Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition...

80
Bachelor scriptie Accounting. Het gebruik van alternatieve financiële prestatie- indicatoren door beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Sjoerd Kromdijk Studentnummer: 360586 Begeleider: Dhr. R.H.R.M. Aernoudts

Transcript of Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition...

Page 1: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Bachelor scriptie Accounting.

Het gebruik van alternatieve financiële prestatie-indicatoren door

beursgenoteerde ondernemingen in Nederland.

Sjoerd Kromdijk

Studentnummer: 360586

Begeleider: Dhr. R.H.R.M. Aernoudts

Economie & Bedrijfseconomie

Vakgebied Financial Accounting

Datum: 26 juli 2015

Page 2: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Abstract

In dit onderzoek is het gebruik van alternatieve indicatoren in de jaarrekeningen

van ondernemingen genoteerd aan de AEX onderzocht. Alternatieve indicatoren

zijn de indicatoren die niet voldoen aan de standaarden van de General Accepted

Accounting Principles (GAAP). Voor deze indicatoren bestaat nog geen wet en

regelgeving wat het voor ondernemingen mogelijk maakt om de indicatoren te

gebruiken om een beter beeld weer te geven van de financiële situatie van de

onderneming. Het doel van dit onderzoek is het bepalen van de invloed van de

alternatieve indicatoren en vaststellen of een wet en regelgeving nodig is voor

deze indicatoren. De probleemstelling is welke Nederlandse beursgenoteerde

bedrijven gebruik maken van de alternatieve indicatoren en vanuit de resultaten

is gekeken naar de motieven van het gebruik. Allereerst is bepaald hoe de

regelgevende instanties tegenover dit onderwerp staan en vervolgens is met

behulp van het analyse programma Nvivo onderzocht welke bedrijven gebruik

maken van de indicatoren. Uit deze resultaten is gebleken dat instanties als het

AFM en het IASB niet negatief tegenover de alternatieve indicatoren staan maar

vooral voorzichtig zijn met betrekking tot het misbruik ervan. Uit de resultaten

van Nvivo is gebleken dat bijna alle ondernemingen gebruik maken van

alternatieve indicatoren in de jaarrekening. De helft van de ondernemingen

maakt zelf melding van dit gebruik en de andere helft vermeld de alternatieve

indicatoren alsof het normale indicatoren zijn. Vanuit deze resultaten zijn de

motieven voor het gebruik onderzocht. In de jaarrekeningen zijn slechts

standaard motieven te vinden. Wel is aan de hand van de theorie betreffende

institutioneel isomorfisme een mogelijk motief gevonden, namelijk overname

gedrag. Concluderend valt te zeggen dat door het ontbreken van de wet en

regelgeving veel onduidelijkheid bestaat in de motieven van het gebruik, terwijl

wel duidelijk is geworden dat het zeer relevant is, aangezien vrijwel alle

ondernemingen de alternatieve indicatoren gebruiken. Een wet en regelgeving

zou in dit geval een hoop verduidelijken.

Sleutelwoorden: Non-GAAP, alternatieve indicatoren, jaarrekening, autonome

groei, Nederland, beursgenoteerd, netto schuldpositie, onderliggend resultaat,

isomorfisme

2

Page 3: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Contents

Hoofdstuk 1: Introductie................................................................................................. 41.1 Inleiding.................................................................................................................................. 41.2 Probleemstelling & Deelvragen......................................................................................51.3 Doelstelling en structuur.................................................................................................. 61.4 Relevantie voor de praktijk en het vakgebied...........................................................71.5 Methode van onderzoek.................................................................................................... 7

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader................................................................................... 82.1 Inleiding.................................................................................................................................. 82.2 Financiële prestatie-indicatoren volgens GAAP........................................................82.3 Alternatieve indicatoren.................................................................................................102.4 Institutioneel isomorfisme............................................................................................ 132.5 Conclusie.............................................................................................................................. 14

Hoofdstuk 3: Alternatieve indicatoren en regelgevende instanties..............153.1 Inleiding............................................................................................................................... 153.2 Nederland: RJ & AFM........................................................................................................ 163.3 Internationaal, IASB & IFRS...........................................................................................183.4 Conclusie.............................................................................................................................. 20

Hoofdstuk 4: Het gebruik van alternatieve indicatoren....................................224.1 Inleiding............................................................................................................................... 224.2 Welke bedrijven?...............................................................................................................24

4.2.1 De winst-en-verliesrekening.................................................................................................244.2.2 Anders..............................................................................................................................................25

4.3 Trend..................................................................................................................................... 294.4 Conclusie.............................................................................................................................. 33

Hoofdstuk 5: Motieven & Verband............................................................................345.1 Inleiding............................................................................................................................... 345.2 Motieven............................................................................................................................... 355.3 Verband................................................................................................................................ 375.5 Conclusie.............................................................................................................................. 39

Hoofdstuk 6: Samenvatting & Conclusie.................................................................416.1 Samenvatting...................................................................................................................... 416.2 Conclusie en aanbeveling............................................................................................... 43

Bibliografie....................................................................................................................... 45

Bijlage................................................................................................................................. 46

Appendix............................................................................................................................ 58

3

Page 4: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Hoofdstuk 1: Introductie

1.1 Inleiding

Het belangrijkste doel van een jaarrekening is een betrouwbaar beeld geven van

de op dat moment financiële situatie van een onderneming (EY, 2014). Een

belangrijk onderdeel van de financiële situatie is de ‘performance’ van een

onderneming. Voor het begrip performance zijn meerdere interpretaties

mogelijk en hiervoor bestaat dan ook geen specifieke definitie. In het Nederlands

komt het begrip ‘prestatie’ het dichtst in de buurt (Brouwer, 2007). Om de

performance van een onderneming te bepalen wordt vooral gekeken naar

zogenaamde prestatie-indicatoren. Hierin is een onderscheid te maken tussen de

prestatie-indicatoren voorgeschreven door de General Accepted Accounting

Principles (GAAP) en de overige indicatoren. Deze overige indicatoren worden

ook wel aangeduid als alternatieve financiële prestatie-indicatoren.1

Deze prestatie-indicatoren zijn vooral te vinden in de winst-en-verliesrekening

en de toelichting (Knoops & Backhijs, 2011). Ook in persberichten waarmee

kwartaal- en halfjaarcijfers naar buiten worden gebracht, wordt gebruik gemaakt

van deze indicatoren.

De alternatieve indicator is een veelbesproken onderwerp. Dit omdat er (nog)

geen specifieke eisen bestaan waar deze indicatoren aan moeten voldoen. Dit

maakt het volgens Marseille & Vergoossen voor ondernemers mogelijk om

bedragen of bewerkingen van bedragen te verantwoorden die afwijken van de

wet- en regelgeving (Marseille & Vergoossen, 2005). Het vermelden van de

indicatoren kan dus voordelig zijn voor de gebruiker, mits de onderneming de

informatie getrouw weergeeft. Anderzijds is de kans aanwezig dat bedrijven

misbruik maken van het ontbreken van een wet- en regelgeving en met behulp

van deze indicatoren een vertekend beeld geven voor de gebruiker. Daarom is

het van belang dat eerst gekeken wordt naar welke bedrijven daadwerkelijk

gebruik maken van de alternatieve indicatoren. Vervolgens wordt hier dieper op

ingegaan door te kijken naar de motieven en trends in het gebruik van de

alternatieve indicatoren.

1 In het vervolg aangeduid als alternatieve indicatoren.

4

Page 5: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

1.2 Probleemstelling & Deelvragen.

Om het onderzoek specifieker te maken worden in deze scriptie alleen de 24

grootste beursgenoteerde bedrijven in Nederland onderzocht op het gebruik van

de alternatieve indicatoren in de verslaggeving. De grootste beursgenoteerde

bedrijven in Nederland staan genoteerd aan de AEX.

De onderzoeksvraag luidt daarom:

Welke AEX beursgenoteerde bedrijven maken gebruik van alternatieve financiële

prestatie-indicatoren?

Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van de

volgende deelvragen:

1. Wat zijn (alternatieve) financiële prestatie-indicatoren?

2. Wat zijn de standpunten van regelgevende instanties ten opzichte van

alternatieve financiële prestatie-indicatoren?

Nadat onderzocht is welke bedrijven daadwerkelijk gebruik maken van de

alternatieve indicatoren worden de volgende deelvragen beantwoord:

3. Bestaat een trend in het gebruik van alternatieve financiële prestatie-

indicatoren over de afgelopen jaren?

4. Is er een verband tussen het gebruik van alternatieve financiële prestatie-

indicatoren en de ‘Institutional Isomorphism theory’ van Dimaggio &

Powell?

Bij de vragen 1 en 2 wordt aan de hand van de huidige wet- en regelgeving en de

visie van de regelgevende instanties bepaald wat de alternatieve indicatoren

precies zijn en hoe met de alternatieve indicatoren wordt omgegaan door de

regelgevende instanties. Voor vragen 3 en 4 is het van belang dat eerst bepaald is

welke bedrijven gebruik maken van de alternatieve indicatoren. Vervolgens

5

Page 6: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

worden vergelijkingen gemaakt tussen de gebruikte indicatoren van bedrijven in

2014 en de voorgaande jaren. Voor vraag 4 moet eerst worden onderzocht wat

de motieven zijn voor het gebruik van de alternatieve indicatoren. Bij vraag 4

wordt een verband gelegd tussen het gebruik van de alternatieve indicatoren en

de theorie van het institutioneel isomorfisme van Dimaggio & Powell. (DiMaggio

& Powell, 1983)

1.3 Doelstelling en structuur.

De doelstelling van het onderzoek is om de invloed van de alternatieve financiële

prestatie-indicatoren weer te geven. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd

of er meer aandacht aan moet worden besteedt door de regelgevende instanties.

Een aanbeveling of deze alternatieve indicatoren alternatief moeten blijven of

dat ze op moeten worden genomen in de regelgeving volgt als conclusie.

In de eerste hoofdstukken wordt het theoretisch kader vastgesteld. Allereerst de

definities van de begrippen, vervolgens het institutioneel isomorfisme en de

huidige situaties van de alternatieve indicatoren met betrekking tot de

regelgeving en regelgevende instanties. In de daaropvolgende hoofdstukken

wordt de praktijk onderzocht. Aan de hand van jaarrekeningen zal blijken of de

alternatieve indicatoren daadwerkelijk gebruikt worden door de aan de AEX

genoteerde bedrijven. Vervolgens wordt dieper ingegaan op het gebruik van de

alternatieve indicatoren door te kijken of een trend bestaat in het gebruik over

de laatste jaren en wordt het gebruik bekeken aan de hand van het institutioneel

isomorfisme van Dimaggio & Powel (DiMaggio & Powell, 1983). Als laatste volgt

de conclusie.

1.4 Relevantie voor de praktijk en het vakgebied

Zoals in de introductie is vermeld, is het doel van de externe verslaggeving een

zo transparant en betrouwbaar mogelijk beeld te geven van de onderneming. Om

dit te reguleren zijn regels en standaarden opgesteld door bijvoorbeeld de IASB

met als doel het ontwikkelen van één set internationaal geaccepteerde

verslaggevingsregels (IASB, 2015). Toch zijn deze regelgevingen niet perfect,

waardoor de nodige discussie aanwezig is betreffende de verwerking van

verscheidene onderwerpen. In dit geval zijn dat de prestatie-indicatoren. Een

aantal zijn verplicht volgens de General Accepted Accounting Principles (GAAP).

6

Page 7: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Hierbuiten bestaan echter talloze niet verplichte prestatie-indicatoren, die mits

de juiste verwerking, van belang kunnen zijn.

Om het doel van de IASB te bereiken moeten deze alternatieve financiële

prestatie-indicatoren ook in beschouwing worden genomen. Door de invloed van

deze indicatoren aan het licht te brengen wordt duidelijk of hier meer aandacht

aan besteed moet worden en op welke manier.

1.5 Methode van onderzoek

Het onderzoek is theoretisch met een empirisch deel op basis van de data uit de

verslaggeving. De beschrijving van de bestaande literatuur over dit onderwerp

geeft het kader voor het onderzoek. Uit de resultaten van het onderzoek en het

antwoord op de onderzoeksvraag volgt de conclusie.

7

Page 8: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader

2.1 Inleiding

Zoals beschreven in hoofdstuk 1 wordt voor het bepalen van de ‘performance’

van een bedrijf vooral gekeken naar prestatie-indicatoren. De GAAP schrijft een

aantal prestatie-indicatoren voor die terug te vinden moeten zijn in de

jaarrekening. Doordat prestaties van een bedrijf vooral vermeld staan in de

winst-en-verliesrekening zijn de GAAP indicatoren hier ook te vinden.

