HUridisch juni2014

11
Magazine voor alumni en de beroepspraktijk van het Instituut voor Recht van Hogeschool Utrecht. juni 2014 31 LECTORAAT ONDERZOCHT WERKDRUK RECHTERS | ZIJN WE KLAAR VOOR DE GROTE VERBOUWING? | STUDENTEN IN DE PRIJZEN BIJ INTERNATIONALE PLEITWEDSTRIJD | SANNE: “EEN ZAAK IN DE RECHTBANK VOELT ALS EEN WEDSTRIJD”

description

HBO-Rechten, SJD, Deurwaarder, Hogeschool Utrecht, Instituut voor Recht, EU MOOT, Alumni

Transcript of HUridisch juni2014

Page 1: HUridisch juni2014

Magazine voor alumni en de beroepspraktijk van het Instituut voor Rechtvan Hogeschool Utrecht. juni 2014 31

LECTORAAT ONDERZOCHT WERKDRUK RECHTERS | ZIJN WE KLAAR

VOOR DE GROTE VERBOUWING? | STUDENTEN IN DE PRIJZEN BIJ

INTERNATIONALE PLEITWEDSTRIJD |

SANNE: “EEN ZAAK IN DE RECHTBANKVOELT ALS EEN WEDSTRIJD”

Page 2: HUridisch juni2014

INHOUD

Colofon

HUridisch is het magazine voor alumnien de beroepspraktijk van de opleidin-gen Sociaal Juridische Dienstverlening,HBO-Rechten en Kandidaat-Gerechts -deurwaarder van Hogeschool Utrecht.Postbus 853973508 AJ UtrechtT 088-481 81 81

RedactiePaul van Grinsven, Lidwien van der Pas,Agnes Sutherland

Aan dit nummer werkten meeLizet van Donkersgoed, NinaJuffermans, Walter van Amerongen

Hoofd- en eindredactieHogeschool Utrecht – Chantal Martini

VormgevingTroost communicatie

DrukGrafisch bedrijf Tuijtel

RedactiesecretariaatVoor vragen, opmerkingen, adreswijzi-gingen of aanvragen kunt u terecht bijhet Onderwijssecretariaat Recht, [email protected];[email protected].

Winst- en jaarrekening voordummies In de ‘begrepen’ reeks is een nieuw boek verschenen Winst enjaarrekening begrepen auteur is Peter van Enthoven, docent bijde opleiding HBO Rechten. Het boek geeft antwoord op devraag hoe een jaarrekening van een onderneming (eenmans-zaak, maatschap, vof, cv, bv of nv) moet worden gelezen. Watbetekenen bijvoorbeeld de begrippen winst en eigen vermo-gen? Wat is een voorziening in de jaarrekening? Hoeveel winstmag worden uitgekeerd aan de gerechtigden? Op welk deelvan de winst kan iemand aanspraak maken? Hoe financieelgezond is de organisatie eigenlijk? Kunnen bestuurders aanspra-kelijk worden gesteld als de uitkering van de winst te groot isgeweest? Waar wordt dit in de wet geregeld? Winst en jaarre-kening begrepen is geschreven voor diegenen die zich willenverdiepen in de financiën van een onderneming maar die weinigtot geen bedrijfseconomische voorkennis hebben. PvG

Gastdocent bij de HU

De belastingdienst stelt zich in 2014 terughoudend op bij deafgifte van een verklaring omtrent het verrichten van de arbeid(VAR) aan zzp’ers, met als direct gevolg koudwatervrees bijhogescholen om nog gastdocenten aan te nemen die nietbeschikken over een VAR. Ze vrezen dat de relatie met de gast-docent door een rechter als een arbeidsovereenkomst wordtgezien. Dat gevaar is reëel als bijvoorbeeld een kunstopleidingeen kunstenaar, die nauwelijks verdienste heeft uit de verkoopvan eigen werk, telkens als docent aanneemt op basis van eenovereenkomst van opdracht. Als dat docentschap jaar in, jaaruit, zijn hoofdbron van inkomsten betreft, kan op grond van datfeitencomplex een arbeidsovereenkomst ontstaan. Als dehoofdmoot van het werk van waardevolle gastdocenten echterelders ligt en/of ze werken voor diverse opdrachtgevers, kaneen hogeschool ze nog steeds zonder VAR aantrekken mits inde overeenkomst van opdracht helder de bedoeling van partij-en wordt verwoord.PvG

2 3

K O R T K O R T K O R TAccreditatie HBO RechtenEens in de zes jaar beoordeelt de Nederlands VlaamseAccreditatieorganisatie (NVAO) elke hbo-opleiding inNederland. In oktober 2014 wordt de opleiding HBO Rechtengeaccrediteerd (voltijd, deeltijd en de variant kandidaat-gerechtsdeurwaarder). De NVAO controleert of de kwaliteit vande afgestudeerden hoog genoeg is. Daarnaast geeft de NVAOook een oordeel over de leeromgeving en de mate waarin deopleiding de competenties bereikt.

Ter voorbereiding op deze externe audit is HBO Rechten afge-lopen jaar intern al gecontroleerd op deze punten. Over hetgeheel genomen was de auditcommissie zeer enthousiast overde opleiding. De tips die we hebben gekregen zijn ter hartegenomen en hebben al geleid tot verbeteringen. Zo zijn deeisen aan de stage en praktijktijd nog duidelijker geworden.

Wij hebben zin onze opleiding aan de NVAO te presenteren enzien de accreditatie met vertrouwen tegemoet. LvdP

Probation works: vraagbaakvoor reclasseringOntwikkel een internationale website met state of the art kennisover reclassering, die zowel praktisch-relevant als methodolo-gisch verantwoord is. Dat is de opdracht die Anneke Menger enJo Hermanns (lectoraat Werken in Justitieel Kader vanHogeschool Utrecht) kregen van de Confederation of EuropeanProbation, de Europese reclasseringsorganisatie. Anneke Menger en Jo Hermanns ontwikkelden met ‘ProbationWorks’ een website die gedegen wetenschappelijke inzichtenbevat en tegelijkertijd praktisch is voor professionals, zodat MET MEER DAN RECHT, DOEN WIJ RECHT

Werkdruk rechters bewezen 4

Alumnus Martijn Beers 7

Utrechtse studenten in de prijzen 8

Alumna Jurinda Visser 11

Instituut voor Recht traint ombudsman

verzekeringen 12

Participatiewet: zijn we klaar voor

de grote verbouwing? 15

Alumna Sanne Barbas 18

Wisselwerk 19

deze ervan kunnen profiteren in hun dagelijks werk. ProbationWorks, wat letterlijk ‘reclassering werkt’ betekent, is daarmeeeen mooi voorbeeld van hoe wetenschappelijke inzichtenbeschikbaar gesteld kunnen worden aan een breed publiek.

Voor het project is een internationale redactieraad opgezet.Naast René Butter (verbonden aan de lectoraten Werken inJustitieel Kader en Methodologie van Praktijkgericht Onderzoekvan Hogeschool Utrecht) bestond de raad uit professor FergusMcNeill van de universiteit van Glasgow en dr. Ioan Durnescuvan de Universiteit van Boekarest.

Kort maar verantwoord“Het combineren van de uitgangspunten praktisch-relevant enmethodologisch verantwoord was een lastig proces”, aldusRené Butter. Onder zijn leiding heeft de redactieraad tien vra-gen opgesteld, zoals Hoe en waarom stoppen mensen met hetplegen van misdrijven?, Hoe ervaren mensen die onder reclas-seringstoezicht staan dit toezicht?, Wat zijn de kosten en batenvan reclassering? Deze vragen werden vervolgens voorgelegdaan tien reclasseringsexperts uit de praktijk en de wetenschap,afkomstig van universiteiten en reclasseringsinstellingen inGroot- Brittannië, België, Roemenië en de Verenigde Staten. Deexperts moesten in ongeveer driehonderd woorden een verant-woord antwoord geven. René Butter: “Wanneer je over zoveelkennis beschikt als de ingeschakelde experts, is het geven vaneen bondig antwoord op een complexe vraag niet gemakkelijk.Toch zijn ze daar goed in geslaagd”.

