Hoe ervaren vluchtelingen het gehele proces van resettlement? · Titel van de Masterproef: Hoe...
Transcript of Hoe ervaren vluchtelingen het gehele proces van resettlement? · Titel van de Masterproef: Hoe...
Academiejaar 2015 - 2016
Tweedesemesterexamenperiode
Hoe ervaren vluchtelingen het gehele proces van
resettlement?
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van
Master of Science in het Sociaal Werk
Promotor: Prof. Dr. Ilse Derluyn
00904875
Toon Delodder
ABSTRACT
Naam: Toon Delodder
Academiejaar: 2015-2016
Opleiding: Master of Science in het Sociaal Werk
Promotor: Prof. Dr. Ilse Derluyn
Titel van de Masterproef: Hoe ervaren vluchtelingen het gehele proces van
resettlement?
Wereldwijd zijn miljoenen mensen op de vlucht. Velen onder hen bevinden zich in landen
waar een toekomst uitbouwen zeer moeilijk is. Eén van de duurzame oplossingen voor
mensen op de vlucht is resettlement. Sinds 2009 is ook België begonnen met hervestigen
van vluchtelingen. De structuur van het resettlementprogramma wordt bekeken. Een
overzicht van de literatuur toont de ervaringen van vluchtelingen bij andere programma’s.
In deze masterproef wordt dan ook onderzocht hoe de hervestigde vluchtelingen uit het
resettlementprogramma’s van 2009 en 2011 dit proces ervaren hebben. Hiervoor werden
semigestructureerde interviews afgenomen bij een grote groep. Tijdens de interviews was
er ruimte voor de hervestigde vluchtelingen om zelf problemen aan te brengen en
oplossingen aan te reiken. Uit deze data blijkt dat de problemen voor de hervestigde
vluchtelingen evolueren doorheen de resettlement. Goede communicatie voor vertrek is
van cruciaal belang. Het zorgt voor een gevoel van veiligheid en zekerheid. Na een verblijf
van enkele jaren in België blijft huisvesting en de kennis van de het Frans of Nederlands
voor velen nog een probleem. Deze conclusies lopen op veel vlakken gelijk met wat in de
literatuur terug te vinden valt. Om de toekomstige resettlementprogramma’s te verbeteren,
zou de informatie voor hervestiging uitgebreider kunnen zijn, zou de begeleiding meer op
maat moeten zijn, zou de huisvestingsproblematiek moeten worden aangepakt en zou er
geregeld overleg moeten zijn tussen de verschillende partners.
WOORD VOORAF
Met deze masterproef wens ik een leerrijke periode aan de Universiteit Gent af te ronden.
De opleiding Master of Science in het Sociaal Werk heeft me sterk veranderd. Naast het
louter begrijpen van systemen en structuren, leerde ik deze ook in vraag te durven stellen.
In navolging van mijn stage bij het Rode Kruis, begeleid ik sinds enkele maanden niet-
begeleide minderjarige vluchtelingen bij Fedasil. Het brengt me in contact met jongeren uit
andere werelden. Velen van hen tonen ons dag na dag welke veerkracht ze wel niet
hebben. Hoe langer ik met mensen op de vlucht werk, hoe meer hun kracht tot me lijkt
door te dringen. Telkens opnieuw leren ze mij, hoe je na een harde slag, terug moet
rechtstaan. Het leven op de vlucht eist echter vaak een zware tol. Aan de oorzaken van
dit leed kunnen we als sociaal werker vaak weinig doen. Wat we wel kunnen, is trachten
zoveel mogelijk hindernissen weg te nemen. Dit is wat mij drijft in mijn job, dit is wat mij
drijft om dit onderzoek te voeren.
Het combineren van een voltijdse job en het schrijven van een masterproef bleek niet
evident te zijn. Dat wisten ook mijn huisgenoten, familie en vrienden. Ze waren er telkens
opnieuw om me te helpen waar mogelijk en om me voldoende ontspanning te bieden.
Tot slot wens ik mijn promotor, Professor Derluyn, te bedanken. Bij elke ontmoeting gaf ze
me naast een warme kop koffie ook uitvoerig feedback. Beide heb ik erg geapprecieerd.
INHOUDSTAFEL
Inleiding ........................................................................................................................................................................... 1
1. Literatuurstudie..................................................................................................................................................... 3
1.1 Vluchtelingen ................................................................................................................................................... 3
1.2 Oprichting UNHCR en de Conventie van Genève ........................................................................ 4
1.3 Duurzame oplossingen voor mensen op de vlucht ...................................................................... 6
1.4 Resettlement .................................................................................................................................................... 7
1.5 Resettlement in België ................................................................................................................................ 9
1.6 Beleving van resettlement door vluchtelingen besproken in de literatuur ..................... 11
1.7 Conclusie Literatuurstudie...................................................................................................................... 15
2. Probleemstelling ............................................................................................................................................... 17
3. Methode ................................................................................................................................................................. 19
3.1 Algemeen kader .......................................................................................................................................... 19
3.2 Participanten ................................................................................................................................................. 19
3.2.1 Hervestiging uit Syrië en Jordanië ........................................................................................ 20
3.2.2 Hervestiging uit Libië ..................................................................................................................... 21
3.3 Dataverzameling ......................................................................................................................................... 23
3.3.1 Procedure ............................................................................................................................................. 23
3.3.2 Het interview....................................................................................................................................... 23
3.4 Data-analyse ................................................................................................................................................. 24
3.5 Kwaliteit onderzoek ................................................................................................................................... 25
3.5.1 Interne Betrouwbaarheid............................................................................................................. 25
3.5.2 Externe Betrouwbaarheid ........................................................................................................... 25
3.5.3 Interne Validiteit ............................................................................................................................... 26
3.5.4 Externe Validiteit .............................................................................................................................. 26
4. Resultaten ............................................................................................................................................................ 28
4.1 Pre-resettlement .......................................................................................................................................... 28
4.2 Reis .................................................................................................................................................................... 31
4.3 Verblijf in collectieve opvangstructuur .............................................................................................. 32
4.4 Individuele Verblijfsfase ........................................................................................................................... 34
4.4.1 Familie.................................................................................................................................................... 34
4.4.2 Huisvesting .......................................................................................................................................... 34
4.4.3 Juridisch ................................................................................................................................................ 35
4.4.4 Medisch ................................................................................................................................................. 36
4.4.5 Persoonlijke ontwikkeling ........................................................................................................... 36
4.4.6 Sociaal Netwerk ............................................................................................................................... 38
4.4.7 Werk ........................................................................................................................................................ 39
4.4.8 Integratie ............................................................................................................................................... 40
4.4.9 Thuisland .............................................................................................................................................. 41
4.4.10 Organisaties ..................................................................................................................................... 42
4.5 Algemene evaluatie ................................................................................................................................... 44
5. Discussie ............................................................................................................................................................... 46
5.1 Terugkoppeling Literatuur ...................................................................................................................... 46
5.2 Aanbevelingen voor het Beleid en de Praktijk ............................................................................. 48
5.3 Methodologische Beperkingen ............................................................................................................ 50
5.4 Aanbevelingen Methodologie ............................................................................................................... 52
6. Conclusie .............................................................................................................................................................. 53
Literatuur ..................................................................................................................................................................... 54
Bijlage 1: Informed Consent ............................................................................................................................ 58
Bijlage 2: Codeboom ........................................................................................................................................... 59
1
INLEIDING
Door het hoge aantal mensen dat wereldwijd op de vlucht is en de verhoogde toestroom
naar Europa, lijkt de vluchtelingenproblematiek actueler dan ooit. Het leven van mensen
op de vlucht is allesbehalve evident. Ze begaan een pad vol obstakels. In een poging
mensen op de vlucht te ondersteunen, hebben staten verschillende verdragen gesloten.
Eén van de mogelijke oplossingen voor mensen op de vlucht die daaruit voortvloeit is
resettlement of hervestiging. Verschillende landen trachten via die weg al decennialang
vluchtelingen een stabiele toekomst te bieden. Sinds kort heeft ook België zich
geëngageerd om mensen te hervestigen. Concreet komt het programma tot stand door de
samenwerking van de asielinstanties en enkele partnerorganisaties. Zij proberen de
vluchtelingen te begeleiden en te ondersteunen tijdens dit ingrijpend proces.
Het eerste deel van deze masterproef zal de fundamenten van resettlement beschrijven:
van de bestaansreden, over de praktische organisatie tot het engagement van de
Belgische overheid om er aan deel te nemen. In dit deel zal er ook reeds gekeken worden
naar resettlementprogramma’s in andere landen. Niet alleen de structuren, maar vooral
ook de ervaringen van de vluchtelingen zelf zullen aan bod komen.
De resettlementprogramma’s dienen vanuit het sociaal werk te worden onderzocht omdat
men zich zo een beeld kan vormen van de effectiviteit van de begeleiding. Bij de creatie
van een nieuw programma, is het normaal dat er gezocht moet worden naar de beste
manier om aan de behoeften van de betrokken personen te voldoen. Binnen de
organisaties is er vast heel wat knowhow aanwezig over hoe hervestiging gerealiseerd
moet worden. Maar hoe ervaren mensen een hervestiging naar België? Hoe voelt het om
toe te komen in dit regenachtig land? In dit onderzoek staan de ervaringen van de
vluchtelingen centraal. Het is een zoektocht naar hun verhalen, verwachtingen en
problemen.
