IAEVG CONFERENTIE 3-6 OKTOBER 2012 - Euroguidance · 4 5 Van 3 tot en met 6 oktober 2012 vond in...
Transcript of IAEVG CONFERENTIE 3-6 OKTOBER 2012 - Euroguidance · 4 5 Van 3 tot en met 6 oktober 2012 vond in...
I A E V G C O N F E R E N T I E 3 - 6 O K T O B E R 2 0 1 2
I M P R E S S I E V A N 1 0 N E D E R L A N D S E D E E L N E M E R S
2 3
Inleiding 5
Nederlandse deelnemers 6
Interviews Nederlandse deelnemers 9
Thema reports deelnemers 13 Career Guidance in a Globalised World 13 Career Guidance for Skills Development, Functioning Labour Markets, and Social Inclusion 14 Providing Career Management Skills - New All-age Services and Diversity Related Concepts 16 Theorieën voor LOB 18 Modern Technology for Future Oriented Inclusive Guidance Services and Delivery 20 Quality Development in Career Guidance; Competences, Qualifications, Ethical and Professional Behaviour of Guidance Practitioners 22 Measuring the immeasurable; Outcomes and Impact of Career Guidance and Counselling Interventions; “prove it works” 24 Policy for coherent and transparant guiding systems: national and international developments and systems 25
Nawoord 26 Colofon Titel IAEVG conferentie 3-6 oktober 2012, impressie van 10 Nederlandse deelnemers
Career guidance for social justice, prosperity and sustainable employment challenges for the 21st century
Samenstelling Ad Bijlard, Jeroen Ongering, Peter den Boer, Wouter Reynaert, Jacob Stuurwold, Jan Schuitemaker,
Ronald Bremer, Caroline Klein, Jan Woldendorp, Peter van Deursen
Vormgeving Design Crew
Uitgave december 2012
© Euroguidance Nederland
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, op welke andere wijze dan ook zonder vooraf schriftelijk toestemming van de uitgever.
Postbus 1585
5200 BP ’s-Hertogenbosch
T (073) 680 0762
www.euroguidance.nl
Inhoud
4 5
Van 3 tot en met 6 oktober 2012 vond in Mannheim de IAEVG-conferentie
(International Association for Educational and Vocational Guidance) plaats, met
als titel: ‘Career guidance for social justice, prosperity and sustainable employment –
challenges for the 21st century’. Namens Euroguidance Nederland waren tien
Nederlandse loopbaanprofessionals en onderzoekers uit zowel onderwijs als
arbeidsveld aanwezig om deze conferentie bij te wonen en verslag van hun
bevindingen te doen.
Op deze wijze dient de internationale context als spiegel én inspiratiebron voor
zowel de professionals zelf als het Nederlandse loopbaanveld.
Wat gebeurt er in andere landen en (hoe) kunnen wij daarvan leren? Of zijn het
juist de andere landen die iets van ons kunnen leren? Naast dit inhoudelijke doel
blijkt dat door een aantal dagen samen op te trekken, de professionals elkaar
steeds beter leren kennen. Ook dit is door de deelnemers als een grote inspiratie-
bron ervaren en daarmee een goede basis voor verdere nationale en inter-
nationale initiatieven. Euroguidance wil daarin graag een verbindende rol
blijven spelen.
Mijzelf is een aantal initiatieven bijgebleven. Het competentieframework en
curriculum ontwikkeld in het NICE-project, zie elders in deze publicatie, biedt naar
mijn idee aanknopingspunten om te onderzoeken hoe dit naar de Nederlandse
context vertaald zou kunnen worden. Vooral het idee van een mini-curriculum
loopbaan - voor docenten, HR-managers en misschien ook ouders - vind ik erg
interessant. In Canada (British Columbia) heeft de Public Employment Service
(ons UWV) een indrukwekkende ICT-dienstverlening opgezet. Hiervoor worden
uiteenlopende social media ingezet, maar leidend blijft de menselijke maat van
gebruiker en loopbaanprofessional. Indrukwekkend vond ik ook de enorme passie
van professionals uit landen als Nigeria, Pakistan en Brazilië, waar sleutelfiguren
het gebrek aan loopbaandiensten proberen te keren door ongelooflijke betrok-
kenheid en inzet. Juist hier wordt zichtbaar dat loopbaandienstverlening direct
kan bijdragen aan een betere toekomst voor de inwoners van die landen. Deze
gedachte zou naar mijn idee voor alle professionals wereldwijd leidend moeten zijn.
Website conferentie: https://www.iaevg-conference-2012-mannheim.com/home/
Peter van Deursen
Euroguidance Nederland
Inleiding
7
Ad Bijlard
Senior trainer/consultant APS
Jeroen Ongering
Decaan / loopbaanbegeleider ROC Aventus;
Voorzitter sectie vmbo-mbo NVS-NVL
Peter den Boer
Lector Keuzeprocessen ROC West-Brabant;
Onderzoeksbureau Onderzoekend Leren
Wouter Reynaert
Associate lector Fontys HRM en Psychologie
Jacob Stuurwold
Programmaleider Loopbaanbegeleiding:
Onderwijsontwikkeling, Informatie & Innovatie at ROC
Midden Nederland
Jan Schuitemaker
The Careercoach
Loopbaanadviseur/Talentenanalist
Ronald Bremer
Hogeschool Utrecht;
Heartful@work
Caroline Klein
Adjunct-directeur Juridische Hogeschool Avans Fontys
Jan Woldendorp
Docent loopbaanontwikkeling & arbeidsintegratie bij de
Academie Mens en Arbeid (AMA) van Saxion Deventer
Peter van Deursen
Consultant Internationaal Agentschap / Euroguidance
6
Nederlandse deelnemers
7
8 9
Interview Ad Bijlard
“Deelname heeft me mooie krenten uit de pap geboden en ik heb zelf ook een
bijdrage aan het programma geleverd: ‘Improving STEM- and non traditional
careers in secondary Netherlands schools in the Netherlands’. Ik bezoek dit soort
internationale conferenties met enige regelmaat en vind het belangrijke netwerk-
bijeenkomsten. Je hebt ontmoetingen met bekende en nieuwe gezichten en
wisselt in de wandelgangen ervaringen met elkaar uit. Daarnaast bood het
programma voldoende aanknopingspunten om nieuwe vragen te stellen die
tot andere inzichten kunnen leiden, tenminste zo heb ik dat ervaren. Vanwege
de schaal waarop de conferentie plaatsvond, ontkom je overigens niet aan een
sterk accent op kennisoverdracht en is er logischerwijs minder aandacht en ruimte
voor reflectie. Wil je dit laatste wél, dan zou je de conferentieorganisatie moeten
uitnodigen om eens naar andere vormen te kijken. Dat vind ik best de moeite
van het proberen waard.”
Interview Jeroen Ongering
“Hoe meten we de resultaten van ons werk: dat kan niet in harde cijfers, maar toch
zou ik graag weten wat werkt. Daarover wilde ik meer horen. Tijdens de conferentie
werd dat vraagstuk wat mij betreft té wetenschappelijk benaderd. Ik ben niet zo-
zeer geïnteresseerd in de methodiek maar vooral in wat meten = weten concreet
oplevert. Dat zal te maken hebben met het feit dat ik een praktijkman ben en
de praktijk belangrijker vind dan de theorie, ofschoon ik de vakliteratuur zeker
niet links laat liggen. Voor mij was de meerwaarde van de bijeenkomst met name
gelegen in het uitwisselen van ervaringen met andere deelnemers. En binnen
de Nederlandse ‘afvaardiging’ de nuttige en leerzame gesprekken over de bezochte
programmaonderdelen. Voor een volgende keer heb ik me voorgenomen om
tijdens een conferentie nog meer op zoek te gaan naar collega’s met wie ik kan
sparren over wat zij tegenkomen in hun werk.”
