I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die...

24
.. lf'll Wtilill onderzoek in dienst I 7 van mens en milieu RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU INFECTIEZIFKTEN BULLETIN INHOUD ntlblotlca realat ntl In A.J. de Neelirtf, W. wocrn Pek, NI . G.A. Hendri•. AG.NI . Sulllrtf, C. Hol, E.E.J. LlftW'HC. P.L. Petic, L.J.NI . Scrbbe, AJ.A. wocrn Grierltuysen, M.IC. E. . Noltlmcrns-Poulasen I 8 7 Deel I : I nleldlna 192 D I 11 : Gram-neaatleve b cterl n 195 R fer at Effect van macrolide consumptie op ery- thromycine resistentie bij croep A strep- tokokken 196 Kort nieuws Gezondheidsklachten in verband met recreatie In oppervlaktewater In de zomer van 1996 Aantal tuberculosepatienten eerste kwartaal 1997 200 Berichten LCI/IGZ/RIVM Risico op HIV en hepatitis hoog onder jonce intraveneuze druggebruikers in Zu d-Limburg 200 Aanlcondlaina Practica levensmiddelenmicrobiologie Assuring the M erab lolog cal Safety of Food M ini mal processing voor optimale houd- baarheid 202 Reaistratie- oye rzichten we ken 33-36 IGZ 4-weken overzicht Laboratorium Surveillance Infectîezîekten Virologische Laboratoria STAATSTOEZICHT OP DE VOLKSGEZONDHEID Inspectie voor de Gezondheidszorg

Transcript of I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die...

Page 1: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

.. lf'll Wtilill onderzoek in dienst

I 7 van mens en milieu RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU

INFECTIEZIFKTEN BULLETIN

INHOUD

ntlblotlca realat ntl In A.J. de Neelirtf, W. wocrn Pek, NI.G.A. Hendri•. AG.NI. Sulllrtf, C. Hol, E.E.J. LlftW'HC. P.L. Petic, L.J.NI . Scrbbe, AJ.A. wocrn Grierltuysen, M.IC.E.. Noltlmcrns-Poulasen

I 8 7 Deel I : I nleldlna 192 D I 11 : Gram-neaatleve b cterl n

195 R fer at • Effect van macrolide consumptie op ery­

thromycine resistentie bij croep A strep­tokokken

196 Kort nieuws • Gezondheidsklachten in verband met

recreatie In oppervlaktewater In de zomer van 1996

• Aantal tuberculosepatienten eerste kwartaal 1997

200 Berichten LCI/IGZ/RIVM • Risico op HIV en hepatitis hoog onder

jonce intraveneuze druggebruikers in Zu d-Limburg

200 Aanlcondlaina • Practica levensmiddelenmicrobiologie • Assuring the M erablolog cal Safety of

Food • Minimal processing voor optimale houd­

baarheid

202 Reaistratie-oyerzichten we ken 33-36 • IGZ 4-weken overzicht • Laboratorium Surveillance

I nfectîezîekten • Virologische Laboratoria

STAATSTOEZICHT OP DE VOLKSGEZONDHEID Inspectie voor de Gezondheidszorg

Page 2: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

Hoofdredactie Dr. M.J.W. Sprenger, Rijksinstituut voor Volksgezond­heid en Milieu ([email protected])

Mw. AA. Warris-Versteegen, Inspectie voor de Gezond­

heidszorg U [email protected])

Redactie Dr. J.F.P. Schellekens, namens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

U [email protected]) J.E. van Steenbergen, arts, namens de Landelijke Coör­dinatiestructuur Infectieziekten [email protected])

Dr. M. Peeters, namens de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM) W. Schop, namens de Vereniging voor sociaal ver­

pleegkundigen J.W. Mouton, namens de Vereniging voor Infectie­ziekten A. Bosman, arts, namens de GGD's ([email protected])

Redactiesecretarissen Mw. drs. L.M. Wijgergangs, Dr. W. Goettsch Centrum voor Infectieziekten Epidemiologie, RIVM e-mail: [email protected]

[email protected]

Redactiesecretariaat Mw. R.M.O.M. Seidell-Wouters, Centrum voor Infectie­

ziekten Epidemiologie (RIVM)

Postbus 1, 3720 BA Bilthoven tel: 030- 274 36 79 fax: 030 - 2 74 44 09

Het Infectieziekten Bulletin op Internet h ttp:/ fwww.isis .rivm.nl/inf_bulfhome_ bul.h tml

ISSN-nummer: 0925-liiX

Layout: Studio RIVM

Ontwerp: Petra Esveld

Productie: Drukkerij Rink en van Setten

jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIEKTEM BULLETIN

Inzending van kopij Het Infectieziekten Bulletin ontvangt graag kopij

uit de kring van zijn lezers . Auteurs worden verzocht rekening te houden met de volgende richtlijnen:

Artikelen dienen beknopt, helder en ter zake te zijn en geschreven volgens de voorkeurspelling. Houd

de titel bondig en vermijd te lange zinnen. Bij litera­tuurverwijzingen wordt gebruik gemaakt van num­mering in de tekst. De literatuurlijst wordt toege­

voegd aan het eind van het manuscript en bevat vol­gens het Vancouver-systeem voor elke verwijzing ach­tereenvolgens: nummer, namen en voorletters, de volledige titel van het artikel , de naam van het tijd­schrift (volgens officiële afkorting), het jaartal, het

jaargangnummer (bij tijdschriften die niet doorge­nummerd zijn het desbetreffende tijdschriftnumrner) en de eerste en laatste bladzijde van het artikel. Bij meer dan zes auteurs volgt na de derde 'et al.'. 1 Bij

boeken dient tevens de plaats van uitgifte, de uitgever en indien van toepassing de (eind)redactie, vermeld te worden. 2

Oorspronkelijk onderzoek dient bij voorkeur te worden gestructureerd in de paragrafen inleiding, methoden, resultaten en beschouwing. Geef een Ne­

derlandse en Engelse samenvatting. Bij een case-re­port dient men zich zoveel mogelijk te beperken tot relevante informatie. Het artikel dient inzicht te geven in de aanleiding van een actie, de aanpak, en wie erbij waren betrokken. Het moet duidelijk zijn in welk kader het beschreven praktijkgeval moet worden

~t· plaatst en wat de relevantie ervan is. Ik n·dactie kan een manuscript ter beoordeling

voorleggen aan externe adviseurs. Graag een diskette met de tekst meezenden onder vermelding van het ge­bruikte tekstverwerkings-programma.

Uitgebreide richtlijnen zijn op het redactiesecreta­riaat verkrijgbaar. Tevens is het secretariaat graag be­schikbaar voor meer informatie en advies.

Literatuurvoorbeelden

1) Rümke HC, Oostvogel PM, Veer M van der, Steenis G van, Loon

AM van . Poliomyelitis in Nederland, 1979-1991 : immuniteit en

blootstelling. Ned Tijdschr Geneeskd 1993; 137: 1380-6.

2) Hattum j van, Gast GC de. Virale hepatitis. In: Furth R, Geus A

de, Hoepelman AIM, Meer ]WM van der, Verhoefj, red. Leerboek

infectieziekten. Houten: Bohn StafJeu Van Loghum bv, 1992:269-

273.

Page 3: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

INFECTIEZIEKTEN BUllETIN jaargang 8 1997 nummer 9 ---------------------------

Antibiotica resistentie in Nederland. Deel 1: Inleiding

A.). de Neeling 1, W. van Pelt2, M.G.R. Hendrix1, A.G.M. Buiting4, C. Ho/5, E.E.j. Ligtvoet6, P.L. Petit7, L.j.M. Sabbe8,

A.j.A. van Griethuysen 9 , M.K.E. Nohlmans-Paulssen 10

Abstract

The increase of antibiotic resistance among a number of dinically important bacteria is a mat­ter of great concern. Figures on resistance in the Netherlands are presented here in three parts. The data have been collected from eight diffe­rent laboratories, representing a bout 30% of the Dutch population. This first part describes the antibiotics that are frequently used in the Netherlands and the pathogens being examined

Inleiding

De conditie (afWeer) van de patiënt is de belang­rijkste factor voor de genezing van een infectieziekte. Géén behandeling of behandeling met een inade­quaat antibioticum resulteert daarom vaak toch in ge­nezing. Naarmate de conditie van de patiënt slechter is, zullen bacteriën eerder hun pathogene vermogen uiten. Bacteriën die de mens altijd bij zich draagt, zoals coagulase-negatieve stafYlokokken, kunnen dan verantwoordelijk zijn voor klinische verschijnselen, zoals koorts, en leiden tot een verdere verslechtering in de toestand van de patiënt. Echter, in veel gevallen, zoals bij otitis media acuta bij oudere kinderen is be-

1) Laboratorium voor Infectieziektenonderzoek (LIO),

RIVM, Bilthoven

2) Centrum voor Infectieziektenepidemiologie (CIE),

RIVM, Bilthoven

3) Streeklaboratorium Enschede

4) Streeklaboratorium Tilburg

5) Streeklaboratorium Leeuwarden

6) Streeklaboratorium Haarlem

7) Streeklaboratorium Rotterdam

8) Streeklaboratorium Goes

9) Streeklaboratorium Nijmegen

10) Streeklaboratorium Arnhem

in the medical laboratories. The antibiotics are devided in eight groups based on their molecu­lar structure. The numbers of isolates and mate­rial type are discussed in order to give some background information on the bacterial flora. The second part deals with Gram-negative bacte­ria (lnf Bult 8 (9): 192-195), the third part pre­sents data on the resistance among Gram-positi­ve bacteria. lnf Bull 8 (9): 187-191

handeling met antibiotica onnodig en zelfs onge­wenst met het oog op de te verwachten resistentie­ontwikkeling.1

Indien de arts besluit tot behandeling met een an­tibioticum, moet hij een keuze maken uit een groot assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek en de bij­werkingen van het antibioticum. Bij infecties in de huisartsenpraktijk wordt om praktische redenen maar in zeer beperkte mate gekweekt, voornamelijk bij recidieven. Sampers en Sturm2 onderzochten het voorschrijfgedrag van huisartsen in Roermond. Slechts in 3,5% van het aantal keren dat deze huisarts­en een antibioticum voorschreven, namen zij ook een bacterie-kweek af. In het ziekenhuis worden vaker bacteriën gekweekt, maar de kweek geeft pas na enke­le dagen informatie over de soort bacterie die bij de infectie betrokken is en over het resistentiepatroon. Zowel in het ziekenhuis als bij de huisarts moet daar­om in eerste instantie 'blind' worden behandeld, zon­der gedetailleerde kennis van het micro-organisme en zijn gevoeligheid. Van belang zijn dan kennis van de te verwachten bacteriën op grond van de locatie van de infectie en de klinische verschijnselen en kennis van hun gevoeligheidspa troon.

Page 4: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

t88

Het inventariseren van de resultaten van gevoelig· heidsbepalingen in medisch-microbiologische labora­toria is een eenvoudige manier om meer kennis over

aard en gevoeligheid van pathogene micro-organis­men te verzamelen. De meeste laboratoria leggen deze resultaten vast in een automatiseringssysteem voor de rapportage aan hun inzenders. De data kunnen uit de

laboratorium-computer worden 'afgetapt' en gebruikt om de aantallen geïsoleerde bacteriën en hun resis­tentie tegen antibiotica in de tijd te vervolgen. In 1989

is het RNM gestart met de verzameling van de resulta­ten van alle resistentie-bepalingen uit vijf streeklabo­ratoria.3 In 1990 werd het aantal laboratoria uitge­

breid tot zeven en in 1994 via ISIS (Infectieziekten Sur­veillance Informatie Systeem) tot acht. Naar schatting bestrijken deze laboratoria circa 30% van de Neder­

landse bevolking (figuur 1). Alleen al in 1996 zijn in dit project de gegevens van ca. 100.000 isolaten verza­meld. Hier wordt een overzicht gegeven van enkele re­

sultaten van dit project en wordt een vergelijking ge­maakt met de resultaten van ander onderzoek.

Jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIEKTEN BULLETIN

Indeling van antibiotica

Antibiotica kunnen worden ingedeeld in een be­

perkt aantal hoofdgroepen die qua moleculaire struc­

tuur verwant zijn (zie tabel1) .4 De grootste hoofdgroep omvat de beta-lactam antibiotica waartoe de penicilli· nes, de cefalosporines en de carbapenems behoren. Zij

grijpen aan op de bacteriële celwand. Bekende penicil­lines zijn amoxicilline (dat oraal en parenteraal wordt toegediend) en piperacilline (alleen parenteraal). Deze

penicillines worden afgebroken door veel beta-lacta­masen, enzymen die kunnen worden geproduceerd door de meeste bacterie-soorten. Daarom worden de penicillines vaak toegediend met een beta-lactamase remmer, zoals davulaanzuur (met amoxicilline) of ta· zobactam (met piperacilline). Methicilline, oxacilline

en flucloxacilline zijn penicillines die alleen tegen Gram-positieve bacteriën werken en stabiel zijn tegen het door 80% van de Staphylococcus aureus geproduceer­de beta-lactamase. Cefaloporines van de tweede gene­

ratie (o.a. cefuroxim en cefamandol) zijn stabiel voor

Tabel 1 .Indeling van antibiotica in een aantal hoofdgroepen (volgens moleculaire structuur).

Hoofdgroep Voorbeelden Aangrijpingspunt Gebruik

Beta-Jactam antibiotica Penicillines Celwand Cefalosporines Carbapenems

Aminoglycosiden Gentamicine Eiwitsynthese Uitsluitend in ziekenhuis

Tetracyclines Tetracycline Doxycycline Eiwitsynthese Veel door huisartsen

Macrolid en Erythromycine Clarithromycine Eiwitsynthese Veel door huisartsrn

Glycopeptiden Vancomycine Teicoplanine Celwand Uitsluitend in ziekenhuis

Remmers foliumzuur synthese Sulfamethoxazol Synthese foliumzuur Veel door huisartsen

Trimethoprim Cotrimoxazol

Quinolonen Pipemidinezuur DNA replicatie Ciprofloxacine

Rest Nitrofurantoïne

Fusidinezuur

Chloramphenicol Eiwitsynthese

Rifampicine RNA-transcriptie

Page 5: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

INFECTIEZIElTEN BULLETIN jaargang 8 1997 nummer 9 --------------------------

Figuur 1. Verzorgingsgebieden van de deelnemende laboratoria.

de meest voorkomende beta-lactamasen van S. aureus, Escheridtia coli en Klebsiella. Cefalosporines van de derde generatie (bijv. ceftazidim, cefotaxim en cef­triaxon) hebben een grotere activiteit ten opzichte van de Gram-negatieve bacteriën. De carbapenems (imipenem en meropenem) hebben een zeer breed spectrum van activiteit en zijn ook nog stabiel tegen de meeste zogenaamde chromosomale beta-lactama­sen van Enterobacter en Pseudomonas aeruginosa.

Een tweede belangrijke hoofdgroep vormen de aminoglycosiden (o.a. gentamidne, tobramycine en amikacine), die een breed werkingsspectrum hebben en aangrijpen op de eiwitsynthese. De aminoglyco­siden moeten parenteraal worden toegediend en zijn tamelijk toxisch. Ze kunnen schade aan gehoor, even­wichtsorgaan en nieren veroorzaken. Zij worden om die reden alleen in het ziekenhuis gebruikt onder voortdurende bewaking.

Een derde hoofdgroep vormen de tetracyclines (tetracycline, doxycycline en minocycline), die meestal oraal worden toegediend en daarom frequent in de huisartspraktijk worden toegepast, met name bij luchtweg-infecties. Zij grijpen aan op de eiwitsynthese en hebben een breed werkingsspectrum.

Een vierde hoofdgroep, de macroliden (erythromy­cine, clarithromycine, azithromycine) grijpen even­eens aan op de eiwitsynthese en zijn vooral werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën, zoals S. aureus, pneu­mokokken en intracellulair voorkomende micro-orga­nismen (Legionella, Chlamydia, Mycobacteria). Omdat ze oraal kunnen worden toegediend, worden ze veel

gebruikt in de huisartspraktijk Een vijfde hoofdgroep, de glycopeptiden, zijn de

laatste tijd vaak in het nieuws. Tot de glycopeptiden behoren de intraveneus toegediende vancomycine en teicoplanine en het in veevoer toegepaste avoparcine. Deze antibiotica grijpen aan op de celwandvorming en zijn alleen actief tegen Gram-positieve bacteriën. Zij worden uitsluitend in het ziekenhuis gebruikt.

Een zesde hoofdgroep zijn de remmers van de foli­umzuursynthese. Hiertoe behoren sulfamethoxazol, trimethoprim en cotrimoxazol (een combinatie van sulfamethoxazol en trimethoprim). Trimethoprim wordt vaak toegepast bij urineweginfecties, met name door de huisarts.

Een zevende hoofdgroep vormen de quinolonen (het inmiddels verouderde nalidixinezuur, pipemidi­nezuur, norfloxacine en ciprofloxacine), die aangrij­pen op de DNA-replicatie. De farmaceutische indus­trie is er de laatste jaren in geslaagd binnen deze groep steeds werkzamere verbindingen te synthetise­ren. Sommige, zoals pipemidinezuur en norfloxacine, worden alleen toegepast bij urineweginfecties, andere (zoals ciprofloxacine) ook wel tegen darm- en lucht­weg pathogenen, al zijn ze tegen streptokokken in het algemeen en pneumokokken in het bijzonder, minder werkzaam dan de penicillines.

De achtste groep bevat een aantal antimicrobiële middelen die niet in één van de genoemde groepen thuis horen, zoals het bij urineweginfecties vaak toe­gepaste nitrofurantoïne, de lokaal bij stafYlokokken infecties gebruikte antibiotica fusidinezuur en mupi­rocine, het incidenteel toegediende chloramphenicol, het aan de macroliden verwante clindamycine en het rifampicine, dat vooral werkzaam is tegen Gram-posi­tieve bacteriën.

Een maat voor de gevoeligheid van een bacterie voor een bepaald antibiotiCum is de MRC, de mini­mum remmende concentratie. Dit is de laagste con­centratie van het antibioticum die de groei van de be­treffende bacterie remt. Nationale standaardisatie­commissies, in ons land de Commissie Richtlijnen Ge­voeligheidsbepalingen (CRG), stellen voor ieder antibioticum breekpunten vast, ook wel kritische MRC's genoemd. Bacteriestammen met een MRC hoger dan het breekpunt worden als resistent be­schouwd.

Resistentie is dus niet een absoluut begrip. Indien van resistentie wordt gesproken, moet altijd het breekpunt worden vermeld waarbij de resistentie is bepaald. Ook de methode van gevoeligheidsbepaling speelt een belangrijke rol. Het oordeel van de stan­daardisatiecommissies over wat gevoelig is en wat re­sistent, hangt in de praktijk vooral af van de bereikte concentraties in de verschillende lichaamscomparti-

189

Page 6: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

190

menten. De bereikte concentraties hangen weerafvan de wijze van toediening: hogere concentraties na in­traveneuze dan na orale toediening. Bij veel antibioti­

ca zijn de urine-concentraties veel hoger dan de con­centraties in het bloedplasma, waarmee de meeste weefsels in evenwicht zijn.

In de praktijk stellen de commissies daarom vaak

verschillende breekpunten vast. Het lage S-breekpunt (S = susceptible) is geldig voor orale toediening, lage intraveneuze dosering of ook wel voor slecht bereikba­

re compartimenten zoals de liquor. Het hogere I­breekpunt (I = intermediate) is relevant voor intra­veneuze toediening. Tot voor kort was er ook nog een U-breekpunt, bestemd voor lagere urineweg-infecties . Onlangs heeft de bovengenoemde commissie besloten het U-breekpunt af te schaffen en is het I-breekpunt

ook geldig verklaard voor de urine.5

Verschillen tussen laboratoria in het gehanteerde breekpunt kunnen een groot effect hebben op het ge­vonden resistentiepercentage, met name als veel

stammen van een bacteriesoort een MRC hebben tus­sen de gekozen breekpunten in. Sommige laboratoria hanteren het S-breekpunt uit voorzichtigheid ook als resistentiebreekpunt voor een intraveneus toegediend antibioticum. Het is duidelijk dat dan hogere resisten­

tiepercentages worden gevonden dan bij gebruik van het I-breekpunt. Dit leidt tot verschillen in resistentie tussen de laboratoria die slechts veroorzaakt worden door een verschil in de gehanteerde breekpunten en die niets te maken hebben met werkelijke verschillen in resistentie tussen regio's .

Vóórkomen van bacteriën in klinische materialen

Alvorens de resistentie van de individuele soorten

bacteriën te beschrijven is het nuttig in grote lijnen de bacterie-flora in kaart te brengen die bij diverse ontstekingsprocessen wordt aangetroffen (tabel 2). Im­mers, niet alleen de mate van resistentie bij een be­paalde soort bacterie maar ook de frequentie van die soort in de diverse lichaamscompartimenten bepalen

de kans van slagen van antibiotische therapie. Escherichia coli is de meest voorkomende bacterie in

alle klinische materialen tezamen. Dit illustreert de belangrijke rol die de darmflora speelt bij infecties el­

ders in het lichaam. De stafYlokokken vertegenwoor­digen de huidflora als bron van besmetting. De ente­

rakokken volgen in aantal na E. coli en S. aureus. Ente­rakokken zijn Gram-positieve darmbacteriën die in het algemeen worden beschouwd als minder patho­

geen. Het zijn commensalen die bij immuun-gecom­promitteerde patiënten pathogene betekenis kunnen

Jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIElTEN BULLETIN

hebben. De diepere lichaamscompartimenten (urine,

pus, luchtwegen, bloed en liquor) worden in verschil­lende mate vanuit de darm en de huid geïnfecteerd,

afhankelijk van de bereikbaarheid en de ecologische omstandigheden.

De dominante soorten in de urinemonsters zijn vooral darmbewoners (E. coli, enterokokken, Proteus mi­

rabilis, Klebsiella soorten) en in lagere aantallen de sta­fYlokokken. Van de huid en uit pus (bijv. bij operatie­wonden) wordt voornamelijk S. aureus geïsoleerd, ge­

volgd door E. coli, Pseudomonas aeruginosa en enterokok­ken. In monsters uit de luchtwegen domineren enkele soorten die voorkomen op de natuurlijke flora van de

slijmvliezen: Haemophilus injluenzae en Streptococcus pneumoniae. Pseudomonas aeruginosa is betrokken bij chronische infecties van de luchtwegen, maar is ook

een algemene soort bij diverse infecties in intensive­care afdelingen.6 Bij infecties van het bloed treden co­agulase-negatieve stafYlokokken op de voorgrond. Deze bacteriën zijn vaak gehecht aan catheters, hart­kleppen en andere kunststof-voorwerpen die via de huid in de bloedbaan worden aangebracht? Ook S. au­reus wordt vaak in bloed aangetroffen. De frequente aanwezigheid van E. coli in het bloed wijst op de urine­wegen enjof de darm als porte d'entrée. Gram-negatie­ven uit de luchtwegen infecteren het bloed veel min­der vaak danS. pneumoniae.

