Hoofdstuk 1 kunsthistorische achtergrond van Nederland en ...€¦  · Web viewDe wetenschappers...

162
Het kind is koning! Een vergelijkend onderzoek naar museale programma´s voor kinderen in het kader van ontmoeting, ontwikkeling, bewustwording en saamhorigheid in de samenleving. Erasmus Universiteit Rotterdam

Transcript of Hoofdstuk 1 kunsthistorische achtergrond van Nederland en ...€¦  · Web viewDe wetenschappers...

Het kind is koning!Een vergelijkend onderzoek naar museale programma´s voor kinderen in het kader van ontmoeting, ontwikkeling, bewustwording en saamhorigheid in de

samenleving.

Erasmus Universiteit Rotterdam Masterthesis Sociologie van Kunst en Cultuur

Nachet Louchahi 313094 Begeleid door dr. D. Verdaasdonk en dr. K. van Eijck 15 augustus 2010

Masterthesis

Het Kind is Koning!Een vergelijkend onderzoek naar museale programma´s voor kinderen in het kader van ontmoeting, ontwikkeling, bewustwording en saamhorigheid in de

samenleving.

Erasmus Universiteit Rotterdam Masterthesis schakelprogramma SKC

Nachet Louchahi 313094 Begeleid door dr. D. Verdaasdonk en dr. K. van Eijck 15 augustus 2010

2

Voorwoord

De bezoeken aan het museum gedurende de basisschooltijd kan ik me nog goed herinneren. In het museum moest ik muisstil zijn en mocht ik niets aanraken. De gids stak een ellenlang verhaal af in chronologische volgorde over gebeurtenissen die zich in een ver verleden hadden afgespeeld. Hierna kreeg ik een vragenlijst in mijn handen gedrukt waar ik samen met een ander klasgenootje de antwoorden op moest vinden. Vaak werden de antwoorden ook nog onderling uitgewisseld. Zodra het klusje was geklaard, kon ik in mijn eigen tempo door het museum lopen en de artefacten bekijken. Het meest opmerkelijk is dat er achteraf niet meer over het bezoek aan het museum gepraat werd, alsof de klas in stilte een geheim pact met elkaar had afgesloten. Het museumbezoek was iets wat je ook weer snel moest vergeten. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat wij de bezoeken aan musea saai vonden.

In Nederland is het afgelopen decennia veel veranderd: veel musea hebben nu ook een speciale educatieafdeling voor kinderen die programma’s ontwikkelt voor de jonge bezoekers. De overheid heeft hierop ook aangedrongen, omdat zij het belangrijk vindt om kunst nader tot kinderen te brengen (speerpunt). De overheid in Engeland heeft juist al jaren geleden besloten om musea voor kinderen gratis te maken. In Nederland dacht men erover om dit ook in te voeren. Minister Plasterk besloot echter onlangs om het plan waarbij kinderen tot en met twaalf jaar gratis naar het museum kunnen, af te blazen. Na een eigen onderzoek in Nederland en op advies van de Museummonitor bleek dat door het gratis openstellen van musea er weinig tot geen groei in het aantal bezoekers zal zijn1.

In Nederland is de politieke interventie in het culturele veld groot. De overheidbemoeienis in Engeland is echter vele malen kleiner. Hiernaast is er in Nederland sinds een aantal jaren meer aandacht voor het historisch besef van jongere generaties2. In Engeland is dit nooit een onderwerp van grote openbare discussie geweest. Ik ben van mening dat het verschil in politieke interventie, gecombineerd met het historisch besef, doorwerkt in het aanbod van culturele programma’s. Op grond van het bovengenoemde ga ik ervan uit dat museale programma’s3 voor kinderen in Nederland en Engeland van elkaar verschillen. De probleemstelling luidt dan ook als volgt: “In hoeverre zijn er verschillen tussen 1 Uit het artikel Kind niet gratis naar het museum van het NRC, 25 juni 2009.2 Het historisch besef kwam na de publicatie van het rapport Canon van Nederland, uitgegeven door de commissie Ontwikkeling Nederlandse canon, in 2006 voor het eerst in opspraak. Hierna volgde al snel verhitte discussies omtrent de canon en het Nationale museum en canons van andere kunstsectoren.

3

Nederland en Engeland wat betreft het aanbieden van museale programma’s voor kinderen en hoe kunnen die verschillen verklaard worden?” In mijn masterthesis zal ik trachten deze verschillen door (literatuur)onderzoek te verklaren.

Nachet Louchahi [email protected]

Hoofdstuk 1 inleiding

1.1 Inleiding 61.2 Maatschappelijke relevantie 71.3 Wetenschappelijke relevantie 81.4 Stand van zaken omtrent musea (voor kinderen) 91.5 Evaluatie 10

Hoofdstuk 2 Theorieën en hypothesen

2.1 Kunsteducatie 112.2 Cultureel kapitaal 162.3 Conceptueel model 172.4 Deelvragen met betrekking tot het onderzoek 18

Hoofdstuk 3 Historie van het beleid

3.1 Het beleid overheden20

3.1.1 Algemeen Cultuurbeleid 223.1.2 Museumbeleid 253.1.3 Evaluatie 303.2 Visies van Sandell over musea

313.2.1 Ontmoeting 323.2.2 Ontwikkeling 323.2.3 Bewustwording 333.2.4 Saamhorigheid 333.2.5 Ter afsluiting 33

3 Museale programma’s zijn programma’s die musea ontwikkelen voor hun bezoekers. Ik zal specifiek gaan kijken naar wat er op het gebied van kinderen wordt ontwikkeld.

4

Hoofdstuk 4 Praktisch hoofdstuk

4.1.1 Data 354.1.1 Algemene beschrijving van de musea in het onderzoek 354.1.2 Programmering musea 37

4.1.2.1 Victoria & Albert museum 374.1.2.2 Gemeentemuseum Den Haag 48

4.1.3 Onderzoeksmethode 554.2 Resultaten vergelijking musea 564.2.1 Zintuiglijke ervaringen 564.2.2. Entree van het museum 58

5

4.2.3 Informatie beperken 594.2.4 Afwisseling in activiteiten 604.2.5 De sfeer in het gebouw 624.2.6 De presentatie van de tentoonstelling 64

Hoofdstuk 5 conclusie en discussie

5.1 Conclusie 665.2 Discussie 68

6

Hoofdstuk 1 Inleiding

“Een museum is onderdeel van het collectieve geheugen van een samenleving. Een museum verzamelt, documenteert, bewaart en ontsluit voorwerpen en ander bewijsmateriaal van de menselijke cultuur en zijn omgeving. Een museum ontwikkelt en verspreidt kennis en biedt daarnaast ervaringen gericht op al onze zintuigen. Een museum is open voor het publiek en draagt bij aan de ontwikkeling van een samenleving. Het doel van het museum is kennis voor de burgers”4.

In het vergelijkend onderzoek van deze masterthesis wordt gekeken naar de verklaringsmechanismen voor veranderingen en verschillen in cultuurdeelname, die uiteenvallen in kenmerken van musea en het publiek. Mijn bijzondere interesse gaat uit naar de cultuurdeelname van kinderen in de museale wereld. Om de grote informatiestroom enigszins te structuren, heb ik op basis van de aanwezige literatuur en bovenstaande omschrijving van het museum gekozen voor de volgende vier pijlers: ontmoeting, ontwikkeling, bewustwording en saamhorigheid. Aan de hand hiervan wordt gekeken naar de museale programma’s voor kinderen in het Gemeentemuseum in Den Haag en het Victoria Albert museum in Londen.5 U zult zich ongetwijfeld afvragen wat de noodzaak is van dit onderzoek. De antwoorden hierop worden gegeven in de paragrafen maatschappelijke relevantie en wetenschappelijke relevantie van dit hoofdstuk. Voorts zal er aandacht besteed worden aan de stand van zaken omtrent musea en aan het einde van hoofdstuk 1 wordt er een evaluatie gegeven.

1.1 Introductie

De hier gehanteerde pijlers: ontmoeting, ontwikkeling, bewustwording en saamhorigheid, zijn belangrijke waarden in de sociologie. Ze zijn ontleend aan de theorie van Hofstede (2005) en vormen een belangrijke basis voor het omgaan met culturele verschillen6. Want sociologen zijn geïnteresseerd in de menselijke

4 Het betreft hier mijn vertaling van de Engelstalige missie voor musea: “A museum is part of society’s collective memory. A museum acquires, documents, preserves and communicates objects and other evidence of human culture and environment. It develops and promotes knowledge and offers experiences appearing to all our senses. It is open to the public and contributes to the development of society. The purpose of the museum is knowledge for the citizens” (http://www.derijksmusea.nl/over_vrm.php).5 De keuze voor deze musea wordt besproken in hoofdstuk 4.1 Onderzoeksmethoden. 6 Cultuur is het geheel van waarden en normen. De verschillen tussen mensen zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals; het land waarin men geboren is, de opvoeding, de buurt, de opleiding,de vrienden, het verenigingsleven etcetera.

7

interactie en streven naar inzicht in de invloed van groepsverbanden op interactie en sociaal handelen. Het museum is bij uitstek een openbare instelling waar men samen met andere museumbezoekers van kunst kan genieten en van gedachten kan wisselen (ontmoeting). Door in contact te treden met andere kunstliefhebbers , kan men zich meten aan anderen en wordt men zich zo meer bewust van zijn eigen kennis en vaardigheden (bewustwording). Door de tentoongestelde kunst tot zich te nemen maar ook door deel te nemen aan georganiseerde trainingen en workshops van musea, kan men zich verder ontwikkelen (ontwikkeling). Trots zijn op het nationale kunstbezit van het land waarin men leeft, de mogelijkheid om evaringen in het museale veld te delen met anderen kan leiden tot een gevoel van verbondenheid (saamhorigheid). In het geheel van deze interacties en sociaal handelen, herkennen sociologen bepaalde patronen en mechanismen. Deze corresponderen met de omstandigheden waarin men leeft en de groep waartoe men behoort. Rolpatronen, gewenste maatschappelijke normen en groepsverschijnselen vormen dus een belangrijk studiedomein van de sociologie. Daarnaast interesseert de sociologie zich ook voor de samenhang van en de wisselwerking tussen groepen. Evenzeer zijn de sociale bewegingen en veranderingen een interessant onderwerp in deze context. Te denken valt aan de secularisatie van de maatschappij, veranderingen in de samenstelling van gezinnen en maatschappelijke posities van mannen en vrouwen, de toenemende mate van automatisering en de gevolgen ervan voor de tewerkstelling en het onderwijs. Dit samen vormt een belangrijk onderzoeksveld van de sociologie. De kunsten weten op hun beurt de (daar) aanwezige creativiteit en scheppingskracht, visueel te maken en daarmee bespreekbaar voor hun toeschouwers. Dit zorgt voor een nieuwe input en zienswijze om zo het creatieve klimaat in de maatschappij levendig te houden. (Macionis & Plummer, 2005; Alexander, 2003). Een sociologische blik op de kunsten(wereld) geeft informatie over hoe individuen zich tot elkaar verhouden en biedt inzicht in de (aanwezige) trends. Met deze informatie kan men (lees: musea) zo tijdig reageren op- en neergaande bewegingen van de markt. Een museum weet door deze informatie wat de wensen en behoeften zijn van haar (potentiële) doelgroep, onderverdeeld in leeftijdscategorieën, en laat dit zien door middel van de culturele activiteiten die zij initieert.

1.2 Maatschappelijke relevantie

8

De maatschappelijke relevantie voor dit onderzoek is kennis verzamelen van het jonge museumpubliek dat steeds meer aandacht krijgt in het cultuurbeleid7 van zowel Nederland als in Engeland. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar de wisselwerking tussen vraag en aanbod bij kinderen, de mate waarin zij zichtbaar zijn in de (programmering van de) museale wereld en hoe er daarin tegemoet gekomen wordt aan de wensen en behoeften van deze kinderen. Bovenal dient dit onderzoek te leiden naar de beantwoording van de probleemstelling: “In hoeverre zijn er verschillen tussen Engeland en Nederland wat betreft het aanbieden van museale programma’s voor kinderen en hoe kunnen die verschillen verklaard worden?” Met de resultaten van het onderzoek verkrijgen musea meer kennis over hun jonge bezoekers en kunnen op hun beurt ervoor zorgen dat deze op een prettige en effectieve wijze welkom worden geheten. Dat zorgt ervoor dat de jonge bezoekers uit geheel vrije wil een vervolgbezoek aan het museum brengen, wat eenvoudigweg leidt tot continuïteit. Doordat het museum kan aantonen dat zijn museale programma’s de kinderen aanspreken en continuïteit een belangrijk onderdeel vormt van zijn missie, waarborgt het museum hiermee zijn legimiteit en biedt dit garantie voor een voortbestaan van het museum in de toekomst (Debenetti, Caro & Krebs, 2009).

7 Meer informatie hierover is te lezen in hoofdstuk 3.1.1 algemeen cultuurbeleid.

9

In de sociologie doet men onderzoek naar de sociale posities van individuen in de samenleving. Vooral de linkse bewegingen in de samenleving streven naar gelijke kansen voor iedereen. Dit wordt bereikt door mogelijke drempels weg te nemen en daarmee instituties8 en hun aanbod openbaar te maken voor het publiek en eventuele achterstanden weg te nemen door het bieden van educatie, zodat men (lees: kinderen) zich kan ontplooien en zich zelfstandig verder kan ontwikkelen. Met deze kennis is het kind in staat complexe processen in de maatschappij alsook in de kunsten te begrijpen en kan die naar waarde inschatten. Hiermee richt men zich op het vergroten en het versterken van de competenties9 die mensen (lees: kinderen) nodig hebben om zich in deze ‘risicomaatschappij’ staande te houden. Door hen uit te nodigen om deel te nemen aan culturele en sociale activiteiten tracht men tegelijkertijd de integratie van individuen en groepen in de samenleving te versterken en sociale en culturele uitsluiting te bestrijden. Aangezien musea opereren in een markt voor vrijetijdsbesteding dienen zij in acht te houden dat zij ‘het publiek iets moeten bieden, dat de behoeften aan vermaak en vorming, aan beleving en ervaring, aan sociabiliteit en culturaliteit bevredigt’ (Spierts, 2001: 114).

1.3 Wetenschappelijke relevantie

8 In de sociologie is een institutie een maatschappelijke vorm dat de individuen in die maatschappij sturing geeft volgens (al dan niet bewuste) regels. Instituties worden aangenomen als voorgegeven feiten die door de samenleving aan die individuen zijn opgelegd binnen een organisatie. Grote maatschappelijke organisaties, of de wijze waarop de maatschappij is georganiseerd, vormen zulke instituties. Te denken valt aan organisatievormen die een wettelijke of staatkundige basis hebben: het rechtssysteem is een institutie, het politieke bedrijf eveneens, en het onderwijs is weer een ander voorbeeld. Vaak zijn deze instituties voor een individu onmiddellijk als zodanig herkenbaar (Berger & Berger, 1976). 9 Zie voor meer informatie aangaande competenties, het competentiemodel De 44 standaardcompetenties in het Schouten & Nelissen Competentiemodel in de bijlage.

10

In de laatste paar jaar wordt er in het culturele dienstenaanbod aanzienlijk meer ontwikkeld voor kinderen en is dit aanbod meer divers geworden met workshops, brochures, puzzeltochten, audiogidsen, Internet website etcetera. Daarentegen heeft wetenschappelijk onderzoek op dit vlak weinig vooruitgang geboekt en blijft dit vrijwel uitsluitend toegespitst op de bemiddelaar van educatie voor kinderen (of gezinnen), in het bijzonder bij wetenschapsmusea (Piscitelli & Anderson, 2001; Sterry & Beaumont, 2006). De ervaring van het kind in een kunstmuseum blijft een vrij onontgonnen gebied. Daarom is onderzoek naar dit onderwerp vereist zodat er meer informatie vergaard kan worden om zo de doelgroep beter te kunnen bedienen. Met wetenschappelijk onderzoek kunnen de maatschappelijke doelen die in het vorige hoofdstuk beschreven staan, theoretisch en empirisch onderbouwd worden waardoor de uitvoering hiervan legitiem wordt en de werkwijze uiteindelijk verbeterd kan worden. (Debenetti, Caro & Krebs, 2009).

11

1.4 Stand van zaken omtrent musea (voor kinderen)

Tegenwoordig houden musea zich meer dan ooit bezig met hun bezoekers. Aangezien het museum onderdeel uitmaakt van de vrijetijdssector, ontkomt het niet aan het competitieve karakter van het veld. Hierom zijn naast de kwaliteit die het museum nastreeft ook de omzet en bezoekersaantal tot belangrijke aandachtsterreinen verworden. Bij deze commerciële instelling is het belang om zich te specialiseren in marketing gegroeid. Marketing kan in deze context gedefinieerd worden als een proces waarbij het museum zich oriënteert op de behoefte van zijn publiek, wat een bijdrage levert aan zijn missie. Dit kan vertaald worden naar een aantal niveaus: prijsbeleid, ticketverkoop, communicatie en promotiemiddelen, educatie en diverse vormen van dienstverlening binnen het museum10 (Eidelman, Roustan & Goldstein, 2007; Gilmore & Rentschler, 2002). De mogelijkheden daarin blijven groeien en kunnen op verschillende manieren ingezet worden om diverse segmenten, zoals schoolklassen, toeristen, nieuwkomers en families, te interesseren voor musea. Deze middelen, gevoed door de kennis van het publiek die verkregen is door verricht onderzoek, heeft musea efficiënter gemaakt in hun bezigheden en vergemakkelijkt het behalen van de gewenste educatieve en sociale missies. De kunstmusea11 lopen niet achter in deze nieuwe strategische oriëntatie. Eén van hun belangrijkste missies is om toegang te bieden tot kunstwerken. Dit kan door een toename van het bezoekersaantal te bewerkstelligen, maar wellicht nog belangrijker is het scheppen van voorwaarden om zo een positieve ervaring teweeg te kunnen brengen als gevolg van de confrontatie tussen de bezoeker en het kunstwerk. Het toegankelijk maken van kunst onder het mom van cultural democratization12is niet voldoende. Het gaat pas verder wanneer men uitdagingen kan aanbieden die betekenisvol. Het gaat erom uitdagingen aan te bieden die betekenisvol, educatief en plezierig zijn en samen, op de lange

10 In het conceptueel model zijn deze niveaus opgenomen maar specifieker omschreven als: toegankelijkheid, kindvriendelijkheid, entreeprijs, museale programma’s, website en publicaties. 11 Tot kunstmusea behoren ook de casestudies: Gemeentemuseum in Den Haag en het Victoria & Albert museum in London die voor deze masterthesis nader zijn bekeken om de verschillen tussen de twee landen te concretiseren. Meer hierover is te lezen in hoofdstuk 4 waar de uitkomsten van het onderzoek worden toegelicht. 12 Na de verlichting volgt democratization of culture: het proces waarbij je een individu na laat denken over ondermeer de basis en de waarden van culturele identiteit en expressie. Dit met als doel de burger te betrekken bij het debat over cultuur waardoor het meer transparant en divers wordt. Hier kan ook gesproken worden van een ‘bottom up’ benadering (Matarasso & Landry, 1999).

12

termijn, een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een ‘kunstsmaak’13 met als gewenst gevolg dat een bezoek aan het museum een gewoonte wordt. Onder de sociaal-culturele factoren die op hun beurt hun weerslag hebben op de bezoekersaantallen ligt de cruciale kwestie van de museum ervaring “an sich”, namelijk de kern van de relatie van het individu of groepen tot het kunstwerk (Debenetti, Caro & Krebs, 2009). In het NRC Handelsblad van 11 september 2009 werd een aantal musea vermeld dat het museumpubliek op een verrassende manier hadden weten te betrekken bij de collectie. Zo kregen de suppoosten in het Museum Boijmans van Beuningen (2007) bij de tentoonstelling Vreemde dingen: Surrealisme en Design (2007) vleugeltjes op de rug gespeld en werden er gedichten van André Beton14 voorgelezen door een acteur in een pak met opgestikte bekertjes. Het Rijksmuseum wist in zes weken met For the love of God (2008) ruim 118.000 bezoekers te trekken met de diamanten bezette schedel van Damien Hirst. In het museum was een ‘Hirst Space’ ingericht, waar het publiek in een kleine studio zijn mening kon geven over het kunstwerk, maar er werden ook T-shirts, petten en sleutelhangers van de schedel verkocht. Kortom: een ware mediahype.

1.5 Evaluatie

Ooit stond het museum (symbool) voor de schoonheid van de kunsten. Tegenwoordig doet het museum zich, met deze eenzijdige benadering, tekort. Het staat nu in het teken van het publiek en daar hoort ook een andere werkwijze bij. Dit ging niet geheel zonder slag of stoot. Aanvankelijk was het zaak om iedere burger toegang te bieden tot de pracht en praal die zich achter gesloten deuren bevond. Het is echter gebleken dat uitsluitend het openstellen van culturele instellingen, waaronder musea, niet genoeg soelaas biedt. Hiervoor is een overheid nodig die cultuur hoog in het vaandel heeft staan, maar ook mogelijkheden en voorwaarden schept om het culturele veld gestalte te geven. Ook blijft educatie een belangrijke voorwaarde om de burger kennis te laten maken en blijvend te laten interesseren voor de kunsten. Zoals regelmatig ook wordt geconstateerd, ligt de basis in de kinderjaren (Bourdieu, 1993). Alleen is er tot op heden nog zeer weinig geschreven over de wisselwerking tussen vraag en 13 Een kunstsmaak is erg persoonsgebonden, echter is het wel gevormd door kennis en ervaringen die opgedaan zijn in de kunsten. Kortom: men ontwikkeld kunstsmaak door kennis gecombineerd met ervaring. Hierbij is het belangrijk dat iemand kan beredeneren waarom zijn voorkeur uitgaat naar een bepaalde stijl, kunstenaar etc. Het begrip ‘kunstsmaak’ is ontleed aan de literatuur van Alexander (2003). 14 André Beton (1896-1966) was een Franse schrijver, dichter en stichter van het surrealisme. In het manifest van 1924 beschreef hij het surrealisme als puur psychisch automatisme.

13

aanbod bij kinderen. In het kader van mijn onderzoek is het dan ook interessant om te weten te komen, wat specifiek de ervaring van kinderen in het museum is. Met deze kennis kan de museale wereld wellicht handvatten aangereikt krijgen bij de vormgeving van museale programma’s en bij het aanspreken van nieuwe generaties.

14

Hoofdstuk 2 Theorieën en hypothesen

In het belang van het onderzoek voor deze masterthesis worden in dit hoofdstuk de begrippen kunsteducatie en cultureel kapitaal opgenomen, want dit zijn essentiële voorspellers van passieve en actieve deelname aan kunst- en cultuuractiviteiten. Voorts wordt er in paragraaf 2.1 besproken wat de huidige situatie is met betrekking tot kunsteducatie in zowel Nederland als in Engeland. Daarnaast worden er voor elk land praktijkvoorbeelden genoemd waardoor het geheel concreter wordt en het gemakkelijker is om beide landen met elkaar te kunnen vergelijken. In het conceptueel model van paragraaf 2.3 wordt de vergelijking tussen Nederland en Engeland gevisualiseerd. Hierin staan de factoren die mogelijk van invloed zijn op de uniciteit en cultuur van ieder land afzonderlijk en hoe dit vervolgens tot uiting komt in de culturele objecten die het land voortbrengt. Aan het einde van dit hoofdstuk zijn de deelvragen geformuleerd. In de gehele masterthesis wordt informatie verschaft om de beantwoording van deze deelvragen in hoofdstuk 5 mogelijk te maken.

Hoofdstuk 2 .1 Kunsteducatie

Als de burger (lees: kind) via welk kanaal dan ook zijn eerste schreden heeft gezet in de wereld van de kunsten en bemerkt dat het zijn belangstelling heeft gewekt en dat kunst een liefhebberij zou kunnen zijn, is de eerste kennismaking een succes. Als hij zich verder wil bekwamen dan bieden tal van instellingen, zoals musea, kunsteducatieve15 programma’s aan waarmee hij ‘spelenderwijs‘ leert om de taal van kunst te begrijpen en van kunst leert te genieten. Zoals al eerder beschreven in het hoofdstuk maatschappelijke relevantie, leert men door middel van de kunsten competenties te ontwikkelen waarmee men zich staande kan houden in de complexe maatschappij waarin wij leven. Om de jonge bezoekers na hun eerste museumbezoek te kunnen verleiden om vaker te komen, spelen de factoren communicatie, sfeer, programmering en prijs een belangrijke rol. Alhoewel een lage prijs drempelverlagend kan werken, blijft de inhoud het belangrijkst.

15 Kunsteducatie: ‘doelgericht leren omgaan met kunst; leren van, over en met kunst, dat wil zeggen (leren) kijken en luisteren naar kunst, reflecteren en je verdiepen’. (De Waal, 2004::284)

15

Nederland

In Nederland heeft het kabinet in de cultuurnota Kunst van leven (2009-2012) de aspiraties bekendgemaakt op het gebied van amateurkunst en cultuureducatie16. Dit omvat een brede culturele basis als een voorwaarde voor de ontplooiing van talent. De verantwoordelijkheid voor deze taak ligt hoofdzakelijk bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)17. Naast het beter ondersteunen van de amateurkunsten is ook hier een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs, waar het gaat om de binnenschoolse cultuureducatie (programma Cultuur en School18). Het kunstvakonderwijs is van betekenis voor de cultuursector als inputfactor en bij het stimuleren van creatievelingen in de maatschappij19. Hierom is het van belang dat cultuur stevig verweven raakt met het onderwijs en cultuureducatie beter toegankelijk is voor iedereen. Deze wens is uitgewerkt in een tienpuntenplan20 waarmee het ministerie van OCW de randvoorwaarden voor scholen wil verbeteren om te voldoen aan de kerndoelen en eindtermen op het gebied van kunst en cultuur. Hieronder zal ik deze punten in het kort bespreken. Er is een scheiding gemaakt tussen 1) binnen het onderwijs 2) rondom het onderwijs: de brede school; en 3) buiten het onderwijs.