Interview Peter den Boer
“Voordeel van zo’n groot opgezette, sterk internationale bijeenkomst is dat je
een beeld krijgt van hoe er wereldwijd over loopbaanbegeleiding gedacht wordt.
Dan zie je vervolgens ook hoe de Nederlandse situatie zich hiertoe verhoudt.
Voor mij lag de kern van de conferentie bij een holistische benadering, waarin
de ontwikkeling van individuele talenten voorop staat. Dat sluit aan bij mijn
opvattingen en in die zin was ‘Mannheim’ dus een feest der herkenning. De
ervaring in Nederland is dat vmbo en mbo redelijk tot goed slagen in het
organiseren van bedrijfsbezoeken en stages, maar dat de verwerking van die
ervaring ontbreekt (vmbo) of alleen beroepsgericht is (mbo). Er is nu veel aan-
dacht voor de vraag hoe de verwerking van dat soort ervaringen moet. Is reflectie
daar het goede middel voor en hoe ziet een goed reflectiegesprek er dan uit?
Daar gebeurt nu veel onderzoek naar en lopen we in het Nederlandse taalgebied
wellicht wat voor.”
Interview Wouter Reynaert
“Ik houd me momenteel onder meer bezig met het thema duurzame inzetbaar-
heid van mensen met een beperking binnen reguliere arbeid. Conferenties als
die in Mannheim vormen een ideale gelegenheid om vakbroeders en -zusters van
over de hele wereld te ontmoeten. De gesprekken die we dan voeren, zijn vaak
zeer inspirerend en verhelderend. Wat mij onder andere sterk is bijgebleven, was
de lezing van Anuradha Bakshi uit India. De plaats en betekenis van spiritualiteit
in de werkomgeving is door haar onderzocht. Het betreft een terrein dat in ‘het
westen’ nog vrijwel onontgonnen is, ongetwijfeld omdat het als te weinig weten-
schappelijk ervaren wordt. Werkplezier is een ander thema dat tijdens de conferentie
is aangesneden, iets wat ook past binnen duurzame inzetbaarheid. Want wie met
passie zijn of haar werk doet, houdt dat ook langer en gemotiveerder vol.”
Interview Jacob D. Stuurwold
“In mijn werk houd ik me bezig met toegepast onderzoek, dus de vertaling ervan
naar de praktijk. Positief aan de conferentie vond ik de rijkdom aan thema’s die
geboden werd en ook dat er veel collega’s uit de praktijk van ons werkveld waren.
Ik heb gesprekken gevoerd die heel stimulerend waren en mijn visie op bepaalde
onderwerpen hebben verrijkt. Nadeel was de consumptieve opzet, met vooral
eenrichtingsverkeer vanuit de sprekers. De presentaties die ik heb bijgewoond,
hebben me vooral bevestigd in mijn opvattingen. Wat mij aanspreekt, is de inte-
grale benadering van compententies en het uitgangspunt dat mensen zélf
verantwoordelijk zijn voor het managen van hun loopbaan. Daarnaast sta ik
diversiteit in benadering voor, met de inzet van meer disciplines dan alleen loop-
baanontwikkeling. Dit werkt absoluut stimulerend op de professionalisering
van het vak.”
Interviews Nederlandse deelnemers
8 9
10 11
Interview Jan Schuitemaker
“Wat mij betreft, is de belangrijkste opdracht voor onze beroepsgroep ná de
conferentie: ga verder met het nu nog prille begin van een kruisbestuiving tussen
theorie en praktijk. In Mannheim werd veel voornamelijk vanuit onderzoek en
theorie aangevlogen en te weinig met de praktijk van loopbaanadviseurs als
uitgangspunt. Die dagelijkse gang van zaken zou basis moeten zijn voor verder
wetenschappelijk onderzoek naar de factoren die bepalen hoe (on)succesvol een
loopbaanadviestraject is. Wat ik daarom graag zou zien, is dat er meetfactoren wor-
den ontwikkeld om het rendement van onze inspanningen aan te tonen. Mijn
hoop voor de conferentie was gevestigd op onderzoekers die aan de slag waren
gegaan met de ontwikkeling van een model. Daarin ben ik teleurgesteld, dat
is niet gelukt. Het is een handschoen die we dan maar zelf moeten oppakken,
graag samen met andere Nederlandse deelnemers.”
Interview Ronald Bremer
“Voor mij was een eye opener dat er landen zijn waarin loopbaanbegeleiding voor
kwetsbare groepen structureel en kwalitatief goed is opgezet. Denk aan armen en
mensen met een beperkte mobiliteit. Daar kunnen we in Nederland nog wel wat
van leren, en ik ook in mijn werkzaamheden. Een ander pluspunt was om van
andere deelnemers te horen hoe er in hun land aangekeken wordt tegen een
onderwerp als ICT-toepassingen in studie- of loopbaanbegeleiding. E-coaching
kan vanwege de laagdrempeligheid een prima opstap zijn naar persoonlijke bege-
leiding. Wat aansluit bij mijn eigen ervaring is dat het goed werkt om mensen
hun verhalen te laten doen; zo haal je het meeste uit hen. Een andere ‘les’ uit
Mannheim is die van de regievoering. In Nederland is het veld sterk versnipperd
en zijn er tal van initiatieven. Canada bijvoorbeeld kent een door de overheid
gefinancierde loopbaanbegeleiding, die daarna aan particuliere instanties
wordt uitbesteed.”.
Interview Caroline Klein
“Ik ben heel open minded naar Mannheim gegaan, zonder al te veel verwach-
tingen vooraf en heb me laten verrassen. Dat had ook te maken met het feit dat
ik door het uitvallen van een collega op het laatste moment aan de groep ben
toegevoegd. Er is veel informatie op me afkomen, maar ik heb niet zo veel nieuws
of innovatiefs gehoord. Met het oog gericht op de praktijk en het onderwijs zou
ik graag zien dat er een duurzaam mondiaal model wordt ontwikkeld voor het
opleiden tot loopbaanprofessionals, dat je vervolgens verder nationaal kunt in
kleuren. In dat model zijn competenties opgenomen die daarna binnen opleidingen
moeten worden geoperationaliseerd en voor het werkveld een herkenbare kwaliteit
opleveren. Opdracht aan het beroepsveld is om meer samenhang in opleidingen
en beroepspraktijk te ontwikkelen en de kwaliteit en toegankelijkheid van de
dienstverlening te verhogen. Dit zou je onder meer kunnen bereiken door één
certificeringssysteem.”
Interview Jan Woldendorp
“Contacten onderhouden en leggen. Dat is het eerste wat mij te binnen schiet
als ik terugkijk op Mannheim. Zo veel collega’s op één plek en op één tijdstip
bij elkaar, dat is bijzonder. En daar heb ik gebruik van gemaakt, wat vergemak-
kelijkt werd door de bijna kloosterachtige situatie zonder de mogelijkheid om
tijdens de conferentie via WiFi contact met de buitenwereld te maken. Door het
grote aantal landen dat vertegenwoordigd was, kon je benchmarken. Dan zie je
dat we in Nederland wat werkvormen en methodieken betreft ‘bij’ zijn, maar dat
er nog veel te winnen is op het gebied van integraal beleid op loopbaangebied.
Loopbaanbegeleiding is vaak nog te slecht toegankelijk gemaakt en bovendien
is de informatie sterk verbrokkeld. De dienstverlening op dit punt moet laag-
drempeliger worden. Daar ligt een belangrijke uitdaging voor de komende jaren.”