Nu in grote lijnen de bacteriën zijn beschreven

zoals zij in geïnfecteerd materiaal voorkomen, wordt in de volgende twee afleveringen de resistentie van de belangrijkste soorten besproken.

Literatuur

1) Nederlands Huisartsen Genootschap. NHG-Standaard M 09. Oti­

tis media acuta. Utrecht, November 1992.

2) Sampers GHMA, Sturm AW Antimicrobie1e middelen in de eer­

ste lijn: onderzoek bij alle huisartsen in een middelgrote stad.

Ned Tijdschr Geneeskd 1988; 132: 676-80.

3) De Neeling, A], Hemmes ]H, Van Klingeren B. Resistentie tegen

antibiotica bij routine isolaten van bacteriën in zeven streekla­

boratotia. RIVM rapport nr. 253601001. RIVM, Bilthoven, 1993.

4) Lambert HP, O'Grady FW Antibiotic and Chemotherapy. 6th ed.

Churchill Livingstone, 1992.

5) Commissie Richtlijnen Gevoeligheidsbepalingen. Ned Tijdschr

Med Mie 1996; 4: 104-6.

6) jarvis WR, Martone \o\]'. Predominant pathogens in hospita! in­

fections.] Ant Chemother 1992; 29 Suppl A: 19-24.

7) Rupp ME, Archer GL. Coagulase-negative staphylococci: patho­

gens associated with medica! progress. Clinical Infectious Disea­

ses 1994; 19: 23145.

Page 7: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

Jaargang 8 1997 nummer 9 --------------------------

Tabel 2 . Aantal isolaten van elke soort per klinisch materiaal in acht Nederlandse streeklaboratoria in 1996. Van 672 isolaten was het materiaal type niet bekend.

Materiaal Spedes Totaal Urine Luchtw. Huid Pus Gesl.org. Bloed Faeces Liquor

Totaal 100005 42683 22853 13839 11652 4908 3532 342 196 Escherichia coli 26414 20503 1186 1267 1639 1022 639 152 6 Staphy!ococcus aureus 14449 1239 2679 5108 4335 619 442 18 9 Enteracoccus spp. 9473 6755 193 958 796 605 132 34 0 Haemophilus influenzae 6633 6 5816 522 199 55 27 0 8 Proteus mirabilis 5640 3880 422 632 507 128 67 4 0 Streptococcus pneumoniae 5012 8 3781 580 186 19 395 0 43 Pseudomonas aeruginosa 4866 1714 1382 937 678 51 83 21 0 Coagulase neg. stafylokokken 4691 1177 115 884 1117 37 1316 16 29 Streptococcus agalactiae 4460 1345 388 525 381 1766 44 8 3 Klebsiella pneumoniae 3630 2360 547 247 232 105 112 26 1 Branhamella catarrhalis 3295 1 3025 228 37 0 4 0 0 Streptococcus pyogenes 2415 69 794 669 499 318 55 7 4 Enterobacter cloacae 2164 796 571 388 328 23 46 11 1 Klebsiella oxytoca 2069 1058 409 259 222 46 59 15 1 Morganella morganii 1015 510 166 159 141 22 14 3 0 Haemophilus punm•F 803 2 670 58 39 30 4 0 0 Citrobacter freundii 778 412 132 100 90 12 10 22 0 Acinetobacter calcoaceticus 541 256 101 112 37 24 10 1 0 Enterobacter aerogenes 500 216 145 55 51 15 16 2 0 Proteus vulgaris 436 215 54 71 85 3 7 1 0 Serratia marceseens 345 64 163 64 37 5 11 1 0 Neisseria meningitidis 240 1 106 2 0 1 39 0 91 Providencia rettgeri 75 52 5 9 9 0 0 0 0 Providencia stuartii 61 44 3 5 7 2 0 0 0

Gepubliceerd in:

Emerging Infectious Diseases 1997; volume 3, number 3 (http:ffwww.cdc.govfncidodfEID)

Rapid lncrease in the Prevalenee of Metronidazole-Resistant Helicobacter pylori in the Netherlands

E.J. van der Wouden, A.A. van Zwet, J.C. Thijs, et al.

Abstract

The prevalenee of primary metronidazole resistan­ce of Helicobacter pylori was studied in one Dutch hospital from 1993 to 1996 and in two additional Dutch hospitals in 1993 and 1996. All cultures of antr­al biopsy sp~cimens yielding H. pylori in the study pe­riod were evaluated, except those from patients who had received anti-H. pylori treatment; 1,037 H. pylori strains, all from different patients were induded. Me­tronidazole resistance was determined by disk diffu­sion in 1993 and by Epilipsometer-test in 1994 to

1996. Metronidazole resistance increased from 7% (18/245) in 1993 to 32% (161/509) in 1996. More pa­tients with nonulcer dyspepsia and more non-Western European patients were seen in 1996 than in 1993, but age and sex differences were not observed. A com­parable increase in metronidazole resistance was ob­served in both nonulcer dyspepsia patients and peptic ulcer patients, and the prevalenee of metronidazole resistance in Western Europeans increased from 5% in 1993 to 28% in 1996.

191

Page 8: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

192

Jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIEKTEN BULLETIN

Antibiotica resistentie in Nederland. Deel 11: Gram-negatieve bacteriën

A.}. de Neeling 1, W. van Pelt2, M.G.R. Hendrix3, A.G.M. Buiting4, C.Ho/5, E.E.}. Ligtvoet6, P.L. Petit 7, L.J.M. Sabbe 8, A.J.A. van

Griethuysen 9, M.K.E. Nohlmans-Paulssen 10

Abstract

The increase of antibiotic resistance among a number of clinically important bacteria is a mat­ter of great concern. Figures on resistance in the Netherlands are presented in three parts. The

data have been collected from eight different la­boratories, representing a bout 30% of the Dutch population. The first part described the antibio­

tics frequently used in the Netherlands and the

Inleiding

Internationaal bestaat ongerustheid over de toena­me van resistentie tegen antibiotica bij diverse kli­nisch belangrijke bacteriën (o.a . Staphylococcus aureus, pneumokokken en enterokokken). Deze berichten zijn vooral gebaseerd op gegevens uit het buitenland. De

resistentie in Nederland wordt in drie publicaties in het Infectieziekten bulletin beschreven. In het eerste deel (ook in dit nummer) werd een kort overzicht ge­geven van een aantal belangrijke groepen antibiotica

en de samenstelling van de pathogene flora zoals die in de routine van een laboratorium voor medische mi­crobiologie wordt geïsoleerd uit verschillende typen monsters (bijv. bloed, sputum, urine). In deze tweede publicatie komt de resistentie bij de Gram-negatieve bacteriën aan de orde. Het derde deel (volgend num­

mer) behandelt de Gram-positieven.

1) Laboratorium voor Infectieziektenonderzoek (LIO),

RIVM, Bilthoven

2) Centrum voor Infectieziektenepidemiologie (CIE),

RIVM, Bilthoven

3) Streeklaboratorium Enschede

4) Streeklaboratorium Tilburg

5) Streeklaboratorium Leeuwarden

6) Streeklaboratorium Haarlem

7) StTeeklaboratorium Rotterdam

8) Streeklaboratorium Goes

9) Streeklaboratorium Nijmegen

10) Streeklaboratorium Arnhem

pathogens being examined in the medical labo­

ratones (lnf Bull 1997; 8(9): 187-191 ). Th is part deals with antibiotic resistance in Gram-negati­ve bacteria (E. coli, H. influenzae, Pseudomonas, Kleb­siella, Enterobacter, Proteus) and the third part (next issue) will present figures on the resistance among Gram-positive bacteria. lnf Bull 1997; 8(9): 192-195

E.scherichia coli

Escherichia coli is de soort bacterie die het meest in klinische materialen wordt aangetroffen, vooral in urine monsters. De meest gebruikte antibiotica bij

urineweg infecties met E. coli zijn amoxicilline, al of niet met clavulaanzuur, cotrimoxazol, trimethoprim, nitrofurantoïne of een quinolon (norfloxacine of ci­

profloxacine). Met name voor de invasieve infecties zijn de aminoglycosiden (gentamicine, tobramycine, amikacine) en de tweede- en derde-generatie cefalo­

sporines van belang. Aan de universiteit van Maas­tricht is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de gevoeligheid van E. col i in de faeces van gezon­

de personen. Daardoor weten we vrij goed welke anti­biotica in welke mate werkzaam zijn tegen deze soort zonder dat door voorafgaande antibioticum-behande­ling resistente varianten zijn uitgeselecteerd. In tabel 1 worden de resultaten van het Maastrichtse onder­zoek in de open populatie van de steden Weert en

Roermond1 vergeleken met de door het RIVM verza­melde gegevens van urine-monsters uit de streeklabo­ratoria.

Zoals verwacht, zijn de resistentiepercentages bij de isolaten uit de routine monsters veel hoger dan de percentages bij de isolaten uit de faeces van gezonde

personen in de open bevolking. Wel komt de rang­orde van de activiteit van de antibiotica in grote lij­nen overeen in beide populaties: Amoxicillinfclavul­

aanzuur, nitrofurantoïne en ciprofloxacine komen in beide onderzoekingen met de laagste resistentieper-

Page 9: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

INFECTIEZIEKTEN BUllETIN Jaargang 8 1997 nummer 9 ---------------------------

Tabel 1. Resistentie bij E. coli in de faeces van gezonde personen in Weert (n=678) en Roermond (n=670) en in urine-monsters, onderzocht in acht Nederlandse streek­laboratoria in 1996

Weert Roermond Streekla bora tori a (n=678) (n=670)

Resistentie- Onderzocht Resistentiepercentage percentage aantal

Amoxicilline 8.4 12.4 34.7 Amoxicillinefclav.zr. 0 0 4.0 Cefuroxim 1.3 Cefotaxim 0.1 (Oxy)tetracycline 17.3 24.6 56.1 Sulfamethoxazol 26.7 37.5 38.9 Trimethoprim 7.5 9.7 27.7 Nitrofurantoïne 0.7 0.6 4.2 Ciprofloxacine 0 0 3.3 Kanamycine 3.5 3.9 Gentamicine 1.1

centages naar voren. Zo nu en dan duiken zeer resistente E. coli stam­

men op. Onlangs ontvingen wij van een patiënt in Ne­

derland een E. coli die alleen nog gevoelig was voor meropenem en het toxische polymyxine. Een patiënt met een invasieve infectie door een dergelijke stam is nauwelijks meer te behandelen.

Hoemophilus influenzae

Het vóórkomen van beta-lactamase vorming bij Haemophilus influenzae is van belang om het risico te schatten dat een blinde therapie met amoxicilline al­leen zal falen. De streeklaboratoria die deelnemen in de RNM resistentie-peiling vonden in 1996 beta-lacta­mase vorming bij 8.0% van de Haemophilus influenzae. De resistentie van deze soort wordt beschreven in tabel2.

Volgens de gevoeligheids-kriteria in andere landen

Tabel 2. Resistentie bij Haemophilus intluenzae in acht Nederlandse streeklaboratoria in 1996 (S-breekpunt).

