Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

20
DE ECONOMIE IN DE GOUDEN EEUW Aantekeningen bij 2.1 + 2.2

Transcript of Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

Page 1: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

DE ECONOMIEIN DE

GOUDEN EEUW

Aantekeningen bij 2.1 + 2.2

Page 2: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

Inhoud

Les 1 2.1 Centrum van de wereldhandel

Van de handel in de Oostzee naar de uithoeken van Europa en andere continenten

2.2 De organisatie van de handel Over het succes van Amsterdamse wisselbank en

beurs, over de VOC en de WIC 2.3 Bloeiende nijverheid

Oorzaken voor het succes van de nijverheid in de Republiek

2.4 Het platteland in de Gouden Eeuw Over de bloei van de landbouw in West-Nederland en

het ontstaan van plattelandsnijverheid

Page 3: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

2.1centrum van de wereldhandelA. Handel in Europa Oostzeehandel = ‘moedernegotie’, basis

van alle overzeese activiteiten Hoogtepunt tijdens Twaalfjarig bestand met

Spanje (1609-1621). Ondanks Tachtigjarige Oorlog blijft Spanje handel

drijven met de Republiek ivm voedseltekorten / Republiek afhankelijk van Spaans zilver

Uitbreiding van de handel naar uithoeken van Europa: Rusland, Zweden (walvisvaart), Middellandse Zee, Levant, etc.

Page 4: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

Amsterdam: stapelmarkt van Europa

Handelsknooppunt tussen Noord- en Zuid-Europa

(Oostzee – Middellandse Zee)

Page 5: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

B. Handel buiten Europa Portugezen bezaten het monopolie op

specerijenhandel met Oost-Azië => vraag > aanbod => eigen weg naar Indië (Eerste Scheepvaart, 1595)

Handel met Afrikaanse westkust (va. 1598) in slaven, goud en ivoor

Oversteek naar Latijns-Amerika om slaven op plantages te werk te stellen

import van tabak uit Noord-Amerika

Verandering van handel in bulkgoederen naar luxegoederen

Page 6: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

2.2 De organisatie van de handel

Banken en beurzen Amsterdamse wisselbank

(1609): kooplieden konden geld in bewaring geven, wisselen en overboeken.

bank van lening (1614) t.b.v. investeerders

Amsterdamse beurs (1611): handel in producten en VOC-aandelen, afsluiten van verzekeringen en vervoerscontracten.

Clip ‘Wisselbank 1609’

Page 7: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

De Verenigde Oost-Indische Compagnie Handel op Indië in handen van voorcompagnieën:

groepen kooplieden die gezamenlijk expedities organiseren en winst delen

Nadelige gevolgen: onderlinge concurrentie, dalende prijzen Oprichting VOC (1602) in opdracht van Staten-

Generaal Monopolie op Nederlandse handel in Azië startkapitaal bijeengebracht door uitgifte van aandelen Verregaande bevoegdheden t.b.v. handel: oorlogvoeren,

verdragen sluiten met vorsten, forten bouwen etc. Met geweld worden Portugezen + Engelsen verdreven, Batavia

gesticht en Molukkers gedwongen om specerijen exclusief aan de VOC te leveren

VOC sticht factorijen (handelsposten) en neemt deel aan inter-Aziatische handel clip ‘VOC 1602’

Page 8: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

West-Indische Compagnie (1621) Opgericht na beëindiging Twaalfjarig Bestand (1609-21)

Oorlog tussen de Republiek en Spanje laait opnieuw op Doelen:

Spanje economisch treffen d.m.v. kaapvaart (veroveren van zilvervloot)

Veroveren van gebieden / stichten kolonies t.b.v. opzetten suiker- en tabaksplantages (productie in eigen beheer)

Na Vrede van Munster (1648) legt de WIC zich toe op de driehoekshandel tussen Europa, West-Afrika en Amerika hevige concurrentie + hoge militaire kosten

Page 9: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw
Page 10: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

2.3 Bloeiende nijverheid

6 oorzaken voor groei van de nijverheid1. Samenhang handel – nijverheid: toename

buitenlandse vraag naar Hollandse klinkers, industriële grondstoffen (o.a. hout en teer), producten van trafieken (suiker), etc.

2. Toename van binnenlandse vraag door bevolkingsgroei en stijgende welvaart

3. Gunstig investeringsklimaat dankzij vrede / veiligheid + kennis en kapitaal afkomstig uit Zuidelijke Nederlanden (sinds 1585)

Leidse textielindustrie bloeit weer op dankzij nieuwe productiemethoden en stoffen (fijne wol) uit Vlaanderen

Page 11: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

Vervolg

4. Technische vernieuwingen: ontwikkeling van scheepsbouw (fluitschip) en de houtzaagmolen bezorgen de Republiek een technologische voorsprong

5. Natuurlijke hulpbronnen: goedkope energiebronnen als wind (molens) en turf (t.b.v. industrie) zijn volop aanwezig

6. vervoersnetwerk: dicht netwerk van vaarwegen maakt snel transport tot in de uithoeken van de Republiek mogelijk Steden kunnen zich verder specialiseren (vb. Delfts

aardewerk)