De vraagbaak is toegankelijk via www.cep-probation.org en viawww.werkeninjustitieelkader.nl. De experts hebben ook uitge-breide antwoorden op de vragen geformuleerd. Op basis vandeze antwoorden gaat de redactieraad een internationaalProbation Works-boek samenstellen.WvA

Page 3: HUridisch juni2014

4

O N D E R Z O E K

“RECHTERS HEBBEN GEWOON HÉÉL VEEL UREN TE WERKEN”

zien van hun werkdruk en ten aanzien vande factoren die volgens de theorie diewerkdruk zouden beïnvloeden.”

De belangrijkste conclusie van het onder-zoek is dat de werkdruk bij de rechter-lijke macht bijzonder hoog is. Fruytier:“Dat komt vooral door de enorm hogewerkzwaarte. Rechters hebben gewoonhéél veel uren te werken. Alle beroepenwaarin hoogopgeleide professionals wer-ken hebben een hoge taakzwaarte. Hetgaat meestal om leuk werk met eenmooie inhoud en veel autonomie; daarhoort veel werken bij. Dat is een bekendgegeven. Maar bij de rechterlijke machtgaat dat nu te ver. Andere factoren heb-ben er uiteindelijk maar weinig invloedop. Die hebben we wel allemaal uitge-zocht, maar dat leverde weinig op. Hetkomt neer op ’jongens, doe wat aan dieenorme werkzwaarte’. Dat was onzeeindconclusie en daar hield ons onder-zoek op. Wij hadden niet als opdracht

“JONGENS, DOE WAT AAN DIEENORME WERKZWAARTE”

Nieuw model onderzoekHet onderzoek werd kwantitatief aangepakt. Er moest gewerkt worden met goed gevali-deerde vragenlijsten om zo objectief mogelijk in beeld te krijgen hoeveel uur iemandwerkt, en hoe hij dat ervaart. Eerdere onderzoeken die Fruytier deed, waren meestal kwa-litatief (zie hieronder). “Aan die ‘oude’ instrumenten waren in de loop der jaren al kwanti-tatieve methodes toegevoegd. Een van die nieuwere modellen hebben we voor dit onder-zoek uitgewerkt en uitgebreid. Als eerste stap hebben we vanaf februari 2013 een grootaantal interviews gehouden met de vier hoofdgroepen waar het over ging: rechters, raads-heren, officieren van justitie en advocaten-generaal, en met vertegenwoordigers van deRaad voor de Rechtspraak, het Openbaar Ministerie en managers uit de rechtbanken. Zokregen we een goede vragenlijst waar iedereen achter stond. Die lijst is vervolgens aan2700 mensen toegestuurd en door 687 personen ingevuld. Dat is een respons van zo’n 23procent, goed verspreid over de vier hoofdgroepen. De vragenlijst hebben we uitgezetvan juli tot augustus 2013. Vanaf september waren we bezig met de analyse, die leidde tothet eindrapport in januari van dit jaar.”

Kwalitatief onderzoekBen Fruytier licht het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief werkdruk-onderzoektoe aan de hand van het Wehbo-instrument (Wehbo staat voor WErkdruk in het hbo. HetWehbo-instrument brengt de oorzaken van werkstress onder hbo-medewerkers in beeldred.) dat hij eerder ontwikkelde. “Bij kwalitatief onderzoek zijn we op zoek naar de ener-giebronnen en stressfactoren in het werk. Je gaat dan als onderzoeker met een beperktaantal mensen om de tafel zitten en brengt heel precies in beeld wat voor werk ze doen,hoeveel tijd ze daarmee kwijt zijn, wat voor problemen ze daarbij tegenkomen en hoe dieproblemen al of niet worden opgelost. Dan krijg je kwalitatieve gesprekken waarbij deonderzoeker uiteindelijk uitspraken doet die directe consequenties hebben voor de wijzewaarop je aan die werkdruk kunt gaan werken. Dat kan dan op twee manieren: je kunt aanhet individu gaan werken (kort gezegd: werken aan diens weerstand) of je kunt aan deorganisatie gaan werken. Bij dat laatste heb je het over de kwaliteit van de arbeid.”

We vroegen hem naar zijn onderzoek énnaar wat er volgens hem nu moet gebeu-ren. “Ik zou het liefst met die rechters omtafel gaan zitten en dan doorvragen.”

‘Werkdruk is bij het lectoraat Organisatie -configuratie en Arbeidsrelaties een heelbelangrijk thema. Als je kijkt naar organi-saties spelen er altijd twee dingen: dekwaliteit van de organisatie (oftewel zor-gen dat een organisatie goed werkt, effi-ciënt en effectief is) en tegelijk de kwa-liteit van de arbeid. Het heeft geen enke-le zin om een efficiënte en effectieveorganisatie te hebben waarbij de mede-werkers afgebeuld worden. Op de langetermijn werkt dat niet.” Vanuit dezeexpertise was het dus geen verrassingdat juist Fruytier door de NederlandseVereniging voor Rechtspraak (NVvR) werdgevraagd de werkdruk bij rechters enofficieren goed te onderzoeken. Fruytierdenkt even na bij de vraag wat hij heeftonderzocht. “Dat moet ik heel precieszeggen. Uiteindelijk werd gemeten watde perceptie van de rechters is ten aan-

5

BEGIN 2013 ONDERTEKENDEN ZO’N ZEVEN HONDERD RECHTERS EENMANIFEST MET DE STELLING DAT DE KWALITEIT VAN DE RECHTS PRAAK INGEVAAR KOMT DOOR HUN HOGE WERKDRUK. DR. BEN FRUYTIER ONDERZOCHTDE WERKDRUK BIJ DE RECHTERLIJKE MACHT. ZIJN RAPPORT ‘WERKDRUKBEWEZEN’ VERSCHEEN BEGIN 2014. fo

to: E

d v

an R

ijsw

ijk

vervolg op pagina 6

Page 4: HUridisch juni2014

6

om de oplossing daarvoor aan te dragen.”

Jeukende handenHet rapport met de eindconclusie ligt ernu. Wat er met die conclusie wordtgedaan, is nog niet duidelijk. Eerst zijn ernog een aantal vragen van de Raad voorde Rechtspraak te beantwoorden. Die wilgraag het gelegde verband tussen taak-zwaarte en werkdruk verder uitgewerktzien, met de achterliggende factoren.Men zet dus kennelijk nog vraagtekensbij de conclusie. Ben Fruytier formuleertdiplomatiek wat hij daarvan vindt. “Ik ziehet als mijn taak als wetenschapper omantwoord op die vragen te geven.“

MARTIJN IS BEZIG METZIJN TWEEDE MASTER

Na vier jaar HBO Rechten aan de HU was Martijn van Beers pas21 en dat vond hij net wat te jong om al te stoppen met stude-ren. Hij volgde een schakeltraject aan de universiteit om zijnbachelor rechtsgeleerdheid te doen. Hierna volgde hij demaster strafrecht en op het moment is hij nog bezig met eenmaster privaatrecht. “Ik heb gewoon veel interesses”, aldusMartijn. Een baantje in zijn beroepsgebied kon dan ook niet uit-blijven.

“Tussen al het studeren door werkte ik in een kledingwinkel, maarna een tijdje vond ik dat het tijd was om in het vakgebied te gaanwerken. Een oud-docent van mij ging toen net voor zichzelfbeginnen en bood me een bijbaan aan. Nu werk ik twee dagenper week voor zijn bedrijf. Hij doet heel veel verschillende dingen,zoals advies geven aan advocaten en trainingen geven en ikondersteun hem daarbij. Ik zoek bijvoorbeeld allemaal informatiebij elkaar voor een zaak waar hij advies over gaat geven.”