Percentage Onderzocht resistentie aantal

Amoxicilline 8.0 6643 Amoxicillinefclav.zr. 1.2 5835 Cefuroxim 2.3 4429 Cotrimoxazol 11.1 5511 Doxycycline 4.1 1494 Ciprofloxacine 0.1 1450

20495 16173 16263 4456 6164 5316

13561 20468

9583

13042

is een significant percentage van Haemophilus influen­zae gevoelig voor de macroliden (erythromycine, cla­rithromycine). Op basis van de lage breekpunten van erythromycine die in ons land zijn vastgesteld, zijn deze antibiotica slechts in geringe mate actief tegen

Haemophilus. In de VS heeft men op klinische gronden veel hogere breekpunten van de macroliden voor Hae­mophilus vastgesteld, bijv. een S-breekpunt voor clari­

thromycine van 8 mg/L en een I-breekpunt van 16 mgfU (NCCLS, 1995). In ons land ligt het S-breekpunt

bij 0.5 mgfL en het I-breekpunt bij 2 mgfL .3

Pseudomonas aeruginosa

Pseudomonas aeruginosa is een lastige pathogeen. Re­sistentie bij primaire isolaten is in ons land niet alar­merend (tabel 3) maar tijdens de therapie kunnen re­sistente mutanten ontstaan en overleven, waardoor de behandeling faalt. Tabel 3 is gebaseerd op de resisten­

tie van één isolaat per patiënt. Daarmee wordt dus het resistentieprobleem bij Pseudomonas in zekere zin on­derschat.

Afhankelijk van de gebruikte methode voor gevoe­ligheids-bepaling kan het percentage Pseudomonas-iso­laten met een intermediaire gevoeligheid voor de ami­noglycosiden gentamicine en amikacine, sterk ver­schillen tussen de laboratoria. Laboratoria die een bouillon-verdunningsmetbode (w.o. VITEK machines)

gebruiken, vinden in het algemeen een veel hoger per­centage intermediair-gevoelige Pseudomonas dan de la­boratoria die de gevoeligheid bepalen op agar. De ver­

schillen bij tobramycine zijn minder groot omdat dit aminoglycoside een iets hogere intrinsieke werkzaam-

193

Page 10: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

194

Tabel 3. Resistentie bij Pseudomonas aeruginosa in acht Nederlandse streeklaboratoria in 1996 (isola­ten buiten de urine; I-breekpunt)

Percentage Onderzocht resistentie aantal

Ceftazidim 4.9 2267 Piperacilline 2.7 188S

Tobramycine 2.8 917 Ciprofloxacine 3.S 2277

heid heeft, waardoor ook isolaten in bouillon als ge­voelig worden geclassificeerd.

Klebsiella en Enteraboeter

De bacteriën van de geslachten Enterobacter en Kleb­siella zijn vrijwel alle resistent tegen amoxicilline door

de productie van het enzym beta-lactamase (tabel 4). Het enzym beta-lactamase van Enterobacter is in staat de nieuwere cefalosporines af te breken, met name als het in grotere hoeveelheden wordt geproduceerd. Mu­tanten die grote hoeveelheden van dit beta-lactamase produceren, overleven vaak en vermenigvuldigen zich

tijdens de therapie. Dit is de reden dat sommige labo­ratoria alle Enterobacter-stammen aanmerken als resis­tent tegen alle cefalosporines, onafhankelijk van de in­vitro resistentie. De carbapenems (imipenem en mero­penem) zijn dan in het algemeen nog wel werkzaam.

Ook sommige stammen van Klebsiella produceren een beta-lactamase dat de nieuwere cefalosporines, vooral ceftazidim, kan hydrolyseren (zgn. extended spectrum beta-lactamasen). Uit tabel4 blijkt dat deze enzymen in

onze peiling maar weinig voorkwamen (1.9% resisten­tie tegen het S-breekpunt, 4 mg/L ceftazidim). De beta-

Jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIEKTEN BUllETIN

lactamasen van Klebsiella worden meestal geremd door

clavulaanzuur. Enterobacters zijn vaak gevoelig voor trimethoprim en de quinolonen en er is klinisch on­

derzoek gepubliceerd dat de effectieve toepassing van

trimethoprim in combinatie met sulfamethoxazol bij Enterobacter infecties onderbouwt.4

Proteus mirabilis

Proteus mirabilis is een veel voorkomende soort bij chronische urineweg infecties, vooral in het zieken­huis en bij cathetergebruik. Door de productie van

urease veroorzaakt de bacterie een sterke stijging in de urine pH waardoor fosfaten van twee-waardige ka­tionen kunnen neerslaan in de vorm van nierstenen. De soort heeft een resistentiepatroon dat enigszins af­

wijkt van dat van E. coli. Opmerkelijk is de vrijwel volle­dige resistentie tegen de tetracyclines en het bij urine­weg infecties toegepaste nitrofurantoïne. De soort is echter, vaker dan E. coli, gevoelig voor amoxicilline (tabelS).

Tabel 4. Resistentie bij Enterobacter doacae en Klebsiella pneumoniae in acht Neder­landse streeklaboratoria in 1996 (isolaten buiten de urine, behalve trimethoprim; I-breekpunt, behalve ceftazidim en trimethoprim).

Enterobacter cloacae Klebsiel!a pneumoniae Percentage Onderzocht Percentage Onderzocht Resistentie aantal Resistentie aantal

Amoxicil!ine 83.4 787 94.8 4S8 Amoxicillinefclav. zr. 83.6 880 4.6 942 Cefuroxim 26.0 96S 2.4 944 Cefotaxim 1S.2 330 0.0 367 Ceftazidim (S-breekpunt) 11.S 963 1.9 863 Doxycycline 4.8 189 S.3 76 Gentamicine 1.8 882 0.8 714 Trimethoprim (urine) 10.S SOS 16.8 1S37 Ciprofloxacine 1.1 856 0.0 598

Page 11: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

INFECTIEZIEKTEN BUllETIN jaargang 8 1997 nummer 9 --------------------------

Tabel 5. Resistentie bij Proteus mirabilis in acht Ne­derlandse streeklaboratoria in 1996 (isolaten bui­ten de urine, behalve trimethoprim; I-breekpunt, behalve ceftazidim en trimethoprim)

Percentage Onderzocht resistentie aantal

Amoxicilline 15.0 1492 Amoxicillinejclav. zr. 2.2 1348 Cefuroxim 1.2 1007 Cefotaxim 0.2 541 Ceftazidim (S-breekpunt) 1.3 1087 Gentamicine 0.5 1223 Trimethoprim (urine) 35.6 2672 Ciprofloxacine 0.0 708

Literatuur

1) Iondon N, Nijsten R, Van den Bogaard A, Stobberingh E. Car­

riage of antibiotic-resistant Escherichia coli by healthy volun­

teers during a 15-week period. Infection 1994; 22: 187·92.

2) NCCLS. Performance Standards for Antimicrobial Susceptibility

Testing: Sixth Informational Supplement. NCCLS document

M100-S6. NCCLS, Wayne, Pennsylvania, 1995.

3) Commissie Richtlijnen Gevoeligheidsbepalingen. Ned Tijdschr

Med Mie 1996; 4: 104-6.

4) Wolf! MA, Young CL, Ramphal R. Antibiotic therapy for entera­

baeter meningitis: a retrospective review of 13 episodes and re­

view of the !iterature. Clin Inf Dis 1993; 16(6): 772·7.

Effect van macrolide consumptie op erythromycine resistentie bij groep A streptokokken

Hoewel in Nederland de resistentie problematiek dankzij een rationeel en beperkt gebruik van antibio­tica (nog) beperkt is, wordt deze problematiek in ande­re landen steeds ernstiger. Ofschoon het direct ver­band tussen antibiotica consumptie en resistentie ont· wikkeling altijd gelegd wordt en zeer aannemelijk is, zijn er weinig studies die dit echt aantonen. De meeste studies laten wel een stijging zien van het resistentie percentage na introductie van een antibioticum, maar het omgekeerde, het aantonen van een daling van het resistentie percentage na invoering van landelijk res­trictieve maatregelen is nog zeldzaam. In een recent artikel in de New England Joumal of Medicine wordt in een landelijk opgezette studie in Finland melding gemaakt van dit laatste verschijnsetl Dit is van be­lang, aangezien het aantoont dat het restrictief ge­bruik van antibiotica zinvol is.

In de begin jaren 90 werd in Finland een verontrus­tende stijging in het percentage erythromycine resis­tente groep A streptokokken waargenomen tot bijna 20%.1·2 Omdat dit als een klinisch belangrijk probleem werd gezien, werd besloten om landelijke richtlijnen te verspreiden die tot doel hadden het voorschrijven van macroliden, op dat moment met name erythro­mycine, zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurde op vrijwillige basis en werd mede ondersteund door de farmaceutische industrie. Om te bestuderen in hoever­re de maatregelen effectief waren, werd de dagelijkse

macrolide consumptie uitgedrukt in gestandaardiseer­de dagdoseringen (gdd) per 1000 inwoners. Aan het einde van de jaren 70 bedroeg deze 1 ggd per 1000 in­woners, en was in 1988 bijna 3 ggd. De beperkende maatregelen werden geïmplementeerd aan het einde van 1991 en de gdd daalde tot bijna 1 per 1000 inwo­ners in 1994. Daarna nam het gebruik weer iets toe wat vooral te wijten valt aan het beschikbaar komen van nieuwe macroliden (clarythromycine, azithromy­cine). Na het hoge percentage van 19% resistente stammen in 1993 daalde het percentage resistentie tot 8,6% in 1996. Deze verschillen waren statistisch signi­ficant. De auteurs concluderen dat een vermindering van het gebruik van macroliden een significante re­ductie van het percentage erythromycine resistente stammen tot gevolg had en dat het gebruik van res· trictieve maatregelen ten aanzien van het voorschrij­ven van bepaalde antibiotica hoop biedt als methode om resistentie problemen te bestrijden.

Klinisch is het belang van erythromycine resisten­tie van groep A streptokokken groot. Hoewel penicil­line nog altijd het middel van eerste keuze is alle stammen, zeker in Nederland, zijn in principe gevoe­lig voor penicilline -is erythromycine, of een ander werkzaam macrolide, het alternatief bij overgevoelig­heid voor penicilline. Bij de behandeling van fasciitis necroticans, een zeldzaam maar ernstig ziektebeeld waarvan steeds meer melding wordt gemaakt en even-

195

Page 12: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

196

eens veroorzaakt wordt door voornamelijk de groep A streptokok (de 'vleesetende bacterie') 4•5 is daarnaast de behandeling met het lincomycine clindamycine

van belang. De behandeling met alleen penicilline is vaak niet afdoende, waarschijnlijk doordat de strepto­kokken zich in een andere fYsiologische toestand be­vinden waarbij penicilline minder effectief is. Hoewel

clindamycine geen macrolide is, bestaat (althans tot voor kort) er bij de groep A streptokokken een volledi­ge kruisresistentie met erythromycine en andere

macroliden, evenals met de streptograminen B (de zo­genaamde MLSb = Macrolide-Lincomycine-Streptogra­mine resistentie).6 De laatste jaren wordt er echter ook in toenemende mate melding gemaakt van ande­re types erythromycine resistentie die niet gepaard gaan met clindamycine resistentie?-8 Hoe frequent

deze laatste types in Nederland voorkomen is echter

nog onduidelijk.

De lering van het bovenstaande is dat er een conti­nue (landelijke) surveillance noodzakelijk is om het resistentie percentage voor verschillende antibiotica

te volgen en indien er een stijging wordt waargeno­men, hierop maatregelen worden genomen. Het blijkt dan mogelijk om het (resistentie) tij te doen keren.

J.M.

KORT NIEUWS

Jaargang 8 1997 nummer 8 INFECTIEZIEKTEN BULLETIN

1} Seppala H, Klaukka T, Vupio-Varkula ], et al. The effect of chan­

ges in the consumption of macrolide antibiotics on erythromy­

cin resistance in group A streptococci in Finland. N Eng] Med

1997; 337: 441-6.