Binnen het onderwijs is het streven om de randvoorwaarden te verbeteren om zo te voldoen aan de kerndoelen en eindtermen op het gebied van kunst en cultuur door

16 In Engeland hanteert men voornamelijk de term kunsteducatie en in Nederland gebruikt men veelal de verzamelterm cultuureducatie dat omvat alle vormen van educatie waarbij cultuur, kunst en/of kunstzinnige middelen en technieken als doel of als middel worden ingezet. In de beleidstermen van het Ministerie van OCW is het de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie. 17 Het Ministerie OCW en uiteraard Plasterk waren genoodzaakt af te treden op 20 februari 2010 nadat het kabinet-Balkenende IV was gevallen over de kwestie-Uruzgan.18 Meer informatie over het project Cultuur en school is te vinden op http://www.cultuurnetwerk.nl/cultuureducatie/cultuur_en_school.html 19 Uit een recent studie van de Britse Anne Bamford naar cultuureducatie in verschillende Europese landen, blijkt dat Denemarken, België en Nederland over het algemeen op een hoog niveau kunstonderwijs geven (http://docs.google.com/viewer?a=v&q=cache:ONBtNw2XhVIJ:www.sica.nl/pdf/071109_nieuwsbrief_26.pdf+sica+timmermans+dutch+closing+mind&hl=nl&gl=nl&sig=AHIEtbQeww5vwRJDfMIqNwm9QNDhMuegKw1) 20 De hoofdlijnen van het cultuurbeleid Kunst van het leven (2009) is te lezen op de website http://www.minocw.nl/documenten/kunst%20van%20leven.pdf

16

1. De mogelijkheid en wenselijkheid van een cultuurkaart21 te onderzoeken voor alle leerlingen van het voortgezet onderwijs.

2. Daarnaast wil de overheid scholen ondersteunen bij de invoering van de Canon van Nederland. Hiervoor zullen er aan het Programmafonds cultuurparticipatie middelen ter beschikking gesteld worden zodat culturele instellingen de vijftig vensters van de canon op een aangename en inspirerende wijze kunnen presenteren aan het onderwijs.

3. Het vergroten van de mogelijkheden voor cultuureducatie op de lerarenopleidingen voor het primair en voortgezet onderwijs en de nascholing van docenten. Dit wordt bewerkstelligd door het uitbreiden van de succesvolle cursus Interne coördinator Cultuureducatie (ICC) en programma’s voor de versterking van de kwaliteit van opleidingen.

4. Rondom het onderwijs: de brede school wordt er gekeken naar een samenhang en verbinding tussen de cultuurlessen op school met buitenschoolse activiteiten en amateurkunst. Voorts wil het ministerie van OCW een onderzoek laten uitvoeren in samenwerking met gemeenten en provincies naar de gewenste veranderingen in de buitenschoolse kunsteducatie. Wellicht kan de brede school naast de schakelfunctie met de school, dit uitbreiden naar de bibliotheek, toneelvereniging, museum en muziekschool. Dit wordt mogelijk door het stimuleren van een samenwerking tussen culturele instellingen en brede scholen22.

5. Buiten het onderwijs zal er meer geld beschikbaar gesteld worden voor amateurkunst en volkscultuur. Dit wordt ondergebracht bij het programmafonds Cultuurparticipatie. Er wordt ook geïnvesteerd in de ondersteuning van talentvolle amateurs en 21 Het alternatief voor de huidige CKV-bonnen. Op deze kaart wordt jaarlijks een tegoed gestort,dat zowel individueel als collectief kan worden besteed. Bij de activiteiten wordt gestreefd naar een verbinding met de andere vakken, zoals; aardrijkskunde en (literatuur)geschiedenis. Daarbij wordt met de invoering van cultuurkaart een doorlopende leerlijn gestimuleerd. 22 In het beleidsprogramma heeft het kabinet aangegeven prioriteit te verlenen aan brede scholen in probleemwijken.

17

vrijwilligers. Daarnaast zal er extra aandacht worden besteed aan publieksactiviteiten die erop geënt zijn burgers kennis te laten maken met cultureel erfgoed.

6. Het streven was om rijksgesubsidieerde musea gratis toegankelijk te maken voor kinderen tot en met twaalf jaar. Dit is van de baan geschoven omdat onderzoek uitwijst dat de bezoekersaantallen nauwelijks zullen toenemen. Ook valt de compensatie die het departement aan musea moet betalen voor de verloren inkomsten hoger uit dan voorzien.

7. Het uitvoeren van een programma leesbevordering. In het programma zal een prominente rol weggelegd zijn voor openbare bibliotheken bij het motiveren van mensen bij het lezen van literaire teksten. Het ministerie van OCW is van mening dat dit bijdraagt aan de ontwikkeling van cultureel burgerschap.

8. De inrichting van een netwerkorganisatie mediawijsheid, in overleg met organisaties die zich reeds concentreren op mediawijsheid, want in het coalitieakkoord staat dat het van belang is dat kinderen, ouders, docenten en anderen worden ondersteund in het begrijpen en interpreteren van media-uitingen.

18

9. De realisatie van het Nationaal Historisch museum. Na overleg is ervoor gekozen om het museum in Arnhem te bouwen. Dit museum dient een breed publiek een overzicht te bieden van de geschiedenis van Nederland, op basis van het canon.

10. Structureel geld voor kunst- en cultuurprojecten beschikbaar stellen die een meer divers

publiek bereiken en de culturele dialoog in grootstedelijke gebieden aanjagen. Hierin is een rol

weggelegd voor Kosmopolis, een nationaal en internationaal multimedia platform dat kunst en

cultuur inzet om de dialoog tussen bevolkingsgroepen te voeden.

19

Engeland

In Engeland is de centrale overheid in grote lijnen verantwoordelijk voor de educatie op zowel de basisschool als de middelbare school. Dit wordt bestuurd vanuit de afdeling voor Children, Schools and Families. De focus van de taak ligt echter op lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor hogere educatie valt onder de afdeling Innovation, Universities and skills. De afdeling voor Cultuur, Media en Sport (DCMS) heeft vier hoofddoelen geformuleerd voor het totstandkoming van de relatie tussen kunst en educatie:

“ensure that everyone, whatever their background, gets the chance to experience and participate in the arts for the first time, both in school and outside;

ensure that everyone has the opportunity to deepen their interest and develop their talent in the arts to the full, to a level that suits them both in school and outside;

ensure that our most talented young artists have access to the very best tuition and support their need to fulfil their potential; and

promote a skilled workforce in the arts sector, including a world class arts workforce”.

DCMS werkt nauw samen met de afdeling Children, Schools and Family, die verantwoordelijk is voor kunsteducatie op scholen en andere educatieve instellingen om bovengenoemde doelen te behalen. DCMS heeft ook een aantal kunsteducatieve initiatieven ontwikkeld voor Arts Council England (ACE). ACE heeft in de afgelopen jaren beleid en strategische initiatieven ontwikkeld voor kinderen en jongeren23. De visie van ACE sluit aan bij het streven van de overheid, die tracht binnen drie jaar alle kinderen en jongeren op school vijf uur per week culturele activiteiten aan te bieden. De toekomst van de creatieve economie leunt op de kansen die kinderen en jongeren vandaag de dag krijgen om te participeren in de kunsten en een andere creatieve omgevingen. Het werk van het Art Council England omvat de volgende punten:

23 Met jongeren bedoelt het Arts Council England, jongeren tot en met 25 jaar.

20

establishing the board and creating 25 regional area delivery organizations prior to the transition of Creative Partnerships into our biggest regularly funded organization, Creativity, Culture and Education

selecting 10 areas to pilot Find Your Talent. They will test local delivery models and inform development of a wider cultural offer

we are a key delivery partner for Creative Britain, responsible for delivering commitments relating to talent development through Find Your Talent and apprentices

we saw continued success with Artsmark, our national award scheme that recognizes schools committed to the arts. Over 4,000 schools in England have an Artsmark and in 2008/09 we received 1,672 applications, a record number (website Arts Council England, 2009).

Hieruit zijn drie succesvolle nationale evenementen voortgekomen die geïnitieerd zijn door het Arts Council England en het Museums Libraries and Archives, waarin gekeken wordt naar de positieve effecten van kunst en cultuur op kinderen en jongeren (website Arts Council England 2009; website Cultural Policies, 2009). Dit zijn het Living to Die project, dat zich hard maakt voor het verbeteren van de vaardigheden van jongeren bij nieuwe media en creativiteit in het geheel; Let’s go global, dat de uitdaging opzoekt tussen artistiek en sociale mogelijkheden van nieuwe technologieën en tot slot de samenwerking tussen het Trafford Council, Let’s Go Global, Mother’s Against Violence en Involve Trafford (website Arts Council England, 2009).

2.2 Cultureel kapitaal

Deelname aan kunst is ook afhankelijk van het potentiële publiek, waarbij cultureel kapitaal een cruciale eigenschap is. Volgens het sociologisch perspectief heeft men kapitaal nodig om succes te hebben (lees: macht en invloed) in de maatschappij (Elias, 2002). Voor dit onderzoek zijn er drie vormen te onderscheiden: economisch kapitaal, zoals financiële middelen en onroerend goed, sociaal kapitaal, waaronder relaties en netwerken verstaan kunnen worden, en tot slot cultureel kapitaal, waarmee kennis, vaardigheden en opleiding bedoeld wordt. In dit hoofdstuk zal uitsluitend aandacht besteed worden aan het laatstgenoemde: cultureel kapitaal, omdat dit relevant is voor mijn onderzoeksvragen.

21

Om het begrip cultureel kapitaal24 te verduidelijken, wordt er in wetenschappelijke teksten veelvuldig verwezen naar de theorie van de Franse socioloog Pierre Bourdieu en deze masterthesis vormt hier geen uitzondering op. Bourdieu ontwikkelde het begrip ‘veld’ om het verwerven van kapitaal in de maatschappij te verduidelijken. De samenleving bestaat uit overlappende velden, zoals de politiek, wetenschap en de kunst. Binnen deze velden is er continu een machtstrijd (deels onbewust) tussen de medespelers aan de gang om over de schaarse middelen die binnen dat veld voor handen zijn, te kunnen beschikken. In dat veld gelden (deels onbewust) expliciete regels waar de spelers zich aan moeten conformeren. Deze regels worden doorgaans door de mensen die zich aan de bovenkant van het veld bevinden, geformuleerd en in stand gehouden om zo hun positie in het veld zeker te stellen.

Volgens Bourdieu investeren leden van de ‘dominante klasse’ ook in het cultureel kapitaal van hun kinderen, waarbij zij hen laten kennismaken met hogere kunsten om zo succes bij hun kroost veilig te stellen (DiMaggio & Mukhtar, 2004). Dit betekent dat degenen die een gedegen culturele socialisatie hebben gekregen, cultureel kapitaal bezitten en de culturele expressies van de hoge kunsten begrijpen. Daarentegen zullen diegenen die niet van huis uit opgevoed zijn met de hogere kunsten, meer moeite hebben om deze kunsten te begrijpen en zich buitengesloten voelen.

Aangezien cultuur niet langer vanzelfsprekend deel uitmaakt van het dagelijkse leven, zal dit betekenen dat veel mensen niet uit eigen initiatief deel nemen aan culturele activiteiten. Wegens het competitieve klimaat in de vrijetijdssector kan dit een gevaar betekenen voor de positie van het culturele veld in de toekomst. Hierom is het belangrijk dat het culturele veld spoedig met een verklaring komt waarom zij niet iedereen kunnen interesseren om passief of actief deel te nemen aan kunstzinnige activiteiten. (Matarasso & Landry, 1999). Want zonder een publiek dat het culturele veld een warm hart toedraagt kan het niet voorbestaan.

24 ‘Culture capital has a strong correlation with social economic status of the family, education level, participation to cultural activities and taste judgments’ (DiMaggio & Mukhtar, 2004).

22

Hoofdstuk 3 Historie van het beleid

3.1 Beleid overheden

Inleiding

Geografisch gezien ligt Engeland slechts op geringe afstand van Nederland maar dit neemt niet weg dat beide landen toch op diverse fronten sterk van elkaar verschillen. In het vergelijkingsonderzoek worden beide landen daarom dan ook onder de loep genomen om zo meer duidelijkheid te verkrijgen over de verschillen en de overeenkomsten. Hierbij is bijzondere aandacht voor de geschiedenis, het culturele beleid en het museumbeleid van na 1940 tot heden. In deze tijd werd het culturele meer geïnstutionaliseerd en vormde het een basis voor de hedendaagse museale wereld. Voor de beantwoording van de probleemstelling is de informatie van dit hoofdstuk vereist omdat er verwacht wordt dat mogelijke verschillen tussen Nederland en Engeland wat betreft het aanbieden van museale programma’s voor kinderen verklaard kunnen worden door het verschil in cultuurbeleid gecombineerd met het historisch besef. De verwachting bestaat dat dit doorwerkt in het aanbod van culturele programma’s. Om dit deels wetenschappelijk te kunnen onderbouwen wordt er gekeken naar de wetenschappelijke visies van Sandell (2002) over musea.

Algemeen beleid Nederland

Het Koninkrijk der Nederland is een constitutionele parlementaire monarchie, een staatsvorm waarbij de macht gedeeld wordt door de koning(in), de ministers en het parlement, al is de invloed van de eerstgenoemde beperkt. Het staatshoofd is sinds 1980 Koningin Beatrix. De erfgenaam van de monarchie is haar zoon Prins Willem Alexander. De voorzitter van de ministerraad is de minister-president Jan Peter Balkenende. De minister-president vormt samen met de andere ministers en hun staatssecretarissen het kabinet. Het huidige kabinet bestaat uit de drie politieke partijen: de christendemocratische partij Christen Democratisch Appèl (CDA), de sociaal-democratische Partij van de Arbeid (PVDA) en de ChristenUnie (CU). De hoofdstad van Nederland is Amsterdam en de regeringszetel bevindt zich in Den Haag. De laatstgenoemde speelt een internationale rol op juridisch

23

gebied, als locatie voor vier internationale tribunalen25 en Europol (website overheid, 2010).

Nederland is een van de oudste parlementaire democratieën en is medeoprichter van onder andere de Europese Unie (EU), de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en nam deel aan de introductie van de Euro in 1999. Volgens het Centraal Bureau voor statistiek (2009) heeft Nederland een inwonertal van 16.575.243, dit zorgt met een oppervlakte van 41.526 km² ervoor dat de bevolkingsdichtheid26 zeer hoog ligt. Dit geldt vooral voor de Randstad: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht (website overheid 2010; Kluwer, 2006).

Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat waarbij de verschillende territoriale eenheden zelfstandige bevoegdheden hebben. De bestuurslagen bestaan uit de rijksoverheid of centrale overheid met daaronder de twaalf provincies, 441 gemeenten en 27 waterschappen. De verdeling van de macht is niet geheel volgens de trias politica27- de wetgevende macht bestaat uit; de Staten-Generaal, de Eerste en Tweede Kamer, en de regering, de Koning(in) en de ministers – de uitvoerende macht bestaat uit de koning(in) en de ministers met de Raad van State als adviesorgaan. – de rechterlijke macht omvat de rechters die voor het leven door de Koning(in) worden benoemd. Het rechtssysteem dat op het burgerlijk rechtssysteem wordt gebaseerd, neemt de Franse straftheorie28 op. Hierbij laat de grondwet geen gerechtelijk overzicht van handelingen van de Staten Generaal toe, en keurt verplichte jurisdictie ICJ met reserves goed (Kluwer, 2006)

Algemeen beleid Engeland

25 Naast het Internationaal gerechtshof zijn in Den Haag nog enkele Internationale hoven gevestigd, namelijk; het Internationaal Strafhof, het Joegoslavië-tribunaal, het Iran-VS Claims Tribunaal en het Permanent Hof van Arbitrage (website Ministerie van Buitenlandse zaken, 2010). 26 De bevolkingsdichtheid is enigszins vergelijkbaar met die van Engeland. Nederland kent een bevolkingsdichtheid van 397,7/km² met een hoge concentratie in de randstad en Engeland is dit 377/km² met een hoge concentratie in de steden Londen en Birmingham (website CBS, 2009).27 De trias politica (ook de driemachtenleer genoemd) is een uitwerking van het idee van scheiding der machten binnen een staat. Het is een politiek systeem dat werd bedacht door de verlichte Fransman Charles Montesquieu, waarbij de nadruk op de wetgevende macht is gelegd. De rechter is bij dit principe uitsluitend iemand die de wet toe past (Montesquieu, 2008).

28 Neutrale, open termen staan vaak in de wet waarbij de gerechtelijke autoriteiten dan de reikwijdte van zo’n tekst bepalen door een waardeoordeel te vellen.

24

Engeland maakt onderdeel uit van het Verenigd Koninkrijk samen met drie andere landen namelijk; Wales, Schotland en Noord- Ierland. Drie van deze landen, Engeland, Wales en Schotland vormen samen Groot Brittannië die elk hun eigen geschiedenis en cultuur hebben. De grootte van de bevolking ligt in Engeland aanzienlijk hoger dan in de andere drie landen samen (zie bijlage 1). Het inwonerstal ligt medio 2007 op 51,1 miljoen met een oppervlakte van 130.297. Engeland, met als hoofdstad Londen, is een constitutionele monarchie en een welvarend koninkrijk. De grondwetten zijn ongeschreven; deels bestaande uit statuten en deels algemeen recht en praktijk. Het rechtssysteem is gebaseerd op algemeen recht met vroeg Romeinse en moderne continentale invloeden. Het systeem heeft geen bindend gerechtelijk overzicht van de handelingen van het parlement in het kader van de akte mensenrechten. Hiernaast keurt het verplichte ICJ jurisdictie29 met reserves goed (Scruton, 2008).

Koningin Elizabeth II is sinds 1952 heerser van de staat. Haar zoon prins Charles, erfgenaam van de monarchie, staat aan het hoofd van de overheid. Aan het roer van de labour partij staat sinds 2007 minister James Gordon Brown. De twee andere grote politieke partijen zijn de conservatieven (de ‘Tories’) en de Liberaal Democraten. De ministers van dit kabinet worden gekozen bij de minister verkiezingen. Dit betekent ook dat de leider van de meerderheidscoalitie dan ook simpelweg de eerste minister van het land is (website cultural policies, 2010)30.

3.1.1. Introductie algemeen cultuurbeleid

Het is zeer lastig om het cultuurbeleid31 van Engeland en Nederland met elkaar te vergelijken, want de landen zijn op politiek vlak anders georganiseerd. Dit zorgt ondermeer voor verschillen tussen de verdeling van het centrale en lokale geld. Voorts kunnen definities over de landsgrens een andere betekenis hebben. Een voorbeeld hiervan is de term Visual Arts in het Verenigd Koninkrijk. Hier heeft het een veel bredere betekenis dan dat het in Nederland heeft. Echter om het

29 In Engeland fungeert jurisprudentie als wetgeving op zichzelf. In tegenstelling tot de meeste Europese landen, waaronder Nederland, waar het recht grotendeels is vastgelegd in wetboeken, is het Engelse recht grotendeels rechtersrecht. Met jurisprudentie bedoelt men in Nederland de toepassing van recht of (het geheel van) uitspraken door rechters. Jurisprudentie geldt als rechtsbron in Nederland. De precedentwerking van Nederlandse jurisprudentie is minder strikt dan de precedentwerking in Engeland. 30 Sinds kort is er een nieuwe regering gevormd onder leiding van David Cameron. Ditmaal zonder de labour partij (http://weblogs.nos.nl/londen/2010/05/12/wel-een-premier-maar-nog-geen-regering/) . 31 Cultural policy: it entails “a large heterogeneous set of individuals and organizations engaged in the creation, production, presentation, distribution, and preservations of and education about aesthetic heritage, and entertainment activities, products and artefacts” (Mulcahy, 2006: 322).

25

onderzoek in een context te kunnen plaatsen, is er wel degelijk informatie nodig op dit vlak.

Het cultuurbeleid Nederland

In Nederland is het cultuurbeleid ondergebracht bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het Nederlandse cultuurbeleid beslaat cultuurbeleid voor media, letteren, bibliotheken, cultureel erfgoed en de kunsten. In het Nederlandse stelsel is de minister wettelijk belast met het creëren van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch verdelen of het uitdragen van cultuuruitingen. Bij deze verantwoordelijkheid hoort ook het opstellen van beleidsnota’s en het verstrekken van meerjarige subsidies aan culturele instellingen, waarbij naast artistieke ook beleidsmatige overwegingen belangrijke pijlers zijn. De Raad voor Cultuur geeft aanbevelingen ten aanzien van het te voeren beleid van het Rijk, op het terrein van de cultuur en over het verstrekken van instellingssubsidies. Wanneer het grotendeels of uitsluitend om een artistiek-inhoudelijke beoordeling gaat, worden deze ondergebracht bij fondsen. De fondsenconstructie in Nederland is de meest verregaande vorm waaruit blijkt dat de overheid de uitvoering van het beleid uitbesteedt aan derden32.

Historisch gezien reikt het cultuur beleid van Nederland terug naar de zestiende eeuw. De individuele en intellectuele vrijheid zijn altijd belangrijke waarden geweest in Nederland. Laat 19de eeuw richtte de overheid voor het eerst agentschappen op met de verantwoordelijkheid om de kunsten en de Wetenschap33 te bevorderen. Het Nederlandse cultuurbeleid heeft altijd een brede cultureel-cognitieve legitimiteit met de consensus gehad waarin de overheidssteun voor cultuur gerechtvaardigd is. Het Nederlandse cultuurbeleid is gegrondvest op drie pijlers; Ten eerste de liberale overtuiging dat, in een democratische staat, de overheid afstand moet houden van waardeoordelen over kunst en wetenschap. Ten tweede: het is de moeite waard om cultureel erfgoed te beschermen34. Ten derde: de overheid zou

32 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap/ Boekmanstichting.2007. Cultuurbeleid in Nederland, Den Haag/ Amsterdam.33 In 1862 gaf Minister J.P. Thorbecke aan dat de overheid geen oordeel mag vellen over de kunst en wetenschap. Ook wel bekend onder de noemer ‘de Thorbecke adagium’( ministerie OCW, 2008).34 Het gedachtegoed van de katholieke jonkheer V. Stuers in 1873 die zijn inspiraties verwoorde in het artikel, waarin hij de Nederlandse erfgoed beleid beschreef als een van de meest grote en het best gefinancierd onderdeel van het cultuurbeleid.

26

het genieten van cultuur voor elke burger (ministerie van OCW, 2007) moeten bevorderen35.

Na de beëindiging van de tweede wereldoorlog in 1945 is er een afdeling voor kunst en cultuur op het ministerie opgericht. Onder de Duitse bezetting steeg het belang voor het behoud van de Nederlandse cultuur en het subsidiëren van cultuur vanuit de centrale overheid. In de jaren '60 is de verzuiling (met pijlers als katholiek, socialistisch en liberaal) van de Nederlandse maatschappij geërodeerd en is hierdoor minder zichtbaar in de politiek geworden. Nederland heeft al lang een traditie van gedecentraliseerde controle over culturele financiering. In 2009 werden voor het eerst de subsidies voor culturele instellingen verdeeld volgens een nieuw systeem (zie ook bijlage 3). Met minder politieke interferentie in subsidiebesluiten worden dergelijke besluiten nu grotendeels overgelaten aan de culturele sector. Kern van deze aanpassing is dat er meer differentiatie komt in de aanvragen. Op deze wijze spelen de professionals een grotere rol. Vanuit artistiek- inhoudelijke overwegingen is een groot deel van de subsidiebesluiten ondergebracht bij de culturele fondsen36. Hiervoor is gekozen omdat de fondsen beschikking hebben over de deskundigheid en het netwerk dat noodzakelijk is om goed de ontwikkelingen in hun sectoren te kunnen volgen en naar waarde te kunnen beoordelen. Een ander deel van de culturele instellingen de zogenaamde “basisinfrastructuur”blijft een subsidierelatie houden met het Ministerie van OCW. De belangrijkste thema's van het huidige Nederlands cultureel beleid: Voortreffelijkheid, Innovatie in e-cultuur, culturele participatie, Mooi Holland, een sterke culturele sector. (Ministerie van OCW, 2009-2012).In het Nederlands cultuurbeleid staat ook genoteerd dat het belangrijk is dat iedereen aan cultuur kan deelnemen Een deel van het cultuurbeleid van het Rijk wordt gevormd door de samenwerkingsrelatie met gemeenten en provincies. Met ingang van 2009 is het nieuwe Fonds voor Cultuurparticipatie actief, waarbinnen onder andere de samenwerking met gemeenten een plaats krijgt (ministerie OCW, 2009)37. Met dit fonds komen amateurkunst en cultuureducatie weer hoog op de politieke agenda te staan. Cultuureducatie wordt van toenemend belang, ook via musea en andere instellingen zelf. Want in de landelijke basisinfrastructuur zijn 27 ontwikkelingsinstellingen op het gebied van amateurkunst en cultuureducatie opgenomen. De instellingen die hier deel van

35 Opgetekend door E. Boekman, 1931 – 1940 socialist Alderman (Kunst en Educatie) in Amsterdam.36 Meer informatie bij bijlage 3: Schema cultuurstelsel Nederland. 37 In hoofdstuk 2.2 Cultuureducatie meer informatie over het Fonds voor Cultuurparticipatie.

27

uit maken en zich focussen op kinderen en jongeren zijn onder andere: Villa Zebra, Kunstbende, Bekijk ’t en het Prinses Christina Concours. Het fonds beheert in opdracht van de Minister van OCW de relaties met deze instellingen. Onderdeel van het relatiebeheer is de monitoring door adviseurs van het fonds. Het fonds wil bijdragen aan de verspreiding en uitwisseling van kennis en ervaring die door deze instelling wordt opgedaan. De steun aan deze ontwikkelingsinstellingen loopt tot en met 2012. Hierna worden de resultaten bekeken en besloten wat hierna wordt ondernomen. Het cultuurbeleid Engeland

In Engeland valt het cultuurbeleid onder het Department for Culture, Media and Sport (DCMS)38. Het kunstbeleid is hoofdzakelijk in handen van Arts Councils England (ACE). Niet alle kunstvormen zijn ondergebracht bij de ACE. Film valt onder het UK Film Council. English Heritage (lees: Engels erfgoed) is verantwoordelijk voor historische gebouwen en monumenten en ontvangt hier ook een eigen budget voor van het ministerie. Voor vormgeving is er het Design Council. Daarnaast is er een Museums, Libraries and Archives Council, dat voor dit onderzoek bijzonder interessant is. Het ministerie geeft enkel directe subsidies aan nationale musea en galerieën. Arts Council England subsidieert de volgende kunstvormen: combined arts, dance, education and learning, literature, music, research, theatre, touring and visual arts. ACE verstrekt aan meer dan 1.100 instellingen subsidie voor een periode van drie jaar. Voor Arts Councils England werken in totaal ongeveer zevenhonderd mensen. ACE wordt aangestuurd vanuit het National Council. Naast het National Office heeft het Arts Council negen regiobureaus.

In Engeland stelt het departement de hoofddoelen van het beleid vast. Het cultuurplan dient echter wel goedgekeurd te worden door de raad van cultuur. Voor de komende jaren zijn dit onder andere kinderen en jongeren. Het ministerie verstrekt niet direct subsidies aan kunstenaars of kunstinstellingen, maar besteedt dit uit aan het Arts Council England. Het Arts Council is een Non-Departmental Public Body (NDPB) wat vergelijkbaar is met een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) dat overheidstaken uitvoert, maar niet direct onder het gezag van de overheid valt. Het Arts Council werkt op afstand van de overheid en krijgt door het ministerie een eigen budget toegewezen. De minister kan zich niet mengen in afzonderlijke subsidieregelingen en is daarvoor ook niet 38 Zie bijlage 3 voor een Organogram kunstenbestel van hetVerenigd Koninkrijk

28

verantwoordelijk gesteld. Het Arts Council England brengt verslag uit aan het departement aan de hand van jaarverslagen. De voorzitter van het Arts Council wordt benoemd door de minister. De leden van het National Council van ACE worden voorgedragen door de voorzitter. Hun aanstelling wordt ingewilligd door de minister. Leden van de negen regionale Arts Council worden benoemd door het National Council (OCW, 2006).

