen. In §4.6 wordt vervolgens de opbouw van de kenniskaart uitgewerkt en de systematiek om de onderzoeks-gegevens te ordenen en aan elkaar te relateren. Daarna wordt in §4.7 de identi-ficatie van cruciale kennisdomeinen beschreven. Met een afsluiting en een vooruitblik in §4.8 wordt het hoofdstuk afgesloten.

4.2 Uitgangspunten bij het ontwerpen van het onderzoeks-instrument

In hoofdstuk 2 is gebleken dat de crucialiteit van kennis afhangt van (1) de strategische positie van de organisatie in haar omgeving en (2) de opbouw, positionering en toepassing van kennis door kennisdragers binnen het primaire proces van de organisatie. In de opbouw van het onderzoeksinstrument is ervoor gekozen om een scheiding te maken tussen variabelen die betrekking hebben op de organisatiebeschrijving (conceptueel model van cruciale kennis) en variabelen die betrekking hebben op het individueel niveau (conceptueel model kennisdra-ger). Deze in hoofdstuk 2 beschreven meetniveaus zijn als uitgangspunt geno-men voor het onderzoeksproces en de opbouw van de onderzoeksmethode.

In het vorige hoofdstuk is het in kaart brengen van kennis beschreven. Er is daar geconcludeerd dat het opstellen van een kenniskaart een geschikte techniek is om de kennis van een organisatie te beschrijven en om de cruciale kennis te identificeren. Bij het in kaart brengen van kennis in dit onderzoek worden de, voor de identificatie van cruciale kennis relevante organisationele componenten en hun eigenschappen onderzocht.

Page 60: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 50

Voor dit onderzoek worden de volgende componenten gerelateerd aan kennis-domeinen:

Op organisatieniveau:

de strategische positie het primaire proces

Op individueel niveau:

de kennisdragers de activiteiten van de kennisdragers de communicatienetwerken

Het toepassen van het onderzoeksinstrument leidt tot het opstellen van een kenniskaart waarin bovenstaande componenten zijn opgenomen en waarmee cruciale kennis kan worden geïdentificeerd.

Page 61: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 51

1 Het formuleren van defunctionaliteit van de kenniskaart

2 De keuze van de organisationele componenten die gerelateerdworden aan de kennisdomeinen

3 Het ontwerp van de structuur vande kenniskaart en de keuze van het detailleringsniveau

4 Het kiezen van beschrijvings-technieken

5 Het verzamelen van informatie

6 Het indexeren, classificeren en analyseren van de gegevens

7 Het beschrijven van de resultaten

Uitgangspunt voor strategische overwegingen

Inzicht verkrijgen in de huidige kennisopbouw van de organisatie

Verbetering communicatiemogelijkheden van en over kennis(domeinen)

Uitgangspunt voor operationeel management

Op organisatieniveau:-Strategische positie -Primaire proces

Op individueel niveau: -Kennisdragers (medewerkers)-Activiteiten van de kennisdrager-Communicatienetwerken

Koppelen organisationele componenten en kennisdomeinen

Detailniveau kennisdomeinen

Eigenschappen van kennisdomeinen

Organisationele componenten

Koppelen organisationele componenten onderling

8 Het voorzien in terugkoppeling opde kenniskaart

Figuur 4.1: Het ontwerp van het onderzoeksinstrument ‘Identick”

In figuur 4.1 worden de onderdelen van het ontwerp van het onderzoeksinstru-ment ‘Identick’9 schematisch samengevat. De opbouw die in deze figuur weer-gegeven wordt, is een uitwerking van de ontwerpthema’s voor het opstellen van een kenniskaart, die in het vorige hoofdstuk beschreven zijn. Als eerste stap bij het ontwerpen van de kenniskaart wordt het formuleren van de beoogde functio-naliteit van de kenniskaart genoemd. In dit onderzoek is dat het inzicht verkrijgen in de kennisopbouw van de organisatie en vervolgens het identificeren van cruciale kennis. Dan volgt de keuze van de in kaart te brengen organisationele

9 De naam ‘Identick’ is een samenvoeging van de woorden IDENTIficactie Cruciale Kennis. Tevens is dit de naam van de relationele databaseapplicatie die ontwikkeld is op basis van het onderzoeksinstrument, waarmee de gegevensverwerking voor de kenniskaart ondersteund wordt.

Page 62: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 52

componenten die gerelateerd worden aan de kennisdomeinen. Tot slot wordt de structuur van de kenniskaart ontworpen en wordt het detailleringsniveau van de kennisdomeinen ingevuld. In de volgende paragrafen (4.3 en 4.4) worden de eerste drie stappen die aangegeven zijn in figuur 4.1 verder uitgewerkt. De variabelen die betrekking hebben op kenmerken van de organisatie en op het individu als kennisdrager worden dan geoperationaliseerd. Onder operationalisa-tie wordt hier de vertaalslag verstaan van het theoretische niveau (de concepten of theoretische eigenschappen) naar het operationele niveau (de variabelen).

De volgende fase betreft de realisatie van de kenniskaart. In §4.5 worden de stappen 4 en 5 uit figuur 4.1 uitgewerkt; het kiezen van beschrijvingstechnieken en het verzamelen van informatie. In §4.6 wordt aangegeven op welke wijze het indexeren, classificeren en analyseren van de gegevens zal plaatsvinden (stap 6). Als de onderzoeksgegevens verwerkt zijn kan overgegaan worden tot het identifi-ceren van de cruciale kennisdomeinen (stap 7). De systematiek die hierbij gebruikt zal worden wordt in §4.7 weergegeven. Daar zal ook worden aangege-ven hoe er wordt voorzien in feedback om te verifiëren of de gerealiseerde kenniskaart aansluit bij de perceptie van de kennisdragers (stap 8).

4.3 Kenmerken van de organisatie In de operationalisatie is ervoor gekozen om onderscheid te maken tussen variabelen die betrekking hebben op de algemene karakteristieken van de organisatie en variabelen die betrekking hebben op de strategische positie en het primaire proces van de organisatie. De algemene karakteristieken van de organi-satie vormen de context waarbinnen verder toegespitst zal worden op de rol van kennis. In hoofdstuk 2 wordt, in het conceptuele model van cruciale kennis op organisatieniveau, de cruciale kennis direct gerelateerd aan de strategische positie en het primaire proces. Bij het beschrijven van deze onderdelen wordt de kenniscomponent daar nadrukkelijk bij betrokken. Er wordt bijvoorbeeld vastge-steld hoe de organisatie is ingericht, welke producten of diensten er geleverd worden en wat de rol van technologie is. Tevens kan worden vastgesteld wat er op organisatieniveau gedaan wordt met het oog op kennismanagement. De bevindingen worden samengevat weergegeven in een beschrijving van de organi-satie, met thema’s zoals die in tabel 4.1 zijn weergegeven.

Page 63: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 53

Onderzoeksthema Nummer Theoretische eigenschappen 1.1 Naam, adres, vestigingsplaats, contactpersonen 1.2 Doelstelling van de organisatie 1.3 Financiële positie 1.4 Structuur 1.5 Personele opbouw 1.6 Typering organisatiecultuur 1.7 Output (producten/diensten) 1.8 Afnemersmarkt 1.9 Afhankelijkheid van technologie 1.10 Kennismanagementactiviteiten

Algemene karakteristieken van de organisatie

1.11 Bedrijfstak 1.12 Strategische doelstellingen 1.13 Core competences Strategische positie 1.14 Competitive advantage

Primaire proces 1.15 Voortbrengingsprocessen

Tabel 4.1: Operationalisatie algemene karakteristieken, strategische positie en primaire proces

De strategische positie is van belang bij het bepalen van cruciale kennis, omdat op basis hiervan de factoren genoemd kunnen worden waarin de organisatie zich onderscheidt van haar omgeving. Met de strategische doelstellingen wordt door het management aangegeven welke kwaliteiten van de organisatie in de toe-komst worden uitgebouwd en welke ontwikkelingen het verwacht op technolo-gisch gebied, waardoor de aard van het werk in de nabije toekomst kan verande-ren. De relatie met de kenniscomponent kan worden gelegd door na te gaan welke kennisdomeinen bij deze kwaliteiten en ontwikkelingen betrokken zijn. In hoofdstuk 2 zijn vanuit het strategische perspectief de begrippen core competen-ce en competitive advantage beschreven. Om na te gaan wat de core competen-ce van de organisatie is, kunnen de karakteristieken van Prahalad en Hamel (1990) onderzocht worden. Ook hier kan een koppeling gemaakt worden met de betrokken kennisdomeinen. Op basis van de beschrijving van de competitive advantage kan een indicatie gegeven worden welke kennis specifiek is voor de gehele bedrijfstak en wat het kennisniveau binnen de bedrijfstak is.

Processen en activiteiten maken in dit onderzoek deel uit van de kenniskaart. Het primaire proces is het proces in de organisatie waar de daadwerkelijke waarde-toevoeging plaatsvindt. Een value-chainanalyse (Porter,1985) kan gebruikt worden als hulpmiddel om het primaire proces te identificeren. De toepassing van kennis is een essentieel onderdeel bij het toevoegen van waarde. Via deduc-tie kan de bijbehorende kennis uit het primaire proces worden afgeleid.

4.4 Kenmerken van het individu als kennisdrager Het beschrijven van kennisdragers staat centraal in het ontwerp van het onder-zoeksinstrument. De karakteristieken van de kennisdomeinen worden mede bepaald door de wijze waarop de kennis is ingebed in de kennisdragers van de organisatie. De menselijke kennisdrager staat in dit onderzoek centraal. In hoofdstuk 3 is aangegeven dat enerzijds de formele functie van de kennisdrager en anderzijds de activiteiten zoals deze in de dagelijkse praktijk plaatsvinden, indicatief zijn voor de aanwezige kennis bij de kennisdrager. De mate waarin de

Page 64: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 54

kennis is ingebed in de kennisdragers bepaalt de mate waarin de organisatie daar voordeel van kan hebben.

De kenmerken van de kennisdrager die betrekking hebben op zijn formele functie of op de daadwerkelijke functie-uitoefening zijn indicatief voor de kennis die aanwezig is. Deze kennis kan verworven zijn door studie of ervaring. Voor de operationalisatie moet dan gelet worden op de gevolgde opleidingen, het oplei-dingsniveau en de behaalde diploma’s. Tevens moet worden vastgelegd op welke wijze ervaring is opgedaan tijdens het uitoefenen van het vakgebied. Deze indicatoren geven aan op welk terrein kennis is verkregen. Deze kennisdomeinen worden benoemd en getypeerd.

Onderzoeksthema Nummer Theoretische eigenschappen 2.1 Personalia 2.2 Gevolgde opleidingen 2.3 Opgedane ervaring 2.4 Functie van de kennisdrager

Algemene kenmerken van de kennisdrager

2.5 Activiteiten van de kennisdrager 2.6 Kennisdomeinnamen 2.7 Eigenschappen kennisdomeinen 2.8 Communicatie kennisdomeinen

Kennisdomeinen van de kennisdrager

2.9 Kennisdomeinen in het primaire proces

Tabel 4.2: Kenmerken van het individu als kennisdrager en kennisdomeinen

Tabel 4.2 geeft een overzicht van de onderzoeksthema’s in deze fase en de betrokken theoretische eigenschappen. Nadat de kennisdomeinen zijn benoemd, worden deze nader in detail beschreven. Bij het typeren van kennisdomeinen worden scores op van tevoren bepaalde kenmerken van kennisdomeinen vastge-legd. Deze typering kan de aard van het kennisdomein zelf betreffen, of de wijze waarop het is ingebed in de kennisdrager. De criteria die gebruikt worden zijn in hoofdstuk 2 genoemd (tabel 4.3).10 Aan de hand van de scores op deze criteria kunnen de kennisdomeinen verder geanalyseerd worden. De uitkomst van deze analyse maakt het mogelijk dat de cruciale kennisdomeinen geïdentificeerd kunnen worden (zie §4.7).

10 De verdere operationalisatie van deze criteria en de vertaling daarvan naar de vragenlijst kunnen eventueel

worden ingezien bij de auteur

Page 65: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 55

Eigenschap kennisdo-mein

Nummer kenmerken

Tacitness 2.7.1 Inwerktijd voor de gerelateerde activiteiten Mate waarin de kennis gedocumenteerd en geautomatiseerd is Mate waarin de kennis verwoord kan worden

Complexity 2.7.2

Mate waarin de kennis routinematig wordt toegepast Mate van feitenkennis Mate van procedurele kennis Mate van metakennis

Firm specificity 2.7.3 Mate waarin de kennis buiten de organisatie relevant is

Relatieve uniciteit

Knowledge level 2.7.4 Benodigd opleidings- en ervaringsniveau om de kennis te kunnen toepassen

Specialisatiegraad 2.7.5 Mate van taaksplitsing binnen een kennisdomein

Tabel 4.3: Criteria cruciale kennis

Wij gaan ervan uit dat medewerkers die een hoge mate van expertise ontwikkeld hebben, in een grotere frequentie informatie verstrekken om problemen op te lossen en beslissingen te nemen. Om deze expertise in kaart te brengen wordt nagegaan met wie de kennisdrager over de kennisdomeinen communiceert. De frequentie van het gevraagde advies over een bepaald kennisdomein kan indica-tief zijn voor de kwaliteit en bruikbaarheid van deze kennis voor de organisatie. Voor het beschrijven van de communicatie geldt de restrictie dat deze betrekking dient te hebben op de kennis die door een kennisdrager bij zijn activiteiten gebruikt kan worden. Het gaat dus om het beschrijven van communicatie omwille van kennisoverdracht. Netwerkanalyse lijkt een geschikt methode om dit type kennis te identificeren. Het is wel van belang rekening te houden met het feit dat de frequentie ook te maken kan hebben met andere factoren (toeganke-lijkheid en nabijheid).

4.5 Verzamelen van de onderzoeksgegevens De volgende fase betreft het realiseren van de kenniskaart. In figuur 4.2 wordt een overzicht gegeven van de stappen in het realiseren van de kenniskaart. De vierde stap in het ontwerpproces van het onderzoeksinstrument is het kiezen van beschrijvingstechnieken waarmee de onderzoeksgegevens worden vastgelegd.

Page 66: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 56

1 Het formuleren van defunctionaliteit van de kenniskaart

2 De keuze van de organisationele componenten die gerelateerdworden aan de kennisdomeinen

3 Het ontwerp van de structuur vande kenniskaart en de keuze van het detailleringsniveau

4 Het kiezen van beschrijvings-technieken

5 Het verzamelen van informatie

6 Het indexeren, classificeren en analyseren van de gegevens

7 Het beschrijven van de resultaten

Deskresearch

Tekstbeschrijvingen

Stroomschema’s

Tabellen

Figuren

Bestuderen van documentatie van de organisatie

Interviewen en observeren van actoren

Observatie van de toepassing en communicatie van de kennis

8 Het voorzien in terugkoppeling opde kenniskaart

Figuur 4.2: Het verzamelen van de onderzoeksgegevens voor de kenniskaart

Voor het beschrijven van processen bijvoorbeeld is het gebruik van natuurlijke taal minder inzichtelijk dan het gebruik van een modelleertaal. Processen worden beschreven in modelleertalen, zoals stroomschema’s. De eigenschappen van kennisdomeinen kunnen worden weergegeven in tabellen. De keuze voor be-schrijvingstechnieken hangt samen met de organisationele componenten die weergegeven worden in de kenniskaart. De uiteindelijke kenniskaart wordt weergegeven door een verzameling samenhangende beschrijvende teksten, grafische representaties, schema’s en tabellen.

De vijfde stap bij het realiseren van de kenniskaart is het verzamelen van onder-zoeksgegevens. Om te kunnen meten, wordt gebruikgemaakt van waarnemings-methoden. De hier gekozen waarnemingsmethoden zijn:

interviewen en observeren van actoren observatie van de toepassing en communicatie van de kennis bestuderen van documentatie van de organisatie deskresearch.

Page 67: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 57

Het verzamelen van de onderzoeksgegevens wordt opgesplitst in twee delen, analoog aan de in §4.2 beschreven meetniveaus: Fase 1: onderzoek naar kenmerken van de organisatie. Fase 2: onderzoek naar het individu als kennisdrager.

In de onderzoeksopbouw worden dus eerst de algemene karakteristieken van de organisatie, de strategische positie en de voortbrengingsprocessen van de organisatie onderzocht, om vervolgens binnen de organisatie verder in te zoomen op de individuele kennisdragers. Deze fasering van het onderzoeksproces wordt achtereenvolgens verder uitgewerkt.

Fase 1 Onderzoek naar kenmerken van de organisatie Allereerst wordt een voorstudie naar de organisatie gedaan. Als gevolg hiervan is de onderzoeker al enigszins op de hoogte van de context waarin gegevens uit bijvoorbeeld latere interviews geplaatst kunnen worden. In deze fase worden algemene karakteristieken van het bedrijf vastgelegd die voor de organisatie als geheel gelden11. Voor het selecteren van kennisdragers en kennisdomeinen ten behoeve van verdere analyse kunnen tevens de beschrijvingen van de strategi-sche positie en het primaire proces van dienst zijn.

Het doel van het vastleggen van de algemene kenmerken van de organisatie is tweeledig. Het gaat in de eerste plaats om het vastleggen van algemene karakte-ristieken van de organisatie en, in het verlengde daarvan, om de bepaling van de strategische positie en het primaire proces. Boersma (2002) geeft aan dat de eerste inventarisatie van kennis begint met een aantal interviews met generalis-ten, aangezien zij een brede scope op de organisatie hebben. Op basis hiervan worden de kandidaten geselecteerd die geschikt zijn om te interviewen over deze kennisdomeinen. Bij het selecteren van die kandidaten is het van belang van tevoren te informeren naar de mate waarin zij overzicht hebben over de kennis in de organisatie. Samen met de geïnterviewde generalist kan worden onderzocht welke kennisdomeinen hierbij betrokken zijn. De strategische positie kan be-schreven worden door het uitwerken van de strategische doelstellingen, de core competence en de competitive advantage.

11 Aangezien de gelegenheid zich hier voordoet, worden ook de individuele gegevens en karakteristieken van deze kennisdragers onderzocht. Fase 1 en 2 worden bij deze kennisdragers achter elkaar in een dubbelinterview afgewerkt.

Page 68: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 58

Het tweede doel van onderzoek in deze fase is de identificatie van kennisdragers die op basis van hun kennis, in de volgende fase op individueel niveau geïnter-viewd dienen te worden. Op het moment dat er voldoende gegevens zijn verza-meld over de algemene karakteristieken, de strategische positie en het primaire proces én als de kennisdragers zijn geselecteerd die geïnterviewd worden op individueel niveau, wordt deze fase van het onderzoeksproces afgesloten.

Fase 2 Onderzoek naar het individu als kennisdrager In fase 2 worden de in fase 1 geselecteerde kennisdragers nader onderzocht c.q. ondervraagd. De medewerkers die vakkennis op een bepaald terrein bezitten worden geïnterviewd. Dit type kennisdrager wordt aangeduid als specialist of expert, omdat deze geselecteerd is op basis van vakkennis die hij bezit en niet vanwege zijn inzicht organisatiebreed, zoals bij de generalisten in fase 1. Met behulp van de in eerste aanleg geselecteerde specialisten vindt ook de identifica-tie van andere, nog niet geselecteerde specialisten plaats, die op basis van hun kennis ook in deze fase geïnterviewd dienen te worden.

Op grond van de functiebeschrijving en de invulling van de persoonlijke werka-genda wordt er een overzicht van de werkzaamheden van de betrokken kennis-drager gemaakt. Op basis van dit overzicht wordt vervolgens een lijst met hoofd-activiteiten en subactiviteiten vastgesteld. Voor elk van deze subactiviteiten wordt vervolgens nagegaan welke kennisdomeinen hierbij betrokken zijn. De kennis-domeinen van deze kennisdragers worden benoemd. Met behulp van de gestruc-tureerde vragenlijst wordt aan hen verzocht inzicht te geven in hun kennisdomei-nen en in het bijzonder in de kenmerken van deze kennisdomeinen. Voor elk van deze kennisdomeinen worden vervolgens de vragen uit deel twee van de vragen-lijst (zie bijlage) afgenomen. Hierbij worden de scores vastgesteld op de criteria voor crucialiteit. De gewogen scores op deze criteria worden per kennisdomein weergegeven in tabellen (zie ook de tabellen 4.7 en 4.8 verderop in dit hoofd-stuk). Als aanvullende documentatie worden in deze fase onder meer functiebe-schrijvingen en persoonlijke documentatie bestudeerd.

Page 69: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 59

Onderdeel Onderzoek op organisatieniveau Onderzoek op Individueel niveau

Beschouwingsniveau Gehele organisatie en haar positie in de omgeving

Kennisdrager en zijn omgeving

Doel

Vastleggen karakteristieken organisatie Bepaling strategische positie Bepaling primaire proces Identificatie van kennisdragers voor interviews in fase 2

Vaststellen kenmerken kennisdrager Bepaling van hun activiteiten, kennisdo-meinen en communicatie Identificatie van overige kennisdragers voor interviews

Gegevensverzameling

Interviews Branche- en bedrijfsspecifieke documentatie (organogrammen (kwaliteits)handboeken, interne rapportages)

Interviews Bedrijfs- en functiespecifieke documentatie (functiebeschrijvingen, functiegebonden documentatie)

Onderzoeksactiviteiten

Voorstudie onderzoeksorganisatie Interviewen generalisten Beschrijven algemene organisatiekarakteris-tieken Identificatie kennisdomeinen

Interviewen kennisdragers Bestuderen relevante documentatie Identificatie en analyse kennisdomeinen

Gebruikte instrumenten

Semigestructureerde vragenlijst Interviewtechnieken Bureaustudie Procesmodellering Standaard bedrijvenindeling (CBS)

Gestructureerde vragenlijst Interviewtechnieken Bureaustudie Standaard beroepenclassificatie (CBS)

Kandidaten voor interviews Generalisten: algemeen management afdeling-/unit managers projectleiders

Vakspecialisten: ondersteunende functies stafmedewerkers IT-functionarissen

Terugkoppeling Resultaten worden voorgelegd aan geïnterviewde kennisdragers ter verificatie

Resultaten worden voorgelegd aan geïnterviewde kennisdragers (ook uit fase 1) ter verificatie

Tabel 4.5: Overzicht van het onderzoeksproces met behulp van Identick

De fasering van de onderzoeksproces zoals deze hiervoor beschreven is wordt samengevat in tabel 4.5. Als het verzamelen van gegevens voltooid is en een keuze gemaakt is voor beschrijvingsmethodes, worden de verkregen onderzoeks-gegevens verder uitgewerkt. In de volgende paragraaf wordt aangegeven hoe de onderzoeksgegevens geclassificeerd en vervolgens onderling aan elkaar gerela-teerd worden. De opbouw van de kenniskaart om cruciale kennis te identificeren wordt dan verder uitgewerkt.

4.6 Opstellen van de kenniskaart Als het verzamelen van de gegevens voltooid is, kan worden begonnen met het opstellen van de kenniskaart. Figuur 4.3 geeft aan dat het onderzoeksmateriaal achtereenvolgens geïndexeerd en geclassificeerd wordt. Daarna worden de onderzoeksgegevens aan elkaar gekoppeld op basis van de classificatie en geïnterpreteerd met behulp van analysetechnieken. Deze kenniskaart is vervol-gens het uitgangspunt voor de verdere analyse van de kennisdomeinen, het terugkoppelen naar de kennisdragers van de organisatie en het uiteindelijk identificeren van de cruciale kennisdomeinen. Kenniskaarten komen bij voorkeur op iteratieve wijze tot stand (Gordon, 1999; Vail, 1999; Boersma, 2002). De laatste fase in het realiseren van de kenniskaart is daarom het voorzien in

Page 70: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 60

feedback. Deze terugkoppeling heeft als doel de kans op onjuistheden of onvol-komenheden in de kenniskaart te verkleinen.

1 Het formuleren van defunctionaliteit van de kenniskaart

2 De keuze van de organisationele componenten die gerelateerdworden aan de kennisdomeinen

3 Het ontwerp van de structuur vande kenniskaart en de keuze van het detailleringsniveau

4 Het kiezen van beschrijvings-technieken

5 Het verzamelen van informatie

6 Het indexeren, classificeren en analyseren van de gegevens

7 Het beschrijven van de resultaten

v

Combineren kennisdomeinen en overige onderzoeksgegevens

Benoemen, classificeren kennisdomeinen

Aggregeren overige onderzoeksgegevens

Identificatie cruciale kennisdomeinen

Terugkoppeling naar organisatie

8 Het voorzien in terugkoppeling opde kenniskaart

Figuur 4.3 Het uitwerken van het onderzoeksmateriaal in een kenniskaart

De in kaart gebrachte kennisdomeinen worden met elkaar vergeleken en gekop-peld aan de volgende onderdelen:

Activiteiten en dragers (A) Communicatie en dragers (C) Primaire proces (P) Strategische doelstellingen (S); ‘core competence’ (CC); ‘competitive advan-tage’ (CA)

Het samenbrengen van de gegevens vormt de basis voor de verdere uitwerking van de kenniskaart. In figuur 4.4 wordt de opbouw weergegeven van de kennis-kaart zoals deze in dit onderzoek verder gehanteerd zal worden.

Page 71: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 61

Koppeling kennisdomeinen aan:

competitive advantage (CA)

aan criteria cruciale kennisToetsing kennisdomeinen

- primair proces- kennisdomeinen

Tabellen (A) BronmateriaalTabellen (C)

Schema (P)

Koppelingstabel

- interne documentatie- interviews- vragenlijsten

Criteriatabel

- communicatie kennisdragers (C)- primaire proces (P)- strategische doelstellingen (S)--

- activiteiten kennisdragers (A)

Tabellen (S), (CC), (CA)

- strategische doelstellingen (S)- core competence (CC)- competitive advantage (CA)- kennisdomeinen

core competence (CC)

- kennisdragers - activiteiten- kennisdomeinen

- kennisdragers- communicatie- kennisdomeinen

Figuur 4.4: Structuur van de kenniskaart

Uit figuur 4.4 valt af te lezen dat de onderzoeksgegevens uit de tabellen: strate-gische doelstellingen (S), core competence (CC), competitive advantage (CA), primaire proces (P), activiteiten van de kennisdrager (A) en communicatie van de kennisdrager (C), worden samengebracht. De koppeling van de gegevens ge-schiedt aan de hand van de BNB-code (Basisclassificatie Nederlandse Bibliothe-ken) die aan de kennisdomeinen is toegekend. De tabel waarin deze gegevens worden samengebracht wordt aangeduid als koppelingstabel. De BNB-codering van kennisdomeinen wordt ook gebruikt als ordeningsprincipe in de criteriatabel. In deze tabel worden de scores weergegeven van de kennisdomeinen op de in tabel 4.3 weergegeven criteria voor crucialiteit. Achtereenvolgens zullen nu de in figuur 4.4 beschreven onderdelen van de kenniskaart uitgewerkt worden om ten slotte te komen tot een beschrijving van de wijze van identificatie van cruciale kennis.

Het eerste onderdeel dat in figuur 4.4 genoemd wordt, is aangeduid als bronma-teriaal. Dit is het onderzoeksmateriaal dat verzameld is in fase 1 en 2, zoals beschreven in de vorige paragrafen. In tabel 4.6 wordt dit schematisch weerge-geven.Op basis van dit bronmateriaal wordt verder uit het bronmateriaal van de interviews met de kennisdragers herleid welke kennisdomeinen bij de kennisdra-gers aanwezig zijn.

Page 72: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 62

Bronmateriaal

Input Branchedocumentatie, interne documentatie, interviewgegevens, vragenlijstgegevens

Doelstelling Vergaren van onderzoeksgegevens, geschikt voor verdere analyse

Output Semi-gestructureerde gegevens

Te gebruiken in Tabellen (A), (C), Sshema (P), tabel (S),(CC),(CA), criteriatabel

Tabel 4.6: Bronmateriaal

In de kenniskaart worden de brongegevens gebruikt in verschillende vervolgtabel-len. De gegevens over kennisdomeinen uit de interviews met de kennisdragers worden gekoppeld aan de activiteiten van de kennisdragers, aangeduid als (A), en gekoppeld aan de communicatie over de kennisdomeinen, aangeduid als (C). In tabel 4.7 wordt weergegeven hoe de kennisdomeinen, voor elke kennisdrager afzonderlijk, worden gekoppeld aan activiteiten (A).

Activiteiten, kennisdragers en kennisdomeinen: tabellen (A)

Input Bronmateriaal; Basisclassificatie Nederlandse Bibliotheken (BNB)

Doelstelling Benoemen van kennisdomeinen per (sub)activiteit van kennisdragers

Output Kennisdomeinen betrokken bij activiteiten van kennisdragers

Te gebruiken in Koppelingstabel, overzicht kennisdomeinen vanuit verschillende invalshoeken Criteriatabel, toetsing kennisdomeinen aan criteria voor cruciale kennis

Tabel 4.7: Activiteiten, kennisdragers en kennisdomeinen

Voor elke kennisdrager worden dus twee verschillende tabellen gemaakt. In tabel 4.8 worden dezelfde kennisdragers weergegeven. In plaats van de activitei-ten wordt hier weergegeven met wie ze over hun kennis communiceren. Door de communicatie-infrastructuur in kaart te brengen kan worden weergegeven hoe de communicatie tussen de kennisdragers van plaatsvindt. Door te analyseren welke communicatiepatronen rondom de kennisdomeinen plaatsvinden, kan bekeken worden in hoeverre sprake is van adviesnetwerken. De gegevens over de adviesnetwerken worden vervolgens gebruikt ter ondersteuning van het vaststel-len van cruciale kennisdomeinen.

Page 73: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 63

Communicatie , kennisdragers en kennisdomeinen: tabellen (C)

Input Bronmateriaal; Basisclassificatie Nederlandse Bibliotheken (BNB)

Doelstelling Benoemen van kennisdomeinen betrokken bij de communicatie tussen de kennisdragers

Output Kennisdomeinen betrokken bij communicatie tussen de kennisdragers

Te gebruiken in Koppelingstabel, overzicht kennisdomeinen vanuit verschillende invalshoeken;

Tabel 4.8: Communicatie, kennisdragers en kennisdomeinen

In hoofdstuk 2 is aangegeven dat cruciale kennis onder meer gerelateerd is aan activiteiten binnen het primaire proces. In tabel 4.9 worden kennisdomeinen aan het primaire proces gekoppeld. Het primaire proces wordt beschreven door het benoemen van stappen; dit kunnen deelprocessen en/of activiteiten zijn. Het resultaat is een processchema, met een uitwerking van de betrokken kennisdo-meinen per processtap.

Primaire proces en kennisdomeinen: schema (P)

Input Bronmateriaal; kennisdomeinen uit tabellen (A), Basisclassificatie Nederlandse Bibliotheken

Doelstelling Benoemen van kennisdomeinen per stap van het primaire proces

Output Kennisdomeinen per stap van het primaire proces

Te gebruiken in Koppelingstabel, overzicht kennisdomeinen vanuit verschillende invalshoeken

Tabel 4.9: Primaire proces en kennisdomeinen

In hoofdstuk 2 is aangegeven dat cruciale kennis te relateren is aan de strategi-sche positie. De strategische positie omvat in dit onderzoek de strategische doelstellingen (S), de core competence (CC) en de competitive advantage (CA) van een organisatie. In tabel 4.10 wordt beschreven dat de kernbegrippen uit de definities van de onderdelen van de strategische positie worden gerelateerd aan de kennisdomeinen die hieraan ten grondslag liggen.