10 11
12
Thema reports deelnemers
13
Thema 1: Career Guidance in a Globalised World
Wouter Reynaert
Associate lector Fontys HRM en Psychologie
Het thema ‘Career Guidance in a Globalised World’ laat onderzoek zien vanuit
verschillende landen en werelddelen. Opvallend is de kwaliteit van het onder-
zoek. De presentaties getuigen van degelijk, over het algemeen kwantitatief
onderzoek over loopbaanbegeleiding in Spanje, Finland, Polen, Spanje, Brazilië,
Pakistan, Nigeria, Australië en India. Niet duidelijk is waarom deze presentaties
onder dit thema zijn geplaatst. Een mogelijk criterium is dat het hier gaat om
modellen die vanwege de specifieke context in de betreffende landen worden
gehanteerd. Hierbij valt te denken aan de invloed van de economische crisis,
vergrijzende samenlevingen, de afstand tussen arm en rijk, immigratiestromen
enzovoorts. Maar dan blijft onduidelijk waarom niet andere landen zoals China,
Mexico, Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland, Israël en Venezuela een plaats binnen dit
thema hebben gekregen.
Het betoog van prof. Ronald G. Sultana was deze keer minder scherp, maar
bood voldoende prikkels om over door te denken. ‘Social justice’ en ‘advocacy’
(pleitbezorging) kan loopbaan een sterke basis bieden. Is dit de onderliggende
passie van loopbaanwerkers: een betere wereld voor iedereen, vooral voor
mensen in een achterstandspositie?
In Nederland wordt nog weinig met deze begrippen gedaan. Het zou een nieuwe
‘boost’ aan het loopbaandenken in ons land kunnen geven! Mogelijk biedt zijn
vierdeling ‘social harmony’, ‘equality’, ‘equity’ en ‘difference’ handvatten om een
bewustwordingsproces op gang te brengen.
Dit denken sluit naadloos aan bij de presentatie van prof. Nancy Arthur. Zij ziet
‘social justice’ als een anker binnen loopbaan. Wereldwijd beter passie en talenten
aanboren en zorgen dat mensen belanden op posities waar zij tot hun recht
komen, ziet zij als oplossing voor veel problemen waarmee de wereld kampt.
Zij breekt een lans voor ‘underutilized people’, het dilemma van de jeugd:
‘underemployed’, ‘underutilized’, ‘misunderstood’ en ‘unemployed’. Zeer inspirerend
waren haar indringende vragen: “Have you threatened the status quo today?” en
“Are you too nice to advocate?”
Zoals hierboven al is aangegeven, was onduidelijk wat de paper en poster
sessions precies te maken hadden met globalisering. Natuurlijk waren er wel
krenten uit de pap. Zo was het opvallend dat veel onderzoek zich richt op het
ontwikkelen en evalueren van nieuwe, integrale, holistische modellen van
loopbaanbegeleiding. De vier C’s van Mark Savickas werden daarbij veelvuldig
genoemd, maar ook werd binnen deze modellen ruim aandacht gegeven aan
de ‘environmental, social and economic context’. De inbreng van India doet
vermoeden dat de werkelijke vernieuwing binnen loopbaan misschien van de
andere kant van de wereld moet komen. Terwijl westerse wetenschappers over
elkaar buitelen om een eenduidige definitie van loopbaanbegeleiding/-counseling
vast te stellen, presenteert Anbuvanan Arunachalam een andere zienswijze op
counseling (gebaseerd op de meester-gezelrelatie): de meester bepaalt wan-
neer de leerling ‘klaar’ is, de ‘lessen’ worden volledig afgestemd op de leerling
en gaan vooral in de breedte.
Terwijl hier nog de neus wordt opgehaald voor spiritualiteit, wordt door
Anuradha Bakshi gedegen empirisch onderzoek gepresenteerd over ‘Workplace
Spirituality in Organisations Ranked as Excellent Places to Work in India’.
Steekwoorden zijn: ‘work as worship’, meaning, connection, contribution, concern
for social equality. Volgens haar dwingen ontwikkelingen en veranderingen in de
maatschappij tot het ‘creëren van nieuwe identiteiten’, ‘to meet the deeper needs
of employees’. Deze zelfde vrouw vraagt zich hardop af waarom er steeds wordt
gesproken over ‘jobs’, terwijl in het grootste gedeelte van de wereld eerder sprake
is van eigen ondernemerschap. Verdwijnen ‘jobs’ en komen er steeds meer
‘entrepreneurs’? Toch nog wat mooie dingen gehoord!
Thema 2: Career Guidance for Skills Development, Functioning Labour Markets, and Social Inclusion
Ad Bijlard
Senior trainer/consultant APS
Thema 2 beslaat een breed terrein van uiteenlopende facetten van loopbaan-
oriëntatie en -begeleiding. Het aantal bijdragen op de conferentie was groot:
twee symposia, zes workshops met elk drie of vier afzonderlijke presentaties en
vijf postersessies. Bijwonen van alle bijdragen was daardoor niet mogelijk.
Kenmerkende overlap in de veelheid van bijdragen is employability, inzetbaar-
heid op de arbeidsmarkt. In alle overgangen van de onderwijssetting naar de
arbeidsmarkt, alsook terugkeer naar de arbeidsmarkt én in de overgang van het
ene schooltype naar een volgend, heeft employability betekenis.
In tal van landen - op deze conferentie waren er zeventien vertegenwoordigd -
vindt onderzoek plaats naar succes- en faalfactoren in bewustwording van
employability. Het onderzoekdesign is veelal kwantitatief én kwalitatief ingericht.
Onderzoeksdoelgroepen zijn verschillend. Het gaat om jongeren met een verschil-
lende sociale of etnische achtergrond, om vrouwen in Science, Technology,
Engineering and Mathematics (STEM) of ouderen. Elk van deze groepen heeft
zich te verhouden tot eigen stereotype denkbeelden en door stereotypen
gevoede, belemmerende overtuigingen bij beslissers op de arbeidsmarkt.
Zo blijkt uit kwantitatief (mannen n= 16.440, vrouwen n= 1600, allen jongvolwas-
senen) Zwitsers onderzoek dat er een slechts een gedeeltelijke overlap bestaat
tussen interessen, gemeten in Holland’s RIASEC en daadwerkelijk op de arbeids-
markt gevraagde competenties. (Schreiber en Vanotti, Zürcher Hochschule für
Angewandte Wissenschaften / IAP Institut für Angewandte Psychologie, Zwitserland).
In Duitsland is in een multivariabelen analyse op 13.000 dossiers van schoolver-
laters tussen 1995 en 2012 vastgesteld, dat er een significant verschil is tussen
hoger en lager scorende eindexamenwaarderingen bij doorstroom naar de
arbeidsmarkt. Hoe beter de cijfers, hoe minder risico op werkloosheid, hoe
minder ‘onderbenoeming’, hoe minder onderbetaling. (Buch, Institut für Arbeits-
markt- und Berufsforschung, IAB Nord)
‘Studienkompass’ is in Duitsland ontwikkeld om leerlingen in het voortgezet onder-
wijs met een academisch perspectief, afkomstig uit een gezin waarin geen van de
ouders zelf academisch gevormd is, te ondersteunen in de overgang naar het
hoger onderwijs. In deze, nu twee jaar lopende, grootschalige pilot (n= 2000)
wordt begeleidend onderzoek gedaan naar de effectiviteit. (Wegehaupt.
Studienkompass (Stiftung der Deutschen Wirtschaft), Duitsland.)