Naast de door GAAP voorgeschreven indicatoren bestaat nog een groep

alternatieve prestatie-indicatoren. Deze prestatie-indicatoren kunnen op zichzelf

staande indicatoren zijn maar kunnen ook afgeleid zijn van verplichte

indicatoren. Dit zijn belangrijke verschillen die moeten worden meegenomen in

het onderzoek.

Verder wordt in dit hoofdstuk de theorie van het institutioneel isomorfisme

verklaard. De theorie van Dimaggio en Powell richt zich op het overnamegedrag

van ondernemingen. In dit onderzoek wordt een verband gezocht tussen de

alternatieve indicatoren, de motieven voor het gebruik en de theorie.

In dit hoofdstuk wordt allereerst gekeken naar de door GAAP voorgeschreven

indicatoren, vervolgens naar de alternatieve indicatoren en als laatste komt het

institutioneel isomorfisme aan bod.

2.2 Financiële prestatie-indicatoren volgens GAAP

De prestaties van een bedrijf worden vooral afgeleid uit de winst en

verliesrekening. Hierin verwerkt een onderneming alle baten en lasten als winst

of verlies tenzij IFRS anders voorschrijft (Böhmer, Hoogendoorn, & Kruit, 2014).

Voor de presentatie van de resultaten in de winst-en-verliesrekening wordt

gekeken naar IAS 1. Deze kent een grote mate van vrijheid voor het opstellen en

de presentatie van de winst en verliesrekening en maakt geen gebruik van

voorgeschreven modellen. Wel zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot

het ‘Statement of Profit or Loss and other Comprehensive Income’ en het

onderscheid tussen het ‘Income Statement’ en ‘Statement of other

Comprehensive Income’.

8

Page 9: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Een aantal posten dienen te worden opgenomen in de winst-en-verliesrekening

of de toelichting, dit zijn voorgeschreven prestatie-indicatoren en worden

beschreven in IAS 1.82 & 1.83 (Böhmer et al., 2014):

- opbrengsten

- financieringslasten

- resultaat uit deelnemingen en joint ventures die volgens de ‘equity

method’ worden gewaardeerd

- belastinglast

Tevens moet volgens IAS 33 de winst per aandeel apart vermeld worden in of

het ‘Income Statement’ of in het ‘Statement of other Comprehensive income’.

Hetzelfde geldt voor de winst uit beëindigde activiteiten, al mag dit ook in de

toelichting vermeld worden. (Knoops & Backhijs, 2011).

Verder kunnen volgens IAS 1.97 additionele posten worden opgenomen als

deze materieel zijn voor het inzicht. Voorbeelden van deze posten zijn:

- waardeverminderingen

- reorganisatievoorzieningen

- afstotingen van materiële vaste activa en deelnemingen

(Böhmer et al., 2014)

In tegenstelling tot IFRS bestaan onder de RJ weldegelijk modellen voor het

opstellen van de winst-en-verliesrekening. Ondernemingen die gebruik

maken van de Nederlandse wet- en regelgeving moeten zich houden aan het

Besluit modellen jaarrekening (BMJ). In totaal bestaan 4 modellen, waarvan 2

voor de categoriale kosten splitsing en 2 voor de functionele kostensplitsing.

Onder de RJ worden de baten en lasten in de winst- en verliesrekening

namelijk uitgesplitst op twee verschillende manieren.

Categoriale kostensplitsing.

Onder categoriale kostensplitsing worden baten en lasten uitgesplitst op

basis van hun aard. Voorbeelden hiervan zijn de posten afschrijvingen, lonen

en salarissen en overige bedrijfskosten.

9

Page 10: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Functionele kostensplitsing

Onder functionele kostensplitsing worden baten en lasten uitgesplitst op

basis van hun functie. In dit model worden kosten (met inbegrip van

afschrijvingen, waardeverminderingen en overige indirecte kosten)

gegroepeerd en toegerekend aan één van de volgende drie bedrijfsfuncties:

- handels- /productiefunctie, weergegeven door de kostprijs van de omzet;

- verkoopfunctie, weergegeven door de verkoopkosten;

- algemene beheersfunctie; weergegeven door de algemene beheerskosten.

(Böhmer et al., 2014)

Een specifieke definitie van het begrip alternatieve indicator komt uit het

onderzoek van Marseille en Vergoossen (Marseille & Vergoossen, 2005): ‘een

maatstaf die inzicht beoogt te geven in de financiële prestatie van een

onderneming’.

2.3 Alternatieve indicatoren.

De definitie voor een alternatieve indicator komt in dit deel aan bod. Marseille en

Vergoossen (Marseille & Vergoossen, 2005) beschrijven het als: ‘een financiële

prestatie-indicator die niet voldoet aan een (winst)begrip dat overeenkomt met

GAAP’. In de Amerikaanse regelgeving wordt het volgende vermeld over de

alternatieve indicatoren:

‘A non-Gaap financial measure is a numerical measure of a company’s historical

or future financial performance, financial position or cashflows that:

- excludes amounts, or is subject to adjustments that have the effect of

excluding amounts, that are included in the most directly comparable

measure calculated and presented in accordance with GAAP in the

statement of income balance sheet or statement of cashflows of the issuer;

or

- includes amounts, or is subject to adjustments that have the effect of

including amounts that are excluded from the most directly comparable

measure so calculated and presented’ (SEC rule section 401(B) ->

sarbanes-Oxley act)

Kort samengevat houdt bovenstaande definitie in dat de alternatieve indicatoren

anders zijn samengesteld dan de indicatoren die volgens GAAP zijn

10

Page 11: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

samengesteld, waardoor posten buiten beschouwing zijn gebleven of juist zijn

opgenomen (Marseille & Vergoossen, 2005).

Waar de GAAP prestatie-indicatoren vooral te vinden zijn in de winst- en

verliesrekening is dit voor de alternatieve indicatoren niet het geval. Deze staan

slechts zelden in één van de primaire overzichten2 binnen de jaarrekening, zo

blijkt uit onderzoek van Hooghiemstra en van der Tas (Backhuijs, Blommaert,

Bosman, & Camfferman). In dit onderzoek werden 37 jaarverslagen over 2003

onderzocht van ondernemingen met een beursnotering aan de AEX en AMX. In

het onderzoek kwamen ze in totaal 842 keer een alternatieve prestatie-indicator

tegen. Deze stond 1 keer in de balans, 65 keer in de winst-en-verliesrekening en

12 keer in het kasstroomoverzicht. De overige vermeldingen zijn gevonden

buiten de primaire overzichten.

Zoals eerder behandeld is in IAS 1 veel vrijheid met betrekking tot het

presenteren van resultaten in de winst-en-verliesrekening. Zo geeft IAS 1.85 aan

dat een onderneming regels mag toevoegen, kopjes en tussentellingen mag

hanteren als dat van belang is voor het begrijpen van financiële prestaties van de

onderneming (Böhmer et al., 2014). Deze kopjes en tussentellingen zijn afgeleide

alternatieve indicatoren en zijn meestal voor intern gebruik binnen een

onderneming zoals het beoordelen van de verschillende segmenten (Knoops &

Backhijs, 2011).

Uit een onderzoek naar deze tussentellingen in de primaire overzichten door

Backhuijs & Knoops blijkt dat de meest voorkomende tussentellingen als volgt

zijn (Knoops & Backhijs):

- Gross profit;

- Operating profit before interest and taxes;

- Operating profit before taxes.

Deze zijn echter al ‘ingeburgerd’, zo wordt ook vermeld in het artikel van

Marseille & Vergoossen (Marseille & Vergoossen, 2005) .

Voorbeelden van gevonden indicatoren uit de winst- en verliesrekening staan

gegeven in tabel 13. Deze ‘winstbegrippen’ staan vermeld samen met de ratio van

hoe vaak ze voorkomen. Tevens is gekeken naar de aansluiting van de

2 Primaire overzichten: De balans, de winst-en-verliesrekening en het kasstroomoverzicht.3 Voor tabellen en bijlages zie de bijlage.

11

Page 12: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

alternatieve indicatoren met GAAP-indicatoren, dit is weergegeven in tabel 2.

Volledige aansluiting houdt in dat het afgeleiden zijn van GAAP-indicatoren

terwijl geen aansluiting aangeeft dat het op zichzelf staande alternatieve

indicatoren zijn. Opvallend in tabel 2 is het grote aantal verschillende

winstbegrippen. Hieruit blijkt dat de resultaten van bedrijven op diverse

manieren worden weergegeven binnen alleen de winst- en verliesrekening,

terwijl de meeste alternatieve indicatoren worden gepresenteerd in de

toelichting. In het geval van de winstbegrippen is de meerderheid volledig

aangesloten aan GAAP-indicatoren doordat het afgeleiden zijn hiervan. Uit alle

gegevens valt te concluderen dat de groep alternatieve indicatoren zeer groot is

en dat de motieven van het gebruik en de toelichting belangrijk zijn in de

presentatie.

Tevens is door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gekeken naar het gebruik

van de alternatieve indicatoren. De voor beleggers belangrijkste alternatieve

indicatoren vermeld in persberichten, zijn volgens het onderzoek: autonome

groei, netto schuldpositie en onderliggend resultaat. Deze worden vooral

gebruikt door AEX en AMX fondsen. (AFM, 2014)

De verschillen tussen de indicatoren aan de hand van GAAP en de alternatieve

indicatoren behoeft weinig verdere uitleg. Het enige verschil is namelijk of GAAP

wel of niet gevolgd wordt bij het samenstellen van de financiële prestatie-

indicator.

2.4 Institutioneel isomorfisme

Voor het vervolg van het onderzoek wordt de theorie van het institutioneel

isomorfisme behandeld. Deze theorie uit 1989 van Dimaggio & Powell beschrijft

hoe ondernemingen op elkaar gaan lijken, zelfs als dit niet de bedoeling is.

Isomorfisme wordt als volgt beschreven;

‘Constraining process that forces one unit in a population to resemble other units

that face the same set of environmental conditions’ (DiMaggio & Powell, 1983).

Isomorfisme is dus een vorm van niet vrijwillig overname gedrag en speelt een

rol in het moderne bedrijfsleven.

12

Page 13: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Het institutionele aspect van de theorie slaat op de ondernemingen die niet

alleen concurreren om klanten en grondstoffen, maar ook voor politieke macht

en legitimiteit. Tevens wordt gezegd dat de theorie van het institutioneel

isomorfisme handig is voor het begrijpen van de politieke aspecten binnen het

moderne bedrijfsleven (DiMaggio & Powell, 1983).

Binnen de theorie bestaan 3 ‘mechanismes’ waardoor isomorfisme plaatsvindt.

1. ‘Coercive’ isomorfisme; in andere woorden dwang. Dit komt voort uit

zowel formele als informele druk uitgeoefend door andere organisaties

waar de onderneming afhankelijk van is en door culturele verwachtingen

in de maatschappij waarin de onderneming werkzaam is. Dit kunnen

regelgevingen zijn of pressiemaatregelen van niet gouvernementele

organisaties.

2. ‘Mimetic’ isomorfisme; in andere woorden nabootsend. Deze vorm komt

voort uit onzekerheid. Wanneer organisatorische technologie niet

begrepen wordt, wanneer doelen niet duidelijk zijn of wanneer de

omgeving onzekerheid brengt kunnen ondernemingen zich spiegelen aan

andere ondernemingen. Ook door zaken als overgenomen werknemers

van andere ondernemingen of consultancy en accountantsbureaus

worden dingen overgenomen.

3. Normatief isomorfisme; Deze vorm komt voort uit professionalisering.

Professionalisering wordt in de theorie als volgt beschreven: ‘the

collective struggle of members of an occupation to define the conditions and

methods of their work, to control “the production of producers”, and to

establish a cognitive base and legitimation for their occupational

autonomy’. Binnen de professionalisering wordt onderscheid gemaakt

tussen twee oorzaken van isomorfisme. De eerste heeft betrekking op het

onderwijs op universiteiten. Voor professionalisering spelen

universiteiten een grote rol en hebben veel invloed op de studenten. De

tweede oorzaak is de groei en uitwerking van professionele netwerken

tussen ondernemingen waar nieuwe modellen zich snel verspreiden

(DiMaggio & Powell, 1983).

13

Page 14: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

2.5 Conclusie

De indicatoren volgens GAAP zijn voorgeschreven posten die volgens de wet- en

regelgeving vermeld moeten worden in de jaarrekening van een bedrijf.