Strategische positie en kennisdomeinen: tabel (S), (CC), (CA)

Input Bronmateriaal; Basisclassificatie Nederlandse Bibliotheken

Doelstelling Benoemen van kennisdomeinen gerelateerd aan strategische doelstellingen, core competence, competitive advantage

Output Kennisdomeinen strategische positie

Te gebruiken in Koppelingstabel, overzicht kennisdomeinen vanuit verschillende invalshoeken

Tabel 4.10: Strategische positie en kennisdomeinen

Page 74: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 64

In de hiervoor beschreven tabellen van de kenniskaart wordt aangegeven op welke wijze de onderzoeksgegevens gestructureerd worden weergegeven. De volgende stap is de analyse van deze gegevens om tot identificatie van cruciale kennis te komen. In de volgende paragraaf wordt dit proces verder uiteengezet.

4.7 Identificatie van cruciale kennisdomeinen Het laatste onderdeel van de analyse is de identificatie van cruciale kennisdo-meinen. In hoofdstuk 2 is gebleken dat cruciale kennis afhankelijk is van ver-schillende factoren in een organisatie, die in samenhang beschouwd dienen te worden. In de koppelingstabel wordt deze samenhang weergegeven door aan te geven wat de relatie is tussen een kennisdomein en de organisationele compo-nenten uit hoofdstuk 2, die in §4.6 en figuur 4.4 samengevat zijn weergeven.

Koppelingstabel

Input Bronmateriaal; kennisdomeinen uit tabellen (A), (C), schema (P), tabel (S), (CC), (CA)

Doelstelling Aggregeren van gegevens uit inputtabellen, als basis voor een verdere selectie van cruciale kennisdomeinen

Output Score kennisdomeinen op basis van de relatie met: activiteiten, communicatie, primaire proces, strategische doelstellingen, core competence, competitive advantage

Te gebruiken in Criteriatabel, score kennisdomeinen op basis van criteria voor crucialiteit

Tabel 4.11: Koppelingstabel

De koppeling tussen deze verschillende onderdelen is mogelijk omdat de kennis-domeinen zijn geclassificeerd volgens de Basisclassificatie Nederlandse Biblio-theken (BNB). Deze ordening maakt het mogelijk om de kennisdomeinen uit de verschillende deeltabellen onder dezelfde verzamelnaam aan elkaar te relateren. In de koppelingstabel 4.11 wordt voor elk kennisdomein afzonderlijk aangegeven aan welk van de hiervoor genoemde organisationele componenten het gerela-teerd is. Daarna kan voor elk kennisdomein worden nagegaan in hoeveel van de tabelsoorten deze is voorgekomen. De assumptie hierbij is dat naar mate een kennisdomein in meer tabelsoorten voorkomt, de kans groter wordt dat het kennisdomein cruciaal is. De kennisdomeinen kunnen aan de hand van deze score onderling vergeleken worden.

Criteriatabel

Input Bronmateriaal: koppelingstabel

Doelstelling Gesommeerde score kennisdomeinen op basis van de criteria voor crucialiteit

Output Score cruciale kennisdomeinen Te gebruiken bij Beoordeling crucialiteit

Tabel 4.12: Criteriatabel

Page 75: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 4 Het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ 65

In de criteriatabel 4.12 wordt verwezen naar de criteria voor cruciale kennis12. De getallen in de kolom zijn een weergave van een gewogen score (Likert-schaal13) op elk van deze onderdelen. De getallen zijn verkregen na analyse van de diepte-interviews met de kennisdragers over hun kennisdomeinen. Voor deze analyse worden de gegevens gebruikt die bij het afnemen van deel twee van de vragenlijst (zie bijlage) zijn vastgelegd. De kennisdragers geven daarbij antwoorden op vragen over karakteristieken van de kennisdomeinen die zij bezitten. Op deze wijze wordt voor elk van de kennisdomeinen nagegaan welke score kan worden vastgesteld op elk van deze vijf criteria. Indien een kennisdomein bij meerdere kennisdragers wordt aangetroffen, wordt het gemid-delde van de score opgenomen voor het betreffende kennisdomein. De scores worden per kennisdomein gesommeerd en deze geaccumuleerde score wordt weergegeven in de rechter kolom van de tabel. Dit getal geeft aan hoe een kennisdomein scoort op alle criteria tezamen. De assumptie hierbij is dat naar-mate een kennisdomein een hogere score heeft op meerdere criteria, de kans groter wordt dat het kennisdomein cruciaal is. De kennisdomeinen kunnen aan de hand van deze scores onderling worden vergeleken.

Vervolgens kunnen de uitkomsten de scores van de koppelingstabel en de criteria tabel met elkaar vergeleken worden. Op dit punt zal er een selectie moeten plaatsvinden van kennisdomeinen op basis van de scores. Een kennisdomein is mogelijk cruciaal als een kennisdomein een waarde heeft hoger dan een bepaald drempelniveau. Het vaststellen van het drempelniveau kan volgens het volgende selectiemechanisme plaatsvinden.

Allereerst wordt de gemiddelde score van de kennisdomeinen in zowel tabel de koppelingstabel als de criteriatabel. Aangenomen kan worden dat de mogelijke cruciale kennisdomeinen behoren tot de groep die hoger scoort dan gemiddeld. Indien de hoeveelheid kennisdomeinen die hierna overblijft nog aanzienlijk groot is, kan de selectie ook verkleind worden door een percentage te nemen (bijvoor-beeld de 30 procent kennisdomeinen met de hoogste scores). Deze drempel-waarde geldt dan zowel voor de scores in de koppelingstabel als de criteriatabel. Hierdoor blijft een groep kennisdomeinen over die zowel in tabel koppelingstabel als in de criteriatabel aan deze drempelwaarde voldoet. De kans is nu groot dat de kennisdomeinen die deze selectie doorstaan cruciaal zijn. De definitieve vaststelling van de cruciale kennisdomeinen zal echter mede op basis van de inzichten van de onderzoeker en verdere discussie en reflectie met betrokkenen (in de organisatie) dienen te gebeuren. Het vaststellen van cruciale kennis is niet

12 Deze staan vermeld in tabel 4.3 13 D.R. Cooper et al (1995), Business Research Methods, 5e editie, Chicago, p. 179

Page 76: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 66

alleen een rekenkundige exercitie, het is ook afhankelijk van de interpretatie van de onderzoeksgegevens binnen de onderzoekscontext.

De laatste stap van het onderzoeksproces betreft het leveren van terugkoppeling aan de kennisdragers van de organisatie. Om de kans op onjuistheden of onvolkomenheden in de kenniskaart te verkleinen, wordt over de resultaten van de analyse een dialoog aangegaan met de kennisdragers van de organisatie. Op deze wijze wordt nagegaan of de geconstrueerde kenniskaart en de daarop gebaseerde identificatie van cruciale kennisdomeinen herkenbaar en aanvaard-baar is voor de kennisdragers van de organisatie.

4.8 Afsluiting en vooruitblik In dit hoofdstuk is het ontwerpen van het onderzoeksinstrument ‘Identick’ om cruciale kennis te kunnen identificeren beschreven. De theoretische concepten uit hoofdstuk 2 en de theorie van kennis in kaart brengen zijn hierin verwerkt. Daarbij zijn de principes om kennis in kaart te brengen uit hoofdstuk 3 gehan-teerd. Dit heeft geleid tot een ontwerp van het onderzoeksinstrument, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen variabelen die betrekking hebben op de kenmerken van de organisatie en variabelen die betrekking hebben op het individu als kennisdrager. Deze meetniveaus zijn als uitgangspunt genomen voor het onderzoeksproces en de opbouw van de onderzoeksmethode. Er is aangege-ven dat het opstellen van een kenniskaart een geschikte techniek is om de kennis van een organisatie te beschrijven en om de cruciale kennis te identificeren. Tevens is de wijze van verkrijging van onderzoeksgegevens aangegeven. Vervol-gens is een ontwerp van de kenniskaart uitgewerkt en is ingegaan op de syste-matiek om de onderzoeksgegevens te ordenen en aan elkaar te relateren. De identificatie van cruciale kennis kan worden verwezenlijkt door het toetsen van de scores van kennisdomeinen aan een bepaald drempelniveau en de interpretatie van deze scores door de onderzoeker en de betrokken organisatie. De toepas-sing van het onderzoeksinstrument wordt beschreven aan de hand van twee casussen in de hoofdstukken 5 en 6.

Page 77: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 67

5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek

5.1 Inleiding In de vorige hoofdstukken zijn de theoretische uitgangspunten en het ontwerp van het meetinstrument om cruciale kennis te identificeren aan de orde geweest. In dit hoofdstuk worden de resultaten aangegeven van de toepassing van het meetinstrument aan de hand van de casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electro-techniek (hierna afgekort als WWE). Deze casus kan gezien worden als een test voor de bruikbaarheid van het instrument om cruciale kennis te identificeren. Bij de beschrijving van de casus WWE in dit hoofdstuk staan de uitkomsten van het instrument voorop. In §7.5 zal geëvalueerd worden of het instrument voldoet aan zijn doelstelling, namelijk het opsporen en identificeren van cruciale kennis. Dit gebeurt aan de hand van de casus in dit hoofdstuk en de in hoofdstuk 6 be-schreven casus.

De casusbeschrijving volgt dezelfde indeling als de operationalisatie van het instrument in hoofdstuk 4. Aan de hand van drie fasen van onderzoek wordt er gaandeweg toegespitst op de cruciale kennis in de organisatie. Allereerst zullen de resultaten uit fase 1 worden beschreven; het onderzoek op organisatieniveau. Deze beschrijving omvat de algemene karakteristieken in §5.2, de strategische positie in §5.3 en de beschrijving van het primaire proces in §5.4. Vervolgens worden in §5.5 de resultaten van fase 2, het onderzoek naar individuele kennis-dragers, beschreven. Deze eerste twee fasen resulteren in het benoemen van de betrokken kennisdomeinen. Deze onderzoeksgegevens worden vervolgens samengebracht in fase 3 in §5.6, waarna de cruciale kennisdomeinen worden geïdentificeerd. Het hoofdstuk wordt besloten met de conclusies in §5.7.

5.2 Onderzoek op organisatieniveau bij WWE WWE heeft zijn wortels in de Nederlandse scheepsbouwindustrie. Jan Wolfard en Johan Wessels richtten Wolfard & Wessels in 1936 in Vlissingen op. De onder-neming hield zich bezig met het produceren van scheepsaggregaten. Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog verhuisde het bedrijf in 1943 naar Groningen. In 1976 verkochten de erfgenamen van de oprichters de onderneming aan het Groningse bedrijf Central Industry Group (CIG). De CIG is een holding die bestaat uit bedrijven die zich richten op aspecten van de scheepsbouwindustrie. In 1989 fuseerde Wolfard´s Werktuigbouw met een bedrijf dat elektrotechnische installaties voor schepen installeert. Deze fusie werd in 1992 ongedaan gemaakt,

Page 78: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 68

de toevoeging elektrotechniek is echter in de naam blijven staan. Sindsdien richt WWE zich enkel op componenten voor scheepsmachinekamers.

Eind 2000 besloot het management van CIG het belang in Wolfard te vervreem-den.14 De bedrijfsactiviteiten worden sinds 2001 voortgezet onder de naam Wolfard & Wessels. Het onderzoek naar cruciale kennis binnen WWE vond plaats in 2000 en beschrijft dus de situatie van voor de vervreemding. Wel is er later naar aanleiding van deze situatie een interview afgenomen met het management van Wolfard & Wessels om terugkoppeling te krijgen met betrekking tot de onderzoeksresultaten.

In de eerste fase van dit onderzoek zijn de generalisten bij WWE geïnterviewd. Dit waren de directeur van CIG, het holdingbedrijf waar WWE onderdeel van is, de directeur van WWE en de bedrijfsleider van WWE. Daarnaast is er in deze fase gebruikgemaakt van publicaties over de scheepsbouwindustrie, jaarverslagen en interne documentatie.

Algemene karakteristieken van WWE De karakteristieken van WWE vormen de introductie op deze organisatie en de basis voor de verdere beschrijving van deze casus. Voor deze beschrijving is gebruik gemaakt van documentatie van CIG en WWE, algemene literatuurstudie over de scheepsbouwbedrijfstak en de interviews met de generalisten bij CIG en WWE. Bij deze beschrijving wordt de indeling aangehouden zoals deze bij de operationalisatie van het meetinstrument in hoofdstuk 4 is aangegeven.

Doelstelling WWE De directie van WWE heeft de volgende doelstelling geformuleerd: “WWE richt zich op ontwerp, subassemblage, inbouw en projectmanagement van modulaire scheepmachinekamer-componenten voor de Noord-Nederlandse en Duitse scheepsbouwindustrie.“15 De directie van WWE gaf tijdens de interviews duidelijk aan zich ook in de toekomst te blijven richten op de productie van scheepsma-chinekamers.

Bedrijfstak: de Nederlandse scheepsbouwindustrie Hoewel WWE alleen scheepsmachinekamers produceert,is de interdependentie tussen de toeleveranciers en de scheepswerven dermate groot dat voor een goed inzicht in de positie van WWE en zijn omgeving een beschrijving van de scheeps-bouwindustrie een noodzakelijke aanvulling is. Dit temeer omdat de Nederlandse scheepvaartindustrie internationaal gezien een succesvolle ontwikkeling heeft

14 zie ook: Central Industry Group jaarverslag, 2000 15 Strategienota WWE, 2000

Page 79: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 69

doorgemaakt. De wijze waarop de activiteiten gesplitst zijn en verdeeld worden over werven en subcontractors in de bedrijfstak heeft veel gevolgen voor de concurrentiepositie en de core competence van WWE. Deze relatie wordt verderop in dit hoofdstuk verder uitgewerkt.

De Nederlandse scheepsbouwindustrie verschafte op haar hoogtepunt eind jaren zestig werk aan ongeveer 50.000 werknemers. De bedrijfstak genereerde in 1999 een directe omzet van € 1,8 miljard (NLG 4 miljard) en bood werk aan ongeveer 11.000 mensen. De totale productie was in 1998 521.000 compensated gross tons (CGT) verdeeld over 42 werven.16

Noordelijke scheepsbouw streeft wereldmarktleider Japan voorbij17 De Noord-Nederlandse werven zijn wereldmarktleider geworden in de bouw van multipurpose en general cargoschepen. Ze zijn in dit marktsegment hun Japanse concurrenten voorbijgestreefd. Dat zei directeur Philippe Swolfs van Conoship International in Groningen in zijn nieuwjaarstoespraak. Het marktsegment van de multipurpose schepen, de moderne naam voor wat vroeger een general cargoschip werd genoemd, bestaat voornamelijk uit de kleinere zeeschepen, het marktsegment waarin de Noord-Nederlandse werven traditioneel sterk zijn. Van de ruim 17.000 schepen in deze markt zijn er 12.570 kleiner dan 5000 ton en nog eens 2472 tussen de 5000 en 10.000 ton. (Gronin-ger Dagblad, 11-1-2001)

Als de indirecte werkgelegenheid (bijvoorbeeld bij de toeleveringsbedrijven) wordt meegerekend, dan is de bijdrage van de Nederlandse scheepsbouwsector aan de werkgelegenheid bijna tweemaal zo groot.18 Deze infrastructuur rondom de werven, ook wel aangeduid als ‘het maritieme cluster’, ligt internationaal gezien op een behoorlijk hoog niveau. Dit maakt van Nederland de tweede scheeps-bouwnatie in Europa.19 De grootste scheepsbouwnatie in de Europese Unie is Duitsland, met een totale capaciteit van 1.100.000 CGT - het dubbele van Nederland.20 De kern van de Europese scheepsbouw concentreert zich in een radius van 200 kilometer rondom de stad Groningen.

16 Jaarverslag 1998, Association of Western European Shipbuilders and Shiprepairers 17 Dit casusonderzoek is verricht in 2000 en uitgewerkt in 2001. Sindsdien is door een gewijzigde economische situatie de positie van de Nederlandse scheepsbouwindustrie verslechterd 18 Stichting Nederland Maritiem Land, 1998 19 NRC Handelsblad, 21 april 2000 20 Jaarverslag 1998, Association of Western European Shipbuilders and Shiprepairers

Page 80: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 70

De financiële positie van WWE CIG geeft als holding elk jaar een jaarverslag uit. De individuele deelnemingen worden daarin niet gespecificeerd. Op het moment dat dit onderzoek werd uitgevoerd, was er sprake van verliezen bij WWE. Het jaarverslag 1999 van CIG sprak inzake WWE over ‘een groot verlies’. Vanuit WWE werden de financiële resultaten met terughoudendheid prijsgegeven. De omzet over 1999 was € 8,6 Miljoen (1999, NLG 19 Miljoen). Over het verlies wordt geen uitspraak gedaan. De directie gaf aan dat er op een tweetal projecten te optimistisch is ingeschre-ven en dat er daarom verlies is gemaakt. De voorcalculatie is een kritische factor in de aanbesteding en miscalculaties kunnen leiden tot oplopende verliezen tijdens de realisatie van een project.

De omzet kan wel nader gespecificeerd worden: 95 procent van de omzet werd gerealiseerd door het uitrusten van schepen met machinekamers. De overige omzet werd behaald met nevenactiviteiten. Het aandeel van de export in de omzet was vijf procent. WWE gaf aan dit in de komende jaren sterk te willen vergroten omdat het op deze wijze sneller kan groeien dan de bestaande binnen-landse markt. 21 Duitsland wordt daarbij als belangrijkste exportmarkt gezien, temeer omdat de hoofdmoot van de Duitse scheepsbouw zich voornamelijk in Noordwest-Duitsland concentreert en daardoor ook relatief dichtbij is.

Structuur van WWE De structuur van WWE is intern niet uitgewerkt in een organogram. Dit is een bewuste keuze van het management omdat de nadruk niet ligt op de hiërarchi-sche structuur maar op de projectstructuur en de communicatiestructuur. WWE kent een projectgerichte organisatieopbouw, waarin het account- en projectma-nagement de kern vormen. De keuze voor een platte organisatiestructuur zorgt in de optiek van het management voor een efficiënte beslissingsstructuur.

De overlegstructuur is vormgegeven in vastgelegde overlegbijeenkomsten die zijn uitgewerkt in een component waarbij de gehele organisatie is betrokken en een component die onderdeel is van de projectstructuur. De afdelingen zijn gefor-meerd rondom de projectstructuur. Elke fase in een project wordt door een afdeling verzorgd. Daarbij zorgen de bedrijfsleider, de projectmanagers en de voormannen van de afdelingen voor de integratie tussen de fasen en daarmee dus ook tussen de afdelingen. In de paragraaf over het primaire proces bij WWE wordt deze projectstructuur verder uiteengezet.

21 Strategienota WWE, 2000

Page 81: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 71

Personele opbouw van de organisatie Het personeel is bij WWE de belangrijkste drager van kennis. De opbouw van het personeelsbestand geeft enig inzicht in de opbouw van kennis in de organisatie. Het volgende overzicht geeft een indicatie van de kennisintensiteit:

Opleidingsniveau (CBS) Aantal medewerkers procentueel Elementair 8 9% Lagere Beroepsopleiding (LBO) 38 42% Middelbare Beroepsopleiding (MBO) 31 35% Hogere Beroepsopleiding (HBO) 11 12% Wetenschappelijk onderwijs (WO) 2 2%

Tabel 5.1: Opleidingsniveau van WWE-medewerkers

Het totale aantal medewerkers is 90, van wie er 85 man zijn en 5 vrouw. Volgens een schatting van het management is de gemiddelde leeftijd onder de 40 jaar. Net iets meer dan de helft van de medewerkers is elementair of lager geschoold. Deze medewerkers zijn voornamelijk aan het werk in de productie. Het gaat dan om lassen, inbouw en metaalbewerking. Een deel van deze medewerkers wordt op projectbasis ingehuurd via uitzendbureaus. Onder de tijdelijke medewerkers is het verloop groot. De voormannen en de meewerkende voormannen zijn wel allen middelbaar geschoold en in vaste dienst. Zij zijn al vele jaren bij WWE werkzaam en onder hen is het verloop klein. De hoger en academisch geschool-den zijn betrokken bij engineering of bevinden zich in het management.

Typering organisatiecultuur De organisatiecultuur binnen WWE wordt door veel medewerkers aangeduid als informeel. Men is gericht op snelle beslissingen en rekent elkaar af op de be-haalde resultaten. Binnen de organisatie wordt gesproken van een ‘doenerscul-tuur’ en een ‘no-nonsense’-mentaliteit. Daarnaast wordt het meebouwen aan een schip als een bijzondere ervaring aangeduid. Het management vindt de hoge betrokkenheid van medewerkers kenmerkend voor de scheepsbouwindu-strie. Het toewerken naar een concreet eindproduct, de machinekamer en in bredere zin het schip, wordt volgens hen gekenmerkt door een ‘recht door zee’-mentaliteit.

De producten en diensten van WWE WWE ontwerpt en plaatst per jaar ongeveer vijftien machinekamers, voornamelijk in opdracht van Noord-Nederlandse scheepsbouwers. In de visie op de markt is er een keuze gemaakt zich toe te leggen op kleinere koopvaardijschepen. WWE bouwt voornamelijk machinekamers in coasters tussen de 3000 en 5000 ton. Daarnaast richt men zich op de jachtbouw. De output van WWE kan als volgt worden aangegeven: ontwerp, productie en inbouw van complete machineka-merinstallaties aan boord van zeegaande schepen, binnenschepen en megajach-ten. Daarnaast verzorgt men de hermotorisering van bestaande machinekamers.

Afnemersmarkt van WWE De afnemers van de scheepsmachinekamers van WWE zijn de scheepswerven. WWE levert voornamelijk aan Noord-Nederlandse werven. Echter deze scheeps-

Page 82: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 72

werven bouwen ook in opdracht. Dat zijn namelijk rederijen die opdracht geven tot de bouw van een bepaald type schip. WWE vervult voornamelijk de rol van subcontractor van de scheepswerf. In de meeste gevallen wordt door de werf een aanbesteding uitgeschreven waarop men kan bieden. Deze wijze van aanbeste-den veroorzaakt een prijsdruk tussen WWE en de concurrerende bieders omdat het accent voornamelijk op de biedingsprijs ligt. Dit leidt tot een kostenfocus bij aanbesteding en niet tot een afweging die gericht is op het rendement van het product gedurende de gehele levensduur. Aangezien WWE een kwalitatief hoogstaand product wil leveren, is de ideale situatie voor WWE om als volwaar-dige partner in een scheepsbouwproject vanaf begin tot einde deel te nemen. In deze situatie stellen alle scheepsbouwpartijen, te beginnen met de rederij, maar ook de scheepswerf, de onderaannemers en toeleveranciers, elkaars expertise ter beschikking en proberen op deze manier een schip tot stand te brengen waarbij het rendement over de gehele levensduur een overwegende factor is in plaats van de kosten van de aanschaf. Door deze werkwijze komt een schip tot stand dat voordelig te bouwen is door de bouwers en dat voordelig vaart voor de rederij. Op het moment van onderzoek bleek een dergelijke directe relatie tussen WWE met rederijen nog voor te komen.

De rol van technologie binnen WWE WWE maakt, als productiebedrijf, vanzelfsprekend gebruik van verschillende technologieën. Het opmerkelijke is dat de technologie van de daadwerkelijke productie, de assemblage en de inbouw niet bijzonder van aard is. Men maakt gebruik van gewone lasapparatuur en metaalbewerkingsgereedschappen. Geavanceerdere informatietechnologie wordt gebruikt in de engineeringsfase. Met name de driedimensionale ontwerpsoftware waarmee de machinekamer wordt ontworpen speelt een belangrijke rol.

Kennismanagementactiviteiten Er zijn binnen WWE verschillende activiteiten die onder de noemer van kennis-management plaatsvinden. Op het moment van onderzoek was er een aantal medewerkers dat opleidingen volgde of van plan was dat te doen. Deze opleidin-gen worden voornamelijk gevolgd door het productiepersoneel en zijn technisch van aard. De cultuur binnen de organisatie is erg gericht op het ervaringsleren. Onervaren jonge medewerkers worden intern begeleid door oudere ervaren collega’s. Door bijna alle middenkadermedewerkers worden de vakbladen bijgehouden; zij beschouwen deze bladen als een van de belangrijkste bronnen voor kennis over nieuwe ontwikkelingen. Een andere belangrijke bron van kennisverwerving vormen de leveranciers van machines en halffabrikaten. De opgedane kennis en ervaring binnen de organisatie wordt maar in beperkte mate vastgelegd in documentatie. De technische documentatie over de bouw van een machinekamer is bijvoorbeeld erg gedetailleerd, maar de opgedane ervaringen over bijvoorbeeld projectmanagement, inkoop en logistiek worden over het algemeen niet gedocumenteerd. De technische specificaties dienen niet voor kennisoverdracht maar voor de ondersteuning bij de productie. Tevens is er binnen WWE een uitgewerkte overlegstructuur. Deze dient voor de coördinatie en de afstemming in de project- en managementsfeer.

Page 83: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 73

Binnen CIG vervult WWE de rol van kenniscentrum voor alle vragen over scheepsmachinekamers. Die rol kan WWE vervullen omdat de kennis die gebruikt wordt voor het ontwerpen en bouwen van machinekamers verwant is aan de kennis die benodigd is voor de activiteiten bij andere bedrijven binnen CIG.

5.3 Uitwerking van de strategische positie van WWE In hoofdstuk 4 is aangegeven dat met het begrip strategische positie de be-schrijving en samenhang tussen de strategische doelstellingen, de core compe-tence en de competitive advantage wordt bedoeld. In deze paragraaf zullen deze onderdelen voor WWE worden beschreven. Elk onderdeel van de beschrijving wordt afgesloten met een tabel waarin de kernpunten en de betrokken kennis-domeinen worden weergegeven.

Strategische doelstellingen (S) Tijdens de introductie-interviews bij CIG, de holding waartoe WWE behoort, bleek dat de directie een uitgesproken visie heeft op de toekomstige ontwikkelin-gen in de Nederlandse en internationale scheepsbouw. De CIG wendt zijn invloed en zeggenschap bij de individuele dochters aan om deze visie ook bij hen gestalte te geven. Voor WWE betekent dit dat het bedrijf strategische doelen in beperkte mate zelf kan definiëren. De strategische doelstellingen van WWE zijn een afgeleide van de strategische doelstellingen van CIG. Deze constatering is een aanleiding om beknopt de strategische doelstellingen van CIG te beschrijven en vervolgens de implicaties hiervan voor de strategische doelstellingen van WWE aan te geven.

Scheepsbouw is een projectindustrie en dat brengt met zich mee dat prijsonder-handelingen zeer frequent (per scheepsbouwproject) plaatsvinden. Van project tot project wordt opnieuw onderhandeld over de prijzen. Deze hoge prijsdruk heeft er in de scheepsbouwindustrie toe geleid dat er veel nadruk op efficiency en kostenreductie is ontstaan. De strategische visie van CIG en daarmee ook WWE ontvouwt zich rond de vraag hoe verdere efficiencyverbetering mogelijk is. Een organisatievorm met langdurige co-maker-relaties zou hierop een antwoord kunnen zijn. Een schip wordt in dit geval niet geoptimaliseerd op basis van lage bouwkosten, maar op lifecyclekosten, wat op zich weer mogelijkheden biedt tot langlopende garantiestellingen van de bouwers voor de opdrachtgever. Een andere mogelijke keuze is die van de gangbaarheid van de schepen die men wil bouwen. Veelvoorkomende scheepstypen lenen zich meer voor een industriële aanpak, terwijl gespecialiseerde schepen met unieke karakteristieken in hogere mate ambachtelijk worden gebouwd. Gangbare schepen kunnen door een industriële aanpak goedkoper gebouwd worden. Bij een serie worden de totale

Page 84: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 74

ontwerp-, engineerings- en voorbereidingskosten (ongeveer 10% van de bouw-som) over de gehele serie verdisconteerd in plaats van over een enkel schip. Daarnaast kunnen er bij seriebouw voordelen verkregen worden zoals inkoop-voordelen en en kan er geprofiteerd worden van de leereffecten in het bouwpro-ces. CIG geeft in zijn strategische rapportage aan dat voor gangbare scheepsty-pen vrijwel alleen nog concurrerende seriebouw mogelijk is.22

De directie van WWE formuleert de strategische doelstelling als volgt: “Binnen een tijdbestek van tien jaar wil Wolfard's Werktuigbouw en Electrotechniek B.V. (WWE) een internationaal toonaangevende opererende onderneming zijn, die modulaire componenten voor scheepsmachinekamers in geheel Europa levert. Daarbij concentreert WWE zich op ontwerp, subassemblage, inbouw en project-management.” Vroegtijdige betrokkenheid van WWE bij het ontwerp van het schip door de scheepswerf levert een samenhangend machinekamerontwerp, dat meestal goedkoper te realiseren is. Daarnaast kan efficiencyvoordeel optreden door verdergaande standaardisatie en industrialisatie van de productie van machinekamers.

Samenvattend kan gesteld worden dat de strategische doelstellingen van CIG liggen op het terrein van het aangaan van partnerships met opdrachtgevers en verdergaande efficiencyverbetering door middel van industrialisering van een-voudige productieonderdelen en het focussen op seriebouw van schepen. Voor WWE kan dit vertaald worden als de inbouw van machinekamers. Het is dan van belang om orders binnen te halen voor een hele serie schepen, zodat de efficien-cyvoordelen en leereffecten ook de inbouw van de machinekamers betreffen.

In tabel 5.2 wordt een overzicht gegeven van de kernpunten van de strategische doelstellingen, de bijbehorende kennisdomeinen zoals deze binnen de organisa-tie zelf benoemd worden en de BNB-code van de kennisdomeinen.

Onderdeel strategi-sche positie

Kernpunten

Strategische doelstellin-gen

Het aangaan van partnerships met opdrachtgevers Verdergaande efficiencyverbetering Verdergaande standaardisatie en industrialisatie van de productie van machinekamers

22 Interne strategierapportage CIG, 1999

Page 85: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 75

Onderdeel strategi-sche positie

BNB - code

BNB - domeinnaam Benaming kennisdomeinen bij WWE

8540 marketing accountmanagement 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement, planning en budgettering 8530 financieel management, financiering budgettering 8515 onderzoek en ontwikkeling innovatie productontwerp, productontwikkeling 8535 productiemanagement productieplanning, capaciteitsplanning,

inbouwplan

Strategische doelstellin-gen

5210 werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren

ontwerpen, module-opbouw

Tabel 5.2: Strategische doelstelling en bijbehorende kennisdomeinen (S)

Core competence (CC) De core competence van WWE ligt in het verlengde van de core competence van de Nederlandse scheepsbouwindustrie. Deze is te herleiden tot de wijze waarop de scheepsbouw in Nederland produceert. Dit is in internationaal perspectief gezien bijzonder te noemen. Allereerst zal beknopt op deze werkwijze worden ingegaan. Op basis van de beschrijving van de situatie van de Nederlandse scheepsbouw zal worden gefocust op de core competence van WWE.