In Finland vindt onderzoek plaats naar de vraag hoe employability systematisch
en theoretisch goed verbonden (model van McQuaid en Linday, 2005) kan wor-
den ingebouwd in de praktijk van de loopbaanbegeleider. ( Kasurinen, University
of Eastern Finland, Finland)
In het symposium ‘Too old to tango’ werd het probleem belicht van oudere werk-
nemers (> 40 jaar in sommige branches, >45 in andere branches) bij de moeilijke
herintreding tot de arbeidsmarkt. Stereotypen over ouderen spelen een grote
rol. Kernboodschap: laat ouderen, tegen hun natuurlijke behoefte in, zo stevige
netwerken bouwen. Stimuleringsinitiatieven met beloningssuppletie werken
niet automatisch bevorderlijk. Alleen goed begeleid hebben ze kans van slagen.
(Van den Berg, Universität Mannheim Department of Economics / Abteilung
Volkswirtschaftslehre, Duitsland)
Wereldwijd vinden vrouwen minder toegang tot studie en werk in Science,
Technology, Engineering en Mathematics. In Nederland is dat extremer dan
elders. Onderzoek op drie verschillende meetschalen onder bachelorstudenten
in de VS laat zien dat er te weinig rolmodellen zijn, dat een negatief beeld over
science bijstelling verdient, dat vrouwen bemoedigd in plaats van ontmoedigd
moeten worden, dat self efficacy vooral bij wiskunde verhoogd moet worden en
dat de relatie tussen perceptie van gelijkheid en career choice begrepen moet
worden. (Nassar North Carolina State University, VS)
Bij het ETH in Zürich, Zwitserland, is vastgesteld dat een keuze voor een master-
opleiding in Engineering te herleiden is tot een aantal indicatoren. Denk hierbij
aan wiskunde en/of natuurkunde als favoriet schoolvak, inzicht in de betekenis
van geavanceerde wiskunde in een loopbaan en in contact zijn geweest met
een loopbaanbegeleider. Ook self efficacy in de verwachting dat het een haal-
bare studie zal zijn én de verwachting ondergedompeld te raken in wiskunde
en daarbij nieuwe technieken of materialen te ontwikkelen die mensen geluk-
kig maken, hebben een positief effect. (Berweger, Zurich University of Applied
Sciences, School of Education, Zwitserland)
In Nederland heeft een meting op onbewust niveau onder leerlingen tussen
11 en 18 jaar sterke aanwijzingen laten zien dat onbewuste, stereotype voor-
oordelen over mannen- en vrouwenberoepen minder sterk vastliggen dan
verwacht. Voor het eerst is daardoor gelegitimeerd dat bewuste beïnvloeding
op gender stereotypieën van betekenis kan zijn. Voorwaarde is dat alle beïn-
vloeders - dus ouders, docenten en mentoren, decaan en schoolleider - van
leerlingen zich bewust zijn van hun rol daarin. In een pilot op een zestal scholen
is daartoe een aanzet gemaakt (Bijlard, APS, Utrecht, Nederland).
14 15
16
Thema 3: Providing Career Management Skills – New All-age Services and Diversity Related Concepts
Jacob D. Stuurwold
Programmaleider Loopbaanbegeleiding –
Onderwijsontwikkeling, Informatie & Innovatie –
ROC Midden Nederland
Zoals de titel al doet vermoeden, was het aanbod binnen dit thema zeer divers.
Naast aandacht voor de ‘Career Management Skills’ (CMS’s) op scholen en in
het middelbaar en hoger (beroeps)onderwijs, richt de focus zich op CMS’s ten
behoeve van volwassenen en individuen buiten een formele opleidingssituatie,
waarbij er tevens aandacht is voor groepen met specifieke behoeften.
‘De wereld van werk’ is voortdurend in beweging (technologie, organisatie-
structuren enzovoorts). Dit heeft enorme gevolgen voor de carrière van iedere
professional. Er is minder zekerheid en voorspelbaarheid met betrekking tot
het verloop van een carrière. Dit betekent dat de individuele werknemer wordt
uitgedaagd (en genoodzaakt is) om een actieve rol te nemen in het managen
van zijn eigen loopbaan.
Hirschi A. e.a. (2012) hebben onderzoek gedaan naar de overeenkomsten en
verschillen tussen de diverse concepten inzake CMS’s in Zwitserland, Duitsland,
Nederland en Canada. Hij komt tot de volgende bronnen, die essentieel zijn voor
de ontwikkeling van een positieve loopbaanontwikkeling:
1. human capital resources (opleiding, vaardigheden en kennis);
2. social resources (‘mentoren’ en sociale netwerken);
3. psychological resources (karakter, privésituatie, veerkracht en voortvarendheid);
4. identity resources (arbeidsidentiteit, zelfconcept en doelgerichtheid).
Deze vier zijn van belang bij het integraal ontwikkelen van CMS’s.
Uit verschillende papersessies en symposia bleek dat met name de integrale
benadering van ‘resources’ (competenties) nog maar mondjesmaat wordt toe-
gepast. In de verschillende formele opleidingssituaties (onderwijs) is er een
toename van herkenning, bewustzijn en toepassing van instrumenten en strate-
gieën die gericht zijn op deze ontwikkeling. Ook bij sommige doelgroepen
(langdurig werklozen, immigranten) wordt in toenemende mate gebruik
gemaakt van een integrale benadering.
Als belemmerende factor werd aangemerkt dat de professionals die werkzaam
zijn in de wereld van ‘Career guidance’ en ‘Career counselling’ (nog) onvoldoen-
de zijn opgeleid om de integratieve benadering toe te passen. Dit pleit ervoor
om dit explicieter op te nemen in de curricula van de verschillende opleidingen
die zich hiermee bezighouden (interdisciplinair).
Daarnaast kwam in de verschillende discussies naar voren dat de afstemming en
het leren van en uitwisselen met elkaar - formeel leren tijdens opleiding en ont-
wikkelen van CMS’s tijdens de arbeidsloopbaan - meer aandacht nodig heeft.
17
of the game’ in de hand werken. Dat zou betekenen dat in zekere subgroepen
bepaalde loopbanen wel en andere niet acceptabel zijn en het ontsnappen aan
die normen buitengewoon lastig is.
In dit kader is ook Portugees onderzoek interessant naar ‘resilience’ (veerkracht):
wat zorgt ervoor dat sommige jongeren in erbarmelijke leefomstandigheden
(slums) succes hebben in het leven en andere niet? Resultaat: goede rolmodel-
len, vooral docenten (deze leerlingen wilden altijd al graag leren), ondersteu-
ning door ouders, ervaring in andere (voor hen nieuwe) omgevingen (museum,
theater), doelen stellen. Kritische vraag in de discussie: resilience to what?: met
welk recht worden hier door wie (middle class) normen opgelegd aan cliënten
(uit lower class omgevingen)?
Al deze modellen en methoden hebben tot doel (het individu te ondersteunen
bij) het verkrijgen van een zo volledig mogelijk beeld van zichzelf in relatie tot
geschiedenis, samenleving en mogelijkheden voor de eigen toekomst. Daarbij
staat centraal hoe in de begeleiding de begeleider de cliënt kan helpen grip te
krijgen op blokkades, factoren die ervoor zorgen dat ambities niet gerealiseerd
(lijken te kunnen) worden, enzovoorts.
Daarbij speelt voortdurend mee dat op het begrip career (loopbaan) lastig grip
te krijgen is, zeker in tijden van verandering. Duidelijk is in elk geval dat er meer
dan alleen het hebben en vinden van een baan mee wordt bedoeld. Op zijn minst
omvat het ook iets als zelfrealisatie en zijn er relaties met zelfsturing en employability,
zo wordt duidelijk uit de discussies.
Persoonlijke noot
Ik heb dit thema vooral gevolgd om te kijken waar we in Nederland ergens zitten
met ons denken over loopbaanbegeleiding en alles wat daarmee samenhangt.