De algemene onderzoeksvraag luidt: ‘Hoe ervaren de naar België hervestigde
vluchtelingen het gehele proces van resettlement?’. Meer specifiek zal gekeken worden
naar hun ervaringen tijdens de verschillende fasen van het resettlement, naar de
begeleiding door de betrokken organisaties en naar de thema’s die de hervestigde
vluchtelingen het meest bezighouden.
2
De data zullen verzameld worden via semigestructureerd interviews. Een deel van de
mensen, die via twee resettlementprogramma’s naar België zijn gekomen, zal worden
bevraagd.
In deze masterproef wil ik de ervaringen van de vluchtelingen in beeld te brengen.
Problemen die mogelijks onder de radar gebleven zijn, kunnen naar de oppervlakte
gebracht worden. Ook de ideeën van de vluchtelingen zelf om het
resettlementprogramma te verbeteren kan hulpvol zijn. Op basis van deze ervaringen zal
ik trachten om concrete aanbevelingen te formuleren voor het beleid en de praktijk. Zo
levert dit onderzoek een bijdrage aan toekomstige resettlementprogramma’s. Nieuwe
inzichten kunnen worden meegenomen. Daar waar aanpassingen reeds werden
doorgevoerd, kunnen deze getoetst worden aan de ervaringen van de hervestigde
vluchtelingen zelf.
3
1. LITERATUURSTUDIE
1.1 VLUCHTELINGEN
Doorheen de geschiedenis hebben mensen er steeds opnieuw voor gekozen om te
migreren (Hoerder, 2002). De redenen hiervoor zijn uiterst divers (Hoerder, 2002).
Klassiek werd de beslissing tot migratie gezien als een samenhang tussen push-factoren,
de redenen voor mensen om hun vertrouwde omgeving te verlaten, en pullfactoren, de
aantrekkingskracht van de bestemming (Lee, 1966).
Castles en Miller (2003) leren ons dat de redenen tot migratie toch wat complexer blijken
te zijn. Op macroniveau speelt de geschiedenis van de wereldwijde politieke en
economische verhoudingen tussen landen, volgens de migration systems theory, een
belangrijke rol in de hedendaagse migratiestromen. Daarnaast speelt ook op mesoniveau
de aanwezigheid van gemeenschappen mee. Dit kan het migratieproces faciliteren of net
belemmeren. Tot slot speelt op microniveau het sociaal netwerk mee in de motivatie en
de mogelijkheid van migratie. De beslissing om te migreren heeft dus meerdere
dimensies.
Een groot aantal mensen komt echter op een punt dat ze gedwongen worden om hun
omgeving te verlaten. Het statistisch rapport van de UNHCR (2015) spreekt over 60
miljoen ontheemden wereldwijd. Vluchten is een keuze van mensen om zichzelf en hun
familie tegen ernstige schade te beschermen. Vandaag de dag is de
vluchtelingenproblematiek, door haar omvang, actueler dan ooit. Van deze 60 miljoen
ontheemden zijn ongeveer 40 miljoen mensen Internally Displaced People (IDP’s). Zij zijn
op de vlucht binnen hun eigen land. Zoals we verder zullen zien, worden enkel mensen
die buiten hun land op de vlucht zijn, de term vluchteling gegeven. Eind 2014 waren er 20
miljoen vluchtelingen. Van deze groep is ongeveer de helft jonger dan 18. Over het laatste
decennium zien we dat het aandeel minderjarigen steeds groter wordt.
De grootste groepen vluchtelingen zijn Syriërs (3,9 miljoen), Afghanen (2.6 miljoen) en
Somaliërs (1.1 miljoen) (UNHCR, 2015). Mensen uit deze en andere landen worden
gedwongen elders onderdak te vinden. Velen verblijven in de buurlanden (UNHCR, 2015).
De grote toestroom kan ook deze landen onder druk zetten (UNHCR, 2015).
4
Volgens Fargues (2015) ontving Europa in 2015 een record aantal vluchtelingen. De
erkenningsgraad onder de Europese asielsystemen was eveneens erg hoog. Voor een
groot deel is dit toe te schrijven aan de sterke toename van Syrische vluchtelingen
(UNHCR, 2015).
De erkenning van iemand tot vluchteling is gebaseerd op een reeks internationale
verdragen en overeenkomsten. Op deze manier worden vluchtelingen een duidelijk
afgescheiden groep, waar slechts mensen toe behoren die voldoen aan bepaalde criteria
(Abel, 1957). Hiervoor moeten we terug naar de oprichting van de UNHCR en de
conventie van Genève.
1.2 OPRICHTING UNHCR EN DE CONVENTIE VAN GENÈVE
In 1950 werd de United Nations High Commissioner for the Refugees (UNHCR) opgericht
(UNHCR, 2016). In eerste instantie had deze organisatie een mandaat voor slechts drie
jaar en bestond haar voornaamste opdracht in het zoeken naar oplossingen voor de vele
Europese vluchtelingen op dat moment (UNHCR, 2016).
Een jaar later werd in Genève een belangrijk verdrag afgesloten (Abel, 1957). In dit
verdrag werd een vluchteling gedefinieerd en werden deze vluchtelingen bepaalde
rechten toegekend (Abel, 1957). In artikel 1, paragraaf 2 van het Verdrag van Genève
werd een vluchteling als volgt omschreven:
“As a result of events occurring before 1 January 1951 and owing to well-founded fear of
being persecuted for reasons of race, religion, nationality, membership of a particular
social group or political opinion, is outside the country of his nationality and is unable or,
owing to such fear, is unwilling to avail himself of the protection of that country; or who,
not having a nationality and being outside the country of his former habitual residence as
a result of such events, is unable or, owing to such fear, is unwilling to return to it.” (Abel,
1957, p. 14)
Zoals hier geschreven door Abel (1957) zijn er specifieke criteria om als vluchteling te
worden aanzien. Zo dient men een reële vrees te hebben om vervolgd te worden. Zowel
de beleving van de vrees als het werkelijk bestaan ervan is belangrijk. Deze vervolging
hoeft niet enkel vanuit de overheid te komen. Wanneer de overheid niet in staat is of niet
wenst bescherming te bieden, geldt dit ook als een kans op vervolging. Er zijn
verschillende redenen waarvoor mensen vervolgd kunnen worden in de definitie
5
opgenomen: vervolging op basis van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een
sociale groep en politieke overtuiging. Tot slot bevindt een vluchteling zich in een ander
land dan zijn thuisland.
De UNHCR (2011a) beschrijft ook de rechten voor vluchtelingen uit het
vluchtelingenverdrag. Zo bepaalt artikel 33 dat een vluchteling niet teruggebracht mag
worden naar een land waar hij of zij geconfronteerd zal worden met een serieuze
bedreiging voor zijn of haar leven of vrijheid. Dit recht is essentieel voor alle erkende
vluchtelingen. Verder worden nog andere rechten toegekend zoals o.a. het recht niet
gestraft te worden om het gastland zonder geldige verblijfsdocumenten binnen te komen
(Artikel 31), het recht om te werken (Artikel 17 tot 19), het recht op huisvesting (Artikel
21), het recht op onderwijs (Artikel 22), het recht op godsdienstvrijheid (Artikel 4), het
recht op toegang tot het rechtssysteem (Artikel 16) en het recht op vrijheid van beweging
op het grondgebied (Artikel 26).
In het oorspronkelijke Verdrag van Genève gepubliceerd door Abel (1957) spreekt men
over gebeurtenissen die plaatsvonden voor 1951. Men heeft met het verdrag dus
voornamelijk de toen bestaande vluchtelingenproblematiek willen oplossen. Uiteindelijk is
het pas in het protocol van New York uit 1967 wanneer men de restricties in tijd en ruimte
wegneemt. Het gaf erkenning aan het tijdloos karakter van de vluchtelingenproblematiek.
Hoewel recentelijk stemmen opgaan om het verdrag opnieuw te wijzigen, blijven tot op de
dag van vandaag het verdrag van Genève en haar Protocol uit 1967 de basis voor de
erkenning van vluchtelingen en de wijze waarop staten aan hun noden en rechten
tegemoet moeten komen.
Op de definitie van een vluchteling in het vluchtelingenverdrag is ook kritiek. Naar
aanleiding van het 60-jarig bestaan van het vluchtelingenverdrag, stelt McFadyen (2012)
de definitie van een vluchteling in vraag. Zo zou het te weinig rekening houden met de
meervoudige redenen van mensen om te vluchten. Mensen op de vlucht voor
uithongering, oorlog en klimaatverandering vinden onder de huidige definitie onvoldoende
bescherming.
Volgens de UNHCR (2011b) is het toekennen van het vluchtelingenstatuut in de regel een
taak van de gastlanden. Het is ook aan staten zelf om binnen de vluchtelingenconventie
een procedure op te stellen om de beslissing tot erkenning te maken. De UNHCR dient
overheden hierbij te ondersteunen. De UNHCR kan echter ook zelf onderzoek verrichten
om te kijken of iemand in aanmerking komt voor de status als vluchteling.