“Ik vind het heel fijn om zoveel met het vak bezig te zijn. Mijn stu-die komt ook ontzettend terug in het werk wat ik nu doe. Dereden dat ik me zo breed oriënteer, is omdat mijn interesses noueenmaal heel breed zijn. Mijn hbo-studie was meer praktisch ennu leer ik verder op theoretisch gebied. We denken op de univer-siteit meer door, heb ik het idee. Waarom zijn de dingen zoals zezijn? Ik moet wel hard werken voor de universiteit maar ik zetgewoon wat extra tandjes bij en blijf gemotiveerd.”

“Ik heb echt een passie voor het vak. Als je goed kijkt, zie je rechtbijna overal in terugkomen. Ik ben weinig bezig met de toekomst.Het lijkt me niks om zzp'er te zijn; ik ben liever in vaste dienst.Werken bij een multinational lijkt me wel wat. Ik blijf wel met eenrealistische blik naar de arbeidsmarkt kijken. Ik zou het ook gewel-dig vinden om bij dit bedrijf te blijven werken. Ik zie het wel, erzijn genoeg mogelijkheden.”

Nina Juffermans

“IK HEB ECHT EEN PASSIE VOORHET VAK”

C A R R I È R E

7

Lectoraat OCAHet lectoraat Organisatieconfiguratie en Arbeidsrelaties (OCA) onderzoekt deproductiviteit en arbeidsparticipatie binnen organisaties. Bij het eerste punt gaathet om het slimmer organiseren: hoe zorg je voor arbeid met kwaliteit voor dewerknemer en met kwaliteit van de arbeidsverhouding tussen medewerker enorganisatie. Fruytier: “Het basisidee van slimmer organiseren is dat je organisatieszo eenvoudig mogelijk moet inrichten met zo min mogelijk bureaucratie.Daarnaast moet je zorgen dat de mensen die er werken maximaal gebruik kunnenmaken van hun talenten.“ Bij het onderzoek rond arbeidsparticipatie wordt beke-ken hoe je zoveel mogelijk mensen kunt laten meedoen in arbeidsorganisatie,met name ook de kwetsbare groepen in de samenleving. Dit onderzoek sluit aanbij overige lectoraten van de Faculteit Maatschappij en Recht, bijvoorbeeld dievan Social Work en Schuldhulpverlening van het Instituut voor Recht. Bij het lecto-raat werken ongeveer vijftien mensen, deels vast en deels op projectbasis.

Zou hij vervolgonderzoek willen doen?“Ik zou het liefst met die rechters omtafel gaan zitten en dan doorvragen. Deopen vragen in het onderzoek gevendaarvoor al veel aanknopingspunten. Deondervraagden hebben vaak heel uitge-breide en genuanceerde toelichtingengegeven. Het zijn uiteindelijk die rechterszelf met hun expertise over het vak dieaan zullen moeten geven wat de pijnpun-ten zijn en wat er gebeuren moet.”

Hij heeft er wel ideeën over. “Het zoumoeten gaan over de organisatie van hetwerk; daar valt nog veel te verbeterenzonder dat het de kwaliteit van het werkaantast. Want die kwaliteit is voor derechters – terecht - heilig. Door te kijken

naar de organisatie van het werk wordthet werk plezieriger en minder uitput-tend. Je zou dan moeten kijken naar deprimaire processen binnen zo’n recht-bank. Denk aan het onderscheiden vancomplexe en simpele zaken. Intern speeltdat wel, maar er is ook verzet door hetgevoel van autonomie waar rechters ergaan hechten. Ze hebben een groot besefvan het belang van de rechtspraak.Rechters vinden dat heel lastig uit han-den te geven.” Het belangrijkste vindtFruytier echter dát er een vervolgonder-zoek komt, niet wie dat zal doen. “Derechtspraak is dat waard! Die moetgewoon op orde zijn.“

Agnes Sutherland

foto

: Seb

asti

aan

ter

Bur

g

foto

's: N

ina

Juff

erm

ans

Page 5: HUridisch juni2014

landen, georganiseerd door deKatholieke Hogeschool Leuven. De stu-denten procedeerden voor het EuropeseHof. En alles in de Engelse taal! Na voor-selectie bleven twee Spaanse, vijfBelgische en ons Nederlandse team over.De drie leden van het team kropen elk ineen andere rol, respectievelijk die van derijschoolhouder (Tessa Reijmerink), deBelgische staat (Anne Scheffmann) en deEuropese commissie (Myrthe-Roos vander Hoff).

Casus onderzoekAls dit drietal er een paar weken laterover vertelt, zit de adrenaline nog steedsin het bloed. Aan de interviewtafel wordtgediscussieerd over wie de beste papie-ren had: de zelfstandige rijschoolhouderof de Belgische staat? Ja, toch de rij-schoolhouder. Ze hebben er veel werk inmoeten steken, maar waren van tevorengewaarschuwd door het docenten DreamTeam dat hen ondersteunde, te weten

8 9

Wie van Maastricht naar Tongeren reist,rijdt over één lange, doorlopende weg.Centraal in die stad prijkt het stoerestandbeeld van Ambiorix. De aanvoerdervan de Eburonen verjoeg op die plek deRomeinen. Wie had ooit gedacht dat zijnBelgische nazaten een Maastrichtse rij-schoolhouder wilden verdrijven van hunwegen? Op grond van een KoninklijkBesluit uit 2008 mogen alleen Belgen ofvreemdelingen die geregistreerd staan ineen Belgische gemeenschap of stad rij-lessen geven in België. Toch gaf deeigenwijze rijschoolhouder daar rijlessenaan Belgen, en werd hiervoor beboet.Toen hij weigerde te betalen, moest ineen procedure bij de rechtbank vanTongeren het Europese recht duidelijk-heid verschaffen. Deze casus kregen drie studenten HBORechten van onze hogeschool voor dekiezen bij de EU Moot CourtCompetition 2014, een wedstrijd tussenhogescholen uit verschillende Europese

EU MOOT COURT COMPETITION 2014

BEST CONCLUSION AWARD VOORNEDERLANDS TEAM

DIT JAAR IS VOOR HET EERST EENPLEITWEDSTRIJD VOOR HBO- STUDENTENGEORGANISEERD: DE EU MOOT COURTCOMPETITION 2014. DRIE UTRECHTSESTUDENTEN DEDEN GOEDE ZAKEN.

The consequences of the Belgian law inpractice mean a dishonest infringementof the rights to provide services in ano-ther member state. This cannot be theintention of the freedom of services inanother member state (the applicant). In the field of road safety Member ofStates must be allowed to have a marginof appreciation. It is important to controlthe traffic interest and road safety. Thefact that Belgium imposes stricter rulesthan another Member State does notmean that the law is disproportionate(the defendant).