Mijn beeld is dat we goed aansluiten bij het genoemde denken in holistische
en narratieve benaderingen. Des te verrassender was het om in een sessie over
Guidance en ICT terecht te komen in een aantal klassieke paradigma’s als matching
en informatieoverdracht. In deze sessie waren de belangrijkste vragen hoe vaca-
tures van het internet konden worden gehaald om een transparant beeld van de
arbeidsmarkt te geven, of en hoe de invuller van de testjes na afloop zelf nog bij
kon sturen aan het beoogde cliëntprofiel en hoe deze informatie zo breed moge-
lijk beschikbaar gemaakt kon worden voor (toekomstige) beroepsbeoefenaars.
Relevante door presentatoren genoemde literatuur:
Thomson, Rie (2012). Guidance in Communities. Published in Danish ‘Vejledning i
fællesskaber’ forthcoming as book in English medio 2012
Kline, Nancy (1998). Time to Think. Listening To Ignite The Human Mind. Octopus
Publishing Group
Coleman, J.C. & L.B. Hendry (1999). The nature of adolescence (waarin: Focal
Theory of adolescence). Padstow: TJ International Ltd.
Rath, Tom & Jim Harter (2010). Well Being. The five essential elements.
Washington: Gallup, Inc.
Door presentatoren genoemde handboeken en internationale grootheden
(eenvoudig te vinden op internet):
Baltes, P.B., U. Lindenberger & U.M. Standinger (2006). Life span Theory in
Developmental Psychology. In: William Damon (ed.). Child Psychology.
John Wiley & Sons.
Elder, G.H. & M.J. Shanahan ( 2007). The Life Course and Human Development.
In: Handbook of Child Psychology. John Wiley & Sons.
John Krumboltz (Nieuw Zeeland)
Jochen Branstädter (Duitsland)
Thema 4: Theorieën voor LOB
Peter den Boer
Onderzoeksbureau Onderzoekend Leren
In dit thema stonden theoretische benaderingen centraal die moeten helpen de
loopbaanbegeleidingspraktijk te begrijpen, (bij) te sturen en/of te veranderen.
De gepresenteerde papers betroffen verschillende typen praktijken en doel-
groepen: jongeren bij de keuze voor opleiding en beroep, volwassenen tijdens
het beroepsleven, arbeidsbemiddeling van mensen zonder werk met en zonder
(mentale of fysieke) handicaps.
Gemeenschappelijk aan vrijwel alle presentaties was een benadering waarin
uitgegaan wordt van wisselwerking tussen persoon en samenleving, waarbij
geen van beide als gedetermineerd wordt beschouwd. Holistische benaderingen
waarbij getracht wordt de cliënt in zijn context te begrijpen, zodat die persoon
zichzelf met hulp van de begeleider beter kan sturen naar een gewenste arbeids
toekomst. Keyword daarbij was ‘change’: weinig tot niets staat vast, alle relevante
factoren - cliënt en sociale context waaronder arbeidsmarkt - zijn veranderlijk
en beïnvloeden elkaar, vaak wederzijds. Determinisme - werken vanuit persoons-
kenmerken en arbeidsmarktkenmerken bijvoorbeeld - helpt niet de problemen
te begrijpen en naar een betere oplossing te brengen, maar werkt eerder verstar-
rend en daarmee verstorend.
Binnen dit brede denkkader werden verschillende modellen van denken gepresen-
teerd, waarvan er hier wat de revue passeren:
Veel onderzoek stoelde op de uitgangspunten van Mark Savickas, geoperationa-
liseerd in het career construction interview dat uitmondt in de vier c’s (bij de cliënt):
concern (het gevoel dat er een toekomst is), control (eigenaarschap), curiosity
(ontdekken, exploreren) en confidence (zelfvertrouwen en volharding) Daaraan
werden in sommige onderzoeken interessante zaken toegevoegd: co-operation
(samenwerken), citizenship (een bijdrage leveren aan de samenleving) en net-
werken (als activiteit).
Appreciative enquiry: vinden en ondersteunen vaak sterke in plaats van zwakke
kanten. Vier d’s: discovery (waar sta je nu?), dream (waar zou je willen zijn?), design
(hoe zou je daar kunnen komen?) en destiny (hoe zorg je dat dat gerealiseerd
wordt?)
Dialectic approach: (Rie Thomson, DK) waarin vooral de wederzijdse beïnvloe-
ding van begeleider en cliënt onderwerp van aandacht is: het stellen van een
vraag (heb je je cv op het internet gezet?) impliceert gedrag bij de cliënt (gevoel
van incompetentie bij de student die dat niet heeft gedaan, dat was kennelijk
nodig?). De benadering streeft naar veel informeel contact van begeleiders met
cliënten (op school): aanwezigheid van de begeleider tijdens lessen, opbouwen
van vertrouwensrelaties met cliënten.
Reflective approach: sluit aan bij Nancy Kline (1999): time to think. In deze benade-
ring gaat het om het creëren van ‘safe space’ door middel van een zes stappen-
methode. Hiermee wordt deconstructie beoogd van de blokkades die iemand
in de weg staan, gevolgd door reconstructie.
Systeemtheorie: integrale benadering vanuit sociaal perspectief: integratie van
elementen in de persoon, in de sociale omgeving en in de politieke en geogra-
fische context, tussen verleden, heden en toekomst. Alles geoperationaliseerd in
‘My System of Career Influences’, een visueel instrument dat bij herhaalde afname
het totaalplaatje en de veranderingen die daarin optreden in kaart brengt (ver-
gelijk ZKM-methode in Nederland).
Bourdieu’s habitus-theorie in relatie tot beroepsvoorkeuren. Onder habitus (voor
zover ik de moed heb daar omschrijvingen van te geven!) kan zoveel verstaan
worden als: het kennen van de spelletjes des levens, de in die spelletjes geldende
regels en normen en waarden. Daarmee worden ook klasseverschillen bedoeld.
Habitus onderscheidt groepen in hun loopbaankeuzes. Kenmerkend aan Bourdieu’s
theorie is het structuralistische karakter: de structuren die de habitus organiseren
en in stand houden reproduceren zichzelf, desnoods met (symbolisch) geweld:
je kunt niet zomaar uit je subgroep stappen. Interessant in dit kader: onderzoek
naar career belief patterns (Bakshi & Arulmani) en habitus (Vilhamsdottir) om zicht
te krijgen op impliciete belemmeringen die onbewust zijn doorgegeven via
cultuur, overtuigingen en opvattingen en daarmee ‘acting according to the rules
18 19
20
Thema 5: Modern Technology for Future Oriented Inclusive Guidance Services and Delivery
Ronald Bremer
Hogeschool Utrecht
Focus van dit thema is het gebruik van ICT-toepassingen en de rol die ICT kan
spelen in het vergroten van de toegankelijkheid van studie- of loopbaanbege-
leiding voor verschillende doelgroepen. Bijvoorbeeld voor mensen die in moeilijk
bereikbare regio’s wonen, mensen met een handicap, mensen die op andere
manieren beperkt zijn in hun mobiliteit of voor doelgroepen die weinig geld of
die andere belemmeringen hebben om studie- en loopbaanbegeleidingsinfor-
matie tot zich te nemen.
Tevens is gekeken wat mogelijke kansen en bedreigingen zijn van ICT-toepassingen
in studie- of loopbaanbegeleiding. De sprekers zijn het er globaal wel over eens
dat het gesprek, de dialoog, een narratieve en holistische benadering de voorkeur
verdient. Claas Triebel (Duitsland) vertelt over onderzoek waarbij ze hebben ge-
keken naar de werkingsprincipes binnen de loopbaanbegeleiding. Wat maakte
dat er stappen werden gezet en inzicht kwam? Belangrijk bleken biografisch werk
en een levensprofiel. Verder de analyse van vaardigheden en competenties en
het zelf samenvatten en formuleren van het geleerde en vervolgens het formu-
leren van doelen en het komen tot een aanpak.