Aangezien het hier gaat over financiële prestatie-indicatoren en de prestaties te

vinden zijn in de winst-en-verliesrekening, zijn de GAAP indicatoren ook te

vinden in de winst-en-verliesrekening. De winst- en verliesrekening heeft onder

IFRS geen voorgeschreven modellen.

Wel wordt verplicht dat de volgende posten aanwezig zijn:

- opbrengsten

- financieringslasten

- resultaat uit deelnemingen en joint ventures die volgens de ‘equity

method’ worden gewaardeerd

- belastinglast

- winst per aandeel

De RJ heeft in tegenstelling tot IFRS wel voorgeschreven modellen en maakt

gebruik van twee soorten uitsplitsingen van de baten en lasten in de winst- en

verliesrekening; de functionele en de categoriale kostensplitsing.

De alternatieve indicatoren zijn simpelweg alle indicatoren die niet voldoen aan

de richtlijnen van GAAP. Dit kunnen afgeleide of zichzelf staande posten zijn. Veel

voorkomend zijn tussentellingen en tussenkopjes die niet verplicht zijn volgens

GAAP. Deze alternatieve indicatoren zijn vooral te vinden in de toelichting in

plaats van de winst- en verliesrekening.

Bij de theorie van het institutionele isomorfisme gaat het om kopieergedrag van

ondernemingen. Dit gedrag heeft 3 soorten oorzaken namelijk ‘coercive’,

‘mimetic’ en normatief. Anders gezegd gebeurt het dwangmatig, door

onzekerheid of door professionalisering.

14

Page 15: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Hoofdstuk 3: Alternatieve indicatoren en regelgevende instanties

3.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 wordt gekeken naar de regelgevende instanties en wat de

standpunten zijn met betrekking tot de alternatieve indicatoren. Het is uit

voorgaande hoofdstukken al gebleken dat een wet- en regelgeving voor de

alternatieve indicatoren ontbreekt. Het is namelijk maar de vraag of instanties

zoals de RJ of de IASB enig nut zien in het gebruik van de alternatieve

indicatoren. Wanneer dit niet het geval is, is vermelding van de indicatoren

volgens de regelgevende instanties onnodig. Dit wil niet zeggen dat bedrijven

geen nut zien in het gebruik van de alternatieve indicatoren. Zolang ook geen

regelgeving bestaat met betrekking tot het verbieden van de alternatieve

indicatoren mogen bedrijven ze nog steeds vermelden. Het gebruik door

bedrijven zou wel kunnen leiden tot onjuiste weergaven van de werkelijke

situatie, maar kan ook zorgen voor een beter beeld voor de gebruiker.

Allereerst wordt ingegaan op de Nederlandse situatie. De regelgevende instantie

in Nederland is de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) en het toezichthoudende

orgaan is de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Vervolgens wordt op Europees

niveau gekeken. Het Europese regelgevende orgaan is de IASB ( International

Accounting Standards Board) die standaarden ontwikkeld voor de International

Financial Reporting Standards (IFRS). Beide instanties vallen onder de IFRS

Foundation, wat het overkoepelende orgaan is.

Deze instanties zullen eerst nadere toelichting krijgen voordat gekeken wordt

naar de standpunten met betrekking tot de alternatieve indicatoren.

3.2 Nederland: RJ & AFM

Het regelgevende orgaan in Nederland is de RJ. De RJ beschrijft zichzelf als volgt:

‘De Stichting voor de Jaarverslaggeving heeft als doel de kwaliteit van de externe

verslaggeving van organisaties en bedrijven in Nederland te bevorderen. Dit

wordt gerealiseerd door het publiceren van ‘Richtlijnen voor de

jaarverslaggeving’ en RJ-Uitingen. Daarnaast brengt de RJ gevraagd en

ongevraagd advies uit aan de overheid en andere regelgevende instanties, zoals

de IASB en EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group). Het

15

Page 16: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

uitvoerend orgaan van de stichting is de Raad voor de Jaarverslaggeving.’ 4(RJ,

2015)

Zoals uit het citaat blijkt heeft de RJ naast de regelgevende, ook een advies en

toezichthoudende functie. Vooral op grote schaal, zoals bij de overheid of

internationale instanties. Het toezichthoudend orgaan voor de Nederlandse

financiële markt is namelijk de AFM. De AFM is een onafhankelijke

toezichthouder voor de financiële markten in Nederland met als doel het

vergroten van het vertrouwen van consumenten, bedrijven en de overheid in de

financiële markten. De taak van de AFM is toezicht houden op het gedrag van

deelnemers aan de financiële markten. Dit gebeurt aan de hand van de Wet op

het financieel toezicht (Wft). Relevant voor dit onderzoek is de connectie met de

accountantsorganisaties en financiële verslaggeving. De AFM houdt tevens

toezicht op:

- de naleving van de kwaliteitseisen door de accountants(organisaties)

- de naleving van voorschriften en standaarden door beursgenoteerde

ondernemingen

De AFM doet dit aan de hand van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta)

en de Wet toezicht financiële verslaggeving (Wtfv) (AFM, 2015)

Nu duidelijk is wat de RJ en de AFM doen, wordt gekeken naar de standpunten en

regelgeving met betrekking tot de alternatieve indicatoren. Allereerst de RJ.

Zoals in Hoofdstuk 2 is beschreven moeten ondernemingen die rapporteren op

basis van de Nederlandse wet- en regelgeving zich houden aan het Besluit

modellen jaarrekening (BMJ). Binnen deze modellen zijn bepaalde posten en de

volgorde specifiek voorgeschreven. Tussentellingen en uitsplitsingen zijn wel

toegestaan, maar veel andere alternatieve indicatoren worden volgens de

voorschriften van het BMJ niet toegestaan.

Maar dit is slechts de winst- en verliesrekening. Hiernaast zijn nog voldoende

mogelijkheden om resultaten te rapporteren met als meest voorkomende

plaatsen de toelichting bij de jaarrekening, of in het jaarverslag. (Brouwer, 2013)

4 Voor een overzichtelijk beeld van de organisatie zie tabel 3.

16

Page 17: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

De AFM is voornamelijk een toezichthoudend orgaan en heeft dus niet de

bevoegdheid om regels op te stellen met betrekking tot de alternatieve

indicatoren. Wel geeft de AFM advies aan de betrokken ministeries en heeft het

de bevoegdheid om maatregelen op te leggen wanneer de wet- en regelgeving

niet wordt nageleefd. Voor de AFM is het belangrijk dat de financiële markten

optimaal functioneren. In het geval van de financiële verslaggeving is het dus

belangrijk dat de wet- en regelgeving correct wordt nageleefd zodat de gebruiker

een getrouwe weergave krijgt van de financiële situatie. (AFM, 2015)Aangezien

de wet- en regelgeving ontbreekt voor de alternatieve indicatoren is het ook voor

de AFM een belangrijk onderwerp. Daarom heeft het in 2014 een onderzoek

gedaan naar het gebruik in persberichten met als doel de kwaliteit van de

financiële verslaggeving te stimuleren.

Wat vooral van belang is voor de AFM met betrekking tot de alternatieve

indicatoren is wat de motieven zijn voor het gebruik. De alternatieve indicatoren

kunnen extra informatie toevoegen voor de gebruiker maar de mogelijkheid

bestaat ook dat ze gebruikt worden om een vertekend beeld te geven van de

financiële situatie en zo de gebruiker te misleiden. Wanneer dit gebeurt, moet de

AFM ingrijpen. Uit het eerder genoemde onderzoek blijkt dat het gebruik van de

indicatoren toeneemt, maar de consistentie afneemt (AFM, 2014). Dit lijkt aan te

geven dat men de indicatoren gebruikt om een vertekend beeld te geven.

3.3 Internationaal, IASB & IFRS

Door de globalisering en de verschillen van verslaggeving in landen was het voor

de vergelijkbaarheid van de verslaggeving van belang dat ook internationale

wet- en regelgeving zou komen. Hierdoor is de IFRS Foundation ontstaan. De

IFRS foundation heeft als doel om ‘International Financial Reporting Standards

(IFRS)’ te ontwikkelen die zorgen voor transparantie, berekenbaarheid en

efficiëntie op financiële markten over de hele wereld. De IFRS is dus de

internationale wet- en regelgeving (IASB, 2015). Deze is van toepassing voor alle

beursgenoteerde bedrijven. De IASB is het orgaan dat deze standaarden bedenkt

en ontwikkelt.

In vergelijking met de Nederlandse regelgeving is IFRS minder strikt, zo blijkt uit

de voorschriften over de indeling van de winst-en-verliesrekening. Zoals in

17

Page 18: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Hoofdstuk 2 beschreven is, schrijft IAS 1 slechts een beperkt aantal op te nemen

posten voor en geeft daarnaast aan dat extra regels, kopjes en tussentellingen

moeten worden opgenomen, als dat relevant is voor het begrijpen van de

prestaties van de onderneming.(Brouwer, 2013)

Ook buiten de winst-en-verliesrekening is de IFRS minder strikt en wordt het

gebruik van alternatieve indicatoren gestimuleerd, mits het van toegevoegde

waarde is voor het vergroten van de duidelijke weergave. Zo wordt in IFRS 8:

operationele segmenten voorgeschreven dat een onderneming in haar

segmentinformatie de resultaatmaatstaf rapporteert die het management intern

gebruikt voor het beoordelen van prestaties en het nemen van beslissingen. Dit

kan een alternatieve indicator zijn. Voor het directieverslag wordt hetzelfde

voorgeschreven. (Brouwer, 2013)

Het standpunt van de IASB komt het best naar voor uit een recente speech van

voorzitter Hans Hoogervorst. Hierin wordt beschreven dat nog steeds veel

klachten bestaan over de complexiteit van de externe verslaggeving en de

financiële gegevens die langer en ingewikkelder worden. Om dit te verhelpen is

de IASB in 2013 een project gestart genaamd ‘Disclosure Initiative’. Dit is een 10

stappen plan dat samenstellers helpt om nuttige informatie voor de gebruiker te

selecteren en de financiële verslaggeving begrijpelijker te maken. (Hoogervorst,

2015)

Door het initiatief hebben wijzigingen in IAS 1 plaatsgevonden5. De belangrijkste

wijzigingen voor het onderzoek zijn de wijzigingen betreffende materialiteit6 en

het overzicht van de financiële positie. Over materialiteit wordt vermeld dat het

toegepast dient te worden in alle delen van de jaarrekening. Verder mag nuttige

informatie niet ten koste gaan van aggregatie of het geven van niet-materiële

informatie. (Deloitte, 2014) Deze wijzigingen komen overeen met het standpunt

van IFRS met betrekking tot de indicatoren, namelijk dat wanneer sprake is van

nuttige informatie het niet achterwege gelaten mag worden of worden

verdoezeld onder niet nuttige informatie.

5 Voor alle wijzigingen zie bijlage (tabel 4.1 & 4.2)6 Materialiteit: ‘Het gaat om de vraag of het weglaten van informatie of het onjuist weergeven van informatie de economische beslissingen die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen, zou kunnen beïnvloeden.’ (Backhuijs et al., 2004)

18

Page 19: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Verder van belang uit het stuk van dhr. Hoogervorst is dat de alternatieve

indicatoren ook complexiteit met zich meebrengen, maar dit wil niet zeggen dat

de IASB tegen het gebruik van de indicatoren is. Dhr. Hoogervorst zegt het

volgende:

“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do

think that investors would benefit from greater discipline in their presentation in

the financial statements. That is why the IASB is currently looking at such measures

as part of our Disclosure Initiative.” (Hoogervorst, 2015)

De IASB is op het moment dus bezig met mogelijkheden bedenken en bekijken

hoe misbruik van de alternatieve indicatoren kan worden uitgesloten, aangezien

de voordelen van het gebruik weldegelijk bestaan. Op dit moment is het vooral

van belang dat de IFRS regelgeving de basis moet zijn en dat deze niet

overschaduwd moeten worden door de alternatieve indicatoren.

3.4 Conclusie

In dit hoofdstuk is gekeken naar de belangrijkste regelgevende instanties voor de

Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen en wat de standpunten zijn ten

opzichte van de alternatieve indicatoren. Allereerst is de Nederlandse situatie

behandeld met als belangrijkste organen de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ)

en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De RJ is vooral het regelgevende

orgaan en stelt richtlijnen op voor de jaarverslaggeving. De AFM is het

toezichthoudende orgaan met als doel een optimale werking van de financiële

markten.

De RJ heeft als regelgeving voor de winst-en-verliesrekening het Besluit

Modellen Jaarrekening (BMJ). Dit zijn modellen waarin staat hoe de winst-en-

verliesrekening gepresenteerd moet worden. Tussentellingen en uitsplitsingen

zijn wel toegestaan, maar ruimte voor andere alternatieve indicatoren is er niet.