Jos Janssen (enthousiasmeren), MerijnMaassen (coach), Wouter Jan Berends(taal) en Marieke Westerhof (pleit -technieken). Voorafgaande aan de pleitwedstrijdonderzochten de studenten samen decasus. Het onderzoek richtte zich op eenverdrag en twee richtlijnen.1 Onderzochtwerd of er een rule of reason, een objec-tieve rechtvaardigingrond, voor de(in)directe discriminatie van deMaastrichtenaar bestond. Kern hierbijvormde road safety. In de ogen van de‘applicant’ was deze verkeersveiligheidverzekerd: There is no fear for the safetyof the recipients of the service. It isknown that Dutch driving instructors havegood driving training. Besides, the appli-cant often drives through Belgium. He isfamiliar with the Belgian traffic rules. Helives near the border and often drives inBelgium. There is no need to fear forsafety. In other words, there are no justifi-cations which can be invoked in the

Directive. De ‘defendant’ acht de veilig-heid wel in gevaar: There are differentkind of roads, traffic laws, rules, habits,and signs in Belgium than in theNetherlands and/or the rest of Europe.Therefore there are different traffic lawsnecessary to protect the road safety. Theweighing of the public interest shouldprevail. De Applicant, Defending en CommisionConclusion van onze studenten werdenbeloond met the best conclusion award.2

Helaas gingen ze er niet met de hoofd-prijs vandoor. Bij deze pleitwedstrijd ver-loren ze in de halve finale van eenBelgisch team. De eerste dag verdiendenze nog het hoogste aantal punten met devereiste pleittechnieken en overtuigings-kracht, de tweede dag ging het pleiteniets minder. Even later mochten zij zichop de tribune verbijten bij de finale tus-sen twee Belgische teams die werdenbevraagd door bekwame rechters enadvocaten. Anders dan die teams wisten

foto

: Cha

ntal

Mar

tini

Page 6: HUridisch juni2014

10

IJSKOUD WERK VOORJURINDA

Jurinda perst nog even een sinaasappel uit, zet koffie en scheptdrie bolletjes ijs op een hoorntje. “Ik heb altijd al de ambitiegehad om voor mezelf te beginnen” zegt ze, terwijl ze eenklant uitzwaait. De 27-jarige Jurinda Visser opende ongeveereen jaar geleden haar eigen ijssalon Esplanade in Uithoorn.

“Ik had HBO Rechten gestudeerd en liep daarbij stage bij eenadvocatenbureau. Urenlang zat ik in de bieb dingen uit te zoe-ken. Ik vond het heel leuk, maar miste het contact met mensenen besloot makelaardij te gaan studeren. Zo was ik commercië-ler bezig maar had ik nog wel veel aan mijn studie rechten.Toen mijn vader dit pand in Uithoorn kocht, kreeg ik de kansom een ijssalon te starten. Het was een moeilijke stap om tenemen. Toch deed ik het. Ik zegde mijn baan op en begon aandit avontuur. Na twee weken vroeg ik me wel af waar ik aanbegonnen was, maar het is helemaal goed gekomen.”

“Door de studies die ik heb gevolgd, had ik een goede basis. Ikwist hoe ik dingen moest uitzoeken en hoe het zat met vergun-ningen. Veel dingen waar ik tegenaan liep, kon ik zo oplossen.Ook heb ik tijdens mijn studies geleerd hoe je zakelijk commu-niceert, daar heb ik veel aan gehad. Rechten daar heb je eigenlijk altijd wel wat aan, wat je ook gaat doen in je leven.”

“Iedereen is hier altijd vrolijk, dat vind ik leuk. Het is hard wer-ken, maar ik geniet wel. Je hebt een zekere vrijheid als je eeneigen zaak hebt. Ook al heb ik eigenlijk amper vrije tijd! Ik benniet bang voor concurrentie. Je moet geloven in je eigen krachten er vol voor gaan. Dat deed ik al toen ik nog rechten studeer-de en nu nog steeds.”

Nina Juffermans

“JE MOET GELOVEN IN JE EIGENKRACHT EN ER VOL VOOR GAAN”

C A R R I È R E

11

onze nagelbijtende studenten de ant-woorden wel op te lepelen. In die finaleging het niet zozeer om de inhoud, maarom wie het meest overtuigende pleidooihield. Het drietal kijkt niettemin tevredenterug op hun prestatie. Hoewel het ercompetitief aan toeging in de zaal, wasde sfeer daarbuiten hartelijk, sportief enbovenal gezellig. Het evenement is danook voor herhaling vatbaar. Er wordt aangewerkt om het eerstvolgende forumvoor de EU Moot Court Competition telaten plaatsvinden op HogeschoolUtrecht.

Hoe zit het nu verder met de Europeseaspiraties van deze kanjers? Tessa gaattoch solliciteren in Nederland, maar welbij organisaties waar internationale regel-geving geldt, en als het even kan met de

nadruk op Social Law. Myrthe-Roos staptover naar de universiteit. Ze wil daar welde internationale kant op. Wellicht ligt ereen functie bij het International Court ofCrime (ICC) of bij Human Rights in hetverschiet. Anne wil stage gaan lopen bijSolvit, verbonden aan het Ministerie vanEconomische Zaken. Solvit lost de pro-blemen op van Nederlanders die in hetbuitenland vertoeven, onder meer op deterreinen van verzekeringen en arbeids-contracten. Tot slot nog een reisadvies voor de lezerdie nu Tongeren wil ontdekken. Uw ver-slaggever citeert uit het pleidooi vanonze ‘defendant’:Traffic lights have three colors, Red, oran-ge and green.→ In the Netherlands green = goIn Belgium Green = you can go however

you can expect drivers from the otherside that cross your path to their left.→ In the Netherlands orange = if you canstop, you stop however if you go to fastyou can go on.In Belgium orange = you have to stop.

Paul van Grinsven

1 Treaty on the Functioning of the European Union(TFEU); Directive recognition of professional qualifications 2005/36; Directive on driving licence 2006/126

2. Een ander prijsje dat achteraf werd binnen -gehaald betrof een zogenaamde Siriusster voorop hun dipoma, een ster die studenten kunnenverdienen met bijzondere prestaties of activitei-ten tijdens hun opleiding.

Voor ons ligt een bijzonder interessantezaak van de EU Moot CourtCompetition, waarin de vraag centraalstaat of en in hoeverre België het vrijverkeer van diensten ex artikel 56Verdrag betreffende de Werking van deEuropese Unie (VWEU) belemmert doorhet opleggen van voorwaarden aan deuitoefening van het beroep rij -instructeur. Het betreft een complexematerie, waarbij de studenten vanHogeschool Utrecht zich internationaalvan hun beste kant hebben laten ziendoor vlijmscherpe pleidooien neer tezetten. Het resultaat mag er zijn,ondanks het op een haar na missen vande hoofdprijs, sleepten ze toch mooi‘the best conclusion award’ binnen.Hopelijk wordt dit goede eerste initiatief voor hogescholen doorgezet,zodat wij in de toekomst weer kunnengenieten van de vindingrijke en oplossingsgerichte pleidooien vanenthousiaste hogeschool studenten.

Hoewel ik geen uitgebreide juridischereactie kan geven - dat zou de omvangkrijgen van een apart artikel - wil ik welnog iets zeggen over de belemmeringvan het vrij verkeer van diensten. Ik ben

er vrij zeker van dat in casu het vrij ver-keer ongerechtvaardigd belemmerdwordt, mede gelet op het systeem vanrijlessen in België. Je kan in Belgiënamelijk ook jezelf aanleren om te rijden, als er iemand naast je zit metacht jaar rijervaring. Deze persoon kangewoon je vader of moeder zijn.Daarna kan je zelf beslissen of je jezelfcompetent genoeg acht voor het rij -examen, dat vervolgens wordt afgelegdbij een onafhankelijke instantie. Gelet hierop, lijkt me de eis van deBelgische regering bizar en een onge-rechtvaardigde belemmering op het vrijverkeer van diensten.

Fieke van OverbeekeOnderwijs- en onderzoeksassistentinternationaal privaatrecht en docentpracticum Europese fundamentele vrij-heden van verkeer aan de UniversiteitAntwerpen.

foto

's: N

ina

Juff

erm

ans

Page 7: HUridisch juni2014

13

“We wilden graag de schriftelijke com-municatie beter afstemmen op de klanten kunnen aantonen dat alle vijftienmedewerkers juridische kennis hebbenop hbo-niveau,” vertelt Edwin Niezen(teamleider Ombudszaken). “Dat laatsteis vooral van belang vanwege een nade-rende accreditatie. Verschillende oplei-dingsinstituten bleken geen maatwerk tekunnen leveren. Daarom viel de keus ophet Instituut voor Recht van de HU, datwél een aangepast programma wildemaken.”