De hoeveelheid CGT (compensated gross tons) die in Nederland geproduceerd wordt doet in internationaal perspectief een groter aantal werknemers in de scheepsbouwsector vermoeden dan feitelijk het geval is. Uit de verhouding tussen het CGT en het aantal werknemers in de Nederlandse scheepsbouw kan worden afgeleid dat de arbeidsproductiviteit tot de hoogste in de wereld be-hoort.23 Deze aanpak in de Nederlandse scheepsbouwindustrie wordt beschreven in twee artikelen die verschenen zijn in het Journal of Ship Production.24 Samen-gevat geven deze artikelen aan dat er twee strategische ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in de Nederlandse scheepsbouwindustrie. De eerste ontwikkeling kan beschreven worden als 'horizontale diversificatie’, waarin de traditionele activiteiten van de scheepswerven zijn verschoven van totaalproductie naar scheepsassemblage, aangevuld door onderaannemers en toeleveranciers, waarbij de waardetoevoeging door de werven zelf transparanter is geworden. De tweede ontwikkeling is de specialisatie van de Nederlandse scheepsbouw in de in §5.2 genoemde nichemarkten. Beide ontwikkelingen hebben geleid tot een

23 Michael Goldan, (1995), The Netherlands' Shipbuilding Industry: Own Solutions to Competitiveness. In: Journal of Ship Production, november, p. 269-274 24 Sjoerd Hengst and J.D.M. Koppies (1996), Analysis of Competitiveness in Commercial Shipbuilding. In: Journal of Ship Production, mei, p. 73-84

Page 86: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 76

verbeterde concurrentiepositie en een toegenomen marktaandeel ten opzichte van andere landen binnen de Europese Unie.

Een belangrijke oorzaak voor de hoge arbeidsproductiviteit is zoals aangegeven gelegen in de wijze waarop de schepen worden geproduceerd. Bij deze horizon-tale diversificatie is er sprake van een grote mate van uitbesteding van de productie van deelcomponenten van de schepen. Als gevolg hiervan wordt ongeveer 28 procent van de waarde toegevoegd door de werven zelf. Dankzij deze werkwijze is het mogelijk om tijdens de productie van de schepen parallelle planning toe te passen. Dit wil zeggen dat de deelcomponenten van de schepen, zoals de platen van de scheepshuid, het ontwerp van de leidingen en ook het ontwerp en de prefabricatie van de machinekamers, al gerealiseerd kunnen worden voordat het schip in de werf daadwerkelijk wordt afgebouwd. Dankzij software die gebruik maakt van driedimensionaliteit en Computer Aided Design (hierna: CAD) mogelijk maakt en de daaruit voortvloeiende parallelle plannings-mogelijkheden is de productietijd van de schepen die gebouwd worden in Nederland aanzienlijk teruggebracht. Deze wijze van bouwen heeft ertoe geleid dat grotere scheepswerven gereduceerd werden tot assemblage-inrichtingen en dat de aanverwante inrichtingsactiviteiten verzorgd worden door onafhankelijke onderaannemers, zoals WWE, met hun eigen specialiteit. Op het moment dat de scheepswerf of de reder een beslissing heeft genomen omtrent de ontwikkeling en bouw van een schip, vindt de realisatie ervan dus op parallelle wijze plaats bij verschillende bedrijven. Door de scheiding van deelactiviteiten is er een beter inzicht ontstaan in de winstgevendheid van de deelactiviteiten.

Het is geen geheim dat arbeidsintensieve onderdelen in andere delen van de wereld op goedkope wijze gerealiseerd kunnen worden.25 Op het gebied van de kennisintensieve onderdelen daarentegen, zoals het ontwerp van de schepen maar ook het projectmanagement en de integratie van deelcomponenten, is de Europese scheepsbouw en met name de Nederlandse scheepsbouw toonaange-vend. De hogere lonen worden op dit vlak ruimschoots gecompenseerd door de hogere arbeidsproductiviteit, de goed ontwikkelde technologie en de geleverde kwaliteit. Het aandeel van WWE in deze wijze van produceren ligt in de modulai-re opbouw van machinekamers. De modulen en voorbewerkte leidingen worden zo veel mogelijk in de eigen werkplaats geassembleerd. Voor een coaster zijn drie tot acht van dergelijke modulen voldoende om de machinekamer mee uit te rusten. Deze worden als complete eenheden geïnstalleerd in het schip op de werf. Daarmee wordt de tijd die op de werf voor montage aan boord benodigd is geminimaliseerd. Voorwaarde voor deze werkwijze is dat het ontwerp tot in groot

25 Central Industry Group, Jaarverslag1999, p. 12

Page 87: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 77

detail wordt gedefinieerd in de engineeringsfase. Deze werkwijze maakt het mogelijk de steeds snellere doorlooptijden van scheepsnieuwbouw bij de werven bij te houden.

Onderdeel strategi-sche positie

Kernpunten

Core competence De core competence van WWE hangt samen met de werkwijze in de Nederlandse scheepsbouwin-dustrie en ligt op het gebied van engineering en modulaire opbouw van machinekamers

Onderdeel strategi-sche positie

BNB - code

BNB - domeinnaam Benaming kennisdomeinen bij WWE

5210 werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren

ontwerpen, module-ontwerp, unitbouw

5483 computer aided engineering 3D-ontwerptechniek, CAD

Core competence

8534 logistiek management logistiek, operations buitendienst

Tabel 5.3: Core competence en bijbehorende kennisdomeinen (CC)

In tabel 5.3 wordt een overzicht gegeven van de kernpunten van de core compe-tence, de bijbehorende kennisdomeinen zoals deze binnen de organisatie zelf benoemd worden en de BNB-code van de kennisdomeinen.

Competitive advantage (CA) De afnemers van de scheepsmachinekamers van WWE zijn voornamelijk de Noord-Nederlandse scheepswerven die de schepen bouwen. Vanuit deze optiek is WWE dus een regionale speler. In de beschrijving van de bedrijfstak in §5.2 is aangegeven dat de kern van de Europese scheepsbouw zich concentreert in een radius van 200 kilometer rondom de stad Groningen. Dit geeft enige nuance aan de positie van WWE als regionale speler. Aangezien de scheepsbouw in Europa voornamelijk geconcentreerd is in Nederland en Noord-Duitsland is de positie van regionale speler in het hart van de Europese scheepsbouw natuurlijk wel verschillend van een regionale speler in de periferie.26 Als concurrenten van WWE worden in deze casus de bedrijven bedoeld die op dezelfde projecten inschrijven en een vergelijkbaar product kunnen aanbieden. Deze directe concur-renten van WWE zijn eveneens alle gevestigd in Noord-Nederland.27 Het mana-gement van WWE geeft aan deze directe concurrenten niet als grootste bedrei-

26 Zie ook http://www.conoship.com/uk/company/index.htm 27 De voornaamste concurrenten van WWE zijn: Marine Service Noord (concentreert zich voornamelijk op grotere schepen dan WWE), Recon (concentreert zich eveneens voornamelijk op grotere schepen dan WWE) en GTI Industrial Services (beweegt zich in hetzelfde segment als WWE maar heeft geen eigen engineering)

Page 88: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 78

ging te beschouwen. Enerzijds omdat ze elk hun eigen specialisatie hebben, anderzijds omdat de Nederlandse scheepsbouw ‘het goed doet’. Zolang het met de scheepsbouwindustrie in Nederland goed gaat, is er voldoende werk voor alle partijen. WWE is kwetsbaarder door de concurrentiepositie van de Nederlandse scheepswerven internationaal gezien dan door de dreiging van lokale directe concurrenten op het gebied van machinekamerinbouw.

Groningse scheepsbouw lijdt onder lage lonen-landen 28

Het gaat slecht met de Groninger scheepsbouw. Vier van de zeven grotere scheepswerven in de noordelijke provincie hebben het afgelopen jaar moeten reorganiseren. Dit komt voornamelijk doordat veel scheepswerven hun ruwbouw tegenwoordig noodgedwongen bestellen in lage lonen-landen in Oost-Europa. Dit heeft woordvoerder A. de Vos van FNV Bondgenoten woensdag bevestigd. Volharding Shipyards uit Foxhol maakte dinsdag bekend dat ze dertig van de 130 banen wil schrappen. Collega Van Diepen in Waterhuizen (honderd werknemers) vroeg vorig jaar december faillissement aan, terwijl Marineservice Noord uit Foxhol twee maanden geleden bij een doorstart dertig van de 150 werknemers ontsloeg. Ook de stad-Groningse scheepswerf Recon ontkwam niet aan een grote reorganisatie. “Het staalwerk kan in landen als Roemenië of de Oekraïne worden gemaakt voor een fractie van wat aan Nederlandse werknemers betaald moet worden”, legt De Vos uit. “Opdrachtgevers weten dat en geven de scheepswerven de keuze: of knippen in de begroting, of we vertrekken naar een andere bouwer.” Tot twee jaar terug steunde de overheid de scheepswerven nog via incidentele subsidies. Bovendien hadden de werven toen profijt van de cv-regeling, die particuliere investeerders stimuleerde geld in de Nederlandse scheepsbouw te steken. “Van dat idee is de overheid, mede op aandringen van Brussel, afgestapt”, aldus de vakbondsman. De ontslagen in Groningen vallen vooral onder de lassers en ijzerwerkers, die normaal de casco’s van de schepen voor hun rekening nemen. In Groningen werken in totaal 4.000 mensen in de scheepsbouw.

Internationaal gezien dienen zich nieuwe uitdagingen aan voor de Nederlandse scheepsnieuwbouw. Als gevolg van de afschaffing van de cv-constructies29 en de toenemende concurrentie vanuit voormalig Oost- Europa en het Verre Oosten zal een volgende innovatieslag gemaakt moeten worden. Dit is een punt van grote zorg: de concurrentie uit Azië, met name uit Zuid-Korea, leidt door de staatssub-sidies tot grote concurrentiedruk. De opkomende scheepsbouwindustrie in China wordt op termijn waarschijnlijk een even grote bedreiging als die van Zuid-Korea. Tot nu toe hebben de Nederlandse werven zich met succes verschanst in aan-

28 Bron: ANP, 22 augustus 2002 29 Fiscaal gunstige investeringsconstructie in scheepsnieuwbouw was verbonden aan de rechtsvorm van de commanditaire vennootschap. Deze fiscale voordelen zijn per 01-01-2001 komen te vervallen

Page 89: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 79

trekkelijke nichemarkten, waar de moordende concurrentie op de wereld-markt nog niet al te veel schade aanricht. Zelf bouwen de Aziaten nog geen grote baggerschepen, luxe jachten of ferryschepen. Maar de dumpprijzen voor supertankers, containerschepen en bulkcarriers zorgen ervoor dat Europese werven die nog wél in deze segmenten produceren, nu ook uitwijken naar de niches waarin de Nederlandse scheepsbouwindustrie zich begeeft.

Onderdeel strategische positie

Kernpunten

Competitive advantage

De geografische ligging van het bedrijf, de productiemethode, kostprijsbeheersing en de focus op een nichemarkt ten opzichte van de directe concurrenten vormen de competitive advantage voor WWE

Onderdeel strategische positie

BNB - code

BNB - domeinnaam Benaming kennisdomeinen bij WWE

8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement, inkoop 8530 financieel management, financiering budgettering 8535 productiemanagement productiemanagement

Competitive advantage

5210 werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren

ontwerpen, module-ontwerp, unitbouw

Tabel 5.4: Competitive advantage en bijbehorende kennisdomeinen (CA)

In tabel 5.4 wordt een overzicht gegeven van de competitive advantage, de bijbehorende kennisdomeinen zoals deze binnen de organisatie zelf benoemd worden en de BNB-code van de kennisdomeinen. Samenvattend kan worden gesteld dat de geografische ligging van het bedrijf, de productiemethode, kostprijsbeheersing en de focus op een nichemarkt ten opzichte van de directe concurrenten de competitive advantage voor WWE vormen.

In deze paragraaf zijn de onderdelen van de strategische positie gerelateerd aan kennisdomeinen en weergegeven in tabellen. Deze tabellen worden in het overzicht van de kenniskaart in hoofdstuk 4 aangeduid als tabel S (strategische doelstellingen), tabel CC (core competence) en tabel CA (competitive advanta-ge). De kennisdomeinen die zijn weergegeven in deze tabellen worden verwerkt in de Koppelingstabel in §5.6. Daar worden ze verder geanalyseerd in samen-hang met de kennisdomeinen die bij de overige onderdelen in dit casusonder-zoek naar voren zijn gekomen.

5.4 Uitwerking van het primaire proces bij WWE In deze paragraaf zal het primaire proces bij WWE worden beschreven. Het primaire proces bij WWE heeft als resultaat scheepsmachinekamers die inge-bouwd zijn in schepen. WWE heeft een projectgestuurde werkwijze. Het primaire proces wordt dan gezien als een opeenvolging van handelingen in projecten. Het is dus niet de fysieke goederenstroom die centraal staat maar de projectwerkwij-ze. De onderdelen van het primaire proces worden gerelateerd aan kennisdomei-nen. Elk onderdeel van de beschrijving wordt afgesloten met een tabel waarin de kernpunten worden weergegeven en de betrokken kennisdomeinen benoemd en gecodeerd. De kennisdomeinen zijn aangeduid met de namen zoals die binnen

Page 90: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 80

WWE gebruikelijk zijn, maar er is eveneens gebruikgemaakt van de Basisclassifi-catie Nederlandse Bibliotheken (BNB).

In de projectmatige totstandkoming van de scheepsmachinekamers kunnen binnen WWE de volgende activiteiten worden onderscheiden:

1. Acquisitie

2. Engineering en procesvoorbereiding

3. Inkoop

4. Subassemblage

5. Inbouw

6. Nazorg

7. Oplevering

De deelactiviteiten van het primaire proces worden achtereenvolgens uiteengezet en toegelicht.

1 Acquisitie Wanneer van een scheepswerf een aanvraag voor een offerte binnenkomt, gaat dit vergezeld van een bestek waarin de hoofdlijnen van het project uiteengezet worden en wordt er een richtprijs gegeven. WWE brengt vervolgens, tegelijk met een aantal andere concurrerende machinekamerfabrikanten, een offerte uit. De prijs is de dominante factor voor het verkrijgen van de order. Behalve de prijs kunnen ook een goede samenwerkingsrelatie uit het verleden of bepaalde technische mogelijkheden een rol spelen. Als de opdracht is verstrekt, krijgt WWE van de opdrachtgever driedimensionale tekeningen van het casco van het schip en van de technische onderdelen, waarin nadere gegevens staan over motoren en (ballast)tanks. Met deze gegevens wordt aan de slag gegaan in de volgende fase van het primaire proces.

2 Engineering en procesvoorbereiding In deze fase wordt niet alleen de te bouwen machinekamer maar ook het pro-jectverloop en het productieproces gedefinieerd. Eén projectmanager begeleidt de bouw van een machinekamer van begin tot einde. De opbouw van het ontwerp dat in deze fase wordt verricht, is in hoge mate bepalend voor het verloop van de volgende fasen. Driedimensionale ontwerpen helpen om een goede voorstelling van zaken te krijgen en bieden de mogelijkheid het verdere verloop van de productie in grote mate te definiëren. De engineeringsfase is daarmee een zeer belangrijke fase in het ontwerp van de machinekamer. Alle overige handelingen worden verricht op basis van de in deze fase voortgebrachte ontwerpen. De belangrijke techniek bij het ontwerpen is driedimensionale (3-D) ontwerpen ondersteund door software (CAD). Complete constructietekeningen van machinekamers worden hiermee gegenereerd. De indeling van het schip, de specificaties en de hoofdlijnen van de architectuur van de machinekamer worden samen met de klanten opgesteld. De definitieve ontwerpen worden zeer gedetail-leerd opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbare ruimte en de specifieke karakteristieken van het schip.

Page 91: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 81

3 Inkoop Een groot deel van de kosten van een project, variërend van 40 tot 70 procent, bestaat uit inkoopkosten voor onderdelen van machinekamers. Al tijdens het ontwerpen van de machinekamer wordt overwogen welke onderdelen ingekocht moeten worden. De kwaliteit van het inkoopmanagement is medebepalend voor de marge op het gehele project. Wordt er te goedkoop ingekocht, dan loopt WWE een kwaliteitsrisico en kans op uitgebreide nazorg en herstelwerkzaamhe-den. Wordt er te duur ingekocht dan staat de winstgevendheid van het project onder druk.

4 Subassemblage In deze fase staat de voorbewerking centraal, of anders gezegd het maken van specifieke onderdelen zoals de pijpleidingen voor de leidingsystemen in de machinekamer. De scheepsmachinekamer wordt gebouwd in units, die in kant-en-klare onderdelen op de werf in het schip ingebouwd kunnen worden. Deze units worden tijdens deze fase in toenemende mate verder aangekleed (pre-outfitting) totdat ze in de werkplaats worden voorzien van pijpleidingen en worden getest. Een voordeel van deze werkwijze is dat de hellingtijd (op de werf) kan worden bekort. De scheepshelling of een bouwdok is de flessenhals in het bouwproces omdat alle onderdelen daar moeten worden afgebouwd.

5 Inbouw De installatie van de machinekamers wordt uitgevoerd door ervaren montage-teams onder leiding van een voorman die nauw contact met de projectmanager onderhoudt. Bij de montage wordt behalve aan de technische montage ook veel aandacht aan de kwaliteit van de inbouw en de betrouwbaarheid van de machi-nekamer besteed. Deze kwaliteitscontrole scheelt vervolgens weer in de tijd die in het natraject besteed moet worden aan herstelwerk. De in de werkplaats gepre-fabriceerde onderdelen bouwen de montageploegen aan boord af. Tijdens de inbouw worden de centrale units uit de werkplaats opgebouwd tot complete systemen. De kleine units worden pas aan boord zelf op maat gemonteerd. De montageploegen hebben eigen onderkomens op de werven.

6 Nazorg Het natraject omvat voornamelijk het in bedrijf stellen en beproeven van die systemen waarvoor het schip nu eenmaal in het water moet liggen. De machine-kamer wordt bij ingebruikneming getest door een zogenaamd klassebureau. Dit is een onafhankelijk instituut dat test of de in gebruik genomen apparatuur aan de gestelde specificaties voldoet.

7 Oplevering Op het moment dat bij de proefvaart door het klassebureau is geconstateerd dat alle systemen aan de gestelde eisen en specificaties voldoen, wordt de machine-kamer officieel opgeleverd. De overdracht vindt plaats middels een getekend document.

Page 92: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 82

Procesfase BNB - code

BNB - domeinnaam Genoemde kennisdomein bij WWE

8540 marketing accountmanagement 8530 financieel management, financiering voorcalculatie 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement, inkoop

1 Acquisitie

5543 scheepsuitrusting scheepstypen, scheepsopbouw 5210 werktuigbouwkundig ontwerpen,

construeren inbouwkenmerken, prestatie en kwaliteitscri-teria

5483 computer aided engineering 3D-ontwerpsoftware 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement, inkoop, interne order-

specificatie 5543 scheepsuitrusting scheepstypen, scheepsopbouw

2 Engineering en procesvoorbereiding

5274 materiaalbewerking: algemeen materiaalbewerking 8505 management, organisatie: algemeen inkoop 8534 logistiek management logistiek 5215 machineonderdelen: algemeen technische onderdelen machinekamer

3 Inkoop

5280 verbindingstechniek: algemeen hydrauliek, pneumatiek 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement 8512 kwaliteitsmanagement kwaliteitsmanagement 5280 verbindingstechniek: algemeen afsluitingen, hydrauliek, pneumatiek 5282 lastechniek lassen, fitten

4 Subassemblage

5225 pijpleidingen, appendages, vaten pijpfitten, buigen 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement 8512 kwaliteitsmanagement kwaliteitsmanagement 5282 lastechniek lastechniek

5 Inbouw

5225 pijpleidingen, appendages, vaten pijpfitten, buigen mechanische technologie prestatiecriteria 6 Nazorg

8512 kwaliteitsmanagement

kwaliteitscriteria 7 Oplevering 8525 accounting nacalculatie

Tabel 5.5: Het primaire proces bij WWE en bijbehorende kennisdomeinen (P)

In tabel 5.5 wordt een overzicht gegeven van de onderdelen van het primaire proces, de bijbehorende kennisdomeinen zoals deze binnen de organisatie zelf benoemd worden en de BNB-code van de kennisdomeinen. Deze tabel wordt in het overzicht van het meetinstrument in hoofdstuk 4 aangeduid als tabel P (primaire proces). De gegevens uit deze tabel worden verderop in dit hoofdstuk gebruikt in de koppelingstabel.

5.5 Onderzoek naar kennisdragers bij WWE Aan de hand van de beschrijving van de algemene karakteristieken van WWE, de strategische positie en het primaire proces is samen met de generalisten een selectie gemaakt van kandidaten voor verdere interviews. In figuur 5.1 wordt een overzicht gegeven van het selectieproces.

Page 93: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 83

Identificatie van overige kennisdragers voor diepte-interviews

Identificatie van overige kennisdragers voor diepte-interviews

Directeur CIGDirecteur CIG

Directeur WWEDirecteur WWE

Bedrijfsleider WWEBedrijfsleider WWE

Controller WWEController WWE

Projectmanager Projectmanager

AccountmanagerAccountmanager

ProductiemanagerProductiemanager

Chef EngineeringChef Engineering

Chef LogistiekChef Logistiek

Voorman InbouwVoorman Inbouw

Voorman MontageVoorman Montage

3D-ontwerper3D-ontwerper

Geïnterviewde generalistenGeïnterviewde generalisten Geïnterviewde specialisteneerste rondeGeïnterviewde specialisteneerste ronde

Geïnterviewde specialistentweede rondeGeïnterviewde specialistentweede ronde

Identificatie van kennisdragers voor diepte-interviews

Identificatie van kennisdragers voor diepte-interviews

figuur 5.1: Selectie van medewerkers voor de interviews

Allereerst zijn de directeur van de holding (CIG), de directeur van WWE en de bedrijfsleider geïnterviewd. Zij traden op als generalist en stelden documentatie beschikbaar. De gesprekken met de directeur en de bedrijfsleider van WWE vonden plaats in vier bijeenkomsten. Zowel de directeur als de bedrijfsleider gaf daarbij aan dat de interviews en de gesprekken over de algemene karakteristie-ken, strategie en processen van de organisatie een verhelderend effect hadden gehad en het denken over de organisatie hadden gestructureerd. Op basis van het algemene overzicht zijn de kandidaten geselecteerd die geschikt leken te zijn om te interviewen over hun kennisdomeinen. Een belangrijk onderdeel hierbij was de introductie en presentatie van het onderzoek tijdens de maandelijkse overlegbijeenkomst van projectleiders, ontwerpers en het middenkader. Het afnemen van de interviews duurde gemiddeld anderhalf uur.

In de eerste ronde interviews met specialisten zijn de chef Engineering, de productiemanager, de accountmanager, de projectmanagers, en de controller geïnterviewd. Het vaststellen en invullen van de personalia en de functie van de medewerkers ging over het algemeen vrij vlot. Het benoemen van de eigen-schappen van de kennisdomeinen kostte af en toe meer moeite. Dit bleek een langdurige exercitie te zijn waarbij op heel gedetailleerd niveau vragen beant-woord moesten worden. Sommige onderdelen, met name de typering van de kennissoorten, vergden extra uitleg. Enkele medewerkers vroegen zich af waarom deze onderdelen allemaal van belang waren. Zo merkte een van de responden-ten op: “Draai er maar niet omheen, zeg maar wat je écht wil weten dan zijn we er vanaf.” Gaandeweg bleek dat een toelichting bij de achtergronden van het onderzoek aan het begin van de interviews en bij het invullen van de vragenlijst eventuele weerstanden kon doen afnemen. De geïnterviewde specialisten kwa-men vaak uit eigen beweging met kandidaten voor verdere interviews. Sommigen van de aangedragen kandidaten waren reeds geselecteerd. De overigen zijn vervolgens geïnterviewd in de derde ronde. Dit waren de 3D-ontwerper, de voormannen montage en inbouw en de chef inkoop. Ook aan hen is de vraag voorgelegd of er nog mogelijk andere kandidaten voor interviews waren. Het

Page 94: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 84

bleek dat de medewerkers die naar voren werden gebracht al geïnterviewd waren of nog op de nominatie stonden om te worden geïnterviewd Met deze constate-ring was de selectie van kandidaten voor interviews voltooid.

Voorbeeld ter toelichting I

Activiteiten en kennisdomeinen van de chef Engineering Van de chef Engineering was bij WWE een beknopte functiebeschrijving aanwezig. De chef Engineering gaf hierbij de kanttekening dat deze beknopte beschrijving wel juist was maar ook onvolledig en wat toelichting kon gebruiken. Hij gaf aanvullend hierop een uitgebreide beschrijving van zijn werkzaamheden. Hierbij kwamen de agenda met afspraken en de projectschema’s op tafel. Uit de bestude-ring van de activiteiten van de afgelopen periode werd vervolgens een lijst met hoofdactiviteiten en subactiveiten vastgesteld. Voor elk van deze subactiviteiten is vervolgens nagegaan welke kennisdomeinen hiervoor aangewend werden. Voor elk van deze kennisdomeinen is vervolgens deel twee van de vragenlijst (zie bijlage) afgenomen. In tabel 5.6 wordt als voorbeeld de uitwerking weergegeven van de activiteiten en kennisdomeinen zoals deze zijn verkregen uit de interviewgegevens van de chef Engineering.

Functie Omschrijving functie Chef Engineering voorbereiden en maken van engineeringsjobopdrachten, alsmede het organiseren van en

leidinggeven aan de engineeringmedewerkers functioneert hiërarchisch onder de bedrijfsleider, rapporteert functioneel aan de projectmanager en de bedrijfsleider

Tabel 5.6: Activiteiten en kennisdomeinen van de chef Engineering (A)

Activiteiten chef Engineering

Relatief aandeel

Subactiviteit Betrokken kennisdomein

Communiceren 40% zie tabel 5.7 maken systeemschema’s CAD-engineering routen van pijpen in 3D 3D-engineering berekenen uitlijning berekenen stroomsnelheden berekenen warmtebalans

Engineeren

20%

berekenen druk

werktuigbouwkundig ontwerpen

controleren resultaten engineering Kwaliteitscontrole 15% controleren resultaten ingenieursbureaus

kwaliteitsmanagement

plannen capaciteitsverdeling budgetbewaking

Management 15%

investeringsbegroting

algemeen management

R&D-modules CAD-engineering R&D-modular engineroom 3D-engineering Ontwikkelen nieuwe

concepten 10%

R&D- standaardsystemen technische productspecificatie

Het type tabel waartoe tabel 5.6 behoort wordt aangeduid met een A (activitei-ten). De uitwerking van de individuele gegevens van de andere geïnterviewde

Page 95: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 85

kennisdragers is zo weergegeven als in tabel 5.6. De gegevens over de activiteiten en kennisdomeinen die zijn verkregen uit alle interviews tezamen worden in één overzicht weergegeven in tabel 5.11 in §5.6.

Voorbeeld ter toelichting II

Communicatie en kennisdomeinen van de chef Engineering Voor het beschrijven van de communicatie vanen met de chef Engineering verliep het onderzoeksproces vergelijkbaar. Er werd door de chef Engineering gememo-reerd welke communicatiepartners er bij de dagelijkse werkzaamheden binnen zijn functie van belang waren. Ook hier werden de agenda en projectschema’s gebruikt om na te gaan welke afspraken, vergaderingen en overlegpartners bij de werkzaamheden van de chef Engineering betrokken waren. Zo ontstond de lijst met communicatiepartners. Voor elk van deze communicatiepartners is gevraagd om een schatting te geven van het relatieve aandeel dat deze partner had in de totale gevoerde communicatie van de chef Engineering. Vervolgens werd de relatie gelegd met de kennisdomeinen die betrokken waren in de communicatie. Voor zover de hier benoemde kennisdomeinen bij de activiteitenanalyse nog niet waren uitgewerkt, werd voor deze kennisdomeinen deel twee van de vragenlijst verder ingevuld. In tabel 5.7 wordt de uitwerking weergegeven van de communica-tie en de kennisdomeinen zoals deze zijn verkregen uit de interviewgegevens van de chef Engineering.

Communicatie partners chef Engineering

Relatief aandeel

Betrokken onderwerp Betrokken kennisdomein

extern inbouwcriteria Ingenieursbureau 10% specifieke deelontwerpen engineering

intern ontwerpen nieuwe projecten werktuigbouwkunde Accountmanager 20% lopende projecten ontwerp afstemmen projectmanagement uitvoering engineering verbetering ontwerpen

werktuigbouwkunde Projectmanager

20%

onderlinge afstemming projectmanagement productiescenario’s lopende projecten ontwerp afstemmen Bedrijfsleider

15%

planning

projectmanagement

specifiek deelontwerpen technische specificaties ontwerpen

CAD-engineering Medewerkers

10%

3D-ontwerpen 3D-engineering technische specificaties ontwerpen CAD-engineering Voormannen 10% verbetering realisatie ontwerpen 3D-engineering bestellingen inkoop Chef logistiek 5% benodigde artikelen technische productspecificatie

Chef werkplaats 5% productiemogelijkheden productiemanagement afstemming financiële rapportage Directeur /

Controller 5%

financiële aspecten

Tabel 5.7: Communicatie en kennisdomeinen van de chef Engineering (C)

Page 96: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 86

Het type tabel waartoe bovenstaande tabel 5.7 behoort wordt aangeduid met een C (communicatie). De gegevens over de kennisdomeinen die zijn verkregen uit alle onderzoeksonderdelen worden in één overzicht weergegeven samen met de andere, in tabel 5.11 in §5.6. De gegevens over de communicatie van alle geïnterviewde medewerkers tezamen worden hierna verder uitgewerkt.

Op het moment dat alle interviews met de kennisdragers afgerond waren, zijn de gegevens over communicatie over kennisdomeinen tussen de kennisdragers onderling, samengebracht.

Van naar 1 2 3 4 5 6 7 8 9

1 Directeur 8525

8530 8552

8505 8535

8512 85258540

8512 85258540

2 Controller 8525 8530

8525 8530

8525 8530

8525 8530

3 Bedrijfsleider 8505 8530 8535

8505 8525 8552

8505 8505 8525 8534 8535

8505 8535 8534 8535

4 Accountmanager 8505 8525

8525 8530

8535 8505 8512 8525 8534

5210 8505

8535 8534

5 Projectmanager

8505 8512 8525 8535

85058512 8525 8534 8535

5200 5210 8505

8512 8535

8534 8535

8505 8512 8534

6 Chef Engineering 8525

8530 5210 8535

5210

5200 5210 8505

8535 5215 8534

5483

7 Chef productiewerkplaats 8525

8530

8525 8535

8505 8535

8505 8525 8535

5210

8534 8535

8 Chef logistiek 8525

8530 8505 8525

8534 8535

8505 8525 8534

5210 5215

9 Voormannen 8534

8535 5215

8525 8534

5210 8535

5215 8535

5215 8534

Tabel 5.8: Communicatienetwerk kennisdomeinen

Page 97: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 87

In tabel 5.8 valt af te lezen welke kennisdomeinen betrokken waren in de communicatie van de geïnterviewde medewerkers.30 De kolommen van tabel 5.8 geven de kennisdomeinen weer die door de kennisdragers zelf werden genoemd. In de rijen van de tabel wordt aangegeven welke een kennisdomein genoemd werden door hun communicatiepartners.