Het huidige systeem dat de Britse kunsten financiert vindt zijn oorsprong in de jaren '40 (website culturalpolicies). De UK arts funding system (In het Nederlands: de Raad van Kunsten van het Verenigd Koninkrijk) werd opgericht in 1946. De rol van de raad bestond uit het toewijzen van fondsen aan organisaties en het helpen en aanmoedigen van kunstenaars. In 1965 werd de taak van het geven van subsidies van de Schatkist naar de Afdeling voor Onderwijs & Wetenschap overgedragen. In de jaren '70 werden heel wat debatten gevoerd over welke kunstvormen gefinancierd zouden moeten worden. Dit zorgde voor verhitte discussies over het dilemma van ‘de hoge of lage kunsten’(Matarasso & Laundry, 1999). Wegens de slechte economische omstandigheden in de jaren '80 besliste toenmalig premier Margaret Thatcher dat de kunstenorganisaties naar privé schenkingen zouden moeten zoeken. De jaren '90 werden overheerst door structurele veranderingen en cruciaal beleid. In 1994/1995 werd de Raad van Kunsten van het Verenigd Koninkrijk verdeeld in de Raad van Kunsten van Engeland, de Schotse Raad van Kunsten, de Raad van Kunsten van Noord-Ierland en de Raad van Kunsten van Wales. Ook was er een nieuw ministerie opstelling: het Ministerie van Nationale Erfenis, dat in 1997 de Afdeling voor Cultuur, Media en Sport werd genoemd. Tijdens deze tijdspanne begon de culturele sector ook grote opbrengsten te ontvangen die toe te schrijven waren aan een nieuwe Nationale Loterij. Distinctief voor het Verenigd Koninkrijk is in het culturele beleid: de constante verandering van infrastructuur en beleid en recent, de behoefte om cultuur meer prioriteit te geven in regionale en lokale regeringen (website culturalpolicies).

3.1.2 Museumbeleid

In dit hoofdstuk wordt de geschiedenis van het museumbeleid van ieder land afzonderlijk uiteengezet en er wordt ook het huidige museumbeleid besproken. Voorts worden er belangrijke partners genoemd die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en de uitvoer van het museumbeleid. Voor de samenstelling van dit

29

hoofdstuk is gebruik gemaakt van de literatuur Cultuurbeleid in Nederland (2007) en de Nota Museumbeleid (1985).

Museumbeleid Nederland

In de eerste helft van de twintigste eeuw werden de eerste stappen gezet voor het huidige museumbestel. In die periode werden er meer dan honderd nieuwe musea opgericht, onder andere doordat particulieren collecties nalieten aan overheden. De rijksoverheid ontwikkelde een visie op haar taken: er ontstond een adviesstructuur en er kwamen uitvoerende organisaties.

Tot 1987 ontvingen ook musea die geen rijkseigendom waren, rijkssubsidie in hun exploitatietekort. In veel gevallen was er sprake van collectieve financiering van musea door verschillende overheden, de zogenaamde koppelsubsidiëring. In 1985 werd er besloten om de koppelsubsidiering stop te zetten. In de nota museumbeleid (1985) werd beschreven dat een beperkt aantal musea onder directe toezicht van de rijksoverheid viel, en de overige musea zouden onder de verantwoordelijkheid vallen van provincies of gemeenten met de daarbij behorende financiële middelen. In navolging hiervan ontwikkelden de provincies een eigen museumbeleid39, evenals de gemeenten. Verschillende musea zijn onder andere ministeries ondergebracht, hierbij is het thema van hun collectie als insteek genomen. Zo subsidieert het ministerie van Financiën het Nederlands Muntmuseum in Utrecht en het Belastingmuseum in Rotterdam. Hiernaast worden veertig krijgshistorische verzamelingen financieel ondersteund door het ministerie van Defensie. Tot het begin van de jaren negentig is het museumbezoek toegenomen. In 1970 was dit aantal slechts 7,5 miljoen, in 1980 was dit aantal museumbezoeken fors gestegen naar bijna vijftien miljoen (De Haan, 1997). De hoeveelheid jaarlijkse museumbezoekers nam toe tussen 1960 en 1999 van 4,8 naar 20,7 miljoen40. Naast de museumbezoekers zijn verenigingen van vrienden ook zeer belangrijk voor musea. De laatst genoemden zijn veelal naast hun betrokkenheid bij het museum bereid om een bijdrage te leveren en actief te zijn in allerlei vormen van vrijwilligerswerk. In 1997 is het Instituut Collectie Nederland (ICN) opgericht. Het is ontstaan uit een fusie van het centraal Laboratorium voor onderzoek van voorwerpen van kunst en wetenschap, de opleiding Restauratoren en de Rijksdienst Beeldende 39 Dit werd geformuleerd in het Deltaplan Cultuurbehoud (1991) dat zich inzet om de achterstanden in de conservering weg te nemen. Samen met de nota Kiezen voor kwaliteit, dat streeft naar de toegankelijkheid en het behoud van het museale erfgoed, vormden zij de grondslag voor de verzelfstandiging van de rijksmusea. 40 Statistiek Musea 1999, Voorburg, CBS, 2000.

30

Kunst. Het ICN geeft advies over behoud, beheer en mobiliteit van roerend cultureel erfgoed, voert onderzoek uit op dat gebied, verzorgt opleidingen, symposia en trainingen, en ontfermt zich over rijkscollecties voorzover deze niet in musea zijn ondergebracht. Het rijk ondersteunt tevens de Nederlandse Museum Vereniging (NMV), die tot doel heeft de belangen van alle Nederlandse musea te behartigen41. De Stichting Museumjaarkaart, in 1981 door de NMV opgericht, geeft de museumjaarkaart uit. Met deze kaart zijn aangesloten musea gratis te bezoeken en wordt korting gegeven bij speciale tentoonstellingen.

Op het terrein van opleiding en deskundigheidsbevordering zijn diverse instellingen actief. Universiteiten kennen geen speciale opleiding museologie, maar leiden wel mensen op die in de musea werk vinden. Zo kunnen studenten aan de Universiteit van Amsterdam wel de master museumstudies42 en een opleiding tot museumconservator volgen. Daarnaast is er een speciale hogere beroepsopleiding voor museummedewerkers, de Reinwardt Academie, onderdeel van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Het ICN kent een opleiding voor restauratoren en de NMV verzorgt in samenwerking met het Landelijk Contact van Provinciale Museumconsulenten en de Reinwardt Academie een programma van na- en bijscholing voor museummedewerkers.

Veel musea zijn aangesloten bij het International Council of Museums (ICOM). De ICOM is een niet- gouvernementele organisatie die samenwerkt met de Unesco. Het ministerie van OCW ondersteunt het werk van de ICOM via de NMV. In 1986 heeft de ICOM een Code of Professional Ethics vastgesteld. Hierop heeft de NVM in 1991 een gedragslijn voor museale beroepsethiek gebaseerd. In 2000 heeft de Nederlandse Museum Vereniging een Leidraad voor het afstoten van museale objecten opgesteld. Rijk, provincies en gemeenten hebben deze Leidraad onderschreven43. In de periode 2009-2012 werkt het ministerie van OCW voor het eerst met de nieuwe subsidiesystematiek44. Hierin staat beschreven dat voortaan het rijk direct subsidies verleent aan instellingen die samen een culturele basisinfrastructuur vormen45. Aangezien de subsidiebesluiten nu aan fondsen is 41 Het NVM werkt ook aan ‘het versterken van het museumimago en aan grotere, meer gevarieerde publieke belangstelling’ (Website Nederlandse Museum Vereniging, 2009). 42 Een traject binnen de master Cultureel erfgoed. 43 In: Boekman. Cultuurbeleid in belendende landen. Amsterdam, Stichting Boekmanstudies, 2007. http://www.boekman.nl/documenten/download_belendend_beleid.pdf44 In het subsidieplan kunst voor het leven is de nieuwe koers voor het ministerie van OCW voor de periode 2009-2012 opgetekend.45 De wijziging in het cultuurbeleid was nodig omdat zowel de Tweede Kamer, de raad voor Cultuur als culturele instellingen naar aanleiding van de laatste cultuurnota ontstelt waren van de subsidiepraktijk die steeds grotere vormen aannam. Ook omdat alleen het ministerie vierjarige subsidie verstrekte, deden steeds meer culturele instellingen een beroep op de cultuurnotaprocedure, die tegelijkertijd steeds meer als onnodig

31

overgedragen, maakt het doorvoeren van de nieuwe subsidiesystematiek mogelijk. Hierdoor neemt de politiek afstand van bemoeienis bij subsidiebesluiten en draagt het de verantwoordelijk over aan de deskundigheid van de professionals. Hiernaast beschikken de fondsen ook over het netwerk om zo de ontwikkelingen in hun sectoren op de voet te kunnen volgen en naar volledigheid en kwaliteit te kunnen beoordelen.

Bijzondere wetten en regels

Nederland kent geen algemene museumwet. Wel is er wetgeving die de musea en hun collecties raakt. De Wet tot behoud van cultuurbezit uit 1985 is ingevoerd om te voorkomen dat artefacten die van belang zijn voor de Nederlandse cultuurgeschiedenis worden geëxporteerd. Ook de belastingwetgeving bevat elementen die musea aangaan. Overdracht aan musea levert een aanmerkelijke verlaging en in bepaalde gevallen zelfs kwijtschelding van schenkings- en successierechten op.

Eveneens van groot belang voor de musea was de invoering van het lage BTW-tarief van zes procent op de recettes46 in 1996. Tot slot moet er melding worden gemaakt van internationale regels en verdragen die betrekking hebben op de bescherming van waardevolle cultuurgoederen. In 1992 heeft de Europese Commissie een reglement opgesteld betreffende de uitvoer van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de lidstaat zijn gebracht. De inspectie Cultuurbezit, die in 1997 als een onderdeel van het Ministerie van OC en W is ingesteld, is verantwoordelijk voor het toezicht op de toepassing van de Europese regelingen47 (Boekman, 2007).

Musea en publiek

Naast het naleven van wetten en regels is het ook belangrijk dat het museum zich inspant om nieuwe klantgroepen aan te trekken en deze blijvend geïnteresseerd te houden. Want zonder publiek is er geen museum. Voor het en bureaucratisch werd gezien (OCW. Verschil maken versus arts Council. 2006).

46 Door dit besluit hebben de musea meer financiële ruimte gekregen om meer te investeren in het behoud en het beheer van hun collecties, en konden meer geld spenderen bij de aankoop van nieuwe museumstukken. Daarnaast is ook er een aanzienlijke groei van buitenlandse museumbezoekers zichtbaar (OCW. Evaluatie van het verlaagde BTW-tarief voor cultuur en mediahttp://ikregeer.nl/document/BLG19341). 47 Uit: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap/ Boekmanstichting.2007. Cultuurbeleid in Nederland, Den Haag/ Amsterdam.; Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 1985. Nota Museumbeleid. Den Haag.

32

tentoonstellingsbeleid betekent dit dat zij ook aandacht moeten besteden aan de verschillende klantgroepen die een bezoek brengen aan het museum. Voor kinderen geldt dat als er een of meer speelelementen verwerkt zijn bij de presentatie van de museale objecten, dit ervoor zorgt dat de tijd die zij in het museum doorbrengen, verlengd wordt. Een onderzoek van McManus (1987) bevestigt dit. Ook Gottesdiener en Vilatte (2001) tonen aan dat de aandacht die een kind besteedt aan een kunstwerk afhangt van de aanwezigheid van interactieve opdrachten maar van de vraag of het kunstwerk opgenomen is in de brochure die zij hebben ontvangen vooraf het museumbezoek. Ook voor kinderen geldt dat zij naar het museum gaan om ‘iets anders te beleven’ en ‘iets te ontdekken’. Hein (1998) bevestigt dit idee en benadrukt dat kinderen pas iets leren als zij echt geraakt en uitgedaagd worden. In zijn boek learning in het museum baseert hij zich daarbij op pedagoog Dewey (1938): willen ervaringen leerzaam zijn, dan moeten ze niet alleen ‘hands-on’ maar ook ‘minds on’ zijn. Er moeten echte dingen getoond worden, met hun verhalen. Authenticiteit is daarom belangrijk. Voor jonge kinderen moeten de tentoongestelde onderwerpen zodanig tot leven gebracht worden, dat ze er zelf ook mee aan de slag kunnen. Kijken zonder aanraken, dat is pas saai (Boekman 56, 2003). Deze methoden om publiek te trekken, liggen ten grondslag aan - of zijn voortvloeisels van - de theorie van de experience economy, waarbij ervaringen worden geboden en er een vertrouwensband wordt opgebouwd met de consument (Pine& Gillmore,1998). Organisaties en het bedrijfsleven waren genoodzaakt commerciëler te gaan werken door de moordende concurrentie. De experience economy heeft zowel positieve als negatieve kritieken ontvangen. Boswijk (2008) die een nieuwe kijk geeft op deze experience economy (in het Nederlands: beleveniseconomie). Boswijk’s theorie is vernieuwend omdat hij de kijkrichting van ‘de aanbieder staat centraal’ heeft gewijzigd naar ‘de mens staat centraal’. Hij vindt juist dat de persoonlijke belevenissen van het individu (lees: kind) als uitgangspunt genomen moet worden en de activiteiten betekenisvol en zinvol moeten zijn. Verder vindt Boswijk het belangrijk dat de activiteiten aansluiten bij de eigen leefomgeving en dat ze in een maatschappelijke context geplaatst kunnen worden.

Museumbeleid Engeland

33

De schatkist was tijdens de vooroorlogse periode48 in Groot Brittannië grotendeels verantwoordelijk voor het subsidiëren van de Raad van Kunsten, de nationale musea, de galerieën en de Britse Bibliotheek. Evenwel werd de verantwoordelijkheid in 1965 overgedragen aan de afdeling Educatie en Wetenschap. Op dat moment was de eerste minister van de Kunsten, Jenny Lee. Onder haar bewind werd een White paper uitgebracht waarin het beleid voor de kunst uiteen was gezet, waarna al snel de subsidie voor het Arts Council toenam met 45%. Met nogmaals een verhoging van 26% in de periode 1967 -1968 (website cultural policies, 2009).

In de midden jaren ’90 bracht de samenwerking met National Lottery een betekenisvolle ontwikkeling teweeg, dat een gigantische groei van het culturele veld mogelijk maakte. Sinds 1994 heeft de National Lottery om en bij 20 miljard Britse Pond ingezameld voor goede doelen, zoals de aanmoediging van de kunsten, erfgoed, sport, gemeenschap, vrijwilligersorganisaties, en meer recentelijk voor thema’s zoals gezondheid, educatie en de omgeving. Na een korte focus op projecten met de hoofdstad als decor, besloot de overheid het een en ander aan te passen. Er werd besloten om kleinere gemeenschapsprojecten financieel te ondersteunen en de Lottery meer toegankelijk te maken voor lokale initiatieven en meer rekening te houden met de wensen van de burgers. Onlangs heeft de National Lottery de Olympische en Paralympische spelen als nieuwe speler toegevoegd aan het lijstje van goede doelen. Deze beslissing heeft voor veel onrust gezorgd en de spreekwoordelijke fronsende wenkbrauwen opgeleverd in het culturele veld over de toekomstige verdeling van het fondsengeld (website culturalpolicies, 2009).

In het corporate plan van de Museums, Libraries and Archives (2008) worden de doelen over de periode 2008- 2011 uiteengezet. Hierin wordt duidelijk dat zij, als belangrijke speler op de educatieve markt, een nieuwe koers willen gaan varen die gepaard gaat met drastische veranderingen49 omdat zij zich bewust zijn van de veranderende samenleving. De nieuwe doelen zijn: het streven naar een reputatie voor effectiviteit op nationaal niveau, sterkere positie in de Engelse regionen, en het ver - werven van competenties die kunnen gedijen in contact met andere naties in het Verenigd Koninkrijk maar ook ver daarbuiten.

48 Vooroorlogse periode (Post War period) bestrijkt de jaren 1945 tot 1960. 49 Dit afgezien van de Museum, Libraries and Archives reorganisatie van tien jaar geleden, waarbij werd besloten om als apart orgaan verder te gaan om zo beter de ontwikkelen in de sector zowel binnen het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten te kunnen volgen.

34

Het Museums, Libraries and Archives council (MLA) is van mening dat de beste musea, bibliotheken en archieven: 1) integreren met andere vormen van cultuur, sport and lokale initiatieven die tegemoet komen aan de behoeften van de bevolking, gemeenschappen en plaatsen, 2) ervoor zorg dragen dat voortreffelijkheid, stipendium50, creativiteit en diversiteit ingebed zijn, 3) innoveren, ondernemend zijn en nieuwe werkmethoden toepassen, 4) duurzaamheid en continue vernieuwing centraal stellen bij alles wat ondernomen wordt, 5) hun toegang tot hun informatiebron en middelen verbreden en verdiepen, 6) op het hoogste niveau presteren en strijden voor continu professionele ontwikkelingen en 7) een plek willen zijn die mensen met plezier gebruiken en bezoeken.

De drie strategische prioriteiten van de MLA zijn het willen werken met de sector om zo de mogelijkheden voor leerlingen te verhogen en hun creativiteit en hun potentieel te ontsluiten. Ook wil het MLA dat musea, bibliotheken en archieven onderdeel uitmaken van de gemeenschap en steunen daarom duurzame gemeenschappen. Het MLA steunt vooral het werk dat uitgevoerd wordt door jonge mensen. Daarnaast wil het MLA ook hun capaciteit uitbouwen in de sector om zo vernieuwing, aantal arbeidskrachten, financiering en vennootschappen zeker te stellen (MLA, 2008)

In de periode 2008 tot 2011 zal het voor de MLA een grote uitdaging zijn om de nieuwe prioriteiten te leveren en de reputatie met de overheid en de sector te intensiveren. Tegelijkertijd bestaat het streven om op elk niveau snelle en verreikende organisatorische veranderingen door te voeren. Het council is gedreven om een nieuw verenigd MLA te creëren dat vandaag volledig functioneel is en volledig geschikt is voor morgen.51

3.1.3 Evaluatie

Om een verschil tussen het Nederlandse en Engelse systeem toe te lichten, wordt de nota Kunst van leven van minister Plasterk vergeleken met de nota Great art for everyone, waarin het Arts Council England in september 2008 haar visie voor de periode 2008-2011 presenteerde. Om praktische redenen heb ik gekozen voor deze twee nota’s omdat deze vergelijkbaar zijn wat betreft de verschijningsdata en omdat de eerdere Engelse nota niet beschikbaar was. Hoewel deze nota’s 50 Het stipendium is een jaarlijkse aanmoedigingsprijs voor professionele jonge kunstenaars om de artistieke ontwikkeling te stimuleren (MLA, 2008).51 De laatste drie alinea’s van het subhoofdstuk over het museumbeleid Engeland is afkomstig van het corporate plan van het Museums, Libraries and Archives (2008).

35

over de toekomst gaan, beroepen zij zich uiteraard op het beleid tot 2008 en zijn daarom een continuering dan wel een verwijzing.

In de Nederlandse nota is het kabinetsbeleid langs de volgende nota’s uitgewerkt: excellentie - begeleiding en ontwikkeling van (top)talent; Innovatie en e-cultuur - meer samenhang creëren en zorgdragen voor een betere samenwerking tussen de verschillende sectoren om zo innovatie, experiment en vernieuwing mogelijk te maken en te stimuleren; participatie – bevorderen dat cultuur meer mensen bereikt. Via een 10-puntenplan cultuurparticipatie met aandacht voor educatie, amateurkunst, digitalisering en toegankelijkheid en het gratis openstellen van musea voor kinderen tot en met twaalf jaar; Mooier Nederland – door ambitieus architectenbeleid en door modernisering van de monumentenzorg de culturele bijdrage aan een mooier Nederland te versterken.

Inhoudelijk is er een sterke samenhang tussen deze nota en de Engelse nota Great for everyone. De Engelstalige samenvatting op de website press-arts council getuigt daarvan: ‘We set the conditions in which excellence and ambitions can flourish; we make sure as many people as possible can experience the great art that is produced.’ Met aandacht voor de vijf speerpunten: excellence, high quality art and high quality arts experience; reach – more people attending and taking part in the arts; engagement – more people feel that there are opportunities to enjoy and get actively involved in arts activities that are personally relevant to them; diversity – arts that reflect the diversity of contemporary England; innovation – artists have the freedom and are challenged to innovate’. De culturele partners52 nemen deze bovengenoemde speerpunten echter te weinig mee in de uitvoer van hun activiteiten53 (Ministerie van OC en W, 2006). In Nederland geven culturele instellingen vaak wel onmiddellijk gehoor aan veranderingen in nationale beleidsspeerpunten. De richtlijnen van Kunst van het leven ziet men terug op zowel nationaal als lokaal niveau54.

In Engeland is echter een grote afstand tussen de door de arts councils gesubsidieerde kwaliteitskunst en de culturele thema’s die bij overheden belangrijk worden geacht. Met als gevolg een slechte afstemming en een 52 Culturele partners van het Arts Council zijn ondermeer: C&binet, National Trust, Nesta en VistitBritain .

(http://www.idea.gov.uk/idk/core/page.do?pageId=11200812)53 Een verklaring hiervoor is dat men in Engeland het ‘arm’s length principle’ hanteert. In Nederland is men er toch meer op geënt dat het beleid wordt nageleefd. 54 Te denken aan lokale initiatieven van instellingen zoals het SKVR in Rotterdam en het Koorenhuis in Den Haag die amateurtalent enthousiasmeren en begeleiden bij de beoefening van diverse kunstvormen . Een prima voorbeeld van een nationale instelling, die al geruime tijd actief is, is de Kunstbende. Deze organisatie zet zich in voor jong creatief talent tussen 13 en 18 jaar.

36

onevenredige verdeling van het subsidiegeld. Dit verklaart ook waarom het overgrote deel van de gesubsidieerde kunstinstellingen in de hoofdstad te vinden is. Een tiental grote instellingen in London, zoals de Hayward Gallery en het Royal Opera House, ontvangt zo veertig procent van het totale subsidiegeld van de Arts Council. In Nederland vindt de concentratie van kunst en cultuur in de randstad, voornamelijk in de hoofdstad Amsterdam, plaats. De overheid streeft echter wel naar een betere spreiding. Bij de bouw van het Nederlands historisch museum ontstond er algauw een discussie over de locatie van het nieuwe museum. Bij de besluitvorming is zowel rekening gehouden met een eerlijke spreiding als een mogelijke extra toestroom van toeristen. Een voorbeeld om een betere spreiding te laten gebeuren is de aanwijzing voor de plaats van het Nederlands historisch museum55.

3.2 Visies van Sandell over musea

In dit hoofdstuk worden de pijlers: ontmoeting, ontwikkeling, bewustwording en saamhorigheid besproken die in deze masterthesis cruciaal zijn voor de manier waarop de musea zich gedragen ten opzichte van de jonge bezoekers. Ervoor is gekozen om het boek Museums, Society, Inequality van Richard Sandell (2002) te gebruiken voor dit hoofdstuk, omdat hij in dit boek internationale perspectieven laat samenkomen, die gezamenlijk zoeken naar manieren om het kritische debat te stimuleren, maar ook informatie verschaft over het werk in musea en haar werknemers en beschrijft eveneens wat de verantwoordelijkheden, doelstellingen en waarde van musea voor de maatschappij zijn. Aan het eind is er een conclusie geformuleerd waarin alle aspecten die daarvoor besproken zijn, kort zijn samengevat.

55 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Subsidieplan Kunst van Leven 2009-2012. 2008.http://www.cultuursubsidie.nl/downloads%20OCW/Subsidieplan%20Kunst%20van%20Leven%202009-2012.pdf

37

3.2.1 Ontmoeting

Van oudsher zijn musea openbare ruimtes waar mensen met historische objecten, maar ook met elkaar in contact komen. Deze ontmoetingsfunctie kan een bijdrage leveren bij het bevorderen van sociale cohesie. De wetenschappers Maggi en Weil geven hun mening over de meerwaarde van het museum van de toekomst: een centrum waarbij de gemeenschap met elkaar geconfronteerd wordt, maar ook een plaats waar men kennis en informatie kan uitwisselen en debatteren. Maggi omschrijft dit als het forum museum. Voorts geeft Maggi aan dat het museum niet louter een plek is waar historische objecten tentoongesteld worden maar juist ook een plaats waar gewerkt wordt aan de toekomst. Het kan dienen als een forum dat op zijn beurt een bijdrage levert aan de groei van de bevolking, zowel in letterlijk zin als in figuurlijk zin. Daarnaast dient dit dynamische museum op te treden als culturele animator die de veranderingen van de maatschappij op de voet volgt en weet hoe daar op moet worden ingespeeld (Sandell, 2002).

3.2.2 Ontwikkeling

De ontwikkelingsfunctie van het museum hangt samen met cultureel burgerschap. In het cultureel plan kunst van het leven staat: ‘Het cultureel burgerschap staat of valt met de mogelijkheden van burgers om zich te verdiepen in hun verleden of zich te uiten in een kunstdiscipline’ (Ministerie van OCW, 2009:26). Om ervoor te zorgen dat de burgers ook daadwerkelijk gebruikmaken van deze mogelijkheid dienen culturele instellingen hun aanbod dan ook op een aantrekkelijke manier aan te bieden. Hierom is het belangrijk dat het aanbod is toegesneden op de behoeften van de burgers. Musea, die zonder meer deel uitmaken van de competitieve vrijetijdssector, onderscheiden zich van de overige instellingen door hun educatieve functie die zij van oudsher bezitten. Studies en onderzoeken hebben uitgewezen dat de unieke leerervaring die aangeboden wordt door het museum bij uitstek zeer effectief is bij het stimuleren van het visuele geheugen. Voorts is museumbezoek voornamelijk een sociale gebeurtenis. Onderzoek heeft vele malen aangetoond dat op langere termijn het leren dat gepaard gaat met sociale interactie een grote kans biedt dat het individu de kennis onthoudt (Sandell, 2002).