2) Seppala H, Nissinen A, ]arvinen H, et al. Resistance to erythro­

mycin in group A streptococci. N Eng!] Med 1992; 326: 292-7.

3} Seppala H, Klaukka T, Lehtonen R, et al. Outpatient use of

erythromycin: link to increased erythromycin resistance in

group A streptococci. Clin Infect Dis 1995; 21: 1378-85.

4} VerhoefVerhaghe EAE, Houten A van, ]oore ]CA, Verbrugh HA.

De terugkeer van ernstige infecties door Streptococcus pyogenes.

Ned Tijdschr Geneeskd 1993; 137: 604-6.

5) Verbrugh CA, Hendriks WDH, Ligthart ], Berghout A. Neerotise­

rende fasciitis door beta-hemolytische streptokokken groep A.

Ned Tijdschr Geneeskd 1993; 137: 607-9.

6) Leclerq R, Courvalin P Intrinsic and unusual resistance to

macrolide, lincosamide and streptogramin antibiotics in bacte­

ria. Antimierob Agents Chemother 1991; 35: 1273-76.

7) Seppala H, Nissinen A, Yu Q, Huovinen P. Th ree different pheno·

types of erythromycin-resistant Streptococcus pyogenes in Fin­

land.] Antimierob Chemother 1993; 32:885-91.

8) Sutcliffe ], Tait-Kamradt A, Wondrack L. Streptococcus pneumo­

niae and Streptococcus pyogenes resistant to maerolides but

sensitive to clindamycin: a camman resistance pattem media­

ted by an efflux system. Antimierob Agents Chemother 1996;

40: 1817-24.

Gezondheidsklachten in verband met recreatie in oppervlaktewater in de zomer van 1996

A.H. Havelaar 1

Summary

A survey among Municipal Health Services and Provinces was conducted on health com­

plaints related to recreation in surface waters . In the relatively cold summer of 1996, only few respondents were confronted with such com­plaints. Skin complaints (15 incidents with ap­proximately 50 patients) and gastro-intestinal

1) Microbiologisch Laboratorium voor Gezondheidsbescherming

(MGB). RIVM Bilthoven .

complaints (4 incidents with only few patients)

were identified, as well as single cases of eye complaints and headache/fever. Five incidents of skin-complaints were attributed to schistoso­miasis, which was supported by the presence of

water snails in 1 incident.

Page 13: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

jaargang 8 1997 nummer 9 -------------------~~~~

Samenvatting

Door middel van een enquête onder GGD's en Pro­vincies is een inventarisatie gemaakt van gezond­heidsklachten in verband met recreatie in oppervlak­tewater. In de relatief koude zomer van 1996 werden slechts weinig responderende instanties met dergelij­ke klachten geconfronteerd. Het betrof met name huidklachten (15 incidenten met ongeveer 50 patiën­ten) en maag-darmklachten (4 incidenten met enkele patiënten). Eenmalige meldingen waren er van oog­klachten en hoofdpijn/koorts. Ingeval van huidklach­ten was er bij 5 incidenten sprake van het vermoeden van schistosomen-dermatitis, hetgeen eenmaal door aanwezigheid van waterslakken werd ondersteund.

Inleiding

Evenals in de zomers van 1990 tot en met 1995 is in 1996 een enquête gehouden onder GGD's en Pro­vincies om na te gaan of zij zijn geconfronteerd met gezondheidsklachten die in verband konden worden gebracht met recreatie in oppervlaktewater. Tevens werd gevraagd tot welke acties deze klachten aanlei­ding hadden gegeven. In totaal werden 72 enquête for­mulieren verzonden (60 naar GGD's en 12 naar Pro­vincies). De respons was hoger dan in voorgaande jaren. Uiteindelijk werden 65 enquêtes terugontvan­gen (respons 90%). Van de responderende GGD's meld· den er 4 (8%) met klachten enJof vragen geconfron­teerd te zijn, van de Provincies waren dit er 5 (42%). Het aantal klachten was lager dan in 1994 en 1995, hetgeen waarschijnlijk een gevolg was van de relatief koude zomer. In slechts één geval waren de klachten aanleiding tot verdere acties.

De via de GGD's en Provincies verkregen informa­tie was niet geheel complementair, hoewel een aantal gevallen door beide instanties werd gemeld. Gezien de geringe omvang en betekenis van de gemelde inci­denten is dit niet verrassend. In de tabel staat een overzicht van de aard van de klachten en hoevaak deze voorkwamen in 1996. In vergelijking met vorige jaren valt op dat zowel de GGD's als de Provincies re­latiefveel huidklachten hebben gemeld.

Gezondheidsklachten

Maag-darmklachten

Door één Provincie werden 4 incidenten van maag­darmklachten geregistreerd. Deze meldingen betrof­fen kleine aantallen patiënten, geïsoleerd in plaats en tijd, en gaven geen aanleiding tot nader onderzoek of

maatregelen. In één geval waren de klachten geasso­cieerd met zwemmen in water, waarvoor later op grond van overschrijding van de bacteriologische nor­men een zwemverbod werd afgekondigd.

Huidklachten

Door 4 GGD's en 4 Provincies werden meldingen van huidklachten ontvangen. Het betrof 15 inciden· ten, in totaal waren er ongeveer 50 personen bij be­trokken. Bij 5 incidenten werd schistosomen-dermati­tis waarschijnlijk geacht, in één geval werd dit ver­moeden ondersteund door aanwezigheid van water­slakken. De beheerder besloot tot een grondige reiniging van deze (kunstmatige) plas. In verband met één plas werd tweemaal een incident gemeld, geschei­den door een periode van 2 maanden.

Oorklachten

In de zomer van 1996 werden, in tegenstelling tot 1994 en 1995, geen meldingen van oorklachten ont­vangen. Dit ondersteunt de hypothese dat het risico op otitis externa met name geassocieerd is met zwem· water dat warmer is dan 20 oe.

Leptospirose

Er werden door Provincies en GGD's geen gevallen van leptospirose in relatie tot recreatief contact met oppervlaktewater in 1996 gemeld. Bij het referentiel­aboratorium voor leptospirosen (Dr. R.A. Hartskeerl, Afdeling Biomedisch Onderzoek, Koninklijk Instituut voor de Tropen) waren 3 gevallen bekend, waarbij in· feetie waarschijnlijk was opgelopen via watersportac­tiviteiten (o.a. zwemmen en sportvissen) in Neder­lands oppervlaktewater. Daarnaast waren 3 gevallen bekend waarbij ander contact met oppervlaktewater de mogelijke oorzaak van besmetting was.

Overige

Door één GGD werd een melding ontvangen van oogklachten na zwemmen in oppervlaktewater, één­maal werden hoofdpijn en koorts daaraan toegeschre­ven. In geen van deze gevallen werd een dergelijk ver­band waarschijnlijk geacht.

Beschouwing

De zomer van 1996 was relatief koud, zodat slechts op beperkte schaal in of aan oppervlaktewater werd gerecreëerd. Er werden dan ook weinig gezond· beidskiachten geregistreerd, die hiermee in verband kunnen worden gebracht. Het merendeel van de ge· melde incidenten betrof huidklachten. Gebruikelij­kerwijs werd hierbij regelmatig het vermoeden van

197

Page 14: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

198

Tabell. Overzichtvan de aard van de klachten.

Aantal GGD Provincie incidenten

Maag-darm 4 1 klachten

Huidklachten 15 4 4 Oorklachten Overigen 2 1

schistosomen-dermatitis uitgesproken. Slechts één­maal kon dit vermoeden worden gesteund door de aanwezigheid van waterslakken. Het is niet bekend in hoeverre de aanwezigheid van cyanobacteriën een rol speelde bij het ontstaan van huidklachten. In op­

dracht van RNM en het Directoraat-Generaal Milieu­beheer is een onderzoeksvoorstel opgesteld.1 Momen­teel vindt overleg over opzet en financiering plaats, onder andere met DGM (Directoraat Generaal Milieu­beheer, VROM), RIZA (Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en AfValwaterbehandeling), STOWA

(Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer) IPO (In­terProvinciaal Oveleg), Hoogheemraadschap Rijnland en Bureau AquaSense.

Dit is de zevende maal in successie dat de enquête in deze vorm is gehouden. Op grond van de enquête­resultaten wordt een indruk verkregen van de proble­

men die in een zwemseizoen hebben gespeeld. Hoe-

jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIEKTEN BULLETIN

wel niet meer dan het topje van de ijsberg wordt ach­terhaald, is deze informatie van belang omdat het de enige manier is om deze problematiek op nationaal

niveau te inventariseren. Het RNM heeft het initiatief genomen om op een andere wijze de gegevens te gaan verzamelen. Hiertoe is een nieuw formulier ontwik­keld, dat via de LCI (Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziekten) is aangeboden aan de GGD's. Met dit formulier wordt gestreefd naar een snellere signale­ring van problemen, en eventuele ondersteuning bij

het opzetten van epidemiologisch onderzoek. De wijze waarop de gegevens over de zomer van 1997 zul­len worden verzameld hangt af van de mate van in­voering van de nieuwe formulieren.

Literatuur

1) AquaSense (1997). Toxische cyanobacteriën: effecten op aquati­

sche ecosystemen en de volksgezondheid. Onderzoeksvoorstel.

Amsterdam. Rapport nr. %.0990.

Dankbetuiging

De auteur is de vele medewerkers van GGD's en Provincies die de gegevens voor dit artikel hebben aangeleverd, erkentelijk voor hun inspanningen.

Aantal Tuberculose patiënten eerste kwartaal 1997

Bron: LTR/KNCV (eerder gepubliceerd in: Tegen de Tuberculose)

aantal

200 ,--------------------------------------------,

180

160 r-----------140~~~~~-~-~-;-~:-~-~~~~~~~~~~=-::.:~j 120 - =----=----.------ .. ------ ----100

80 ---- 1993

60 --1994 - - 1995

40 -1996

20 -- 1997

0 januari februari maart

maand

Figuur 1. Alle geregistreerde actieve tuberculose in Nederland 1993-1997 (januari-maart)

Page 15: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

jaargang 8 1997 nummer 9 ---------------------------

Tabel 1. Cumulatieve gegevens over de periode 1 januari 1997 tfm 31 maart 1997, vergeleken met dezelfde periode in 1996

1996/1 1997/I* n % n %

Gerapporteerde patiënten

Totaal 412 354 Pulmonaal 255 62 234 66 Extrapulmonaal 131 32 93 26 Pulmonaal en extrapulmonaal 26 6 27 8

Waarvan Nieuw 351 85 319 90 Eerder tuberculose 61 15 35 10

Nationaliteit Nederland 212 51 168 47 niet-Nederland 200 49 186 53

Nederlanders Man 116 28 102 29 Vrouw 96 23 66 19

niet-Nederlanders Man 127 31 108 31 Vrouw 73 18 78 22

Gerapporteerde (recente) infecties

Totaal 536 374 Tuberculine-omslag 89 17 94 25 Positieve tuberculine-reactie 447 83 280 75

·Voorlopige gegevens; Bron: LTR/KNCV

Tabel 2. Cumulatieve resultaten van de behandeling van tuber-culosepatiënten gerapporteerd in de periode 1 januari 1996 t/m 31 maart 1996, vergeleken met dezelfde periode in 1995

1995/I 1996/I* n % n %

Totaal geëvalueerd 420 412

Genezen/voltooid 327 78 268 65 Afgebroken (zie reden) 34 8 14 3 Elders voortgezet 5 1 9 2 Overleden aan tuberculose 28 7 22 5 Overleden andere oorzaak

dan tuberculose 7 2 7 2 (Nog) niet ingevuld 19 5 92 22

Reden voortijdige beëindiging Bijwerkingen 7 21 5 36 Onttrokken aan behandeling 21 62 9 64 Onbekend 6 18 0 0

·Voorlopige gegevens; Bron: LTR/KNCV

199

Page 16: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

200

jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIEKTEN BULLETIN

BERICHTEN LCI I IGZ I RIVM

Risico op HIV en hepatitis hoog onder jonge intraveneuze druggebruikers in Zuid-Limburg

Infecties met HN en hepatitis B en C komen fre­quent voor bij jonge spuiters en druggebruikers die recent met spuiten begonnen zijn . Dat blijkt uit een onderzoek onder 304 intraveneuze druggebruikers in Heerlen, Brunssum, Kerkrade en Maastricht dat in de

periode oktober-december 1996 is uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu , de GGD' en Oostelijk en Zuidelijk Zuid-Limburg en het In­

stituut voor Verslavingszorg/CAD Limburg. Het onder­zoek maakt deel uit van een serie metingen in zes Ne­derlandse steden. Zuid-Limburg is na Amsterdam en

Rotterdam de regio met de hoogste verspreiding van HN onder druggebruikers. HN en hepatitis B kunnen door zowel vuile spuiten als onveilig seksueel contact overgedragen worden. Hepatitis C wordt niet seksueel overgedragen, maar wel door het gebruik van vuile

spuiten en mogelijk ook door gemeenschappelijk ge­bruik van spuitattributen zoals watten en lepels.