Op basis van netwerkanalyse vallen geen discriminerende patronen te ontdekken in de communicatie. Het is daarom op grond van deze gegevens niet mogelijk om bepaalde experts te identificeren. De enige conclusie die uit tabel 5.8 getrokken kan worden is dat bijna alle medewerkers met elkaar communiceren over een variëteit aan onderwerpen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het relatieve belang van een communicatierelatie niet kon worden vastgesteld. Zo kan één enkele bespreking tussen twee medewerkers, die elkaar verder niet regelmatig spreken, leiden tot de oplossing van een belangrijk probleem. Zo gaf bijvoorbeeld de voorman productie aan dat het concept van modulebouw is ontstaan uit een incidentele bijeenkomst tussen de ingenieurs en de productie-mensen. Toen was vastgesteld dat de productiemedewerkers deze modulebouw technisch konden realiseren en de ontwerpers het modulaire ontwerp met hun door de computer ondersteunde ontwerptools konden aanleveren is dit concept verder uitgewerkt. Uit tabel 5.8 is deze communicatie wél af te leiden: chef Engineering communiceert met chef productiewerkplaats en voorman montage over BNB-code 5210 (werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren) en vice versa. Toch valt er uit de tabel niet af te leiden dat dit contact verstrekkendere gevolgen heeft of kennisintensiever is dan andere contacten. Behalve de infor-mativiteit van de communicatienetwerken is ook onderzocht of de frequentie waarmee gecommuniceerd werd over kennisdomeinen wellicht iets kon opleveren voor het bepalen van het belang van de kennisdomeinen, zie tabel 5.9.

30 De nummers in de cellen van deze tabel verwijzen naar de BNB-code

Page 98: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 88

BNB - code

BNB – domeinnaam Genoemde kennisdomein Aantal verwijzingen

5200 werktuigbouwkunde: algemeen werktuigbouwkunde 4 3D-engineering 2 inbouwcriteria 1 5210 werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren engineering 1

5215 machineonderdelen: algemeen technische productspecificatie 2 5483 computer aided engineering CAD-engineering 2

projectmanagement 25 algemeen management 6 inkoop 4

8505 management, organisatie: algemeen

planning 3 kwaliteitsmanagement 8 8512 kwaliteitsmanagement kwaliteitszorg 1 boekhouden 1 8525 accounting voorcalculatie 1 financiële verslaggeving 5 financieel management 4 8530 financieel management, financiering financiële rapportage 3

8534 logistiek management logistiek 4 productiemanagement 7 technische productiekennis 6 8535 productiemanagement operationele planning 1 relatiebeheer 4 acquisitie 3 8540 marketing marketing 2 personeelsmanagement 1 8552 arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden personeelsbeleid 1

Tabel 5.9: Frequentie communicatie kennisdomeinen

Een opmerkelijke uitschieter in tabel 5.9 is de communicatie rondom het kennis-domein projectmanagement. Dit onderwerp is 25 maal genoemd terwijl de overige kennisdomeinen maximaal 8 maal zijn genoemd. In hoofdstuk 4 is aangegeven dat bij het meten van de communicatie ernaar gestreefd wordt om enkel de inhoudelijke communicatie rondom kennisdomeinen te registreren en niet de communicatie die gerelateerd is aan coördinatie en afstemming. Bij de communicatie over het kennisdomein projectmanagement lijkt het erop dat tóch deze laatste vorm van communicatie is gemeten en niet de inhoudelijke commu-nicatie die gericht is op kennisoverdracht. Tabel 5.9 kan dan gelezen worden als een overzicht van de intensiteit van de communicatie omtrent bepaalde onder-werpen. De intensiteit is echter niet gerelateerd aan het belang van het kennis-domein. De analyse van de intensiteit van de communicatie binnen de commu-nicatienetwerken van de dragers van kennisdomeinen is daarmee ongeschikt om te dienen als verdere input voor de identificatie van cruciale kennis.

Met het benoemen van kennisdomeinen op het niveau van de kennisdrager en de analyse van de communicatienetwerken, zijn alle ingrediënten aanwezig om alle onderzoeksgegevens in samenhang te beschouwen. In de volgende para-graaf worden de gegevens uit deze en voorgaande paragrafen in samenhang

Page 99: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 89

weergegeven in een drietal tabellen. Op basis van deze weergave zal aangegeven worden welke kennisdomeinen als cruciaal kunnen worden aange-duid.

5.6 Identificatie van cruciale kennisdomeinen bij WWE Het laatste onderdeel van de casusbeschrijving van WWE bestaat uit het samen-brengen van de onderzoeksgegevens. In figuur 4.4 is aangeduid hoe de gege-vens uit de verschillende tabellen worden samengebracht. In tabel 5.10 is de uitwerking te lezen van de koppelingstabel zoals deze in figuur 4.4 beschreven is.

Page 100: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 90

BNB -

code

BNB - domeinnaam Genoemde kennisdomein A C P S CC CA totaal

5200 Werktuigbouwkunde werktuigbouwkunde 1 1 1 0 0 0 3 3D-engineering 1 1 1 0 1 0 4 inbouwkenmerken, prestatie en kwaliteitscriteria

0 1 1 0 0 0 2

module-ontwerp, unitbouw 1 0 0 1 1 1 4 5210 Werktuigbouwkundig ontwerpen,

construeren

werktuigbouwkundig ontwerpen 1 1 1 1 1 1 6 technische productspecificatie 1 1 1 0 0 0 3 5215 Machineonderdelen technische onderdelen machinekamer 1 0 1 0 0 0 2

5225 Pijpleidingen, appendages pijpfitten, buigen 1 0 1 0 0 0 2 5282 Lastechniek lassen, fitten 1 0 1 0 0 0 2 5274 Materiaalbewerking metaalbewerking 0 0 1 0 0 0 1 5483 CAD-engineering CAD-engineering 1 1 1 0 1 0 4

administratie 1 0 0 0 0 0 1 algemeen management 1 1 0 0 0 0 2 planning 1 1 0 1 0 0 3 projectmanagement 1 1 1 1 0 1 5 inkoop 1 1 1 0 0 1 4 inkoopadministratie 1 0 0 0 0 0 1

8505 Management, organisatie: algemeen

relatiebeheer 1 1 0 0 0 0 2 8512 Kwaliteitsmanagement kwaliteitsmanagement 1 1 1 0 0 0 3 8515 Onderzoek en ontwikkeling innovatie productontwerp 0 0 0 1 1 1 3 8525 Accounting boekhouden 1 1 0 0 0 0 2

administratieve organisatie 1 0 0 0 0 0 1 financieel management 1 1 0 0 0 0 2 financiële verslaggeving 1 1 0 0 0 0 2 nacalculatie 1 0 1 0 0 0 2

8530 Financieel management, financiering

voorcalculatie, budgettering 1 1 1 1 0 1 5 logistiek 1 1 1 0 1 0 4 8534 Logistiek management voorraadbeheer 1 0 0 0 0 0 1 onderhoudsmanagement 1 0 0 0 0 0 1 operationele planning 0 1 0 0 0 0 1 productiemanagement 1 1 1 0 0 1 4 productieplanning 1 0 0 1 0 1 3

8535 Productiemanagement

technische productiekennis 0 1 1 0 0 0 2 accountmanagement 1 0 1 1 0 0 3 acquisitie 0 1 0 0 0 0 1 8540 Marketing marketing 1 1 0 0 0 0 2

8552 Arbeidsomstandigheden, voorwaarden

personeelsmanagement 1 1 0 0 0 0 2

Legenda: A = vermelding van het kennisdomein in tabelsoort A, de activiteiten en gerelateerde kennisdomeinen van de kennisdrager C = vermelding van het kennisdomein in tabelsoort C, de communicatie en gerelateerde kennisdomeinen van de drager P = vermelding van het kennisdomein in tabelsoort P, het primaire proces en de gerelateerde kennisdomeinen S = vermelding van het kennisdomein in tabelsoort S, de strategische doelstellingen en gerelateerde kennisdomeinen CC = vermelding van het kennisdomein in tabelsoort CC, de core competence en gerelateerde kennisdomeinen CA = vermelding van het kennisdomein in tabelsoort CA, de competitive advantage en gerelateerde kennisdomeinen

Tabel 5.10: Koppelingstabel kennisdomeinen WWE

Page 101: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 91

In de kolommen wordt de BNB-domeinnaam weergegeven, gevolgd door de kennisdomeinnaam zoals deze bij WWE gehanteerd wordt. In de kolomaandui-dingen wordt verwezen naar de eerdere tabellen31. Op deze wijze is voor elke van de tabellen van de kenniskaart nagegaan welke kennisdomeinen een relatie hebben met de betreffende component; indien er een relatie bestaat, staat er bij het betreffende onderdeel het cijfer 1 vermeld. Ten slotte wordt in de laatste kolom een gesommeerd totaal weergegeven van het totale aantal vermeldingen van elk kennisdomein. Dit getal geeft aan hoe vaak een kennisdomein is voorge-komen in een van de tabelsoorten.

Voorbeeld ter toelichting op tabel 5.10 Het kennisdomein met BNB code 5210, aangeduid met BNB-domeinnaam ‘werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren’, binnen WWE aangeduid als ‘module-ontwerp, unitbouw’, komt in vier van de zes tabelsoorten voor. Dit betekent dat het kennisdomein betrokken is bij de activiteiten van de kennisdra-gers32, een rol speelt bij de strategische doelstellingen van WWE (zie tabel 5.2) en betrokken is bij de core competence (zie tabel 5.3) en competitive advantage van WWE (zie tabel 5.4). In totaal is dit kennisdomein viermaal gerelateerd aan een organisationele component. In de kolom ‘totaal’ wordt dit weergegeven door de opgetelde score van 4.

Vooreerst wordt op basis van deze selectie nog geen definitieve conclusie over de crucialiteit van de kennisdomeinen getrokken. De kennisdomeinen worden in tabel 5.11 eerst nog getoetst aan de criteria voor crucialiteit. Dit is de voorlaatste stap voor het identificeren van de cruciale kennisdomeinen.

31 Deze staan vermeld in de legenda van tabel 5.10 32 Zie tabel 5.6, met als voorbeeld de activiteiten en kennisdomeinen van de chef engineering

Page 102: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 92

BNB -

code

BNB - domeinnaam Genoemde kennisdomein T C F K S totaal

5200 Werktuigbouwkunde werktuigbouwkunde 2 4 2 5 4 17 3D-engineering 3 5 4 5 4 21 inbouwkenmerken, prestatie en kwaliteitscriteria 1 3 4 3 3 14 Module-ontwerp, unitbouw 2 3 5 5 4 19

5210 Werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren

werktuigbouwkundig ontwerpen 3 4 3 5 4 19 technische productspecificatie 1 2 2 3 2 10 5215 Machineonderdelen technische onderdelen machinekamer 3 3 2 3 2 13

5225 Pijpleidingen, appendages pijpfitten, buigen 3 1 1 2 3 10 5282 Lastechniek lassen, fitten 3 1 1 2 3 10 5483 CAD-engineering CAD-engineering 2 4 3 5 3 17

administratie 1 2 1 2 2 8 algemeen management 4 3 3 4 4 18 planning 3 3 3 4 4 20 projectmanagement 2 3 4 4 3 16 inkoop 5 4 3 3 2 17 inkoopadministratie 3 2 2 2 2 11

8505 Management, organisatie: algemeen

relatiebeheer 5 2 5 4 2 18 8512 Kwaliteitsmanagement kwaliteitsmanagement 2 3 3 3 4 15 8525 Accounting boekhouden 3 2 1 2 2 10

administratieve organisatie 2 4 2 4 1 13 financieel management 4 3 2 4 3 16 financiële verslaggeving 1 3 2 4 2 12 nacalculatie 1 3 2 3 2 11

8530 Financieel management, financiering

voorcalculatie, budgettering 4 3 3 4 3 17 logistiek 3 3 4 3 2 15 8534 Logistiek management voorraadbeheer 2 2 2 2 2 10 onderhoudsmanagement 4 1 1 2 2 10 operationele planning 2 2 1 3 2 10 productiemanagement 3 3 1 4 2 13 productieplanning 2 2 2 3 3 12

8535 Productiemanagement

technische productie kennis 5 3 1 2 2 13 accountmanagement 4 3 4 4 2 17 acquisitie 4 3 2 3 3 15 8540 Marketing marketing 3 2 2 4 2 13

8552 Arbeidsomstandigheden personeelsmanagement 3 2 1 4 2 12 Legenda: T = gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium tacitness C = gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium complexity F = gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium firm specificity K = gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium knowledge level S = gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium specialisatiegraad

Tabel 5.11: Criteriatabel kennisdomeinen WWE

Tabel 5.11 is de uitwerking van de criteriatabel zoals deze in hoofdstuk 4 be-schreven wordt. In de tabel wordt een overzicht gegeven van alle kennisdomei-nen die in de individuele diepte-interviews naar voren zijn gekomen en de daarbij verkregen scores op de criteria voor crucialiteit.

Page 103: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 93

Voorbeeld ter toelichting op tabel 5.11 Het kennisdomein met BNB- code 5210, aangeduid met BNB-domeinnaam ‘werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren’, binnen WWE aangeduid als ‘3D-engineering’, werd als volgt gewaardeerd. Op criterium T (tacitness) werd door de respondenten een 3 gescoord. De respondenten gaven als motivatie hiervoor dat het een technisch vakgebied betreft dat veel expliciete regels en waarden kent. Toch werd er wel enige tacitness aan het kennisdomein toegekend, aangezien het vakmanschap volgens de respondenten een kwestie van door ervaring opgedane inzichten is en daardoor zijn de finesses van het vak moeilijk onder woorden te brengen. Aan het criterium C (complexity) werd een score van 5 gegeven. De hoeveelheid feitenkennis, kennis van procedures en achtergrondkennis die voor het toepassen van dit kennisdomein vereist is, is groot. Daarnaast dient men veelvuldig combinaties te maken van de verschillende feiten, procedures en achtergrondkennis. Op het criterium F (firm specificity) werd een score van 4 genoteerd. Aangegeven werd dat de wijze waarop bij WWE het 3D-engineeren wordt toegepast, specifiek aansluit op de werkwijze binnen de organisatie. De manier waarop het product totstandkomt, met name de modulaire werkwijze, is specifiek voor WWE. De score op criterium K (knowledge level) is 5. Aangegeven werd dat deze werkzaamheden een academisch niveau vereisen. Voor criterium S (specialisatiegraad) werd een score van 4 gemeten. De specialisatiegraad van dit werk is hoog, er dient een vakspecifieke opleiding gevolgd te worden om de nodige kennis te verkrijgen. Tevens werd door de respondenten aangegeven dat 3D-engineering de kern van hun werkzaamheden binnen WWE vormde. De gesommeerde totaalscore voor het kennisdomein 3D-engineering is 21. In vergelijking met de scores bij de andere kennisdomeinen in tabel 5.11 is dit de hoogste.

In hoofdstuk 4 is aangegeven dat indien een kennisdomein hoger dan gemiddeld scoort, de kans toeneemt dat het als cruciaal wordt aangemerkt. Als drempelni-veau is in deze casus de gemiddelde score33 van alle kennisdomeinen tezamen genomen. Als kwaliteitsnorm is genomen dat afzonderlijke scores in beide tabellen ten minste boven dit gemiddelde34 liggen. Dit houdt in dat het kennis-domein bovengemiddelde invloed heeft op de activiteiten en de communicatie van de kennisdragers, de strategische positie en het primaire proces zoals weergegeven in de koppelingstabel 5.10. De gemiddelde score van een kennis-domein in deze tabel is 2,57. Daarnaast geldt dat de score van het kennisdo-

33 Het rekenkundig gemiddelde 34 Indien dit nog een te groot aantal kennisdomeinen oplevert, kan het drempelniveau naar boven worden bijgesteld

Page 104: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 94

mein ook op de inhoudelijke criteria van crucialiteit boven deze drempelwaarde scoort. Op basis van de criteriatabel 5.11 kan worden berekend dat deze drem-pelwaarde 14,06 bedraagt.

De kennisdomeinen waarvan de scores beide drempelwaarden overschrijden worden aangeduid als mogelijk cruciaal. In tabel 5.12 wordt een overzicht gegeven van de kennisdomeinen die in beide tabellen boven de drempelwaarde scoren.

BNB – code BNB – domeinnaam Genoemde kennisdo-mein

Totaal criteria-

tabel

Totaal koppelings-

tabel

5210 werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren 3D-engineering 21 4

5210 werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren werktuigbouwkundig ontwerpen 19 6

5210 werktuigbouwkundig ontwerpen, construeren moduleontwerp, unitbouw 19 4 8505 management, organisatie: algemeen planning 20 3 8530 financieel management, financiering voorcalculatie,

budgettering 17 5 5483 CAD-engineering CAD-engineering 17 4 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement 16 5 8505 management, organisatie: algemeen inkoop 17 4 8540 marketing accountmanagement 17 3 5200 werktuigbouwkunde werktuigbouwkunde 17 3

Tabel 5.12: Selectie van kennisdomeinen die boven de drempelwaarden scoren

In tabel 5.12 worden de kennisdomeinen uit tabel 5.10 en 5.11 die boven beide drempelniveaus scoren, weergegeven. De kennisdomeinen in deze tabel zijn gesorteerd op aflopende score. De in tabel 5.12 vermelde kennisdomeinen zijn kandidaat om als cruciaal te worden aangeduid. Een kennisdomein is immers in onze zienswijze cruciaal als het een waarde hoger dan een bepaald drempelni-veau35 heeft én als er op basis van de inzichten van de onderzoeker en verdere discussie en reflectie met de betrokkenen (in de organisatie) hiervoor voldoende aanleiding is. De identificatie van cruciale kennis is dus hiermee nog niet vol-tooid. De definitieve vaststelling van de cruciale kennis kan pas geschieden na terugkoppeling met de organisatie.

Bij de poging om de bevindingen terug te koppelen ontstonden enige complica-ties aangezien de directeur en de bedrijfsleider van WWE, aan wie de reacties in eerste instantie zouden worden gevraagd, kort na elkaar een andere betrekking

35 In deze casus levert het rekenkundig gemiddelde een te overzien aantal kennisdomeinen op, bij een groter aantal kennisdomeinen kan het drempelniveau kritischer worden gesteld

Page 105: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 5 De casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek 95

kregen buiten WWE. De terugkoppeling met de onderzoeksresultaten heeft vervolgens plaatsgevonden met een deels vernieuwd managementteam. Toch leverde deze bijeenkomst het nodige op. De nog zittende leden van het mana-gementteam konden zich zeer goed vinden in de onderzoeksresultaten. Als aanvulling op die resultaten werd gesteld dat de karaktereigenschappen van de dragers van cruciale kennisdomeinen in hun optiek een belangrijke bijdrage leveren aan de crucialiteit, maar dat zij dit niet konden terugvinden in de wijze waarop de onderzoeksresultaten werden gerepresenteerd. Bij het doornemen van de volledige lijst met alle kennisdomeinen konden ze echter geen kennisdomei-nen aanwijzen die een lage score hadden, maar die in hun ogen tóch cruciaal dienden te zijn. De onderzoeksresultaten werden door het de nieuwe leden van het managementteam verwelkomd en als waardevol bestempeld. Ze gaven aan dat de onderzoeksresultaten voor hen een versneld inzicht opleverden in de kennis binnen de organisatie.

5.7 Conclusies en afsluiting Een verdere analyse van cruciale kennisdomeinen, maar ook van kennisdomei-nen die ver beneden verwachting scoren, zou kunnen leiden tot voorstellen voor veranderingen in de bedrijfsvoering van WWE. De in tabel 5.12 genoemde kennisdomeinen worden als cruciaal aangeduid. Het is opvallend dat de in tabel 5.12 geïdentificeerde cruciale kennisdomeinen enkel gerelateerd zijn aan het werktuigbouwkundig ontwerpen van de machinekamers en de daarbij betrokken managementactiviteiten. Voor deze kennisdomeinen met een hoge score kan worden nagegaan bij welke fasen van het primaire proces zij worden toegepast. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van tabel 5.5. Bij vergelijking van de kennisdomeinen uit beide tabellen blijkt dat bijna alle cruciale kennisdomeinen worden toegepast in de eerste en tweede procesfase: de acquisitiefase en de engineerings- en procesvoorbereidingsfase. In §5.3 is aangegeven dat de ont-werp en engineeringkosten 10% van de bouwsom vormen. Toch zijn bij deze activiteiten bijna alle dragers van de cruciale kennisdomeinen betrokken.

In de engineeringsfase is procesinnovatie opgetreden door toepassing van 3D-computergestuurd ontwerpen. De toepassing van deze techniek heeft geleid tot productinnovatie in de vorm van het werken met modulaire units. De veronder-stelling in §2.5 dat cruciale kennis veelal in het bedrijf zelf tot ontwikkeling komt, in het bedrijf verder uitgebouwd (specifiek gemaakt) wordt en daardoor uniek en cruciaal is, wordt hiermee ondersteund. Afgezien van het toepassen van de modulaire werkwijze is in de productie en inbouwfase geen procesinnovatie opgetreden. Dit betekent dat de overige fases arbeidsintensief, weinig kennisin-tensief en daarmee relatief kostbaar zijn. De productiefase is al jarenlang in dezelfde mate arbeidsintensief en gebruikt geen geavanceerde technologieën. Het grootste deel van de medewerkers (80%) is betrokken bij het bouwen zelf. De daarbij toegepaste kennisdomeinen scoren echter niet hoog en zijn niet geïdenti-ficeerd als cruciaal. De grootschalige inzet van uitzendkrachten geeft tevens een indicatie dat deze kennis makkelijk te verkrijgen is. Dit maakt WWE kwetsbaar voor concurrentie uit lagelonenlanden. Dit betekent ook dat mogelijke fouten in de ontwerpfase kostbare gevolgen kunnen hebben in de productiefase, aange-zien er in deze fase geen kennis aanwezig is om de fouten te herkennen en te verhelpen. De organisatie loopt daardoor een verhoogd risico op dure nazorg-

Page 106: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 96

werkzaamheden. De opgebouwde voordelen door innovatie op het gebied van engineering worden dus tenietgedaan door de hoge kosten en de risico’s van de traditionele productiemethode.

Bij de eerste kennismaking met WWE werd nog de indruk gewekt dat de kernac-tiviteit het bouwen van de machinekamers was. Uit tabel 5.12 valt dit echter niet op te maken. Het toepassen van het meetinstrument om de cruciale kennis te identificeren geeft hiermee aanleiding tot herbezinning op de inrichting van de organisatie. Het leidt tot het stellen van kritische vragen over de bedrijfsvoering maar ook over de inzet en het rendement van de activiteiten. Door de constate-ring dat de cruciale kennisdomeinen in de engineerings- en procesvoorberei-dingsfase aanwezig zijn, kan de vraag gesteld worden welk voordeel het voortzet-ten van de overige activiteiten oplevert. Indien dit voordeel niet gevonden kan worden, zou dit kunnen leiden tot het uitbesteden van de productiefase aan derden tegen een vastgesteld bedrag. Zodoende wordt het bedrijfsrisico kleiner en het rendement vergroot. Toch zou op basis van dezelfde analyse ook een ándere koers gekozen kunnen worden. De directie zou kunnen inzetten op modernisering van de productiemethode en gebruik kunnen maken van geavan-ceerdere technologieën om te produceren. Zodoende zou het kennisniveau van de productieactiviteiten kunnen toenemen en kan de concurrentie met lagelo-nenlanden worden aangegaan op basis van een technologische voorsprong.

Het blijkt dus dat de resultaten die het meetinstrument voortbrengt gebruikt kunnen worden voor overwegingen omtrent de strategische keuzes van de organisatie. Aangezien in de vraagstelling van dit onderzoek enkel de identifica-tie van cruciale kennis centraal staat, wordt er hier niet verder ingegaan op de genoemde mogelijkheden. De uitkomsten lijken echter wel interessant genoeg om deze mogelijkheden in toekomstig onderzoek verder uit te werken. In het volgende hoofdstuk wordt aan de hand van een vergelijkbare toepassing van het meetinstrument de casusbeschrijving gegeven van de Transfer en Liaisongroep.

Page 107: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 97

6 De casus Transfer en Liaison Groep

6.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de toepassing van het meetinstrument op de casus Transfer en Liaison Groep (hierna: TLG). De TLG maakt deel uit van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: RuG). Bij deze casus is het instrument op dezelfde wijze toegepast als in het vorige hoofdstuk. De casusbeschrijving van de TLG heeft dezelfde opbouw en indeling als de casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek.

Allereerst zal de TLG op organisatieniveau worden beschreven. Deze beschrijving omvat de algemene karakteristieken in §6.2, de strategische positie in §6.3 en de beschrijving van het primaire proces in §6.4. Vervolgens wordt in §6.5 het onderzoek naar individuele kennisdragers beschreven. Daarna zal in §6.6 door middel van de samenvoeging van de onderzoeksgegevens worden overgegaan tot het identificeren van cruciale kennisdomeinen. Ten slotte wordt in §6.7 het hoofdstuk afgesloten met de conclusies.

6.2 Onderzoek op organisatieniveau De TLG functioneert als aparte stafafdeling van de RuG en valt onder het ‘Bureau van de universiteit’. Zij is in 1996 voortgekomen uit een tweetal staf-diensten van het Bureau van de RuG. Het voormalige Liaisonbureau en het voormalige Transferpunt zijn samen verdergegaan als TLG, omdat er in de werkzaamheden overeenkomsten te vinden waren die synergiewerking konden opleveren bij gezamenlijk optreden. De TLG heeft een zelfstandig onderkomen op het Zernike Science Park. De positionering van de TLG ten opzichte van de RuG is enigszins ambivalent. Enerzijds presenteert de TLG zich als zelfstandige organisatie (eigen locatie), anderzijds is ze onderdeel van het Bureau van de RuG. In deze casusbeschrijving wordt de TLG als zelfstandig onderdeel van de universiteit beschreven. De rol van de RuG wordt beknopt uitgewerkt in de casusbeschrijving om de positie van de TLG te verduidelijken.

De positie van de TLG binnen de Rijksuniversiteit Groningen De TLG is een onderdeel van de RuG. De organisatiestructuur van de RuG lijkt op een divisiestructuur. De tien verschillende faculteiten opereren als divisies in hun eigen ‘markt´. Deze faculteiten zelf kunnen worden opgevat als professione-le bureaucratieën met onderzoekers en docenten. Het college van bestuur vormt het centrale bestuur over deze divisies. Het college van bestuur wordt hierbij ondersteund door het Bureau van de RuG. Onder het Bureau valt een aantal centrale afdelingen die een beleidsondersteunende, een uitvoerende of een dienstverlenende functie vervullen mede ten behoeve van het college van be-stuur, de universiteitsraad en de faculteiten van de RuG.

Naar buiten toe presenteert de TLG zich als zelfstandig onderdeel van de univer-siteit. De TLG is een kleine organisatie en er is dan ook niet echt sprake van

Page 108: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 98

organisatie-eenheden. Het is een projectgerichte organisatie waarin een of meerdere projectmedewerkers verantwoordelijk is/zijn voor een project.

De financiële positie van de TLG Het College van Bestuur van de RuG financiert de TLG voor bijna 75%. Het overige deel verdient de TLG zelf en wordt verkregen uit de inkomsten van projecten. De TLG dient zich te verantwoorden tegenover het college van be-stuur. Deze ondergeschiktheid is vanzelfsprekend en beperkt af en toe de speel-ruimte, maar zorgt wel voor financiële continuïteit.

De personele opbouw van de organisatie Het personeelsbestand van de TLG bestaat uit tien personen die full- of parttime werken en elk hun specialisme hebben binnen de organisatie. Deze medewerkers zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de kernprojecten binnen de TLG. De medewerkers werken als zelfstandige professionals, ze zijn zelf de uitvoerders van de projecten en worden daarbij ondersteund door het secretariaat. De project-medewerkers staan onder supervisie van de directeur van de TLG. Uit tabel 6.1 kan worden afgelezen dat de medewerkers bijna allemaal hoogopgeleid zijn. De hoogte van het gemiddelde opleidingsniveau geeft daarmee een indicatie van de kennisintensiteit van de organisatie.

Opleidingsniveau (CBS) Aantal medewerkers Elementair 0 Lagere beroepsopleiding (lbo) 0 Middelbare beroepsopleiding (mbo) 2 Hogere beroepsopleiding (hbo) 3 Wetenschappelijk onderwijs (wo) 5

Tabel 6.1: De personele opbouw van de TLG

Typering organisatiecultuur De organisatiecultuur van de TLG heeft zowel een open als een gesloten karak-ter. Aan de ene kant staat ze open voor nieuwe medewerkers en buitenstaanders. Deze mensen voelen zich snel op hun gemak binnen deze organisatie. Aan de andere kant heeft de aard van de werkzaamheden tot gevolg dat de medewer-kers zelfstandig aan projecten werken. Dit leidt ertoe dat de ervaringen omtrent hun activiteiten en contacten niet altijd inzichtelijk voor de andere medewerkers zijn.

Doelstelling van de TLG De doelstelling van de TLG in algemene zin is het realiseren van derde geld-stroomfinanciering voor onderzoekers en het vermarkten van de aanwezige kennis en onderzoeksactiviteiten van de RuG. Meer concreet betekent dit: Het creëren van een verhoogde slagingskans voor onderzoekers om onderzoeksfinan-ciering te verkrijgen. Daarnaast wil de TLG de specifieke kennis van de markt én de universitaire onderzoekspraktijk als centrale schakel gebruiken tussen het

Page 109: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 99

bedrijfsleven en overheidsinstellingen enerzijds en wetenschappers van de RuG anderzijds.

Derde geldstroomfondsen Uit de doelstelling van de TLG valt af te leiden dat derde geldstroomfondsen centraal staan bij de invulling van de activiteiten. De TLG speelt een belangrijke rol bij het verwerven van derde geldstroomgelden. Voordat het begrip derde geldstroom zal worden toegelicht, wordt er eerst aandacht geschonken aan de begrippen eerste en tweede geldstroom.

Onder de eerste geldstroom worden de middelen verstaan die het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (O, C&W) rechtstreeks aan alle universitei-ten beschikbaar stelt (website RuG, 2000). De grootte van deze geldstroom wordt elk jaar bepaald naar rato van het aantal studenten dat naar de verschil-lende universiteiten gaat.

De tweede geldstroom omvat middelen afkomstig van het ministerie van O, C&W, die indirect via de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onder-zoek (NWO) aan onderzoekers beschikbaar worden gesteld (website RuG, 2000). De NWO is onder andere verantwoordelijk voor het financieren van veelal fundamenteel onderzoek binnen een aantal eigen instituten, het financieren van onderzoek binnen de universiteiten, het financieren van persoonsgerichte pro-gramma's en het bijdragen aan de financiering van de onderzoeksscholen.

De derde geldstroom ten slotte omvat alle overige onderzoeksgelden, die niet via de eerste of tweede geldstroom beschikbaar gesteld zijn. Het begrip derde geldstroom geeft aan dat in ieder geval de universiteit een van de partijen moet zijn. De RuG geeft de volgende omschrijving van het begrip derde geldstroomon-derzoek:

“De in competitie (met andere researchinstellingen) verkregen geldmid-delen waarbij de derde geldstroom (collectebusfonds, ministerie, EU, be-drijfsleven en dergelijke) vooraf heeft bepaald op welk onderzoeksterrein zij geldmiddelen zou willen inzetten overeenkomstig de door haar gefor-muleerde doelen of doelstellingen (het onderzoek is derhalve voor haar relevant te achten). Derde geldstroomonderzoek wordt ook wel contract-onderzoek genoemd.”36

Vanaf 1980 is het aandeel van de derde geldstroom sterk gegroeid. In 1996 omvatte deze stroom landelijk 759 miljoen gulden voor alle dertien universiteiten

36 Jaarverslag Rijksuniversiteit Groningen, 2001

Page 110: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 100

van Nederland tezamen.37 Dit betrof de financiering van 27% van het weten-schappelijke personeel en ongeveer 20% van de onderzoeksmiddelen van de universiteiten. De nationale overheid, de Europese Unie en de medische fondsen namen het leeuwendeel van de derde geldstroom voor hun rekening. De RuG participeerde voor iets meer dan 100 miljoen gulden in het derde geldstroomon-derzoek. Een relatief groot aandeel kwam vanuit stichtingen en collectebusfond-sen, het meeste geld daarvan ging naar de medische faculteit.38 Verder had de EU in 1996 een behoorlijk aandeel in de financiering van derde geldstroomon-derzoek, met name op het gebied van de exacte wetenschappen.39 Ook ministe-ries boden subsidieprogramma´s en gaven opdrachten voor contractonderzoek.