De opdracht van de UNHCR wordt als volgt beschreven:
6
“UNHCR is mandated by the United Nations General Assembly to seek international
protection and permanent solutions for refugees. It also has the responsibility to supervise
the implementation of the 1951 Convention by States Parties. States Parties are required
to cooperate with UNHCR, and provide relevant information and statistical data. UNHCR’s
role complements that of States, contributing to the protection of refugees by: Promoting
accession to, and implementation of, refugee conventions and laws; Ensuring that
refugees are treated in accordance with internationally recognized legal standards;
Ensuring that refugees are granted asylum and are not forcibly returned to the countries
from which they have fled; Promoting appropriate procedures to determine whether or not
a person is a refugee according to the 1951 Convention definition and/or to other
definitions found in regional conventions; and Seeking durable solutions for refugees.”
(UNHCR, 2011a, p. 6)
De UNHCR (2011a) is dé centrale organisatie als het gaat om vluchtelingen. Er moet
ondersteuning geboden worden aan landen opdat ze aan de internationale verdragen
tegemoet kunnen komen en hier ook op toezien. Van Staten wordt verwacht dat ze met
de UNHCR meewerken om een menswaardig bestaan voor vluchtelingen mee te helpen
realiseren. Een laatste belangrijke opdracht voor de UNHCR, is het zoeken naar
duurzame oplossingen voor vluchtelingen.
1.3 DUURZAME OPLOSSINGEN VOOR MENSEN OP DE VLUCHT
De UNHCR moet dus op zoek gaan naar duurzame oplossingen voor vluchtelingen. Een
duurzame oplossing wordt als volgt omschreven:
“A durable solution for refugees is one that ends the cycle of displacement by resolving
their plight so that they can lead normal lives. Seeking and providing durable solutions to
the problems of refugees constitutes an essential element of international protection, and
the search for durable solutions has been a central part of UNHCR’s mandate since its
inception.” (UNHCR, 2011b, p. 28)
Er worden drie duurzame oplossingen onderscheiden. Vrijwillige terugkeer, lokale
integratie in het gastland of resettlement naar een derde land. Samen bieden ze het
nodige kader om aan een toekomst voor vluchtelingen te kunnen werken.
Vrijwillige terugkeer is sinds het einde van de koude oorlog voor staten een steeds
belangrijkere optie geworden (Waddington, 2003). Morrison (2000) stelt dat er, door het
7
gebrek aan andere opties, niet altijd sprake is van vrijwilligheid. Vrijwillige terugkeer kan
door staten ondersteund worden in een poging het aantal vluchtelingen te verminderen
(Bradley & McAdam, 2012). Voor heel wat vluchtelingen kan vrijwillige terugkeer op een
bepaald moment de beste en meest duurzame oplossing zijn.
Integratie in het gastland is voor de UNHCR (2011b) een tweede duurzame oplossing.
Wanneer de conflictsituatie in het thuisland blijft aanhouden of de integratie in het
gastland simpelweg meer stabiliteit biedt, is dit een te verkiezen keuze. Bij een integratie
in dit nieuw land komen heel wat zaken kijken. Zo moet gedacht worden aan alle legale,
sociale, culturele en economische aspecten die hierbij komen kijken. In Europa en dus
ook in België begint dit proces met het verkrijgen van asiel in het gastland, waarna een
verder integratieproces doorlopen kan worden.
Ten slotte voorziet de UNHCR (2011b) een derde duurzame oplossing. Resettlement of
het hervestigen van vluchtelingen in een derde land. Wanneer de situatie in het thuisland
een terugkeer niet toestaat en het gastland niet voldoende bescherming en ondersteuning
kan bieden aan de vluchtelingen, kunnen derde landen ervoor kiezen om deze mensen op
te nemen. In deze thesis wordt de beleving van personen die via dit programma naar
België kwamen onderzocht.
Het dient gezegd te worden dat er in de literatuur heel wat twijfels bestaan of deze drie
duurzame oplossingen voldoende zijn om aan de noden van alle vluchtelingen te voldoen.
Volgens zowel Katy Long (2014) als Bradley en McAdam (2012) bieden de huidige
duurzame oplossingen onvoldoende mogelijkheden. Ze stellen voor een vierde duurzame
oplossing in het leven te roepen die vluchtelingen de mogelijkheid tot mobiliteit over
landsgrenzen heen biedt. Een mogelijke verdere aanvulling op de bestaande oplossingen.
1.4 RESETTLEMENT
Zoals in het vorige deel besproken werd, is resettlement één van de drie duurzame
oplossingen die wordt gehanteerd om een toekomst voor vluchtelingen te vinden UNHCR
(2011b). De UNHCR definieert resettlement als volgt:
“Resettlement involves the selection and transfer of refugees from a State in which they
have sought protection to a third State which has agreed to admit them – as refugees –
with permanent residence status. The status provided ensures protection against
refoulement and provides a resettled refugee and his/her family or dependants with
8
access to rights similar to those enjoyed by nationals. Resettlement also carries with it the
opportunity to eventually become a naturalized citizen of the resettlement country.”
(UNHCR, 2011b, p. 3)
Het ontvangende land moet dus zelf akkoord gaan om de vluchtelingen op te vangen en
dient hen een verblijfvergunning van onbepaalde duur te geven. Verder dienen de
nieuwkomers gelijkaardige rechten te krijgen als de onderdanen van het gastland.
Resettlement is een belangrijk middel om tegemoet te komen aan de nood tot
bescherming van vluchtelingen. Het kan dus echter ook dienen als een duurzame
oplossing voor vluchtelingen die geen perspectief hebben op de plaats waar ze zich
bevinden (UNHCR, 2011b). Tot slot is het ook een sterk signaal van internationale
solidariteit dat een land kan geven om mee vluchtelingen op te vangen. (Cohen et al.,
2006)
Het Resettlementhandbook van de UNHCR (2011b) stelt dat er al vele decennia sprake is
van het hervestigen van vluchtelingen. Nog voor er van de UNHCR of het verdrag van
Genève sprake was, werden tussen de twee wereldoorlogen Russische vluchtelingen in
China elders hervestigd. Later werd de hervestigingsmethode gebruikt om na de Tweede
Wereldoorlog Europese vluchtelingen te hervestigen. Bekende voorbeelden van
hervestiging tijdens de Koude Oorlog zijn het hervestigen van 200 000 Hongaren na de
Hongaarse Opstand. Verschillende landen in West-Europa vingen hen op (Polygoon-
Profilti, 1956).
Beiser (2006) schrijft over de duizenden Vietnamezen die zich in 1979 verplicht zagen te
vluchten. Heel wat naburige landen wensten de mensen echter niet op te vangen. Dit
leidde ertoe dat de vluchtelingen in hun boot terug de zee werden opgeduwd. Hieraan
danken ze ook hun naam als ‘boat people’. Door de belofte van een hervestiging naar
andere landen, gingen de landen in de regio akkoord om de mensen op te vangen.
Na de Koude Oorlog daalde het relatieve aantal hervestigde vluchtelingen (Fredriksson &
Mougne, 1994). Het belang van dit instrument verminderde doordat het belang van de
vluchtelingen in het buitenlands beleid van Westerse landen verminderde (Garnier, 2014).
Bij het begin van de eeuwwisseling werd Resettlement echter weer bovenaan de agenda
geplaatst. De UNHCR beschreef het als een uiterst belangrijke kerntaak, waar verder op
ingezet moest worden (UNHCR, 2001). Dit zorgde ook binnen Europa voor veranderingen
in het beleid Garnier (2014). Zo gingen verschillende Europese landen
gemeenschappelijk de uitdaging aan om 10 000 Iraakse vluchtelingen uit Syrië te
hervestigen in de tweede helft van het vorige decennium (Phillmann, Stiennon, & Hueck,
9
2010). Ook België werkte hier ad hoc aan mee door 47 vluchtelingen op te vangen
(Phillmann et al., 2010).
Bokshi (2013) en Westerby en Ngo-Diep (2013) schrijven dat in 2012 het Joint European
Resettlement Programme werd opgericht, als een verdere uitbreiding van het Common
European Asylum System (CEAS). De bedoeling bestaat erin om via Regional Protection
Programmes (RPP’s) veilige plaatsen voor vluchtelingen te creëren. Hieraan worden dan
Resettlementprogramma’s gekoppeld om vluchtelingen te kunnen opvangen. Sindsdien is
het aantal Europese landen dat Resettlementprogramma’s heeft ontwikkeld sterk
toegenomen. Wanneer landen er vrijwillig voor kiezen om mensen op te vangen, krijgen
ze hiervoor ook financiële middelen pro rata het aantal hervestigde vluchtelingen.
De Verenigde Staten van Amerika hebben een lange traditie van resettlement (UNHCR,
2011b). Tot op vandaag hervestigen ze het grootste aantal vluchtelingen, met in 2014 een
aantal van bijna 70 000 (UNHCR, 2014). Binnen Europa zijn enkel Zweden, Denemarken,
Finland en Nederland traditioneel op resettlement gericht (ICMC, 2013). De UNHCR is
sinds het begin van dit millennium actief bezig de toepassing van resettlement te
vergroten (Garnier, 2014).