Ard Bottelier (docent bij HBO Rechtendeeltijd) coördineerde de ontwikkelingvan het programma en gaf zelf het onder-deel Inleiding Recht en Juridischevaardigheden. Bottelier: “Ongeveer dehelft van de groep had een universitairestudie Rechten achter de rug, de rest hadeen andere vooropleiding. De algemenejuridische voorkennis was dus heel divers.Maar over de zorgverzekeringswet wistende cursisten meer dan de docent.Daardoor was het soms zoeken om hetniveau goed af te stemmen. Als ik het

van hun eigen teksten, waarbijde deelnemers dan uiteindelijk zelf verbe-teringen moesten voorstellen. Tot slot iser een take-hometoets. Wie die goedmaakte en minimaal de helft van de bij-eenkomsten volgde, kreeg een certifi-caat.”“Ik hoop dit soort trainingen nog vakerte verzorgen: ik vind het boeiend omgoed na te gaan wat een specifiekegroep cursisten echt nodig heeft. Ookhoor je heel direct wat er speelt in eenorganisatie waar juridisch werk wordt ver-richt. Ik heb nog meer inzicht gekregenin wat onze studenten uiteindelijk moe-ten doen met het recht en daardoor kanik beter uitleggen wat ze er aan hebbenom bepaalde theoretische onderdelen tebestuderen.”

Lidwien van der Pas

12

TRAINING OP MAAT VOOR OMBUDSMAN ZORGVERZEKERINGENL E V E N L A N G L E R E N

“EEN VERADEMING!” “DE PRAKTISCHE TOEPASBAARHEID WASHEEL GOED.” TEVREDEN REACTIES VAN MEDEWERKERS VANOMBUDSMAN ZORGVERZEKERINGEN, WAARVOOR HET INSTITUUTVOOR RECHT EEN IN-COMPANY TRAINING HEEFT VERZORGD.

“DOSSIERS ANALYSEREN WE NUVEEL SYSTEMATISCHER AAN DEHAND VAN EEN STAPPENPLAN”

Edwin Niezen (teamleiderOmbudszaken): “Aanvankelijk was hetidee om de medewerkers die rechtengestudeerd hebben, alleen de bijeen-komsten over schriftelijke communicatiete laten volgen. Maar toen de juridischethema’s aan bod kwamen, zeiden ze:‘We blijven erbij.’ Ze wilden hun kennisopfrissen en raakten met elkaar ingesprek over de stof. Dat vond ik ergleuk.

De praktische toepasbaarheid van watwe leren is heel goed, anders dan jevaak meemaakt bij commerciële institu-

ten. Een onderwerp als Bestuursrechtspreekt misschien wat minder aan, maarer speelt veel op dat gebied en dedocent is heel bevlogen.

Door deze training zijn we kritisch naaral onze brieven gaan kijken. We voegennu bijvoorbeeld een leeswijzer toe enbeginnen met de conclusie, terwijl deklant die voorheen pas op de laatstepagina aantrof. Dossiers analyseren weveel systematischer aan de hand vaneen stappenplan. Daardoor ontdek jeeerder welke informatie je nog mist omje verhaal rond te krijgen.”

Wilt u weten wat het Instituut voorRecht kan betekenen voor uw organi-satie? Neemt u dan contact op met JosJanssen: [email protected]. Hij bespreekt graag met u wat demogelijkheden zijn op het gebied vantraining en opleiding.

De Stichting Klachten en GeschillenZorgverzekeringen (SKGZ) is eenonafhankelijke en onpartijdige organi-satie. Het doel van SKGZ is het hel-pen oplossen van problemen tussenklant en zorgverzekeraar. Dat kandoor bemiddeling van de Ombuds -man Zorgverzekeringen of door eenbindende uitspraak van deGeschillencommissieZorgverzekeringen.

voor de juristen interessant wilde maken,werd het voor de anderen al snel minderboeiend en andersom. Er zijn in totaal vijfdocenten bij de training betrokken: elkonderdeel werd gegeven door een expertop het vakgebied. Bij de lessen JuridischArgumenteren en SchriftelijkeCommunicatie zijn we steeds uitgegaan

Mariska van ’t Land (klachtenbehande-laar): “Ik werk al zeven jaar bij SKGZ enwist daardoor veel uit ervaring. Doordeze training weet ik waarom iets iszoals het is en waar ik het kan vinden.De Zorgverzekering is gebaseerd op deZorgverzekeringswet en het Burgerlijkrecht: daar weet ik nu veel beter deweg in. Als ik een klant aan de telefoonkrijg met een vraag, is mijn reactieovertuigender: doordat ik de wet beterbegrijp, gaat het me makkelijker af omdie uit te leggen. Ook heb ik geleerdom klachten goed te interpreteren enin mijn taalgebruik aan te sluiten bij hetniveau van degene met wie ik contactheb. Wij hebben met zoveel verschillen-de mensen te maken: verzekerden,gemachtigden, medewerkers van zorg-

verzekeraars. Als ik zonder jargon uitlegwat een verzekeraar precies bedoelt,snapt een klant vaak beter wat er aande hand is. Dan is de bemiddeling voormij al bijna geslaagd.

Na de bijeenkomsten discussieerdenwe vaak met elkaar over wat we hebben geleerd en hoe we dat in depraktijk gaan toepassen: kopjes gebrui-ken in een brief, is dat prettig voor delezer of komt het juist afstandelijk over? Recht kan best een taai onderwerp zijn,maar de docent vertelde er leuk overen maakte steeds de koppeling metons werk, waardoor het ging leven.Zowel de juristen als de niet-juristenvoelden zich vrij om vragen te stellen;hij ging daar heel natuurlijk mee om.”

foto

: Han

s M

eerm

an

Page 8: HUridisch juni2014

14 15

zij denken’. Slimme auteur denk je dan,ware het niet dat de bedenker ervan deeerbiedwaardige Baruch Spinoza is. Invoetnoot noch literatuurlijst tref ik zijnnaam aan. Nog bonter maakt dezeauteur het als hij schrijft: ‘Uit onderzoekis gebleken …’ Hij vermeldt bron nochvindplaats. In Integriteit in uitvoering,een soortgelijk studieboek voor het hbo,blijkt het al even erg. Toch proberen deauteurs mij in hun voorwoord gerust testellen. Omdat het een studieboek is,bevat het geen verwijzende noten. Hunschatplichtigheid moet maar blijken uitde afgedrukte literatuurlijst achterin hunboek. Bedoelen de auteurs hiermee tezeggen dat deze even opzienbarende alsluie keuze tot hun wetenschappelijke vrij-heid behoort? En dat terwijl wij onzehbo-studenten op het hart drukken ombij werkstukken en scripties de juistebronnen en vindplaatsen per pagina tevermelden, zodat de docent precies weetwaar de student of de bron aan hetwoord is. Doen de studenten dat niet,dan krijgen ze van de examencommissieeen sanctie opgelegd wegens plagiaat.Bij het derde geraadpleegde boek Vangedachten wisselen slaakte ik een zuchtvan verlichting. De bronvermelding blijktop orde. Toch vergaloppeert de auteurzich bij beweerde uitspraken van deUtrechtse filosoof Rutger Claasen overpositieve vrijheid. Zijn gedachtegang isrechtstreeks afkomstig uit Two Conceptsof Liberty van Isaiah Berlin. Nergens inhet boek wordt dit essay uit 1958genoemd.