ICT-toepassingen kunnen een toegevoegde waarde hebben, zeker als mensen
anders niet worden bereikt. Ook kunnen ICT-toepassingen een ‘startpunt’ zijn
voor mensen met een studie- of loopbaanvraag. Voor sommigen is ICT een veilig
begin voor een persoonlijk traject. Zij typen liever hun vragen (chatten) dan dat
ze fysiek met iemand in een ruimte zijn. Na het opbouwen van vertrouwen kan
er een aanleiding zijn voor een face-to-face gesprek. ICT-toepassingen kunnen
helpen omdat ze vaak laagdrempelig kunnen worden aangeboden. Denk hierbij
aan gratis mogelijkheden om te doen aan e-learning of te kijken naar filmpjes
van beroepen. In Spanje is men bijvoorbeeld bezig een aanbod te doen van
dertig e-learningthema’s voor studie- en loopbaanbegeleiding.
Twitter en ook Linkedin blijken al erg goed te helpen bij het vinden van nieuw
werk of het opdoen van netwerkcontacten. Facebook kan ook een rol spelen
bij hulp op het gebied van studiekeuze. Bij de diverse ICT-mogelijkheden zijn
vertrouwelijkheid, privacy, ethiek en boerenverstand van belang. Nadeel lijkt
vooral dat de tests een beeld van een persoon schetsen dat slechts een poging
is de werkelijkheid te versimpelen (determinisme). Het doet mensen tekort en is
mogelijk zelfs schadelijk.
De landelijke politiek speelt een grote rol in het wel of niet toegankelijk hebben
en houden van ICT-toepassingen voor studie- en loopbaanvragen, net als de
regionale situatie. Vanwege de soms grote afstanden in Canada heeft men bij-
voorbeeld in British Columbia (Canada, mw. Tannis Goddard) een systeem opge-
bouwd van centrale overheidsfinanciering van begeleiding met de inzet van
particuliere instanties (n= 97). Een van deze instanties werkt al jaren met een
combinatie van direct contact én online oefeningen, assessments en e-coaching.
De online dialoog blijkt belangrijk, evenals personalisatie van cliënten met achter-
grondgegevens, persoonlijke gegevens en een foto. De chatmogelijkheden
van cliënten onderling blijken ook goed te werken. De spreekster en haar werk
worden zeer gewaardeerd door de aanwezigen en lijkt een goed voorbeeld te
zijn. (Zie ook: http://www.training-innovations.com)
In Cyprus, met een werkloosheid van 11%, werken 135 door de overheid gefinan-
cierde loopbaanadviseurs met ook online instrumenten. Probleem is de marke-
ting van de loopbaanadviseurs zodat ze ook worden gevonden. Ander probleem
is het gebrek aan werk voor jongeren. Naast werk-identiteit opbouwen is het
belangrijk een niet-werk identiteit helpen op te bouwen.
De Britse prof. Jenny Bimrose en haar collega vertellen over de veranderende
overheidsbemoeienis en de effecten hiervan. Via de link:
http: //www2.warwick.ac.uk/fac/soc/ier/research/improvingindividualchoice/
integrating_new_technololgies_into_careers_practice.pdf kan hierover meer
worden gelezen.
Een grote ICT-aanbieder op het gebied van studie- en loopbaanbegeleiding in
Engeland is: http://www.cascaid.co.uk, een betaalde site.
De Israëlische prof. Gati is de inspirator en onderzoeker geweest voor de gratis
sites http://mbcd.intocareers.org en http://kivunim.huji.ac.il/cddq.
In Duitsland is een gratis site op het gebied van studieloopbaan met vele
verwijzingen, plaatjes, filmpjes en hulpmiddelen voor studiekeuze.
http://www.bic.at/index.php en http://www.bic.at/bic_showbrffilm.php?id=201180.
In Zwitserland hebben ze ook een dergelijke site http://www.berufsberatung.ch
Deze is in meerdere talen te lezen en is gericht op loopbaanbegeleiding, werk
zoeken en studieloopbaanbegeleiding. Er is een mogelijkheid voor contact met
studie- loopbaanadviseurs.
In Zuid-Afrika kennen ze een gratis site (wel inlog aanmaken) voor studie- en
loopbaanvragen. Ook hier kan contact worden gelegd met begeleiders. De site:
http://www.careerplanet.co.za
In onder andere Engeland en Nederland (Meurs, LDC, MatchCare e.a.) worden
pogingen met ICT-toepassingen ondernomen om de arbeidsmarkt voor werk-
zoekenden en jongeren met een studiekeuzevraag inzichtelijker te maken voor
beleidsmakers en werkzoekenden. Vertegenwoordigers van Meurs (Nederland)
laten zien hoe hun software op basis van een serie persoons- en zoekkenmerken
een match maakt uit een database van actuele functies die softwarematig zijn
gescreend op een serie persoons- en zoekkenmerken. Er komt vervolgens een
computerbeeld met de persoon (als een bolletje) en de matches die in de buurt
komen van de persoon (ook als bolletjes). Door op een ‘bolletje’ te klikken, wordt
duidelijk waarom er is gematcht en welke concrete functies dit oplevert. Het
idee is mensen te helpen breder te kijken naar functies omdat er meer passend-
heid kan zijn dan ze geneigd zijn te denken.
20 2121
22
Thema 6: Quality Development in Career Guidance; Competences, Qualifications, Ethical and Professional Behaviour of Guidance Practitioners
Jan Woldendorp
(Academie Mens en Arbeid, Saxion University of
Applied Science)
In het kader van dit thema vonden er twee minisymposia plaats die zijn voort-
gekomen uit het NICE-netwerk, het Network for Innovation in Career Guidance &
ounselling in Europe. Dit is een door de Europese Commissie gefinancierd
netwerk dat zich bezighoudt met het onderzoeken van de programma’s die aan
Europese universiteiten worden aangeboden en ontwikkeld zijn voor het oplei-
den van loopbaanprofessionals. NICE bestaat uit vertegenwoordigers van meer
dan veertig instellingen voor hoger onderwijs in negenentwintig Europese landen.
Tijdens de conferentie zijn in twee sessies de belangrijkste resultaten van het
netwerk gepresenteerd en bediscussieerd.
Core Competences and Curricula for Study Programs for Guidance and Counseling
Practitioners.
De eerste sessie werd geleid door prof. dr. Christiane Schiersmann van de univer-
siteit van Heidelberg. In de presentaties werd een overzicht gegeven van opzet,
ontwikkeling en belangrijkste opbrengsten van de projectperiode van drie jaar.
De hoofddoelstellingen van het netwerk zijn het vergelijken van de status quo
van de verschillende opleidingen, het ontdekken van de innovatieve kracht van
de programma’s en het ontwikkelen van een benchmark ten behoeve van de
ontwikkeling van academische scholing van loopbaanprofessionals.
Centraal stond de presentatie van een competentiemodel, waarin de zes kern-
competenties zijn geïnventariseerd die als gemeenschappelijk te beschouwen
zijn voor alle opleidingen in de Eurozone. Op basis van consensus hierover is het
mogelijk om te werken aan een beter uitwisselbaar onderwijs- en onderzoeksveld
in Europa. De competenties en een overzicht van de samenhang in curricula voor
loopbaanprofessionals zijn beschreven in een op de conferentie gepresenteerd
Handbook for the Academic Training of Career Guidance and Counselling Professionals
(Schiersmann et al, NICE Network, 2012). Inmiddels heeft de Europese Commissie
toestemming verleend om het netwerk voort te zetten. In NICE 2.0 is de belang-
rijkste doelstelling het netwerk te verduurzamen, zodat het onafhankelijk van
Europese steun een rol kan vervullen in de kwaliteitsontwikkeling van het hoger
onderwijs in ons werkveld en de verdere professionalisering van de loopbaan-
professie. Daarvoor is het van belang om te werken aan een sterke verbinding
met het professionele veld.