Het geldelijk aandeel van het bedrijfsleven in het contractonderzoek van de universiteiten was 17% in 1996. Onderzoeksbureau Bartels (1996)40 onder-scheidt een zestal verschillende vormen van kenniscommercialisatie door univer-siteiten richting het bedrijfsleven. Het onderzoeksbureau gaat daarbij uit van het gebruik van faciliteiten of onderzoeksresultaten.

37 Wetenschapsbudget 2000, ministerie van O, C&W. In 2002 waren nog geen gegevens beschikbaar over een recenter jaar 38 60% van het totale bedrag dat door stichtingen en collectebusfondsen beschikbaar werd gesteld 39 Voor de RuG betrof dit de faculteiten Wiskunde en Natuurkunde. Voor deze disciplines was in Europa 70% van het totale EU-budget beschikbaar 40 Rapportage in opdracht van het ministerie van EZ en het ministerie van O, C & W (1996), getiteld Kennis creëren om te innoveren, een analyse van kennisinteracties tussen bedrijven en kennisinstellingen

Page 111: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 101

Categorie Verschijningsvormen Laboratoria Bibliotheken Medegebruik faciliteiten Databanken Stagiaires/afstudeerders Inschakelen van kennisdragers Promovendi Gebruikerscommissies Inzicht in resultaten Mogelijk vervolgonderzoek

Medegebruik tweede geldstroom onderzoek, gekoppeld aan een utiliteitscriterium

Eventuele overdracht rechten Contractonderwijs Uitbesteding onderzoek Contractactiviteiten Onderzoek in samenwerking Verkoop van rechten Regelingen voor kennisexploitatie Uitgeven van licenties Semi-commerciële spin-offs Verzelfstandigde onderdelen met een moederinstelling als eigenaar Joint ventures Ondernemende werknemers

Vorming van spin-offs

Volledig verzelfstandigde spin-offs

Tabel 6.2: Kennisinteracties tussen bedrijven en kennisinstellingen (Bron: ministerie van Economische Zaken, Bartels, 1996)

Aan de hand van tabel 6.2 kan worden nagegaan met welke onderdelen de TLG zich bezighoudt. De TLG houdt zich in de eerste plaats bezig met contractactivi-teiten op het gebied van uitbesteding van onderzoek door bedrijven en het faciliteren van onderzoek in samenwerking met andere onderzoekspartners. Het onderdeel contractonderwijs is door de RuG ondergebracht bij de stichting Academische Opleidingen (AOG). Daarnaast houdt de TLG zich bezig met de vorming van spin-offs gerelateerd aan onderzoekers of onderzoeksprogramma’s binnen de RuG. Dit betreft dan bijvoorbeeld het gebruik van onderzoeksresulta-ten of onderzoeksmethoden, die in de vorm van producten of procédés geschikt zijn om commercieel op de markt te brengen. Dit soort initiatieven binnen de RuG kan vorm krijgen in Research Consultancy Centers (RCC's). Deze RCC´s kunnen vervolgens bij gunstige bedrijfsresultaten doorgroeien en voortgezet worden als een BV, die onder de RuG-houdstermaastchappij kan vallen. Dit zijn dan volledig verzelfstandigde spin­offs. De overige categorieën uit tabel 6.2 worden niet door de TLG verzorgd.

Diensten en afnemers van de organisatie De diensten die de TLG levert vloeien voort uit haar rol als intermediair tussen en projectondersteunster van onderzoekers van de RuG en derde geldstroompartij-en. De afnemers van de diensten bevinden zich dus zowel binnen de RuG als daarbuiten. Deze partijen worden schematisch weergegeven in Figuur 6.1 en zullen hieronder kort worden toegelicht.

Page 112: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 102

•Onderzoekers•Onderzoeksscholen•Faculteiten

Geldverstrekkers:•Overheden•Europese Unie•Collectebusfondsen

Bedrijfsleven:•Bedrijven•RuG Houdstermaatschappij•Spin-offs

Transfer & Liaison Groep

Rijksuniversiteit Groningen•College van bestuur•Bureau van de universiteit

Figuur 6.1: Afnemers van de TLG

De belangrijkste afnemers binnen de RuG zijn:

1. Individuele onderzoekers / onderzoeksgroepen 2. Onderzoeksscholen 3. Faculteiten

Onderzoekers vormen een belangrijke doelgroep; de TLG opereert actief namens onderzoekers om een financierende partij te vinden. Behalve de onderzoeker wordt ook de faculteit of de onderzoeksschool hierbij betrokken; projecten moeten ook passen in hun beleid op dit terrein. Het doel van deze inspanningen is het tot stand brengen van een transactie tussen de kapitaalverstrekker en de onderzoeker, onderzoeksgroepen, onderzoeksschool of faculteit. Daarnaast treedt de TLG op bij projecten die vanuit de faculteiten of onderzoeksscholen geïnitieerd zijn. De TLG is hierbij afhankelijk van de vrijwillige medewerking van bovenstaande partijen en heeft zelf geen formele macht om belangrijke beslis-singen te forceren.

Derde geldstroompartijen zijn afnemers van de TLG buiten de RuG. In het jaarverslag van de RuG van 2001 worden de volgende derde geldstroompartijen onderscheiden:

1. Lokale, regionale en nationale overheden en overheidsorganisaties 2. Europese Unie 3. Bedrijfsleven 4. Collectebusfondsen

Page 113: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 103

Ministeries en lokale, regionale overheden en overheidsorganisaties kunnen rechtstreeks in opdracht onderzoek laten uitvoeren. Daarnaast stellen ze geld beschikbaar in de vorm van subsidies. Dit gebeurt bijvoorbeeld in bepaalde stimuleringsfondsen of ontwikkelingsprogramma’s om bepaalde thema's binnen het kader van het landelijke of regionale beleid te versterken. Aan de verkrijging van dergelijke subsidies worden verschillende eisen gesteld.

De Europese Unie stelt fondsen ter beschikking. Dit is vormgegeven in zoge-naamde kaderprogramma’s. Het Vijfde Kaderprogramma is een verzamelnaam voor Europese subsidies die innovatie in Europa dienen te stimuleren.41 Het programma bestaat uit vier thematische delen, uitgewerkt in twintig zogenoemde kernactiviteiten, op basis waarvan de Europese Commissie oproepen plaatst voor het indienen van voorstellen. Naast deze thematische delen zijn er drie onder-steunende of horizontale delen die een aantal speerpunten vormen en voor alle thema's van belang zijn. Deze ondersteunende delen zijn niet afhankelijk van de specifieke oproepen binnen de thema's. De EU stelt aan elke beschikbare subsidie in ieder geval de eis dat er met meerdere partijen uit verschillende EU-landen moet worden samengewerkt.

Het bedrijfsleven als afnemer wil kennis verwerven door R&D te laten uitvoeren met behulp van de expertise binnen de RuG. Een bedrijf financiert dan een onderzoek dat leidt tot productvernieuwing of verbetering van de bedrijfsvoering. Tevens zijn er bedrijven die onderzoek financieren vanuit hun visie op de ontwik-keling van bepaalde kennis. Het resultaat van dit onderzoek is dan meer gericht op het ontwikkelen van een vakgebied en is minder implementatiegericht. De meeste bedrijven waarmee de TLG samenwerkt zijn gevestigd in Noord-Nederland. Voor de invulling van onderzoek voor bedrijven uitgevoerd door onderzoekers van de RuG heeft de TLG een intensieve samenwerkingsrelatie met het Technologiecentrum Noord-Nederland.42

Collectebusfondsen ten slotte zijn stichtingen waarvoor in principe met de collectebus geld wordt ingezameld. Dit zijn fondsen zoals de Nederlandse Kankerbestrijding en het Reumafonds. Bijna al deze fondsen verstrekken subsi-dies op medisch gebied. Door het verstrekken van giften worden onderzoekspro-gramma’s gefinancierd en aan onderzoekers wordt met beurzen de mogelijkheid geboden kennis en ervaring op te doen in Nederland en het buitenland.

41 Ten tijde van het onderzoek liep het Vijfde Kaderprogramma nog, inmiddels is het Zesde Kaderprogramma van start gegaan en het Vijfde Kaderprogramma afgesloten. 42 Samenwerkingsverband Hanzeschool, Hogeschool Drenthe, Noordelijke Hogeschool, TNO Industrie en het Van Hall Instituut ter versterking van de kennistransfer tussen het Noordelijke MKB en kennisinstellingen.

Page 114: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 104

De rol van technologie binnen de TLG Bij de dagelijkse werkzaamheden speelt technologie geen grote rol. Er wordt gebruiktgemaakt van standaard kantoorcomputers en -software. Dit is ook niet verwonderlijk, omdat de TLG een dienstverlenend bedrijf is dat geen bijzondere machines of computers of geavanceerde software nodig heeft om een dienst af te leveren. De projectmedewerkers volgen bepaalde procedures en voorschriften om een subsidie voor een bepaald project aan te vragen, verder wordt er ge-bruikgemaakt van twee ondersteunende computerprogramma´s waarmee uren worden geregistreerd en een relatiebeheerprogramma met een gezamenlijke agenda voor alle projectmedewerkers. De technologie bestaat dus vooral uit software om de activiteiten van de projectmedewerkers te ondersteunen.

Kennismanagementactiviteiten Er is binnen de TLG een aantal gerichte activiteiten dat onder de noemer van kennismanagement kan worden gerangschikt. Het is belangrijk dat de TLG beschikt over up-to-date aanwezige kennis van zaken die direct of indirect met het proces van verwerving van derde geldstroomfondsen te maken heeft. Een belangrijk platform voor kennisuitwisseling is het wekelijkse werkoverleg. Daarin wordt de voortgang van de lopende projecten besproken. Tevens worden opge-dane inzichten en de ontwikkelingen op het gebeid van regelgeving uitgewisseld. Door de medewerkers worden in wisselende samenstelling congressen en semi-nars bezocht over de nieuwste regelgeving op het gebied van onderzoeksfinan-ciering. Er is een actieve online ‘Community of Practice’ op het gebied van de aanvraag van Vijfde kaderprojecten. Nieuwe medewerkers worden over het algemeen ingewerkt door andere medewerkers in een `on the job´ training. Verder hebben de medewerkers elk jaar de mogelijkheid om aan trainingen of cursussen deel te nemen. Deze trainingen worden onder meer door de RuG aangeboden en hebben meestal een algemeen karakter.

6.3 Uitwerking strategische positie van de TLG De strategische positie van organisaties is aan de orde geweest in hoofdstuk 2. Achtereenvolgens worden hieronder de strategische doelstellingen, de core competence en de competitive advantage van de TLG beschreven. Elk onderdeel van de beschrijving wordt afgesloten met een tabel waarin de kernpunten en de betrokken kennisdomeinen worden weergegeven.

Page 115: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 105

Strategische doelstellingen De voornaamste doelstelling van de TLG is het vervullen en uitbouwen van een netwerk-, intermediair- en monitorfunctie voor onderzoekers of onderzoeksgroe-pen binnen de verschillende faculteiten van de RuG in wisselwerking met partijen in haar omgeving.43 De strategische doelstellingen zijn dus gericht op het uitbouwen van deze functies en spitsen zich toe op een drietal kerndoelen44:

1. Het zich ontwikkelen tot expertisecentrum ten behoeve van RuG-eenheden, gericht op de verwerving van externe onderzoeksfinanciering.

2. Het uitbouwen van de functie van intermediair tussen organisaties en be-drijven in de Noordelijke regio en RuG-kennisdragers.

3. Het stimuleren van ‘business development’: het stimuleren van het ontstaan van Research en Consultancy Centers, uiteindelijk leidend tot onderzoeks- en consultancy bedrijven binnen de RUG-Holding. Daarnaast worden activi-teiten vormgegeven die in algemenere zin het eigen ondernemerschap van onderzoekers stimuleren.

In tabel 6.3 wordt een overzicht gegeven van de strategische doelstellingen, de bijbehorende kennisdomeinen zoals deze binnen de organisatie zelf benoemd worden en de BNB-domeinnaam en -code van de kennisdomeinen.

43 Interne strategienota TLG, 2000 44 TLG formatie deelplan, 2000

Page 116: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 106

Onderdeel strategische positie

Kernpunten

Strategische doelstellin-gen

“De TLG wil zich ontwikkelen als centrale schakel tussen wetenschappers van de RuG enerzijds en het bedrijfsleven en overige sectoren anderzijds. Op deze wijze worden impulsen geleverd aan een verdere groei van het derde geldstroomonderzoek bij de RuG, aan het ontstaan van bedrijvigheid gerelateerd aan de RuG en wordt bijgedragen aan de specifieke rol van de RuG in de Noordelijke regio.”45

Onderdeel strategische positie

BNB - code

BNB - domeinnaam Benaming kennisdomeinen TLG

kennis van onderzoeksexpertise RuG 214 organisatie van wetenschap en cultuur procedures voor contractonderzoek

216 wetenschappelijke samenwerking relatiebeheer 8352 overheidseconomie subsidievoorwaarden 8362 economie van de technologie commercialisatie van kennisproducten

Strategische doelstellingen

8382 midden- en kleinbedrijf business development

Tabel 6.3: Strategische doelstellingen van de TLG en de bijbehorende kennisdomeinen

Core competence Het bestaansrecht van de TLG is gelegen in het leveren van een specialistische en professionele dienstverlening, gericht op het bij elkaar brengen van kennis-dragers (onderzoekers) en kennisvragers (markt). Onderzoekers moeten deze dienstverlening als een duidelijke meerwaarde ervaren. Dit vereist een effectieve benadering van een omvangrijke doelgroep wetenschappers en een goed inzicht in de behoeften en wensen van kennisvragers. Hierbij wordt projectmatig gewerkt en worden mogelijkheden aangereikt om onderzoek te laten financieren door derden, ofwel door subsidies ofwel door contractonderzoek. Daarnaast onder-houdt de TLG goede contacten met subsidieverstrekkers. De mate waarin de TLG succesvol is in het uitbouwen van de core competence hangt af van een tweetal factoren. In de eerste plaats van de mate waarin de relatienetwerken worden opgebouwd en onderhouden. In de tweede plaats zal de TLG voortdurend op hoog niveau expertise moeten opbouwen in relevante regelgeving en procedures met betrekking tot onderzoeksfinanciering.

De core competence van de TLG hangt samen met de invulling die gegeven wordt aan de rol van intermediair en het succesvol aanboren van subsidiefacili-teiten. In tabel 6.4 wordt een overzicht gegeven van de core competence, de

45 TLG formatie deelplan, 2000

Page 117: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 107

bijbehorende kennisdomeinen zoals deze binnen de organisatie zelf benoemd worden en de BNB-domeinnaam en -code van de kennisdomeinen.

Onderdeel strategi-sche positie

Kernpunten

Core competence Het stimuleren en faciliteren van aan de RuG gelieerde onderzoekers bij het ontwikkelen van derde geldstroomonderzoek. Het aanreiken van financieringsmogelijkheden aan zowel onderzoekers als het bedrijfsleven, ten behoeve van onderzoeksactiviteiten en business development.

Onderdeel strategi-sche positie

BNB - code

BNB - domeinnaam Benaming kennisdomeinen TLG

214 organisatie van wetenschap en cultuur

kennis van onderzoeksexpertise RuG

8352 overheidseconomie subsidievoorwaarden 8362 economie van de technologie commercialisatie van kennisproducten

Core competence

8382 midden- en kleinbedrijf business development

Tabel 6.4: Core competence van de TLG en de bijbehorende kennisdomeinen

Competitive advantage De partijen waarvan de TLG concurrentie ondervindt zijn voornamelijk andere intermediairs of kennisinstellingen. Aangezien de RuG de enige universiteit in het Noorden van Nederland is, vervult zij een regionale functie en strekt haar geografische positie tot voordeel in het bedienen van de Noord-Nederlandse markt. Tot de competitive advantage van de TLG behoort de toegang die ze kan bieden tot een breed scala van disciplines binnen de RuG. Het voordeel betreft de contacten met het externe netwerk (externe opdrachtgevers, subsidie- en fondsenverstrekkers) en het verbinden van de verschillende competenties binnen het interne netwerk (onderzoekers binnen de RuG).

De toegang tot de RuG is dus een belangrijk concurrentievoordeel. Daarnaast geeft de verbondenheid met de RuG de mogelijkheid om ondersteuning te bieden bij wetenschappelijke onderzoeksvoorstellen. De medewerkers van de TLG onderhouden intensieve contacten met subsidieverstrekkers. Deze contacten met goede ervaringen in het verleden hebben ertoe geleid dat de TLG als een be-trouwbare partner wordt beschouwd. Dit stelt de TLG in staat om langlopende projecten te initiëren. Binnen deze langlopende projecten kan de TLG, binnen de gestelde criteria, met relatief grote vrijheid de aan deze projecten verbonden gelden aanwenden in deelprojecten. Hierdoor kan de TLG programma’s vormge-ven die niet door andere intermediairs worden aangeboden.

Samenvattend kan worden gesteld dat het relatief grote omgevingsnetwerk van de RuG, de toegang tot onderzoeksexpertise binnen de RuG en de ervaring met het realiseren van onderzoeksfinanciering, de competitive advantage van de TLG vormen. In tabel 6.5 wordt een overzicht gegeven van de competitive advantage, de bijbehorende kennisdomeinen zoals deze binnen de organisatie zelf benoemd worden en de BNB-domeinnaam en -code van de kennisdomeinen.

Page 118: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 108

Onderdeel strategi-sche positie

Kernpunten

Competitive advantage Toegang tot hooggekwalificeerde expertise in een veelheid van vakgebieden binnen de RuG, relatief gunstige tarifering ten opzichte van andere partijen in de markt en mogelijkheden om met behulp van de inspanning van de TLG een deel van de kosten gesubsidieerd te krijgen.

Onderdeel strategi-sche positie

BNB –

code

BNB - domeinnaam Benaming kennisdomeinen TLG

procedures voor contractonderzoek 214 organisatie van wetenschap en cultuur kennis van onderzoeksexpertise RuG

8352 overheidseconomie Subsidievoorwaarden 8362 economie van de technologie commercialisatie van kennisproducten

risicoanalyse onderzoeksfinanciering

Competitive advantage 8530

financieel management, financiering

financiële analyse

Tabel 6.5: Competitive advantage van de TLG en de bijbehorende kennisdomeinen

In deze paragraaf zijn de onderdelen van de strategische positie gerelateerd aan kennisdomeinen en weergegeven in tabellen. Deze tabellen worden in het overzicht van de kenniskaart in hoofdstuk 4 aangeduid als tabel S (strategische doelstellingen), tabel CC (core competence) en tabel CA (competitive advanta-ge). De kennisdomeinen die zijn weergegeven in deze tabellen worden verwerkt in de koppelingstabel in §6.6. Daar worden ze verder geanalyseerd in samen-hang met de kennisdomeinen die bij de overige onderdelen in dit casusonder-zoek naar voren zijn gekomen.

6.4 Uitwerking van het primaire proces bij de TLG Het primaire proces bij de TLG bestaat uit de activiteiten die erop gericht zijn om derde geldstroomfinanciering voor onderzoekers te realiseren en om de aanwezi-ge kennis en onderzoeksactiviteiten van de RuG te vermarkten. Deze activiteiten vertonen een grote diversiteit in uitvoering en kunnen in omvang en complexiteit variëren. Het kan bijvoorbeeld gaan om een relatief eenvoudig onderzoek dat een individuele onderzoeker vanaf zijn eigen bureau uitvoert, of om het creëren van een spin-offonderneming, maar het kan ook gaan over complexe samenwer-kingsverbanden tussen verschillende onderzoeksinstituten en bedrijven uit meerdere landen. Tevens is er een verscheidenheid mogelijk in de aard van de contractpartners en de mogelijke typen van financiering. Desondanks hebben alle contractactiviteiten het volgende gemeen: de opdrachtgever en de andere betrokken partijen ondertekenen een contract waarin de rechten en plichten van de contractpartners zijn vastgelegd op basis van een inhoudelijk en financieel onderbouwd onderzoeksvoorstel of ondernemingsplan. Het geheel aan activitei-ten wordt beschreven als een vastomlijnd project. Tegen een vastgesteld bedrag levert de uitvoerder van het project binnen een bepaalde periode de afgesproken producten en/of diensten.

De doelstellingen van de projecten die door de TLG gecoördineerd worden kunnen uiteenlopen. In het ene geval is het uitgangspunt de behoefte aan verwerving en ontwikkeling van wetenschappelijke kennis, in een ander geval kan

Page 119: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 109

het gaan om de praktische toepassing van reeds ontwikkelde kennis. De levens-cyclus van een project dat door de TLG gecoördineerd wordt, is te verdelen in een aantal vaste fasen, ongeacht de doelstelling. Bij de omschrijving van deze fasen wordt hier uitgegaan van een ideale situatie; in de praktijk kunnen de fasen wel eens door elkaar lopen of elkaar overlappen. Bij de TLG worden in het primaire proces de volgende fasen onderscheiden:

1. Contact opdrachtgever 2. Selecteren mogelijke projectpartners en financiers 3. Indienen projectplan 4. Vaststellen contract 5. Monitoring projectuitvoering 6. Valideren projectoplevering

De bovenstaande opbouw van het primaire proces is een ideaaltypische weerga-ve.Niet alle fasen worden bij elk project op dezelfde manier ingevuld. De prakti-sche invulling is afhankelijk van de relatie met en werkverdeling tussen de onderzoekers en de financiers. Als bijvoorbeeld een ervaren onderzoeker een project uitvoert en hiervoor de TLG inschakelt, zal hij minder beroep doen op de diensten van de TLG dan een minder ervaren onderzoeker. De beschrijving van het primaire proces in deze paragraaf gaat uit van de situatie waarin de onder-steuning van de TLG het volledigst is.

De fasen van het primaire proces worden achtereenvolgens uiteengezet en toegelicht:

Contact opdrachtgever De eerste fase loopt van de eerste oriëntatie op de mogelijkheid om een bepaal-de contractactiviteit op te starten tot aan het moment dat een globaal projecti-dee op tafel ligt. De opdrachtgever zoekt contact met de TLG en bespreekt de mogelijkheden om het project te verwezenlijken. Ook is het mogelijk dat een medewerker van de TLG op de hoogte is van de activiteiten van de opdrachtge-ver en zelf contact zoekt om een project te initiëren. In de deze fase wordt er besproken wat de aanleiding en de achtergrond van het mogelijke project zijn en welk resultaat de opdrachtgever nastreeft. De medewerker van de TLG zal in deze fase onderzoeken of het thema en de afbakening van het project binnen de mogelijkheden van de TLG passen en of er genoeg aanknopingspunten zijn om een nader projectvoorstel uit te werken. Daarbij wordt ook samen met de op-drachtgever een inschatting gemaakt omtrent de economische, technische, maatschappelijke en commerciële haalbaarheid van het mogelijke project. Met deze gegevens wordt aan de slag gegaan in de volgende fase van het primaire proces: het selecteren van mogelijke projectpartners en financiers.

Selecteren mogelijke projectpartners en financiers In de tweede fase van het primaire proces wordt door de TLG onderzocht welke onderzoekers, samenwerkingspartners of financiers in contact kunnen worden gebracht met de opdrachtgever. Voor de TLG als intermediair zijn projecten alleen haalbaar als er meerdere partijen betrokken zijn. Er zijn verschillende

Page 120: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 110

combinaties mogelijk, afhankelijk van de aard van de opdrachtgever. De haal-baarheid van een project dat geïnitieerd wordt door onderzoekers of onderzoeks-groepen is in grote mate afhankelijk van de mogelijkheden om financiële midde-len te verkrijgen. Deze kunnen beschikbaar worden gesteld door subsidiever-strekkers, maar ook door overheidsorganisaties of bedrijven. Voor opdrachtgevers uit het bedrijfsleven is de bereidheid om onderzoek te financieren afhankelijk van de aanwezigheid van de gewenste onderzoeksexpertise bij de RuG en van de mogelijke financiële ondersteuning door subsidies. De stakeholders of potentiële financiers worden geselecteerd op basis van bestaande netwerken van de TLG; intern binnen de RuG op basis van de daar aanwezige kennis van de onder-zoeksexpertise, extern op basis van kennis van subsidieregelingen, financierings-programma’s en inzicht in actuele beleidsinitiatieven. Naar aanleiding van deze bevindingen wordt besloten op welke wijze het project wordt vormgegeven. Indien er genoeg kans is op een ‘fit’ tussen de projectpartners en financiers wordt overgegaan tot het opstellen van een projectplan.

Indienen projectplan Op grond van de verkenningen in vorige fasen wordt een projectplan opgesteld. In het projectplan wordt aangegeven wat het project inhoudt en wat ermee bereikt moet worden. De (wetenschappelijke) doelstellingen van de indiener en de beoogde werkwijze worden hierin beschreven. Het projectplan wordt meestal gestructureerd aan de hand van de richtlijnen van de financierende partij. Subsidieverstrekkers hebben hiervoor vaak een template en willen dat inhoudelijk een aantal voorgeschreven onderdelen wordt aangegeven. Ook voor het verkrij-gen van financiering voor een spin-offbedrijf bestaat een vastgelegde procedure. De toekomstig ondernemende wetenschapper formuleert zijn ideeën in de vorm van een ondernemingsplan. Algemeen kan gesteld worden dat in het projectplan de doelstellingen, de te ondernemen activiteiten en de beoogde resultaten worden aangegeven. Daarnaast moet worden onderbouwd hoe de kosten zijn begroot. In deze fase is het belangrijk ook aandacht te besteden aan factoren die het welslagen van het project in de weg kunnen staan. De fase wordt afgeslo-ten met het indienen van een projectvoorstel bij de contractpartijen. Het project-voorstel is de basis van het later te sluiten contract tussen de betrokken partijen en dient als leidraad voor de planning, uitvoering, monitoring en evaluatie van het project.

Vaststellen contract Aansluitend op een gunstige beoordeling van het projectplan door de beoogde financier, wordt een contract of overeenkomst opgesteld. Voor het opstellen van contracten bestaat een aantal varianten. Welke variant wordt gekozen hangt af van het type project en de aard van de projectpartner of financier. Sommige financiers, bijvoorbeeld EU-subsidieverstrekkers, werken met hun eigen stan-daardcontracten en voorwaarden, waarvan in veel gevallen niet afgeweken mag worden. In andere gevallen komt de universiteit zelf met een voorstel voor een contract. De projectpartner of financier laat weten of er wijzigingen in het voorstel noodzakelijk zijn en hoeveel geld er beschikbaar gesteld kan worden voor het project. Daarnaast worden er definitieve afspraken gemaakt over de inhoud, de voorgestelde werkwijze en de beoogde resultaten. Zijn de onderhan-

Page 121: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 111

delingen afgerond en de eventuele wijzigingen doorgevoerd, dan worden de gemaakte afspraken in de vorm van een contract op papier gezet. Het contract bevat tevens een omschrijving van de werkzaamheden, de contractsom en de looptijd van het project. Als de onderhandelingen goed zijn verlopen, wordt deze fase afgesloten met de ondertekening van het contract tussen de betrokken partijen. Afhankelijk van de aard van het project en de hoogte van de contract-som ondertekent óf de portefeuillehouder Middelen van een faculteit óf het college van bestuur.

Monitoring projectuitvoering Gedurende de hele projectperiode voert de TLG overleg over de voortgang van zaken met de betrokken partijen bij het onderzoek. Het projectbeheer en de planning worden hierdoor bewaakt. De onderzoekers worden geattendeerd op rapportagetijdstippen die gekoppeld zijn aan het contract. In sommige gevallen vindt de rapportage pas plaats aan het einde van het project. In andere gevallen worden ook tussentijds rapportages geschreven over de inhoudelijke en de financiële voortgang van het project.

Valideren Projectoplevering De projectcyclus wordt afgesloten met een eindrapportage, die zowel op de wetenschappelijke inhoud betrekking heeft als op het beheersmatige resultaat. De TLG adviseert de onderzoeker bij het opzetten van de eindrapportage, conform de contractvoorwaarden. Na acceptatie van de eindrapportage en de declaratie kan het project als beëindigd worden beschouwd. De eindrapportage hoeft niet altijd uit te monden in een projectbeëindiging. Zij kan ook het begin-punt zijn van een vervolgproject.

Page 122: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 112

Procesfase BNB - code

BNB - domeinnaam Genoemde kennisdomeinen TLG

onderzoeksfinanciering procedures voor contractonderzoek

0214 organisatie van wetenschap en cultuur

kennis van onderzoeksexpertise RuG 8540 marketing Accountmanagement 8530 financieel management, financiering Risicoanalyse

Contact opdrachtgever

8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement, inkoop kennis van onderzoeksexpertise RuG 0214 organisatie van wetenschap en cultuur procedures voor contractonderzoek

0216 wetenschappelijke samenwerking relatiebeheer 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement 8530 financieel management, financiering onderzoeksfinanciering

Selecteren mogelijke projectpartners en financiers

8863 beleidsimplementatie beleidsmatige ondersteuning 0213 wetenschapsbeoefening criteria voor wetenschappelijke onderzoeks-

voorstellen 0214 organisatie van wetenschap en cultuur onderzoeksfinanciering 8352 overheidseconomie subsidievoorwaarden 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement

financiële analyse 8530 financieel management, financiering risicoanalyse

Indienen projectplan

8863 beleidsimplementatie beleidsmatige ondersteuning 0213 wetenschapsbeoefening criteria voor wetenschappelijke onderzoeks-

voorstellen onderzoeksfinanciering 0214 organisatie van wetenschap en cultuur procedures voor contractonderzoek

0512 communicatieprocessen onderhandelen 8352 overheidseconomie subsidievoorwaarden 8626 verbintenissenrecht contracten

Vaststellen contract

8863 beleidsimplementatie beleidsmatige ondersteuning 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement Monitoring projectuit-

voering 8512 kwaliteitsmanagement kwaliteitsmanagement 0213 wetenschapsbeoefening criteria voor wetenschappelijke rapportages 8505 management, organisatie: algemeen projectmanagement 8530 financieel management, financiering financiële rapportage

Valideren projectople-vering

8863 beleidsimplementatie beleidsmatige ondersteuning

Tabel 6.6: Primaire proces bij de TLG en de bijbehorende kennisdomeinen.

In tabel 6.6 worden de kennisdomeinen zoals deze binnen de TLG benoemd zijn en de BNB-domeinnaam en –code van de kennisdomeinen weergegeven, die gerelateerd zijn aan de fases van het primaire proces. De gegevens uit deze tabel worden in §6.6 verwerkt in de koppelingstabel.

6.5 Onderzoek naar kennisdragers bij de TLG De beschrijving van de algemene karakteristieken van de TLG, de strategische positie en het primaire proces is niet alleen tot stand gekomen door informatie verkregen van de generalisten. In het geval van de TLG was er in eerste instantie slechts één generalist, de directeur, beschikbaar. De beschrijving van de organi-satie is daarom tot stand gekomen op basis van gegevens die verstrekt zijn door alle medewerkers tezamen. Daarnaast zijn tijdens het onderzoek ook interviews gehouden met stakeholders. Deze waren enerzijds functionarissen van de RuG, de organisatie waar de TLG onderdeel van uitmaakt, anderzijds waren het

Page 123: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 113

stakeholders die nauw samenwerken met de TLG als afnemer of toeleverancier. In figuur 6.2 wordt een overzicht gegeven van het interviewproces.