Ondertussen is het met de verantwoor-ding in de beroepspraktijk al niet beter

In de toelichting op die wet steltZoontjes, bijzonder hoogleraar onderwijs-recht, dan ook terecht: ‘Wie als weten-schappelijk onderzoeker of docent zijnpositie misbruikt om inzichten te versprei-den, die berusten op (bewust) vervalste ofmisleidende feiten, verliest het recht omhaar beschermende werking in te roe-pen’. Daarom geef ik nog even een kortoverzicht van de ontdekte fraude in hetwetenschappelijk onderwijs en onderzoekaan het begin van dit decennium. Als eer-ste noem ik Roos Vonk, een aardige maarbovenal interessante vrouw. Toch makenook bijzondere vrouwen fouten. Uit ver-richt onderzoek concludeerde zij: vlees -eters vertonen agressiever gedrag danvegetariërs. Deze praktiserende vege -tariër verzuimde echter de door haarkompaan Diederik Stapel aangeleverdedata te controleren. Don Poldermans,internist en vasculair geneeskundige,pleegde eveneens onregelmatigheden bijde vergaring en presentatie van data. DirkSmeesters, hoogleraar Consumenten -gedrag en Samenleving, nam ontslagnadat twee wetenschappelijke artikelenwaren teruggetrokken in verband metmanipulatie van gegevens. Tot slot werdemeritus hoogleraar politieke antropolo-gie, Mart Bax, gesnapt op gedebiteerdeverzinsels in tientallen publicaties tijdenszijn werkzame periode.

Is het in het hbo dan beter gesteld metde (beroeps)ethiek? Ik ging te rade bijhet werk van auteurs die er verstand vanhebben. In het boek Ethiek en Recht inkort bestek trof ik een prachtige uit-spraak aan: ‘Recht heeft alleen betrek-king op wat mensen doen en niet op wat

ONTRACEERBAREWETENSWAARDIGHEDEN

gesteld. Er verschijnen digitale handboe-ken, beslisbomen of beleidsstukken waar-van de status even onduidelijk is als deherkomst. Wie is nog intern aanspreek-baar op wat? Bij wetten kun je ten minstenog je toevlucht zoeken tot de kamer-stukken om achter de bedoeling van dewetgever te komen. Geraadpleegde juris-prudentie helpt daarbij ook. Maar als jebinnen je organisatie niet meer weet wieverantwoordelijk is voor wat er is veror-donneerd, kun je ook niet meer om uitlegvragen. En wat niet meer uitlegbaar is aande burger, klopt vaak niet. Medewerkersworden minder kritisch, verschuilen zichachter een ander en voeren dit soortregelingen klakkeloos uit omdat ‘het nueenmaal moet’. Des te stuitender is dit bijinterne regelingen waarbij somebody upthere in de organisatie te stellig roept dateen wettelijke regeling X of Y voorschrijft,terwijl dat niet zo is. Plato vroeg zich al af:wie bewaakt de bewaker? Dat zou de kri-tische professional in de beroepspraktijkmoeten zijn. Maar die komt daar vaak nietaan toe, omdat hij het te druk heeft metde waan van de dag. In die zin begint deberoepspraktijk steeds meer op een stu-dieboek over ethiek te lijken.

Paul van Grinsven

1 Zoontjes, P.J.J, Wet op het hoger onderwijs enwetenschappelijk onderzoek, tekst & toelichting,tekstuitgave 2013-2014, Reed BusinessEducation 2014, ISBN 978 90 352 4712 3

2 Schotman, E.H., Ethiek en recht in kort bestek,Boom Juridische uitgevers 2013, ISBN 978-90-8974-844-7

3 Van Dale, W.G., Integriteit in uitvoering,Noordhoff uitgevers 2009, ISBN 978-90-01-76369-5

4 De Brabander, R., Van gedachten wisselen, filo-sofie en ethiek voor zorg en welzijn, uitgeverijCoutinho 2013, ISBN 978-90-469-0361-2

P R I K K E L

Het woord participatiesamenleving duiktgeregeld op in het debat over de hervor-ming van de verzorgingsstaat. Volgensbijzonder lector Maarten van der Lindevan Hogeschool Utrecht (HU) wordt ditteveel als een ‘hoera-verhaal’ gepresen-teerd, dat bovendien ‘weinig realistisch isover de moeilijkheden van mensen aande onderkant van de samenleving en wiedaarbij behulpzaam moet zijn’. Velenkampen met psychische problemen,schulden en langdurige werkloosheid.Kortom: het gaat om mensen met niet alte veel sociale competenties om een suc-cesvol en actief burger te zijn, zegt Vander Linde.

Het debat over de participatiesamenle-ving woedt volgens Van der Linde alveertig jaar. Maar het lijkt erop dat hetnu menens wordt, zegt hij. Hij wijst onder

meer op de overheveling van zorgtakennaar gemeenten, die ‘gepaard gaat metforse bezuinigingen’. Dit onderwerpboeit hem enorm. Logisch, want hij wasde afgelopen twee jaar bijzonder lectorGeschiedenis van het Sociaal Werk vanHogeschool Utrecht. Hij was aangehaaktbij het lectoraat InnovatieveMaatschappelijke Dienstverlening vanlector Lia van Doorn.

Actief burgerschapVan der Linde noemt het opvallend datde overheid zich sinds 2002 bedient vanwoorden die rechtstreeks afkomstig zijnuit de sociale bewegingen van de jarenzestig en zeventig. Denk aan actief bur-gerschap, participatie van burgers inbestuur van woon-, werk- en leefomge-ving, zelfredzaamheid en bevorderen vaneigen kracht (empowerment). Dat zijn

volgens hem mooie begrippen, maar‘niet los verkrijgbaar’. “Die woorden kun-nen pas werken als ze zijn ingebed in eensociale beweging of structuur, en wan-neer de overheid bevoegdheden over-draagt en middelen beschikbaar stelt omdie beweging van onderop te ondersteu-nen en te faciliteren. Ik zie dat nog nietdirect gebeuren.” Neemt hij als bijzonderlector afscheid met pijn in het hart? Vander Linde: “Ja, omdat ik het jammer vinddat er geen geld is voor een opvolger alslector op mijn onderzoeksgebied. Hethistorisch perspectief is leerzaam, juist indeze tijd waarin men de verzorgingsstaatflink wil verbouwen.”

Walter van Amerongen

Bron: www.onderzoek.hu.nl

PARTICIPATIESAMENLEVINGTEVEEL EEN HOERA-VERHAAL

foto

: Jan Willem

Gro

en

Academische vrijheid is een groot goed in dit land. Artikel 1.6 van de Wet op hethoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek verwoord dit expliciet: ‘Aan deinstellingen wordt de academische vrijheid in acht genomen’.

Page 9: HUridisch juni2014

16 17

“KRIJGEN WE RUIMTE VOOR MAATWERK?”

De 3 d’sGemeenten moeten meer gaan doen metminder geld; in samenwerking met ondermeer het regionale bedrijfsleven zullen zijde eigen kracht van burgers meer gaanaanspreken. Dat is de tendens van deParticipatiewet, onderdeel van ‘de 3 d’s’,de 3 decentralisaties. Die houden kortgezegd in: gemeenten zijn vanaf 2015verantwoordelijk voor de uitvoering van:de Participatiewet (dit is de Wet Werk enBijstand (WWB), samengevoegd met devoormalige Wajong en Wsw), Jeugdzorg,waaronder Jeugdbescherming en –reclas-sering en de Wet MaatschappelijkeOndersteuning (Wmo), uitgebreid metAwbz-taken. Tegelijk vindt een forsebezuiniging plaats: voor deParticipatiewet alleen al 1,8 miljard.

De Participatiewet kunnen we historischplaatsen in een ontwikkeling van opeen-volgende wetten voor overheidsbijstand.De namen van die wetten illustreren deverschuiving binnen de sociale zekerheidvan wat van mensen gevraagd mag wor-den, volgens de (politieke) consensus vanonze maatschappij. Van Armenwet (1854en 1912), via de Algemene Bijstands Wet(ABW in 1965, Abw in 1996), naar de hui-dige WWB (2004), waar eerst werk, danpas bijstand genoemd wordt. Vervolgensverdwijnt het woord bijstand helemaal in

de in 2012 teruggetrokken Wet Werkennaar Vermogen. De nu komendeParticipatiewet maakt duidelijk dat deoverheid anno 2014 een krachtig beroepop burgers doet om te participeren door(betaald) werk, opleiding, of zinvolle dag-besteding.