De mogelijkheid om gebruik te maken van de alternatieve indicatoren zit dan

ook vooral in de toelichting en het jaarverslag.

Voor de AFM is het belangrijk welk motief gehandhaafd wordt voor het

gebruiken van alternatieve indicatoren. De financiële markt moet optimaal

19

Page 20: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

werken en dit houdt in dat ook de financiële verslaggeving correct moet zijn.

Wanneer alternatieve indicatoren gebruikt worden voor het geven van een

vertekend beeld moet de AFM ingrijpen.

Na de Nederlandse situatie is gekeken naar de internationale instanties. De

International Financial Reporting Standards (IFRS) is de set van regels en

standaarden die internationaal gelden voor beursgenoteerde bedrijven.

De International Accounting Standards Board (IASB) is het orgaan dat de regels

en standaarden bedenkt en opstelt.

In vergelijking met de Nederlandse regelgeving is IFRS minder strikt, zo blijkt uit

de voorschriften over de indeling van de winst-en-verliesrekening. Zoals in

hoofdstuk 2 is beschreven, schrijft IAS 1 slechts een beperkt aantal op te nemen

posten voor en geeft daarnaast aan dat extra regels, kopjes en tussentellingen

moeten worden opgenomen als dat relevant is voor het begrijpen van de

prestaties van de onderneming.

De huidige visie van de IASB is dat de voordelen van de alternatieve indicatoren

zeker worden gezien, maar ze zijn vooral voorzichtig. Op dit moment is een

belangrijk punt voor de IASB dat misbruik van de alternatieve indicatoren

voorkomen moet worden en dat de IFRS standaarden als belangrijkste prestatie

indicatoren gebruikt moeten worden.

20

Page 21: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Hoofdstuk 4: Het gebruik van alternatieve indicatoren7

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt onderzoek gedaan naar ondernemingen genoteerd aan de

AEX die gebruik maken van alternatieve indicatoren. Dit wordt onderzocht aan

de hand van de jaarrekeningen van de desbetreffende ondernemingen. Deze

ondernemingen staan in tabel 5 samen met de werkzaamheden van het bedrijf

en de sector waar het bedrijf werkzaam is.

Aan de hand van het analyse programma Nvivo wordt bepaald welke

ondernemingen gebruik maken van alternatieve indicatoren. Eerst wordt

vastgesteld in welke jaarrekeningen de Non-GAAP indicatoren specifiek vermeld

worden door de ondernemingen zelf. Vervolgens wordt bepaald welke

ondernemingen de alternatieve indicatoren wel gebruiken maar niet expliciet

vermelden als Non-GAAP indicator.

Aangezien een alternatieve indicator in dit onderzoek bijna alles kan zijn wat een

financiële indicatie geeft van de situatie van een onderneming en niet is

voorgeschreven door de GAAP, zijn de belangrijkste indicatoren vastgesteld. Dit

omdat het onderzoek tijdsgebonden is en om het overzichtelijk te houden.

Het houdt in dat eerst wordt bekeken welke alternatieve indicatoren worden

gegeven door ondernemingen zelf en vervolgens wordt buiten deze indicatoren

gezocht naar de indicatoren die bepaald zijn. Voor de bepaalde alternatieve

indicatoren wordt eerst naar de winst-en-verliesrekening gekeken. Hierin staan

een aantal posten vast en zijn de alternatieve indicatoren dan ook vooral

afgeleiden hiervan. Voor een overzicht van de winst-en-verliesrekening staat in

tabel 6 een voorbeeld. In dit voorbeeld staan alle posten die vereist zijn zonder

alternatieve indicatoren. Naast de winst en verliesrekening wordt gekeken naar

de toelichting en het jaarverslag. Voor de gegevens uit de toelichting en het

jaarverslag wordt teruggekoppeld naar een eerder onderzoek van de AFM en zijn

de belangrijkste indicatoren de bevindingen uit dat onderzoek. Hierin is gekeken

7 Voor het onderzoek zijn jaarrekeningen gebruikt van verschillende ondernemingen. Aangezien dit aantal te veel is om te vermelden in de bronvermelding staat een tabel in de appendix die beschrijft welke jaarrekeningen gebruikt zijn voor dit onderzoek.

21

Page 22: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

naar wat voor beleggers belangrijke indicatoren zijn; Autonome groei, netto

schuld en onderliggend Resultaat8 (AFM, 2014).

Wanneer duidelijk is welke bedrijven de alternatieve indicatoren gebruiken,

wordt onderzocht hoe de consistentie is van de toepassing van de alternatieve

indicatoren. Aan de hand van de jaarrekeningen van de afgelopen 5 jaar wordt

bepaald of er sprake is van een trend in het gebruik van de alternatieve

indicatoren.

4.2 Welke bedrijven?

OndernemingAegonAholdDelta LloydGemaltoHeinekenINGPhilipsShellTNTUnileverVopakWolters Kluwer Via het analyseprogramma Nvivo is een zoekopdracht uitgevoerd naar het

begrip Non-GAAP. Als uitkomst geeft het programma aan in welke

jaarrekeningen het begrip terugkomt en in welke hoeveelheid. Een verdere

analyse van deze begrippen in de jaarrekeningen geeft aan dat de volgende

ondernemingen een specifieke vermelding maken van het gebruik van

alternatieve indicatoren. Bij deze vermelding geven een aantal ondernemingen

aan dat het gaat om Non-GAAP indicatoren die de volgens IFRS voorgeschreven

indicatoren niet vervangen maar alleen zorgen voor een duidelijker beeld van de

financiële situatie. In de tabel hierboven staan de ondernemingen gegeven die de

alternatieve indicatoren zelf benoemen.

Volgens deze tabel vermelden 12 van de in totaal 24 ondernemingen het gebruik

van alternatieve indicatoren. Welke indicatoren dit zijn is weergegeven in tabel

7. Hieruit blijkt dat de meest voorkomende alternatieve indicatoren bij deze

ondernemingen overeenkomen met de vastgestelde indicatoren netto 8 Onderliggend resultaat is in dit geval een aangepast inkomen. Denk hierbij aan een indicator als aangepast EBIT.

22

Page 23: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

schuldpositie en onderliggend resultaat. De autonome groei is niet aangewezen

als Non-GAAP indicator volgens de ondernemingen zelf, dit wil echter niet

zeggen dat deze niet vermeld wordt. Belangrijk in deze paragraaf is dat

onderzocht is welke bedrijven zelf de Non-Gaap indicatoren aangeven. Als een

bedrijf bijvoorbeeld wel EBIT gebruikt, maar niet apart vermeld dat het een Non-

Gaap indicator is, wordt deze in dit deel niet meegenomen.

4.2.1 De winst-en-verliesrekening

Nu wordt in plaats van wat de ondernemingen zelf aanmerken als alternatieve

indicator zelf bepaald wat een alternatieve indicator is en bij welke

ondernemingen deze te vinden zijn. Allereest binnen de winst-en-

verliesrekening. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk vermeld, staat een

voorbeeld van een winst-en-verliesrekening zonder alternatieve indicatoren

gegeven in de bijlage (Tabel 6). Door dit voorbeeld te vergelijken met de winst-

en-verliesrekeningen van de te onderzoeken ondernemingen is zichtbaar welke

alternatieve indicatoren zijn toegevoegd en door welke bedrijven.

Op de ‘ingeburgerde’ indicatoren als EBIT of operating profit na zijn twee

indicatoren gevonden waarvan meerdere malen gebruik is gemaakt. Dit is de

‘diluted’ winst per aandeel en het dividend per aandeel. De gewone winst per

aandeel is verplicht onder IFRS maar het dividend per aandeel en de ‘diluted’

versie zijn niet verplicht. De ondernemingen die gebruik maken van deze

alternatieve indicatoren staan gegeven in tabel 8 en 9. Vooral de ‘diluted’ winst

per aandeel wordt regelmatig gebruikt. 19 van de 24 ondernemingen vermelden

deze vorm van winst per aandeel. Diluted winst per aandeel wil zeggen de winst

per aandeel wanneer extra aandelen zijn uitgegeven en het

eigendomspercentage van de aandeelhouders kleiner wordt. Dit kan ook het

geval zijn wanneer opties op aandelen worden benut (Investopedia, 2015). Dit

geeft ook gelijk aan dat zoveel ondernemingen het vermelden. Voor de gebruiker

van de jaarrekening, waar aandeelhouders ook onder vallen, is deze informatie

zeer nuttig. Het dividend per aandeel wordt slechts door 11 van de 24

ondernemingen vermeld. Een aannemelijke oorzaak van het niet vermelden kan

zijn dat het dividend per aandeel tegenvalt en de onderneming geen slecht beeld

van de financiële situatie wil geven.

23

Page 24: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Verder geeft nog een enkele onderneming de ‘core’ winst per aandeel weer, dit

zijn de winsten per aandeel die voortkomen uit de normale bedrijfsvoering en

niet uit bijvoorbeeld overnames.

4.2.2 Anders

Autonome groei.

In dit onderdeel wordt de gehele jaarrekening in beschouwing genomen en

wordt gezocht naar welke ondernemingen de eerder genoemde vastgestelde

indicatoren gebruiken in hun jaarverslaggeving.

Allereerst de autonome groei. Autonome groei is de groei die door het bedrijf

zelfstandig wordt behaald. Dit is dus de groei verminderd met de groei door

overnames. Voor gebruikers geeft dit, mits betrouwbaar weergegeven, een goed

beeld van de status van een onderneming op dat moment. De autonome groei in

dit onderzoek is een door de onderneming gegeven groei, of de autonome omzet

groei.

In elke jaarrekening komt de groei aan bod. Vooral in het gedeelte waar de

strategie en doelstelling voor de toekomst wordt toegelicht. Ook bij toelichtingen

van delen van de jaarrekening komt het naar voren en dan vooral wanneer het

positief is. De autonome groei, wat gebruikers laat zien hoeveel een bedrijf op

eigen kracht gegroeid is, wordt lang niet altijd vermeld. Een oorzaak hiervan kan

zijn dat geen of te weinig groei heeft plaatsgevonden. Dit blijkt ook uit de

resultaten in tabel 10. Slechts 6 ondernemingen vermelden expliciet de

autonome groei. Deze ligt tussen 1 en 4 procent waar de doelstelling gemiddeld

3% groei is. Deze groei wordt in de helft van de gevallen behandeld in het

voorwoord door de CEO. Hierin geeft de CEO een korte samenvatting van het

financiële jaar van de onderneming. Andere plaatsen waar de autonome groei is

vermeld zijn de toelichting op de strategie, de toelichting op de omzet (autonome

groei van de omzet) en in het rapport van het bestuur wat in feite hetzelfde is als

het voorwoord door de CEO.

Netto schuldpositie.

Een andere alternatieve indicator die gebruikers nuttig vinden, is de netto

schuldpositie. Vooral wanneer de economie tegenzit is het van belang voor de

24

Page 25: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

gebruikers dat ondernemingen transparant zijn over de netto schuld (AFM,

2014). De netto schuld is de rentedragende schulden (zowel kort als langlopend)

minus de liquide middelen.

In tegenstelling tot de autonome groei wordt de netto schuld bij veel

ondernemingen vermeld. 18 van de 24 ondernemingen geven in cijfers de netto

schuld weer, zoals af te lezen is in tabel 11. De bedragen variëren sterk doordat

de omvang van de ondernemingen natuurlijk verschillend is.

De plaats binnen de jaarrekening waar de netto schuld te vinden is heeft wel

gelijkenissen.

7 keer wordt het besproken in de review, ofwel een terugblik op het financiële

jaar. 5 maal komt de netto schuld terug in de toelichting op de post Schulden uit

de Balans en bij Akzo-Nobel wordt het zelfs op de balans zelf vermeld wat

opvallend is. Dit geeft aan dat Akzo-Nobel de netto schuld zo belangrijk vindt om

te vermelden dat het geplaatst wordt in een van de primaire overzichten.

De netto schuld wordt vaak gegeven in combinatie met ratio’s. Deze ratio’s zijn

tevens prestatie indicatoren en worden ook gebruikt voor een beter inzicht in de

financiële situatie. De meest voorkomende netto schuld ratio’s zijn de volgende:

Netto SchuldEbitda

Deze ratio geeft aan in hoeveel jaar de onderneming haar schuld kan aflossen.

Een te hoge ratio wordt dan ook als riskant bestempeld (bedrijfswaardering,

2015).

