Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

23
hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen

Transcript of Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

Page 1: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

hoor je een S met daarna een G,dan schrijf je SCH

schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen

Page 2: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

de R plaagt de dubbelklank -eer, -eur en -oor

je hoort bir: je schrijft beerje hoort dur: je schrijft deurje hoort bor: je schrijft boor

Page 3: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

Denk aan het oor:

ik schrijf het woord zoals ik het hoor: lamp, kers, slak

soms bestaat een woord uit twee woorden: schooltas, fietspomp

Page 4: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

de L en de R zijn kleefletters; soms hoor je er een U tussen

maar die schrijf je niet

melk, jurk, kalf, warm

Page 5: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

de F is een fietspompletter, je hoort FFFFFF

fluit, feest, fruit, film

Page 6: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

de S is van STIL: SSSSST

slang, smal, snel, soep, storm

Page 7: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

de N en de K zitten op de bank te kussen,

daar mag de G niet tussen!

pink, bank, denk

Page 8: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

Hoor je op het eind van een woord een T, maak er dan meer van.

Hoor je dan een D, schrijf die dan ook.

Ik hoor HONT, ik maak er HONDEN van. Ik schrijf HOND.

huid, paard, bord, tand, woord

Page 9: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

je hoort een J bij –aai, -oei, -ooi

maar je schrijft een i

haai, bloei, mooi

Page 10: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

hoor je een U bij een lage stemtrap, dan schrijf je een E

wortel, poesje, kelder, dokter

Page 11: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

de V is van vloer, je hoort VVVVV

vloer, vlieg, verf, verkeer, vlug

Page 12: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

Ik zie de Zon. Ik weet hoe ik het schrijf. Ik schrijf ZON.

Ik maak een foto in mijn hoofd van de Z-woorden.

zand, zwaar, ziek, zanger

Page 13: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

als ik aan het eind van een klankstuk een lange klank hoor,gebruik ik daar maar 1 klinker

voor

(lange klanken hebben pech, je haalt gewoon een letter weg!)

apen, bomen, muren, jaren, peren, tafel, beter

Page 14: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

als ik aan het eind van een klankstuk een korte klank hoor, ga

ik met 2 medeklinkers door

katten, sommen, bruggen, lippen, vulling, middag

Page 15: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

als je na een korte klank GT hoort, schrijf je meestal CHT

Behalve bij : hij ligt, hij legt, hij zegt

acht, recht, dicht, bocht, lucht

Page 16: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

hoor je eeuw, ieuw, uw, denk dan aan de U voor de W

leeuw, nieuw, duw, sneeuw, schreeuw

Page 17: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

alleen bij de ee achteraan, laat ik 2 klinkers staan

twee, ree, zee, slee, snee, vee, nee

Page 18: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

bij het langer maken wordt de F na een lange klank of dubbel klank

bijna altijd een V

duif-duiven, slaaf-slaven, neef-neven, druif-druiven, brief-brieven

F

V

Page 19: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

hoor je LUK aan het eind van een woord, dan schrijf je LIJK

gevaarlijk, dierlijk, moeilijk, vrolijk, gemakkelijk

luk

lijk

Page 20: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

Ug is een indianenwoord, je schrijft IG

beestachtig, driftig, twintig, zielig, nodig

Page 21: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

hoor je aan het eind van een woord de lange klank aa, oo, ie, uu dan komt er in het meervoud

een komma in plaats van de tweede letter

zebra’s, opa’s, taxi’s, kano’s, paraplu’s

’S

Page 22: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

bij het langer maken wordt de S na een lange klank of dubbele

klank bijna altijd een Z

haas-hazen, glas-glazen, doos-dozen, mees-mezen, kies-kiezen

S

Z

Page 23: Hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen.

hoor je ZJ, dan schrijf je alleen een G

horloge, manege, stage, etalage, garage

ZJ-G