Hoofdstuk 12 Dakconstructies

11
Hoofdstuk 12. Dakconstructies 1. Wat is de benaming van onderstaande ligger? a. Een portaalligger. b. Een vakwerkligger. c. Een raamwerkligger. 2. Waar kunnen in een dakvlak 'chaperonnepannen' worden toegepast? a. Aan de onderzijde bij het gootdetail. b. Aan de bovenzijde van een pannendak bij de aansluiting aan een plat dak. c. Bij de aansluiting van het dak met het schoorsteenkanaal. 3. Hoe noemt men onderstaand afgebeelde spantvorm? a. Een windverband. b. Een vakwerkspant. c. Een ruimtevakwerkspant. 4. In een kapconstructie zijn doosvormige geïsoleerde sporenpanelen met constructieve knieschotten toegepast. Indien men bij een verbouwing besluit deze knieschotten te verwijderen, wat zouden dan hiervan de gevolgen kunnen zijn? a. Het optreden van scheurvorming in de gevel. b. Er kan geen dakkapel meer worden geplaatst. c. Het doorzakken van de kap. 54 Werkboek 2006 Bouwkunde

Transcript of Hoofdstuk 12 Dakconstructies

Page 1: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

Hoofdstuk 12. Dakconstructies

1. Wat is de benaming van onderstaande ligger? a. Een portaalligger. b. Een vakwerkligger. c. Een raamwerkligger.

2. Waar kunnen in een dakvlak 'chaperonnepannen' worden toegepast? a. Aan de onderzijde bij het gootdetail. b. Aan de bovenzijde van een pannendak bij de aansluiting aan een plat

dak. c. Bij de aansluiting van het dak met het schoorsteenkanaal.

3. Hoe noemt men onderstaand afgebeelde spantvorm? a. Een windverband. b. Een vakwerkspant. c. Een ruimtevakwerkspant.

4. In een kapconstructie zijn doosvormige geïsoleerde sporenpanelen met constructieve knieschotten toegepast. Indien men bij een verbouwing besluit deze knieschotten te verwijderen, wat zouden dan hiervan de gevolgen kunnen zijn? a. Het optreden van scheurvorming in de gevel. b. Er kan geen dakkapel meer worden geplaatst. c. Het doorzakken van de kap.

54 Werkboek 2006 Bouwkunde

Page 2: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

Hoofdstuk 12. Dakconstructies

5. Welk systeem is toegepast bij onderstaand afgebeeld zinken dakbedekking? a. Een felssysteem. b. Een losangesysteem. c. Een roevensysteem.

6. Hoe noemt men onderstaand spant? a. Een hangspant. b. Een vakwerkspant. c. Een verbeterd Hollands kapspant.

7. Een dakbedekking bestaat uit shingles. Op welke wijze worden deze op de dakplaten bevestigd? a. Met een persvlam vastbranden. b. Per shingle vier - zes nagels spijkeren. c. Per shingle twee shinglehaken plaatsen.

8. Welke elementen heeft een schilddak? a. Slechts twee dakvlakken en een noklijn. b. Meer dan twee dakvlakken, een noklijn en

hoekkepers. c. Twee dakvlakken, een noklijn en topgevels.

Bouwkunde Werkboek 2006 55

Page 3: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

Hoofdstuk 12. Dakconstructies

9. Welk type spant is op onderstaande afbeelding weergegeven?

a. Steekspant. b. Driescharnierspant. c. Verbeterd Hollands spant.

10. Wat is de beste plaats voor een schuine haaklas in de gordingen? a. Op het momenten - nulpunt. b. Ter plaatse van de ondersteuning. c. Op 1/3 van de overspanning.

11. Hoe noemt men het onderdeel dat met een pijl is aangegeven? a. Wolfseind. b. Hoekkeper. c. Kilkeper.

12. Wat is de benaming van de dakvorm? a. Een mansardedak. b. Een schilddak. c. Een tentdak.

56 Werkboek 2006 Bouwkunde

Page 4: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

d.Hoofdstuk 12. Dakconstructies

13. Bij een aansluiting van een kap op een spouwmuur dienen maatregelen te worden getroffen om de spatkrachten op te vangen. Wat is een spatkracht? a. Een opwaartse kracht. b. Een zijwaartse kracht. c. Een neerwaartse kracht.

14. Welk van onderstaande dakpanhulpstukken is bestemd voor het afwerken van hoekkepers? a. Een zadelvorst. b. Een schubvorst. c. Een halfronde vorst.

15. Wat is de benaming van een met zink beklede houten regel, die op bepaalde afstanden bij een zinken dakconstructie wordt toegepast? a. Een klang. b. Een kraaldeel. c. Een roeflat.