Netto schuldEigenvermogen

of Netto schuldEigenvermogen+netto schuld

Dit wordt ook wel de ‘gearing’ ratio genoemd en het meet het niveau van de

schuldenlast ten opzichte van het eigen vermogen (plus de netto schuld). De

ratio geeft voor de gebruikers het beheerprofiel van de schulden weer. Bij een

lage ratio kan een onderneming te voorzichtig overkomen en bij een te hoge

ratio te risicovol (Oblis.be, 2015).

Het aantal vermeldingen per ratio staat in de volgende tabel.

Ratio Aantal x vermeldNetto Schuld/ EBITDA 9Netto Schuld/ Eigen vermogen (+ netto 7

25

Page 26: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

schuld)

Onderliggend Resultaat9

Tenslotte wordt gekeken naar het onderliggend resultaat. Het onderliggend

resultaat is een aangepaste versie van het daadwerkelijke resultaat. Het wordt

gebruikt voor een volgens de onderneming beter inzicht in het resultaat van de

desbetreffende onderneming. Hoe het resultaat aangepast kan worden is

duidelijk beschreven in de jaarrekening van Aegon. Daar wordt vermeld dat bij

het onderliggend resultaat onderdelen buiten beschouwing worden gelaten die

gerelateerd zijn aan accounting mismatches afhankelijk van de marktvolatiliteit

of gerelateerd zijn aan activiteiten buiten de normale bedrijfsvoering. In het

geval van Aegon, en overeenkomend met andere ondernemingen die het

onderliggend resultaat vermelden, worden de volgende onderdelen buiten

beschouwing gelaten bij het bepalen van het onderliggend resultaat.

Buiten beschouwing bij het onderliggende resultaatOnderdelen gewaarderdeerd tegen fair valueGerealiseerde winsten/verliezen op investeringenImpairmentAandeel in deelnemingenAnder af te dragen inkomenInkomen uit gestopte bedrijfsvoering

De ondernemingen die gebruik maken van het onderliggende resultaat staan

vermeld in de tabel onderaan. 10 van de 24 ondernemingen vermelden een

onderliggend resultaat. Door het weglaten van de bovengenoemde onderdelen

geeft een onderneming als het ware een autonoom resultaat weer. Het resultaat

onafhankelijk van variabele marktfactoren en inkomen buiten de normale

bedrijfsvoering. Bij veel ondernemingen wordt tevens een aparte balans gegeven

waarin het onderliggend resultaat, het gewone resultaat en de bovengenoemde

onderdelen aangegeven staan, waardoor een duidelijk inzicht gegeven is hoe het

9 Voor het onderliggend resultaat wordt tevens gekeken naar het ‘aangepaste resultaat’ waar eenzelfde uitleg bij wordt gegeven als bij de definitie van het onderliggende resultaat.

26

Page 27: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

onderliggende resultaat tot stand is gekomen. Dit is handig voor de gebruiker en

tevens valt uit de bedragen af te leiden of de data betrouwbaar is.

Ook opvallend is dat het merendeel van de ondernemingen die het onderliggend

resultaat heeft vermeld dit ook per segment

toelicht. In het onderdeel segmentatie wordt

extra informatie gegeven met betrekking tot het

behaalde resultaat per land of per industrie.

4.3 Trend

Nu de belangrijkste data over 2014 bekend zijn, worden eerdere jaren in

behandeling genomen. Op basis van de resultaten uit de vorige paragraaf wordt

gekeken hoe consistent de toepassing is van de alternatieve indicatoren vanaf

het jaar 2010 en of gesproken kan worden over een trend. De term trend heeft

meerdere definities, maar in dit onderzoek wordt uitgegaan van de volgende:

‘Als een koers zich gedurende een langere tijd in een bepaalde, duidelijke richting

beweegt spreekt men van een trend’ (Encyclo, 2015).

In dit geval is de langere tijd de periode van 2010 tot en met 2014 en zal de

richting het toenemende of juist afnemende gebruik zijn van de alternatieve

indicatoren. Bij het onderzoeken van de trend wordt dezelfde volgorde gebruikt

als eerder zodat eerst gekeken wordt naar de vermelding door de onderneming

27

OndernemingenAegonAholdGemaltoINGKPNOCIRandstadReed ElsevierTNTWolters-Kluwer

Page 28: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

zelf, vervolgens de winst en verliesrekening en afsluitend de vastgestelde

indicatoren.

Non-GAAP volgens de onderneming.

De jaren 2010 tot en met 2013 zijn op dezelfde wijze onderzocht als 2014. De

uitkomsten hiervan staan in tabellen 12 en 13. De ondernemingen die de

alternatieve indicatoren specifiek vermeldden in 2014 hebben dat op een paar

uitzonderingen na ook de voorgaande jaren gedaan. 3 ondernemingen (Delta

Lloyd, Shell en Vopak) hebben in 2014 voor het eerst de alternatieve indicatoren

specifiek vermeld. Dit zijn niet erg opvallende resultaten en het geeft aan dat

meer ondernemingen het nut zien van het expliciet vermelden van de

alternatieve indicatoren. Een opvallende uitkomst is van de onderneming KPN,

die alleen in 2010 melding maakte van het gebruik van de alternatieve

indicatoren en in de andere jaren niet. Dit is opvallend aangezien KPN in 2014

wel de netto schuld heeft vermeld zoals blijkt uit tabel 11.

Ook bij de genoemde indicatoren zijn de resultaten niet opvallend en komen

overeen met de ondernemingen. De meest vermelde indicatoren in 2010 tot en

met 2013 zijn dezelfde als in 2014 met stabiele aantallen. Alleen in minder

genoemde indicatoren uit 2014 zijn afwijkingen te vinden. Dit gaat dan over een

onderneming die het ene jaar de indicator wel vermeld en het andere jaar niet.

Hieruit valt te concluderen dat de ondernemingen die non-Gaap indicatoren

specifiek vermelden dit consistent doen en dan vooral de meest voorkomende

indicatoren. Van een echte trend is geen sprake.

De winst-en-verliesrekening.

Binnen de winst-en-verliesrekening wordt gekeken naar de consistentie in het

toepassen van de twee gevonden indicatoren: ‘Diluted’ winst per aandeel en het

dividend per aandeel. De resultaten staan gegeven in tabellen 14 en 15.

Allereest de ‘diluted’ winst per aandeel. Één onderneming is toegevoegd aan de

lijst, TNT, die alleen in 2010 deze indicator vermeldde. Alle ondernemingen die

28

Page 29: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

in 2014 de diluted winst per aandeel vermeldden, hebben dit ook in 2013, 2012

en 2011 gedaan. In 2010 hebben slechts 2 van deze ondernemingen deze

indicator niet vermeld. Deze resultaten geven aan dat het gebruik van de Diluted

winst per aandeel consistent is en dat geen sprake is van een grote stijging of

daling in het gebruik. Dit betekent dat van een trend geen sprake is.

Het aantal bedrijven die het dividend per aandeel vermelden is gestegen met 3

ondernemingen. Dit zijn TNT (2010), Boskalis (2010) en Aegon (2011 & 2012).

In 2010 hebben 7 ondernemingen het dividend per aandeel genoemd, in 2011

waren dit 9 ondernemingen, in 2012 is het aantal gestegen naar 11 en in 2013 is

dit aantal gelijk gebleven. Wanneer gekeken wordt naar het merendeel van de

bedrijven in de tabel zou geconcludeerd kunnen worden dat in de jaren 2010 tot

2014 een lichte trend heeft plaatsgevonden, maar doordat het aantal in 2014

gelijk is aan het aantal uit 2012 en 2013 is er uiteindelijk geen sprake van een

daadwerkelijke trend.

Autonome groei.

De resultaten met betrekking tot de autonome groei staan gegeven in tabel 16. In

de tabel staan normale percentages, percentages met een sterretje, minnetjes en

x’en. De normale percentages zijn de cijfers van de autonome (omzet)groei die

een onderneming vermeld in de jaarrekening. Bij slechts 2 ondernemingen

wordt deze over de gehele periode consistent vermeld.

De percentages met een sterretje gaat over de autonome groei van de sales van

een onderneming. Dit zijn wat hogere percentages, maar slechts 1 onderneming

vermeld deze in plaats van een autonome (omzet)groei.

De minnetjes geven aan dat geen autonome groei vermeld is gerelateerd aan het

resultaat en de x’en geven aan dat de onderneming wel de autonome groei

weergeeft in de jaarrekening, maar niet voor het gehele bedrijf. Dit is

bijvoorbeeld de autonome groei voor een sector binnen een onderneming.

Dat in de tabel verschillende soorten zijn onderscheiden van de weergave van de

autonome groei zegt veel over de consistentie van de toepassing. Slechts een

paar bedrijven zijn consistent wat opmerkelijk is aangezien deze bedrijven ook

negatieve groeiresultaten weergeven. Dit zou een aanleiding kunnen zijn om de

29

Page 30: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

autonome groei dan juist achterwege te laten. Van een trend is daardoor ook

geen sprake.

Netto schuldpositie.

De netto schuld werd in 2014 al door het merendeel van de ondernemingen

vermeld in de jaarrekening en dat is in de andere jaren hetzelfde gebleven. Alle

ondernemingen die de netto schuld vermeldde in 2014 hebben dit ook in 2010

tot en met 2013 gedaan10. De toepassing is dus zeer consistent en doordat het

dezelfde ondernemingen zijn is geen sprake van een trend.

Wat betreft de ratio’s zijn de resultaten als volgt.

Ratio 2010 2011 2012 2013 Aantal x vermeld 2014Netto Schuld/ EBITDA 9 8 8 9 9Netto Schuld/ Eigen vermogen (+ netto schuld) 8 7 7 7 7

Ook hier is de toepassing consistent te noemen en zijn de bedrijven die de ratio’s

gebruiken overeenkomend door de jaren heen.

Onderliggend resultaat

Bij het onderliggend resultaat geen verrassende uitkomsten. De resultaten staan

in tabel 18 en in vergelijking met 2014 zijn geen ondernemingen toegevoegd.

Één onderneming heeft voor 2014 geen onderliggend resultaat vermeld en één

onderneming heeft voor 2012 geen onderliggend resultaat vermeld. Buiten deze

twee ondernemingen is het gebruik van de indicator onderliggend resultaat

consistent. Doordat in 2012 en in 2014 één onderneming meer gebruik maakte

van deze indicator is de toepassing dus toegenomen. Dit zou een minuscule trend

kunnen zijn, maar waarschijnlijk is dit geen significante toename.

10 De term onbekend in de tabel geeft aan dat de jaarrekening van het desbetreffende jaar en onderneming niet gevonden is.

30

Page 31: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

4.4 Conclusie

Uit alle resultaten is de belangrijkste conclusie dat 23 van de 24 behandelde

ondernemingen gebruik maken van alternatieve prestatie indicatoren. Dit geeft

aan dat het een veelbesproken onderwerp is met een reden.

Het vermelden van de indicatoren gebeurt niet overal op dezelfde manier en ook

binnen dit onderzoek is onderscheid gemaakt. Eerst is onderzocht welke

bedrijven zelf al aangeven of ze gebruik maken van de Non-GAAP indicatoren. De

helft van de ondernemingen geeft zelf al aan gebruik te maken van de

alternatieve indicatoren. Bij deze vermelding geven de ondernemingen aan dat

het gaat om Non-GAAP indicatoren die de volgens IFRS voorgeschreven

indicatoren niet vervangen maar alleen zorgen voor een duidelijker beeld van de

financiële situatie. Vervolgens is gekeken naar de afgelopen jaren en hieruit blijkt

dat het vermelden van het gebruik van alternatieve indicatoren consistent wordt

toegepast, maar van een trend in het vermelden is geen sprake.

Nadat gekeken is welke ondernemingen het zelf vermelden, is onderzocht binnen

de winst-en-verliesrekening welke alternatieve indicatoren vermeld worden. Uit

een vergelijking tussen tabel 6 en de winst-en-verliesrekening van de

ondernemingen kwamen twee indicatoren naar voor: ‘Diluted’ winst per aandeel

en het dividend per aandeel. De ‘diluted’ winst per aandeel kwam in 19 van de 24

ondernemingen terug, terwijl het dividend per aandeel door 11 ondernemingen

vermeld wordt. In het geval van de ‘diluted’ winst per aandeel is de toepassing

consistent maar geen sprake van een trend. In de jaren 2010 tot en met 2013 is

bij het dividend per aandeel wel een lichte stijging geweest, maar doordat in

2014 het aantal gelijk is gebleven is van een trend geen sprake.

Buiten de winst-en-verliesrekening is gekozen voor vastgestelde indicatoren.

Deze indicatoren zijn volgens eerder onderzoek het meest nuttig voor de

gebruiker (AFM, 2014). De vastgestelde indicatoren zijn de Autonome groei, de

netto schuldpositie en het onderliggende resultaat.