38

3.2.2 Bewustwording

Musea hebben grote potentie om zowel de verschillen te overbruggen als het bespreekbaar maken van verschillen. Te denken is aan tolerantie en begrip voor culturele verscheidenheid. Deze eigenschappen kunnen onder andere van pas komen bij het bevorderen van sociale cohesie in de strijd voor (inter)nationaal burgerschap. Bij dit proces wordt het individu gestimuleerd om na te denken over de eigen ‘ik’ en hoe deze in relatie staat met de anderen. Hierdoor wordt het individu bewust van zijn eigen ‘ik’, de relatie met personen én de samenleving in het geheel. Kortom: kunst biedt handvatten om eigenschappen te ontwikkelen die het individu helpen om het proces van bewustwording door te kunnen maken. Dit zorgt ervoor dat het individu in staat wordt gesteld om zijn eigen leven in te richten, deel kan nemen aan het maatschappelijk verkeer en kritisch kan zijn over het reilen en zeilen in de maatschappij. Het museum kan in dit geheel een scheppende rol spelen door het tentoonstellen van kunstobjecten, een bemiddelende rol hebben door mensen met elkaar in contact te brengen, educator zijn door het bieden van informatie over de achtergrond en de stijl van de kunstenaar en tot slot animator zijn door mensen een plezierige tijd te bieden tijdens hun bezoek aan het museum (Sandell, 2002; Vlerk, 2006). 3.2.4 Saamhorigheid

Een gevoel van saamhorigheid kan ervaren worden door een collectieve identiteit die gedragen wordt door een gedeelde geschiedenis en een sterke binding met een plaats. Weliswaar is deze ingebeelde gemeenschap gevormd door mythen en symbolen die het bestaan van diverse groepen in stand houden. Door middel van objecten, de symbolische constructie of een gemeenschappelijke geschiedenis kan een nationale of lokale identiteitswaarneming gesmeed worden en tentoongesteld worden in het museum. Hieraan is de zingeving voor de plaats gekoppeld die vorm krijgt door de gelaagdheid van sociale, culturele, historische, economische, natuurlijke en persoonlijke associaties. Dit samen geeft de plaatselijke inwoner het speciale karakter en zijn betekenis. Veel lokale musea weerspiegelen dan ook een krachtig besef voor plaats door middel van hun collectie van artefacten, die de sociale, culturele, historische, economische,

39

natuurlijke en persoonlijke associaties oproept bij mensen (of buitenstaanders) als zij denken aan de lokale bevolking (Sandell, 2002).

40

3.2.3 Ter afsluiting

Ervoor zorgend dat de bijdrage van musea op lange termijn op een sociale waarde beoordeeld wordt , kan een kwestie voor overleving zijn. Want kunst krijgt pas waarde zodra mensen eraan willen bijdragen en het krijgt pas betekenis met (het juiste) publiek (Boorsma, 2006). In de jaren ’70 en ’80 maakte de oprichting van musea door de geïndustrialiseerde wereld een plotseling explosieve groei door, wat bezoekersaantallen tot nieuwe hoogtes bracht. De jaren ’90 waren getuige van een dalende opkomst. Heden ten dage is het museum, als vrijetijdsactiviteit, nog steeds populair en weet het veel geïnteresseerden aan zich te binden. Het ondervindt echter wel veel meer concurrentie door een toename van vrijetijdsactiviteiten. Daarnaast spelen nog andere aspecten een rol, zoals: minder besteedbare tijd, hoge mate van individualisatie, toename van aan huis gerelateerde vrijtijdsbesteding, het ouder worden van de zogenaamde babyboomers en de uitwerking van de technologie zijn samen verantwoordelijk voor de afnemende museumbezoek.(Van den Broek & De Haan, 2000). Alhoewel recent onderzoek aantoont dat het tempo van de vrije tijd versnelt als een tegenbeweging van de stijgende druk in de werkplaats is dit wellicht een grote tegenstelling ten opzichte van het voorgaande. Want mensen streven tegelijkertijd ook naar meer naar diepgang, minder toegewijde vormen van vrijetijdsbesteding die garant staan voor plezier, entertainment en vrije tijd op het gebied van educatie, leren en intellectuele ervaringen. Wanneer de laatstgenoemde constatering als waar aangenomen wordt dan is het raadzaam dat musea zichzelf gaan promoten als bekwame vertegenwoordigers bij het aanbieden van waardevolle ervaringen, die een sociale impact teweeg brengen die groter is en niet van kortstondige en voorbijgaande aard. Ze zijn prima in staat om de boodschap, dat de museumervaring uniek, authentiek en op langere termijn bestendig is, te promoten aan het publiek waarvoor zij verantwoording dragen (Sandell, 2002). Aan het museum worden de meest uiteenlopende functies toegeschreven die ten goede komen aan de samenleving en haar burgers, zoals het bevorderen van de sociale cohesie en cultureel burgerschap. Het museum weet van het nut, burgers kennis laten nemen van een kunstdiscipline (actief/passief/receptief) en hen informatie te verschaffen over een gedeelde geschiedenis, een plezierig leermoment te maken.

41

Hoofdstuk 4 Praktisch hoofdstuk

In dit hoofdstuk worden zowel de onderzoeksmethoden en de resultaten van het vergelijkingsonderzoek tussen het Gemeentemuseum in Den Haag en het Victoria & Albert Museum in Londen toegelicht. De laatstgenoemden zijn verkregen door middel van interviews, beschikbare digitale informatie en observaties in de musea.

4.1 Data

Aan de hand van een exploratief onderzoek heb ik het Gemeentemuseum in Den Haag en het Victoria & Albert Museum in Londen met elkaar vergeleken. Hieronder volgt eerst een algemene beschrijving van beide musea en hun programmering daarna zal ik in hoofdstuk 4.1.3. de onderzoeksmethoden toelichten.

4.1.1 Algemene beschrijving van de musea in het onderzoek

Het Victoria & Albert museum

Het Victoria & Albert museum is een statig gebouw dat veel allure uitstraalt56. Het werd opgericht in 1852 als South Kensington Museum onder het bewind van het Britse Ministerie van Wetenschappenen en Kunst. In de entreehal hangt een indrukwekkend glazen kroonluchter van de kunstenaar Dale Chihuly57. Het museum is opgedeeld in vier verschillende afdelingen, te weten: 1) Azië; 2)

56 De stijl van het museum kan samengevat worden als een mengeling van een Victoriaanse en Edwardiaanse stijl tot aan de verbouwingen en aanbouw in de 20e eeuw. Daniel Liebeskind is verantwoordelijk voor de laatste uitbreiding van het museum (http://www.icon.org.uk/). 57 Zie bijlage 6 voor de afbeelding van de glazen kroonluchter van Dale Chihuly.

42

Meubilair, textiel en handwerk; 3) beeldhouwwerk, metaalbewerking, keramiek & glas en 4) woord en beeld. Het V&A heeft honderd vijf en veertig galerijen maar gegeven de enorme omvang kan er slecht een klein percentage van de collectie vertoond worden aan het museumpubliek. De collectie van het V&A museum is tot stand gekomen met behulp van het Nationale Fonds van de Inzamelingen van de kunst, ook wel de Art Fund genoemd. Het ontvangt gelden van openbare schenkingen van leden en abonnees. Het fonds ontvangt geen financiering van de overheid of Nationale Lottery (website The Art Fund). Het grootste deel van de collectie wordt opgeslagen in de zogenaamde depots. Daarom is er van tevoren overleg nodig met de verschillende publiekgroepen om het zo passend mogelijk te maken.

In het Victoria & Albert museum is de toegang voor alle bezoekers gratis. Er worden echter wel extra kosten in rekening gebracht voor speciale tentoonstellingen. Het museum biedt kant-en-klare museale pakketten aan voor families, groepen en schoolklassen. Voorts tracht het zo goed mogelijk aan te sluiten bij het lesprogramma. Hierom is er van tevoren overleg nodig om het zo passend mogelijk te maken. Opvallend is dat het museum zelf geen rondleidingen geeft in het museum, wel in galeries (buiten het museum). Het museum biedt echter wel in huis, educatieve trajecten aan om lerar(ess)en op te leiden en handvatten te bieden om kunstlessen en rondleidingen te kunnen verzorgen. In de periode 2008/2009 brachten 5.221.400 bezoekers een bezoek aan de tentoonstellingen van het Victoria & Albert museum. Verder namen er in dezelfde periode 2.730.700 mensen deel aan de V&A georganiseerde tours buiten het museum in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten58.

Het Gemeentemuseum Den Haag

58 Cijfers bezoekersaantallen zijn te vinden op http://www.official-documents.gov.uk/document/hc0809/hc07/0790/0790.pdf

43

Het Gemeentemuseum is een architectonisch staaltje kunst. Het ontwerp is afkomstig van de architect Hendrik Petrus Berlage. Het gebouw59 is opgeleverd in 1935. Het museum besteedt ondermeer aandacht aan de vroege 19de eeuwse moderne kunst, mode, muziek en fotografie. De toegang naar het museum wordt verschaft via een wandelgang over het water. Volgens de architect maakt de bezoeker hiermee fysiek de overtocht van de bewoonde wereld naar de wereld van de kunsten. Op deze manier kan de bezoeker de dagelijkse bezigheden achter zich laten en ten volle genieten van de kunsten. In de entreehal wordt de bezoeker verwelkomd door een sculptuur van een vrouw die het befaamde logo van Den Haag (de ooievaar) vasthoudt. De inrichting is zeer minimalistisch te noemen. Ook het kleurgebruik is eenvoudig: wit, blauw, geel en zwart.

In het jaar 2009 bezochten 250.00 bezoekers het Gemeentemuseum (website kunstblog). De toegang voor kinderen tot en met achttien jaar is gratis. Dit geldt ook voor Wonderkamers - de interactieve tentoonstellingsvleugel van het Gemeentemuseum. Bij het Gemeentemuseum zijn er eveneens museale programma’s ontwikkeld speciaal voor families, kinderen en schoolklassen. Kinderen die in hun vrije tijd het museum bezoeken met (groot)ouders en/of verzorgers kunnen gebruikmaken van de zogenaamde kindertours60. Dit is een full colour boekje vol met opdrachten. In tegenstelling tot het Victoria & Albert museum kan men wel een rondleiding krijgen in het museum. Verder zijn er ook audiotours in het museum beschikbaar voor degene die daar behoefte aan heeft.

59 Architect H.P. Berlage wilde met zijn Haagse museumgebouw het publiek niet imponeren, maar uitnodigen. Het inmiddels tot monument uitgeroepen museumgebouw wordt tegenwoordig beschouwd als een hoogtepunt uit de moderne architectuur (http://www.gemeentemuseum.nl/index.php?id=033976). 60 Op dit moment zijn de tours Mijn mooiste museum en Smakken en slurpen verkrijgbaar.

44

4.1.2 Programmering musea

4.1.2.1 Victoria & Albert museum

De collectie van het V&A is op de website weer onderverdeeld in 1) Architecture, 2) Asia, 3) Ceramics, 4) Contemporary, 5) Fashion & Jewellery, 6) Furniture, 7) glass, 8) History, Periods en Styles, 9) Metalwork, 10) Paintings & Drawings, 11) Photography, 12) Prints & Books, 13) Sculpture, 14) Textiles en 15) Theatre & Performances. Hieronder zal ik in het kort omschrijven wat de permanente collectie en de tijdelijke collectie is van het V&A, waarbij ik de website als leidraad heb gebruikt, tijdens mijn bezoek aan het museum.

Architecture Het Victoria & Albert museum heeft sinds de oprichting altijd architectuur tentoongesteld. Door het onlangs gesloten samenwerkingspact met het Koninklijk Instituut van Britse Architecten (RIBA) is het nu mogelijk om een buitengewone inzameling van tekeningen, manuscripten en modellen aan het publiek te tonen. De museale objecten, uit de collectie architectuur, die getoond worden aan het publiek wisselt continu door de grote omvang. Er is dus geen permanente tentoonstelling voor architectuur.

45

In de periode dat ik het museum bezocht was er de tentoonstelling Europe and the English Baroque: English Architecture 1660-1715.

Model for Easton Neston, Northamptonshire, Nicholas Hawksmoor (1662-1736, about 1694)

Met deze tentoonstelling toont het Victoria & Albert museum op welke wijze een aantal continentale gebouwen beïnvloed werden door gebouwen van het Europese continent. Deze invloed was meestal afkomstig van boeken en gravures want Engelse architecten reisden weinig naar het buitenland. Vanaf het begin was er bij het V&A weinig kennis voor handen van continentale architectuur en ook de gegraveerde platen van Engelse gebouwen moesten eerst vertaald worden. Bij de tentoonstelling zijn architecturale tekeningen getoond van Christopher Wren, Nicholas Hawksmoor, William Talman en John Vanbrugh. Deze zijn gedeeltelijk afkomstig van de eigen verzameling van het RIBA en verder aangevuld door Britse instellingen, zoals; het Oxford, the Queen’s College, King’s College, Cambridge, Sir John Soane’s Museum en andere institutionele en privé collecties.

Asia

Standing Buddha. Burma, The Ardabil Carpet (detail), Iran, 1539-40. Museum no. 272-18931800-1900 AD. Museum no. IM 39-1912

46

De Aziatische inzamelingen van het Victoria & Albert museum omvatten voorwerpen, die verschillende aspecten van het godsdienstelijke, hoofse en het dagelijkse leven tonen van de volgende landen: Afghanistan, Bangladesh, Bhutan,

Cambodja, China, India, Indonesië, Japan, Korea, Laos, Maleisië, Myanmar (Burma), Nepal,

Pakistan, Sikkim, Sri Lanka, Thailand en Vietnam. Deze afdeling toont ook collecties van het Midden-Oosten en Noord Afrika. Zij heeft als doel niet-westerse kunst zichtbaar te maken aan het publiek om zo volledig acceptatie te krijgen.

Ceramics

Chelsea porcelain rabbit tureen (1755). Museum no. 414:328-1885

Het Victoria & Albert museum heeft nu de grootste en de meest uitgebreide collectie van keramiek op het gebied van de postmiddeleeuwse Europese, Midden-Oosten en Aziatische keramiek. Het museum toont een collectie met een spanwijdte van 3500 voor Christus tot heden. De collectie omvat inzamelingen van wereldklasse van tinverglaasde Europees aardewerk, in het bijzonder Italiaans maolia van de Renaissance, Franse en Spaanse keramiek, Engelse 18e

eeuwse keramiek, het aardewerk van de 19de eeuw, keramiek van het Midden-Oosten en China tot internationale 20e eeuwse en eigentijdse werk. De collectie is gevormd over vele decennia, soms snel gegroeid met de aanwinst van reusachtige privé schenkingen maar vaker geleidelijk aan en nauwgezet en zelfs af en toe bij toeval. Met dit laatste bedoel ik te zeggen dat het museum per toeval in aanraking kwam met prachtige kunstobjecten zonder dat zij hiernaar op zoek waren of dit überhaupt hadden uitgesproken aan derden.

Contemporary

47

'Umbilical', lighting, Arik Levy, 2003De Porter gallery is het centrale punt van het Victoria & Albert museum’s contemporary programma. Het museum toont een uiteenlopende tentoonstelling, met de gebeurtenissen en de vertoningen van het beste van de hedendaags visuele cultuur in de wereld. Het omvat alle aspecten van kunst en ontwerp, met inbegrip van meubilair en productontwerp, ambacht, grafisch digitaal, media, architectuur en fotografie. Het actuele programma toont een combinatie van deze kunstvormen.

Fashion, Jewellery and Accessories

Platform shoes, Vivienne Westwood, autumn 1993-4. Museum no. T.225:1,2-1992

De inzameling van het Victoria & Albert Museum bestaat uit modieuze kleding van de 17e eeuw tot heden, met de nadruk op progressief en invloedrijke ontwerpen van de belangrijkste handelscentra van Europa. Verder bestaat de collectie ook uit juwelen, handschoenen en handtassen.

Furniture

48

Oak washstand by Liberty & Co., England, c. 1894. Museum no. W. 19-1984

De inzameling in Victoria en Albert Museum bestaat uit meer dan viertienduizend stukken van Groot-Brittannië, Europa en Amerika, het dateert van de Middeleeuwen tot aan nu. De collectie bestaat hoofdzakelijk uit meubilair maar het omvat ook verwante voorwerpen zoals architecturale en decoratieve houtbewerking, muzikale instrumenten, lederwerk, huishoudartikelen van hout en klokken.

Glass

A Captive Audience? Cast glass, wood and metal, David Reekie, (b.1947), made Norwich, UK, 2001 Gift of Paul Bedford (Museum no.C.112–2000).

Het Victoria & Albert Museum bezit de nationale glascollectie. Het omvat meer dan zesduizend objecten, van het Midden-Oosten, Europa en Amerika. Het toont vierduizend jaar geschiedenis van glas, van de tweede millennium voor Christus tot aan nu.

49

History, Periods and Styles

Emerson Patriot radio, Norman Bel Geddes, about 1940. Museum no. W.31-1992

De inzamelingen van het Victoria en Albert Museum omvatten een grote periode en diverse ontwerpstijlen. Vele zijn onderwerp van belangrijke tentoonstellingen geweest. In deze sectie kan de bezoeker werken van Art Deco bekijken en uitvinden wat de nieuwe Victoriaanse visie is van Groot-Brittannië.

Wash and Go by Stephen Jones. Image courtesy of Justinephotography

Deze tentoonstelling is tot stand gekomen door een samenwerking tussen V&A en één van de meest uitgesproken hoed ontwerpers, Stephen Jones. Het museum deed in het teken van de tentoonstelling onderzoek naar het cultureel en historisch belang van modeartikelen. De tentoonstelling werd onderverdeeld in vier belangrijke thema’s: 1) de inspiratie bekeek de talloze bronnen met inbegrip van historie, exotisme en de natuurlijke wereld; 2) de creatie onderzocht de

50

technieken, de materialen en de processen; 3) de salon concentreerde zich op het kopen en het verkopen van hoeden en de modeartikelenwinkel; 4) het cliëntenonderzoek concentreerde zich op de draagbaarheid en de etiquette van de hoeden, die gedragen waren door Audrey Hepburn, Anna Piaggi en Dita von Teese.

Metalwork

Huqqa or pipe, Calcutta, India, around 1865. Museum no. IS.2510

Metalwork omvat de nationale inzameling van Engels zilver, ijzerwerk, continentaal zilver, evenals wapens en pantser, emaille, tin en middeleeuwse metaalbewerking die van internationaal belang zijn. In deze sectie kan men meer leren over het metaalbewerkingproces en de vroegere pracht van Hereford’s herstelde zilveren galerijen zien.

Paintings & Drawings

The paintings galleries

De schilderijen van het Victoria & Albert Museum omvatten een verzameling van Britse waterverf, pastels, portretminiaturen en meer dan 2.000 Britse en Europese olieverf schilderijen. Deze inzamelingen, die een unieke inzicht bieden op de Victoriaanse praktijk van verzamelen, zijn grotendeels gevormd door een reeks giften van verzamelaars uit de 19e eeuw. Er wordt ook videomateriaal

51

getoond over onderwerpen, zoals; de productie van blokgedrukt behang en portretminiaturen.

William Simpson, design for the internal decoration of The Great Exhibition Building of 1851 by Owen Jones, 1850. Museum no. 546-1897.

Tijdens mijn bezoek aan het Victoria & Albert Museum kon men de tentoonstelling A Higher Ambition: Owen Jones (1809–74) zien. Hier staat de vertoning van de omvang van plannen, verhogingen, secties en details van Alhambra (1845) centraal, die voortkwamen uit zijn halfjarig verblijf in Granada, waarin hij uiterst precies de architectuur en de decoratie van dit grote Islamitische paleis registreerde. Het V&A toonde ‘s werelds meest uitgebreide inzameling van Owen Jones.

52

Photography

Philip-Lorca diCorcia, 'Ike Cole; 38 years old; Los Angeles, California; $25', 1990-2. Museum no. E.766-2008. Image Courtesy of David Zwirner, New York

In 1852 startte het museum met het verzamelen van foto’s en beschikt inmiddels over een van de grootste en belangrijkste collectie foto’s over heel de wereld. Zij omvat meer dan vijfhonderdduizend beelden van zowel klassieke als eigentijdse fotografen. Met deze beelden wordt de kennis die beschikbaar is over de fotografie processen en technieken getoond. Bij de fotogalerij wordt de nadruk gelegd op de geschiedenis van fotografie, met een jaarlijkse vertoning van ongeveer veertig van de meest opmerkelijke foto’s van de V&A verzameling.

Colossal Buddha, Burma, Linneaus Tripe, 1855. Museum no. 1527-1909.

Tijdens mijn bezoek aan het Victoria & Albert museum was er in deze sectie de tijdelijke tentoonstelling The Photographers' Pilgrimage: Exploring Buddhist Sites in Asia te zien. Men kon bij deze tentoonstelling de schoonheid van Boeddhistische plaatsen bewonderen. De foto’s die geëxposeerd waren, zijn eind

53

negentiende eeuw gemaakt. Ze werden toentertijd gewaardeerd om hun realistische en nauwkeurige representatie van architectuur. Print & Books

Poster for the New York World's Fair 1939, Albert Staehle, 1939.

Prints & Books in het Victoria & Albert Museum combineert prachtige verzamelingen van fijne kunstdrukken, printtechnieken en commerciële grafiek met een van werelds grootste bronnen voor de kunst, ambacht en het ontwerp van het boek.

Miriam Macgregor, Predators in my garden. Whittington Press, 1993. Bound by Romilly Saumarez Smith. Photography by David Wood.

Tijdens mijn bezoek aan het Victoria & Albert museum was er bij deze sectie de tijdelijke tentoonstelling Romilly Saumarez Smith: Bookbindings for Eileen Hogan te

bewonderen. Hier kon men meer te weten komen over de kunst van het boekbinden. Het

unieke van deze boekbind methode is dat het leer en stof op een schilderachtige manier

54

behandeld worden. Hierbij werden diverse verftechnieken gebruikt en ook middelen om het

verval tegen te gaan.

55

Sculpture

The Cast Courts are dominated by the two-part cast of Trajan's Column.

De verzameling van Sculpture in het Victoria & Albert Museum is de meest uitvoerige bezitter van Europees postklassiek beeldhouwwerk in de wereld. Hier kan men meer te weten komen over de interessante verhalen achter de voorwerpen en in de museumshop zijn prachtig geïllustreerde boeken te vinden over beeldhouwwerk.

Textiles

The Ardabil Carpet (1539-1540), het oudste tapijt in de geschiedenis.

De nationale verzameling van textiel beslaat een periode van meer dan tweeduizend jaar. Zij heeft een brede geografische waaier met een specifieke nadruk op Europa. De meeste technieken zijn vertegenwoordigd, met inbegrip van geweven, gedrukt en gebordureerd textiel, kant, tapijtwerk en tapijten. Deze worden geclassificeerd door techniek, land van herkomst en jaar van productie. De rijke landen61 hebben met name zijde van het nabije Oosten, kant, Europees tapijtwerk en Engels middeleeuws kerkborduurwerk verzameld. 61 Dit zijn onder andere Nederland, België, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Rusland, Portugal en Japan

56

57

Theatre & Performances

Albert Finney as Hamlet, black and White photograph, 1975. Photograph by Anthony Crickmay.

De Theatre & Performances verzamelingen omvat Brits materiaal over levende prestaties vanaf Shakespeare. Er wordt materiaal verzameld van drama, dans, muzikaal theater, circus, rock en pop en andere vormen van levend vermaak. De galerijen in deze sectie tonen affiches, foto’s en videomateriaal van prestaties van uitvoerende kunsten, kostuums en marionetten.

Tijdens mijn bezoek aan het Victoria & Albert Museum was er de tentoonstelling Baroque te zien. De gelukzaligheid en pracht van Barok, een van de meest weelderige stijlen van de zeventiende en achttiende eeuw, waren het onderwerp van de lentetentoonstelling van het V&A. De tentoonstelling benadrukte de complexiteit en de grootsheid van de Barok, van Borromini’s Rome en Bernini’s Rome tot aan de verhevenheid van Louis XIV van Versailles en het overdadige van het Barok

58

theater en samenhangende optredens. Verder waren er godsdienstige schilderijen van Rubens en Tiepolo te zien maar ook zilver meubilair, beeldhouwwerk, hoftapijt en er waren enkele ruimtes ingericht die associaties opriepen van een Barok paleis.

Anthony Sher, Richard III, 1985

Hiernaast was er ook een tijdelijke foto expositie van Capturing the Moment: Photographs by Reg Wilson. Hij is een van Engelands’ meest succesvolle actie fotografen. Wilson had een aantal foto’s uit zijn portfolio gekozen voor deze foto expositie. De selectie bestond uit uiteenlopende toneelfoto’s van achter de coulissen, tot toneelvoorstellingen waarbij men de spelers in actie kon zien tot aan repetities.. Kortom: de selectie toonde elk aspect van het werkproces tot aan het eindproduct.

4.1.2.2 Programmering: Gemeentemuseum Den Haag

Het programma van het Gemeentemuseum is onderverdeeld in zeven secties: 1) Moderne kunst, 2) Prentenkabinet, 3) Mode, 4) Muziek, 5) Stijlkamers, 6) kunstnijverheid en 7) Wonderkamers.

Moderne kunst

59

Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie, 1942-1944.

Hier wordt een overzicht van de schilder- en beeldhouwkunst getoond vanaf de negentiende eeuw tot heden. Centraal in de collectie zijn de werken van Mondriaan, de kunstenaars rond De Stijl, het Expressionisme en het Symbolisme rond 1900. Voorts is het museum het centrum van de Haagse school, met werken van onder andere Israëls, Mesdag, Maris, Mauve, Weissenbruch en Jongkind.

Wassiliy Kandinsky, Rijdend paar, 1907, olie op doek, 55 x 55,5 cmcollectie Lenbachhaus München

Tijdens mijn bezoek aan het Gemeentemuseum Den Haag stond de tijdelijke tentoonstelling Kadinsky en Der Blaue Reiter op het programma. Het Gemeentemuseum Den Haag heeft de eer om een groot overzicht van deze expressionistische stroming, waarin Kadinsky een voortrekkersol had, te tonen die zo belangrijk is geweest voor de ontwikkeling van de moderne kunst. Deze tentoonstelling vol hoogtepunten uit het oeuvre van Kandinsky en Der Blaue Reiter kwam tot stand in nauwe samenwerking met de Städtische Galerie im Lehnbachhaus in München. Bij de expositie verscheen een rijk geïllustreerde catalogus met bijdragen van Doede Hardeman, Annegret Hoberg, Helmut Friedel en Franz Kaiser. De tentoonstelling was onderdeel van Holland Art Cities.

60

Prentenkabinet

Jan Schoonhoven (1914-1994), T 83-4, Oost-Indische inkt en Chinese tusche op papier

Het Prentenkabinet van de afdeling moderne kunst beschikt over een grote collectie tekeningen, prenten en affiches uit de negentiende en twintigste eeuw. Het grotendeel is van Nederlandse bodem maar het wordt versterkt door ondermeer Franse grafiek uit de negentiende eeuw en ook het Duitse Expressionisme is aanwezig in de collectie.

Een van Daan Remmerts de Vries’ illustraties.