16. Onderstaand is schematisch een Polonceau - spant afgebeeld; de pijlen geven de sneeuwbelasting aan. Welke spanningen treden er op in de staven A en B?

a. In A drukspanning en in B trekspanning. b. Zowel in A als in B drukspanning. c. Zowel in A als in B trekspanning.

17. In onderstaande afbeelding geeft de bovenste figuur een vakwerkligger weer. De daar ondergelegen figuur geeft de vervorming weer wanneer staaf A wordt verwijderd. Welke kracht / krachten treedt / treden er, afgaande op onderstaande figuren, op in staaf A?

a. Alleen een trekkracht. b. Alleen een drukkracht. c. Zowel een trek - als een drukkracht.

Bouwkunde Werkboek 2006 57

Page 5: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

Hoofdstuk 12. Dakconstructies 18. Welke van onderstaande afbeeldingen is een verbeterde holle pan?

e.\

~ 'I

a. b. c. 19. Welke van onderstaande figuren geeft de juiste toepassing van een koud dakconstructie weer? f.2loc1qs~ ~ Isolatie g.

Hoobm 1>01101oo9 1s<lIo6e ~ ~t

11 Houten t>oll<laog Oompmnmende folie llegeIwerl< Gipsploot 2 k>o<Js dolcbedckking Und.na,rnent l1oolati<!

lil a. Figuur I. b. Figuur 1/. c. Figuur 1/1. 58 Werkboek 2006 Bouwkunde

Page 6: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

h.Hoofdstuk 12. Dakconstructies

20. Hoe noemt men deze platdakconstructie? a. Warmdakconstructie. b. Omgekeerd

warmdakconstructie. c. Ronddakconstructie.

dakconstructi e, (beton, staal of hout enz.)

21. Onderstaande tekening geeft een nokdetail weer. Wat is de benaming van het met een pijl aangeduide onderdeel? a. Ruiter. b. Ligger. c. Nokgording.

i.waterkerende en dampdoorlatende

folie

,-

22. Op welke locatie in de dakplattegrond bevindt zich onderstaand nokvorst detail?

, /

a

Bouwkunde Werkboek 2006 59

Page 7: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

Hoofdstuk 12. Dakconstructies

23. Waar bevindt zich het bouwkundig onderdeel dat 'wang' wordt genoemd? a. In de liftmachinekamer. b. In het driehoekige gevelaanzicht. c. Bij de dakkapellen.

24. Hoe noemt men onderstaande met pijl aangegeven onderdeel? a. Een slaper. b. Een spoor. c. Een strijkbalk.

25. Onderstaande schets toont een dakranddetail van een plat dak van een houtskeletbouw -constructie. Waarom wordt bij pijl A het metselwerk vrijgehouden van de betimmering? a. Voor de ventilatie van de spouw. b. Teneinde de laatste laag te kunnen aanbrengen. c. In verband met mogelijke krimp van de houtconstructie.

26. Onderstaand detail geeft weer de aansluiting van een schuin dak op een kopgevel. Welke kapconstructie is hier toegepast?

60 a. b. c.

Sporenkap. Scharnierkap. Gordingenkap.

Werkboek

2006 .--

Page 8: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

haakanker

Bouwkunde

Page 9: Hoofdstuk 12 Dakconstructies

Hoofdstuk 12. Dakconstructies BESTEK EN TEKENING Deze vragen hebben betrekking op bijgeleverd bestek en tekeningen

1. Wat is de benaming van het met een pijl aangegeven onderdeel bij detail 15 a. Een boeideel. b. Een knijpdeel. c. Een windveer.

2. Hoe noemt men het met een pijl aangegeven onderdeel van de dakbedekking in detail 16? a. Een schubvorst. b. Een eindvorst. c. Een rietvorst.

3. Hoeveel dient volgens het bestek het effectieve afschot van het platte dak naar de hemelwaterafvoeren per strekkende meter te bedragen? a. 10 mmo b. 12 mmo

("....e';'.~

4. Wat wordt de houtzwaarte van de in detail 15 getekende muurplaat? (opmeten) a. 70 x 120 mmo

b. 70 x 145 mmo C. 70 x 195 mmo

5. De kap wordt ondersteund door een staalconstructie, onder andere met de volgende onderdelen: (detail 16, 17 en tek. tweede verdieping) a. Buisprofiel 0 100, IPE 240, HE 140 - B. b. UNP 240, IPE 220, HE 140 - A. c. IPE 240, UNP 240, HE 140 - A.

6. Wat heeft naast de staalconstructie, uit vraag 5, ook een ondersteunende functie bij de kapconstructie? a. De kozijnen.

b. De knieschotten. C. Geen enkele.

7. Welke constructie wordt toegepast voor het platte dak van de bergruimte? a. Koud dak. b. Warm dak. C. Omgekeerd dak.

Bouwkunde Werkboek 2006 61