Van alle deelnemers was 12% besmet met HN. 63%

met hepatitis B en 73 % met hepatitis C. Zelfs onder spuiters jonger dan 25 jaar waren deze percentages reeds 9, 41 en 62%. Dakloze druggebruikers en zij di e vaker in de gevangenis hadden gezeten hadden hoge­

re niveaus van risicogedrag en waren vaker besmet met HN. Jonge spuiters hadden drie maal vaker dan ouderen vuile spuiten geleend. Druggebruike rs die vuile spuiten hadden geleend, waren vaak dezelfden die onveilige seksuele contacten hadden gehad. Een kwart van de deelnemers had een vaste , seksuele part­

ner die zelfnooit drugs gespoten had. Onveilig gedrag vond vooral plaats met vaste partners.1

AANKONDIGING

Aanbevelingen

Gezien de hoge niveaus van HIV en hepatitis B en C moet de preventie door veilig spuiten en veilig vrij­en onverminderd voortgezet worden. Jonge drug­gebruikers verdienen hierbij een aparte benadering. Druggebruikers dienen erop gewezen te worden dat hepatitis C ook overgedragen kan worden door watten

en lepels. Druggebruikers dienen gevaccineerd te wor­den tegen hepatitis B.

1) HHC Carsauw, CM van Rozendaal, ]MFA Scheepens, C]PA

Hoebe, WA] Meulders, M jansen, ]W Dorigo-Zetsma, H Houwe­

ling. Infecties met HIV; HBV en HCV onder injecterende drugge­

bruikers in Heerlen/Maastricht. Rapport nr. 441100 006, sep­

tember 1997

Contactpersonen

11. llouweling, arts-epidemioloog, RIVM, projectleider

WA). Meulders, stafmedewerker, Inst. v. Verslavingszorg/

CAD Limburg

M. )an sen, coördinat or algemene gezondheidszorg, GGD

Zuiddijk Zuid-Limburg

CJ.PA Hoebe, arts infectieziekten, GGD Oostelijk Zuid-Limburg

Practica Levensmiddelenmicrobiologie

Van 27 tfm 31 oktober (basispracticum) en 10 tfm

14 november (keuzepracticum) 1997 worden in Wage­ningen door de stichting EFFI weer practica levens­middelenmicrobiologie gegeven. Voor mensen met

weinig of geen microbiologische ervaring is er een ba­sispracticum. Hierin wordt aandacht besteed aan de

basistechnieken van het microbiologisch onderzoek van levensmiddelen. De prijs voor het basispracticum bedraagt f 1550,- excl . B1W. In het keuzepracticum kunnen mensen met ervaring, naast enkele vaste on­

derwerpen, 3 proeven naar eigen keuze uitvoeren. Hiervoor is een lijst met onderwerpen beschikbaar. De

Page 17: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

Jaargang 8 1997 nummer 9 -------------------------

prijs voor het keuzepracticum bedraagt f 1800,­

exd.BTW.

Inlichtingen en opgave bij: Stichting EFFI Postbus 553

6700 AN Wageningen Tel. (0317)- 42 2114

Fax. (0317)- 42 18 17

'Assuring the Microbiological Safety of Food'

The graduate school VLAG organiseert de vol­gende cursus:

'Assuring the Microbiological Safety ofFood'

December 1-5, 1997, Wageningen

Kosten voor deelname aan de cursus zijn f 2500,· (inclusief cursusmateriaal, koffie en thee, lunches en een cursusdiner). Voor PhD studenten geldt een gereduceerd tarief. Het maximaal aan­tal deelnemers is 30.

Meer informatie bij: Graduate School VLAG Postbus 8129

6700 EV Wageningen Tel. 0317 - 48 51 08

Fax. 0317- 48 33 42

E-mail: [email protected] Internet: http://www.wau.nlfvlagfassur.html

'Minimal processing voor optimale houdbaarheid'

Symposium sectie levensmiddelenmicrobiologie NVVM & Werkgroep Levensmiddelentechnologie NVVL:

'Minimal processing voor optimale houdbaarheid'

Donderdag 23 oktober 1997,

Congrescentrum Reehorst Ede

Naast een uitgebreid inleiding wordt deze dag ver­der ingegaan op fYsiologische aspecten, diverse tech­nieken (o.a. bioconservering, (gas)verpakken, sous vide, hoge druk), voorbeelden van ketenbeheersing en enkele toepassingen.

De kosten voor deelname, inclusief lunch, bedra­gen f 80,- voor leden en f 90,· voor niet-leden.

Meer informatie bij:

Ellen Brinkman Stichting EFFI, Wageningen tel. 0317-42 21 14, fax. 0317-42 18 17

201

Page 18: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

202

Jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIElTEN BULLETIN

IGZ 4 - weken overzicht

Aantal meldingen per diagnose naar provincie en de (4) grootste gemeenten in Nederland, weken 33 - 36, 1997 Number of notified cases of in(ectious diseases by diagnosis per province and the (4) /argest cities in the Netherlands, weeks 33 - 36, 1997

.., ~ <:: ..,

0 0 .., .., "" <:: .0 B E 0 ~ "" E Q; .., <:: 0 "" .., 0 0 0 .., <:: ..g .;: ::t: 0 .., «l !?:' 1: 1? 0

:~ ~ -E ::t: <:: -E :t 1? ., ~ " ~ V :2 V .,

.0 ., > 31 f:! 0 0 f:! .., <:: t:: > ., 0 ., 0 E ., 0

0 i:i: 13 :5 :z ~ N :z :5 :5 < 0 <r:

Groep A

febris typhoidea ..... .. . .. ... - ... . - .. .. - .... I • • •• - •• .• I •••• I •••• 2 ... . I •••• - ••.. - •••• - •••• - •. • • I • • •• - •••• -lassakoom ea vormen van Afrik. vir. haemorrh. koorts ............... ... . . pest/plaque . . . .. ... .. . ...... - .... - .... - . .. . - .... - .... - . ... - . . .• - .. . . - .. .. - . ... - .... - . ... - . ... - . .. . - . . .. -poliomyelitis ant.acuta .. . ..... - ... . - .... - .... - .. . . - .... - .... - . .. . - .... - .. . . - . . .. - .... - . . . . - . ... - ... . - . ... -rabies ...... ....... ........ - . .. . - ... . - .... - .... - . . . . - .... - .. . . - .. .. - . ... - . . .. - .... - . . . . - .. . . - .... - . ... -

Groep B

anthrax .. ..... ...... ... . . .. - .. .. - . . . . - .... - ... . - . . .. - . . .. - . . .. - .... -botulisme . . .. .. ............ - . ... - . . . . - ... .• .... - . . . . - .. . .•... . • .. ..•....•... . •... . •... . _ . . ..• . .. . _ .. .. • brucelloses .......... . . . . .. . - . .. . - . . . . - . ... - .. . . - . . .. - . . . . - ... . - .... - .... • ... . - . ... - ....• .. .••....•.. . .• cholera . . .. ... . .... ... .. .. . - . . .. - . . .. • . ... • .... - . ... - . .. . • . . .. • .... - ... . - .. . . - .... • .... • . . . . - .... • .... -diphterie .. ........... ... ... - .... - .... - .... - .. . . • ... . - .... •. ...•.... • .... - .... - .. .. •. ...•.... •... . • . ... _ dysenteria bacillaris ... . . . .. .. 3 .. . . - .... I • ••• 2 .. .. 3 .... 2 .... 13 ... 21 .. . 9 .... - .... • . ... I •••• 6 .... 9 .. .. I • ••• 4 febris recurrens . .......... .. • .... - .... • .... - .... - ... . - . .. . • . ... - .. . . • . . . . • .. . . - .. . . - . . . . • ... . • . . . . - . ... • gele koorts/yellow fever ....... - .... - . . .. - .... - ... . - .... - .... • .... - ... . • .... - .. . . - . ... • ... . • . . .. - .... - ... . • hepatitis A .......... .. . .. .. - .... - .. . . I . ... - ... . 2 .... 2 .... 7 .... 30 ... 5 ... . - . ... 2 .... 2 ... . 4 .... 24 ... 2 . ... 2 hepatitis B ................. - .. .. - . . . . I .... - . . . . I .. •• 6 . . . . I . •• . 6 .. .. 3 ... . - . . . . I • ••• - •••. - .... 3 . . . . I •••. -legionella pneumonie . . ... .. .. - .... - . .. . - .. . . - .... 2 .. .. - .... I .... I .. .. - .... - . ... - . . . . - .. . . - . ... - . ... - ... . -lepra ................... . . . - .. . . - . ... - .. . . - .... - .... - • ... - .... • .. . . • .... - .. . . • ... . • ... . • .... - .... • .... -leptospiroses . . ...... . ...... - .. .. I .. . . • .. . . • .... - .... • .. .. • ... . - .... I . .. . - .. .. - . . .. • ... . • . . . . • .. .. • ... . I malaria . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I •••• - •• • . - •••• - • . .• - ... . - .• .• 2 . . . . 12 ... 3 ... . - . . . . I . .•• 2 . ... - .... 7 . . . . I .. •• -meningococcosis ' .... . ...... I ••• • I •••• - ••.. I •. •• I •••. 3 .... 3 .... 7 .... I •••• - •••. 5 .... 6 .... I ••. • 3 .... • ...• • morbilli . ............. . ..... - . . . . - .. . . - .... - . .. . - . . .. - .... - .... 2 .... I •••• I ..•. - •• •. - •••• - • . .• I .... I • ••• -ornithosis/Psittacosis ... ...... - .... - ... . - .... - . .. . - . . . . - .... - .... - .... - .... I .... - .... I . ... - . . . . - .... - .... -paratyfus B .. ..... .... . . . ... - . . .. - .... - . ... - .. .. - .... • . . . . I .... • .. .. 3 . .. . - . .. . - .... - .... - .... - . .. . - . . . . I pertussis - ... . .... ...... . .. I . . .. - .... 17 ... 35 . .. 13 .. . 6 .... 5 . ... I I . • . 29 ... 5 .... 8 .... I 0 . .. - . . .. 6 .... 13 . .. I Q-koorts/Q-fever ... . ........ - . ... I ... . - .... - .... - .. .. - . . .. - .... - ... . - .... - .... - .... - .... - .... - . . .. - ... . -rubella ... ..... . . ...... . ... - .... - . . .. - .... - .... - ... . - .... - . ... - .... - .... - .. .. - .... - .... - .. . . - ... .•... .• scabies ........... . .. . . .... 3 .... 3 ... . - .... 6 .... - . ... 3 .... - ... . 4 .. .. 22 ... - .. .. 2 ... . I . ... - . ... 3 .... 19 ... I tetanus ....... . . ... . . .... .. - .... - . .. . - .... - .... - .... - .... I •.. • - •• •. I .• • • - •.• • - .••. - •.• . - ..•. - .••• - •••. I trichinosis ....... . . . ...... . . - .... - . ... - .. . . - . . . . - .... - .... - . ... - .... - .... - .. .. - .... - .... - .... - . . .. - .. . . -tuberculosis . .. .. . .... . .... . - .... - . . . . I . .. . I .•.. I •... 6 . ... 3 .... 3 . . .. I 0 ... - . ... 6 .... 2 .... I ...• - ... . - .. • . 5 tularemia ............... . .. - .. . . - . .. . - .... - . ... •. ... - .. . . •.. .. - ... .•....•....•....•....•. .. . •. . .. • .... _ tyfus exanthematicus ... .. .. .. - ... . - •... - ... . - .. . . - .... - .... • .... - ... . - .... - .... - .... • .... - . ... - ... . - .... • voedselvergiftiging/ ...... . . . .. - ... . - . ... • .... - . . .. - . ... • .... 2 .... - . ... 2 ... . - . ... I .... 4 ... . 2 . ... - .... - . ... • -i nfecti e/food born­infections/-poisoning)