Fruitful practice: how universities across the European Union are training a
professional career workforce. In de tweede sessie, voorgezeten door prof. dr.
Rachel Mulvey van de School of Psychology van de University of East London,
werd ingegaan op de professionaliteit van opleiders van loopbaanprofessionals.
Binnen NICE heeft een werkgroep onderzoek gedaan naar de wijze waarop
universiteiten loopbaanprofessionals opleiden. Onderzocht is welke werkvormen,
methoden en instrumenten de opleiders inzetten. Met behulp van het NICE-
competentiemodel is een inventarisatie gemaakt van voorbeelden van good
practice ten aanzien van de didactische praktijk. Het blijkt complex om te bepalen
wat innovatief is. Wat de een ziet als innovatief kan een ander zien als achter-
haald. Om dit probleem te omzeilen is gekozen voor een inventarisatie binnen
alle veertig in het NICE-netwerk participerende universiteiten van het concept
‘fruitful practise’: wat beschouwen de leden van de academische gemeenschap
als succesvol en effectief in het opleiden van loopbaanprofessionals? Aldus is een
database ontstaan van (voorbeelden van) good practice. Deze resultaten zijn
onderdeel van het bovenvermelde NICE Handbook. In de discussie naar aanleiding
van de presentaties stelde de discussant prof. dr. Jenny Bimrose van het Institute
for Employment Research van de University of Warwick, het bijzonder te vinden
dat de academische wereld de eigen werkpraktijk als onderzoeksobject durft
te kiezen. Een dergelijke reflectieve rol op het eigen professionele handelen
kan als voorbeeld dienen voor de reflectieve practitioner die een loopbaan-
professional behoort te zijn.
23
Thema 6: Quality Development in Career Guidance; Competences, Qualifications, Ethical and Professional Behaviour of Guidance Practitioners
Caroline Klein
Fontys Hogescholen
Trefwoorden die horen bij dit thema zijn: frame-work, credentials, competences,
quality (management), knowledge (management) en skills. Ik heb diverse paper
sessions bezocht waar steeds praktijkervaringen werden gedeeld over de wijze
waarop gewerkt wordt aan de kwaliteit van (het opleiden van) loopbaanprofes-
sionals. Opvallend was dat de nadruk van alle presentaties op de vorm van het
onderzoek lag en minder op de bruikbaarheid van de resultaten. Toch een kleine
bloemlezing.
De Canadese bijdrage ‘Quality comes through Creativity’ trok mij naar deze paper
session. Men is daar aan het experimenteren met een model voor het onderwijzen
van creativiteit. Dit riep meteen de vraag bij me op: moet een loopbaanbegeleider
zelf creatief zijn om de (noodzakelijke) creativiteit bij een cliënt te vergroten? Of
kan worden volstaan met de competentie om creativiteit aan te boren bij de ander?
Tijdens de paper session ‘Professionelle Kompetenzen und Werthaltungen’ was
de inleiding van Hans-Jurgen Seel ‘Wie kommen Beratungsprofession und Wissen-
schaft zusammen?’ interessant. Hij ging met name in op het thema ‘kennis’ in
de loopbaanbegeleidingpraktijk. Seel komt tot een indeling van soorten kennis
die nodig zijn voor de loopbaanprofessie en de belangrijkste bronnen voor deze
kennis. Naast wetenschappelijke kennis putten begeleiders vooral uit praktijk-
kennis, zo stelt hij. Daarbij gaat het vooral om de vraag: aan welke kwaliteits-
criteria moet kennis voldoen? Seel gebruikt de inzichten van Kennismanagement
om een brug te slaan tussen wetenschap en praktijk om daarmee de kwaliteit
van de wetenschappelijke basis voor de professie te vergroten.
In de bezochte symposia werd steeds ingegaan op de algemene kaders (frame-
works) voor het opleiden en certificeren van loopbaanprofessionals. Aangezien
Jan Woldendorp al een verslag heeft geschreven over de symposia betreffende
het NICE-netwerk zal ik deze buiten beschouwing laten.
Brian Hiebert van Victoria University Canada presenteerde de op het IAEVG-
framework gefundeerde certificering EVGP (Educational and Vocational Guidance
Practitioner Certificate). Een van de uitgangspunten voor de totstandkoming van
de competenties moet zijn “datgene wat professionals doen” in plaats van “hoe
studenten leren”. In Canada wordt gewerkt aan het vergroten van de cohesie in
certificering. Een van de eerste stappen is het in kaart brengen van de nationale
opleidingsmogelijkheden, gekoppeld aan internationale standaarden. Het proces
zelf werpt inmiddels al vruchten af. Het werkt als katalysator in het denken over
kwaliteitsstandaarden binnen de verschillende opleidingsinstituten, de lat wordt
hoger gelegd en de internationale standaarden worden als richtinggevend
geadopteerd.
Wat verder interessant is, was het IAEVG-competentiemodel gekoppeld aan de
diverse werkvelden (te vinden op www.iaevg.org.) Voor zover ik weet, hanteren
wij een dergelijk model in Nederland nog niet. Mogelijk dat op deze wijze een
poging kan worden gedaan de verzuiling binnen het Nederlandse werkveld te
slechten.
Opvallend tijdens dit symposium was overigens dat de (tijds)inspanning die
moet worden geleverd door de (aankomende) loopbaanprofessional sterk uit-
eenloopt. De range van de gepresenteerde vormen van certificering lag tussen
120 uur en 4 jaar. Dit benadrukt het veelgenoemde belang van standaardiseren
van kwaliteitscriteria voor de beroepsgroep.
De energie die gestoken wordt in het construeren van (internationale) frame-
works wordt ook gerelativeerd door o.a. Deidre Hughes (Warwick Institute for
Employment Research). Voor haar staat de vraag “wat is kwaliteit en voor wie?”
veel centraler. Daarbij benadrukt ze de noodzaak dat professionals evidence-
based gaan werken. Ook zou het onderzoek zich meer moeten richten op de
innovaties in de beroepspraktijk (bijvoorbeeld gaming) en het zicht krijgen op
de (leer)opbrengsten van loopbaanbegeleiding bij de individuele cliënten.
24 25
Thema 7: Measuring the immeasurable; Outcomes and Impact of Career Guidance and Counselling Interventions; “prove it works”
Jan Schuitemaker
The Careercoach
Met dit uitdagende thema voor ogen heb ik van 3-6 oktober in Mannheim het
internationale congres van de IAEVG bezocht, als onderdeel van de conferentie
‘Career Guidance for Social Justice, Prosperity and Sustainable Employment,
Challenges for the 21st Century.’
Wat moet het toch heerlijk zijn om, werkzaam in ons deel van de arbeidsmarkt,
met harde cijfers te kunnen aantonen dat onze werkzaamheden ‘loopbaan-
advisering’ echt rendement oplevert! Vol verwachting begon ik dan ook aan de
vele workshops en lezingen hierover die - om het maar kort samen te vatten -
niet het antwoord gaven waarop ik gehoopt had. Ik was op zoek naar een helder
model, waarmee je kon aantonen dat de kosten c.q. investeringen in een loop-
baanadviestraject een veelvoud zouden opleveren aan resultaat. Met als gevolg:
een blijere/gelukkige werknemer, een baan die bij hem/haar past, collega’s die
(samen) beter werk kunnen afleveren, minder managementaandacht in een
omgeving waarin hij/zij veel effectiever/efficiënter kan werken. Gedachte
daarbij was dat ik bij opdrachtgevers met ‘hard’ onderzoek kon aantonen dat er
bijvoorbeeld wel een factor 5 aan rendement in zit, met andere woorden: investeer
2500 euro in een loopbaantraject en je hebt een rendement/maatschappelijk
nut van 12.500 euro. Helaas...