Identificatie van stakeholders voor interviews

Identificatie van stakeholders voor interviews

Directeur TLGDirecteur TLG

Consultant BConsultant B

Senior consultant ASenior consultant AFinanciële medewerkerFinanciële medewerker

Secretariaat Secretariaat

Geïnterviewde generalistenGeïnterviewde generalisten Geïnterviewde specialistenGeïnterviewde specialisten Geïnterviewde stakeholders Geïnterviewde stakeholders

Identificatie van kennisdragers voor diepte-interviews

Identificatie van kennisdragers voor diepte-interviews

Consultant CConsultant C

Senior consultant DSenior consultant D

Senior consultant ESenior consultant E

Senior consultant FSenior consultant F

Directeur RuG HoudstermijDirecteur RuG Houdstermij

Directeur AOGDirecteur AOG

voorzitter college van bestuurRuG

voorzitter college van bestuurRuG

Directeur RuG gelieerde onderneming

Directeur RuG gelieerde onderneming

Onderzoeker EU-vijfde kaderproject Onderzoeker EU-

vijfde kaderproject

Manager contactpartner bedrijfsleven

Manager contactpartner bedrijfsleven

Figuur 6.2: Selectie van medewerkers voor de interviews

In de eerste fase van het onderzoek is de directeur van de TLG geïnterviewd. Hij trad, zoals gezegd, in eerste instantie op als generalist en stelde documentatie beschikbaar. De gesprekken met de directeur vonden plaats in drie bijeenkom-sten. Aangezien de TLG een klein personeelsbestand heeft, werd besloten om alle medewerkers te interviewen in de tweede fase. Om een volledig beeld te kunnen krijgen van het functioneren van de TLG in haar omgeving werd besloten om aanvullend ook nog een vijftal stakeholders te interviewen. Om de visie van de RuG op de taak van de TLG te verhelderen, werd de voorzitter van het college van bestuur van de RuG geïnterviewd. Dit interview was van belang, aangezien de TLG voor haar voortbestaan afhankelijk is van strategische beslissingen van het college van bestuur. Daarnaast werd een onderzoeksgroep bezocht en een interview afgenomen met een coördinerende onderzoeker. Dit onderzoek van de betreffende onderzoeksgroep werd uitgevoerd in samenwerking met een drietal Europese partners. De TLG had de subsidieaanvraag en de bijbehorende docu-mentatie verzorgd. Doel van dit interview was om na te gaan in hoeverre in de optiek van de onderzoeksgroep de inspanningen van de TLG hadden bijgedragen aan de acceptatie van het onderzoeksproject. Een volgend interview werd afge-nomen bij een manager van een gaswinningsbedrijf. Dit bedrijf heeft al meerdere onderzoeksprojecten laten uitvoeren bij de RuG. In dit interview werd nagegaan wat de ervaringen van het bedrijf waren met toegepast contractonderzoek bij de RuG en de rol die de TLG daarbij vervuld heeft. Om de business-development activiteiten nader te onderzoeken, werd een interview gehouden met de directeur van een van de bedrijven die zijn voortgekomen uit de RuG. Ook hier werd het perspectief op de TLG in kaart gebracht. Ten slotte werd de directeur van de Academische Opleidingen Groningen, de stichting die het contractonderwijs voor de RuG verzorgt, geïnterviewd. In dit interview werd nagegaan welke elementen van belang zijn bij het vermarkten van onderzoek en onderwijs. De resultaten van

Page 124: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 114

de interviews met de stakeholders zijn verwerkt in de beschrijving van de TLG op organisatieniveau in de vorige paragraaf. In deze paragraaf zal nu verder worden ingegaan op de resultaten van de interviews met de medewerkers van de TLG zelf. De interviews met deze medewerkers zijn gehouden op dezelfde wijze als bij de casus WWE in het vorige hoofdstuk.

Voorbeeld ter toelichting I Senior consultant A is verantwoordelijk voor business development, het creëren van spin-offbedrijven die bij de RuG ontwikkelde kennis gaan ver-markten. Hoewel de werkwijze bij het initiëren en begeleiden van projecten, in abstracte zin enigszins vergelijkbaar is met de werkzaamheden van de overige consultants, blijkt in de praktijk dat het begeleiden van opstartende onderne-mingen toch wel wat andere problemen met zich meebrengt dan het aanvra-gen van een EU-subsidie. Het verschil is volgens senior consultant A een minder formele stijl van aanvragen, beoordelen en begeleiden. Het aanvragen van EU-subsidies, zoals dat door andere consultants wordt verzorgd, brengt veel formele vereisten met zich mee.

Functie Omschrijving functie

Senior consultant a Het stimuleren van ondernemerschap waardoor het aantal nieuwe ondernemersinitiatieven door middel van spin-offs vanuit de RUG zichtbaar zal toenemen. Het onderhouden van contacten met derden, bedrijfsleven, banken en adviesorganen.

Activiteiten senior consultant A

Relatief aandeel

Subactiviteiten Betrokken kennisdomeinen

Communiceren 35% zie tabel 6.8 coachen en begeleiding communicatieprocessen beoordeling initiatieven ‘tracing’ kennis van onderzoeksexpertise RuG beoordeling ondernemingsplannen midden- en kleinbedrijf

Creëren spinn offs 20%

commercialisatie van kennisproducten organisatie van wetenschap en cultuur projectmanagement projectmanagement algemeen management ondernemerschap

Programma- management

20%

administreren, toetsen aan regels management creëren voorlichtingsmateriaal voorlichten Voorlichting 25% organiseren bijeenkomsten relatiebeheer

Tabel 6.7: Activiteiten en kennisdomeinen van Senior Consultant A

In tabel 6.7 wordt als voorbeeld de uitwerking weergegeven van de activiteiten en kennisdomeinen zoals deze zijn verkregen uit de interviewgegevens van de senior consultant A. De gegevens over de activiteiten en kennisdomeinen, die zijn verkregen uit de interviews met de overige medewerkers worden samengevat weergegeven in tabel 6.11 in §6.6 verderop in dit hoofdstuk.

Page 125: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 115

Voorbeeld ter toelichting II

Communicatie en kennisdomeinen van senior consultant A Voor het beschrijven van de communicatie van de senior consultant A verliep het onderzoeksproces vergelijkbaar als bij de casus WWE. Er werd gememo-reerd welke communicatiepartners er in de dagelijkse werkzaamheden bij zijn functie van belang waren. Ook hier werden de agenda en projectschema’s gebruikt om na te gaan welke afspraken, vergaderingen en overlegpartners bij de werkzaamheden van de senior consultant A betrokken waren. Zo ontstond de lijst met communicatiepartners. Bij het beoordelen van een ondernemings-plan wordt er behalve met de toekomstige ondernemers gecommuniceerd met een Taskforce, een gezelschap van wetenschappers en experts op het gebied van ondernemen. Zij baseren hun beslissing voor het al dan niet subsidiëren van spin-offs niet alleen op de formele beschrijving in de aanvraag, maar ook op hun ervaring op hun vakgebied zodat de mogelijke ondernemersvaardig-heden van de initiatiefnemer ook een factor van overweging zijn.

Voor elk van deze communicatiepartners is gevraagd om een schatting te geven van het relatieve aandeel dat deze partner had in de totale communica-tie van senior consultant A. Vervolgens werd de relatie gelegd met de kennis-domeinen die betrokken waren bij de communicatie. Voor zover de hier benoemde kennisdomeinen bij de activiteitenanalyse nog niet waren uitge-werkt, werd voor deze kennisdomeinen deel twee van de vragenlijst verder ingevuld.

Communicatiepartners senior consultant A

Relatief aandeel

Betrokken onderwerpen Betrokken kennisdomeinen

Extern Taskforce 25% onderhandelen acquisitie

voorlichting publiciteit spin offs business development ondernemerschap management levensvatbaarheid projecten commercialisatie van kennisproducten

Toekomstige ondernemers 30%

opsporen interessante initiatieven kennis van onderzoeksexpertise rug Rug bestuurders 5% contacten opbouwen relatiebeheer

ondernemerschap management Bedrijfsleven 10% levensvatbaarheid projecten commercialisatie van kennisproducten

Intern planning planning nieuwe projecten prioriteit projecten

programmamanagement

ondernemerschap management voorlichting publiciteit

Directeur TLG 15%

opsporen interessante initiatieven kennis van onderzoeksexpertise RuG financiële rapportages financieel management Spin-offs business development ondernemerschap management

Directeur RuG Houdstermaatschappij

15%

levensvatbaarheid projecten commercialisatie van kennisproducten

Tabel 6.8: Communicatie en kennisdomeinen van Senior Consultant A

Page 126: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 116

In tabel 6.8 wordt de uitwerking weergegeven van de communicatie en de kennisdomeinen uit de interviewgegevens van de senior consultant A.

Op het moment dat alle interviews met de medewerkers van de TLG voltooid waren, zijn de gegevens van de communicatie over de kennisdomeinen van elk van de afzonderlijke medewerkers samengevoegd.

Medewerker 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1 Directeur 8562

8505 531

8562 8505 8530

8562 8505 531

8562 8505

8562 8505

8562 8505 8510

8562 8505

8562 8505 531

8562 8505 8530 8510

2 Secretariaat 512 515

512 515

512 515

512 515

512 515

512 515

512 515

512 515

512 515

3 Financiële medewerker 8530 8530 8530 8626

8530 8352 8505 214

8530 8530 8530 8505 214

8530 8530 8530

4 Senior consultant A 8863 8530 214 8540

213 8352 8863

8530 8505 213

8863

5 Consultant B 8382 8362 216

8530 8382 216 512

6 Consultant C 8382 8540 512 8530

8530 8382 8362 512

7 Senior consultant D 8863 214 8505 216

8505 8863 8352 214 216

8 Senior consultant E 8530 8530 8626 8505

8530

8530 8505

8530 8505

8530 8626 8505

9 Senior consultant F

8505 531 214 8362 8382

8863 8352 214 216

531 8362 8382

10 Directeur Houdstermaat-schappij

8863 8530 8626 216 512

8530 8626 8863 8530 216

Tabel 6.9: Communicatienetwerk kennisdomeinen

In tabel 6.9 valt af te lezen over welke kennisdomeinen de geïnterviewde mede-werkers met elkaar communiceeren. Op basis van netwerkanalyse valt een duidelijk patroon te ontdekken. Met name de directeur en de financiële mede-werker fungeren als een spin in het web. Zij communiceren met alle andere medewerkers. De hierbij betrokken kennisdomeinen zijn voornamelijk: financiële rapportage, personeelsmanagement, projectmanagement, subsidieaanvraag en

Page 127: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 117

business development. De overige medewerkers communiceren met elkaar op minder structurele wijze. Wel is duidelijk af te lezen welke medewerkers aan elkaar verwante werkzaamheden hebben. Over de betrokken kennisdomeinen wordt dan onderling gecommuniceerd. Deze medewerkers zijn bijvoorbeeld consultant C en consultant D, die met elkaar communiceren over het onderwerp commercialisatie van kennisproducten. Senior consultant D communiceert met senior consultant F over subsidieaanvragen. Het is echter op basis van deze gegevens niet mogelijk om bepaalde experts te identificeren. De directeur en de financiële medewerker communiceren met iedereen respectievelijk vanwege de formele hiërarchische verhouding en vanwege de rapportageverplichtingen. Evenals in de casus WWE uit het vorige hoofdstuk kan het relatieve belang van een communicatierelatie niet worden vastgesteld. Ook hier valt er uit het blote feit dat men met elkaar communiceert niet af te leiden of dit contact verstrek-kendere gevolgen heeft of kennisintensiever is dan andere contacten. Ook in deze casus is onderzocht of de frequentie waarmee gecommuniceerd wordt over kennisdomeinen wellicht iets kan opleveren voor het bepalen van het belang van de kennisdomeinen.

BNB - code

BNB - domeinnaam Genoemde kennisdomeinen Aantal verwijzingen

213 Wetenschapsbeoefening criteria voor wetenschappelijke rapportages 2 procedures voor contractonderzoek 2 214 Organisatie van wetenschap en cultuur kennis van onderzoeksexpertise RuG 4

216 Wetenschappelijke samenwerking relatiebeheer 6 communicatieprocessen 8 512 Communicatieprocessen onderhandelen 5

515 Schrijven secretariële ondersteuning 9 531 Publiciteit voorlichting 5 8352 Overheidseconomie subsidievoorwaarden 3 8362 Economie van de technologie commercialisatie van kennisproducten 3 8382 Midden- en kleinbedrijf business development 5

projectmanagement 10 projectbegeleiding 2 algemeen management 3

8505 Management, organisatie: algemeen

programmamangement 1 risicoanalyse 5 onderzoeksfinanciering 12 financiële rapportage 6

8530 Financieel management, financiering

financiële analyse 2 8540 Marketing accountmanagement 2 8562 Personeelsbeleid personeelsmanagement 9 8626 Verbintenissenrecht contracten 5

beleidsmatige ondersteuning 5 8863 Beleidsimplementatie beleidsformulering 2

Tabel 6.10: Frequentie communicatie kennisdomeinen

Page 128: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 118

De uitschieters in tabel 6.10 zijn de communicaties rondom het onderwerp projectmanagement en onderzoeksfinanciering. Zoals eerder is aangegeven vinden deze communicaties voornamelijk vanwege management- en rapportage-doeleinden plaats. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat het vastleggen van communicatienetwerken, op deze wijze geen informatie verschaft over de moge-lijke crucialiteit van de kennis. Dit is opmerkelijk omdat de TLG op het eerste gezicht een organisatie is die haar kennis aanwendt om de diverse stakeholders ten dienste te zijn. De kennis is binnen de TLG aanwezig en wordt aangewend ten dienste van derden. Het is in dit licht bezien dan ook niet opmerkelijk dat de communicatieanalyse geen onderscheidende resultaten oplevert. Indien het voor een nadere kennismaking, onderzoek of project van belang is, dient deze kennis in de eerste plaats voor de stakeholders toegankelijk te zijn. In tweede plaats komt dan de collega medewerker met een incidentele vraag of doorverwijzing.

Met het benoemen van kennisdomeinen op het niveau van het individu als kennisdrager en de analyse van de communicatienetwerken, zijn alle ingrediën-ten aanwezig om de onderzoeksgegevens in samenhang te beschouwen. In de volgende paragraaf worden de gegevens uit deze en voorgaande paragrafen samengevoegd weergegeven in een drietal tabellen. Op basis van die tabellen zal aangegeven worden welke kennisdomeinen als cruciaal kunnen worden aange-duid.

6.6 Identificatie van cruciale kennisdomeinen bij de TLG Het laatste onderdeel van de casusbeschrijving van de TLG bestaat uit het samenvoegen van de onderzoeksgegevens. In tabel 6.11 is de uitwerking te lezen van de koppelingstabel zoals deze in figuur 4.4 beschreven is. Voor elk kennis-domein is vastgesteld aan welke organisationele componenten het gerelateerd is.

Page 129: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 119

BNB -

code

BNB - domeinnaam Genoemde kennisdomeinen A C P S CC CA totaal

213 Wetenschapsbeoefening criteria voor wetenschappelijke rapportages

1 1 1 0 0 0 3

procedures voor contractonderzoek 1 1 1 0 1 1 5 214 Organisatie van wetenschap en cultuur kennis van onderzoeksexpertise RUG 1 1 1 1 1 1 6

216 Wetenschappelijke samenwerking relatiebeheer 1 0 1 1 0 0 3 relatiebeheer 1 1 1 0 0 0 3 512 Communicatieprocessen onderhandelen 1 1 1 0 0 0 3

515 Schrijven secretariële ondersteuning 1 1 0 0 0 0 2 531 Publiciteit voorlichting 1 1 0 0 0 0 2 8352 Overheidseconomie subsidievoorwaarden 1 1 1 1 1 1 6 8362 Economie van de technologie commercialisatie van kennisproducten 1 1 0 1 1 1 5 8382 Midden- en kleinbedrijf business development 1 1 0 1 1 1 5

projectmanagement 1 1 1 0 0 0 3 projectbegeleiding 1 1 0 0 0 0 2 algemeen management 1 1 0 0 0 0 2 programmamanagement 1 1 0 0 0 0 2

8505 Management, organisatie: algemeen

ondernemerschap 1 1 0 0 0 0 2 8510 Strategisch beleid strategisch management 1 0 0 0 0 0 1 8512 Kwaliteitsmanagement kwaliteitsmanagement 1 0 1 0 0 0 2 8515 Onderzoek en ontwikkeling research en development 1 0 0 0 0 0 1 8525 Accounting boekhouden 1 0 0 0 0 0 1

risicoanalyse 1 1 1 0 0 0 3 onderzoeksfinanciering 1 1 1 0 1 1 5 financiële rapportage 1 1 1 0 0 0 3 financiële analyse 1 0 1 0 0 1 3 financieel beleid 1 1 0 0 0 0 2

8530 Financieel management, financiering

administratieve organisatie 1 0 0 0 0 0 1 8540 Marketing accountmanagement 1 1 1 0 0 0 3 8562 Personeelsbeleid personeelsmanagement 1 0 0 0 0 0 1 8626 Verbintenissenrecht contracten 1 1 1 0 0 0 3

beleidsmatige ondersteuning 1 1 1 0 0 0 3 8863 Beleidsimplementatie beleidsformulering 1 1 1 0 0 0 3

Legenda: A = Vermelding van het kennisdomein in tabelsoort A, de activiteiten en gerelateerde kennisdomeinen van de kennisdrager C = Vermelding van het kennisdomein in tabelsoort C, de communicatie en gerelateerde kennisdomeinen van de drager P = Vermelding van het kennisdomein in tabelsoort P, het primaire proces en de gerelateerde kennisdomeinen S = Vermelding van het kennisdomein in tabelsoort S, de strategische doelstellingen en gerelateerde kennisdomeinen CC = Vermelding van het kennisdomein in tabelsoort CC, de core competence en gerelateerde kennisdomeinen CA = Vermelding van het kennisdomein in tabelsoort CA, de competitive advantage en gerelateerde kennisdomeinen

Tabel 6.11: Koppelingstabel kennisdomeinen van de TLG

Page 130: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 120

In de kolommen wordt de BNB-domeinnaam en –code weergegeven, gevolgd door de kennisdomeinnaam zoals deze bij de TLG gehanteerd wordt. In de kolomaanduidingen wordt rechts daaevan verwezen naar de eerdere tabellen46. Op deze wijze is voor elk van de tabellen van de kenniskaart nagegaan welke kennisdomeinen een relatie hebben met de betreffende component. Indien deze relatie bestaat, staat er bij het betreffende onderdeel een één (1) vermeld. Ten slotte wordt in de meest rechter kolom een gesommeerd totaal weergegeven van de vermeldingen van elk kennisdomein. Dit getal geeft aan hoe vaak een kennis-domein is voorgekomen in een van de tabelsoorten.

Voorbeeld ter toelichting van tabel 6.11 Het kennisdomein met BNB-code 214, aangeduid met de BNB-doemeinnaam ‘organisatie van wetenschap en cultuur’ en bij de TLG aangeduid als ‘proce-dures voor contractonderzoek’, wordt hier als voorbeeld genomen. In de tabel valt af te lezen dat dit kennisdomein gerelateerd is aan de activiteiten van de kennisdrager (A) en de communicatie van de kennisdragers (C). Het kennis-domein is ook genoemd in tabel 6.6 en heeft dus een relatie met het primaire proces (P). In de tabellen 6.4 (corecCompetence) en 6.5 (competitive advan-tage) wordt dit kennisdomein eveneens genoemd. In totaal is dit kennisdo-mein vijfmaal gerelateerd aan een organisationele component. In de kolom ‘totaal’ wordt dit weergegeven met de opgetelde score van 5.

Vooreerst wordt op basis van deze selectie nog geen definitieve conclusie getrok-ken. De kennisdomeinen worden nog getoetst aan de criteria voor crucialiteit in tabel 6.12.

46 Deze staan vermeld in de legenda van tabel 6.11

Page 131: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 121

BNB -

code

BNB - domeinnaam Genoemde kennisdomeinen T C F K S totaal

213 Wetenschapsbeoefening criteria voor wetenschappelijke rapportages 3 3 3 4 3 16 kennis van onderzoeksexpertise RuG 4 3 5 4 4 20 214 Organisatie van wetenschap en

cultuur procedures voor contractonderzoek 2 3 4 5 4 18 216 Wetenschappelijke samenwerking relatiebeheer 3 3 3 4 4 17

relatiebeheer 4 3 3 4 3 17 agendering 4 2 2 3 4 15 512 Communicatieprocessen onderhandelen 4 3 2 4 4 16

515 Schrijven secretariële ondersteuning 4 2 2 3 4 15 532 Publiciteit voorlichting 3 2 2 2 3 12 8352 Overheidseconomie subsidievoorwaarden 2 4 4 4 4 18 8362 Economie van de technologie commercialisatie van kennisproducten 3 4 4 5 5 21 8382 Midden- en kleinbedrijf business development 3 4 4 4 4 19

projectmanagement 2 3 2 4 4 15 programmamanagement 2 4 4 4 4 18 ondernemerschap 4 3 2 3 3 15 projectbegeleiding 3 3 3 3 4 16

8505 Management, organisatie: algemeen

algemeen management 3 4 4 4 4 19 8510 Strategisch beleid strategie 3 5 4 4 4 20 8512 Kwaliteitsmanagement kwaliteitsmanagement 2 3 2 3 3 13 8515 Onderzoek en ontwikkeling research en development 2 3 4 5 5 19 8525 Accounting boekhouden 1 2 2 3 4 12

risicoanalyse 4 4 4 4 5 21 onderzoeksfinanciering 2 4 4 4 4 18 administratieve organisatie 2 3 2 4 5 16 financieel beleid 2 3 4 3 3 15

8530 Financieel management, financiering

financiële rapportage 2 3 2 3 5 16 8540 Marketing accountmanagement 4 3 3 3 3 16 8562 Personeelsbeleid personeelsmanagement 5 1 3 3 2 14 8626 Verbintenissenrecht contracten 2 4 2 4 4 16

beleidsmatige ondersteuning 4 3 3 4 4 18 8863 Beleidsimplementatie beleidsformulering 4 3 5 4 4 20

Legenda: T = Gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium tacitness C = Gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium complexity F = Gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium firm specificity K = Gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium knowledge level S = Gemiddelde score van het kennisdomein op het criterium specialisatiegraad

Tabel 6.12: Scores kennisdomeinen op criteria voor crucialiteit

Tabel 6.12 geeft de scores van de kennisdomeinen weer op de criteria voor crucialiteit. In de tabel wordt een overzicht gegeven van alle kennisdomeinen die in de individuele diepte-interviews naar voren zijn gekomen en de daarbij verkre-gen scores op de criteria voor crucialiteit.

In hoofdstuk 4 is aangegeven dat als een kennisdomein hoger dan gemiddeld scoort, de kans toeneemt dat het als cruciaal kan worden aangeduid. Als drem-pelniveau is in deze casus de gemiddelde score van alle kennisdomeinen geno-

Page 132: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 122

men. Ook in deze casus wordt als criterium voor de drempelwaarde aangehou-den dat de afzonderlijke score van een kennisdomein in beide tabellen boven het gemiddelde moet liggen. Dit houdt in dat het kennisdomein bovengemiddeld is gerelateerd aan de activiteiten en de communicatie van de kennisdragers, de strategische positie en het primaire proces, zoals weergegeven in de koppe-lingstabel 6.11. Het rekenkundige gemiddelde van de score van de kennisdo-meinen in deze tabel is 2,87. Daarnaast geldt ook een drempelwaarde voor de score van de kennisdomeinen op de inhoudelijke criteria voor crucialiteit. Ook hier is gekozen voor het rekenkundig gemiddelde. Op basis van de criteriatabel 6.12 kan worden berekend dat dit 16,8 bedraagt. De kennisdomeinen waarvan de scores beide drempelwaarden overschrijden kunnen worden aangeduid als cruciaal. In tabel 6.13 wordt een overzicht gegeven van de kennisdomeinen die in beide tabellen boven de drempelwaarde scoren.

BNB -

code BNB - domeinnaam Genoemde kennisdomeinen

Totaal criteria-

tabel

Totaal koppelings-

tabel procedures voor contractonderzoek 18 5 214 Organisatie van wetenschap en

cultuur kennis van onderzoeksexpertise RUG 20 6 216 Wetenschappelijke samenwerking relatiebeheer 17 3 512 Communicatieprocessen relatiebeheer 17 3 8352 Overheidseconomie subsidievoorwaarden 18 6 8362 Economie van de technologie commercialisatie van kennisproducten 21 5 8382 Midden- en kleinbedrijf business development 19 5

risicoanalyse 21 3 8530 Financieel management, financiering onderzoeksfinanciering 18 5 beleidsmatige ondersteuning 18 3 8863 Beleidsimplementatie beleidsformulering 20 3

Tabel 6.13: Selectie van kennisdomeinen die boven de drempelwaarden scoren

De in tabel 6.13 vermelde kennisdomeinen kunnen nu als cruciaal worden aangeduid. Een kennisdomein is immers pas cruciaal als het een waarde heeft hoger dan een bepaald drempelniveau én als er op basis van de inzichten van de onderzoeker en verdere discussie en reflectie met de betrokkenen (in de organi-satie) voldoende aanleiding is om deze constatering te maken. De identificatie van cruciale kennis is hiermee bijna voltooid. De definitieve vaststelling van de cruciale kennis kan pas geschieden na terugkoppeling met de organisatie.

Voor het maken van een terugkoppeling is een bijeenkomst georganiseerd waarbij de eerder geïnterviewde medewerkers van de TLG aanwezig waren. De medewerkers van de TLG konden zich zeer goed vinden in de onderzoeksresulta-ten. De discussie die volgde op de presentatie van de onderzoeksresultaten en de daarbij geïdentificeerde kennisdomeinen leverde een aantal aanvullende inzich-ten op.

De medewerkers van de TLG gaven aan dat zij zich goed konden vinden in de kennisdomeinen die als cruciaal werden aangeduid, maar een tweetal medewer-kers gaf te kennen dat bepaalde kennis die zij wel belangrijk vonden, niet werd weergegeven in de overzichten. Vervolgens werd nagegaan wat voor kennis dat dan zou kunnen zijn. De medewerkers gaven aan dat de kennis waar het hun over ging moeilijk te benoemen was. Vervolgens noemden ze een aantal voor-

Page 133: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 123

beelden: ‘inzicht in handig manoeuvreren in organisaties’ , ‘conflicten kunnen voorkomen door inzicht’, ‘tijdig handelen op basis van verontrustende signa-len’en ‘bij een kritische persoon zorgvuldiger communiceren dan bij een ander’.

De discussie spitste zich hierbij toe op de vraag of het hier kennis betreft of vaardigheden. Enkele medewerkers meenden dat het in hun optiek wel degelijk kennis betreft. Hierbij werd aangedragen dat vaardigheden over het algemeen technieken zijn. Het toepassen van vaardigheden zegt niets over de intelligentie waarmee en de mate waarin ze worden toegepast. Ze gaven aan dat het om achterliggende inzichten en strategieën gaat die bepalend zijn voor de keuze om bepaalde vaardigheden wel of niet in te zetten. Als voorbeeld werd genoemd dat mensen die zich allerlei beleefdheidsvormen eigen hebben gemaakt, maar niet weten hoe, wanneer en waarom ze die moeten toepassen, als een robot kunnen overkomen. De medewerkers van de TLG gaven te kennen dat deze kennis in de eerste plaats betrekking heeft op de manier waarop iemand zijn eigen werk-zaamheden organiseert en in de tweede plaats op de manier waarop hij opereert in zijn omgeving. Dit laatste betreft de inzichten waarvan gebruikgemaakt wordt in de omgang met de stakeholders van de TLG. Als voorbeelden hiervan werden genoemd: ‘het managen van het netwerk’ en ‘zich door een politiek systeem heengraven om iets gerealiseerd te krijgen’.

In aansluiting op het voorgaande gaven de medewerkers van de TLG aan het niet verwonderlijk te vinden dat de analyse van hun onderlinge inhoudelijke communicatie geen aanwijzingen opleverde over de mogelijke crucialiteit van de kennisdomeinen. Als reden hiervoor werd aangedragen dat de meeste communi-catiepartners zich buiten de organisatie bevinden. Dit communicatienetwerk is bijzonder groot en de onderwerpen van de communicatie zijn inhoudelijk ook zeer gevarieerd. Geconcludeerd werd dat de reden waarom het vastleggen van communicatienetwerken weinig onderscheidende informatie verschaft over de crucialiteit van kennisdomeinen, gelegen is in de grootte van het communicatie-netwerk én en in het feit dat de belangrijkste communicatiepartners zich buiten de afbakening van het onderzoeksdomein van de TLG bevonden.

Verder werd geconstateerd dat een verdere analyse van de cruciale kennisdo-meinen, maar ook van de kennisdomeinen die beneden verwachting scoren, zou kunnen leiden tot nieuwe inzichten in de gevolgen voor de bedrijfsvoering van de TLG. Wanneer rekening gehouden wordt met deze aanvullende opmerkingen tijdens de terugkoppeling kunnen de in tabel 6.13 genoemde kennisdomeinen in deze casus als cruciaal worden aangeduid.

6.7 Conclusies en afsluiting Evenals in de casus WWE uit het vorige hoofdstuk is voor de kennisdomeinen die als cruciaal zijn geïdentificeerd nagegaan bij welke fasen van het primaire proces zij worden toegepast. Hiervoor is gebruikgemaakt van tabel 6.6. Anders dan bij de casus WWE zijn de cruciale kennisdomeinen gelijkmatig verdeeld over alle fasen van het primaire proces. Dit geeft geen aanleiding om bepaalde onderde-len van het primaire proces nader te analyseren, aangezien de cruciale kennis in alle fasen, behalve fase 5 (monitoring), aanwezig is. Wel zou nader kunnen worden bekeken op welk type activiteiten deze kennisdomeinen betrekking

Page 134: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 124

hebben. De activiteiten waarbij deze kennisdomeinen betrokken zijn, zijn voor-namelijk gericht op het ontwerpen en creëren van onderzoeksaanvragen, waarbij de nadruk ligt op achtergrondkennis van het betrokken onderwerp, kennis van voorschriften en regelgevingen en kennis van ‘formats’ van de onderzoeksaan-vragen of ondernemingsplannen. Evenals in de casus WWE gaat het ook hier om ontwerpactiviteiten.

In aansluiting hierop kan worden nagegaan of de als cruciaal geïdentificeerde kennisdomeinen schaars of ‘tacit’ zijn in een organisatie. Reden om dit te analyseren is dat een dergelijke constatering de kwetsbaarheid van een organisa-tie op dit gebied kan blootleggen. Het kennisdomein ‘risicoanalyse’ is bijvoor-beeld bij maar één medewerker aanwezig. Dit kennisdomein komt in tabel 6.13a als cruciaal naar voren. Om de kwetsbaarheid van de organisatie te verminderen, zou dit kennisdomein kunnen worden geëxpliciteerd en overgedragen aan een tweede medewerker. De mate waarin de kennis geëxpliciteerd is kan het over-dragen vergemakkelijken. Zo is het kennisdomein ‘kennis van de onderzoeksex-pertise RuG’ in hoge mate ‘tacit’ aanwezig (tabel 6.11). Dit kennisdomein is echter niet schaars. Toch zou het wellicht, gezien het belang dat deze kennis voor de organisatie heeft, uitgebreider geëxpliciteerd kunnen worden. Het verder analyseren van deze uitkomsten kan ook wat betreft dit aspect leiden tot aanbe-velingen aan de TLG op het gebied van kennismanagement.