1.5 RESETTLEMENT IN BELGIË
In 2009 hervestigde België 47 vluchtelingen in het kader van een breder Europees project
(Phillmann et al., 2010). In 2011 werden 25 Afrikaanse vluchtelingen, die zich bij de grens
van Libië en Tunesië bevonden, naar ons land overgebracht (Fedasil, 2015b). De
interviews, die in deze masterproef onderzocht worden, zijn van deze twee groepen
afgenomen. Vanaf 2013 heeft België zich in het kader van het Joint EU Resettlement
Programme meer structureel geëngageerd (ICMC, 2013).
Voor het hervestigen van vluchtelingen in België, is geen specifiek wettelijk kader
voorzien (Government of Belgium, 2014). Mensen, die hier via een
resettlementprogramma toekomen, vallen onder de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering
van vreemdelingen (Government of Belgium, 2014). Bij het hervestigen van vluchtelingen
in België, zijn verschillende organisaties betrokken (Government of Belgium, 2014).
De UNHCR maakt eerst een selectie van een aantal vluchtelingen op basis van de
categorieën van kwetsbare personen waar België prioriteit aan geeft (ICMC, 2013). Deze
10
categorieën zijn (1) nood aan juridisch en fysieke bescherming, (2) overlevenden van
geweld en foltering, (3) vrouwen en meisjes in gevaar, (4) kinderen en adolescenten in
gevaar (ICMC, 2013). Het Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en de
Staatlozen (CGVS) zal dan ofwel een selectiemissie sturen ofwel op basis van de
dossiers de mensen uitkiezen wanneer het niet mogelijk is ter plaatse te gaan (ICMC,
2013). Na een controle door de Veiligheid van de Staat is het uiteindelijk de
Staatsecretaris voor Asiel en Migratie die de beslissing goedkeurt (ICMC, 2013). Tijdens
de hervestiging van 2009 uit Irak werd een selectiemissie gestuurd, in 2011 was dit echter
niet mogelijk (Fedasil, 2015a). Fedasil voert bij een selectiemissie een culturele oriëntatie
uit om de verschillende aspecten van het leven in België toe te lichten (Fedasil, 2015a).
Tijdens de selectiemissie in 2009 in Aman en Damascus gebeurde deze culturele
oriëntatie voor alle vluchtelingen die door het UNHCR geselecteerd werden, maar
vooraleer de definitieve selectie door CGVS was uitgevoerd (Caestecker & Derluyn, In
press). Hierdoor volgden ook vluchtelingen die finaal niet geselecteerd werden deze
oriëntatie (Caestecker & Derluyn, n.d.). Bovendien diende deze culturele oriëntatie op
korte termijn worden voorbereid, waardoor nog niet alle informatie (bv. over het traject in
België) kon worden meegegeven aan de vluchtelingen (Caestecker & Derluyn, n.d.). In
het resettlement-initiatief van 2011 (Tunesië) werd gezien de moeilijke veiligheidssituatie
geen selectiemissie uitgestuurd naar de vluchtelingenkampen en gebeurde de selectie
volledig op basis van de dossiers aangebracht door UNHCR (Caestecker & Derluyn, In
press). Dit betekent ook dat er geen voorbereiding of andere culturele oriëntatie van de
vluchtelingen plaatsvond voor hun komst naar België (Caestecker & Derluyn, In press). In
navolgende resettlement-initiatieven vanaf 2013 gebeurde deze culturele oriëntatie na de
selectiemissie die geleid werd door het CGVS en dus enkel met de definitief
geselecteerde vluchtelingen en was deze beter uitgewerkt (Caestecker & Derluyn, In
press).
Bij aankomst in België is het CGVS de organisatie die verantwoordelijk is voor het
toekennen van de vluchtelingenstatus (Fedasil, 2015a). De vluchtelingenstatus is in
België ook het enige statuut waarmee een hervestiging kan gebeuren (ICMC, 2013). De
Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) is verantwoordelijk voor het bieden van geldige
reisdocumenten en de douaneprocedures bij aankomst (Fedasil, 2015a).
Fedasil is verantwoordelijk voor de initiële opvang van de vluchtelingen (Government of
Belgium, 2014).
Volgens (Caestecker & Derluyn, In press) krijgen volwassen vluchtelingen tijdens dit
verblijf in het collectieve opvangcentrum een eerste inburgeringscursus. Deze cursus
11
wordt georganiseerd in het centrum zelf, met inbegrip van sociaal-culturele oriëntatie en
taallessen. In de tweede fase van hun traject in België gaan de hervestigde vluchtelingen
alleen wonen. Bij de resettlement-initiatieven van 2009 en 2011 werden zij in dit proces
van zelfstandig wonen gedurende negen maanden (2011) tot anderhalf jaar (2009)
begeleid door enkele niet-gouvernementele organisaties (NGOs), met name Caritas
International (Brussel), Service Social de Solidarité Socialiste (SESO) (Brussel), het
Sociaal Centrum (PSC) (Antwerpen) en Convivial (Brussel). In 2009 werd de werking
van de betrokken NGOs overkoepeld door Vluchtelingenwerk Vlaanderen; deze laatste
organisatie was dan ook het centrale aanspreekpunt voor Fedasil; waar vanaf 2011
Fedasil rechtstreekse contracten afsloot met de betrokken NGOs. Naast deze
ondersteuning door de betrokken NGOs kregen zij een leefloon en de reguliere
ondersteuning van het OCMW van hun woonplaats. Deze werkwijze werd aangepast voor
de initiatieven vanaf 2013 toen resettlement in België een structureel programma werd.
De financiële ondersteuning van de hervestiging werd gevoelig verbeterd waardoor
OCMW’s sneller bereid waren om hervestigde vluchtelingen te huisvesten en te
ondersteunen. Dit vooraf uitgesproken engagement en de hieruit voortvloeiende
samenwerking zorgde voor een betere doorstroming vanuit het collectieve opvangcentrum
naar de fase van het zelfstandig wonen (nu normaalgezien nog een maximaal verblijf van
zeven weken in het opvangcentrum), gezien de huisvesting reeds telkens voorhanden is
(in tegenstelling tot de situatie in 2009 en 2011). Naast de ondersteuning van het OCMW
bleven ook de NGOs betrokken in de ondersteuning van deze vluchtelingen, in principe
gedurende twaalf maanden, in concreto betreft dit Caritas International en Convivial
(Brussel).
1.6 BELEVING VAN RESETTLEMENT DOOR VLUCHTELINGEN BESPROKEN IN DE
LITERATUUR
De literatuur over het resettlementprogramma’s focust zich voornamelijk op het beleid en
het verzamelen van gegevens over de toeleiding en participatie van hervestigde
vluchtelingen tot de arbeidsmarkt. Hoewel beperkt in aantal, vonden ook verschillende
onderzoeken plaats die vertrokken vanuit de beleving van de vluchtelingen zelf. Deze
werden voornamelijk uitgevoerd in landen met een langere resettlement-traditie zoals de
Verenigde Staten, Canada, Zweden, Noorwegen en Nederland. In België is nog geen
onderzoek gebeurd rond de beleving van het resettlementprogramma of de integratie
nadien. Hoewel de resettlementprogramma’s in alle landen verschillend worden
12
uitgewerkt, bieden deze onderzoeken een goede indicatie over wat verwacht kan worden
van de beleving door de vluchtelingen.
Het onderzoek van Anjum, Nordqvist, en Timpka (2012) onderzocht over een periode van
zes jaar de resettlement van West-Afrikaanse vluchtelingen in Zweden. Bij aankomst was
het vinden van een job en het leren van een taal de hoogste prioriteit, maar na zes jaar
wordt ook familiehereniging erg belangrijk. Onderwijs en werk leidt tot een sterkere
integratie in het lokale gemeenschapsleven en zorgt ook voor een sociaal netwerk. Ook
de kerk kan een gelijkaardige rol vervullen.
Beiser (2006) onderzocht de mentale gezondheid van vluchtelingen na resettlement in
Canada. Het gaat om een onderzoek over een tijdspan van tien jaar. Beiser komt tot de
conclusie dat bij een snelle integratie en het spreken van de taal na tien jaar de kans op
depressie lager ligt. Verder had de aanwezigheid van een gemeenschap met dezelfde
culturele achtergrond in Vancouver, de stad waar de vluchtelingen naar hervestigd
werden, een positief effect op het mentaal welzijn van de vluchtelingen. Verder verlaagde
het hebben van een stabiele relatie ook de kans op de ontwikkeling van een depressie.