Het Divosa Voorjaarscongres liet zien dateen aantal gemeenten al ervaring heeftopgedaan met Werk en inkomen in com-binatie met sociale wijkteams. Divosa isde vereniging van gemeentelijke mana-gers op het terrein van participatie, werken inkomen. Dat juist op dat terrein eenenorme verschuiving aan de gang is,bleek uit de naam van het congres: ‘Degrote verbouwing’. En met zijn toespraakgetiteld ‘Dacht u echt dat het straks klaaris?’ benadrukte Peter van Lieshout, hoog-leraar en lid Wetenschappelijke Raadvoor het Regeringsbeleid (WRR), dat dehuidige economie vraagt om mensen diekunnen omgaan met steeds weer veran-dering, die werkend leren en die telkensweer kijken wat er moet gebeuren.

Mijn indruk van het congres bevestigdedeze oproep: er was veel elan, veel ener-gie; men gaat de uitdaging aan, bedenktnieuwe oplossingen, met creativiteit enhart voor de zaak. De kritische noot vanDivosavoorzitter René Paas over het wet-

gevingsproces (met zeven nota’s van wij-zigingen!) ontlokte aan mijn buurvrouw inde zaal (kwaliteitsmanager in een middel-grote gemeente) de opmerking dat hij tepessimistisch was. In algemenere termenis er mijns inziens sprake van een ontwik-keling van ambtenaar naar zelfbewustepublieke professional. Daarin past ook deeind 2012 opgerichte beroepsverenigingvoor klantmanagers (www.debvk.nl), waarvakmanschap ook weer het lerend ver-mogen vooropstelt. Aan het eind van hetcongres schoof staatssecretaris JettaKlijnsma aan, met de primeur over haarbesluit om als uitgangspunt het multini-veaumodel te kiezen, het financiële ver-deelmodel dat huishoudens centraalstelt. Opvallend in haar optreden washaar nadrukkelijke vraag aan alle con-gresgangers om haar van informatie teblijven voorzien over wat er van de nieu-we wet niet blijkt te werken, zodat daarook gezamenlijk een oplossing voorgevonden kan worden.

Waar staan we nu?Wat lijken de nieuwe ‘toverwoorden’ tezijn? Een greep: sociaal wijkteam, buurt -team, eigen kracht van de burger, weder-kerigheid; laagdrempelig, vraaggericht,verbinden en mogelijkheden zoeken,samenwerken in vertrouwen in plaats vanbelangenstrijd. Een congresvoorbeeld van

LIZET VAN DONKERSGOED, DOCENT BIJ SOCIAALJURIDISCHE DIENSTVERLENING, BEZOCHT HETDIVOSA VOORJAARSCONGRES OVER DEPARTICIPATIEWET ZE VRAAGT ZICH AF: HOE STAANWE ERVOOR? EN WAT BETEKENT DEPARTICIPATIEWET VOOR DE PROFESSIONALS?

wederkerigheid was de ‘Dienste ncheque’:een soort waardepapier voor klussen inen rondom het huis waarmee buurtbewo-ners, maar ook bijstandsgerechtigden inhet kader van de Tegen prestatie of acti-vering, mee kunnen werken aan het lan-ger thuis kunnen blijven van inwoners. InUtrecht ziet directeur MaatschappelijkeOntwikkeling Toke Tom de nieuwe buurt-teams als “vliegwiel voor verandering”,waarin er samen gezocht wordt naar infor-mele oplossingen (maatjes, vrijwilligers,burenhulp), en collectieve oplossingen(ontmoetingen, scootmobielpool).

Wat betekent dit voor onze professionals?Deze nieuwe ontwikkelingen lijken te vra-gen om een ‘nieuwe’ professional, dieeen paar dingen goed moet kunnen:naast overzicht houden, ook: contact metmensen centraal blijven stellen, goeddelegeren, vrijwilligers coachen, zoekennaar positieve benaderingen, naar crea-tieve oplossingen, naar verbinding - doormensen erbij te betrekken - en doormensen te stimuleren hun eigen oplossin-gen te genereren. Maar krijgen professio-nals wel de benodigde ruimte?

Discretionaire ruimteBijna alle generieke regelingen voor bij-standsgerechtigden (zoals langdurig-

heidstoeslag) worden door de Participatie -wet afgeschaft; het gaat voortaan om hetindividueel vaststellen van de noodzaakvan inkomensondersteuning. Daarmeebevestigt de regering de focus op indivi-dueel maatwerk. Toch staat die beslissings-ruimte voor maatwerk van de professionalonder druk. Divosavoorzitter René Paas bij-voorbeeld stelt de vraag: “kunnen we doordeze wet kwetsbare mensen beter bege-leiden naar werk?” Hij is er niet gerust op,onder meer doordat hij zich afvraagt: “krij-gen we ruimte voor maatwerk?” Hij pleitvoor beleidsvrijheid voor gemeenten, inhun samenwerking met sociale partners inde regio. Onze professionals zouden daar-bij gebaat zijn. Maar daarnaast mogen pro-fessionals in sommige gemeentes meerbeslissen dan in andere. Binnen de com-plexiteit van dit werk is discretionaire ruim-te bovendien extra lastig; het is altijdgemakkelijker om ‘domweg’ regels uit tevoeren. Maar het geeft ook de kans omhet verschil te maken. Koploper Utrechtnoemt in hun model specifiek het principe:“ruimte voor professionals voor afwegin-gen en beslissingen”; dat klinkt hoopvolvoor de “hoogwaardige generalistischeprofessionals”, die volgens Utrecht nodigzijn in hun buurtteams. Het is spannendom te volgen hoe dit in de praktijk uit gaatpakken.

Bouwen met een rotvaart"Onze opgave is hartstikke moeilijk",stelt Divosa-voorzitter René Paas bijde opening van het Divosa voorjaar-scongres. "Je hoeft niet lang na tedenken als je deParticipatiewet wilverbeteren. Maar hijkomt op ons af." Ende gemeenten zullener mee uit de voetenkunnen. “Wij hebbenin het verleden albewezen dat we datkunnen."

De basisgedachte van de wet waseen grote wens van Divosa: minderbureaucratie, minder hobbels voorwerkgevers. "Maar inmiddels zijn wetwee kabinetten verder, zeven memo-ries van toelichting, een sociaalakkoord, een akkoord met de con-structieve oppositie... Je hoeft nietheel goed te zoeken om in de wet-geving toch weer acht doelgroepenterug te vinden. Dit is niet onzegedroomde wet."

Er is daarnaast veel scepsis over deimplementatie van de wet doorgemeenten vanuit het rijk. Leiden aldie verschillende plannen van degemeenten bijvoorbeeld niet totrechtsongelijkheid? “We horen veelslechte recensies.” Het zorgelijke daar-aan is dat dat leidt tot nog meer rege-lingen om het creatieve vermogen vangemeenten te dempen, meer bureau-cratie. “Als je gelooft in decentralise-ren, ga dan ook decentraliseren."

Toch zullen de gemeenten praktischmet de nieuwe wetgeving om kunnengaan, weet de voorzitter zeker.Resultaten uit het verleden biedengeen garantie. Maar de invoering vande WMO, de Wet Werk en Bijstand,ze kwamen goed uit de verf. “Hetverhaal van Divosa is een groot suc-cesverhaal. We hebben geen hand,maar een land vol ideeën. En dieideeën zullen de gemeenten als ravenvan elkaar stelen. Vandaag is slechtsde opmaat om te laten zien dat wehet kunnen.”

Bron: divosa.nl

ZIJN WE KLAAR VOOR DE GROTE VERBOUWING?

B E R O E P S P R A K T I J K

foto

: Jan Willem

Gro

en

Page 10: HUridisch juni2014

W I S S E LW E R K In deze rubriek staat een docent centraal die naast Hoge -school Utrecht nog een andere werkkring heeft. De focus ligtop de kruisbestuiving tussen de verschillende werkzaamheden.