Groep C

gonorrhoea . . . . . . . . . . . . . . . . I • • • • I ••.. - •••• 5 . . . . I •••• 4 .... 4 ... . 89 ... 8 .... - .... 6 .... 5 .... 2 .... 78 ... 3 .. . . 4 syfilis. prim./sec ..... . . ... .... - .... - .... I •••. I .... 3 . . .. - .... - .. .. 3 .... 2 .... - .... - .... I •••. - •••• 3 .... I • ••• I syfilis congenita ... .. ..... ... - . . . . - . . . • - . ... - . . .. - .... - ... . - . . .. - .... - . ... - . . . . - . .. . • .. .. - .. .. • .. . . - . ... • parotitis epidemica ........ . .. - . . . . - . . .. - ... . - .. . . - .... - .. . . - .... • .... • . ... - . . .. • .... - .... - . ... - .... • .... -

Per 1 januari 1997 zijn de rubrieken meningitis cerebrospinalis epidemica en meningoccosis sepsis samengevoegd tot één rubriek

meningococcos is.

•• Per 1 januari 1997 zijn de rubrieken typische pertussis en atypische pertussis samengevoegd tot één rubriek pertussis .

Page 19: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

jaargang 8 1997 nummer 8 ------------------------------

Aangegeven gevallen van infectieziekten in Nederland per 4 weken, 1997 Notified cases ofinfections diseases in the Netherlands per 4 weeks, 1997

A

week 25-28 totoot

week 29-32 totaal

week 33-36 totoot

cumulatief totaal tlm week 36 1997

cumulatief totooi tlm week 36 1996

febris typhoidea ................ I ............... 4 ........... 6 ............. 21 .............. 2S ........ . !assakoorts ea vormen van Afrik. vir. haemorrh. koorts . . . . . . . . . . . . . . . . . -. . . . . . . . . . . . . . . . ... -.... . . . . . . . . . . · ........ ·. pest/plaque ................... -............... -............... -.............. -................ • ......... . poliomyelitis am:.acuta ............ -. . . . . . . . . . . .. -................ •. . ............. •. . . . . . . . . . . . . . . . ......... . rabies... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......... - ................ -..... . ........ I . . . . . . . .

B

anthrax .. ······-~··············-·~·······~~·····-··········· botulisme .... . . . . . . ... -. . . . . . . . . . . . ... -. . . . . . . . . . . . . . . ... . . . . ....... ' .. -......... . brucelloses .. . . . . . . . . .... ·. . . . . . . . . . . . . .. · ................ ·. . . . . . . . . . . . . .. ·. . . . . . . . . . . . . . I ......... . cholera ...... . . . . . . . . . . . . . -...... . . . . . . . . . . . ........... -. . ............. -.... . .......... 2 ......... . diphterie ....................... -............... -................ -.. · · · · · · · · .. · · · •. · · · · · · · · · · · · · · · -. · · · · · · · · · · dysenteria bacillaris . . . . . . . . . . 28 . . . . . . . . . . .. 23 . . . ......... SS .............. 260 . . . . . . . . . . . . . 171 ....... . febris recurrens . . . . . . . . -. . . . . . . .... • ................ - ................ -................ -.......... . gele koorts/yellow fever. . . ...... -. . . . . . . . . ... -. . . . . . . . ...... -................ -................ -.......... . hepatitis A ..................... 23 ........... 16 ............ SI .............. 420 ............. 443 ....... . hepatitis B ................... 34 ............ 19 ........... 19 .............. 177 ............. 172 ....... . legionella pneumonie ............. 2 . . . . . . . . . . . . . . 3 . . . . . . . ...... 4 . . . . . . . . . . . . . . 26 .............. 24 ........ . lepra. . . . . . . . . . . . . . . . . . . ... -. . . . . . . . . . . ... -. . . . . .......... I ............... S . . . . . ......... 5 ......... . leptospiroses . . . . . . . . . . . . . . . . I . . . . . . . .... -. . . . ........... 2 ............... 6 ............... 6 ......... . malaria ...................... 18 ............. 20 ............. 21 .............. ISS ............. 196 ....... . meningococcosis . . . . . . . . . . . 4S . . . . . .. 23 . . ........... 29 . . . . . . . . . . ... 388 ............. 3S3 ....... . morbilli. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 4 . . . . . ....... I ............... 4 ............... 18 . . . . . . . . . . . . . 49 . . . . . .. . ornithosis/Psittacosis ............. 2 . . . . . . . . . . .. 3 . . . . . ......... 2 .............. 22 .............. 47 ........ . paratyfus B . . . . . . . . . . . . . . . . . . . -. . . . . . . . . . . . . . . -................ 4 . . . ........... 5 . . . . . . . . . . . . . 7 . . . . . . . . . pertussis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 I . . . . . . ..... 138 ............. 140 . . . . . . . . . . .. 2925 ............ 538 ....... . Q-koorts/Q-fever. . . . . . . . . . . . . . -. . . . . . . . . . . . . .. I . . . ........... I ............... 9 . . . . . . . . . . . . . . 11 ........ . rubella . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .... 2 . . . . . . ........ -. . . . . . . ....... -................ 17 .............. 35 . . . . . . . . scabies . . . . . . . . . . . . . . . . . ..... 44 . . . .......... 39 .............. 44 .............. 600 ............. 882 ....... . tetanus... . . . . . . . . . . . ...... I ............... -................ 2 ............... 5 . . . . . . . . . . . . . I ......... . trichinosis ................... -............... • ................ - ................ -............... -. · · · · .... · tuberculosis . . . . . . . . . . . . . . . . ... 31 . . . . . . . . . . . . . 40 . . . . . . . . . . ... 33 .............. 949 ............. 1207 ...... . tularemia . . . .................. -................ -.. . . . . ......... -................ -.......... . .... -.......... . tyfus exanthematicus ............. -................ -................ -................ -................ -.......... . voedselvergiftiging/. . . . . . . . . . . . . . 34 . . . . . . . . . . . . . 18 . . . . . . . . . . . .. 9 . . . . . . . . . . . . . . 216 ............. 50 I . . . . . . . -infectie/foodborn-infections/-poisoning)

c

gonorrhoea . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I I 3 . . . ......... 70 . . . . . . . . . . . . . . 124 . . . . . . . . . . . . 797 ............. 809 . . . . . . . syfilis. prim./sec ................. 24 .............. 26 .............. 11 .............. 197 ............. 141 ....... . syfilis congenita ................. -................ -................ -................ -................ -......... . parotitis epidemica..... . . ...... 5 . . . . . ......... 2 . . . . . . . . . . ... -...... . . . . . . . . . 30 .............. 26 . . . . . . . .

203

Page 20: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

204

Jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIEKTEN BULLETIN

Overzicht van bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg aangegeven gevallen van infectieziekten over de periode I I augustus t/m 7 september 1997 (week 33 - 36 ).

Er werden 6 personen aangegeven wegens febris

typhoïdea. Alle patiënten waren besmet in Azië. Twee patiënten waren niet gevaccineerd.

Bacillaire dysenterie werd gediagnostiseerd bij 55 personen. De infecties werden veroorzaakt door S.son­nei (32), S.flexneri (16) en S.boydii (2). In 5 gevallen

was het Shigella type onbekend. In 43 gevallen liep men de besmetting in het buitenland op, namelijk in Afrika (19), Azië (12), Midden-Amerika (1) en Europa

(11).

Van hepatitis A werden 51 gevallen gemeld. Zesen­

twintig personen hadden de besmetting vermoedelijk in het buitenland opgelopen, t.w.: Afrika (17), Europa (5), Azië (3) en Midden- en Zuid-Amerika (1).

Van hepatitis B werden 19 gevallen aangegeven. Vijf patiënten werden mogelijk besmet via sexueel contact, 1 patiënt via intraveneus druggebruik, 1 pa­tiënt bij een medische ingreep in Azië en 1 patiënt tij­dens zijn werkzaamheden in de zwakzinnigenzorg. In

11 gevallen is de bron van besmetting niet te achter­

halen.

Er werden 4 gevallen van legionellapneumonie ge­meld. Alle patiënten werden besmet tijdens hun va­kantie in het buitenland, te weten in Frankrijk (1).

Griekenland (1), Italië (1) en de Verenigde Staten (1).

Lepra werd gediagnostiseerd bij 1 patiënt die als missionaris in Indonesië werkzaam was geweest.

Er werden 2 personen met leptospiroses aangege­

ven. Eén patiënt is veehouder. De andere patiënt werd vermoedelijk besmet tijdens een jungletocht in Ecuador_

Eenentwintig personen werden aangegeven we­gens malaria. De patiënten werden in de volgende ge­bieden geïnfecteerd: West-Afrika (12 P.falciparum), Oost-Afrika (2 P.falciparum), Centraal-Afrika (3 P.falci­parum), Azië (2 P.vivax) en Midden- en Zuid-Amerika

(2 P.vivax).

Het aantal aangegeven patiënten met meningococ­

cosis bedraagt 29.

Er werden 4 patiënten met morbilli aangegeven. Twee peuters waren nog niet gevaccineerd.

Ornithosisfpsittacosis werd bij 2 personen gedia­gnostiseerd. Beide patiënten hadden vermoedelijk contact met vogels gehad.

Er werden 4 patiënten met paratyfus B aangege­

ven. Twee patiënten waren in Marokko besmet ge­raakt en 2 patiënten in Nederland.

Bij 140 personen werd pertussis gediagnostiseerd, waarvan er 19 niet of onvolledig gevaccineerd waren. De reden van het niet vaccineren betrof bij 15 patiën­ten de leeftijd en bij 2 patiënten was sprake van een medische reden. In 2 gevallen is de reden van het niet

vaccineren onbekend gebleven. Van 1 persoon was de vaccinatiestatus niet bekend.