Page 12: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

2.4 Bloei van de landbouw

Oorzaken1. Stabiliteit / veiligheid in Holland na 1575 =>

herstel van de landbouw2. Import van graan uit de Oostzee dwingt boeren

tot specialisatie3. Landbouw profiteert van bevolkingsgroei =>

toename van de welvaart en de handel4. Groei van de veestapel => meer mest => meer

akker- en tuinbouw mogelijk 5. Kaas wordt belangrijk exportproduct6. Dertigjarige oorlog (1618-1648) verwoest Duitse

landbouw => Republiek levert voedsel aan Duitsland

Page 13: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

Gevolgen1. Investeringen in landbouwgrond

m.b.v. droogleggerijen (Beemster, Noord-Holland)

2. Nijverheid verplaatst naar het platteland: lage lonen en geen belemmeringen door gilden

3. Ontstaan plattelandsindustrieën (steenbakkerijen, papierindustrie)

Page 14: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

KeerzijdeWaarom profiteren Zuid- en Oost-Nederland niet van ontwikkelingen in Holland?

1. Tachtigjarige Oorlog wordt in deze gebieden voortgezet

2. Gebrek aan vruchtbare gronden (zandgrond i.p.v. klei)

3. Zuiden niet aangesloten op netwerk van waterwegen

Boeren in Zuid/Oost-Nederland blijven zelfvoorzienend

Page 15: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

Hoofdstuk 3: Politiek in de Republiek:Gewesten: De Republiek der Verenigde Nederlanden was

een statenbond van grotendeels zelfstandige gewesten (provincies).

oppergezag in ieder gewest lag bij de Gewestelijke Staten: zij regelden bijv. kerkelijke zaken, belastingen en rechtspraak. (de Gewestelijke Staten werden elk op een eigen wijze samengesteld met eigen machts- en gezagsverhoudingen.)

In alle Gewestelijke Staten waren de steden door regenten vertegenwoordigd en in sommige (oostelijke) gewesten ook de adel

Page 16: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

De Republiek

De samenwerking tussen de gewesten werd geregeld door de Staten Generaal in Den Haag. Ieder gewest stuurde er afgevaardigden naar toe.

De Staten Generaal besliste over buitenlandse politiek en defensie en de daarmee verbonden financiën

belangrijke besluiten moesten genomen worden met algemene stemmen. Ieder gewest had dus het recht van veto. Omdat Holland de grootste bijdrage leverde aan de financiën van de Republiek, had dit gewest in de Staten Generaal de grootste invloed

De machtigste man van de Staten Generaal was de raadpensionaris van Holland. Hij leidde, als hoogste Hollandse ambtenaar, de Hollandse vertegenwoordiging in de Staten Generaal.

Page 17: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

In principe koos ieder gewest zijn eigen legeraanvoerder of stadhouder. De Stadhouders voerden het bevel over de legers van de gewesten. In de praktijk waren de stadhouders altijd leden van het Huis van Oranje. Bij een groot deel van de bevolking stonden de stadhouders als prinsen van Oranje in hoog aanzien. Meestal waren er twee stadhouders, een in Holland en een in Friesland, die elk stadhouder van een aantal gewesten waren.

Page 18: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

De Steden:

de steden werden vooral bestuurd door burgers. Een kleine groep, de regenten, speelde een belangrijke rol in de vroedschappen (bestuurscolleges) van de steden

de regenten waren vaak tot rijkdom en aanzien gekomen door hun handels – en nijverheidsactiviteiten

De steden hadden inde Republiek het overwicht op politiek en sociaal terrein. In het gewest Holland was het overwicht het duidelijkst.

Page 19: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

Buitenlandse concurrentie

Een overzicht van conflicten tussen de Republiek en haar concurrenten

I. Spanje1585 Val van Antwerpen1609-21 Twaalfjarig bestand1628 Zilvervloot veroverd door Piet Hein 1648 Vrede van Munster: einde Tachtigjarige Oorlog

II. Engeland1651 Acte van Navigatie: politiek van mercantilisme1652-54 Eerste Engelse Zeeoorlog1665-67 Tweede Engelse Zeeoorlog o.l.v. De Ruyter / Cornelis de Witt

III. Frankrijk1659 Vrede tussen Spanje en Frankrijk1661 Frankrijk groeit o.l.v. Lodewijk XIV uit tot een militaire en

economische supermacht dankzij mercantilisme en uitbreiding van het leger

Page 20: Hoofdstuk 2 en 3 de gouden eeuw

Sociale verhoudingenDe bevolking van de Republiek is op te delen in

ruwweg vijf sociale lagen:

- Adel: veel aanzien, maar in de Republiek relatief kleine groep met weinig beperkte invloed

- Gegoede burgerij (regenten, artsen, officieren,predikanten, kortom: notabelen) ca 6-10 %

- Kleine burgerij (zelfstandige ambachtslieden, winkeliers, schoolmeesters) ca 25 %

- Volksklasse (arbeiders, zeelieden, soldaten, dienstmeisjes) 60-70 %

- Het grauw/ gemeen: bedeelden, zwervers, straathandelaren