De Autonome groei is de groei van een onderneming die zelfstandig wordt

behaald. Deze indicator wordt door slechts 6 ondernemingen vermeld en heeft

de afgelopen jaren ook geen consistente vermelding gekregen door de

ondernemingen. De oorzaak hiervan kan zijn dat ondernemingen geen negatieve

signalen willen afgeven. Opvallend in het onderzoek naar de trend is dat de

31

Page 32: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

ondernemingen die de indicatoren wel consistent vermelden, ook negatieve

groeicijfers vermelden.

De netto schuldpositie wordt in tegenstelling tot de autonome groei vaak

vermeld. De netto schuld is alle rentedragende schulden minus de liquide

middelen. 18 van de 24 ondernemingen plaatsen de netto schuld in de

jaarrekening. De netto schuld wordt regelmatig samen vermeld met ratio’s als

netto schuld gedeeld door het eigen vermogen of EBITDA. Deze ratio’s geven de

solvabiliteit weer van een onderneming. Het vermelden van zowel de netto

schuld als de ratio’s gebeurt zeer consistent en ook hier is geen sprake van een

trend.

Het onderliggend resultaat is een aangepaste versie van het resultaat. Meestal is

de aanpassing zo dat het resultaat onafhankelijk is van variabele marktfactoren

en inkomen buiten de normale bedrijfsvoering, waardoor het voor gebruikers

makkelijk te zien is hoe de onderneming zelf presteert. 10 ondernemingen

vermelden deze indicator en dit is een lichte stijging ten opzichte van 2011.

32

Page 33: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Hoofdstuk 5: Motieven & Verband

5.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is gebleken dat bijna alle ondernemingen alternatieve

indicatoren vermelden in de jaarrekening. Dit is niet verplicht volgens de wet en

regelgeving waardoor andere motieven een rol spelen. In dit hoofdstuk wordt

onderzocht of de ondernemingen motieven geven voor het gebruik van

alternatieve indicatoren en wat deze motieven zijn. Buiten de redeneringen van

de ondernemingen kunnen nog meer theorieën een rol spelen. In hoofdstuk 2 is

de theorie van het institutioneel isomorfisme van Dimaggio & Powell (DiMaggio

& Powell, 1983) besproken en in dit hoofdstuk wordt onderzocht of deze theorie

toepasbaar is op het gebruik van alternatieve indicatoren en vooral de motieven

van alternatieve indicatoren.

Allereerst wordt gekeken naar andere onderzoeken om te kijken wat veel

voorkomende motieven zijn voor het vermelden van de alternatieve indicatoren

Vervolgens worden de jaarrekeningen van de ondernemingen onderzocht op

motieven of toelichtingen bij het vermelden van de alternatieve indicatoren.

Vervolgens wordt het Institutioneel isomorfisme toegepast op de

ondernemingen in dit onderzoek. Op deze manier wordt onderzocht of een

verband bestaat tussen de theorie en het vermelden van de alternatieve

indicatoren. De ondernemingen worden onderverdeeld in verschillende groepen

om zo een verband te vinden tussen de motieven van ondernemingen en de

theorie.

5.2 Motieven

Aangezien niet alle ondernemingen zelf vermelden dat gebruik gemaakt wordt

van alternatieve indicatoren in de jaarrekening geven ook niet alle

ondernemingen motieven hiervoor. De ondernemingen die behandeld worden

33

Page 34: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

zijn de ondernemingen die zelf aangeven dat ze gebruik maken van alternatieve

indicatoren. In hoofdstuk 4 is aangetoond dat het in 2014 gaat om 12 bedrijven.

Bij deze 12 bedrijven wordt onderzocht welke motieven vermeld staan in de

jaarrekening met betrekking tot het gebruik van de alternatieve indicatoren.

Voordat dit gebeurt wordt eerst gekeken naar andere onderzoeken en welke

motieven bekend zijn met betrekking tot het vermelden van alternatieve

indicatoren.

In voorgaande onderzoeken wordt onderscheid gemaakt tussen twee doelen van

de alternatieve indicatoren. Namelijk het geven van extra informatie en het

opportunistisch weergeven van de resultaten. Uit onderzoek uit 2013 blijkt dat

een verband bestaat tussen voorspellingen van analisten en het vermelden van

alternatieve indicatoren. De conclusie is dat de vrijheid voor managers in het

vermelden van alternatieve indicatoren gebruikt wordt om te voldoen aan de

verwachtingen van de analisten (Doyle, Jennings, & Soliman, 2013). Uit een

eerder onderzoek uit 2005 was al gebleken dat managers alternatieve

indicatoren opportunistisch weergeven door kosten aan te passen waardoor

resultaten beter voor de dag komen (Bowen, Davis, & Matsumoto, 2005).

Ook met betrekking tot transitorische posten is onderzoek gedaan naar de

achterliggende motieven van managers voor het vermelden van alternatieve

indicatoren. In het geval van transitorische posten zijn alternatieve indicatoren

namelijk informatiever dan de GAAP indicatoren. In dit geval is het vermelden

vooral bedoeld om te informeren, desondanks vermeldt een significant deel van

de ondernemingen alternatieve indicatoren wanneer het beeld voor de gebruiker

positief beïnvloed wordt (Curtis, McVay, & Whipple, 2013). Een ander artikel zet

verschillende motieven, zowel informatief als opportunistisch, tegenover elkaar.

Samengevat geven ze de volgende motivaties;

Informatief:

- Doordat de alternatieve indicatoren vaak aanpassingen zijn van normale

indicatoren bestaat een hoge overlapping tussen de twee en geven ze

extra informatie.

- In sommige gevallen (zoals transitorische posten) zijn alternatieve

indicatoren relevanter voor een goede weergave dan normale

34

Page 35: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

indicatoren. Ook met betrekking tot voorspellingen is dit het geval

(Young, 2014).

Opportunistisch:

- Alternatieve indicatoren worden vaak gebruikt wanneer de normale

indicatoren negatieve resultaten weergeven, zoals een negatieve groei.

Een alternatieve vorm van de groei zou dan een positief resultaat kunnen

weergeven (Young, 2014)

De voorgaande onderzoeken hebben mogelijke motieven gegeven, nu wordt

gekeken of de ondernemingen zelf een motivatie vermelden. In tabel 19 staan de

ondernemingen met hun gegeven motivatie en of toelichting bij de vermelding

van de alternatieve indicatoren. Wat opvalt is de oppervlakkigheid van de

toelichtingen. Het zijn standaard teksten zonder diepere inhoud en bij een aantal

bedrijven ontbreekt een motivatie. Als uitgegaan wordt van deze verklaringen

kan geconcludeerd worden dat de motivatie vooral bedoeld is om een beter

inzicht te geven in de performance van de onderneming. Dit is logisch, want geen

enkele onderneming gaat vermelden dat de alternatieve indicatoren gebruikt

worden om beter voor de dag te komen. Dit is ook lastig te achterhalen. Wel kan

sprake zijn van overname gedrag. Bijvoorbeeld in het geval van Aegon waar in de

toelichting staat dat vergelijkbare ondernemingen gelijksoortige alternatieve

indicatoren vermelden.

5.3 Verband

In dit onderdeel wordt het verband onderzocht tussen de alternatieve

indicatoren, de motieven en het institutioneel isomorfisme. Per vorm van

isomorfisme zal bekeken worden of een overeenkomst bestaat tussen de

resultaten en het isomorfisme.

Coercive isomorfisme

35

Page 36: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Het zogenaamde dwang isomorfisme ontstaat door wet en regelgevingen of

andere soorten van druk die uitgeoefend worden op de ondernemingen. In dit

geval gaat het onderzoek over alternatieve indicatoren en is een wet en

regelgeving juist wat ontbreekt. Een externe druk die uitgeoefend wordt is dat

alternatieve indicatoren een steeds grotere rol gaan spelen. In hoofdstuk 4 is al

aangetoond dat vrijwel iedere onderneming gebruikt maakt van de alternatieve

indicatoren, maar dat slechts de helft het specifiek vermeld. De vermelding is de

afgelopen jaren wel toegenomen al was dat minimaal. De verwachting is dat in de

toekomst nog meer gericht gekeken gaat worden naar de alternatieve

indicatoren en mocht een wet of regelgeving ontstaan, zal dit een vorm coercive

isomorfmise opleveren.

Mimetic isomorfisme

Deze vorm komt voort uit onzekerheid en is toepasselijk bij dit onderzoek. Ook

nu wordt weer gewezen op de ontbrekende wet en regelgeving, wat leidt tot

onzekerheid. In dit geval zouden volgens de theorie ondernemingen zichzelf

spiegelen aan andere ondernemingen. Het duidelijkste bewijs dat dit gebeurt is

de motivatie van Aegon, die beschrijft dat in de jaarrekeningen van

concurrerende bedrijven soortgelijke alternatieve indicatoren gebruikt worden.

Tevens wordt beschreven in de theorie dat het nabootsende gedrag veroorzaakt

kan worden door consultancy of accountancybureaus. Dit zou in dit geval

betekenen dat ondernemingen met dezelfde accountants dezelfde motieven

gebruiken voor de alternatieve indicatoren. In de volgende tabel staan de

accountantsbureaus die gebruikt zijn door de ondernemingen.

PWC EY KPMGAhold Delta Lloyd HeinekenGemalto ING PhilipsShell UnileverTNT Wolter KluwerAegonVopak

36

Page 37: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Door de gegevens uit deze tabel vervolgens te combineren met tabel 19 blijkt dat

onder PWC en EY geen verbanden te vinden zijn tussen de motivaties van de

ondernemingen. Onder KPMG is een klein verband te vinden, doordat de

motivatie vrij standaard is en neerkomt op het vergroten van de begrijpelijkheid.

Duidelijke verbanden zijn in het geval van de accountantsbureaus niet aan te

wijzen.

Normatief isomorfisme

Het normatieve isomorfisme komt dus voor door professionalisering. De theorie

geeft hier twee vormen van: door opleiding en door de netwerken. In dit

onderzoek speelt de eerste vorm geen rol, maar de professionele netwerken

kunnen zeker invloed hebben. Hier kunnen de professionele netwerken

aangeduid worden als de sectoren waarin de ondernemingen werkzaam zijn. In

tabel 5 staan alle ondernemingen gegeven met bijbehorende sector en in de tabel

hieronder zijn de ondernemingen die alternatieve indicatoren zelf specifiek

aangeven nogmaals verdeeld per sector.

Detailhandel/vervoer Financiële Dienstverlening Energie/elektriciteit Bouw/industrieAhold Delta Lloyd Gemalto VopakHeineken ING PhilipsTNT Aegon ShellUnileverWolters Kluwer

Bij het vergelijken van de twee tabellen vallen gelijk wat zaken op. Namelijk dat

alle ondernemingen binnen de sectoren Financiële Dienstverlening en

Energie/Elektriciteit: de alternatieve indicatoren zelf aangeven in de

jaarrekening. In het geval van Detailhandel/Vervoer ontbreekt slechts 1

onderneming. Dit geeft aan dat ondernemingen binnen deze sectoren het belang

zien van het vermelden van alternatieve indicatoren, of zoals de theorie van

institutioneel isomorfisme zegt overname gedrag vertonen binnen de

37

Page 38: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

professionele netwerken. Ook hier geeft de motivatie van Aegon aan dat de

theorie in dit geval toepasbaar is.

In het geval van de Bouw/Industrie sector, dus alleen de onderneming Vopak, is

2014 het eerste jaar dat de alternatieve indicatoren specifiek vermeld worden. In

de toekomst moet blijken of andere ondernemingen in die sector dit over gaan

nemen.

5.5 Conclusie

In dit hoofdstuk is een verband tussen de alternatieve indicatoren, de motieven

en het institutioneel isomorfisme onderzocht. Allereerst is gekeken naar eerdere

onderzoeken en welke motieven daar genoemd worden voor het gebruik van

alternatieve indicatoren. Hieruit blijkt dat twee soorten motieven een rol spelen,

namelijk informatieve motieven en opportunistische motieven. De informatieve

motieven zijn bedoeld om te informeren en de opportunistische motieven om

een beter beeld te geven dan werkelijk van de onderneming. De voorgaande

onderzoeken gingen dan ook veel dieper in op dit onderwerp, want uit de

jaarrekeningen van de ondernemingen bleken de motieven oppervlakkig,

standaard en in sommige gevallen ontbrak de motivatie. Een andere

achterliggende gedachte voor het vermelden is overname gedrag. In dit

onderzoek was het wel mogelijk om dit te onderzoeken en voor dit overname

gedrag is het institutioneel isomorfisme gebruikt.