Er werd 1 persoon met Q-koorts aangegeven. De pa­tiënt is dierenarts.

Van scabies werden 44 gevallen gemeld, waarvan 8 onder asielzoekers. In de overige gevallen ging het om gezins-en solitaire besmettingen.

Tetanus werd gediagnostiseerd bij 2 oudere patiën­ten. Eén patiënte werd besmet via een verwonding na

een val in de tuin. Van de andere patiënte is de wijze van besmetting niet bekend.

Het in de negende vierwekenperiode van 1997 ge­diagnostiseerde aantal gevallen van tuberculose dat in dezelfde periode bij de IGZ werd geregistreerd be­draagt 33, waarvan 16 bij Nederlanders en 17 bij bui­tenlanders.

Wegens voed.selvergiftiging/-infectie werden 9 per­sonen gemeld. Eén van de aangegeven patiënten is

werkzaam in de verzorgende sector. Er deden zich 3 gezinsinfecties voor met in totaal 8 personen.

Van gonorroe werden 124 gevallen gemeld, waar­

van 98 geconstateerd bij mannen en 26 bij vrouwen.

Primaire en secundaire syfilis werd vastgesteld bij 7 mannen en 4 vrouwen.

Page 21: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

INFECTIEZIEKTEN BUllETIN Jaargang 8 1997 nummer 9 ---------------------------

Notified cases of infectious diseases registered at the lnspectorate for Health Care, I I August - 7 September 1997 (week 33 .. 36). Summary of the main points.

During the past four-weekly period 6 patients have been notified for typhoid fever. All patients had acquired the infection in Asia.

For bacillary dysentecy 55 cases have been notified, caused by S.sonnei (32), S.flexneri (16) and S.boydii (2), while in 5 cases no Shigella type was rnentioned. Forty­three patients had acquired the infection abroad.

Hepatitis A was diagnosed in 51 patients. Twenty-six patients had acquired the infection abroad.

For hepatitis B 19 cases have been reported. Five per­sons probably had been infected by sexual route, 1 pers­on by intravenous druguse, 1 person by a medica! treat­rnent in Asia, and 1 person in his work with rnentally re­tarded pupils. In 11 cases the souree of the infection could not be established.

Legionnaires disease was diagnosed in 4 patients. All patients contracted the disease abroad.

Leprosy was diagnosed in one patient who had wor­ked as a rnissionacy in Indonesia.

Two persons were reported for leptospirosis. One pa­tient is a stock farmer. The other patient contracted the disease in South Arnerica.

For malaria 21 cases have been reported. The patients had acquired the infection in the following rnalarious areas: West Africa (12 Pl.falciparurn), East Africa (2 Pl.fal­ciparurn), Central Africa (3 Pl.falciparurn), Asia (2

Figuur 1. Aangifte voedselvergiftigingf-infectie, week

1-36 in 1996 naar gemeente, per 100.000 inwoners

Geen aangiften < 2 2 - 5

-5-10 111111 > 10

Pl.vivax), and Middle- and South Arnerica (2 Pl.vivax). Twenty-nine patients were notified for meningococco­

sis. Measles was diagnosed in 4 pers ons. Two of thern had

not yet been irnrnunized. For ornithosis 2 patients have been reported. Both pa­

tients had probably been in contact with birds. For paratyphoid B fever 4 patients have been reported.

Two patients had been infected abroad. Pertussis was diagnosed in 140 patients, 19 of thern

had notbeen irnrnunized. One case ofQ-fever was reported. The patient is a vete-

rinary surgeon. For scabies 44 persons were reported. Tetanus was diagnosed in 2 elderly persons. Tuberculosis was diagnosed in 33 patients, including

17 persons of foreign origin. Nine patients were reported for suffering frorn food­

bome infections. One patient is a health care worker. Three farnily-out­

breaks were reported involving 8 persons. For gonorrhoea 124 cases have been reported; 98 dia­

gnosed in men and 26 in wornen. Prirnary and secondary syphilis was diagnosed in 7

rnales and 4 fernales.

Figuur 2. Aangifte voedselvergiftigingf-infectie, week

1-36 in 1997 naar gemeente, per 100.000 inwoners

Geen aangiften < 2 2 - 5

-5- 10 111111 > I 0

205

Page 22: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

206

Jaargang 8 1997 nummer 9 INFECTIEZIEKTEN BULLETIN

Overzicht registratie Laboratorium Surveillance Infectieziekten

Bacteriële ziekteverwekkers, week 33 - 36, 1997 Boeterial pathogens, weeks 33 - 36, /997

week 25-28 totaal

week 29-32 totaal

week 33-36 totaal

cumulatief totaal tlm week 36 1997

cumulatief totaal tlm week 36 1996

Salmonella .....•••........•. 220 .•.•.......• 261 ....•......• 360 •........... 1590 ..•........ 1881 •••... S. Agona ............ . .. . .. . .... 2 ...... . . . ...... 2 ......... . ..... - ........... . .... 8 ............... 6 ......... . S. Bovismorbificans ...... . . . ..... 2 ............... 5 ............... 2 ....... . ....... 29 .......... . ... 33 ....... . . S. Enteritidis ............ . ....... 120 ............. 133 ............. 190 ............. 699 ............. 803 ....... . S. Hadar ........ . .............. 5 ............... 3 . . . . . . . . . . . . . . . I 0 ...... . .. . .... 34 ........ . . . ... 41 ........ . S. lnfantis .............. . ....... 5 ........ . . . .... 3 ...... • .. . . . ... 8 ..... . . . ....... 37 .......... . ... 34 ........ . S. Livingstone ......... . . . . . . .... I ... . .... . ...... 2 ............... - ...... . ......... 16 ..... . ........ 5 ......... . S. Panama . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I ........ . ...... - .......... . ..... 2 . . . . . . . . . . . . . . . 12 ... . . . .. . . . ... 8 ......... . S. Paratyphi A ...... . ............ -................ -................ I ....... . ....... 2 ...... . ........ 3 ......... . S. Paratyphi B .............. . .... -....... . . . ...... I .•.. • .• . •...•.• I I .••. . ..•. • .•.. 14 .......... . ... 9 ......... . S. Typhi ......... . .............. I ............... 3 ......... . . . ... 3 ..... . ......... 13 ........ . . . ... 15 ..... . .. . S. Typhimurium ............. . .... 65 .............. 78 .............. 78 .............. 506 .... . .... • ... 704 ....... . S. Virchow ..................... I ........ . .. . ... 4 ......... . ..... I 0 .............. 26 ..... . . . . ..... 25 ........ . Overige Salmonella ......... . .... 17 (13) 1 •••••••••• 27 (21) 1 •• • • • ••••• 45 (33) 1 ••••• • •••• 194 .... . ........ 195 ...... . .

Shigella .•.................. 20 ............. 28 ............. 70 ..•...•...... 251 ............ 193 .•..... Shigella boydii. .................. -................ 2 ............... 3 ............... 24 .............. 14 ........ . Shigella dysenteriae ......... . .... - .......... . ..... 2 .... . .. . ....... 5 ............... 28 .............. 3 ......... . Shigella flexneri ............ . .... 3 ............... I I .............. 23 .............. 67 ........ . ..... 73 ........ . Shigella sonnei .................. 17 ..... . ........ 13 ........ . ..... 39 ......... . .... 130 ............. 100 ....... . Shigella spp2 ••.•.• • ••.•.••..••.. - ...•. • • . .. . .•... - ..... • .. • ....... - ...•.•.•........ 2

Bron: Infectieziekten Surveillance Centrum. Dit overzicht bestaat uit: 1. Aantal meldingen van Salmonella, ingestuurd voor typering naar het laboratorium voor Bacteriologie en Antimicrobiële Middelen van het RIVM door de

streeklaboratoria. Dit betreft in principe alleen de eerste isolaties bij de mens. 2. Aantal meldingen van Shigella. Campylobacter. Legionella en Bordetella door de Streeklaboratoria aan het Infectieziekten Surveillance Centrum (!SC)

vanhet RIVM 3. Aantal meldingen van Haemophilus influenzae , Streptococcus pyogenes en E.co!i door de Streeklaboratoria aan het Infectieziekten Surveillance

Centrum van het RIVM.

Aantal seratypen f species 2 niet nader geïdentificeerd

Page 23: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek

INFECTIEZIEKTEN BUllETIN Jaargang 8 1997 nummer 9 ------------------------------

Registratie virologische laboratoria

Positieve uitslagen virologische laboratoria, week 33- 36, 1997 Positive results from laborotaria for virology, weeks 33 - 36, 1997

week 25-28 totaal

week 29-32

totaal

week 33-36 toto al

cumulatief totaal t/m week 36 1997

cumulatief totaal tlm week 36 1996

Adenovirus ..................... 60 . . ........... 59 .............. 31 .............. 584 ............. 496 ....... . Bofvirus ....................... I ............... I ............... I ............... 13 .............. 8 ......... . Chlamydia psittaci ............... 5 ............... 4 . . . . ......... 6 ............... 83 . . . . . . . . .... 93 ........ . Chlamydia trachomatis ............ 316 . . . . . . . . .... 344 ............. 344 ............. 2769 ............ 2235 ...... .

Coxiella burnetii. ................ 3 ............... -................ I ............... 15 .............. 26 ........ . Enterovirus ..................... 55 .............. I 0 I ............. I 16 ............. 422 ............. 663 ....... . Hepatitis A-virus ................ 12 .............. 11 .............. 29 .............. 129 ............. 211 ....... . Hepatitis B-virus ................. 72 .............. 58 . . . .......... 81 .............. 589 ............. 466 ....... . Hepatitis C-virus . . . . . . . . . ...... 70 .............. 44 .............. 40 .............. 481 ........................ . Influenza A-virus . . . . . . . ........ -................ -................ -. . . . . . . ........ 370 ............. 344 ....... . Influenza B-virus ................. 4 . . . . . . . . . . .... 4 ............... 3 ............... 129 ............. 150 ....... . Influenza C-virus .............. I .............. -................ I ............... 11 .............. 14 ........ .

Mazelenvirus .................... 7 ............... I ............... -................ 24 .............. 32 ........ . Mycopl. pneumoniae ............. 32 .............. 42 .............. 59 .............. 412 ............. 304 ....... . Parainfluenza . . . . . . . .......... 59 .............. 28 . . . . . . . . ..... 17 .............. 324 ............. 281 ....... . Parvovirus .................... 21 ............. 18 ............. 12 .............. 130 ............. 49 ........ . Rhinovirus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 . . . . . . . . . . . . . . 7 ............... 5 ............... 93 .............. 79 ........ . RS-virus ....................... -................ -................ -................ 1203 ............ 1130 ...... . Rotavirus ...................... 42 .............. 24 ............. 13 .............. 505 ............. 1339 ...... . R. conorii . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I ............... -. . . . . . . . . . . . . . . . I ............... 7 ............... 5 ......... . Rubellavirus .................... I ............... -..... . . . . . . .... -................ 7 ............... 30 ........ .

De weergegeven getallen zijn gebaseerd op de aantallen positieve resultaten zoals gemeld door de leden van de werkgroep Klinische Virologie. Zonder toe­stemming van de werkgroep mogen deze gegevens niet voor andere doeleinden gebruikt worden. Contactpersoon: L.M. Wijgergangs, RIVM 030- 274 35 51

207

Page 24: I RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU ... · assortiment van beschikbare middelen. Die keuze hangt af van de gevoeligheid van het betrokken micro-organisme en van de farmacokinetiek