“Ik ben rechten gaan studeren omdat ikbij de politie wilde. Maar na mijn afstude-ren waren er geen vacatures. Ik had ooiteen interessant artikel in Ars Aequi gele-zen over het werk van de gerechtsdeur-waarder. Toen ik een vacature tegen-kwam voor de functie van jurist bij eengerechtsdeurwaarderskantoor, heb ikdaarop gesolliciteerd.”

“Een paar weken nadat ik daar begonnenwas, vroeg mijn baas: ‘wil je de deur-waardersopleiding gaan doen?’ En datheb ik gedaan - naast mijn werk – als stu-dent van het eerste uur bij de HU. Hetwas toen nog een afstudeerrichting vanSJD, later bij de opleiding HBO Rechten.Kort nadat ik mijn diploma had ontvan-gen, kreeg ik de vraag of ik gastlessenwilde verzorgen. Ook het onderwijs heeftaltijd mijn belangstelling gehad, dus datheb ik gedaan. Ik vind het fijn om iets tekunnen betekenen, en niet alleen in dezin van een exploot uitreiken!”

“Inmiddels ben ik twee dagen per weekin vaste dienst bij de HU en drie dagenals jurist en kandidaat-gerechtsdeurwaar-der bij Alkema|Vloet|Kuijpers Gerechts -deurwaarders in Arnhem. Het is wel mooiom een deurwaarder in het vaste docen-tenteam te hebben, want nu ben ik veelmeer dan vroeger betrokken bij hetonderwijs en de ontwikkeling daarvan.”

“IK VIND HET FIJN OM IETS TE KUNNENBETEKENEN, EN NIET ALLEEN IN DE ZIN VANEEN EXPLOOT UITREIKEN!”

SANNE WERKT BIJJONG EN AMBITIEUSADVOCATENKANTOOR

Interesse in rechtvaardigheid en recht zat er al vroeg in bij de26-jarige Sanne Barbas. Rechten studeren was dan ook hetenige dat ze wilde doen na de havo. Ze begon in 2005 aan deHU en na vier jaar besloot ze verder te studeren aan de univer-siteit. Inmiddels staat ze al anderhalf jaar geregeld in de recht-bank. “Ik ben competitief. Een zaak in de rechtbank voelt alseen wedstrijd die ik wil winnen.”

“Nadat ik klaar was op de universiteit ging ik meteen sollicite-ren. Ik werd aangenomen bij BASE Advocaten, een jong enambitieus advocatenkantoor in Rotterdam. BASE is een nichekantoor, gespecialiseerd in geschilbeslechting en advies op hetgebied van Corporate & Commercial litigation, arbeidsrecht enenergierecht. Ik voel me hier goed. We zijn allemaal jonge,ambitieuze mensen en we werken samen om de top te berei-ken. Ik vind het belangrijk dat ik mijn werkplek ook echt leukvind, dat bevordert je eigen succes. De lat ligt hier hoog, maarik heb geen last van de druk.”

“Niet alle zaken gaan naar de rechtbank, maar dat vind ik vaakwel het leukste. De adrenaline die je voelt als je daar staatmaakt me fanatiek. Ik denk veel na over hoe ik dingen zal aan-pakken en hoe ik mijn verhaal goed kan brengen. Ik ben com-petitief ingesteld, misschien wel doordat ik op hoog niveau hebgehockeyd. Als ik een zaak niet win, kan ik daar echt van balen.Maar soms is het juist ook mooi als je er zonder rechter uitkomtmet partijen.”

“Het mooiste aan het vak vind ik dat ik mensen echt kan hel-pen. Het klinkt misschien cliché, maar dat is echt zo. Als iemandbijvoorbeeld zijn baan verliest, is dat een enorme klap. Voorzulke mensen wil ik het onderste uit de kan kunnen halen.Daarom ben ik na de HU ook door gaan studeren aan de uni-versiteit om daar mijn meesterstitel te halen die je nodig hebtom advocaat te kunnen worden. Ik heb nu de mogelijkheid ommet zaken naar de rechter te stappen en echt iets te bewerk-stelligen. Dat geeft een kick.”

Nina Juffermans

“HET MOOISTE AAN HET VAK VIND IK DATIK MENSEN ECHT KAN HELPEN”

C A R R I È R E

“Als je lesgeeft aan een beroepsoplei-ding is het goed om te weten hoe het erin de praktijk aan toe gaat. Er zijn delaatste jaren wat wijzigingen geweest inde dagvaardingsformaliteiten en ik kanstudenten er dan op wijzen waar hetwringt en waar ze rekening mee moetenhouden in hun werk. Anderzijds moet ikvoor mijn functie van docent alle ontwik-kelingen bijhouden, dat komt mijn werkals deurwaarder weer ten goede.”“Het aardige van mijn vakgebied - metname beslag- en executierecht en

procesrecht - is dat het nog redelijkonontgonnen terrein is. Er is nog heelveel ruimte en markt om dat juridisch uitte zoeken en over te brengen. Er is ookrelatief weinig literatuur over, hooguitwat algemene werken. Maar een boekwaaruit je kunt leren hoe je een explootmoet schrijven, is er niet! Voor mijn stu-denten heb ik daarom zelf readersgeschreven. En – wie weet – vloeit daarnog eens een publicatie uit voort.”

Lidwien van der Pas

1918

foto

's: N

ina

Juff

erm

ans

foto

: Fem

ke v

an d

en H

euve

l

Page 11: HUridisch juni2014

CONFLICTVAARDIG?

In de post-bachelorcursus Mediation (opleiding tot CertifiedMediator) maakt u kennis met en traint u vaardigheden dienodig zijn bij het geven van advies, het oplossen van conflictenen het voeren van onderhandelingen.De opleiding is opgebouwd uit twintig lesdagen en duurt intotaal tien maanden. Hiermee behoort deze opleiding tot eenvan de meest uitgebreide Mediation-opleidingen vanNederland. De duur van opleiding houdt verband met deonderwijsvisie; namelijk dat mediation een vak is dat eigengemaakt moet worden door veel oefeningen en door er de tijdvoor te nemen. Tijdens de lesdagen maakt u kennis met ver-schillende aspecten van mediation. De opleiding is praktischingericht. U oefent veel met acteurs en met elkaar. Naast detrainer/mediators die verbonden zijn aan HU Mediation, zijn erook een aantal gasttrainers die onderdelen van de opleidingverzorgen.

In de loop van de opleiding ontrolt zich het mediationproces enkomen de verschillende terreinen, waarop mediation wordtingezet aan bod. Elke maand staat er een nieuwe mediation-vaardigheid in de spotlights. De onderwerpen die aan bodkomen zijn onder andere conflicten binnen relaties (echtschei-ding), tussen buren (burenruzie), op het werk (arbeidsgeschil),met klanten en binnen organisaties.

De opleiding Mediation is verbonden aan het centrum HUMediation. Binnen dit centrum worden mediations gedaan, erwordt onderzoek gedaan naar mediation en er wordt regelma-tig gepubliceerd over mediation. Ook is er een op maat gespe-cificeerd aan bod van trainingen op het gebied van communica-tie en conflictvaardigheid.

De post-bachelor cursus Mediation start op 18 en 19 septem-ber.

www.mediation.hu.nl Telefoon: (088) 481 96 93E-mail: [email protected]

Erkende opleiding Deze opleiding is erkend door de MediatorsfederatieNederland (MfN, voorheen NMI). Na afronding heeft u voldaanaan een van de eisen voor registratie bij het MfN. Indien u gere-gistreerd wilt worden, dient u na deze opleiding nog een ken-nistoets en een assessment te behalen.De opleiding is tevens geaccrediteerd door het Centrum PostInitieel Onderwijs Nederland (CPION). U ontvangt, naast hetcertificaat van deelname, een diploma van het CPION.