Uit een onderzoek van Besteman (2013) komt naar voor dat mensen in hun gedachten
nog vaak met het herkomstland bezig zijn. Zoals ook deze hervestigde Somaliërs in de
Verenigde Staten aangeven: “A joke circulates in the community: One person asks
another, pretending to be the citizenship interviewer: ‘Why do you want to become an
American citizen?’ The applicant answers: ‘So I can travel to Africa.’ At that everyone
cracks up and yells, ‘Wrong answer!’ ” (Besteman, 2013, p. 443). Dit blijkt echter in de
praktijk niet altijd makkelijk te bekomen. Voornamelijk ook omdat de betekenis van familie
kan verschillen voor de vluchtelingen. Waar in Westerse landen de familie aanzien wordt
als de nucleaire eenheid van ouders en minderjarige kinderen, voelen veel vluchtelingen
ook een verantwoordelijkheid voor de bredere familie en wensen ze ook voor hen zorg te
dragen. Verder werden vluchtelingen, die een goede band hebben met elkaar, niet in
dezelfde stad gehuisvest. In deze fragmentenbundel van hervestigde Bantu vluchtelingen
naar de Verenigde Staten komt ook naar voor dat een wezenlijk deel van de vluchtelingen
aan dat ze niet tevreden zijn met hun huisvesting.
Het onderzoek van Bevelander, Hagström en Rönnqvist (2009) leert dat werken voor
vluchtelingen een cruciaal aspect is van integratie. Vluchtelingen die in hun land van
herkomst een diploma hoger onderwijs behaalden, hebben een grotere kans op het
vinden van werk, maar hun kans op tewerkstelling blijft significant lager dan dat van de
“autochtone” bevolking. Uit het onderzoek blijkt ook dat hervestigde vluchtelingen tot
13
ongeveer 15 tot 20 jaar na aankomst een lager tewerkstellingspercentage te hebben dan
andere nieuwkomers.
De literatuurstudie van Cheng, Drillich en Schattner (2015) geeft aan dat de toegang tot
gezondheidszorg voor hervestigde vluchtelingen niet altijd evident is. 23 artikels werden
hiervoor onderzocht. Hieruit bleek dat het maken van een afspraak met
gezondheidswerkers niet altijd even vlot verliep en een tolk bij ontmoetingen met een
dokter belangrijk is om goed over medische problemen te kunnen spreken. Bij het
ontbreken van een tolk voelen ze zich vaak niet serieus genomen en is de behandeling
niet altijd duidelijk.
Citizenship and Immigration Canada (2011) deed een evaluatie van het Canadese
hervestigingsprogramma. Hiervoor werden ook verschillende vluchtelingen geïnterviewd.
Door de evolutie in het Canadese resettlementbeleid naar meer kwetsbare profielen is er
ook een stijgende nood aan ondersteuning en omkadering in de verschillende
levensdomeinen. Er worden moeilijkheden ervaren rond huisvesting, medische zorg en de
beperkte financiële middelen. Na vijf jaar had een wezenlijk deel van de vluchtelingen nog
steeds geen werk. Dit bleek bij een longitudinale opvolging met data van een grote groep
vluchtelingen.
Volgens Correa-Velez, Gifford, en McMichael (2015) is de kans op een depressie verder
ook lager wanneer vluchtelingen zich zelfzeker voelen en ze een duidelijk beeld hebben
op hun identiteit. Het gaat hier om een onderzoek van het welzijn van hervestigde
vluchtelingen in Australië over een periode van acht jaar. Verder kwam ook hier naar voor
dat onderwijs een belangrijke factor is om een hogere graad van welzijn te ervaren. Ook
een stabiele woonsituatie vinden vluchtelingen essentieel. Maar in de praktijk bleek dit
niet vlot te verlopen voor alle hervestigde vluchtelingen.
Dat integratie niet evident is in een nieuwe stad, blijkt uit het onderzoek van El-Bialy en
Mulay (2015) met tien vluchtelingen in St-John’s, Canada. Een gebrekkige kennis van de
taal zien hervestigde vluchtelingen in Canada als een van de grootste problemen in hun
nieuwe stad. Ook het gevoel van een sociaal netwerk is belangrijk bij het uitbouwen van
een nieuw leven. School blijkt een belangrijke plaats waar mensen in contact komen met
anderen. Het leidt tot een sterkere integratie in het lokale gemeenschapsleven en zorgt
ook voor een sociaal netwerk. Hervestigde vluchtelingen die in St. John’s woonden,
hadden ook gemengde gevoelens bij het afgelegen wonen in een kleine stad.
Een onderzoek van Femling (2012) over de ervaringen van resettlement bij jonge
vluchtelingen naar Zweden, leert ons dat een goede voorbereiding een positief effect
14
heeft op de beleving van de reis. Voornamelijk visuele informatie over het gastland
verhoogt het veiligheidsgevoel. De reis is op zich al een heel onzekere periode en op die
manier kan een houvast geboden worden.
Guiaux, Beenakkers, Uiters, en Wubs (2008) onderzoeken en beschrijven resettlement in
Nederland. Het gaat hier dus niet om een belevingsonderzoek. Ze kijken hier naar de
feitelijke maatschappelijke positie van de hervestigde vluchtelingen. De nadruk ligt
voornamelijk op de economische situatie en brengt cijfers in beeld van hun
onderwijsdeelname, hun arbeidsmarktparticipatie en hun eventuele veroordelingen. Er
wordt geen significant verschil gevonden tussen hervestigde vluchtelingen en andere
soorten nieuwkomers. Hun bevindingen worden vervolgens in een internationaal
perspectief bekeken.
De uitwerking van resettlementprogramma‘s kunnen verschillen van land tot land. In
Canada kent men zo het verschil tussen vluchtelingen die door de overheid ondersteund
worden, maar ook vluchtelingen die door private fondsen hervestigd kunnen worden
(Hyndman, 2011).
Platts en Robinson (2011) onderzochten de resettlement- en integratie-ervaringen van
vluchtelingen tijdens de eerste 18 maanden van hun verblijf in het Verenigd Koninkrijk.
Het gaat om vluchtelingen uit Irak en de Democratische Republiek Congo. Mensen uit het
onderzoek, die hun woning huurden op de private markt, waren minder tevreden dan zij
die het hadden via de lokale overheden. Ook de stad waarin ze werden hervestigd was
een belangrijke factor. Uit dit onderzoek kwamen ook problemen naar voor rond de
toegankelijkheid van de gezondheidzorg. 41% van de ondervraagden zou hier problemen
mee ervaren. Ook het volgen van Engelse les bleek niet voor iedereen toegankelijk.
Verder had slechts een kleine minderheid in de periode van die 18 maanden betaald werk
verricht. Wel bleken de vluchtelingen tevreden met de stad waar ze woonden.
Robinson et al. (2010) onderzochten een joint resettlementprogramma van het Verenigd
Koninkrijk en Ierland waarbij 120 vluchtelingen uit de Democratische Republiek Congo
werden hervestigd. Door middel van face-to-face interviews werden de vluchtelingen
bevraagd alsook door vier focusgroepen. De resetllementmethode was op verschillende
vlakken verschillend in de twee landen. De eerste opvang in Ierland was in een collectieve
opvangstructuur waar in het VK direct individuele huisvesting werd voorzien. Het direct
overgaan tot individuele huisvesting werd beleefd als desoriënterend. Een eerste opvang
in een collectieve opvangstructuur werd als een goede transitieperiode ervaren. In beide
gevallen bracht de resettlement een gevoel van stabiliteit en veiligheid met zich mee.
Hoewel onderwijs en werk als belangrijke doelstellingen werden gezien, kon niet iedereen
15
Engelse les volgen en had na zeven maanden nog niemand werk. Verder kampten heel
wat vluchtelingen met een zwakke gezondheid. Het gezondheidssysteem werd niet goed
begrepen en de taal zorgde voor communicatieproblemen met de gezondheidswerkers.
1.7 CONCLUSIE LITERATUURSTUDIE
De literatuur leert ons dat het aantal mensen op de vlucht heden ten dage erg hoog is.
Het grootste aandeel van deze groep bevindt zich nog steeds in hun eigen land. Een
groot aantal vluchtelingen leeft in andere landen in de regio. Het leven daar biedt echter
niet altijd een garantie op een veilig en stabiel bestaan. Deze hoge aantallen vluchtelingen
kunnen ook erg wegen op de landen waar de vluchtelingen naartoe gingen. Derde landen
kunnen mee verantwoordelijkheid op nemen, door vluchtelingen te laten overkomen. Zo
worden vluchtelingen een duurzame toekomst aangeboden. Recentelijk is ook België
hiermee begonnen. Eerst met het hervestigen van 47 vluchtelingen in 2009 en vervolgens
met 25 vluchtelingen in 2011. De organisatie van het programma wordt opgenomen door
de bestaande asielinstanties. Daarnaast bieden partners bijkomende begeleiding.
Gezien het prille bestaan van Resettlement naar België, is er geen onderzoek naar de
beleving van de mensen zelf. Ook het onderzoek naar resettlementprogramma‘s in het
buitenland is schaars. Toch zijn deze onderzoeken van belang om te ontdekken of de
beleving van de hervestigde vluchtelingen in België in de lijn ligt van de beleving elders.
Hoewel de literatuur beperkt bleek te zijn, geven de verschillende onderzoeken toch
enkele belangrijke conclusies weer.