De theorie van het institutioneel isomorfisme is in hoofdstuk 2 reeds verklaard.

In dit hoofdstuk is voor elke vorm van isomorfisme bekeken of het toepasbaar is

op de situatie. In het geval van coercive is dit niet zo, aangezien het knelpunt van

de alternatieve indicatoren is dat een wet-en regelgeving ontbreekt. In het geval

van mimetic en normatief isomorfisme is wel een verband gevonden. Mimetic

komt voort uit onzekerheid die in dit geval ontstaat door het ontbreken van een

wet-en regelgeving. Onzekerheid is een reden waarom ondernemingen zich gaan

spiegelen aan andere ondernemingen, zoals in het geval van Aegon. Onder

mimetic vallen ook oorzaken als isomorfisme door het gebruik van eenzelfde

accountantsbureau, maar dit verband was niet vast te stellen aan de hand van de

data. Normatief isomorfisme komt voort uit professionalisering en in dit geval

door professionalisering via netwerken van de onderneming. Voor de netwerken

38

Page 39: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

is gekeken naar de sectoren waarin de ondernemingen werkzaam zijn en uit de

resultaten bleek dat binnen bepaalde sectoren of vrijwel alle ondernemingen de

alternatieve indicatoren vermelden, of dat slechts een enkele onderneming deze

vermelding maakt. Het verband dat ondernemingen binnen een sector de

vermelding maken, duidt op normatief isomorfisme.

Hoofdstuk 6: Samenvatting & Conclusie

6.1 Samenvatting

Om de performance van een onderneming te bepalen wordt gekeken naar de

financiële prestatie indicatoren. Binnen de prestatie indicatoren bestaat een

onderscheid tussen de indicatoren voorgeschreven door de General Accepted

Accounting Principles (GAAP) en de overige indicatoren. De overige indicatoren

worden ook wel aangeduid als alternatieve financiële indicatoren en het is in

tegenstelling tot bij de GAAP indicatoren niet verplicht deze op te nemen in de

jaarrekening. Voor de alternatieve indicatoren ontbreekt een wet en regelgeving,

waardoor het vermelden van deze indicatoren ook kan leiden tot een vertekend

beeld in plaats van de gebruiker extra te informeren. In dit onderzoek wordt

bekeken welke Nederlandse beursgenoteerde bedrijven maken van de

alternatieve indicatoren. Tevens wordt onderzocht of hier een trend in is te

vinden en wat de motieven hiervoor zijn.

De GAAP indicatoren zijn dus indicatoren voorgeschreven door de wet en

regelgeving. In Nederland is dat Raad van de Jaarverslaggeving. De RJ maakt

gebruik van modellen voor de winst-en-verliesrekening waarin exact vermeld

staat wat opgenomen moet worden in winst-en-verliesrekening. Voor

beursgenoteerde bedrijven moet ook gekeken worden naar IFRS. Onder IFRS

bestaan alleen een aantal vaste posten die vermeld moeten worden. Van een

alternatieve indicator is sprake wanneer het niet voldoet aan de gestelde eisen

van RJ of IFRS. Alternatieve indicatoren zijn voor een groot deel ook afgeleiden

van GAAP indicatoren en zijn vooral te vinden in de winst-en-verliesrekening.

39

Page 40: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Daarnaast wordt gebruik gemaakt van op zichzelf staande alternatieve

indicatoren, deze zijn vooral te vinden in de toelichting.

Naast de RJ en IFRS zijn nog twee regelgevende instanties van belang voor

Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. In Nederland is dit de AFM, een

toezichthoudend orgaan met als doel dat de financiële markten optimaal

functioneren. De AFM heeft in het geval van de alternatieve indicatoren de taak

om misbruik tegen te gaan. De andere instantie is het IASB, het orgaan wat de

IFRS standaarden ontwikkeld. De IASB ziet de voordelen van de alternatieve

indicatoren, maar is vooral voorzichtig ten opzichte van eventueel misbruik.

Van alle Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen is slechts een enkele

onderneming die geen gebruik maakt van alternatieve indicatoren in de

jaarrekening. Binnen het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen

ondernemingen die zelf het gebruik vermelden en ondernemingen die dit niet

doen. De helft van de ondernemingen vermeldt het zelf, maar hierin is geen trend

te ontdekken. Bij de ondernemingen die het niet zelf vermelden is gekeken naar

de winst-en-verliesrekening en vastgestelde indicatoren op basis van eerder

onderzoek. Binnen de winst en verliesrekening kwamen twee indicatoren naar

voor: Diluted winst per aandeel en het dividend per aandeel. De vastgestelde

indicatoren zijn:

Autonome groei; door 25% van de ondernemingen vermeldt, maar dit

gebeurde niet consistent de afgelopen jaren. Dit is de groei die door

ondernemingen zelfstandig wordt behaald, dus exclusief acquisities.

Netto Schuldpositie; door 75% van de ondernemingen consistent

vermeldt. Dit zijn alle rentedragende schulden minus de liquide middelen.

Onderliggend resultaat; ongeveer 50% van de ondernemingen vermeld

een aanpassing op het behaalde resultaat. Dit is een lichte stijging ten

opzichte van eerdere jaren.

De motieven van de ondernemingen voor het vermelden van de alternatieve

indicatoren zijn standaard en oppervlakkig. Hier valt geen duidelijke conclusie

uit te trekken. Uit eerdere onderzoeken kwam een onderscheid tussen twee

soorten motieven, namelijk informerende en opportunistische. Deze

onderzoeken zijn veel dieper ingegaan op de motieven waar dit onderzoek zich

vooral heeft geconcentreerd op het gebruik. Wel is gekeken naar een ander

40

Page 41: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

mogelijk motief voor het vermelden van de alternatieve indicatoren. Dit is

namelijk het overname gedrag aan de hand van het institutioneel isomorfisme.

Samengevat gaat het bij de theorie van het institutionele isomorfisme om

kopieergedrag van ondernemingen. Dit gedrag heeft 3 soorten oorzaken

namelijk ‘coercive’, ‘mimetic’ en normatief. Anders gezegd gebeurt het

dwangmatig, door onzekerheid of door professionalisering.

Voor elke vorm van isomorfisme is bekeken of het toepasbaar is op dit

onderzoek. In het geval van coercive is dit niet zo, aangezien het lastige van de

alternatieve indicatoren zit in het feit dat wet en regelgeving ontbreekt. In het

geval van mimetic en normatief isomorfisme kan wel een verband worden

gevonden. Mimetic komt voort uit onzekerheid die in dit geval ontstaat door het

ontbreken van een wet en regelgeving. Dit is een reden waarom ondernemingen

zich gaan spiegelen aan andere ondernemingen. Normatief isomorfisme komt

voort uit professionalisering en in dit geval door professionalisering via

netwerken van de onderneming. Voor de netwerken is gekeken naar de sectoren

waarin de ondernemingen werkzaam zijn en uit de resultaten is gebleken dat

binnen bepaalde sectoren of vrijwel alle ondernemingen de alternatieve

indicatoren vermelden, of dat slechts een enkele onderneming deze vermelding

maakt. Het verband dat ondernemingen binnen een sector de vermelding maken,

duidt op normatief isomorfisme.

6.2 Conclusie en aanbeveling

Concluderend is dat de alternatieve indicatoren bij vrijwel alle ondernemingen

een rol spelen en het onderwerp relevant is in deze tijd. Dat terwijl duidelijkheid

binnen de wet-en-regelgeving aangaande dit onderwerp ontbreekt. Doordat deze

ontbreekt bestaat ook onduidelijkheid over de motieven van het gebruik. De

ondernemingen zelf vermelden geen of een standaard motief wat de

transparantie niet ten goede komt. Het echte motief is vanuit de jaarrekening

niet af te lezen en hiervoor moet een onderzoek dieper ingaan op die kwestie.

Wel is een mogelijk motief gevonden aan de hand van het institutioneel

isomorfisme. Ondernemingen vertonen (in dit geval door onzekerheid en

professionele netwerken) overname gedrag met betrekking tot het vermelden

van de alternatieve indicator. Hierin ontbreekt het in het onderzoek aan diepte

41

Page 42: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

wat betreft de motieven, dit is iets waar in de toekomst meer aandacht aan

besteed kan worden.

De aanbeveling na dit onderzoek is dat weldegelijk een wet en regelgeving

ontwikkeld moet worden omtrent de alternatieve indicatoren. Dit omdat het

gebruik hoog is maar niet altijd om de juiste redenen. Met de wet en regelgeving

kan dit gereguleerd worden en zorgen voor extra informatie voor de gebruikers.

Ook zou het de vergelijkbaarheid tussen ondernemingen vergroten wanneer

standaarden worden vastgesteld over de alternatieve indicatoren. Op dit

moment worden indicatoren als aangepast inkomen bewerkt op verschillende

manieren terwijl het voor de vergelijkbaarheid en transparantie een stuk beter is

wanneer het op gelijke wijze gebeurt.

Voor verder onderzoek is het vooral belangrijk dat de motieven worden

onderzocht en dat gekeken wordt naar de mogelijke invloed van het invoeren

van een wet en regelgeving betreffende de alternatieve indicatoren.

42

Page 43: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

BibliografieAFM. (2014). Alternatieve financiële prestatie-indicatoren: Toezicht | Kwaliteit

Accountantscontrole & Verslaggeving. Retrieved from Amsterdam: AFM. (2015). De Autoriteit Financiële Markten. Retrieved from

http://www.afm.nl/nl-nl/over-afmBackhuijs, J. B., Blommaert, J. B. B. R. G. B. J. M. J., Bosman, R. G., & Camfferman, C.

(2004). Het jaar 2003 verslagen: onderzoek jaarverslaggeving Nederlandse ondernemingen: Kluwer.

Bowen, R. M., Davis, A. K., & Matsumoto, D. A. (2005). Emphasis on Pro Forma versus GAAP Earnings in Quarterly Press Releases: Determinants, SEC Intervention, and Market Reactions. The Accounting Review, 80(4), 1011-1038. doi:10.2308/accr.2005.80.4.1011

Brouwer, A. (2007). EXTERNE VERSLAGGEVING - Rapportage over prestaties in de Europesche Unie: Babylonische spraakverwarring? Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie : MAB, 81(6), 259-268.

Brouwer, A. (2013). Alternatieve winstbegrippen: zegen of zonde? Spotlight(3), 3.

Böhmer, S., Hoogendoorn, M. N., & Kruit, R. (2014). Handboek jaarrekening 2014: Kluwer.

Curtis, A. B., McVay, S. E., & Whipple, B. C. (2013). The disclosure of non-GAAP earnings information in the presence of transitory gains. The Accounting Review, 89(3), 933-958.

Deloitte. (2014). IFRS Informatiebrief. (25), 16. DiMaggio, P. J., & Powell, W. W. (1983). The Iron Cage Revisited: Institutional

Isomorphism and Collective Rationality in Organizational Fields. American Sociological Review, 48(2), 147-160. doi:10.2307/2095101

Doyle, J. T., Jennings, J. N., & Soliman, M. T. (2013). Do managers define non-GAAP earnings to meet or beat analyst forecasts? Journal of Accounting and Economics, 56(1), 40-56. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.jacceco.2013.03.002

Hoogervorst, H. (2015). Mind the Gap [Press release]IASB. (2015). About the IFRS Foundation and the IASB. Retrieved from

http://www.ifrs.org/About-us/Pages/IFRS-Foundation-and-IASB.aspxKnoops, C., & Backhijs, J. (2011). Keuzes en alternatieven in de presentaties van

de primaire overzichten onder IFRS. Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie: MAB, 85(12), 589-609.

Marseille, E., & Vergoossen, R. (2005). Het gebruik van alternatieve financiële prestatie-indicatoren in persberichten. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 79(5), 196-205.

43

Page 44: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

RJ. (2015). Raad voor de Jaarverslaggeving. Retrieved from http://www.rjnet.nl/

Young, S. (2014). The drivers, consequences and policy implications of non-GAAP earnings reporting. Accounting and Business Research, 44(4), 444-465. doi:10.1080/00014788.2014.900952

Bijlage

Tabel 1

44

Page 45: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Tabel 2.