Maar wat kregen we wel? Een interessant integraal model van prof. Hirschi (CH)
over CareerSelfManagement, waarin de nadruk meer en meer komt te liggen
op de werknemer die zelf met zijn carrière aan de slag moet in plaats van af te
wachten wat zijn werkgever doet. Daarnaast onderzoek van Jessie Koen (NL)
waarin zij aantoonde dat als je gemotiveerd deelneemt aan een begeleid werk-
gelegenheidproject, je een hogere kans op succes hebt (met leuke beelden van
de Schiedamse(?) afdeling Sociale Zaken die in Nederland op de tv zijn geweest.)
Onderzoeksresultaten van Christine Klehe (D) over de effecten van de BigFive
op loopbaansucces. Namelijk dat van de letters OCEAN (Openness,
Conscientiousness, Extraversion, Agreeableness en Neuroticism) de OCE positief
correleerden en AN negatief correleerden met loopbaansucces, en dat vooral
een doel voor ogen hebben en zelfvertrouwen ook erg belangrijk zijn voor een
goed resultaat. Een onderzoek uit Canada over diverse omgevingsvariabelen
op scholen die van invloed kunnen zijn op loopbaansucces, zoals bureaucratie,
sociale spanningen en tijdsdruk. En de verschillende onderdelen zoals zelfkennis,
zelfcontrole, kennis van de diverse baan-/rolmogelijkheden en (eigen) besluit-
vormingsvaardigheden.
Daarnaast inzicht in grotere, longitudinale onderzoeken die aantoonden dat een
hogere en langere opleiding veelal armoede voorkomt, de ‘echte/juiste’ (wat
dit dan ook moge zijn) toegang tot arbeidsmarktinformatie in combinatie met
goed loopbaanadvies de kans op loopbaansucces verhoogt, en het sterke advies
om na afloop van het loopbaanadviestraject te evalueren met jouw kandidaten
(ook na bijvoorbeeld drie, zes en twaalf maanden) om je eigen resultaten goed
te kunnen meten.
Een mooi advies uit Brazilië hierover is de hamvraag over jouw loopbaanadvies-
traject: vraag eens aan jouw kandidaten “Does it work or does it make sense?”;
make the difference!
Kortom, mijn ervaringen: aardige ‘losse’ tips, maar er is nog veel werk te verzet-
ten - en onderzoek te doen - ten aanzien van alle samenhangende variabelen
die loopbaanadviestraject tot een meetbaar succes kunnen maken. Misschien
aardig om aan de ervaringskant van de loopbaanadviseur hierover input te
leveren? Laat ‘wetenschap’ en ‘praktijk’ een brug slaan om op korte termijn tot
een ‘meetbaar resultaat’ te komen. Ik werk er graag aan mee!
24
Thema 8: Policy for coherent and transparant guiding systems: national and international developments and systems
Jeroen Ongering
Decaan / loopbaanbegeleider ROC Aventus;
Voorzitter sectie vmbo-mbo NVS-NVL
Voor dit thema was er slechts één symposium en was er ook maar één paper
session georganiseerd. Op donderdag heb ik het symposium bijgewoond, op
vrijdag was op hetzelfde moment een excursie waaraan ik de voorkeur gaf. Het
symposium had als titel: ‘Legislation and statory provisions in career guidance:
Making a difference to social justice’. De titel dekte de lading aardig; het was een
uiteenzetting van hoe career guidance in diverse landen wettelijk was verankerd.
Voorzitter was Raimo Vuorinen en dankzij de grote presentatietalenten van
Deidre Hughes was de inhoud nog enigszins te pruimen. Overigens: op mijn
vraag of grotere wettelijke verankering ook tot meer social justice leidde, luidde
het antwoord dat die correlatie er niet was. Waarmee de inhoudsloosheid van
het symposium aardig werd geïllustreerd.
Op vrijdag heb ik deelgenomen aan een excursie naar de Bildungsakademie in
Mannheim. Deze maakt deel uit van het duale opleidingssysteem dat men in
Duitsland kent voor handwerkslieden (in de breedste zin van het woord).
Duitsland kent geen scholen voor mbo, maar uitsluitend het duale opleidings-
systeem dat geheel door het bedrijfsleven wordt bekostigd. Het systeem werkt
als volgt: de jongere solliciteert naar een baan; hij gaat drieënhalve dag per week
naar het werk en anderhalve dag per week naar school waar hij theoretische
lessen krijgt, vooral algemeen vormend onderwijs. Daarnaast gaat hij of zij
gemiddeld viermaal één week per jaar naar de Bildungsakademie waar hij of zij
vakmatig wordt geschoold. Die week verblijft de student ook in Mannheim; de
school heeft een eigen ‘hotel’ met honderdzeventig bedden. Daarnaast bestaat
er ook nog een systeem met gastgezinnen.
De jongere verdient een loon (in de bouw bijvoorbeeld 900 euro), de opleidings-
kosten worden geheel opgebracht door het bedrijfsleven. Je kunt niet worden
opgeleid voor werkloosheid: men heeft immers een baan, want anders geen
opleiding. De directeur van de Bildungsakademie noemde dat als het grote
voordeel van dit duale systeem. De Bildungakademie bestaat uit een verzame-
ling werkplaatsen en practicumlokalen. In dat opzicht lijkt ze op bepaalde
afdelingen van ROC’s. Het belangrijkste verschil is de omvang. Praktisch
onderwijs is overigens duur: per jaar investeert de school 600.000 euro aan
vervanging van apparatuur.
Al met al was het een leuke en leerzame excursie. Het systeem is overigens zo
anders als de wijze waarop het mbo in Nederland is georganiseerd dat we er
niet echt iets van kunnen leren.
25
26 27
Nawoord
26 27
Een aantal weken na de conferentie hebben we een terugkommiddag georgani-
seerd om te reflecteren op wat we nu eigenlijk hebben gezien en geleerd en welke
vervolgacties we zouden kunnen ondernemen.
Een eerste bevinding was dat het meeste geleerd is door onderlinge uitwisseling
en gesprekken tijdens de conferentie. De presentaties bleken vooral vanuit de
wetenschap te komen en vaak (nog) niet aan te sluiten bij de praktijk van de
loopbaanbegeleider. Voorts waren veel presentaties wat vorm betreft van een
bedroevend niveau; een eerstejaars hbo-student zou het allicht beter doen. Het
ging er dus om de pareltjes ertussenuit te vissen. Doordat we met een groep
waren, kon dit naar elkaar toe versterkt worden en konden bevindingen met
elkaar worden getoetst en op waarde geschat. Dat maakte dat er voor iedere
deelnemer uiteindelijk voldoende te halen was.
De terugkommiddag maakt het ook mogelijk om vooruit te kijken. Voor
Euroguidance en ELGPN liggen hier tal van aanknopingspunten voor de invul-
ling van de werkprogramma’s voor de komende jaren. De groep heeft duidelijk
de behoefte om zich in te zetten voor ontwikkelingen die leiden tot verbetering
van loopbaanbegeleiding in Nederland. Het informele netwerk kan hierin een
belangrijke aanjager zijn, waarbij (ook) thematisch in kleinere groepen gewerkt
zou kunnen worden.
Peter van Deursen
Euroguidance Nederland
28
© Euroguidance Neder land | www.euroguidance.nl
T (073) 680 0762 | inf [email protected] | Pos tbus 1585 | 5200 BP ‘s-Her t ogenbosch
Deze uitgave is t ot s t and gekomen me t subsidie v an de Europese Commiss ie, DG Onder wi js en Cultuur