Zo blijkt de culturele identiteit een belangrijke rol te spelen. Hervestigde vluchtelingen
hebben nog geregeld contact met hun thuisland. Wanneer er zich mensen met een zelfde
culturele achtergrond in hun nieuwe omgeving bevinden, geeft dit bovendien een positief
effect op het welzijn van de hervestigde vluchtelingen.
Daarnaast is er natuurlijk ook de familie. Wanneer familieleden ziet mee hervestigd zijn, is
familiehereniging van primordiaal belang.
Bij verschillende onderzoeken zijn huisvestingsproblemen naar boven gekomen. Het blijkt
niet evident voor hervestigde vluchtelingen om een woonst te vinden. Wanneer dit toch
lukt is de kwaliteit van de woonst vaak laag. Jammer, want hervestigde vluchtelingen
geven aan dat goede huisvesting erg belangrijk is.
16
Een ander belangrijk thema is de kennis van de lokale taal. Wanneer deze kennis
gebrekkig is, belemmerd dit de lokale integratie. Nochtans belangrijk voor het opbouwen
van een sociaal netwerk.
Vervolgens ervaren hervestigde vluchtelingen ook problemen met medische zorg in hun
hervestigingslanden. Het systeem blijkt voor hen niet altijd duidelijk te zijn. Maar
hervestigde vluchtelingen ervaren voornamelijk communicatieproblemen. Wanneer tijdens
consultaties geen tolk aanwezig is, kunnen ze het gevoel hebben dat ze niet serieus
genomen worden enerzijds en vermindert hun kennis van de behandeling anderzijds.
Dit zijn enkele van de belangrijkste thema’s die uit de literatuurstudie naar voor komen.
Tijd om zelf op onderzoek te gaan.
17
2. PROBLEEMSTELLING
Uit de literatuurstudie blijkt dat de wetenschappelijke literatuur over resettlement beperkt
is. Dit geldt zeker voor hervestiging naar landen zonder resettlementtraditie, zoals België.
De resettlementprogramma’s worden georganiseerd binnen de bestaande wetgeving en
door bestaande organisaties. De hervestiging naar België verschilt dus aanzienlijk met de
hervestiging naar andere landen. Het is dan ook relevant om te onderzoeken hoe
hervestigde vluchtelingen de resettlement naar België beleven.
De algemene probleemstelling die deze masterproef wil behandelen gaat als volgt:
Hoe ervaren vluchtelingen het gehele proces van resettlement?
Deze vraagstelling kunnen we echter verder onderverdelen in verschillende
onderzoeksvragen.
Mensen die via het Resettlementprogramma naar België komen, dienen een lange weg af
te leggen. Na de vlucht naar een gastland moeten ze verschillende fasen doorlopen tot ze
hier in België een stabiele leefsituatie kunnen uitbouwen. Om de ervaringen van de
mensen goed te kunnen beschrijven, moeten we kijken naar de effecten die dit proces
van resettlement op mensen heeft. Hieruit komt dan ook de volgende vraag:
Hoe beleven de hervestigde vluchtelingen de verschillende fases van het
resettlementprogramma?
Zoals reeds aangehaald zijn heel wat organisaties betrokken bij het begeleiden van
vluchtelingen. Elk van deze organisaties heeft een eigen insteek en specifieke
doelstellingen ten aanzien van deze doelgroep. Hun gezamenlijke inspanningen maken
resettlement mogelijk en heeft als doel de vluchtelingen te ondersteunen. Hieruit komt dan
ook de volgende vraag:
Hoe werd/wordt de ondersteuning door organisaties ervaren?
Iedere vluchtelingen heeft natuurlijk zijn eigen verhaal. Het is belangrijk om te kijken welke
thema’s voor hen zelf belangrijk zijn. Gezien de grote en vaak ook snelle veranderingen in
18
het leven van de hervestigde vluchtelingen, zijn vooral zijzelf in staat om de impact van
thema’s aan te geven. De laatste onderzoeksvraag is dan ook:
Welke thema’s houden de vluchtelingen het meest bezig?
Het opzet van dit onderzoek bestaat er verder ook in om concrete aanbevelingen te
kunnen doen naar de toekomst. Zo kunnen de resettlementprogramma’s meer op maat
van de vluchtelingen georganiseerd worden. Hierbij wordt vooral gefocust op het in kaart
brengen van de belevingen van de vluchtelingen en hoe de eventuele problemen die ze
ervaren te verhelpen zijn. Heel wat organisaties zijn betrokken bij de opvang, integratie en
begeleiding van de vluchtelingen. Met deze Masterproef wens ik mee te helpen aan de
opbouw van knowhow over de beleving van resettlement. Zo kunnen betrokken
organisaties de kwaliteit van de begeleiding naar de toekomst toe kan verhogen.
Tot slot kan op deze manier ook een bijdrage geleverd worden aan de wetenschappelijke
literatuur rond de beleving van het resettlementprogramma’s door vluchtelingen. Te meer
omdat deze redelijk beperkt blijkt te zijn.
19
3. METHODE
3.1 ALGEMEEN KADER
Om de knowhow binnen hun organisatie te verhogen, werd in opdracht van Caritas een
onderzoek begonnen. Er werden interviews afgenomen van hervestigde vluchtelingen. In
deze masterproef worden de interviews van de hervestigde vluchtelingen dieper
onderzocht. Gebaseerd op Grounded Theory worden de getranscribeerde interviews
geanalyseerd. Het opzet van dit onderzoek bestaat erin om vanuit deze data een beeld te
krijgen op de beleving van resettlement.
3.2 PARTICIPANTEN
De onderzoekspopulatie hier bestaat uit twee groepen. De eerste groep bestaat uit 47
Irakese en Palestijnse vluchtelingen die in 2009 uit Syrië en Jordanië hervestigd werden.
De tweede groep bestaat uit 25 Congolese en Eritrese vluchtelingen die in 2011 uit Libië
hervestigd werden.
Om de participanten te rekruteren werd in eerste instantie beroep gedaan op de NGO’s
die de hervestigde vluchtelingen in 2009 en 2011 hadden begeleid. Aan hen werd
gevraagd om de betrokken vluchtelingen-gezinshoofden te contacteren en hen de vraag
te stellen of zij wilden meewerken aan het onderzoek. Slechts één vluchteling gaf hier
reeds aan liever niet mee te werken aan het onderzoek. Er was evenwel een aanzienlijke
groep waarmee de betrokken NGO’s geen contact meer hadden. Daarom werd de NGO’s
gevraagd alle mogelijke contactgegevens te bezorgen aan de betrokken onderzoekers
(zonder dat deze informatieoverdracht inhield dat de vluchtelingen wensten mee te
werken aan het onderzoek). Op die wijze werd vooral via de adressen waar de
vluchtelingen in de herfst van 2009 woonden een aantal vluchtelingen opgespoord. De
onderzoekers hebben ook getracht om via zogenaamde ‘snowball-sampling’ bij de
vluchtelingen die wel konden geïnterviewd worden contacten te leggen met de overige
participanten. Op deze manier werden nog enkele bijkomende participanten gerekruteerd,
maar dit was sterk afhankelijk van de mate waarin binnen een groep vluchtelingen die
samen hervestigd werd nog contacten bestonden.
20
De onderzoekers opteerden ervoor om in het geval van gezinnen per gezin het
gezinshoofd te interviewen (of één van beide gezinshoofden indien het een koppel met
kinderen betrof). Daarnaast werd een acht oudere (maar soms nog minderjarig) kinderen
van deze gezinnen ook (eenmalig) geïnterviewd om ook hun leefsituaties en hun visie op
het hervestigingsproces in kaart te brengen.
3.2.1 HERVESTIGING UIT SYRIË EN JORDANIË
De hervestigde vluchtelingen uit Irak betreffen: 12 alleenstaande vrouwen, zeven
moeders met tussen de één en vijf kinderen en twee koppels met telkens twee kinderen.
Van deze 21 huishoudens werden uiteindelijk 14 vluchtelingen-gezinshoofden gevonden
die bereid waren hun medewerking te verlenen, waarmee 35 van de 47 hervestigde
vluchtelingen werden bereikt, wat betekende dat 66% van de huishoudens werd bereikt
en 72% van de personen. In de steekproef is er een duidelijke ondervertegenwoordiging
van de alleenstaande vrouwen (50%) en een oververtegenwoordiging van de Palestijnen
(100%). Dat de alleenstaanden in veel mindere mate nog wonen in de woning waar ze in
2009 ingetrokken waren, is een mogelijke verklaring van deze ondervertegenwoordiging.
Onder de hervestigde vluchtelingen hadden, volgens UNHCR-gegevens, zes dossiers
familiebanden in België. Bij de steekproef hadden drie van de veertien huishoudens
familiebanden in België, dus een ondervertegenwoordiging van deze groep. De rol van
de NGO’s bij het opsporen van de vluchtelingen heeft gemaakt dat vooral zij die relatief
veel ondersteuning hebben gekregen gemakkelijker konden bereikt worden om deel te
nemen aan dit onderzoek.