45

Page 46: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Tabel 3

46

Page 47: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Bijlage 4.1

Bijlage 4.2

Tabel 5

Onderneming Werkzaamheden Sector1. Aalberts Industriële componenten Industrie/Bouw

47

Page 48: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

2. Aegon Verzekeringen Financiële dienstverlening3. Ahold Detailhandel Detailhandel/vervoer4. Air France - KLM Luchtvaart Luchtvaart5. Akzo Nobel Speciale chemicaliën Industrie/Bouw6. ArcelorMittal Staal Industrie/Bouw7. ASML Halfgeleiders Industrie/Bouw8. Boskalis Baggermaatschappij Industrie/Bouw9. Delta Lloyd Financiële Dienstverlening Financiële dienstverlening10. DSM Chemicaliën Industrie/Bouw11. Gemalto Electronica Electronica/Energie12. Heineken Drank Detailhandel/vervoer13. ING Financiële Dienstverlening Financiële dienstverlening14. KPN Telecommunicatie Telecommunicatie15. OCI Meststoffen en Bouw Industrie/Bouw16. Philips Electronica Electronica/Energie17. Randstad Uitzendonderneming Uitzendonderneming18. Reed Elsevier Uitgeverij Detailhandel/vervoer19. Royal Dutch Shell Energie Electronica/Energie20. TNT Express Vervoer van documenten Detailhandel/vervoer21. Unibail-Rodamco Vastgoed Vastgoed22. Unilever Voedingsmiddelen Detailhandel/vervoer23. Vopak opslag chemische producten Industrie/Bouw24. Wolters Kluwer Uitgeverij Detailhandel/vervoer

Tabel 6

Opzet winst-en-verliesrekening.

Omzet x

Kostenpost Materiaal xKostenpost Personeelskosten xKostenpost Afschrijvingen xKostenpost Amortisatie xKostenpost Anders xTotale operationele kosten x

Operationele Winst x

Kostenpost interest xKostenpost Valuta omrekenresultaat xKostenpost Derivaten xKostenpost Pensioenen xTotale Financieringskosten x

48

Page 49: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Tabel 7

Non-Gaap indicator algemeen aantal x vermeldAdjusted income 6Free cash flows 3Net debt 3Comparable sales (growth) 2Gross rent 1Liquidity 1Net lease adjusted debt/EBITDAR 1Net sales local currency 1Total shareholder returns 1Operational result after tax- and non controlling interest 1EBIT (underlying) 2EBIT before exceptional items 1Net operating capital 1EBITA 1(Net) capital investment 1Underlying sales growth 1Underlying volume growth 1Core operating profit 1Core earnings per share 1Non-GAAP indicator bedrijfsspecifiek aantal x vermeldCorporate center costs 1Identical sales excl. Gasoline net sales 1Identical sales excl VAT tobacco sales 1Net consumer sales online 1

Opzet winst-en-verliesrekening.

Omzet x

Kostenpost Materiaal xKostenpost Personeelskosten xKostenpost Afschrijvingen xKostenpost Amortisatie xKostenpost Anders xTotale operationele kosten x

Operationele Winst x

Kostenpost interest xKostenpost Valuta omrekenresultaat xKostenpost Derivaten xKostenpost Pensioenen xTotale Financieringskosten x

49

Page 50: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Tabel 8

Alternatieve indicator BedrijfWinst per aandeel - Diluted Aalberts

AegonAholdAkzo NobelArcelorMittalBoskalisDelta LloydGemaltoHeineken

INGKPNOCIPhilipsRandstadReed ElsevierShellUnibail-RodamcoUnileverWolters Kluwer

Tabel 9

Alternatieve indicator BedrijfDividend per aandeel Aalberts

AholdAkzo NobelDelta LloydGemalto

50

Page 51: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

HeinekenKPNPhilipsReed ElsevierUnibail-RodamcoWolters Kluwer

Tabel 10

Onderneming Percentage PlaatsAalberts 3,0% Inleiding CEOAkzo Nobel 1,0% Toelichting StrategieDSM 3,0% Inleiding CEOHeineken 3,3% Inleiding CEORandstad 3,9% Toelichting OmzetWolters Kluwer 2,0% Rapport van bestuur

Tabel 11

Onderneming Netto schuld PlaatsAkzo-Nobel € 1,606 BalansAir France - KLM € 5.410,000 Toelichting - doelstellingenAalberts € 690,000 Toelichting - KapitaalmanagementBoskalis € 2,753 Toelichting - KapitaalmanagementING € 1.500,000 Toelichting - KapitaalmanagementPhilips € 4,104 Toelichting - Non-GAAP informatieAhold € 1.311,000 Toelichting - reviewHeineken € 11,076 Toelichting - reviewOCI € 4.194,100 Toelichting - reviewRandstad € 422,000 Toelichting - reviewReed Elsevier € 3,550 Toelichting - reviewUnilever € 9,900 Toelichting - reviewVopak € 2,266 Toelichting - reviewArcelorMittal € 15,157 Toelichting - SchuldenDSM € 2,420 Toelichting - SchuldenKPN € 7.331,000 Toelichting - SchuldenShell € 23,933 Toelichting - SchuldenWolters Kluwer € 1,897 Toelichting - Schulden

Tabel 12

Onderneming 2010 2011 2012 2013 2014Ahold Ja Ja Ja Ja JaDelta Lloyd Nee Nee Nee Nee JaGemalto Ja Ja Ja Ja JaHeineken Ja Ja Ja Ja JaING Ja Ja Ja Ja JaPhilips Ja Ja Ja Ja Ja

51

Page 52: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Shell Nee Nee Nee Nee JaTNT Ja Ja Ja Ja JaUnilever Ja Ja Ja Ja JaAegon Ja Ja Ja Ja JaVopak Nee Nee Nee Nee JaKPN Ja Nee Nee Nee NeeWolters Kluwer Ja Ja Ja Ja Ja

Tabel 13

Non-Gaap indicator algemeen 2010 2011 2012 2013 2014Adjusted/underlying income 4 6 6 6 6Free cash flows 3 3 3 3 3Net debt 2 3 3 2 3Comparable sales (growth) 0 1 1 1 2Gross rent 0 0 1 1 1liquidity 0 1 1 0 1Net lease adjusted debt/EBITDAR 0 1 1 0 1Net sales local currency 0 0 0 0 1Total shareholder returns 0 0 0 1 1Operational result after tax- and non controlling interest 0 0 0 0 1EBIT (underlying) 3 2 2 2 2EBIT before exceptional items 1 1 1 1 1Net operating capital 1 1 1 1 1EBITA 2 1 2 1 1(Net) capital investment 0 0 0 0 1Underlying sales growth 2 2 2 2 1Underlying volume growth 1 1 1 1 1

52

Page 53: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Core operating profit 0 0 1 1 1Core earnings per share 0 0 1 1 1Non-GAAP indicator bedrijfsspecifiek 2010 2011 2012 2013 2014Corporate center costs 0 1 1 1 1Identical sales excl. Gasoline net sales 0 1 1 1 1Identical sales excl VAT tobacco sales 0 0 0 1 1Net consumer sales online 0 0 0 0 1

Tabel 14

Alternatieve indicator Bedrijf 2010 2011 2012 2013Winst per aandeel - Diluted Aalberts - + + -

Aegon + + + +Ahold + + + +Akzo Nobel + + + +ArcelorMittal + + + +Boskalis + + + +Delta Lloyd - - + +Gemalto + + + +Heineken + + + +ING + + + +KPN + + + +OCI + + + +Philips + + + +Randstad - + + +Reed Elsevier + + + +Shell + + + +Unibail-Rodamco + + + +Unilever + + + +Wolters Kluwer + + + +TNT express + - - -

Tabel 15

Alternatieve indicator Bedrijf 2010 2011 2012 2013 2014Dividend per aandeel Aalberts - + + - +

Ahold - + + + +

53

Page 54: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Akzo Nobel + + + + +Delta Lloyd - - + + +Gemalto - - + + +Heineken + + + + +KPN + + + + +Philips + + + + +Reed Elsevier + + + + +Unibail-Rodamco - - - + +Wolters Kluwer - + + + +Aegon - + + - -Boskalis + - - - -TNT + - - - -

Tabel 16

Onderneming 2010 2011 2012 2013Percentage 2014

Aalberts 12,0% 8,6% 12,0% X 3,0%Akzo Nobel - - - - 1,0%DSM 19*% 12*% x X 3,0%Heineken -2,2% X 3,9% -0,9% 3,3%Randstad 11,8% 9,0% -2,5% -1,5% 3,9%Wolters Kluwer 0,3% 0,7% 0,7% 0,7% 1,9%Unilever 4,1% 6,5% 6,9% - -Reed Elsevier 2,0% - - - -

Tabel 17

Onderneming 2010 2011 2012 2013Netto schuld 2014

Akzo-Nobel € 936,0 € 1.895,0 € 2.298,0 € 1.529,0 € 1.606,0Air France - KLM € 5.900,0 Onbekend € 5.970,0 € 5.350,0 € 5.410,0Aalberts € 593,3 € 605,6 € 541,6 € 480,0 € 690,0Boskalis € 2.716,0 € 2.926,0 € 2.973,0 € 2.798,0 € 2.753,0ING € 8.462,0 € 7.919,0 € 7.100,0 € 4.910,0 € 1.492,0Philips € 1.175,0 € 713,0 € 700,0 € 1.436,0 € 2.231,0Ahold € 737,0 € 1.088,0 € 1.360,0 € 942,0- € 1.311,0Heineken € 8.099,0 € 8.355,0 € 12.311,0 € 10.868,0 € 11.076,0OCI Onbekend Onbekend Onbekend € 3.800,0 € 4.194,1Randstad € 899,3 € 1.302,6 € 1.095,7 € 761,0 € 422,0Reed Elsevier $ 3.455,0 $ 3.433,0 $ 3.127,0 € 3.700,0 € 3.550,0Unilever € 6.668,0 € 8.781,0 € 7.355,0 € 8.456,0 € 9.900,0

54

Page 55: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Vopak € 1.476,4 € 1.643,7 € 1.819,1 € 1.954,5 € 2.266,0ArcelorMittal $ 19.700,0 $ 22.500,0 $ 21.800,0 $ 16.100,0 $ 15.157,0DSM € 108,0- € 318,0 € 1.668,0 € 2.420,0 € 2.420,0KPN € 11.800,0 € 11.728,0 € 12.033,0 € 9.783,0 € 7.331,0Shell € 34.381,0 € 25.883,0 € 19.204,0 € 34.866,0 € 23.933,0Wolters Kluwer € 2.035,0 € 2.168,0 € 2.086,0 € 1.988,0 € 1.897,0

Tabel 18

Ondernemingen (2014) 2010 2011 2012 2013Aegon + + + +Ahold + + + +ING + + + +KPN - - + +OCI Onbekend Onbekend - -Randstad + + + +Reed Elsevier + + + +Gemalto + + + +TNT + + + +Wolters-Kluwer + + + +

Tabel 19

Onderneming Algemene motivatie en/of toelichting

AholdBeter begrijpen van operationele en financiële performance, geen vervanging maar toevoeging op GAAP indicatoren

GemaltoVoor intern gebruik; evaluatie en het nemen van operationele beslissingen, voorspellen, vergoeding managers.

Heineken Uitleggen van de performance van Heineken.ING Geen motivatiePhilips Vergroten begrijpelijkheid van sales performance.Shell Geen motivatieTNT Geen motivatieUnilever Geen vervanging, moet apart gezien worden van GAAP indicatoren

AegonGeen standaard voor de indicatoren, vergelijkbare ondernemingen presenteren gelijksoortige non-IFRS indicatoren.

Wolters Kluwer Interne performance maatstaven voor onderliggend resultaat.

55

Page 56: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Vopak Proportionele consolidatie op basis van economische zeggenschap.

Delta LloydResultaat minder beïnvloed door marktvolatiliteit, betere inzage in Delta Lloyds operationele performance trends.

Appendix

Lijst van gebruikte jaarrekeningen per onderneming.Onderneming JaarrekeningenAalberts 2010 t/m 2014Aegon 2010 t/m 2014Ahold 2010 t/m 2014

Air France - KLM2010, 2012, 2013 & 2014

Akzo Nobel 2010 t/m 2014ArcelorMittal 2010 t/m 2014ASML 2010 t/m 2014Boskalis 2010 t/m 2014Delta Lloyd 2010 t/m 2014DSM 2010 t/m 2014Gemalto 2010 t/m 2014Heineken 2010 t/m 2014ING 2010 t/m 2014KPN 2010 t/m 2014OCI 2013 & 2014Philips 2010 t/m 2014Randstad 2010 t/m 2014Reed Elsevier 2010 t/m 2014Royal Dutch Shell 2010 t/m 2014TNT Express 2010 t/m 2014Unibail-Rodamco 2010 t/m 2014

56

Page 57: Hoofdstuk 1: Introductie - Erasmus University …€¦ · Web view“While the IASB has no ambition to stamp out the use of non-GAAP measures, we do think that investors would benefit

Unilever 2010 t/m 2014Vopak 2010 t/m 2014Wolters Kluwer 2010 t/m 2014

57