Tijdens mijn bezoek aan het Gemeentemuseum Den Haag was er de tijdelijke tentoonstelling Blote beer en nog véél meer: 20 jaar kinderboekillustraties van Daan Remmerts de Vries te zien. Naast een kleine presentatie van kinderboekenillustraties van Daan Remmerts de Vries had het Gemeentemuseum ook de primeur van het prentenboek Meneer Kandinsky was een schilder.

61

Mode

Nederlandse japon, wollen mousseline met ingeweven zijde, bedrukt met bloemen

De modecollectie van het Gemeentemuseum is de belangrijkste ter wereld. Ze bezit zowel historische stukken als hedendaagse ontwerpen. Naast een overzicht van de Nederlandse modeontwikkeling bezit zij ook belangrijke ontwerpen uit het buitenland. Accessoires, sierraden, modetekeningen en –prenten zorgen ervoor dat de mode ontwerpen meer diepgang krijgen.

Foto: Marc de Groot, © Gemeentemuseum Den Haag.

Tijdens mijn bezoek was er de tijdelijke tentoonstelling Haute Couture: Voici Paris. Deze tentoonstelling toonde zowel de geschiedenis van de haute couture, die in de tweede helft van de negentiende eeuw begon, als de creaties van de topcouturiers van dit moment. De nieuwste creaties van modehuizen Dior, Chanel, Lacroix en Jean Paul Gaultier waren hier te bewonderen.

Muziek

62

Khong wong mon (gongspel), Thailand, negentiende eeuw.

De muziekcollectie bestaat uit een verzameling instrumenten uit verschillende landen en tijden. Voorts beschikt het museum over een muziekiconografische collectie. Deze collectie vindt zijn oorsprong in de verzameling van de Haagse bankier Daniël François Scheurleer.

63

Stijlkamers

De Goudleerkamer (circa 1680).

De sectie stijlkamers omvat vijf oude stijlkamers, een binnenplaats en een moderne stijlkamer. Hier wordt kunstnijverheid getoond in de omgeving waarin deze vroeger werd gebruikt. De kamers zijn voor een groot deel afkomstig van afgebroken herenhuizen in Den Haag.

Kunstnijverheid

Plateelbakkerij Rozenburg, Chocoladeservies van eierschaalporselein, Jurriaan Kok (vorm)/ Sam Schellink (decor), Den Haag, 1903, ketel 25 cm hoog.

VOC zilver, Delfts aardewerk, Haags porselein, en Venetiaans glas wordt tentoongesteld in Berlage's vitrines. Ook keramische verzamelingen uit het Verre, Midden en Nabije Oosten behoren tot de collectie (website Gemeentemuseum, 2010).

64

Tupperware

Tijdens mijn bezoek aan het Gemeentemuseum Den Haag kon men de tentoonstelling Tupperware/ plastic fantastic bezoeken. Tupperware is een industrieel product, gemaakt als praktisch huishoudelijk hulpmiddel. Dit product leverde een bijdrage aan de emancipatie van de vrouw en hielp de Amerikaanse maatschappij vooruit te komen. Het Gemeentemuseum liet zien hoe het Tupperware product uit de jaren veertig, vijftig en zestig, met origineel verpakkings- en reclamemateriaal, onderdeel werd van de Amerikaanse droom en de cultuurgeschiedenis.

Kleurenpalet

Hiernaast was er ook de tentoonstelling Norm = vorm te bewonderen. Deze tentoonstelling toonde de rol van de ontwerper in de standaardisatie van producten. Er waren ontwerpen te zien van Charles Eames, Herbert Lindinger, Ettore Sottass, Pierre Paulin en Kisho Kurokaw. De tentoonstelling was onderdeel van Den Haag, Design en Overheid.

65

Wonderkamers

Het hart van de ruimte: open depot met honderden voorwerpen.

In het souterrain van het museum bevindt zich de tentoonstelling Wonderkamers. Dit is de eerste permanente tentoonstelling in een kunstmuseum die primair gericht is op jongeren in het voortgezet onderwijs. Het tentoonstellingsgebied bestaat uit dertien kabinetten met verschillende thema’s. Ze omringen het hart van de ruimte: een open depot waarin honderden objecten zijn opgesteld. Nu eens niet kunsthistorisch opgesteld maar intuïtief op basis van kleur of motief. Er zijn bewust geen bordjes geplaatst bij de museale objecten want dat zal alleen maar de aandacht afleiden van waar het wezenlijk omgaat. Op een groot bedieningspaneel dat aangesloten is op het collectieve archief, kan de museumbezoeker meer informatie vinden over de objecten in de tentoonstellingsruimte.

66

4.1.3. Onderzoeksmethode

Om een indicatie te krijgen van wat kinderen vinden van het museum en zijn tentoonstellingen, heb ik vijf kinderen in de leeftijdscategorie zes tot en met elf in beide musea een aantal vragen gesteld. Uiteraard is zo een kleine ondervraging verre van representatief maar zij kan toch een indruk geven van de manier waarop kinderen op het gebodene reageren. De kinderen heb ik in het museum aangesproken nadat ik toestemming had gekregen van hun ouders of verzorger. Bij de selectie heb ik gelet op een gelijk aantal jongens en meisjes en dat de verdeling van kinderen die een museumbezoek brachten met school en degene die in hun vrije tijd een bezoek brachten aan het museum, gelijk was. Ook heb ik erop gelet of er een goede spreiding was binnen de leeftijdscategorie van de onderzoeksgroep. Ik wilde graag weten hoe ze hun bezoek aan het museum hebben ervaren, daarom komen vragen aan de orde over wat ze leuk vonden en waardoor ze verrast werden en waarom, over de moeilijkheidsgraad van het museale programma, wat ze ervan hebben opgestoken en of ze het museum nog een keer willen bezoeken. Ook wilde ik graag weten of ze voor hun bezoek aan het museum al iets hebben gelezen of gehoord hebben over het museum. Zo ja, hoe, en of, dit hen heeft overtuigd om naar het museum te gaan, maar ook of dit overeenkwam met wat ze dachten aan te treffen. Daarnaast wilde ik graag weten of ze enige suggesties en/of verbeterpunten konden aandragen voor het museum. Ik heb gekozen voor deze doelgroep omdat zij rond deze leeftijd doorgaans voor het eerst kennismaken met het museum (vaak via school) en nog redelijk onbevangen zijn. Zij staan dankzij hun natuurlijke interesse open voor nieuwe ervaringen en zijn in staat om het bijzondere van kunst te ontdekken.

De literatuurstudie naar de politieke – en beleidsverschillen tussen Nederland en Engeland zorgden ervoor dat ik mij kon voorbereiden op het onderzoeksdeel van deze masterthesis. Op basis van de verkregen informatie en kennis kon ik me toeleggen op het empirische deel van deze thesis, namelijk het afnemen van interviews. Hierbij heb ik me gericht op de verschillen tussen het Gemeentemuseum Den Haag en het Victoria & Albert Museum. De keuze voor de vergelijking van deze musea is gemaakt op basis van hun collectie en locatie. Het gemeentemuseum heeft een grote collectie moderne kunst, maar het Victoria & Albert Museum staat juist bekend als het grootste museum dat decoratieve kunst bezit. Een overeenkomst tussen beide musea is, dat ze in het bezit zijn van een kunsthistorische collectie met uitstappen naar kunstnijverheid, mode en richten

67

zich ook op etnische kunstinvloeden. Daarnaast zijn ze beide gevestigd in een grote stad en richten zich naast hun reguliere programma, op kinderen door middel van het aanbieden van museale programma’s. In de musea heb ik voorts gekeken naar belangrijke factoren als : zintuiglijke ervaringen, entree van het museum, informatie beperken, afwisseling in activiteiten, sfeer in het gebouw en tot slot de presentatie van de tentoonstelling. Hieronder volgt het conceptueel model waarin deze factoren zijn opgenomen. De uitkomsten van deze punten zal ik naar aanleiding van de uitkomsten van de interviews en mijn eigen ervaring in het hoofdstuk Resultaten vergelijking musea bespreken. Conceptueel model

De operationalisering ziet er als volgt uit:

CB toegankelijkheid

BV kindvriendelijke inrichting

entreeprijs GS website

museale programma´s publicaties

Omschrijving afkortingen in tabelCB: cultuurbeleid GS: geschiedenis cultuurBV: bevolking

Voor het vergelijkingsonderzoek is een aantal deelvragen opgesteld. Er is een verdeling gemaakt tussen vragen die betrekking hebben op het museum en vragen die ingaan op het publiek. In de conclusie zal een eindoordeel worden gegeven, waarbij ik nogmaals zal ingaan op de deelvragen en de probleemstelling en de hypothesen zal beantwoorden.

Museum

68

Land:Engeland of Nederland

PresentatieMusea

1. Wat zijn de verschillen in het beleid van de overheid? 2. Wat zijn de verschillen in het algemeen beleid van musea zelf? Wat is de

20ste eeuwse museum filosofie van ieder land afzonderlijk en in hoeverre is dit van invloed geweest bij de samenstelling van de museale programma’s voor kinderen?

3. Wat zijn verschillen in het belang van educatie als doelstelling voor musea?

Publiek 4. Zijn er verschillende manieren om het publiek te betrekken bij de musea? 5. In hoeverre zijn er verschillen in de kindvriendelijke benadering zichtbaar? 6. Wat zijn de verschillen in de interactie met het jonge publiek?

69

Hypothesen

Voor het onderzoek (empirische deel) naar het Victoria & Albert Museum en het Gemeentemuseum heb ik twee hypothesen opgesteld naar aanleiding van mijn literatuurstudie (voorwerk) naar de politieke- en beleidsverschillen tussen Engeland en Nederland. Hieronder volgen de hypothesen.

Engeland en Nederland hebben het speerpunt: het bevorderen van cultuurdeelname bij kinderen en jongeren opgenomen in hun cultuurbeleid en geven hiermee aan dat ze dit belangrijk vinden. De uitvoering van het cultuurbeleid verschilt hierbij alleen tussen de landen. In Nederland is de politieke interventie in het culturele veld groot. De overheidbemoeienis in Engeland is echter vele malen kleiner. Een verklaring hiervoor is dat men in Engeland het ‘arm’s length principle’ hanteert. Hiernaast is er in Nederland sinds een aantal jaren meer aandacht voor het historisch besef van jongere generaties. In Engeland is dit nooit een onderwerp van grote openbare discussie geweest. De verwachting is dat Engeland hierom minder aandacht besteedt aan kindvriendelijke inrichting van het museum. Op basis van bovenstaande informatie heb ik de volgende hypothese opgesteld.

1. Ik verwacht dat Nederland meer aandacht besteedt aan de kindvriendelijke inrichting van het museum.

Voor kinderen geldt ook dat zij naar het museum gaan om ‘iets anders te beleven’ en ‘iets te ontdekken’. Beide musea hebben te maken met de experience economy. Dit betekent dat ze alle twee in staat moeten zijn om activiteiten te kunnen aanbieden die zowel betekenisvol als zinvol zijn. Voor beide landen geldt dat zij voor een deel verantwoordelijk zijn voor hun eigen inkomsten. Omdat Engeland een grotere bevolking heeft dan Nederland en meer publiek mag verwelkomen in het museum, kan men op meer inkomsten rekenen. Daarnaast ontvangt het Victoria & Albert Museum in Engeland meer financiën van het council dan het Gemeentemuseum in Nederland van het Ministerie van OCW. Dit zorgt ervoor dat Engeland meer financiële middelen tot zijn beschikking

70

heeft om innoverend te kunnen zijn onder andere op het gebied van technologie. Mijn hypothese is als volgt:

2. Ik verwacht dat Engeland meer investeert in technische (hulp)middelen omdat het continuïteit bevordert en denkt door deze investering daar baat bij te hebben.

71

4.2 Resultaten vergelijking musea

De uitkomsten van het onderzoek worden puntsgewijs behandeld en worden in relatie gebracht met het conceptueel model op pagina 55 van deze masterthesis. Dit gebeurt als volgt: in de paragraaf Zintuiglijke ervaringen worden deze aan de hand van de museale programma’s van beide musea besproken. Verder wordt in de paragraaf Entree van het museum zowel de toegankelijkheid als de wijze waarop kinderen welkom worden geheten in het museum behandelt. De paragraaf Informatie beperken bespreekt de punten website en publicaties. Bij de paragraaf Afwisseling in activiteiten wordt eveneens gekeken naar de museale programma’s maar nu op basis van de mate van afwisseling in activiteiten binnen het museum. Het hoofdstuk Sfeer in het gebouw besteedt aandacht aan de toegankelijkheid, wat in dit geval ook gezien kan worden als maatstaf voor kindvriendelijkheid. In het subhoofdstuk Presentatie van de tentoonstelling wordt aandacht besteed aan de kindvriendelijke inrichting. Een samenvatting van dit geheel volgt in de conclusie.

4.2.1 Zintuiglijke ervaringen

In de vertaling van Immanuel Kant’s ‘De Kritik der reinen Vernuft’ (1791) staat een passende omschrijving van zintuiglijke ervaring:

‘Er kan geen twijfel over bestaan dat al onze kennis begint met ervaring. Want hoe zou het kenvermogen tot activiteit kunnen worden gewekt, als dat niet gebeurde doordat objecten onze zintuigen beroeren, en zo voor een deel vanzelf voorstellingen teweeg brengen, voor een deel de werkzaamheden van ons verstand aanzetten die voorstellingen te vergelijken, te verbinden of te scheiden, om zo het ruwe materiaal van zintuiglijke indrukken te verwerken tot de kennis van objecten die ervaring heet?’

Dit citaat maakt duidelijk dat zintuiglijke ervaring de basis vormt voor educatieve doeleinden. Daarom wil ik graag weten in hoeverre het Gemeentemuseum en het Victoria & Albert museum met het aanbieden van het museale programma de zintuiglijke ervaringen aanspreken van kinderen. Dit is belangrijk omdat anders wellicht de boodschap van de tentoonstelling en de mogelijkheid om kennis op te

72

doen, niet worden gehaald. Hieronder zal ik kort omschrijven in welke mate beide musea afzonderlijk in hun museale programma’s de zintuiglijke ervaringen aanspreken. Op deze manier kan ik de mogelijke verschillen en overeenkomsten beter in kaart brengen. De samengestelde museale programma’s van het Victoria & Albert museum staan vol met vragen en puzzels waardoor er aan het kind op een speelse manier aandacht gevraagd wordt voor de museale objecten die deel uitmaken van de tocht (Edward Lewis, 2009). Naar mijn idee is in het museum de aanwezigheid van technologische middelen, zoals muziek en computers waar extra informatie over de tentoonstelling opgezocht kan worden, erg minimaal. Daarentegen worden er in het museum, in het bijzonder tijdens schoolvakanties en weekenden, veel workshops voor kinderen georganiseerd. Hierbij kunnen zij naast het observeren, ook zelf kunstwerken maken, die een relatie hebben met een permanente of tijdelijke tentoonstelling van het museum. Workshops die in de periode februari tot en met mei 2009 werden aangeboden zijn: Heads Up, ontwerpen van een extravagant hoofddeksel, zoals dierenhoofddeksel, een Sydney Opera House hoed en een adelaarshoed. Bij de workshop Massive Graphic kunnen de kinderen levensgrote illustraties van barokke meubelstukken en objecten maken. Voorbeelden van projecten die onder het schoolprogramma vallen zijn de designLab, de TheatreLab. De kinderen die in schoolverband een bezoek brengen aan het museum worden erop aangestuurd, ter plaatse of online, een vragenlijst in te vullen over hun bevindingen en kunnen ook eventuele verbeterpunten aandragen voor het museum. De medewerkers van het Victoria en Albert Museum gaven aan dat zij deze punten ook serieus behandelen en meenemen naar volgende projecten (Olivia Thursby, 2009).

Bij het Gemeentemuseum62 zijn er eveneens museale programma’s ontwikkeld speciaal voor families, kinderen en schoolklassen. Kinderen die in hun vrije tijd het museum bezoeken met (groot)ouders en/of verzorgers kunnen gebruikmaken van de zogenaamde kindertours63. Dit is een full colour boekje vol met opdrachten. Het museum geeft materiaal zodat de bezoekers zich kunnen voorbereiden op hun bezoek door onder andere op de website informatie beschikbaar te stellen over de tentoonstelling. Bij het onderdeel lees- en

62 Kinderen t/m 18 jaar hebben gratis toegang. En dat geldt ook voor Wonderkamers - de interactieve tentoonstellingsvleugel van

Het Gemeentemuseum. 63 Op dit moment zijn de tours Mijn mooiste museum over de architectuur van het museum en Smakken en slurpen over de eetgewoonten in de oudheid verkrijgbaar.

73

vertelteksten64 kunnen kinderen en leraren zich voorbereiden op de museumles. Enige voorbeelden hiervan zijn: Op de catwalk! Haute couture, met deze les komen kinderen meer te weten over de hoogtepunten van de mode. 8 x slim, hierin worden een aantal kunstwerken gekoppeld aan acht intelligenties65 en bij Dichter bij kunst worden kinderen ertoe aangezet om hun associaties onder woorden te brengen aan de hand van gedichten en schilderijen. Sinds kort biedt ook het Gemeentemuseum inspiratieworkshops aan voor docenten. Dit is slechts een eendaags programma waarin de docenten een lezing kunnen bijwonen en kennismaken met de tentoonstelling Wassily Kandinsky & Der Blaue Reiter. Hierna gaan zij in duo’s of trio’s samen zitten alvorens zij hun ideeën presenteren omtrent het prentenboek, dat centraal staat in deze tentoonstelling. Terugkomend op de museale programma’s die het Gemeentemuseum aanbiedt voor kinderen: bij de tentoonstelling Wonderkamers, de interactieve tentoonstellingsvleugel, is er veel gebruik gemaakt van technologische middelen (Zie bijlage 14). In het overige deel van het museum is er ook een audiotour beschikbaar met gesproken teksten en muziekfragmenten, waardoor de museumervaring nog een extra dimensie krijgt.

4.2.2 Entree van het museum

De entree van het museum bepaalt in grote mate de rest van het museumbezoek. In dit hoofdstuk zijn vragen als ‘Hoe worden kinderen verwelkomd in het museum?’ en ‘Worden de ouders of verzorgers bij binnenkomst aangesproken of juist de kinderen zelf?’ maar ook een vraag zoals; ‘Welke indruk maakt de entreehal op de kinderen?’ een belangrijk criterium. Zoals in het vorige hoofdstuk worden ook hier beide musea apart besproken om zo vergelijkingen makkelijker te kunnen duiden.

In het Victoria en Albert museum wordt over het algemeen de ouder of docent aangesproken. Susan Collins (2009), suppoost van het Victoria & Albert museum, vertelde mij dat zij de kinderen aanspreken of te woord staan als er vragen of onduidelijkheden zijn over de museale objecten of over het museale programma. Kinderen zijn in groten getale te vinden in het museum zowel in de verplichte schooluren als in hun vrije tijd. 64 Hierin staan lesdoelen, kerndoelen en praktische doelen beschreven. De inhoud van het onderdeel is een aanvulling op de inhoud van de museumles. 65 Deze intelligenties worden hierin opgevat als acht verschillende manieren van waaruit kunstwerken benaderd kunnen worden door de kinderen.

Tijdens mijn bezoek aan het museum sprak ik ondermeer met twee kinderen, Sarah, zeven jaar en Kieran, negen jaar, die samen met hun ouder(s) een bezoek brachten aan het museum en het werkelijk geweldig vonden. Toen ik hen vroeg wat ze zo geweldig vonden was, het antwoord: de kleding van de Baroque tentoonstelling, de glinsterende diamanten en de tuin van het museum om heerlijk uit te rusten en wat de eten. Ook waren zij onder de indruk van de ruimtes die afwisselend licht en donker zijn. Aangezien de kinderen vaker het museum bezocht hadden, konden ze niet een antwoord geven wat hun eerste indruk was toen ze een eerste stap in het museum zetten. Over het algemeen gaan kinderen van jongs af aan met school of hun ouders mee naar het museum waardoor de drempel al een stuk lager ligt.

In het Gemeentemuseum wordt volgens Marjolijn Pols (2010), educatiemedewerker van het Gemeentemuseum Den Haag, ook veelal eerst de ouder of docent aangesproken in plaats van het kind. In het kader van school brengen bijzonder veel kinderen een bezoek aan het Gemeentemuseum. In de inleiding gaf ik aan dat mijn bezoeken in mijn jeugd aan het Gemeentemuseum een weinig positieve indruk op mij maakten. Het museum heeft zich de afgelopen jaren door zowel overheidsbemoeienis alsmede het bewandelen van een nieuwe koers66 ontwikkeld op educatief vlak en heeft prijzen in de wacht gesleept voor onder andere de droomkamers. Om de wensen en behoeften van de jonge bezoekers te achterhalen en te begrijpen, is er midden jaren ‘90 een kinderdirecteur aangesteld. Deze kinderdirecteur komt in functie in groep acht en mag het museum advies geven over de activiteiten die er voor kinderen worden geïnitieerd (Website Gemeentemuseum Den Haag, 2010). Naar mijn idee mag de kinderdirecteur ook betrokken worden bij zaken als vragen die in de inleiding worden gesteld. Daarmee kan het Gemeentemuseum ook tegemoet komen bij zaken als ‘hoe wensen kinderen verwelkomd te worden in het museum?’ en ‘hoe kan het Gemeentemuseum ervoor zorgen dat het kinderen een positieve eerste indruk meekrijgen?’ Al met al vind ik het een goed idee om ieder jaar een kind een permanente aanstelling te geven binnen het museum zodat continuïteit (ten aanzien van de relatie) gewaarborgd wordt. Hieronder zijn een aantal citaten geplaatst van de respondenten van mijn onderzoek naar aanleiding van de vraag: wat was je eerste indruk van het museum?

66 Doordat musea niet langer konden rekenen op algehele dekking door overheidssubsidies om hun kosten voor zoal: onderdak, personeel, programma’s, waren zij deels genoodzaakt om een meer commerciële werkwijze te hanteren om publieksgroepen aan te trekken die op hun beurt voor meer opbrengst zorgen.

Merlijn (7) en Olivier (8) roepen in koor uit: zwembad. Omdat we met school zo bezig waren met kleuren, viel het ons op dat we alleen rood, geel en groen zagen in de hal. Jayla (9)Zoals ik al zei ben ik twee keer eerder naar dit museum geweest. Ehmm ik vond de wandelgang over het water leuk maar toen ik het museum binnenliep vond ik het een beetje saai. Het deed me een beetje denken aan een zwembad en ook de vrouw aan de kassa vond ik niet heel erg aardig. De zalen van de museumtocht vond ik juist weer cool omdat ze allemaal anders waren ingericht. Ook de hoge plafonds met versiersels vond ik super mooi en de oude zware deur.

Om een indruk te krijgen van wat de kinderen aantroffen bij aankomst, verwijs ik u door naar bijlage 6: entreehal van het Victoria en Albert Museum en bijlage 13: entreehal van het Gemeentemuseum Den Haag.

4.2.3 Informatie beperken

De berichtgeving over de musea en de programma’s die zij aanbieden worden dikwijls via de website en vermaarde brochures gedaan. In dit hoofdstuk wordt besproken op welke manier het museum zich positioneert en op welke wijze (potentiële)bezoekers geïnformeerd worden over de gang van zaken en welke activiteiten zij in het museum kunnen ondernemen. Hieronder worden de verschillen tussen het Gemeentemuseum en het Victoria & Albert museum besproken.

Op de website van het Victoria & Albert museum omschrijft het museum zich als ‘s

werelds grootste museum van kunst en design, met collecties die ongeëvenaard zijn in hun werkgebied en diversiteit. Hier ontdekt men verbazende artefacten, waaronder ook drieduizend jaar oude, van veel van de werelds rijkste culturen met inbegrip van keramiek, meubilair, glas, juwelen, metaalbewerking, foto's, beeldhouwwerk, textiel en schilderijen.De berichtgeving van het Victoria & Albert museum vindt via de website en de nieuwsbrief plaats. Op de website vindt men onder andere achtergrondinformatie over de recente en voorbije tentoonstellingen. Als lid van het V&A ontvang men ook een gestileerde magazine, gratis entree voor alle tentoonstellingen, een persoonlijke gids, een programma met enerverende evenementen, informatie

over nieuw geopende galeries en een uitnodiging voor de jaarlijkse bijeenkomst voor leden. Voor scholen is er een aparte elektronische nieuwsbrief samengesteld. Hierin ontvangen zij een update van de laatste tentoonstellingen en georganiseerde workshops voor de jonge bezoekers.

Op de website van het Gemeentemuseum Den Haag staat enkel dat de stichting Gemeentemuseum een overkoepelende organisatie is voor het Gemeentemuseum, het Fotomuseum Den Haag en het GEM, museum voor actuele kunst. Verder staat er geen informatie op de website hoe het museum zich positioneert in de maatschappij. De berichtgeving van het Gemeentemuseum verloopt via de website en een e-mail nieuwsbrief. In het jaarverslag Educatie 2008 van het Gemeentemuseum Den Haag staat het volgende: "Het Gemeentemuseum is een dynamisch instituut dat niet alleen het bestaande wat oudere publiek succesvol weet te bereiken met een actief programma van tentoonstellingen, maar vooral ook naar wegen zoekt om nieuwe jongere publieksgroepen te interesseren voor het museum. Het museum boogt op een lange educatieve traditie die teruggaat tot de jaren ’50 van de 20e eeuw".

Geïnteresseerden kunnen zich aanmelden voor de nieuwsbrief en op de hoogte blijven van het museum, de exposities, activiteiten en speciale aanbiedingen. Voorts heeft het Gemeentemuseum ook een Hyves, Facebook en een Flickr account aangemaakt om zo in contact te blijven met bezoekers en geïnteresseerden. Vrienden van het Gemeentemuseum ontvangen een digitale nieuwsbrief waarin zij uitgenodigd worden voor lezingen, rondleidingen en openingen. Zij geven op hun beurt een financiële bijdrage die gebruikt wordt voor de aankoop van een nieuw museaal object. Dit zorgt ervoor dat de betrokkenheid toeneemt en geïntensiveerd wordt.

4.2.4 Afwisseling in activiteiten

De afwisseling in de activiteiten is belangrijk om de spanningsboog hoog te houden. Daarom heb ik onderzocht of de kinderen in de musea voldoende worden geprikkeld om de concentratie vast te houden en de gewenste leereffecten worden bereikt. Hiervoor heb ik gekeken naar de aanwezigheid en invulling van arrangementen en workshops voor kinderen in de leeftijdscategorie zes tot en met elf jaar, die in het kader van school of vrije tijd een bezoek brengen aan het museum.