Het instrument lijkt in deze casus te voldoen aan zijn verwachtingen. Toch komt er bij de toepassing een aantal zaken naar voren dat nog wat nader beschouwd kan worden. Er is geconstateerd dat door de gehanteerde wijze van benoemen van kennisdomeinen de voor de respondenten en de onderzoeker lastig benoem-bare kennisdomeinen niet expliciet in kaart worden gebracht. De medewerkers van de TLG gaven aan dat het om kennis gaat die betrekking heeft op inzichten en strategieën die bepalend zijn voor de keuze om bepaalde vaardigheden wel of niet in te zetten. De op dit vlak genoemde voorbeelden tijdens de terugkoppeling bleken niet in tegenspraak te zijn met de resultaten, maar waren een aanvulling erop. Op dit punt kan het meetinstrument verder verfijnd worden door een classificatie- en beschrijvingsmethode op te nemen waarin dit type kennis expliciet wordt benoemd.

In dit hoofdstuk is de toepassing van het meetinstrument beschreven om cruciale kennis te identificeren in de casus van de Transfer en Liaison Groep. De toepas-sing van het instrument leverde ook in deze casus bruikbare resultaten op. Door het aggregeren en combineren van de onderzoeksgegevens ontstond de moge-lijkheid om een aantal kennisdomeinen als cruciaal te identificeren. Deze resulta-ten van het onderzoek waren voor de medewerkers van de TLG herkenbaar en

Page 135: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 6 De casus Transfer en Liaison Groep 125

bruikbaar. Het verder analyseren van deze uitkomsten heeft in deze casus geleid tot aanbevelingen aan de TLG met betrekking tot het ontwikkelen van onderge-waardeerde kennisdomeinen. Dit is een tweede aanleiding om in toekomstig onderzoek een adviesmodel te ontwikkelen dat voortbouwt op de identificatie van cruciale kennis.47

Ook in deze casus leverde het registreren van kennisoverdracht binnen de interne communicatienetwerken weinig aanwijzingen op over de crucialiteit van de kennisdomeinen. Uit de terugkoppeling met de medewerkers van de TLG bleek dat sommige kennis voor hen moeilijk is te benoemen; op dit punt kan het meetinstrument verder worden uitgebouwd.

In het volgende hoofdstuk wordt aan de hand van beide casussen geëvalueerd of de resultaten voldoen aan de doelstelling van het meetinstrument, namelijk het opsporen en identificeren van cruciale kennis. Daarna wordt het proefschrift afgesloten met conclusies en aanbevelingen.

47 In de casus WWE is dit eveneens geconstateerd, maar met betrekking tot een ander aspect

Page 136: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 126

Page 137: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 7 Conclusies 127

7 Conclusies

In de afgelopen zeven jaar heeft het onderzoek naar cruciale kennis plaatsge-vonden in het kader van dit promotieonderzoek. In dit laatste hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek behandeld. Voor de verschillende deelvragen uit §1.5 worden deelconclusies beschreven. Vervolgens wordt in §7.6 de eindconclu-sie geformuleerd en worden aan de hand van de opgedane inzichten, in §7.7 enkele aanbevelingen gedaan.

7.1 Belang van kennis voor organisaties De eerste deelvraag was erop gericht om de rol van kennis in organisaties vanuit theoretisch perspectief vast te stellen.

Wat is het belang van kennis voor organisaties?

Op basis van verschillende organisatietheorieën is vastgesteld dat kennis zich de laatste decennia meer en meer ontwikkelt als een kritische succesfactor voor veel organisaties.

In de postindustriële samenleving zijn de traditionele productiefactoren arbeid, kapitaal en grondstoffen naar de achtergrond verdrongen ten gunste van de nieuwe productiefactor kennis. De globaliseringstrend leidt tot sterke internatio-nale concurrentie, die onder andere tot uiting komt in snel verlopende marktont-wikkelingen en een korte 'life cycle' van producten en diensten. Dit maakt investeren in kennis noodzakelijk; enerzijds om flexibeler te kunnen reageren op veranderende omstandigheden en anderzijds om een min of meer onafgebroken innovatie te realiseren. Kennis vormt steeds meer een integraal onderdeel van geleverde producten en diensten. Kortom, in het tijdperk van de 'kennismaat-schappij' lijkt kennis de belangrijkste productiefactor te zijn.

Op basis van literatuurstudie kan worden gesteld dat de strategische positie van organisaties die concurreren op basis van hun kennis, kan worden afgeleid uit de core competence, de competitive advantage en de wijze waarop zij hun primaire processen hebben ingericht. Dit inzicht heeft gediend als basis voor het concep-tuele model van cruciale kennis. Het begrip core competence duidt aan dat een organisatie een of meer kernactiviteiten heeft waaraan de meeste toegevoegde waarde wordt ontleend. Bij competitive advantage gaat het om de positie in de markt ten opzichte van de concurrenten. Met primaire processen wordt een verzameling samenhangende kennisintensieve taken die leiden tot kennisproduc-ten of diensten verstaan. In het eerste conceptuele model in dit proefschrift vormen deze begrippen de leidraad voor het begrip cruciale kennis.

De crucialiteit van kennis in een organisatie is deels afhankelijk van de wijze waarop een organisatie is ingericht. In dit proefschrift wordt een organisatie gezien als een verzameling van verschillende soorten kennis, gedragen door samenwerkende actoren (kennisdragers) die doelgerichte activiteiten uitvoeren. De samenhang van deze activiteiten blijkt uit de functie van de activiteiten binnen het proces en uit de communicatie tussen de verschillende dragers. Deze

Page 138: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 128

samenhang wordt beschreven in het tweede conceptuele model, waarin het individu als kennisdrager centraal staat. Aangezien de crucialiteit van kennis-domeinen zowel samenhangt met de positie van de organisatie in haar omgeving (zie figuur 2.2: conceptueel model cruciale kennis) als met de inrichting van de organisatie zelf (zie figuur 2.3: conceptueel model van het individu als kennis-drager) moeten beide conceptuele modellen in samenhang beschouwd worden om de cruciale kennisdomeinen te kunnen identificeren.

Samenvattend kan worden gesteld dat het belang van kennis voor organisaties tot uiting komt als (1) kritische succesfactor, (2) bepalende productiefactor en (3) als integraal onderdeel van geleverde producten en diensten. De crucialiteit van de kennis van een organisatie hangt af van de wijze waarop de organisatie is ingericht, maar ook van de interactie van de organisatie met haar omgeving.

7.2 Het in kaart brengen van kennis van organisaties De tweede deelvraag heeft betrekking op de wijze waarop de kennis in organisa-ties kan worden herkend en beschreven:

Op welke wijze kan kennis van organisaties in kaart worden gebracht?

Om de in §7.1 besproken modellen te operationaliseren en daarmee de cruciale kennis in een organisatie zichtbaar te kunnen maken, dient de kennis van een organisatie in kaart gebracht te worden(‘knowledge mapping’). Het resultaat hiervan wordt een kenniskaart genoemd. Met behulp van kenniskaarten kan inzicht worden verkregen in de kennisopbouw van een organisatie. Een kennis-kaart kan een uitgangspunt zijn voor operationeel management en voor stra-tegische overwegingen.

De verschillende werkwijzen om een kenniskaart op te stellen en die in de litera-tuurverkenning (zie §3.4) beschreven zijn, vertonen de overeenkomst dat het beschrijven van de kennisdomeinen als basis van een kenniskaart centraal staat. Er is bij het opstellen van een kenniskaart dus een taxonomie van de kennis van een organisatie opgesteld. Bij het beschrijven worden overzichten gemaakt met daarin informatie over de kennisdomeinen die bij bepaalde medewerkers beho-ren. Daarnaast geven de meeste auteurs aan dat de kennisdomeinen behalve aan medewerkers ook gerelateerd worden aan (onder andere) de organisatie-structuur, het producten- of dienstenpakket, de organisatieprocessen of aan het-geen evident is voor de klant. Deze kennisgerelateerde karakteristieken van de organisatie zijn in dit proefschrift aangeduid als organisationele componenten. Een kenniskaart wordt dus opgesteld door het weergeven van kennisdomeinen, kennisdragers en organisationele componenten.

De mate waarin de relatie tussen kennisdomeinen en organisationele componen-ten verder wordt uitgewerkt, is afhankelijk van de doelstelling die met het opstel-len van de kenniskaart wordt beoogd.

Voor dit onderzoek is voor het zichtbaar maken van kennis en het identificeren van cruciale kennis dus gebruik gemaakt van een kenniskaart. Het in kaart brengen van kennis (knowledge mapping) blijkt een geschikte techniek om de kennis van een organisatie te beschrijven. Daarbij is het van groot belang om de

Page 139: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 7 Conclusies 129

kennisdomeinen een duidelijke identificatienaam te geven en gebruik te maken van de organisationele componenten bij de opbouw van de kenniskaart.

7.3 Het onderzoeksinstrument De derde onderzoeksvraag luidt:

Welk instrument kan hiervoor ontwikkeld worden?

Bij aanvang van dit onderzoek was er ons in de literatuur geen instrument be-kend waarmee cruciale kennis kan worden geïdentificeerd. Voor dit onderzoek is daarom het onderzoeksinstrument Identick ontwikkeld, dat het mogelijk maakt om kennis binnen een organisatie te inventariseren, analyseren en cruciale kennis te identificeren. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de in §3.4 genoemde technieken om kennis in kaart te brengen. Het onderzoeksinstrument Identick is zodanig ontworpen dat er overzichten op basis van deze kenniskaart gegenereerd kunnen worden. Met behulp van deze overzichten kan, na analyse, de cruciale kennis van een organisatie geïdentificeerd kan worden.

In het instrument zijn de theoretische concepten uit §2.4 en §2.6 vertaald naar variabelen, die vervolgens zijn uitgewerkt in een vragenlijst. Daarbij zijn de principes om kennis in kaart te brengen uit hoofdstuk 3 gehanteerd. Dit heeft geleid tot een ontwerp van het onderzoeksinstrument, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen variabelen die betrekking hebben op de kenmerken van de organisatie en haar omgeving, en variabelen die betrekking hebben op het individu als kennisdrager. Deze twee meetniveaus zijn als uitgangspunt genomen voor het onderzoeksproces en de opbouw van de onderzoeksmethode.

Het zorgvuldig benoemen (zie §3.4.1) van de kennisdomeinen is een belangrijke activiteit in Identick. Ze is van belang om een zo groot mogelijke accuratesse te bereiken. Het niveau en de mate waarin bepaalde kennisdomeinen aanwezig zijn, is weer afhankelijk van de karakteristieken en eigenschappen van de mense-lijke kennisdrager. De wijze waarop de kennis in de kennisdrager is ingebed, is bepalend voor de kwaliteit van de toepassing van deze kennis. In dit onderzoek worden de, voor de identificatie van cruciale kennis, relevante organisationele componenten, hun eigenschappen en de hieraan gerelateerde kennisdomeinen in kaart gebracht.

Voor het onderzoek op organisatieniveau worden de in §2.4 genoemde ken-merken van een organisatie in relatie met de omgeving beschreven. Hierbij worden de kennisdomeinen geïnventariseerd die een relatie hebben met het primaire proces, de strategische doelstellingen, de core competence en de competitive advantage.

De kenmerken die genoemd worden in §2.6, hebben betrekking op het individu als kennisdrager, zijn kennisdomeinen, zijn activiteiten en zijn communicatie-netwerk. Deze kenmerken zijn als variabelen geoperationaliseerd en opgenomen in een gestructureerde vragenlijst. Hierin worden persoonlijke kenmerken, de activiteiten en kenmerken van de kennisdomeinen van de individuele kennisdra-ger vastgelegd. Tevens wordt de communicatie over kennisdomeinen tussen kennisdragers in kaart gebracht.

Page 140: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 130

Voor de analyse van de onderzoeksgegevens is een systematiek gekozen om de onderzoeksgegevens te ordenen en aan elkaar te relateren. Door gebruikmaking van de Basisclassificatie Nederlandse Bibliotheken (BNB) worden de kennisdo-meinen benoemd en daarnaast gekoppeld aan de benamingen zoals deze in de organisatie zélf voor de kennisdomeinen gehanteerd worden. Het instrument geeft door het gebruik van deze classificatie een gestructureerd en samenhan-gend overzicht van alle kennisdomeinen die geïnventariseerd zijn. Het gebruik van de BNB geeft de mogelijkheid een eenduidige identificatienaam aan een kennisdomein toe te kennen. Door de koppeling aan de kennisdomeinnaam zoals deze in de organisatie gangbaar is, wordt de aanduiding van het kennis-domein verder gespecificeerd.

Op basis van de BNB-codering van de kennisdomeinen ontstaat de mogelijkheid om de aan de kennisdomeinen gekoppelde onderzoeksgegevens te combineren en te aggregeren.

De identificatie van cruciale kennis kan worden verwezenlijkt door het toetsen van de scores van kennisdomeinen aan een drempelniveau en de interpretatie van deze scores door de onderzoeker en de betrokken organisatie. Dit is de laatste stap van het onderzoeksproces: het voorzien in terugkoppeling naar de medewerkers van de organisatie en het uiteindelijk samen met hen definitief vaststellen van de cruciale kennisdomeinen.

7.4 Uitspraken over cruciale kennis aan de hand van het in-strument

Aan de hand van de uitkomsten van het instrument kunnen er uitspraken gedaan worden over cruciale kennis. Deelvraag 4 is hierop gericht:

In hoeverre kan door toepassing van het instrument een uitspraak gedaan worden over de cruciale kennis van een organisatie?

De ervaringen met Identick worden in twee casussen beschreven:

1. de casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek (WWE) in hoofstuk 5

2. de casus Transfer & Liaisongroep (TLG) in hoofdstuk 6.

Beide casussen kunnen gezien worden als test voor de doeltreffendheid van het instrument Identick om cruciale kennis te identificeren.

Ervaringen tijdens het onderzoeksproces In de eerste fase van het onderzoek op organisatieniveau zijn de generalisten bij de onderzoeksorganisatie geïnterviewd. Verder is gebruikgemaakt van publicaties over de bedrijfstak, jaarverslagen en interne documentatie. Aan de hand van het beeld van de organisatie dat op deze wijze ontstond, zijn in samenspraak met de generalisten de specialisten geselecteerd die in aanmerking kwamen om geïnter-viewd te worden. Deze aanpak blijkt een doeltreffende manier te zijn om de mogelijk relevante dragers van cruciale kennis op te sporen. In de tweede fase zijn de specialisten geïnterviewd. Ook aan hen is gevraagd mogelijke dragers van cruciale kennis te noemen. De analyse van het communicatienetwerk, vooral de

Page 141: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 7 Conclusies 131

namenlijst van communicatiepartners, bleek hierbij een handig hulpmiddel om volgende kandidaten voor vervolginterviews op te sporen. In de casus WWE leek de selectie van interviewkandidaten volledig, omdat er tijdens het afnemen van de diepte-interviews gaandeweg geen nieuwe namen meer naar voren werden gebracht en er meer en meer verwezen werd naar reeds geïnterviewde kandida-ten. Bij WWE werd een drager van kennis, die later als cruciaal is geïdentificeerd, pas in de tweede ronde genoemd en daarna geïnterviewd. Het is dus van belang gebleken om niet alleen af te gaan op het globale beeld van de organisatie uit het vooronderzoek en de verwijzingen van de generalisten in de eerste ronde.

In de casus TLG werden alle medewerkers geïnterviewd. In deze casus werd de selectie van overige kandidaten voor interviews uitgebreid naar de stakeholders om een beter inzicht te krijgen in de kennisdomeinen die volgens hen bij de TLG aanwezig zijn. Dit was van belang gezien de intermediaire functie van de organi-satie.

Kennisintensiviteit van de organisaties Bij WWE was de spreiding tussen opleidingen van de respondenten groter dan bij TLG. Er werden bij WWE medewerkers met een LBO-, MBO-, HBO- en aca-demische achtergrond geïnterviewd. Bij TLG waren de medewerkers HBO-niveau of universitair geschoold. Omdat het opleidingsniveau, gecombineerd met de re-levante werkervaring (knowledge level), een van de criteria is voor crucialiteit, valt dit terug te zien in de gemiddelde eindscore in de criteriatabellen. Een hoger gemiddelde kan gezien worden als een aanwijzing voor hogere kennisintensiviteit binnen de gehele organisatie, maar zegt niets over de crucialiteit van een kennisdomein, omdat dit niveau binnen een organisatie over de gehele linie hoger uitvalt. Het zou wel kunnen dienen als maatstaf om verschillende organi-saties met elkaar te vergelijken.

Bij WWE hebben meer dan 80% van de geïnterviewde medewerkers een oplei-ding die aansluit bij hun functie. De kennisdomeinen van de medewerkers van TLG daarentegen hebben niet allemaal (minder dan 50%) een directe link met de door hen gevolgde vooropleiding. Er zijn twee senior consultants, die als onderzoeker zijn gepromoveerd in een discipline die niet bij hun functie aansluit. Zij zijn vanwege hun academische ervaring als onderzoeker en niet vanwege hun vakkennis werkzaam in hun functie. Het gaat er in hun functies om dat er inzicht is in het proces van wetenschappelijk onderzoek, om vervolgens als intermediair de vertaalslag te maken naar financieringsaanvragen of marktkansen voor het onderzoek. Bij TLG bevindt zich op dit vlak een aantal kennisdomeinen dat als cruciaal is aangeduid. Het vastleggen van de gevolgde vakinhoudelijke opleiding is dus niet voldoende om cruciale kennis te identificeren. Het is daarom van belang om ook de activiteiten, het primaire proces en de ervaring en expertise die een medewerker hiervoor aanwendt, vast te leggen en te analyseren.

Vastleggen communicatienetwerken Het registreren van communicatie tussen actoren geeft inzicht in het communi-catienetwerk in de organisatie, maar leidt in beperkte mate tot identificatie van cruciale kennisdragers. In beide casussen ontstond een beeld van de operatio-nele communicatiestructuren, hoewel tijdens de interviews de nadruk heeft ge-legen op enkel de communicatieactiviteiten ten behoeve van kennisuitwisseling

Page 142: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 132

en kennisoverdracht. Het identificeren van experts op basis van de inhoudelijke communicatie is gebaseerd op een belangrijke vooronderstelling. Er is bij het ontwerp van het instrument uitgegaan van een bepaalde mate van transparantie binnen de organisatie. Dit houdt in dat medewerkers een beeld hebben van het bestaan van bepaalde kennis bij andere medewerkers. Op basis van dit beeld zouden medewerkers gericht kennis proberen te verkrijgen bij de betreffende expert, indien zij hier behoefte aan hebben. In beide casussen bleek dat mede-werkers maar in beperkte mate op de hoogte waren van de kennis van collega’s. Er is wel enig inzicht in de kennis van andere medewerkers met wie in de dage-lijks wordt samengewerkt, maar deze zijn tevens de communicatiepartners waarmee wordt samengewerkt in de operationele communicatie. De scheiding tussen operationele communicatie en communicatie van inhoudelijke kennis (adviesnetwerken) kan in deze casussen mede daarom niet worden weergegeven. Er is dan ook nadere studie nodig om de niet inhoudelijke communicatie te kunnen filteren. Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat als de organisatie weinig transparant is, de cruciale kennis via netwerkanalyse kan worden geïdentificeerd.

Geconcludeerd kan worden dat in beide casussen de frequentie en intensiteit van een communicatierelatie met betrekking tot een kennisdomein geen relatie heeft met de crucialiteit van de kennis en de impact die de kennisoverdracht tot gevolg heeft. Het vastleggen van de communicatienetwerken heeft wel een positief neveneffect gehad. Het leidde namelijk tot het identificeren van kandidaten die eveneens voor een interview in aanmerking kwamen. Dank zij de com-municatieanalyse komt er een groot aantal kennisdomeinen aan de orde. Dit completeert het beeld en maakt benoemen van de kennisdomeinen vollediger.

In beide casussen is het door toepassing van Identick mogelijk gebleken om cruciale kennisdomeinen te identificeren. Toch verschillen de organisaties aan-zienlijk van elkaar. WWE is een leverancier van machinekamers en ontwerpt en produceert een fysiek product. De activiteiten van TLG daarentegen bevinden zich op het raakvlak van beleidsondersteuning en zakelijke dienstverlening; er is dus geen fysiek product. Toch blijkt het mogelijk om in beide organisaties met behulp van Identick de cruciale kennis te identificeren. Het instrument is dus ge-schikt om cruciale kennis te identificeren zowel in een productieorganisatie als in een dienstverlenende, beleidsondersteunende organisatie. De toepassing van het instrument leverde dus in beide casussen bruikbare resultaten op en voldeed aan de verwachtingen; het bleek mogelijk kennisdomeinen als cruciaal te identifice-ren. De kennisdomeinen die in beide casussen als cruciaal zijn geïdentificeerd waren specifiek in de context van deze organisaties tot ontwikkeling gekomen.De veronderstelling in §2.5 dat cruciale kennis in het bedrijf zelf tot ontwikkeling is gekomen en verder is uitgebouwd (specifiek gemaakt), wordt door de uitkomsten in beide casussen ondersteund. De resultaten van het onderzoek waren in beide casussen voor de medewerkers en het management van de organisaties herken-baar en bruikbaar.

7.5 Bruikbaarheid van het instrument Deelvraag 5 is evaluatief van aard en richt zich op de effectiviteit van het instru-ment:

Page 143: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 7 Conclusies 133

In hoeverre voldoet het instrument?

In de meting met behulp van Identick zijn alle in dit proefschrift genoemde theo-retische aspecten, die gerelateerd kunnen worden aan cruciale kennis, in opera-tionele variabelen vertaald en gemeten. De meting van aan cruciale kennis gerelateerde aspecten is dan ook in deze zin volledig.

De keuzes in het instrument met betrekking tot de codering zijn effectief geble-ken. Er gaat geen informatie verloren bij het coderen en identificeren, omdat naast de BNB-coderingsnamen de namen blijven staan van de kennisdomeinen zoals deze binnen de organisatie worden gebruikt. Doordat de BNB-codering het mogelijk maakt kennisdomeinen aan elkaar te relateren, ontstaat de mogelijk-heid om een overzicht te genereren dat zonder toepassing van het instrument niet mogelijk was geweest. De uiteindelijke overzichten blijven echter steeds te herleiden tot de oorspronkelijke benamingen zoals deze in de organisatie gang-baar zijn. Dit geeft een grote meerwaarde in de informativiteit van de kennis-kaart en maakt de eindresultaten ook herkenbaar voor het management en me-dewerkers van de betreffende organisatie.

De koppelingstabel geeft aan hoe vaak een kennisdomein aan een organisatio-nele component gerelateerd is. De criteriatabel geeft de scores aan op de inhou-delijke criteria van de kennisdomeinen zelf.

Zowel in de koppelingstabel als in de criteriatabel geldt de veronderstelling dat de scores op de variabelen elkaar versterken en derhalve opgeteld kunnen worden. Een hoge score versterkt immers de kans op crucialiteit. Onderzocht is of er variabelen zijn waarvan de scores zich systematisch aan deze veronderstel-ling onttrekken. Wanneer de score van een variabele bij meerdere kennis-domeinen laag is terwijl gelijkertijd de scores op de andere variabelen hoog zijn of vice versa, dan betekent dit dat de betreffende variabele niet aan deze veron-derstelling voldoet. Wanneer dit wordt nagegaan voor de tabellen uit de be-handelde casussen kan er geen variabele worden gevonden die systematisch tegengesteld scoort. De enige variabele die incidenteel anders scoort is tacitness. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat een hoge of lage mate van tacitness in de onderzochte casussen niet altijd richtinggevend is voor de crucialiteit. Ook zouden door het weglaten van dit criterium onderlinge verhoudingen tussen de scores van de kennisdomeinen niet wezenlijk veranderen.

De combinatie van de scores van kennisdomeinen uit de koppelingstabel en de criteriatabel geeft uiteindelijk de doorslag over de mate van crucilaiteit van een kennisdomein. De kennisdomeinen waarvan de scores in zowel de koppelings-tabel als de criteriatabel de drempelwaarden overschrijden, worden in dit onder-zoek aangeduid als cruciaal. In beide casussen is gekozen voor het gemiddelde, maar deze norm kan ook anders gekozen worden, afhankelijk van de hoeveel-heid kennisdomeinen die onderzocht wordt. Bij een groter aantal kennisdomei-nen kan een drempelwaarde gekozen worden die hoger dan het gemiddelde ligt, om de selectie van de cruciale kennisdomeinen beperkt te houden. In de onder-zochte casussen blijkt dat de scores van kennisdomeinen in deze twee tabellen elkaar niet tegenspreken. Indicaties voor de crucialiteit van kennisdomeinen vallen dus op twee onafhankelijke, maar elkaar versterkende manieren vast te stellen. De definitieve vaststelling vindt pas plaats wanneer de scores van de

Page 144: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 134

kennisdomeinen ten opzichte van de context van de organisatie (koppelingstabel) én ten opzichte van de inhoud (criteriatabel) aan elkaar gerelateerd worden. De koppeling van meetgegevens aan de hand van de BNB-codering (de toepassing ervan vindt plaats in de koppelingstabellen) leidt tot een overzicht dat nieuwe gecombineerde informatie oplevert. Analyse van deze combinaties leidt ertoe dat de cruciale kennis daadwerkelijk geïdentificeerd kan worden.

Uit de toepassing in de casussen blijkt dat door toepassing van Identick het mogelijk is de gemeten waarden van elkaar te kunnen scheiden en selecteren. De gebruikte criteria blijken voldoende discriminerend te zijn om de scores van de verschillende kennisdomeinen van elkaar te onderscheiden. De scores lopen ook per criteria voldoende uiteen om tot een onderscheid te kunnen komen.

De systematische gestructureerde wijze van beschrijven geeft een completer beeld van de in de organisatie aanwezige kennis en maakt het mogelijk de cru-ciale kennis te identificeren. Er ontstaat dus een beter overzicht dan door een willekeurige beschrijving zonder toepassing van het instrument. Door de koppe-ling van gegevens ontstaat nieuwe informatie die leidt tot het identificeren van cruciale kennis. Het instrument blijkt hiermee te voldoen aan de verwachtingen.

7.6 Eindconclusie Een groot aantal organisaties is voor (een belangrijk deel van) de bedrijfsvoering afhankelijk van de inzet van kennis. De kennis ligt vast in kennisdragers (mensen en/of opslagsystemen). Tot nu toe was het probleem bij menig organisatie dat het fenomeen cruciale kennis, voor zover daarover nagedacht werd, ongrijpbaar leek.

Veel auteurs op het gebied van kennismanagement richten zich op het bena-drukken van het belang van kennis in organisaties en geven daarbij algemene richtlijnen zonder concreet te worden. Andere auteurs beperken zich tot het beschouwen van kennis op individueel niveau, zonder daarbij de context van de organisatie of de positie van de organisatie in haar omgeving te betrekken. Tot nu toe was er nog geen instrument voorhanden waarmee het belang, de crucia-liteit van kennis, bepaald kon worden, zodanig dat beide perspectieven geïnte-greerd worden. In dit onderzoek is getracht om de cruciale kennis van een orga-nisatie concreet te identificeren en daarbij zowel de kenmerken van het individu als de positie van de organisatie in haar omgeving te betrekken. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van het instrument Identick waarbij zowel de kenmerken van de organisatie en haar omgeving als de kenmerken van de kennis van de indivi-duele kennisdragers in de organisatie, zijn opgenomen. De kenmerken van de kennisdomeinen van de individuele kennisdragers worden daarbij beschouwd in relatie tot het belang dat zij voor de organisatie en de positie van de organisatie in haar omgeving hebben.

Het gebruik van het onderzoeksinstrument Identick leidt tot het opstellen van een kenniskaart. Hierdoor worden de benodigde en de aanwezige kennis zichtbaar gemaakt en wordt de cruciale kennis geïdentificeerd.

Page 145: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Hoofdstuk 7 Conclusies 135

7.7 Aanbevelingen Het verder analyseren van de uitkomsten van het instrument, de kenniskaart en de geïdentificeerde cruciale kennisdomeinen geeft mogelijkheden om aanbeve-lingen aan organisaties te geven, niet alleen op het gebied van kennismanage-ment, maar ook in bredere zin op het gebied van de inrichting van de organi-satie. Dit is wellicht aanleiding om in toekomstig onderzoek een adviesmodel te ontwikkelen dat voorbouwt op de identificatie van cruciale kennis. De resultaten van deze cruciale kennisinventarisatie kunnen als belangrijke grondstof dienen bij strategische overwegingen van de organisatie, bijvoorbeeld het inrichten van de bedrijfsprocessen. Op individueel niveau kan gedacht worden aan adviezen omtrent het borgen, behouden en uitbouwen van kennis. Een kenniskaart is een praktisch en duidelijk instrument voor de ondersteuning van kennismanagement in een organisatie. Het gebruik van de kenniskaart maakt medewerkers en het management bewust van de cruciale kennis en de noodzaak tot het managen van deze kennis. De identificatie van cruciale kennis kan hierdoor mogelijk bij-dragen tot overwogen strategische keuzes, een effectievere bedrijfsvoering en een verlaging van de kwetsbaarheid van de organisatie.

Page 146: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 136

Page 147: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Literatuur 137

Literatuur

Arbnor, I en Bjerke, B. (1997). Methodology for creating business knowledge. Sage, Thousand Oaks, Cal.

Argyris, Chris en Donald Schön (1978). Organizational Learning: A Theory of Action Perspective. Addison Wesley, Reading.

Anderson, John R. (1989) A theory of the origins of human knowledge. in: Artificial Intelligence, 40:313--351.

Ansoff, H.I. (1968). Corporate strategy: An Analytic Approach to Business Policy for Growth and Expansion. Penguin, Harmandsworth.

Badaracco, J.L. (1991). The knowledge link: How firms compete through strate-gic alliances. Harvard Business School Press, Boston.

Barney, J. B. (1986). Strategic factor markets, expectations, luck and business strategy. Management Science, 32 (10), pp. 1231-1241.

Biemans, W.G. en Meer-Kooistra, J. van der (1994a), ‘Case research voor bedrijfskundig onderzoek 1’. Bedrijfskunde, jrg. 66, nr.1, blz.51-56.

Biemans, W.G. en Meer-Kooistra, J. van der (1994b), ‘Case research voor bedrijfskundig onderzoek 2’. Bedrijfskunde, jrg. 66, nr.2, blz.95-104.

Blaauw, G. en S.K.T. Boersma (1999a). The Control of Crucial Knowledge. In: Khosrowpour, M. (ed.), "Managing Information technology Resources in the Next Milennium". Proceedings of the 1999 IRMA International Conference, May 17-19, Hershey, USA, pp. 1098-1108.

Blaauw, Gerben en Jacques Boersma (1999b). Kennisoverdracht. In: Henk Verbooy (red.), Handboek Kennismanagement, aflevering 5, december 1999, pp. 1.2-1 - 1.2-20.

Boer, Th. W. de (1994). Modellen van Expertise in Expertsystemen. Proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen.

Boersma , Jacques, Management van kennis, een creatieve onderneming. Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p. I-IX, p. 1-248.

Boersma, S.K.Th. en G. Blaauw (1999a). Kennis van water overbrugt wereldwijd. Beeldwijzer, Groningen.