In 2015 (tijdens het laatste interviewmoment) is het aantal personen dat door onze
interviews werd bereikt aangegroeid door vier geboortes en de overkomst van een kind uit
Syrië. Ook verlieten vier kinderen die bij de huishoudens “alleenstaande moeders” van de
steekproef hoorden de ouderlijke woonst. Daarvan waren er drie kinderen die in het
huwelijk traden, wat voor één dochter de emigratie naar Australië impliceerde. In 2014
huwde een alleenstaande moeder en haar echtgenoot uit Irak vervoegde haar in België.
21
Tabel 1: Hervestigde vluchtelingen uit Irak en de steekproef, 2009-2015 (huishoudens*)
Alleenstaand Koppel met
kinderen
Alleenstaande
moeder
Aantal
huishoudens
Bij aankomst in België
(2009)
12 2 7 21
Interviewselectie in 2014-2015
Situatie in 2009 6 2 6 14
Situatie in 2014/2015 6 6** 6*** 18
* Onder huishouden wordt verstaan mensen die onder hetzelfde dak wonen. In de regel gaat het hier om gezinnen, inclusief een huishouden
bestaande uit een grootmoeder, de feitelijke, maar niet biologische moeder en een zoon
** De koppels met kinderen zijn aangegroeid door verschillende huwelijken van mensen die als celibatair kwamen. Onder deze koppels met
kinderen is er ook een persoon die alleenstaande is, maar die tijdens haar verblijf in België huwde en een kind heeft, maar waarvan de
echtgenoot niet in België woont. Een alleenstaande moeder die huwde tijdens haar verblijf in België valt nu ook onder de koppels met
kinderen.
*** Een alleenstaande vrouw bleek een alleenstaande moeder te zijn en liet haar dochter uit Syrië overkomen en een alleenstaande moeder
huwde.
Tabel 2: Hervestigde vluchtelingen uit Irak en de steekproef, 2009-2015 (personen)
Alleenstaand Koppel met
kinderen
Alleenstaande
moeder
Totaal
Bij aankomst in België
(2009)
12 8 27 47
Interviewselectie in 2014-2015
Situatie in 2009 6 8 21 35
Situatie in 2014/2015 6 25 13* 44
* Een alleenstaande moeder is gehuwd en verschillende kinderen van alleenstaande moeders verlieten de ouderlijke woonst.
3.2.2 HERVESTIGING UIT LIBIË
De hervestigde vluchtelingen uit Libië bestaan uit vier alleenstaanden, vijf koppels met al
dan niet kinderen en één alleenstaande moeder.
Van deze 9 huishoudens werden uiteindelijk 6 vluchtelingen-gezinshoofden gevonden die
bereid waren hun medewerking te verlenen, waarmee 19 van de 22 hervestigde
22
vluchtelingen werden bereikt, wat betekende dat 67% van de huishoudens werd bereikt
en 86% van de personen. Er is een sterke ondervertegenwoordiging van alleenstaanden
in deze steekproef (25% van de populatie). Dit terwijl 100% van de alleenstaande ouders
en 80% van de koppels bereikt werden.
De samenstelling van de steekproef wijzigde bij het tweede interview door het herenigen
van één man met zijn vrouw en twee kinderen en twee koppels die gescheiden zijn.
Tabel 3: Hervestigde vluchtelingen uit Libië en de steekproef, 2011-2015 (huishoudens*)
Alleenstaand Koppels (al
dan niet met
kinderen)
Alleenstaande
moeder/vader
Aantal
huishoudens
Bij aankomst in België
(2011)
4** 5 1 9
Interviewselectie in 2014-2015
Situatie in 2011 1 4 1 6
Situatie in 2014/2015 2 3*** 3 10
* Onder huishouden wordt verstaan mensen die onder hetzelfde dak wonen. In de regel gaat het hier om gezinnen, inclusief een huishouden
bestaande uit een grootmoeder, de feitelijke, maar niet biologische moeder en een zoon.
** Eén van de alleenstaande mannen die niet kon geïnterviewd worden heeft zich later herenigd met zijn echtgenote en twee kinderen.
*** Twee koppels, één met kinderen en één zonder kinderen zijn intussen gescheiden en één alleenstaande man heeft zich herenigd met
vrouw en kinderen.
Tabel 4: Hervestigde vluchtelingen uit Libië en de steekproef, 2011-2015 (personen)
Alleenstaand Koppel (al
dan niet met
kinderen)
Alleenstaande
moeder/vader
Totaal
Bij aankomst in België
(2011)
4 14 5 22
Interviewselectie in 2014-2015
Situatie in 2011 1 18 3 19
Situatie in 2014/2015 2 17 7 26
23
3.3 DATAVERZAMELING
3.3.1 PROCEDURE
Nadat de onderzoekers de contactgegevens hadden ontvangen, werd eerst telefonisch
contact opgenomen om nogmaals het onderzoek toe te lichten. Indien nodig (dit werd
aangegeven door de betrokken medewerker van de NGO die het contact gefaciliteerd
had) gebeurde dit met ondersteuning van een tolk. Indien de participant nog steeds
toestemde om deel te nemen werd een afspraak vastgelegd, eveneens al dan niet met
een tolk waar nodig (in de taalkeuze van de participant en ook zo veel als mogelijk
rekening houdend met mogelijke andere wensen inzake het profiel van de tolk).
Tijdens dit gesprek, dat plaatsvond op een door de persoon zelf gekozen locatie (meestal
in de woning van de participant), werd vooreerst het doel van het onderzoek nogmaals
toegelicht. De volledige vrijwillige deelname werd benadrukt, de anonieme verwerking van
de data, de mogelijkheid om op elk moment te stoppen met de deelname aan het
onderzoek, alsook de mogelijkheid om inzage te krijgen in de verkregen data en de
onderzoeksbevindingen. Elke participant werd ook gevraagd of het interview kon worden
opgenomen (slechts enkele participanten stemden hier niet mee in – dan werden nota’s
genomen tijdens en na het interview).
Na deze toelichting werd alle participanten gevraagd om een ‘informed consent’ te
tekenen en werd gestart met het eigenlijke interview. Een blanco versie hiervan is terug te
vinden in bijlage 1.
Na zes maanden werd telefonisch terug contact opgenomen met elke participant (al dan
niet met behulp van een tolk) en werd gevraagd om een nieuw interview te plannen. Bij
sommigen werd na het tweede interview eveneens nog een derde interview afgenomen.
Dit resulteerde in totaal in 29 interviews met hervestigde vluchtelingen uit 2009 (23
gezinshoofden, 6 kinderen) en 13 met vluchtelingen uit 2011 (allen gezinshoofden).
3.3.2 HET INTERVIEW
Informatie over de hervestiging werd verzameld via semigestructureerde interviews met
de betrokken vluchtelingen. In de interviews met de participanten ging enerzijds aandacht
naar de beleving van de begeleiding gedurende het ganse resettlement-proces en
24
anderzijds naar hun positie in en beleving van die positie in de gastsamenleving. De
onderzoekers hebben er hier uitdrukkelijk voor gekozen om niet enkel naar de
economische integratie of economische positie in de samenleving te peilen, maar naar
verschillende levensdomeinen. Dit betekent dat in de interviews met de hervestigde
vluchtelingen werd gepeild naar, onder meer, de huisvestingssituatie, het proces van
taalverwerving, de opleidings- en onderwijssituatie, de arbeidssituatie, andere elementen
van maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk, vrije tijd,…), fysieke en psychische
gezondheidsstatus, sociale netwerken binnen en buiten België (zowel in het land van
oorsprong als in andere landen, inclusief gezinshereniging) en hun verwachtingen voor de
toekomst. De onderzoekers hebben hierbij ook gepolst naar mogelijke mechanismen die
het proces van hervestiging en het leven in België in positieve zin hebben beïnvloed of net
hebben bemoeilijkt. Hierbij werd expliciet gepolst naar de mate en de wijze van
ondersteuning die de participanten gekregen hebben doorheen het ganse traject en hun
evaluatie van deze ondersteuning.
Door een longitudinaal perspectief te hanteren met verschillende consecutieve interviews
over een langere opname werd het mogelijk om eventuele wijzigingen in de levenssituatie
van mensen, in hun verwachtingen en in hun ondersteuningsnoden en hun visie hierop in
kaart te brengen.
3.4 DATA-ANALYSE
De letterlijk getranscribeerde data uit de interviews met de hervestigde vluchtelingen
diepgaand geanalyseerd worden. Voor deze analyse wordt een tussenpositie ingenomen
tussen de a-priorische en de inductieve benadering. Aangezien er reeds enkele
onderzoeksvragen werden opgemaakt zal in de data gezocht worden naar antwoorden
hierop. Andere thema’s die door de mensen zelf tijdens de interviews geopperd worden
zullen echter zeker ook onderzocht worden.
Voor deze kwalitatieve data-analyse zullen de teksten gecodeerd worden. In de eerste
fase is dit open coderen. Bij dit open coderen wordt een selectie gemaakt van wat
relevant is voor het onderzoek enerzijds en wordt de data gestructureerd anderzijds
(Mortelmans, 2009). Dit tot het moment dat een kritisch punt bereikt wordt waarop geen
nieuwe codes meer gecreëerd kunnen worden.