77

De afwisseling in activiteiten bij het Victoria & Albert museum is zeer divers te noemen. Er zijn activiteiten ontwikkeld voor kinderen voor zowel in schoolverband als in vrijetijdsverband. In de vrije tijd kan men gebruiken maken van de family trail. Hierin staan opdrachten voor kinderen die ze tijdens hun bezoek aan het museum kunnen beantwoorden. Een voorbeeld hiervan is de Silver Treasures. Hierin staan opdrachten en vragen met betrekking tot voorwerpen van zilvermateriaal67. Hieronder volgen een aantal citaten van kinderen die ik heb gesproken naar aanleiding van hun museumbezoek. Ik heb hen gevraagd: wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

Lara (10)We hebben de silvertrail gedaan en we hebben naar diamanten gekeken en deftige jurken gezien. Ik zou best weleens zo een jurk willen aanpassen.

Tristan (10)We hebben heel veel beelden gezien en dat vond ik heel interessant. Ik had niet gedacht dat de beelden zo groot waren en dat ze zo goed gemaakt waren voor die tijd. Ik vond het erg leuk dat we met zijn allen om het beeld heen mochten zitten en proberen ze na te tekenen op een vel papier.

Met name in de schoolvakanties en in de weekenden worden er veel activiteiten geïnitieerd voor de jonge bezoekers. In de bijlage is het schoolprogramma en het activiteitenprogramma voor families opgenomen. Deze zijn reeds geïntroduceerd in de paragraaf waarin de zintuiglijke ervaringen zijn uitgewerkt. In de vermaarde puzzeltochten en workshops is er plaats voor observeren, kritisch vermogen, eigen inzicht, samenwerking en het creatieve brein. Dit maakt een museumbezoek voor de jonge bezoeker tot een waar festijn. Evaluaties worden na het museumbezoek ijverig ingevuld en deze worden meegenomen naar volgende projecten en het museum kan hierdoor beter inspelen op de wensen en behoeften van kinderen. Hiermee kan het museum zijn rol als bemiddelaar en activiteiten voor kinderen legitimeren, dat vervolgens ten goede komt aan de voortgang van toekomstige projecten en uiteindelijk ook een bijdrage levert aan het bestaansrecht van het museum.

67 In de bijlage vind u een exemplaar van de Family trail: Silver Treasures.

78

De activiteiten bij het Gemeentemuseum zijn eveneens erg uitlopend. Ook hier heb ik reeds in de paragraaf Zintuiglijke ervaringen een aantal kinderactiviteiten vermeld met een beschrijving. Het Gemeentemuseum heeft eveneens een onderscheid gemaakt tussen kinderactiviteiten in de vrije tijd (kindertours68) en kinderactiviteiten (museumlessen69) tijdens schooluren. Voor beide bezoeken kan men zich inlezen voorafgaand aan het museumbezoek om het tot een nog meer inspirerende dag en een diepgaandere ervaring te maken. Voor het Gemeentemuseum geldt eveneens dat de opdrachten inhaken op de vaardigheden van de kinderen. Hieronder volgen een aantal citaten van de kinderen die ik in het Gemeentemuseum heb gesproken. Ik heb hen gevraagd: wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

Vera (6)Samen hebben we de kindertour Mijn museum gedaan en ik vond het soms een beetje lastig maar wel erg leuk. Maar ja de tour is eigenlijk ook voor kinderen van 10 jaar en ouder. Met mijn broer en moeder hebben aan het eind de antwoorden bekeken en we hadden ze bijna allemaal goed! Heel veel vragen gingen over het gebouw van het museum. Na de opdrachten zag ik ineens allemaal dingen die ik ervoor helemaal niet gezien had.

Daan (10)In de grote zaal van de kelder hangen allerlei dingen (schilderijen, muziekinstrumenten, serviezen etc.) kriskras door elkaar. Er zijn ook geen bordjes met uitleg te bekennen. Ik vond dat wel een grappig gezicht. Ook waren er veel schermen waarop videobeelden werden uitgezonden. Informatie over de objecten kon je opzoeken op een scherm. Je kon kiezen uit: rood, geel, teken, blauw, vrouw, man, dier en nog een paar dingen. Verder was er een panorama, vertelde mij opa, en met een soort van draaiding kon je in- en uitzoomen op het schilderij en meer informatie krijgen en zelfde soort schilderijen opzoeken van andere kunstenaars.

Bij het Gemeentemuseum zijn ook observeren, het kritisch vermogen, eigen inzicht, samenwerking en het creatieve brein, vereisten voor de museumtochten en de workshops. Hiermee kan het kind spelenderwijze zijn vaardigheden ontwikkelen en heeft er zo profijt van bij alledaagse situaties en voor mogelijke

68 De kindertours zijn zowel in het Nederlands als in het Engels verkrijgbaar. 69 Bijlage 16 geeft meer informatie over de museumlessen.

79

toekomstige (werk)situaties. Voorts heeft het Gemeentemuseum sinds de jaren negentig een kinderdirecteur die betrokken wordt bij het initiëren van nieuwe kinderactiviteiten in het museum (Jet van Overeem, Conservator Educatie, 2010). Het museum bevordert hiermee legitimiteit en zorgt hier mede voor een draagvlak voor de kinderactiviteiten dat het initieert. Hiermee wordt het bestaansrecht van het museum eveneens gerechtvaardigd.

4.2.5 De sfeer in het gebouw

Kinderen zijn erg gevoelig voor sfeer. Het is derhalve belangrijk om dit onderwerp te bespreken in deze paragraaf. De vrijetijdssector waartoe musea ook behoren speelt steeds meer in op de ‘flow’70, die een activiteit kan opleveren. De term sfeer is hier onlosmakelijk aan verbonden en is eveneens een bepalende factor om de flow- ervaring optimaal te kunnen beleven. Aangezien het Gemeentemuseum in Den Haag en het Victoria & Albert museum in Londen programma’s ontwikkelen voor kinderen, is het belangrijk om te weten welke impact de sfeer in het gebouw heeft op het publiek (lees: kinderen).

Voor het Victoria & Albert Museum geldt dat door middel van het kleurgebruik en het licht op een creatieve manier gespeeld wordt met de verschillende ruimtes binnen het museum. Het meest spraakmakende waren volgens de ondervraagde kinderen de grote entreehal, de tentoonstelling met diamanten, de haute couture collectie en de tuin van het museum. Veel voorkomende kreten waren: meeslepend, donker, glinstering, hoge plafonds en ontspanning. Hieronder volgt een aantal citaten van kinderen naar aanleiding van de vraag: Wat was je eerste indruk van het V&A toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Hannah (11): Het is alweer de vierde keer dat ik naar het V&A kom. De eerste was ik nog heel klein en vond alles heel groot. De tuin van het museum vond ik eigenlijk het leukst toen, want daar mocht ik lekker rennen en spelen.

Carl (8): Groot, het leek net een paleis.

Lara (10): 70 Flow staat voor het optimale gebeuren waarbij je bewustzijn gevoed wordt met ervaringen, die in overeenstemming zijn met elkaar. Gevoelens, verlangens en gedachten lopen op de Flow-momenten onmerkbaar in elkaar over.

80

Ik vond het een super deftig gebouw. De lamp die in de hal hing vond ik super mooi.

De kinderen voelden zich op hun gemak in het museum en het museumpersoneel hielp hen als er onduidelijkheden of vragen waren. De respondenten gaven aan dat zij ervan verzekerd waren dat ze binnen afzienbare tijd een vervolg bezoek aan het V&A wilden brengen. Kortom: de sfeer in het gebouw is goed te noemen.

De respondenten gaven vaak aan dat hun eerste indruk van het Gemeentemuseum Den Haag, een zwembad was. De sfeer van het museum kan omschreven worden als: niet pretentieus en daarmee juist meer toegankelijk voor zowel de regelmatig bezoeker als de dagjesmens. Dit ervaren de ondervraagde kinderen net zo. De ruimtes waar 19de eeuwse kunst hangt is via het “white cube”71 principe ingericht. In andere woorden: steriel, ordelijk en ademt weinig sfeer uit. De stijlkamers zoals die in het subhoofdstuk data aan de orde kwamen, spreken de kinderen veel meer aan. Door middel van de tentoongestelde objecten krijgen de kinderen de indruk een nieuwe wereld te zijn binnengestapt. Dit resulteert erin dat zij geprikkeld en uitgedaagd worden om de kunstobjecten op een meer intensieve en speelse manier te bekijken waardoor zij de opdrachten, die deel uitmaken van de museumtocht, enthousiaster benaderen. Voorts vinden de ondervraagde kinderen de tentoonstellingsruimtes waarin de muziekinstrumenten en mode worden geëxposeerd leuk. Het meest bijzondere vinden de respondenten de expositie “droomkamers’ (zie ook hier subhoofdstuk data) waarop zij op een interactieve manier kennis kunnen maken met de kunstobjecten. Ook deze ruimtes spreken sterk tot de verbeelding dankzij het kleurgebruik en de manier waarop er met licht wordt omgesprongen. De kinderen die ik heb geïnterviewd waren enthousiast over het Gemeentemuseum en waren ook zeker van plan snel weer een vervolgbezoek te brengen aan het museum. Kortom: de sfeer binnen het museum is goed te noemen.

4.2.6 De presentatie van de tentoonstelling

71 “the White Cube” is een traditioneel begrip dat in de architectuur gebruikt word om een ideale galerie of museum ruimte te omschrijven. Door middel van simpele lijnen, witte muren, specifieke plaatsing van ingangen, lichten etcetera. “The White Cube” is bedoeld om een ruimte te creëren die bijdraagt aan de optimale voorwaarden om de ontvanger en het kunstwerk in een galerie (http://thewhitecube2009.blogspot.com/2009/11/can-we-implodeexplode-white-cube.html)

81

Kinderen bezoeken zelden een tentoonstelling op de manier waarop de scheppers het in gedachten hadden, zelfs als hun onvoorspelbare gedrag wordt geïmpliceerd aan de hand van de tentoongestelde voorwerpen. De tentoonstellingsmakers geven geen gehoor aan de natuurlijke manier waarop kinderen een tentoonstelling bezoeken. Het museum is een plaats die veel vrijheid kent, voornamelijk tijdens familiebezoeken. Voor het kind is een museumbezoek een gelegenheid voor intrinsiek gemotiveerd gedrag (spelen) evenals positieve sociale interactie (contact). Dit gedrag vraagt nu om een oriënterend onderzoek naar de positie van kinderen als bemiddelaars binnen de tentoonstellingsruimte. Omdat hun manier van een tentoonstelling bezoeken verschilt met die van volwassenen, vraagt het wellicht om een totaal andere manier van presenteren72. De volgende vragen heb ik getoetst aan de hand van mijn bezoek aan het Victoria & Albert en het Gemeentemuseum: 1) Hebben de tentoonstellingmakers rekening gehouden met de lengte van de kinderen? 2) Is het prikkelend, uitdagend en spreekt het tot de verbeelding? 3) Zijn er voldoende speelelementen verwerkt in de tentoonstelling? 4) Hoe staat het met de uitleg van de museale objecten? 5) Is hierbij rekening gehouden met de kinderen? Daarmee bedoel ik : zijn het begrijpelijke teksten of zorgt aanvullend materiaal (papieren voor bijvoorbeeld de zgn. puzzeltocht) voor de extra informatie.

De presentatie van de tentoonstelling bij het Victoria & Albert museum is op goede hoogte voor de kleine bezoeker, met name het deel dat onderdeel uitmaakt van de museumtocht voor kinderen. Hierbij zijn de bordjes voorzien van begrijpelijke teksten voor de jonge bezoeker. Het aanvullende materiaal dat kinderen van het museum hebben ontvangen, zorgt voor extra uitleg bij de museale objecten. Voorts zijn de museumtochten in het Victoria & Albert museum prikkelend te noemen. Er wordt van het kind verlangd goed te kijken naar de museale objecten om antwoord te kunnen geven op de vragen en zij zijn zo in staat om de opdrachten uit te voeren. Tevens wordt er ook aan kinderen gevraagd wat hun eigen ervaringen of herinneringen zijn met betrekking tot de voorwerpen die tentoongesteld zijn. Dit zorgt ervoor dat de voorwerpen meer een eigen gezicht krijgen en maakt de tentoonstelling wat toegankelijker voor de kinderen. Als de voorwerpen meer met de leefwereld van kinderen worden verbonden, zorgt dit er tevens voor dat het bezoek een meer blijvende betekenis 72 Mijn vertaling van The Child’s Relationship to the exhibits: Focusing His/ Her Attention (International Journal of Arts Management, 2009: 47).

82

krijgt en dat het kind er lering uit kan trekken (Boswijk, 2008). Dit bij elkaar zorgt ervoor dat de tentoonstellingsmaker de boodschap heeft weten over te brengen. Er zijn voldoende speelelementen in de museumtocht verwerkt om het kind te betrekken bij de tentoonstelling.

Bij de presentatie van de tentoonstelling bij het Gemeentemuseum is er eveneens rekening gehouden met de lengte van de jonge bezoekers. De uitleg bij de museale objecten is minimaal maar het aanvullend materiaal dat kinderen hebben gekregen bij hun bezoek aan het museum geeft meer informatie over de objecten. De museumtochten zijn prikkelend en uitdagend, mede door de aanwezigheid van audiovisuele middelen met name bij de tentoonstelling Droomkamers, die doordrenkt is van technische middelen, wat intrinsiek gemotiveerd gedrag bevordert. Voorts kunnen de kinderen luisteren naar geluidsfragmenten bij enkele tentoongestelde objecten wat het gehoorzintuig aanspreekt. Al met al spreekt de manier van presenteren met uitzondering van één zintuig (proeven) alle vijf aan. Het verwerken van een of meer speelelementen bij de presentatie van de museale objecten is voor de ondervraagde kinderen een belangrijke vereiste om het museumbezoek tot een succes te maken.

83

5.1 Conclusie

In deze thesis staat het onderzoek naar het verschil in het aanbod van museale programma’s voor kinderen in Nederland en Engeland centraal. De centrale vraag binnen dit onderzoek is: “In hoeverre zijn er verschillen tussen Nederland en Engeland wat betreft het aanbieden van museale programma’s voor kinderen en hoe kunnen die verschillen verklaard worden?” De verklaringsmechanismen voor veranderingen en verschillen in cultuurdeelname, die uiteenvallen in kenmerken van musea en het publiek zijn voor een groot deel te wijten aan het kunstonderwijs en het draagvlak dat een voortvloeisel is van de politiek. Dit laatste geschiedt door het beschikbaar stellen van financiële middelen en ondersteuning op andere vlakken, zoals onder andere wetenschappelijk onderzoek naar de neveneffecten van kunstbeleving en het vergemakkelijken van processen bij de totstandkoming van een cultureel initiatief. In Engeland wordt het overheidsgeld voor kunst en cultuur verdeeld door de Arts Councils, met als resultaat dat de spreiding van de financiën in het kunst en cultuurveld zeer gering blijft. In Nederland wordt de besteding van het overheidsgeld overgedragen aan fondsen omdat de overheid geen oordelaar wil zijn van kunst en cultuur. Door deze opvatting en het uitbesteden aan derden wordt Nederland verweten dat dit een discrepantie tussen het veld en de samenleving in de hand werkt. Een voorbeeld is dat de spreiding van overheidsgeld tot een niet samenhangend patroon leidt73. Dit heeft als gevolg dat kunstinstellingen niet meer volledig op overheidsgelden kunnen steunen, waardoor kunstinstellingen genoodzaakt zijn om zelf activiteiten te initiëren om te kunnen blijven functioneren. Een voorbeeld hiervan is het Gemeentemuseum Den Haag. Vanuit deze noodzaak heeft de marketingcommunicatie strategie een belangrijke positie in het beleid van deze kunstinstelling ingenomen. Het is zeer innovatief gebleken bij het bedenken van aantrekkelijk tentoonstellingen en museale programma’s. Een voorbeeld hiervan is dat men bij de tentoonstelling Wonderkamers ervoor heeft gekozen om bordjes bij museale objecten weg te laten omdat dit de aandacht afleidt van het kunstwerk. Hiervoor in de plaats is er een zogenaamde computer neergezet, dat aangesloten is op het archief waar museumbezoekers, als zij die behoefte hebben, meer informatie over de objecten kunnen opzoeken. Het Victoria & Albert Museum heeft daarentegen een meer zekere financiële positie en is daarom minder afhankelijk van de inkomsten van 73 Nederland wil in de toekomst een betere spreiding in het kunst en cultuurveld en een eerlijke verdeling van het overheidsgeld. Daarnaast is de investering in talent op verschillende terreinen een belangrijke pijler, net als in Engeland. Hiermee wil de overheid een brug bouwen tussen de kunsten en de samenleving en vica versa.

84

klantgroepen. Naar mijn opvatting is de programmering van het Victoria & Albert museum daardoor minder kindvriendelijk dan die van het Gemeentemuseum Den Haag. Dit uit zich onder meer in het gebrek aan technologische middelen in het museum. Sinds een aantal jaren is er in Nederland meer aandacht voor het historisch besef van jongere generaties. In Engeland is dit nooit een onderwerp van grote openbare discussie geweest. Omdat er in Nederland wel een openbare discussie heeft plaatsgevonden, is hiermee de noodzaak bij musea om aandacht te besteden aan jongeren toegenomen. Hier wordt ook door de overheid op toegezien. Ik ben van mening dat Engeland zich minder bewust is van de positieve uitkomsten en er daardoor niet voor kiest om specifieke aandacht te besteden aan jongere generaties. In Engeland staat kennis over het eigen land en de toegankelijkheid van musea voor alle lagen van de bevolking centraal. Verder vindt Engeland het belangrijk om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een kritisch vermogen74 van haar burgers. Doordat in Nederland de overheidsbemoeienis groot is, is de druk om educatie met kunsten te combineren hoog. Hierdoor staan in Nederland de kennismaking met de kunsten en het plezier voorop. Hierna wordt er meer verdieping aangebracht. Net zoals Engeland vindt Nederland het ook belangrijk om alle lagen van de bevolking te verwelkomen in het museum. Met allerlei nevenactiviteiten (zoals: congressen, debatten, workshops en cursussen) weten beide musea verschillende publieksgroepen aan te trekken. Engeland heeft echter meer praktijkervaring opgedaan bij het benaderen van mensen met andere etnische achtergrond dan de Engelse. Het museum heeft ook het rapport strategy for access, inclusion and diversity (2009) uitgebracht over hun werkwijze. Het Victoria & Albert Museum wekt de indruk erg pretentieus (m.n. de entree) te zijn maar weet door middel van hun museale programma’s kinderen hartelijk welkom te heten in het museum. De ruimtes die geen onderdeel uitmaakten van de zogenaamde kindertours zijn niet positief beoordeeld door de kinderen. Het Gemeentemuseum Den Haag daarentegen wordt juist klinisch (“zwembad”) bevonden. Ook de caissière bevindt zich achter het glas en is de balie niet zoals in het V&A open en vrij toegankelijk. Net zoals het Victoria & Albert Museum weet het Gemeentemuseum Den Haag met de museale programma’s veel goed

74 Kritisch vermogen houdt onder andere in dat u in staat bent om onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken, het verschil weet tussen relevante en irrelevante informatie, zorgvuldig en zelfbewust bepaalt in welke mate u een bewering zult aanvaarden of verwerpen.

85

te maken. Ook zijn de museummedewerkers die de museumlessen en rondleidingen verzorgen vriendelijk tegen de kinderen. Hiermee weten beide musea hoog te scoren op de ladder van kindvriendelijkheid. Uiteraard is de programmakeuze van het museum niet enkel de bepalende factor waarom kinderen met plezier een (vervolg)bezoek brengen aan het museum. Want kinderen zijn ondermeer erg gevoelig voor het gebouw, omgeving en sfeer. Voorts staan factoren als somberheid, ongastvrijheid, verplichte stiltes, plechtigheid en beschaving haaks op hun verlangen om iets gezelligs of iets leuks te ondernemen en/of iets moois te beleven. Het is een taak voor beide musea dit in gedachten te houden als zij nieuwe activiteiten initiëren voor de jonge bezoekers. Daarbij is het belangrijk dat zij hun nieuwe activiteiten voorleggen aan een testpanel bestaande uit kinderen. Hiermee kunnen de musea nagaan welke activiteiten wel/niet aanslaan bij de gewenste doelgroep. Want het jonge publiek vraagt om een andere benadering dan het volwassen publiek. Dit komt onder andere doordat kinderen op een andere manier de tentoonstelling bezoeken dan volwassen voor ogen hebben.

5 Discussie

Over het algemeen is men het ermee eens dat ieder individu een reflectieve houding dient te ontwikkelen waarmee men in staat wordt gesteld zelf waarden te ontwikkelen. Hierbij dient benadrukt te worden dat het niet gaat om de waarden zelf maar om zelfstandig te leren kiezen en de verinnerlijking daarvan. De kunsten lenen zich er uitstekend voor om deze vaardigheden op te zoeken, ontplooien en eigen te maken. Vooral als het kinderen betreft, die nog een onbeschreven blad zijn, en waar nog een basis gelegd kan worden voor een verdere (school)loopbaan. Daarnaast kan kunst ook een bijdrage leveren aan de eigen identiteitsbeleving en de persoonlijke expressie van mensen (lees: kinderen) en een rol spelen bij de integratie en emancipatie van verschillende bevolkingsgroepen. Voor kinderen die normaliter geen musea bezoeken en niet de nodige culturele bagage van huis uit hebben meegekregen, is het belangrijk dat zij via school kennismaken met kunst en cultuur. Het kromme is dat er enerzijds in diverse beleidplannen het grote belang van kunsteducatie wordt benadrukt maar anderzijds wordt er geen (financiële) ruimte gecreëerd om goed gestalte te krijgen. Dit laatste is funest voor de ontwikkeling van de kunsten an sich als de kunstvorming bij kinderen. Er is echter ook gebleken dat de verhouding tussen

86

kunstinstellingen en de overheid te lang monomaan is geweest, waardoor kunstinstellingen een te passieve houding innamen bij het aantrekken van nieuwe klantgroepen en bij het initiëren van nieuwe activiteiten. Dat kunstinstellingen nu rekenschap moeten afleggen en moeten zorgen voor financiële middelen om het te kunnen bolwerken, heeft ervoor gezorgd dat zij zich commerciëler zijn gaan opstellen. Dit heeft er eveneens toe geleid dat kunstinstellingen zich zijn gaan professionaliseren en meer marktgericht zijn gaan werken. In het licht van de beleveniseconomie betekent dit een positieve toekomst voor de doelgroep kinderen. Uit onderzoek is gebleken dat er nog het nodige gedaan moet worden om kinderen blijvend te kunnen interesseren voor het museum. Verder is het ook noodzakelijk om na te denken over de rol van het museum in de huidige maatschappij. In een steeds complexere samenleving moet het museum zijn positie in de samenleving opnieuw ter discussie stellen en voor zichzelf nagaan hoe het zich wil verhouden tot de maatschappij en haar burgers. Want kunst krijgt pas waarde zodra mensen eraan willen bijdragen en het krijgt pas betekenis met (het juiste) publiek. Met dit laatste bedoel ik dat het museum bij het initiëren van nieuwe activiteiten goed moet nadenken welke klantengroep(en) zij hiermee wil aantrekken en wil enthousiasmeren om een bezoek te brengen aan het museum. Want musea beweren dat zij alle lagen van de bevolking willen bedienen maar het blijft een feit dat een groot deel van de bevolking doorgaans geen musea bezoekt. Voorts is het belangrijk dat kunstinstellingen nu eens goed gaan omschrijven wat het belang en de inhoud van kunst is en niet met zweverige omschrijvingen aankomen, zodat ook de gewone burger het begrijpt. De kunstinstellingen moeten kunnen beargumenteren waarom kunst even belangrijk is als bijvoorbeeld sport. Hierom is het noodzaak dat de overheid en de kunstinstellingen meer gaan samenwerken. Kunstinstellingen (lees: musea) moeten nu geen afwachtende houding innemen en een meer actieve rol gaan spelen. Daarbij is het belangrijk dat kunstinstellingen met de overheid een lange termijn visie ontwikkelen waarin ze zich beide kunnen vinden. Er bestaan reeds educatieve plannen, die geïnitieerd zijn door de overheid, maar hebben niet altijd draagvlak bij de kunstinstellingen en scholen waarvoor deze ontwikkeld zijn. Om tot dat punt te komen moeten beide partijen een lijstje opstellen, in het belang van de maatschappij, waarnaar zij streven en dat ook uitvoerbaar is. Tot dat punt hoop ik dat musea, en vooral de musea die ik in mijn onderzoek heb gebruikt, uit eigen

87

beweging inspirerende museale programma blijven ontwikkelen voor kinderen om een nog groter publiek aan te trekken opdat zij kunnen genieten van de geneugten van de kunst.

88

Bijlagen

89

Bijlage 1: de 44 standaardcompetenties in het Schouten & Nelissen Competentiemodel

Source: Website Schouten en Nelissen, 2009.

Bijlage 2: het aantal inwoners van het Verenigd Koninkrijk

The population is very unequally distributed over the four parts of the UK: England more or less constantly makes up 84% of the total population, Wales around 5%, Scotland roughly 8.5 %, and Northern Ireland (since 1921) less than 3%.

Administrative Division

Population(mid 2004)

Population(mid 2005)

Population(mid 2006)

Population(mid 2007)

England 50,093,800

50,431,700

50,762,900 51.1 million

Northern Ireland 1,710,300 1,724,400 1,741,600 1.8 million

Scotland 5,078,400 5,094,800 5,116,900 5.1 million

Wales 2,952,500 2,958,600 2,965,900 3.0 million

United Kingdom 59,834.900 60,209.500 60,587,600 60,975,000

90

Source: Office for National Statistics; National Assembly for Wales; General Register Office for Scotland; Northern Ireland Statistics and Research Agency (updated Jan 2008)

91

Bijlage 3 : Schema cultuurstelsel Nederland

Bron: Ministerie van OCW, mei 2009.

92

Bijlage 4: Organogram kunstenbestel Verenigd koninkrijk

N.B.: Dit is de situatie voor Engeland. De verhouding tussen een beleidsmakend ministerie en een beleidsuitvoerende council is in Schotland, Wales en Noord-Ierland nagenoeg hetzelfde, zij het dat de Britse minister eigen bevoegdheden voor deze landen heeft (Stichting Boekmanstudies, 2007).