Boersma, Jacques en Gerben Blaauw (1999b). Bedrijfskundige benadering van kennismanagement. In: Henk Verbooy (red.), Handboek Kennismanagement, aflevering 5, december 1999, pp. 1.1-1 - 1.1-9.

Boersma, Jacques S.K.Th. en Robert A. Stegwee (1996). Exploring some issues in Knowledge Management. In: Khosrowpour M. (ed.), Proceedings of the 1996 IRMA International Conference, May, Washington, USA.

Boersma, S.K.Th. (1995). Bedrijfskundige methode voor informatiebeleid. 2e druk, Lansa Publishing, Leidsendam.

Page 148: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 138

Boersma, S.K.Th. (1995). Kennismanagement, een creatieve onderneming. oratie Rijksuniversiteit Groningen.

Boersma, S.K.Th.,R.J. Jorna en J.L. Simons (1993). Kennissystemen: informa-tiesystemen van de toekomst. In: Bedrijfskunde, tijdschrift voor modern mana-gement, jg.65, nr.4, pp. 352-363.

Boersma, S.K.Th. (1989). Beslissingsondersteunende systemen, een praktijk-gerichte ontwikkelingsmethode. Academic Service, Schoonhoven.

Boesjes-Hommes, R.W. (1970). De geldige operationalisering van begrippen. (The valid operationalization of constructs). Boom, Meppel.

Boisot, Max H.(1998). Knowledge Assets; securing competitive advantage in the information economy. Oxford University Press, New York.

Bosman, A. (1977). Een metatheorie over het gedrag van organisaties. (A meta-theory of organizational behavior). Stenfert-Kroese, Leiden.

Burns, R., G. Stalker. (1961). The management of innovations. Tavistock, London.

Burton-Jones, Alan (1999). Knowledge capitalism : business, work, and learning in the new economy. Oxford University Press, Oxford.

Carley, K.M. en Prietula, M J. (1994). Computational Organization Theory. Lawrence Erlbaum Associates.

Castells M. (1996). The rise of the network society. Blackwell Publishers, Cam-bridge, MA

Checkland, P. en Scholes J. (1990). Soft systems methodology in action. Wiley, Chichester.

Checkland, P. (1991). From framework through experience to learning: The essential nature of action research. In H.-E. Nissen, H.-K. Klein, & R. A. Hirsch-heim (Eds.), Information Systems Research: Contemporary Approaches & Emer-gent Traditions (pp. 397-403). Amsterdam.

Choo, Chun Wei (1998). The Knowing Organization: How Organizations Use Information to Construct Meaning, Create Knowledge and Make Decisions. Oxford University Press, Oxford.

Dale Van, Guido Geerts en Ton den Boon (1999) Groot woordenboek der Nederlandse taal. 13e, herz. uitg.1e dr.: 1864, Van Dale Lexicografie Utrecht.

Davenport, Thomas H en Laurence Prusak. (1997). Information ecology : mastering the information and knowledge environment. Oxford University Press, New York.

Davenport, Thomas H. en Laurence Prusak (1998). Working Knowledge. How organisations manage what they know. Harvard Business School Press, Boston. (Nederlandse vertaling: Kennismanagement in de praktijk, Contact, Amsterdam)

Davis, G., M.H. Olsen. (1985). Management Information Systems. Conceptual Foundations, Structure, and Developments. McGraw-Hill, New York.

Page 149: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Literatuur 139

Drucker Peter F. (1989). The new realities : in government and politics, in economics and business, in society and world view. Harper & Row, New York.

Drucker, Peter F. (1992). The new society of organizations. In: Harvard Business Review, september-october.

Drucker,Peter F. (1993). Post-capitalist society. HarperBusiness, New York.

Dunn, W.N. en Ginsberg, A. (1986). A sociocognitive network approach to organizational analysis. Human Relations, 40, 955-76.

Eppler, M. (2001). Making Knowledge Visible through Intranet Knowledge Maps: Concepts, Elements, Cases.34th Annual Hawaii International Conference on System Sciences ( HICSS-34)-Volume 4

Fayol, H. (1916). Administration industrielle et generale. Dunod, Paris.

Gazendam, H.W.M. (1993). Variety Controls Variety. Wolters-Noordhoff, Gronin-gen.

Gazendam, H. en Jorna, R.J. (1993). Theories about architecture and perform-ance of multi-agent systems. 3rd European Congress of Psychology, Tampere, Finland, July 4, 1993.

Gazendam, H.W.M., V.M.F Homburg. (1996). Emergence of Multi-Actor Sys-tems: Aspects of Coordination, Legitimacy and Information Management. In: Proceedings of the COST A3 Conference ‘Management and New Technologies’, 22-24 June, Madrid.

Gordon John L. (1999) Creating Knowledge Maps by Exploiting Dependent Relationships. Applications & Innovations in Intelligent Systems VII. Pages 63-78 Springer.

Hammer, M. enChampy J. (1993). Reengineering the corporation : a manifesto for business revolution. HarperBusiness, New York.

Herl, H. E. et al. ((1999) Reliability and Validity of a Computer-Based Knowledge Mapping System to Measure Content Understanding. Computers in Human Behaviour 15.03-04 pp. 315-333.

Hofer, C.W. & Schendel, D. (1978) Strategy formulation: Analytical concepts. West Publishing. St.Paul.

Hofstede, G. (1980). Cultures Consequences. Sage, Beverly Hills, Californië, USA.

Horton, F. W. Jr. (1996). Knowledge Mapping: A Window of Opportunity. SLA Specialist 19.01 pp. 01-14.

Hutjes, J.M. & J.A. van Buuren (1992). De gevalsstudie. Strategie van kwalitatief onderzoek. Boom, Meppel.

Jacobs, Dany (1999). Het Kennisoffensief. Slim concurreren in de kenniseco-nomie. Samson, Deventer/Alphen aan de Rijn, 2e druk.

Johannisson, B. (1988) Business Formation - A network approach. Scandinavian Journal of Management. 4(3/4), pp 83-99.

Page 150: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 140

Johansson B.en Karlsson C. en Westin L. (1994). Patterns of a Network Economy (Advances in Spatial and Network Economics). Springer Verlag, Berlin

Jorna, R.J. en J.L. Simons (1992). Kennis in organisaties, toepassing en theorie van kennissystemen. Coutinho, Muiderberg.

Jorna, R.J. & B. Van Heusden (2000). Cognitive Dynamics: A Framework to Handle Types of Knowledge. In: J. Schreinemakers (Eds.) Knowledge Manage-ment: The 7th ISMICK Conference Rotterdam University Press, p. 128- 145.

Jorna, R.J. (2000). De 'zwarte doos' in de bedrijfskunde: cognitie in actie. oratie Rijksuniversiteit Groningen.

Kessels, Joseph (1997). Curriculum van een onderneming. Zeven functies om het leervermogen te versterken. In: Leenen, Hanni, e.a. (red.), Concurreren op deskundigheid, Samson Bedrijfsinformatie, Alphen aan de Rijn.

Kristen, G.J.H.M. (1998). Kennis is macht : modellering van kennis in subjecten, acties en objecten. Academic Service informatica. Schoonhoven.

Krogh, Georg von (1998). Knowing in firms : understanding, managing and measuring knowledge. SAGE Publications London

Lawrence, P.R., J.W. Lorsch. (1967). Organization and environment. Harvard School of Business Administration Press, Boston.

Leavitt, H en Whistler, T. (1958). Management in the 1980s. Harvard Business Review, Nov-Dec 1958, pp. 41-58.

Leeuw, A.C.J. de (1994). Besturen van veranderingsprocessen; fundamenteel en praktijkgericht management van organisatieveranderingen. Van Gorcum, Assen.

Leeuw, A.C.J. de (1996). Bedrijfskundige methodologie : management van onderzoek. 3e herz. dr., Van Gorcum, Assen.

Leeuw, A.C.J. de (2000). Bedrijfskundig management : primair proces, strategie en organisatie. Van Gorcum, Assen

Liebeskind, Julia Porter e.a. (1996). Social Networks, Learning, and Flexibility: Sourcing Scientific Knowledge in New Biotechnology Firms. In: Organization Science, vol. 7,no. 4, july-august.

March, J.A., H.A. Simon. (1958). Organizations. Wiley, New York.

Mintzberg, H. (1975). The managers Job: Folklore and fact. In: Harvard Business Review, july/aug.

Mintzberg, H. (1979). The structuring of organizations. Prentice Hall, Englewood Cliffs, N.J.

Mintzberg, H. (1990). The design school: reconsidering the basic premises of strategic management. Strategic Management Journal. March 1990. pp. 171-190.

Mintzberg, H. (1994). The Rise and Fall of Strategic Planning. Prentice-Hall, Englewood-Cliffs.

Page 151: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Literatuur 141

Morgan, G. (1986). Images of organization. Sage, Newbury Park.

Morgan, G. (1988). Riding the Waves of Change. Jossey-Bass Publishers, San Francisco.

Morgan, G. (1989). Creative Organization Theory: A Resource Theory. Sage Publications, California.

Nelson, R. R. & Winter, S. (1982). An Evolutionary Theory of Economic Change. The Belknap Press of Harvard University, London.

Newell, A. (1990). Unified theories of cognition. Harvard University Press, Cambridge, MA.

Nonaka, Ikujiro en Hirotaka Takeuchi (1995). The Knowledge-Creating Com-pany. Oxford University Press, New York.

Nooteboom, Bart (1996). Towards a cognitive theory of the firm. Issues and a logic of change. Proceedings AFEE conference, San Fransisco.

Patton, M.Q. (1990). Qualitative Evaluation and Research Methods. Sage, Newbury Park.

Peters, Thomas J.(1987). Thriving on chaos : handbook for a management revolution. Macmillan, London.

Penrose, E. (1959). The Theory of Growth of the Firm. John Wiley & Sons, New York.

Perrow, C. (1970). Organizational analysis: a sociological view. Tavistock, London.

Polanyi, Michael (1966). The Tacit Dimension. Opnieuw gepubliceerd in: Laurence Prusak (ed.), Knowledge in organizations, Butterworth-Heinemann, Boston, 1997.

Porter, M.E. (1980). Competitive Strategy. New York: The Free Press.

Porter, M.E. (1985). Competitive Advantage. New York: The Free Press.

Porter, M.E., V.E. Millar (1985). How information gives you competitive advan-tage. Harvard Business Review. July-August. pp. 149-160.

Prahalad, C en Bettis, R (1986). The Dominant Logic: A New Linkage between Diversity and Performance. Strategic Management Journal, 7, pp.485-501.

Prahalad, C.K. en Gary Hamel (1990). De kerncompetentie van de onderne-ming. In: Harvard Holland Review, Wintereditie.

Preiss, K.J. (2000). A two-stage process for eliciting and prioritising critical knowledge. Journal of Knowledge Management. Vol. 4 Nr. 4 2000 pp. 328-336

Quinn, James Brian (1992) Intelligent enterprise : a knowledge and service based paradigm for industry. The Free Press, New York.

Quinn, James Brian (1998). Intelligente ondernemingen, een nieuw model voor een nieuwe tijd. Wolters Noordhoff, Groningen.

Page 152: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 142

Reed, R., and DeFillippi, R. J. (1990). Causal ambiguity, barriers to imitation, and sustainable competitive advantage. Academy of Management Review, 15: 88-102.

Scheer, A.W. (1998). ARIS - Vom Geschaeftsprozess zum Anwendungssystem. Springer, Berlin.

Schreiber, Guus e.a. (2000). Knowledge Engineering and Management. The CommonKADS Methodology, MIT Press, Cambridge, Mass.

Senge, Peter M. (1990). The fifth discipline : the art and practice of the learning organization. Doubleday Currency, New York.

Simon, H.A. (1960). The new science of management decision. Harper & Brothers, New York.

Simon, H.A. (1976). Administrative behavior. The Free Press, New York.

Skyrme, David J. en Amidon, Debra M. (1997). Creating the Knowledge-based Business. Business Intelligence. London

Soliman, F. en Spooner, K. (2000). Strategies for implementing knowledge management: role of human resources management. Journal of Knowledge Management. Vol. 4 Nr. 4 pp. 337-345

Spek, van der R. en A. Spijkervet (1995). Kennismanagement. Intelligent om-gaan met kennis. Kenniscentrum CIBIT, Utrecht.

Stegwee, R.A. (1992). Division for conquest: Decision Support for Information Architecture Specification. Wolters-Noordhoff, Groningen.

Sveiby, Karl Erik (1998). Kennis als bedrijfskapitaal. Contact. Amsterdam.

Swanborn, P.G. (1984). Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek: inleiding en ontwerpstrategieën. (Social Science Methods: Introduction and Design Strategies). Boom, Meppel.

Swieringa, J. en A.F.M. Wierdsma (1990). Op weg naar een lerende organisatie. Wolters Noordhoff Management, Groningen.

Taylor, Frederick W. (1919). The Principles of Scientific Management. Harper & Brothers Publishers, New York

Tiwana, A. (2000). The knowledge management toolkit : practical techniques for building a knowledge management system. Prentice Hall PTR, Upper Saddle River, NY.

Treacy, Michael en Wiersema, Fred (1995). The Discipline of Market Leaders: Choose Your Customers, Narrow Your Focus, Dominate Your Market. Addison Wesley Publishing Company, UK.

Vail, Edmond F. (1999) Knowledge Mapping: Getting Started with Knowledge Management. Information Systems Management 16.04 pp. 16-23.

Weggeman, Mathieu (1997a). Kennismanagement. Inrichting en besturing van kennisintensieve organisaties. Scriptum Management, Schiedam.

Page 153: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Literatuur 143

Weggeman, Mathieu (1997b). Organiseren met kennis. oratie TU Eindhoven, Scriptum Management, Schiedam.

Wiig, Karl M. (1993). Knowledge management foundations. volume 1, Schema Press, Arlington, Texas.

Wiig, Karl M. (1995). Knowledge management methods : practical approaches to managing knowledge. Schema Press, Arlington, Texas.

Wiig, Karl M. (1997). Knowledge Management: Where did it come from and where will it go? Expert Systems with Applications, 13, 1, 1-14.

Williamson, O. E. (1975). Markets and hierarchies : analysis and antitrust implications : a study in the economics of internal organization. The Free Press, New York.

Wittgenstein, Ludwig (1958). Philosophical Investigations. Macmillan Publishing Co, New York.

Woodward, J. (1965). Industrial Organization. Oxford University Press, London.

Yin, Robert K. (1989). Case study research : design and methods. Rev. ed. Sage Publications, Newbury Park, CA.

Zack, M, (1999) Developing a knowledge management strategy. California Management Review.

Zeleny, M. (1989) ‘Knowledge as a New Form of Capital, Part 1: Division and Reintegration of Knowledge’. Human Systems Management, 8, 1, 45-58. ‘Knowledge as a New Form of Capital, Part 2: Knowledge-Based Management Systems’, Human Systems Management, 8, 2, 129-143.

Zwaan, A.H. van der (1990). Organisatie-onderzoek : leerboek voor de praktijk: het ontwerp van onderzoek in organisaties. Van Gorcum, Assen

Zwaan, A. H. van der en S.K.Th. Boersma (1993). Kennismanagement. In: Be-drijfskunde, tijdschrift voor modern management, jg. 65, nr.4.

Page 154: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 144

Page 155: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Samenvatting 145

Samenvatting

Cruciale kennis is essentieel voor een organisatie; zij is bepalend voor de identi-teit van een organisatie en maakt dat de organisatie zich kan onderscheiden van concurrenten. Zij is de basis van de waarde die de organisatie economisch toevoegt.

Dit onderzoek heeft als doelstelling het ontwikkelen van een instrument voor identificatie van cruciale kennis in organisaties. In dit proefschrift staat het ontwerp, de bouw en de toepassing van het onderzoeksinstrument Identick centraal. Met het instrument moet het mogelijk gemaakt worden om kennis binnen een organisatie te inventariseren, analyseren en cruciale kennis te identificeren. Het belangrijkste motief om dit instrument te ontwikkelen was dat, bij aanvang van dit onderzoek, er in de literatuur geen instrument bekend was waarmee cruciale kennis kan worden geïdentificeerd.

Op basis van verschillende organisatietheorieën wordt in dit proefschrift vastge-steld dat het belang van kennis voor organisaties tot uiting komt als (1) kritische succesfactor, als (2) bepalende productiefactor en als (3) integraal onderdeel van geleverde producten en diensten. De strategische positie van organisaties kan worden afgeleid uit de core competence, de competitive advantage en de wijze waarop zij hun primaire processen hebben ingericht. Het begrip core competence duidt aan dat een organisatie een of meer kernactiviteiten heeft waaraan de meeste toegevoegde waarde wordt ontleend. Bij competitive advan-tage gaat het om de positie in de markt ten opzichte van de concurrenten. Met primaire processen wordt een verzameling samenhangende activiteiten verstaan die leidt tot producten.

In het eerste conceptuele model in dit proefschrift (zie figuur 2.2) vormen de hiervoor genoemde begrippen de leidraad voor het begrip cruciale kennis. Deze kennis is soms in de organisatie zelf tot ontwikkeling gekomen, in de organisatie verder uitgebouwd (specifiek gemaakt) en daardoor uniek en derhalve cruciaal. De crucialiteit van de kennis van een organisatie is gerelateerd aan de wijze waarop de organisatie is ingericht, maar ook aan de interactie van de organisatie met haar omgeving.

In het tweede conceptuele model (zie figuur 2.3) wordt een organisatie gezien als een verzameling van verschillende soorten kennis, gedragen door samenwer-kende actoren (kennisdragers) die doelgerichte activiteiten uitvoeren. De samen-hang van deze activiteiten blijkt uit de functie van de activiteiten binnen het proces en uit de communicatie tussen de verschillende dragers.

Aangezien de crucialiteit van kennisdomeinen zowel samenhangt met de positie van de organisatie in haar omgeving als met de inrichting van de organisatie zelf moeten beide conceptuele modellen in samenhang beschouwd worden om de cruciale kennisdomeinen te kunnen identificeren.

Om de hiervoor besproken modellen te kunnen operationaliseren met als doel de cruciale kennis in een organisatie aanwijsbaar te kunnen maken, wordt de kennis

Page 156: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 146

van een organisatie in kaart gebracht (‘knowledge mapping’). Het resultaat hiervan wordt een kenniskaart genoemd. Met behulp van kenniskaarten kan inzicht worden verkregen in de kennisopbouw van een organisatie. Een kennis-kaart kan een uitgangspunt zijn voor operationeel management en voor stra-tegische overwegingen.

De verschillende werkwijzen om een kenniskaart op te stellen vertonen de overeenkomst dat het beschrijven van de kennisdomeinen als basis centraal staat. Er wordt bij het opstellen van een kenniskaart een taxonomie van de kennis van een organisatie gemaakt. Bij het beschrijven worden overzichten opgesteld met daarin informatie over de kennis die bij medewerkers behoort. Daarnaast geven sommige auteurs aan dat de kennisdomeinen behalve aan medewerkers ook gerelateerd kunnen worden aan zaken als het producten- of dienstenpakket, de leveranciers, de organisatieprocessen of de klanten. Deze kennisgerelateerde karakteristieken van de organisatie zijn in dit proefschrift aangeduid als organisationele componenten. Een kenniskaart wordt opgesteld door het weergeven van kennisdomeinen, kennisdragers en andere organisatio-nele componenten zoals hierboven is aangegeven. De mate waarin de relatie tussen kennisdomeinen en organisationele componenten verder wordt uitge-werkt, is afhankelijk van de doelstelling die met het opstellen van de kenniskaart wordt beoogd.

In het ontwerp van het onderzoeksinstrument Identick is ervoor gekozen om een scheiding te maken tussen variabelen die betrekking hebben op de organisatie-beschrijving (zie figuur 2.2) en variabelen die betrekking hebben op het individu als kennisdrager (zie figuur 2.3). Deze twee modellen zijn als uitgangspunt genomen voor de opbouw van het onderzoeksinstrument. Bij het in kaart bren-gen van kennis in dit onderzoek worden de organisationele componenten en hun eigenschappen beschreven en onderzocht. Dit zijn de volgende componenten:

• de strategische positie

• het primaire proces

• de kennisdomeinen

• de kennisdragers en hun activiteiten

• de communicatienetwerken

In het instrument zijn de bovenstaande componenten vertaald naar variabelen, die vervolgens zijn uitgewerkt in een vragenlijst.

Voor de analyse van de onderzoeksgegevens is een systematiek gekozen waar-mee de onderzoeksgegevens worden geordend en aan elkaar gerelateerd. Door gebruikmaking van de Basisclassificatie Nederlandse Bibliotheken (BNB) worden de kennisdomeinen benoemd en daarnaast gekoppeld aan de benamingen zoals deze in de organisatie zélf wordt gehanteerd. Hierdoor wordt een samenhangend overzicht verkregen van alle kennisdomeinen die geinventariseerd zijn.

De identificatie van cruciale kennis kan worden verwezenlijkt door het toetsen van scores van kennisdomeinen aan een drempelniveau en de interpretatie van deze scores door de onderzoeker en de betrokken organisatie te beschouwen.

Page 157: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Samenvatting 147

Met behulp van deze overzichten kan, na analyse, de cruciale kennis van een organisatie geïdentificeerd worden. De laatste stap van het onderzoeksproces is terugkoppeling naar de medewerkers van de organisatie en op basis daarvan het definitief vaststellen wat de cruciale kennisdomeinen zijn.

De ervaringen met het instrument in de praktijk worden in twee casussen be-schreven, als eerste de casus Wolfard’s Werktuigbouw en Electrotechniek (WWE), gevolgd door de casus Transfer & Liaison Groep (TLG). De casussen worden gezien als een test voor de bruikbaarheid van het instrument.

De eerste casus gaat over WWE, een bedrijf dat zich richt op ontwerp, subas-semblage, inbouw en projectmanagement van modulaire scheepsmachinekamer-componenten voor de Noord-Nederlandse en Duitse scheepsbouwindustrie. De afnemers van WWE zijn scheepswerven.

De als cruciaal geïdentificeerde kennisdomeinen blijken voornamelijk gerelateerd te zijn aan het werktuigbouwkundig ontwerpen van de machinekamers en de daarbij betrokken managementactiviteiten. De ontwerp en engineeringkosten vormen 10% van de bouwsom van een machinekamer. Toch zijn bij deze activi-teiten bijna alle dragers van de cruciale kennisdomeinen betrokken. Het grootste deel van de medewerkers (80%) is betrokken bij het bouwen zelf. Dit maakt WWE kwetsbaar omdat het grootste deel van de activiteiten zich richten op de produc-tiehandelingen die weinig kennisintensief zijn en daarmee zeer gevoelig voor concurrentie uit lagelonenlanden.

De tweede casus gaat over de Transfer & Liaison Group (TLG), een onderdeel van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). De TLG richt zich op het realiseren van derde geldstroomfinanciering voor onderzoekers en het vermarkten van de aanwezige kennis en onderzoeksactiviteiten van de RuG. De opbouw van de casusbeschrijving van de TLG is vergelijkbaar met die van WWE.

De cruciale kennisdomeinen van de TLG hebben voornamelijk betrekking op het ontwerpen en creëren van onderzoeksaanvragen, waarbij de nadruk ligt op achtergrondkennis van het betrokken onderwerp, kennis van voorschriften en regelgevingen en kennis van ‘formats’ van de onderzoeksaanvragen of onderne-mingsplannen. Evenals in de casus WWE gaat het ook hier om ontwerpactivitei-ten.

In beide casussen is het door toepassing van Identick mogelijk gebleken om cruciale kennisdomeinen te identificeren ondanks dat de organisaties aanzienlijk van elkaar verschillen. WWE is een leverancier van machinekamers en ontwerpt en produceert een fysiek product. De activiteiten van TLG daarentegen bevinden zich op het raakvlak van beleidsondersteuning en zakelijke dienstverlening; er is dus geen fysiek product.

Geconcludeerd kan worden dat door uitvoering van dit onderzoek een instrument ontwikkeld is waarbij zowel de kenmerken van de organisatie, van haar omgeving als ook van de kennis van de individuele kennisdragers in de organisatie zijn opgenomen. Door deze samenhang kunnen de kenmerken van de kennisdomei-nen van de individuele kennisdragers beschouwd worden in relatie tot het belang dat zij voor de organisatie en de positie van de organisatie in haar omgeving hebben. De systematisch gestructureerde wijze van beschrijven geeft een comple-

Page 158: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 148

ter beeld van de in de organisatie aanwezige kennis en maakt het mogelijk de cruciale kennis te identificeren. Er ontstaat dus een beter overzicht dan door een willekeurige beschrijving zonder toepassing van het instrument. Door de koppe-ling van gegevens ontstaat nieuwe informatie, die in een tweetal casussen heeft geleid tot het identificeren van cruciale kennis. Het instrument blijkt hiermee te hebben voldaan aan de verwachtingen.

Page 159: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Summary 149

Summary

Crucial knowledge is essential to an organisation: it is determinant to the organi-sation’s identity and distinguishes the organisation from its competitors. Crucial knowledge is the basis of the economic value the organisation adds.

The objective of this research is the development of an instrument for identifica-tion of crucial knowledge in organisations. The central subject of this dissertation is the design, the construction and application of the research instrument Iden-tick. The instrument should enable to inventory and analyse knowledge within an organisation and to identify crucial knowledge. The main motive behind the development of this instrument is that previously no instrument was known to be suitable for the identification of crucial knowledge.

Based on a number of different organisational theories, in this dissertation it is established that the importance of knowledge for organisations manifests itself as (1) a critical success factor, (2) a determinant production factor, and (3) an integral part of delivered products and services. The strategic position of organi-sations can be deduced from their core competence, their competitive advan-tage, and the way in which the primary processes in the organisation are struc-tured. The concept of core competence denotes the fact that an organisation has one or more central activities, from which it derives most of its added value. Competitive advantage denotes the organisation’s market position with regard to its competitors. The primary process is the collection of interconnected, activities that result in products or services.

In the first conceptual model of this dissertation (see Figure 2.2), the notions mentioned previously form the guiding principles for the concept of crucial knowledge. This knowledge mostly developed within the organisation, expanded within the organisation (specified), is unique for that reason and therefore crucial. The extent to which an organisation’s knowledge is crucial, depends on the way the organisation is internally structured, but also on the ways in which the organisation and its environment interact.

In the second conceptual model (see Figure 2.3) , an organisation is viewed as a collection of different kinds of knowledge, carried by different, cooperating agents (knowledge-carriers) who perform goal-oriented activities. The connect-edness of these activities is apparent from their function within the process and from the communication between the carriers.

As the cruciality of knowledge domains is associated to the organisation’s position in its environment as well as the internal structure of the organisation, the conceptual models have to be taken into consideration together to enable identification of the crucial knowledge domains.

To be able to operationalise the models discussed above and to make visible the crucial knowledge in an organisation through those models, it requires mapping of the knowledge in an organisation. This results in a so-called knowledge map. With the help of knowledge maps, insight can be gained into how knowledge is

Page 160: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 150

structured in the organisation. A knowledge map can act as a starting point for operational management and strategical considerations.

The different working-methods for drawing up a knowledge map, similarly display a central role for the description of knowledge domains as the basis for a knowl-edge map. When drafting a knowledge map, one constructs a taxonomy of the knowledge in an organisation. The description includes a survey of knowledge that belong to employees. In addition, some authors agree that knowledge domains should be related not only to the employees, but also, among other things, to the products and services package, the organisational processes, to the suppliers and to clients. In this dissertation, these knowledge-related characteris-tics of an organisation will be denoted as ‘organisational components’. A knowl-edge map is drawn up by displaying knowledge domains, knowledge carriers, and other organisational components. The depth to which the relationship between knowledge domains and organisational components is elaborated, depends on the objective the drawing of the knowledge map is aimed at.

At the design of the research instrument Identick the choice was made to sepa-rate variables into those that apply to the description of the organisation (see Figure 2.2: Conceptual model of crucial knowledge) and variables that relate to the individual as knowledge carrier (see Figure 2.3: Conceptual knowledge of the knowledge carrier on the individual level). These two models were the starting point of the construction of the research instrument. In this study, knowledge mapping is done by describing and investigating the organisational components and their properties. The following components are involvec:

• the strategical position

• the primary process

• the knowledge domains

• the knowledge carriers and their activities

• the communication networks

In the instrument these components are transformed into variables that subse-quently were worked out into a questionnaire.

For analysis of the research data a system was selected for arranging and interrelating data. By using the Dutch bibliographic classification system (Basis-classificatie Nederlandse Bibliotheken, BNB), the knowledge domains are named and further linked to the names that are used within the organisation itself. By using this classification, a structured and connected overview is provided of all knowledge domains that were gathered.

The identification of crucial knowledge can be accomplished by verifying the knowledge domains’ score to a certain threshold level and the interpretation of this score by the researcher and the organisation involved. After analysis, the crucial knowledge of an organisation can be identified through these overviews. This is the last step in the research process: providing feedback to the workers in the organisation and, based on the obtained feedback, concluding on which are the crucial knowledge domains.

Page 161: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Summary 151

Two case descriptions will be used to explain experiences with the instrument in practice. Firstly, the case of Wolfard’s Werktuigbouw en Elektrotechniek (ma-chine construction and electrical engineering, WWE), followed by the second case, the Transfer & Liaisongroup (TLG). These cases can be regarded as a test for the usability of the instrument in identifying crucial knowledge.

The first case involves WWE, a company that is aimed at design, subassembly, build in and project management of modular engineroom components for ships in the North-Dutch and German shipbuilding industry. WWE’s buyers are ship-yards.

Knowledge domains that have been identified as crucial show to be mainly related to the mechanical design of enginerooms and related management activities. The costs of design and engineering make up 10% of the total cost of building an engineroom. Still almost all carriers of crucial knowledge are involved in these activities. Most employees (80%) are involved in the construction itself. This is where WWE’s vulnerability lies as the greater part of its activities is aimed at productive tasks that are hardly knowledge-intensive and therefore very sensitive to competition from low-wages countries.

The second case involves the Transfer & Liaison Group (TLG), a division of the University of Groningen. TLG is aimed at the realisation of contract funding for researchers and the marketing of the knowledge and research activities that are present in the University. The composition of the case description of TLG is resembles the case description of WWE.

TLG’s crucial knowledge domains are mainly aimed at the design and creation of research proposals, where the emphasis is on background knowledge of the topic in hand, knowledge of rules and regulations, and knowledge of formats for research applications or business plans. As well as in the first case, in this case design activities are also dealt with.

In both cases it shows that by applying Identick it is possible to identify crucial knowledge domains, even though the organisations are considerably different. WWE is a supplier of engine rooms; it designs and produces a physical product. TLG’s activities, on the other hand, focus on the interface between policy and business services. Therefore, there is no physical product.

It can be concluded that by the execution of this study an instrument has been developed which includes the characteristics of the organisation and its environ-ment as well as the knowledge of the individual knowledge carriers in the organi-sation. This connection enables the possibility of considering characteristics of the knowledge domains of the individual carriers in relation to the importance they have to the organisation and the organisation’s position in its environment. The systematically structured description renders a more complete image of the knowledge that is present in the organisation and enables the identification of crucial knowledge. This results in a better overview than a random description, without applying the instrument, would produce. By joining the data, new information comes into being that showed in two cases to lead to the identifica-tion of crucial knowledge. Herewith, the instrument appears to have met the expectation

Page 162: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 152

Page 163: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis

153

Page 164: Identificatie van Cruciale Kennis - Universiteit Twente · Voorwoord De afronding van dit proefschrift valt samen met een verblijf van bijna 14 jaar aan de Faculteit Bedrijfskunde

Identificatie van cruciale kennis 154