93

Departement for Culture, Media and Sport

financiert en maakt beleid

Departement voor media Departement voor cultuur

34 non-departementale overheidsorganen op het gebied van kunst en cultuur, waaronder:

nationale musea (National Gallery, Tate Gallery etc.);

British Library Leenrechtorganisatie; British Council;

Film Council CABE; NESTA en Arts Council*Arts Council, het belangrijkste uitvoerende orgaan op het gebied van kunst en cultuur: - geeft toelagen aan kunstenaars, musici etc. en ondersteunt culturele instellingen structureel met driejaarlijkse subsidies - heeft negen regionale afdelingen: Londen, Oosten, Noord-Oosten, Noord-Westen, Zuid-Westen, East-Midlands, West-Midlands, Zuid-Oosten en Yorkshire

Bijlage 5: The William and Judith Bollinger Jewellery Gallery

Website Victoria & Albert museum

Bijlage 6: Dale Chihuly’s glazen kroonluchter in het V&A

Website WikiVisual

94

Bijlage 7: Gemeentemuseum Den Haag

Website Wikipedia

95

Bijlage 8: V&A Management Structure at March 2010

96

Mark JonesDirector

David AndersonDirector of Learning &

Interpretation

Beth McKillopDirector of Collections

and Keeper, Asian Department

Damien WhitmoreDirector of Public

AffairsIan Blatchford

Deputy DirectorMoira Gemmill

Director of Projects, Design & Estate

Key policy areasStrategic planning

GovernanceDCMS relations

Safety & securityEmployee relations

V&A UK Strategy

Key policy areasVisitor experience

V&A brandCulturePlan

Media relationsPublic Programme

Key policy areasCollections strategy,

expertise & knowledgeResearch

International Strategy

Key policy areasIntellectual

agendaDiversity

Cultural policyExhibition Road

Strategic partnerships

Key policy areasFuturePlan

DesignEstate

Geoffrey Marsh

Director of V&A Theatre Collections

Jo ProsserManaging

Director V&A Enterprises

Nick UmneyDirector of Collections Services

Rhian HarrisDirector of

V&A Museum of Childhood

Julius BryantKeeper of Word & Image

Christopher WilkKeeper of Furniture, Textiles & Fashion

Paul WilliamsonKeeper of Sculpture,

Metalwork, Ceramics & Glass

Sarah WinmillHead of

Information Systems Services

Gail DurbinHead of Online

Museum

Allan HillHead of Human

Resources

Sian WilliamsDirector of

Finance

Sue RidleyHead of Security

& Visitor Services

Asia(Keeper also Director of

Collections)

Chris BrewardHead of

Research

Divisional Structure

V&A PublishingV&A Retail

V&A LicensingV&A ImagesVAE Finance

Divisional Structure

Exhibitions, Loans &

Contemporary

ConservationPhotographic

ServicesTechnical Services

Documentation

Divisional Structure

CommunicationsMarketing

Divisional StructureDiversity StrategyGallery

InterpretationLearning Services

L&I AdministrationSackler Centre

Divisional Structure

Major ProjectsDesignEstate

Management

StructureInformation

Systems Services

StructureSecurityVisitor

servicesHealth & Safety

StructureFinance

Procurement

StructureHuman

ResourcesTraining &

DevelopmentWelfare

StructureOnline

Museum

Directorate

Jane LawsonDirector of

Development

Key policy areasFundraising

Heritage Lottery Fund

Friends of the V&A

Events

Divisional Structure

GrantsMajor Gifts

Development Research

Planned GivingMembership

Museum EventsCorporate

PartnershipsCorporate Events

Bijlage 9: Las Gracias in het V&A Museum

http://margos-digital-photography.blogspot.com/

Bijlage 10: Sculpturen collectie van het V&A

http://panoramicearth.blogspot.com/2006/10/victoria-and-albert-v-museum-london.html

Bijlage 11: V&A Islamic art

http://www.andrewgrahamdixon.com/archive/index/27

Bijlage 12: V&A Silver treasures

http://www.ronaynedesign.com/images/stainedglass.jp

98

Bijlage 13: Entreehal Gemeentemuseum Den Haag

http://www.tichelaar.nl/projecten/architectuur.php?we_objectID=121

Bijlage 14: Expositie Droomkamers in het Gemeentemuseum Den Haag

http://nldp.edc.nl/nederlandsedesignprijzen/winners/?cat=3

Bijlage 15: Tabel cijfers museumbezoek Nederland

Onderwerp Cultuur CultuurOnderwerp Museum Museum

OnderwerpMinimaal 1 keer per

maand 3-11 keer per jaar

OnderwerpMinimaal 1 keer per

maand 3-11 keer per jaar Perioden 2.008 2.008 Persoonskenmerken % % Totaal persoonskenmerken 1 15 Mannen 1 14 Vrouwen 1 16 0 tot 15 jarigen 0 19 15 tot 25 jarigen 1 11 25 tot 45 jarigen 1 12 45 tot 65 jarigen 2 18 65 jarigen of ouder 1 17 Zeer sterk stedelijk 2 24 Sterk stedelijk 1 14 Matig stedelijk 1 15 Weinig stedelijk 0 12 Niet stedelijk 0 11 © Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 29-6-2010    

Bijlage 16: Overzicht museumlessen Primair onderwijs

Website Gemeentemuseum, 2009.

* (A.u.b. dubbelklikken op bovenstaande afbeelding om zo het gehele document te kunnen zien).

Bijlage 17: Jaarverslag Educatie 2008 van het Gemeentemuseum Den Haag.

* (A.u.b. dubbelklikken op bovenstaande afbeelding om zo het gehele document te kunnen zien).

102

Bijlage 18: Family Events Calendar July 2010

Sat 3 July 10.30-17.00

Back-Packs Pick up a Back-Pack and journey across the V&A with fantastic jigsaws, stories, puzzles and games. Try our new themed back-pack 'Middle East Marvels'!(Information Centre / Grand Entrance)

Sun 4 July 10.30-17.00    

Drop-in Design: Archi-Ventures Step into a magical world of giant beds, streams of silk and purple plate roads. Search the museum for objects that could be used to design an outrageous building for this fantasy world.(Lunchroom, Sackler Centre)

Sat 10 July10.30-17.00

Back-PacksPick up a Back-Pack and journey across the V&A with fantastic jigsaws, stories, puzzles and games. Try our new themed back-pack 'Middle East Marvels'!(Information Centre / Grand Entrance)

Sun 11 July10.30-17.00 

Drop-in Design: Walking the Line One thousand lines have escaped in the Museum overnight. See if you can spot some lines in design. Use your discoveries to create an imaginary door to a fan-tasy world made entirely of lines.(Lunchroom, Sackler Centre)

Sat 17 July10.30-17.00

Back-Packs Pick up a Back-Pack and journey across the V&A with fantastic jigsaws, stories, puzzles and games. Try our new themed back-pack 'Middle East Marvels'!(Information Centre / Grand Entrance)

Sun 18 July 10.30-17.00

Children's Art Day Drop-in Design Special:Quilts, Silks and Stories Go on a hunt for your favorite patterns and shapes around the museum and get inspired to design and make patchwork squares from colorful felts. Make an extra square and see it added to our great story quilt! No sewing required.(Lunchroom, Sackler Centre)

Sat 24 July10.30-17.00

Back-Packs Pick up a Back-Pack and journey across the V&A with fantastic jigsaws, stories, puzzles and games. Try our new themed back-pack 'Middle East Marvels'!(Information Centre / Grand Entrance)

Sun 25 July10.30-17.00

Drop-in Design: Juggling Geometry One thousand lines have escaped in the Museum overnight. See if you can spot some lines in design. Use your discoveries to create an imaginary door to a fantasy world made entirely of lines.(Lunchroom, Sackler Centre)

Sat 31 July13.00-17.00

Summer Camp Join interactive designer Onkar Kular for lots of exciting family fun, exploring the themes of play and everyday work in design. Part of the unmissable Summer

103

Camp weekend event giving you a chance to meet leading designers and take part in activities from carpentry workshops to campfire singing. (John Madejski Garden / Sackler Centre)

104

Bijlage 19: Uitwerking van interviews

Interviews met Museummedewerkers en kinderen bij het Victoria & Albert Museum en het Gemeentemuseum Den Haag.

http://www.squidoo.com/art-museum-field-trip

105

Inhoudsopgave

1. Gemeentemuseum Den Haag1.1 Museumbezoek in vrije tijdsverband

86.1.2 Museumbezoek in schoolverband

90.2. Victoria & Albert Museum in Londen

2.1 Museumbezoek in vrije tijdsverband 91.

2.2 Museumbezoek in schoolverband 94.

3. Cultureel beleid t.a.v. museummedewerkers

3.1 Gemeentemuseum Den Haag 96.3.2 Victoria & Albert Museum London

100.

106

1. De uitgewerkte interviews met de kinderen die een bezoek brachten aan het Gemeentemuseum Den Haag.

1.1 Museumbezoek in de vrije tijd

Op woensdagmiddag, 12 mei 2010 om 14.00 uur heb ik gesproken met Jayla, Vera en Daan die een bezoek brachten aan het Gemeentemuseum Den Haag. Ze hebben een museumtocht gemaakt door het museum en vertelden mij wat hun ervaringen waren. Elk gesprek duurde ongeveer twintig minuten.

Jayla (9)

1. Met wie ben jij vandaag naar het Gemeentemuseum Den Haag gekomen?

Ik ben met mijn vader meegekomen naar het museum. Het was ook zijn idee om naar het museum te gaan.

2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

Ja, we zijn een paar weken terug naar het Museum voor Communicatie geweest enne in het weekend zijn we naar een muziekvoorstelling geweest van mijn tante in de Regentes. We houden ook alle twee van heel lekker en uitgebreid lunchen.

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Van tevoren heeft mijn vader me kort verteld wat we zouden gaan zien. Ik ben al twee keer eerder naar dit museum geweest en ik vond het vandaag ook weer spannend, omdat ik niet precies wist wat ik kon verwachten.

4. Wat was je eerste indruk van het Gemeentemuseum toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Zoals ik al zei ben ik twee keer eerder naar dit museum geweest. Ehmm ik vond de wandelgang over het water leuk maar toen ik het museum binnenliep vond ik het een beetje saai. Het deed me een beetje denken aan een zwembad en ook de vrouw aan de kassa vond ik niet heel erg aardig. De zalen van de museumtocht vond ik juist weer cool omdat ze allemaal anders waren ingericht. Ook de hoge plafonds met versiersels vond ik super mooi en de oude zware deur.

107

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

Ik heb de museumtocht Smakken en slurpen gedaan met mijn vader en ik vond het erg leuk om te doen. Vooral omdat ik heel erg veel mocht tekenen en omdat er aan mij werd gevraagd hoe ik dingen zie en wat ik graag wil. Ik heb servies gezien, een raar beeld van een vos en oude schilderijen.

6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

Ik vond de oude foto’s, zoals de foto met het meisje dat voor een etalage staat met heel veel snoep maar ook de oude reclameborden vond ik leuk om te zien, omdat ik dan een idee krijg hoe het eruit heeft gezien toen mijn opa en oma klein waren. Jammer dat ik met mijn vriendinnen niet aan de eettafel van Lodewijk de (?) kon zitten met al dat mooie servies.

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

Ja, ik wil echt nog een keer terugkomen als we meer tijd hebben want ik zag bij de uitgang dat er een tentoonstelling (Voici Paris) is over mode. Misschien ga ik dan wel met mijn moeder want mijn vader vind daar helemaal niets aan.

8. Hebben jullie nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat ze zeker moeten houden?

Het zou leuk zijn als we een keer ´s avonds naar het museum kunnen gaan. Enne ik wil in elke ruimte muziek horen.

Vera (6)

1. Met wie ben jij vandaag naar het Gemeentemuseum Den Haag gekomen?

Ik ben hier met mijn mama en mijn broer Caspar (11).

2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

Elke woensdagmiddag doen we iets samen. Caspar en ik mogen dan omstebeurten iets uitkiezen om te doen. Nu was Caspar aan de beurt. Vorige week zijn we naar Ballorig geweest in Delft.

108

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Ja, mijn moeder heeft onderweg naar het museum iets verteld en Caspar heeft op de computer de website van het museum laten zien. Samen hebben we al een paar vragen gemaakt.

4. Wat was je eerste indruk van het Gemeentemuseum toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Ik vond het groot en er zo leeg uitzien. Het doet me ook een beetje denken aan mijn school.

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

Samen hebben we de kindertour Mijn museum gedaan en ik vond het soms een beetje lastig maar wel erg leuk. Maar ja de tour is eigenlijk ook voor kinderen van 10 jaar en ouder. Met mijn broer en moeder hebben aan het eind de antwoorden bekeken en we hadden ze bijna allemaal goed! Heel veel vragen gingen over het gebouw van het museum. Na de opdrachten zag ik ineens allemaal dingen die ik ervoor helemaal niet gezien had.

6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

Ik vond de Japanse kamer erg mooi omdat het net leek alsof er nog echt mensen woonden.

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

Ja, ik wil echt nog wel een keer terugkomen naar het museum. Misschien dat ik het de volgende keer uitkies als ik mag zeggen wat we gaan doen.

8. Hebben jullie nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat ze zeker moeten houden?

De hal van het museum mag wat vrolijker. Een grote lamp of een gek gordijn. Iets waardoor het niet zo saai en serieus meer is.

Daan (10)

1. Met wie ben jij vandaag naar het Gemeentemuseum Den Haag gekomen?

Ik ben hier met mijn opa en oma gekomen. 2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

Ja, ik logeer om de week een paar dagen bij mijn opa en oma in Den Haag. Normaal is dat het weekend maar ik ben nu eens een paar dagen vrij omdat de leraren een atv dag hebben. Tja we doen van alles samen: zwemmen, fietsen, theatervoorstelling of gewoon naar de film.

109

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Ja, ik heb samen met mijn oma op het Internet gekeken. We wilden allemaal graag een keer naar de tentoonstelling Wonderkamers. Ik heb een tijd geleden bij de uitzending van de Museumbende een stuk gezien, dat over de Wonderkamers ging.

4. Wat was je eerste indruk van het Gemeentemuseum toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Op televisie had ik het Gemeentemuseum al gezien, dus ik wist wat ik kon verwachten. Ik had alleen niet verwacht dat de plafonds zo hoog waren. De man die de kaartjes controleerden was erg aardig en vroeg of we misschien een boekje meewilden. Ik vond dat niet nodig omdat we liever op onze eigen tempo door het museum lopen.

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

In de grote zaal van de kelder hangen allerlei dingen (schilderijen, muziekinstrumenten, serviezen etc.) kriskras door elkaar. Er zijn ook geen bordjes met uitleg te bekennen. Ik vond dat wel een grappig gezicht. Ook waren er veel schermen waarop videobeelden werden uitgezonden. Informatie over de objecten kon je opzoeken op een scherm. Je kon kiezen uit: rood, geel, teken, blauw, vrouw, man, dier en nog een paar dingen. Verder was er een panorama, vertelde mij opa, en met een soort van draaiding kon je in- en uitzoomen op het schilderij en meer informatie krijgen en zelfde soort schilderijen opzoeken van andere kunstenaars.

6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

Het aller leukste vond ik, en mijn opa ook, de studio waar we onze eigen track konden opnemen en in de stilte ruimte konden we het ook afluisteren. Mijn oma vond dat we het erg goed hadden gedaan. Oh ja en als was op het einde ergens een zaal waar Delfts blauw hing en nog andere dingen en er werd bij verteld waar ze eigenlijk vandaan kwamen en wat kunstenaars van nu ervan hebben gemaakt. De strip van Kuifje in Delfts blauw vond ik super vet.

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

Ja, ik wil zeker nog een keer terugkomen en dan een nieuwe track opnemen maar ik wil ook de rest van het museum zien. Ik ben best nieuwsgierig geworden naar de tentoonstelling over Norm = vorm en de stijlkamers van het museum. 8. Hebben jullie nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat

ze zeker moeten houden?

Ga vooral zo door.

110

1.2 Museumbezoek in schoolverbandOp dinsdagmiddag, 11 mei 2010 om 12.00 uur heb ik gesproken met Merijn en Olivier die samen met hun klasgenootjes van de Annie M.G. Schmidtschool een bezoek brachten aan het Gemeentemuseum Den Haag. Ze hebben de museumles Kleurenkinderen gevolgd en vertelden mij wat hun ervaringen waren. De gesprekken duurden afzonderlijk ongeveer twintig minuten.

1. Met wie ben jij vandaag naar het Gemeentemuseum Den Haag gekomen?

Merijn (7) en Olivier (8) vertellen mij dat ze samen met hun basisschool naar het museum zijn gekomen.

2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

Het is de eerste keer dat we met school naar het museum gaan maar we gaan wel vaker met onze ouders naar het museum Merlijn: of winkels die heel veel schilderijen verkopen. Olivier verteld dat zijn mama kunstenaar is en haar schilderijen thuis op de wanden hangen.

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Merlijn: Ja, op school heeft de juffrouw ons verteld waar we naartoe zouden gaan en wat we daar gingen zien. Ook hebben we gisteren en voor de vakantie nog geschilderd en mochten de kleuren lekker door elkaar mixen. Olivier: ik had ineens heel vieze bruine verf.

4. Wat was je eerste indruk van het Gemeentemuseum toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Merlijn en Olivier roepen in koor uit: zwembad. Omdat we met school zo bezig waren met kleuren, viel het ons op dat we alleen rood, geel en groen zagen in de hal.

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

Olivier: ik vond het leuk dat we een cape mochten dragen. De volgende keer ga ik verkleed naar het museum. Merlijn: we hebben veel schilderijen gezien en moesten zeggen wat voor kleuren de kunstenaar had gebruikt. Olivier: en we moesten ook vertellen wat we op de schilderij zagen. Olivier: ik vond het wel raar dat kunstenaars zichzelf schilderen.

6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

111

Merlijn: ik vond het wel leuk om te zien dat grote mensen er ook van houden om dingen te verzamelen. Olivier: ja, ik ook. Sommige schilderijen waren ook super groot met heel kleine figuurtjes erop. Merlijn: ze zijn er vast onwijs lang meebezig geweest. Olivier: misschien is het leuk om dat samen met de klas te doen.

112

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

Olivier: ja, ik wil zeker nog een keer terugkomen en kijken of mijn eendje een plaats heeft gekregen op de wand van het lelijke eendje, naast de andere eendjes. Merlijn; ja, ik ook.

8. Hebben jullie nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat ze zeker moeten houden?

Merlijn: zeker de wand met de eendjes of iets anders waar wij kinderen iets achter kunnen laten voor andere kinderen of grote mensen. Olivier: verkleedspullen in het museum en de mensen die in het museum werken moeten ook iets grappigs aantrekken.

2. De uitgewerkte interviews met de kinderen die een bezoek brachten aan het Victoria & Albert museum in Londen.

2.1 Museumbezoek in vrijetijdsverband.

Op zaterdagmiddag, 9 mei 2010 om 14.00 uur heb ik gesproken met David, Lara en Carl die een bezoek brachten aan het Victoria & Albert museum in Londen. Ze hebben een museumtocht gemaakt door het museum en vertelden mij wat hun ervaringen waren. Elk gesprek duurde ongeveer twintig minuten.

David (7)

1. Met wie ben jij vandaag naar het V&A gekomen?

Ik ben met mijn moeder meegekomen naar het museum. Het was mijn idee om naar het museum te gaan. Pas geleden ben ik met school hiernaartoe geweest en ik vond het zo leuk, dat ik er nog een keer naartoe wilde gaan.2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

Ja, we gaan best vaak iets samen doen, zoals; de film, sportwedstrijden en af en toe naar musicals en dansvoorstellingen.

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Ja, ik had via school informatie meegekregen en ik heb gisteren samen met mijn moeder de website bekeken om te zien wat ik wilde gaan doen.

4. Wat was je eerste indruk van het V&A toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Ik vond het een super mooi gebouw. Het leek wel een kasteel.

113

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

We hebben de family trail: silver treasures gedaan. Daar hebben we allemaal oude dingen gezien die van zilver zijn gemaakt, zoals borden, zwaarden en sierraden. Verder hebben we ook de tentoonstelling gezien met allerlei jurken gezien en beelden van het oude Rome.

114

6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

Ik vond de beelden van het oude Rome het allermooist om te zien, omdat ze zo groot en mooi waren. Het leek net alsof ze er altijd hebben gestaan. Ik vraag me af hoe ze naar binnen zijn gebracht en heel zijn gebleven.

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

Ja, ik wil zeker nog een keer terugkomen om de rest te zien. Het museum is zo groot dat ik nog niet eens de helft heb gezien. Mijn moeder vertelde me dat er in het weekend ook leuke workshops worden gegeven.

8. Hebben jullie nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat ze zeker moeten houden?

Ja, het zou leuk zijn als kinderen een rondleiding door het museum mogen geven. Enne het zou leuk zijn als er meer filmpjes zijn en er spelletjes gespeeld kunnen worden in het museum.

Lara (10)

1. Met wie ben jij vandaag naar het V&A gekomen?

Ik ben samen met mijn oma en zusje (9) naar het museum gekomen.

2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

Ja, we gaan best vaak samen weg. Meestal kiest onze oma uit waar we naartoe gaan en vaak is dat het museum of een kindertheatervoorstelling. Soms gaan we naar de bioscoop en dan mogen we lekker veel snoepen.

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Ja, oma heeft ons een paar dingen verteld wat we zouden gaan zien. De mevrouw aan de kassa heeft ons een brochure meegegeven en in het museum kregen we een rugzak mee met allerlei dingen erin die we konden gebruiken voor de museumtocht.

4. Wat was je eerste indruk van het V&A toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Ik vond het een super deftig gebouw. De lamp die in de hal hing vond ik super mooi.

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

We hebben de silvertrail gedaan en we hebben naar diamanten gekeken en naar deftige jurken gezien. Ik zou best weleens zo een jurk willen aanpassen.

115

6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

Ja, ik vond het erg leuk. De donkere zaal waar al die diamanten waren, vond ik echt onwijs. Ze glinsterden van alle kanten.

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

Ja, ik wil echt nog wel een keer terugkomen want er is nog zoveel te zien.

8. Hebben jullie nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat ze zeker moeten houden?

Het zou leuk zijn geweest als we de diamanten mochten vasthouden of een film konden zien, hoe ze gemaakt worden. Ook lijkt het mij leuk om die deftige jurken eens aan te passen.

Carl (8)

1. Met wie ben jij vandaag naar het V&A gekomen?

Met mijn vader.

2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

Ja, naar de speeltuin, muziek luisteren en ook weleens naar het museum.

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Ja, mijn vader heeft me verteld wat we zouden gaan zien en doen.

4. Wat was je eerste indruk van het V&A toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Groot, het leek net een paleis.

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

Ik mocht een Romeinse helm opdoen, Chinese kunst of zo en heel grote oude Griekse beelden. 6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

Die Chinese kunst want het is heel anders dan de rest wat ik al eerder gezien heb in andere musea. Ik vond het jammer dat het geluid van het filmpje daarbij niet werkte.

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

116

Ja, want mijn vader vertelde dat er nog veel meer te zien is. Enne ik wil ook meedoen aan de workshops als ik vakantie heb van school. 8. Heb je nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat ze

zeker moeten houden?

Ik vind het leuk om zelf te schilderen en het lijkt me ook leuk als ik iets kan achterlaten in het museum voor andere kinderen.

117

Museumbezoek in schoolverband

Op vrijdagmiddag, 8 mei 2009 om 12.00 uur heb ik (Nachet) gesproken met Hannah en Tristan die samen met hun klasgenootjes van de Fox Primary school een bezoek brachten aan het Victoria & Albert museum. Ze hebben een museumles gekregen van hun docent over standbeelden o.a.: de Romeinse beelden van het museum. Elk gesprek duurde ongeveer twintig minuten.

Tristan (10)

1. Met wie ben jij vandaag naar het V&A gekomen?

Met de basisschool.

2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

We gaan vaak naar musea maar ook weleens naar een (pret)park of dierentuin.

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Ja, onze leraar heeft ons erover verteld en we hebben op school een filmpje bekeken over het oude Rome.

4. Wat was je eerste indruk van het V&A toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Ik ben vaker met mijn ouders en mijn oma naar het museum geweest.

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

We hebben heel veel beelden gezien en dat vond ik heel interessant. 6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

Ik had niet gedacht dat de beelden zo groot waren en dat ze zo goed gemaakt waren voor die tijd. Ik vond het erg leuk dat we met zijn allen om het beeld heen mochten zitten en proberen ze na te tekenen op een vel papier.

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

Ja, het lijkt me wel leuk om mijn ouders te laten zien wat we vandaag hebben gedaan.

118

8. Hebben jullie nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat ze zeker moeten houden?

Meer leuke spelletjes op de website van het museum.

119

Hannah (11)

1. Met wie ben jij vandaag naar het V&A gekomen?

Met de klas

2. Gaan jullie vaker samen op stap en zo ja wat doen jullie zoal?

Ja, naar het park maar vooral vaak naar het museum.

3. Wist je al iets over de tentoonstelling die je vandaag ging bezoeken? En zo ja op welke manier heb je die verkregen?

Ja, onze leraar heeft ons wat verteld en hij heeft ons een film laten zien.

4. Wat was je eerste indruk van het V&A toen je aankwam? Kun je daar nog iets van herinneren?

Het is alweer de vierde keer dat ik naar het V&A kom. De eerste was ik nog heel klein en vond alles heel groot. De tuin van het museum vond ik eigenlijk het leukst toen, want daar mocht ik lekker rennen en spelen.

5. Wat heb je vandaag gezien en kan je me vertellen wat je ervan vond?

De Romeinse beelden. Super mooi.

6. Wat vond je leuk om te zien en waarom?

We hebben dit keer alleen de beelden gezien. De volgende keer wil ik met mijn oma of vader zodat we alles nog een keer zien. Het is alweer erg lang geleden dat we voor het laatst hier zijn geweest.

7. Wil je nog een keer terugkomen naar het museum?

Ja.

8. Hebben jullie nog ideeën voor het museum wat ze kunnen veranderen? Of wat ze zeker moeten houden?

Een ideeënbus voor kinderen en meer computers in het museum.

120

3. Cultuurbeleid t.a.v. museum medewerkers

3.1 Gemeentemuseum Den Haag

Op 3 april 2010 om 14.40 uur had ik een gesprek met Jet van Overeem van het Gemeentemuseum Den Haag. Zij is daar werkzaam als hoofd conservator educatie. Ik heb haar een aantal vragen voorgelegd in het kader van het museumbeleid en educatie voor kinderen. Dit gesprek duurde ongeveer 65 minuten.

1. Wat is het museumbeleid van het Gemeentemuseum Den Haag?

Het museum streeft naar continu vernieuwing in werkwijze en bij de benadering van nieuwe klantgroepen. De focus ligt vooral op jongere publieksgroepen en de wil om hen te interesseren voor het museum. Het museum kent een lange educatieve traditie die teruggaat tot de jaren ‘50 van de twintigste eeuw. Met als resultaat een uitgebreid en gevarieerd educatief programma voor zowel het basis- als voortgezet onderwijs. De belangrijkste doelstelling van het museumbeleid is het toegankelijk maken van het museum en zijn collecties voor alle lagen van de bevolking, ongeacht leeftijd, geslacht en etniciteit. Dit vraagt om bijzondere aandacht bij het ontwikkelen van educatieve programma’s en bij de presentatie van de museale objecten.

2. Wat is typerend voor Educatie in de beleidsperiode 2005-2008?

Wat betreft het basisonderwijs kan worden opgemerkt dat de aanvragen voor museumlessen onverminderd talloos zijn. Ondanks dat inmiddels aan circa 19.000 kinderen per jaar museumles wordt gegeven, overtreft de vraag het aanbod nog altijd fors. De verscheidenheid aan lessen is gegroeid, enerzijds door ook het Fotomuseum en het GEM hierin te betrekken, anderzijds door meer lessen te ontwikkelen voor de onderbouw. Uit evaluaties blijkt dat een vakoverstijgende aanpak met veel ruimte voor de eigen creativiteit van kinderen goed werkt. Voor zowel primair als voortgezet onderwijs geldt dat via de website van het museum steeds meer lesmateriaal wordt geboden dat scholen voorafgaand aan, tijdens en na afloop van een museumbezoek gebruiken.

3. Wat verstaat het museum onder educatie?

Educatie omvat alle activiteiten en schriftelijke materialen die tot doel hebben de bezoeker met het kunstwerk te ‘verbinden’: de bezoeker laten kijken, te laten denken en dichter bij de betekenis(sen) van het kunstwerk te brengen. Dit gebeurt per doelgroep op verschillende manieren. Diverse ‘ingangen’ worden vaak gecombineerd:

121

a) Rationele benadering (nadruk op kunstgeschiedenis, muziekgeschiedenis of kostuumgeschiedenis);

b) Kunstbeschouwelijke benadering (nadruk op gericht kijken, onderzoeken van beeldende middelen van de kunstenaar);

c) Emotionele benadering (nadruk op sfeer, ervaring, persoonlijke interpretatie en betekenis);

d) Inspirerende benadering (nadruk op het enthousiasmerende effect dat contact met kunst kan hebben op de kijker: zelf ‘iets’willen maken.

122

Voor de doelgroepen die wij onderscheiden worden verschillende soorten middelen ingezet. In het algemeen kan gezegd worden dat globaal bij de doelgroep t/m 12 jaar benaderingen b, c en d. de overhand hebben. Bij de doelgroep 13 t/m 18 jaar is dat vooral: b, d en 4. Bij volwassenen vooral a en b.

4. Op welke doelgroepen richt Educatie zich?

Overwegend op basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, in mindere mate op beroeps- en universitair onderwijs en volwassenen.

5. Welke educatieve activiteiten organiseert het museum momenteel voor kinderen (basisschoolleeftijd)?

Voor het basisonderwijs: • Museumlessen• Lees- en vertelteksten, behorend bij de museumlessen• Cultuurmenu i.s.m. diverse Haagse musea en basisscholen• Kinderdirectoraat• Projecten• VakantieworkshopsKinderen (basisschoolleeftijd) in de vrije tijd: • Workshops in de schoolvakanties• Kindertours

6. Heeft Educatie ten behoeve van de activiteiten vaste of incidentele samenwerkingsverbanden met andere organisaties?

• Structurele en incidentele samenwerkingsverbanden met scholen basis- en voortgezet onderwijs• Structureel samenwerkingsverband met Haagse musea in de vorm van de Werkgroep Educatie, Museumplatform Den Haag• Incidentele samenwerking met het Koorenhuis, Haags centrum voor de kunsten• Structureel samenwerkingsverband met de Vrije Academie voor kunsthistorische Onderwijs en incidentele samenwerking met de Volksuniversiteit Den Haag• Incidentele samenwerking/uitwisseling met educatoren andere kunstmusea

7. Op welke wijze werden de deelnemers aan de educatieve activiteiten geworven?

Basisonderwijs: • Museumlessenbrochure• Site: www.gemeentemuseum.nlSite: www.museumeducatiedenhaag.nl• Digitale nieuwsbrief Educatie

Kinderen (basisschoolleeftijd) in de vrije tijd: • Informatiebladen en A3 –affiches• Materiaal bij de informatiebalie• Persberichten afdeling PR & Voorlichting• Site: www.gemeentemuseum.nl

123

• Site: www.draj.nl• Digitale nieuwsbrief Educatie

124

8. Hoe meet het museum de reacties van de deelnemers op educatieve activiteiten?

• Evaluatieformulieren• Incidentele enquêtes of publieksonderzoeken• Via de informatiebalie

9. Wat is het museum op het gebied van educatie van plan in de beleidsperiode 2009-2012?

Op twee fronten wil het Gemeentemuseum Den Haag het educatieve beleid in de komende periode verder ontwikkelen. Ten eerste met betrekking tot het voortgezet onderwijs – het VMBO in Den Haag. Met het project Encounters hoopt het museum een intensieve bijdrage te leveren aan het kunstonderwijs op Haagse scholen. Het museum wil bij dit project de nieuwsgierigheid of misschien wel de vooroordelen van de leerlingen over mode, beeldende kunst en toegepaste kunst, of architectuur als vertrekpunt nemen. Het museumbeleid is van oudsher erop gericht het onderwijs van dienst te zijn en die doelgroepen aan te spreken die van huis uit niet of nauwelijks in aanraking komen met kunst. In de komende beleidsperiode wil het Gemeentemuseum zich daarom richten op specifieke doelgroep die het museum niet of sporadisch bezoekt: de nieuwe Nederlander. Het Gemeentemuseum wil inburgeraars uit de stad Den Haag laten ervaren wat het zij en hun kinderen te bieden heeft. Het ligt in de bedoeling om in samenwerking met onderwijsinstellingen voor Nederlands als tweede taal (NT2) een interactieve museumles te ontwikkelen, waarin zowel taal als kunst een rol spelen.

10.Hoeveel mensen zijn er werkzaam bij Educatie en wat is hun achtergrond?

1. Conservator (hoofd) educatie: fulltime. Universitaire studie Kunstgeschiedenis en Pabo voltooid; gespecialiseerd in kunsteducatie voor de jeugd.

2. Medewerker Educatie voortgezet onderwijs. Eerstegraads lerarenopleiding Beeldende Vakken voltooid.

3. Medewerker Educatie (duobaan). Reinwardt Academie, specialisatie Communicatie voltooid.

4. Algemeen medewerker Educatie (2 dagen per week). Pabo voltooid. 5. Managementassisente (secretaresse) Educatie (fulltime).

125

6. Museumdocenten (freelance en via een bureau). Divers: Kunstacademie, Lerarenopleiding Beeldende Vakken, Pabo, Kunstgeschiedenis.

126

11.Wat zijn hun taken?

Ad 1)Eindverantwoordelijk voor het jaarplan en het educatieve beleid; inhoudelijk ontwikkelen van demuseumlessen voor het basisonderwijs en het schrijven van schriftelijke materialen voor dezedoelgroep - (o.a. lees- en vertelteksten en kindertours), idem deels voor jongeren van 13 t/m 18jaar; leiding geven aan de afdeling Educatie; instrueren van museumdocenten; beherenafdelingsbudget; het geven van voordrachten en presentaties tijdens; het schrijven vanpromotieteksten voor Educatie; conservator Wonderkamers.Ad 2)Inhoudelijk ontwikkelen van de educatieve activiteiten en het schrijven van schriftelijkematerialen voor jongeren van 13 t/m 18 jaar (o.a. kijkwijzers, workshops, projecten,rondleidingen, docentenmiddagen); instrueren van museumdocenten; opzetten pilotproject EncountersAd 3)Uitvoeren onderwijsmarketing en realiseren mailings, plannen en coördineren van het educatieveprogramma, ontwikkelen en organiseren van naschoolse (vakantie)activiteiten, bijhouden eigenmuseumwebsites op het gebied van Educatie, digitale nieuwsbrief Educatie, projectKinderdirecteur en samenwerkingsverband BS. Boldingh, lid werkgroep Educatie, organiserenproject Cultuurmenu, praktisch onderhoud Wonderkamers, Museumatelier en bergruimten,

127

beheer voorraad educatieve materialen; productiebegeleiding drukwerk EducatieAd 4)Bewaken van de inhoudelijke en didactische kwaliteit van museumlessen, rondleidingen enworkshops; coachen van museumdocenten; algemene praktische ondersteuning.Ad 5)Maken van lesroosters voor museumdocenten en de busmaatschappij, aannemen van boekingen, telefonisch informeren van klanten, diverse praktische werkzaamheden.Ad 6)Geven van museumlessen, rondleidingen, inleidingen en workshops.

12.Welke rol speelt Educatie in het beleid van het museum?

Dit wordt opgevat als een van de kerntaken van het Gemeentemuseum. Het Gemeentemuseum kent een zeer lange traditie op het gebied van educatie. In het meerjarenbeleid is altijd een groot gedeelte gewijd aan het educatieve beleid.

13.Waar kan ik nog meer informatie vinden over het educatieve beleid van het Gemeentemuseum en de geschiedenis hiervan?

Voor aanvullende informatie, raadpleeg de website www.gemeentemuseum.nl:

- ‘jeugd’

- Bij afdeling Educatie’: de artikelen (in pdf): ‘kinderen, kunst en het Gemeentemuseum’(2000), ‘Negen Verhalen’(1998).

- Bij ‘afdeling Educatie’: Schooljaarverslag Educatie (pdf).

3.2 Director of Learning and Interpretation V&A

Op 6 mei 2009 om 13.15 uur had ik een gesprek met David Anderson, director of Learning and Interpretation van het Victoria & Albert museum in Londen. Ik heb hem een aantal vragen gesteld over ondermeer het museumbeleid, educatieve programma’s voor kinderen en de toekomstige plannen van het museum. Dit gesprek duurde ongeveer 75 minuten.

128

1. Wat is het museumbeleid van het Gemeentemuseum Den Haag?

Het Victoria & Albert museum streeft ernaar om maximale toegang tot collectie en diensten te verschaffen aan verschillende publieksgroepen, nu en in de toekomst. Verder wil het op wereld niveau gewaardeerd en gerespecteerd worden als leider op het gebied van kunst en design. Daarnaast wil het V&A de creatieve economie promoten, motiveren en ontwikkelingskansen bieden door het aantrekken van inspirerende designers en andere creatievelingen en het stimuleert plezier te beleven aan en waardering te hebben voor design. Tot slot streeft het V&A naar efficiëntie op financieel en organisatorisch niveau.

2. Wat is typerend voor Educatie in de beleidsperiode 2005-2008?

Het Victoria & Albert Museum is van mening dat educatie een bijdrage levert aan de ontwikkeling en creativiteit bij de bezoekers. Doordat de bezoeker ertoe aangezet wordt om te kijken, na te denken en de kans krijgt om zelf iets te maken naar aanleiding van het museumbezoek. Verder probeert het museum op hun eigen manier creatief te zijn door risico’s te nemen, innoverend en door onzekerheden toe te staan. Daarnaast moedigt het V&A kritisch denkers aan want leren is iets actiefs en niet iets passiefs. De bezoekers zijn geen lege vaten, wachtend op ons om hen te vullen met kennis. Wij willen hen aanmoedigen om zowel hun kritische en analytische vaardigheden te ontwikkelen als het verwerven van kennis. Ook streeft het V&A naar meer digitale en online mogelijkheden om leren op welke plek dan ook mogelijk te maken.

3. Wat verstaat het museum onder educatie?

Educatie omvat alle activiteiten waarmee de bezoeker kennis neemt van de V&A collectie die tot doel hebben de bezoeker te laten kijken, na te laten denken en ernaar streeft dat hij/zij een kritische houding aanneemt en een persoonlijke bijdraagt levert. Het V&A gelooft niet in een eenzijdige benadering en zet in op verschillende fronten:

a) Globalisme: interculturele uitwisseling

129

Identiteiten: interculturalisme en Britse identiteit; geloof en vertrouwenCulturele diplomatie: de globale markt voor cultuur; de ethiek van uitwisseling.

b) Geschiedenis: het verleden en de legimiteit

Culturele geschiedenis: omschreven door V&A regio’s die hoog op de agenda staan; materialen en technologieën, perioden, vooraanstaande ontwerpers. Verzamelen en zorg dragen voor de hoofd activiteit van het museum dat op zijn beurt een bijdrage levert aan mensen en samenleving.

c) Design en uitvoer: creatieve vaardighedenKritisch denken en vaardigheden: kijken; ontwerpen aan de hand van media uitingen; onderzoek doen naar het creatieve proces.Ontwerp vaardigheden: handwerk door individuele ontwerpers.

d) Design keuzes: de vaardige consumentDesign in jouw leven: huizen, kleding, pictogrammen, beeldmateriaal, film, digitale media, populaire cultuur, industrieel design; onderwerpen

e) Het museum in de maatschappij: de waarde van museaDe V&A missie en rol in educatie; ontwikkelen van een creatieve klasse; de persoonlijke en sociale waarde van design uitdragen en de persoonlijke bijdrage bij de ontwikkeling van design. Kortom: hoe design vorm krijgt in de maatschappij. Bijvoorbeeld: ethische keuzes en consumptie als creativiteit.

130

4. Op welke doelgroepen richt Educatie zich?

Het V&A biedt een verscheidenheid aan dynamische programma’s en bronnen aan zowel studenten en leraren als studenten van hoger- en wetenschappelijk onderwijs.

5. Welke educatieve activiteiten organiseert het museum momenteel voor kinderen (basisschoolleeftijd)?

Voor het basisonderwijs: • Creatieve workshops: gekostumeerde acteurs brengen geschiedenis en literatuur tot leven, het verkennen van thema’s met creatieve rolspelen, verkleden en activiteiten waarbij de kinderen zelf iets kunnen maken. • Discovery tours: Professionele educatie medewerkers zetten studenten aan om zich te verdiepen in een onderwerp, bezoek aan galerieën, bespreken uitvoerig originele objecten, vertellen verhalen en stellen vragen.

Kinderen (basisschoolleeftijd) in de vrije tijd: • Vakantieworkshops• Back-Packs: activiteiten waarbij de kinderen zelf iets kunnen maken, inclusief legpuzzels, verhalen en puzzels. • Drop-in design: iedere zondag krijgen kinderen de kans om design detective te spelen en moeten zoeken naar aanwijzingen en ideeën. Hierna gaan ze aan de slag met verschillende materialen en maken hun eigen verzonnen nieuw design.

6. Heeft Educatie ten behoeve van de activiteiten vaste of incidentele samenwerkingsverbanden met andere organisaties?

Vaste samenwerkingsverbanden: • Structurele samenwerkingsverbanden met Britse Musea (Birmingham Museums and Art Gallery, Brighton & Hove Galleries & Museums, Manchester City Galleries en Tyne & Wear Museums). • CBS Outdoor is de officiële media partner van het Victoria and Albert Museum’s landmark digital and interactive design exhibition, Decode: Digital Design Sensations.• Incidentele samenwerkingsverbanden met specialistennetwerk: gemeenschappen met gedeelde interesses die zich richten op specifieke gebieden die aansluiten op de interesses van het V&A.• Structureel samenwerkingsverband met het Departement of Culture, Media and Sports (DCMS) geënt op het volbrengen van strategische prioriteiten van overheid en musea. • Structurele en incidentele samenwerkingsverbanden met scholen basis- en voortgezet onderwijs.

7. Op welke wijze werden de deelnemers aan de educatieve activiteiten geworven?

131

Basisonderwijs: • Museumlessenbrochure• Site: www.vam.ac.uk • Digitale nieuwsbrief Family events

132

Kinderen (basisschoolleeftijd) in de vrije tijd: • Informatiebladen en A3 –affiches• Materiaal bij de informatiebalie• Persberichten afdeling Marketing• Site: www.vam.ac.uk• Digitale nieuwsbrief Sackler Centre for Arts Education

8. Hoe meet het museum de reacties van de deelnemers op educatieve activiteiten?

• Evaluatieformulieren op het Internet• Incidentele enquêtes of publieksonderzoeken• Via de informatiebalie

9. Wat is het museum op het gebied van educatie van plan in de beleidsperiode 2009-2012?

Het V&A wil graag alle lagen van de bevolking verwelkomen in het museum. Om deze publieksgroepen te kunnen bereiken, werkt zij samen met Britse partners. In dit samenwerkingsverband wordt expertise en ervaring uitgewisseld. Daarnaast wil het V&A de online projecten voortzetten, zoals: the Theatre Collections omdat het hiermee de collectie en activiteiten toegankelijk maakt voor de gehele Britse bevolking.

10.Hoeveel mensen zijn er werkzaam bij Educatie en wat is hun achtergrond? 11.Wat zijn hun taken?

Op deze vraag heb ik helaas geen concreet antwoord gekregen. Wel heb ik een organogram toegestuurd gekregen. Zie bijlage 8: V&A Management Structure at March 2010.

12.Welke rol speelt Educatie in het beleid van het museum?

Dit wordt opgevat als een van de kerntaken van het Victoria & Albert Museum. Het Gemeentemuseum tracht met diverse activiteiten (o.a. workshops, debatten, congressen) verschillende publiekgroepen te enthousiasmeren en aan zich te binden. Met als doel een creatieve klasse te vormen waarmee het museum innoverend en een goede fundering heeft om voort te bestaan. In het meerjarenbeleid is altijd een groot gedeelte gewijd aan het educatieve beleid.

13.Waar kan ik nog meer informatie vinden over het educatieve beleid van het Gemeentemuseum en de geschiedenis hiervan?

133

Voor aanvullende informatie, raadpleeg de website www.vam.ac.uk- 'Families’

- ‘Educatie’: de artikelen (in pdf): V&A Strategy 2007-2010 (2007), ‘Victoria & Albert Museum: Funding Agreement 2008-2011’(2008).

Literatuur

A. van den Broek en J. de Haan, Cultuur tussen Competentie en Competitie. Contourenvan het cultuurbereik in 2030, Amsterdam/Den Haag, Boekmanstudies/SCP, 2000.

CBS, Statistiek musea. 2000. Voorburg.

Berger, P. L. & Berger, B. 1976. Sociology: A Biographical Approach, New York: Basic Books.

Boorsma, 2006. De consument als coproducent van kunst. Nieuwe inzichten in de rol van de kunstconsument in het totale kunstproces. In: Boekman, jrg. 18, nr.68, 85-93.

Boswijk, A. 2008. Een nieuwe kijk op de Experience Economy: betekenisvolle belevenissen. Amsterdam: Pearson Education Benelux B.V.

Bourdieu, P. & Nice, R. 1993. The field of Cultural Production. Oxford: Blackwell Publishers.

Burkens, M.C. Kummeling, H.R.B.M. Vermeulen, B.P. & Widdershoven, R.J.G.M. Beginselen van de democratische rechtsstaat: inleiding tot de grondslagen van het Nederlandse staats - en bestuursrecht. 2006. Alphen aan de Rijn: Kluwer, zesde geactualiseerde druk.

Debenetti, S. Caro, F. & Krebs, A. 2009. I’d rather play than look at statues: the experiences of children with art works and interactive devices at an art exhibition. Montréal: International Journal of arts management 11 (3): 46-58.

DiMaggio, P. & T. Mukhtar. 2004. Arts participation as cultural capital in the United States, 1982-2002: Signs of decline? Poetics 32 (2): 169-194.

Eidelman, J. & Roustan, M. & Goldstein, B. 2007. La Place des Publics: De l’usage

des études et rechercheurs par les musées. Paris: Documentation Française.

Elias, N. 2002. Het civilisatieproces: Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

134

Elsevier Reed, Handboek Cultuurbeleid (losbladig; vier delen). Wordt enkele keren per jaar bijgewerkt. Vindbaar op Studiezaal UB.

Gillmore, A. & Rentschler, R. 2002. Changes in Museum Management: A custodial or Marketing Emphasis? Journal of Management Development, Vol. 21, n°10, p. 745-760.

Gottesdiener, H. & Vilatte, J.C. 2001. Impact of a Game Booklet on Family Visit to an Art Exhibition. 19:2, 167-176. Amityville: Baywood Publishing Company Inc.

J. de Haan. Het gedeelde erfgoed. Een onderzoek naar de veranderingen in de cultuurhistorische belangstelling sinds het einde van de jaren zeventig. Rijswijk. SCP. 1997.

Hein, G.E. 1998. Learning in the museum. London: Routledge.

Hofstede, G. 2005. Allemaal andersdenkenden. Amsterdam: Uitgeverij Contact.

Immanuel Kant - Kritiek van de zuivere rede. Ten geleide (door de vertalers: J. Veenbaas en W. Visser). 2004. Uitgeverij Boom, Amsterdam ISBN 90.5352.702.8.

Macionis, J.J. & Plummer, K. 2005. Sociology: A Global Introduction. Harlow, Pearson Education Limited.

Matarasso, F. and C. Landry 1999. Balancing act: twenty-one strategic dilemmas in cultural policy. Strasbourg: Council of Europe. 

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap/ Boekmanstichting.2007. Cultuurbeleid in Nederland, Den Haag/ Amsterdam.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 1985. Nota Museumbeleid. Den Haag.

Montesquieu, C.L. 2008. Over de geest van de wetten. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Piscitelli, B., & Anderson, D. 2001. Young Children’s Perspectives of Museum Settings and Experiences. Museum Management and Curatorship, Vol. 19, n° 3, p. 269-282.

Pots, R. 2006. Cultuur, koningen en democraten. Overheid en cultuur in Nederland. Nijmegen: Sun, derde geactualiseerde druk.

Roelofs, W. G. Th., Mosk, J. A. Deltaplan voor het cultuurbehoud: de aanpak van achterstanden. Amsterdam: Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap.

Sandell, R. 2002. Museums, Society, Inequality. London/New York: Routledge Taylor & Francis Group.

Scruton, R. England: An Elegy. Cornwall, MPG Books Ltd.

Sociaal en Cultureel Rapport, Rijswijk/Den Haag, SCP, 1974-. (tweejaarlijks).

135

Spierts, M. 2001. Werken aan openheid en samenhang: een nadere verkenning van culturele en maatschappelijke vorming. Maarssen: Elsevier.

Sterry, P. & Beaumont, E. 2006. Methods for Studying Family Visitors in Art Museums: A Cross-Disciplinary Review of Current Research. Museum Management and Curatorship, Vol. 21, n° 3, p. 222-239.

Swart, Y. 2008. Van alles over musea en verzamelen. Amsterdam: Moon Uitgevers.

Victoria D. Alexander. 2003. Sociology of the arts. Exploring fine and popular forms. (Blackwell, 2003, 1e druk) (ISBN: 0-631-23040-8).

Vlerk, van der. D. 2005. Inspireren tot leren: het ontwerpen van een uitdagende leeromgeving. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Waal, de. V. 2004. Uitdagend leren: culturele en maatschappelijke activiteiten als leeromgeving. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

136

Websites

Arts Council EnglandWebsite press-arts council. Nota Great for everyone. 2008-2011. Arts Council. http://press.artscouncil.org.uk/Geraadpleegd op 9 december 2009.

Boekman. Cultuurbeleid in belendende landen. Amsterdam, Stichting Boekmanstudies, 2007. http://www.boekman.nl/documenten/download_belendend_beleid.pdf

Cultuurparticipatie. Informatie over cultuureducatieve projecten. http://www.cultuurparticipatie.nl/Geraadpleegd op 20 juni 2010.

Gemeentemuseum Den Haag. Informatie over het gebouw.http://www.gemeentemuseum.nl/index.php?id=033976Geraadpleegd op 15 mei 2010.

Improvement and Development Agency for local government (IDeA). 2009.http://www.idea.gov.uk/idk/core/page.do?pageId=11200812Geraadpleegd op 5 augustus 2009

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Cultuurstelsel in beeld.2009. http://images.google.com/imgres?imgurl=http://redactie.minocw.nl/html/images/tabel4501.jpg&imgrefurl=http://www.minocw.nl/publicatie/1506/index.html&usg=__npZUnznFE6kj7IgQC2WvLB8AnCU=&h=350&w=450&sz=29&hl=nl&start=1&sig2=vjxznMsxUavpOPqF2KNKtg&um=1&itbs=1&tbnid=KFHOk5saeAEE2M:&tbnh=99&tbnw=127&prev=/images%3Fq%3Dcultuurstelsel%2Bin%2Bbeeld%26hl%3Dnl%26rls%3Dcom.microsoft:nl:IE-SearchBox%26rlz%3D1I7ADBF_nl%26sa%3DN%26um%3D1&ei=49IaS7fjH8rn-QaBxcjPDwGeraadpleegd op 10 augustus 2009.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Evaluatie van het verlaagde BTW-tarief voor cultuur en mediahttp://ikregeer.nl/document/BLG19341Geraadpleegd op 17 november 2009.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Verschil maken versus arts Council. 2006. http://www.minocw.nl/documenten/23522a.pdfGeraadpleegd 10 oktober 2009.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Subsidieplan Kunst van Leven 2009-2012. 2008.http://www.cultuursubsidie.nl/downloads%20OCW/Subsidieplan%20Kunst%20van%20Leven%202009-2012.pdfGeraadpleegd op 15 mei 2009.

Museums, Libraries and Archives Council. Corporate plan. 2008.http://www.mla.gov.uk/about/~/media/Files/pdf/2008/corporate_plan_2008Geraadpleegd op 16 november 2009.

137

NOS. Wel een premier maar nog geen regering. 12 mei 2010. http://weblogs.nos.nl/londen/2010/05/12/wel-een-premier-maar-nog-geen-regering/Geraadpleegd op 16 juni 2010.

NRC, Kind niet gratis naar museum. 25 juni 2009http://www.nrc.nl/kunst/article2282289.ece/Kind_niet_gratis_naar_museumGeraadpleegd op 4 juli 2009.

Office for National Staticshttp://www.statistics.gov.uk/default.aspGeraadpleegd op 4 december 2009

Ranshuysen, L. 2009. Meer kinderen in musea? MM Nieuws. www.lettyranshuysen.nl/pdf/2009_MMNieuws1.pdfGeraadpleegd 14 juli 2009.

Sica. 2007. Staatssecretaris Timmermans over het internationaal cultuurbeleid. http://docs.google.com/viewer?a=v&q=cache:ONBtNw2XhVIJ:www.sica.nl/pdf/071109_nieuwsbrief_26.pdf+sica+timmermans+dutch+closing+mind&hl=nl&gl=nl&sig=AHIEtbQeww5vwRJDfMIqNwm9QNDhMuegKwGeraadpleegd op 5 augustus 2009

Vereniging van Rijksgesubsidieerde musea. Over VRM. http://www.derijksmusea.nl/over_vrm.phpGeraadpleegd op 14 juni 2009.

Foto´s

Website Wikipediahttp://en.wikipedia.org/wiki/File:Gemeentemuseumdenhaag.jpgFoto vooraanzicht GemeentemuseumJacob Eelkens 9 oktober 2006

Website Wikivisualhttp://en.wikivisual.com/images/7/7b/VandA_Rotunda.jpgFoto entreehal Victoria & Albert museum. Fotograaf onbekend.

Website Museumhttp://www.museum.com/ja/museum/id=20336Foto hoofdingang van het Victoria & Albert MuseumFotograaf onbekend.

Website Nederlandse designprijzenhttp://nldp.edc.nl/nederlandsedesignprijzen/winners/?cat=3Foto DroomkamersFotograaf onbekend

138