Bij het axiaal coderen zal van de verschillende elementen uit het open coderen een
verdere abstractie gemaakt worden tot concepten (Mortelmans, 2009). Zo kan een beter
25
verstaan bereikt worden van de algemene lijnen in de data. Om een goed overzicht te
bewaren op de verschillende codes en hun onderlinge verband is er gewerkt met een
codeboom. Deze is te vinden in bijlage 2.
Om de verschillende categorieën van het axiaal coderen met elkaar te verbinden om een
theoretisch kader te creëren zal er tot slot een selectieve codering plaatsvinden
(Mortelmans, 2009).
De verschillende coderingsfases zoals hierboven beschreven worden uitgevoerd met de
software Nvivo 11. Deze software biedt de mogelijkheid om doorheen de verschillende
interviews te werken met dezelfde codes.
3.5 KWALITEIT ONDERZOEK
Om de kwaliteit van het onderzoek te garanderen is het belangrijk het te toetsen aan
enkele criteria. Hier toetsen we de interne en externe betrouwbaarheid en interne en
externe validiteit van het onderzoek zoals beschreven in Mortelmans (2009).
3.5.1 INTERNE BETROUWBAARHEID
Een eerste element van interne betrouwbaarheid houdt in dat wanneer er verschillende
mensen data verzamelen over een onderwerp, hun data vergelijkbaar moet zijn
(Mortelmans, 2009). De afname van de interviews gebeurt door verschillende
onderzoekers. Enkele richtlijnen zorgen ervoor dat de uitkomst van de
semigestructureerde interviews tot dezelfde concepten leidt. De analyse van de
getranscribeerde teksten doet één persoon.
Interne betrouwbaarheid houdt verder ook in dat het basis materiaal controleerbaar moet
zijn (Mortelmans, 2009). Door de persoonlijke aard van de data is het niet gepast om de
identiteit van de participanten gekend te maken. De promotor van deze masterproef heeft
alle getranscribeerde interviews.
3.5.2 EXTERNE BETROUWBAARHEID
Zoals beschreven in Mortelmans (2009) gaat externe betrouwbaarheid om de vraag of
een studie kan worden gerepliceerd. Bij kwalitatief onderzoek is dit echter nauwelijks
26
mogelijk. Daarom dient hier vooral gezocht te worden of veranderingen in resultaten een
gevolg is van sociale verandering of van methodologische beslissingen. In deze
masterproef is rekening gehouden met de externe betrouwbaarheid door een duidelijk
overzicht te geven over het tot stand komen van het onderzoek en het verdere verloop
ervan.
3.5.3 INTERNE VALIDITEIT
Interne validiteit of geloofwaardigheid is een kwestie van toetsen of de interpretaties die
gemaakt worden door de onderzoeken ook overeenstemmen op de data (Mortelmans,
2009). Bij de analyse van de data wordt rekening gehouden met de thema’s die de
participanten zelf aangeven. Om zo dicht mogelijk bij de data te blijven zullen ook
geregeld citaten van de hervestigde vluchtelingen gebruikt worden om de interpretaties te
staven.
Mortelmans (2009) wijst op het gevaar dat een onderzoeker zijn persoonlijke
geschiedenis en identiteit koppelt aan de verzamelde data. Door het diepgaand coderen
van de data wordt dit zoveel als mogelijk vermeden. Alsook door een zelfkritische
basishouding. Via onderzoeker triangulatie is er wel een variatie in het verzamelen van de
data. De interviews zijn door meerdere onderzoekers afgenomen. Het uitgebreid
coderingsproces zorgt er verder voor dat de interpretaties van de data constant
bekritiseerd en geherformuleerd worden.
3.5.4 EXTERNE VALIDITEIT
Externe validiteit of generaliseerbaarheid is bij kwalitatief onderzoek niet evident
(Mortelmans, 2009). Dit onderzoek slaagt er echter in om een groot deel van de
onderzoekspopulatie te bevragen. Dit natuurlijk doordat het hier gaat om
resettlementprogramma‘s waarbij slechts enkele tientallen mensen van gebruik hebben
gemaakt. Het is een duidelijk opzet van dit onderzoek om naar de toekomst toe een
meerwaarde te kunnen bieden aan de organisatie van nieuwe resettlementprogramma‘s.
Dit is natuurlijk niet evident omdat heel wat factoren bepalen hoe de vluchtelingen een
resettlementprogramma ervaren. Mensen met zeer diverse culturele achtergronden en
persoonlijke levenservaringen worden bevraagd. Om te kunnen komen tot een inferentiële
generaliseerbaarheid, wordt in deze masterproef de context van de programma’s als de
27
context van waaruit mensen spreken, uitgebreid besproken. Een theoretische
generaliseerbaarheid is niet het opzet van dit onderzoek.
28
4. RESULTATEN
Dit deel geeft een analyse van de data weer. Het resettlementproces wordt chronologisch
weergegeven. Van de fase voor de resettlement naar België over de reis naar België en
het verblijf in een collectieve opvangstructuur tot en met de fase van individueel verblijf.
Binnen elke fase komen de thema’s aan bod die werden aangegeven door de interviewer
of die werden aangehaald door de participanten en wordt dit uitvoerig besproken.
Daarnaast zullen ook de ervaringen van ondersteuning of begeleiding vanuit organisaties
weergegeven worden. In het afsluitend deel worden de algemene evaluatie van de
participanten over de resettlementprogramma’s weergegeven.
4.1 PRE-RESETTLEMENT
Vooraleer er sprake is van resettlement hebben de mensen vaak al een hele
geschiedenis achter zich. Dit levensverhaal zullen ze steeds met zich meedragen. Hoewel
iedere vluchteling zijn eigen redenen had om zijn of haar thuisland te ontvluchten, waren
ze voor de meerderheid van de participanten toch gebaseerd op dezelfde soort
problemen. In de groep uit Eritrea was hun voornaamste vluchtreden de overheid die hen
geen vrijheid gaf en hen verplichte het leger in te gaan. De meeste vluchtelingen uit Irak
halen de veiligheidsrisico’s door de instabiliteit in het land aan als de reden van hun
vlucht.
Het vluchten stelde de mensen bloot aan heel extreme omstandigheden. Zoals ook voor
deze man uit Eritrea:
De Sahara was te lang, 23 dagen in Sahara. 2 auto’s, 25 mensen, 6 mensen dood.
Da’s moeilijk, da’s niet goed. De mensen geen water. Ik bidden. Bij Lybia komen
de mensen zeggen, je moet betalen. 1200 dollar, 600 voor mij, 600 voor mijn
vrouw. In Lybia wonen 2 jaar. De mensen vluchten via de zee, dood in de zee. Ik
zeggen, nooit in de zee, nooit. Ik ga naar UNHCR en de Red Cross, ik zeg ik ben
vluchteling. (Eritrese man, hervestiging Libië)
We zien dat hun vlucht naar een ander land niet steeds definitief is. Na het vluchten naar
een derde land, gingen verschillende participanten terug naar hun thuisland. Dit kon zijn
om familie te bezoeken, om hun eigendom te beschermen, wegens financiële redenen of
omdat ze niet over een verblijfsvergunning beschikten.
29
Ik heb 8 jaar in Syrië gewoond ... Daar de huur te hoog was voor ons budget
hebben we dan een kleinere woning gehuurd. In Syrië mochten we niet werken.
We werden slecht behandeld in Syrië. Het grote aantal vluchtelingen uit Syrië heeft
de huurprijzen in Damascus sterk opgedreven en vele Irakezen hebben door
financiële noodzaak moeten terugkeren naar Irak. (Irakese vrouw, hervestiging
Syrië)
Net als deze vrouw hadden ook andere participanten het vaak moeilijk in de landen waar
ze zich bevonden na de vlucht uit het thuisland. Verschillende participanten werden er
slachtoffer van discriminatie. Velen konden er ook niet werken. Een duurzame toekomst
uitbouwen is er dan ook erg moeilijk. Vluchtelingen die in Syrië en Jordanië verbleven
zeggen financiële steun te hebben ontvangen van de UNHCR. Hun kinderen konden er
ook naar school. In Libië zijn de ervaringen anders:
UNHCR had niet echt een bestaan daar (Libië). Het aanvragen van een
vluchtelingenstatuut was enkel een formaliteit dat je erkend was als vluchteling
was. Je kende niet echt een bescherming. Je geniet niet echt van iets. (Congolese
man, hervestiging Libië)
Een andere vluchteling uit Libië maakt echter wel melding van hulp door humanitaire
organisaties. Deze hulp wordt niet gespecifieerd. Daarnaast zou het in Libië mogelijk
geweest zijn om via zwartwerk in het onderhoud te voorzien.
Het selectieproces verliep verschillend in 2009 en 2011. De ervaringen van de mensen
over dit selectieproces zijn dan ook verschillend. Via de UNHCR werden de vluchtelingen
geregistreerd. In korte gesprekken dienden de mensen hun verhaal te vertellen. Er waren
verschillende landen die mensen wilden hervestigen. Zo werden familieleden of vrienden
soms naar een ander land hervestigd. Enkele vluchtelingen kregen ook meerdere
aanbiedingen tot resettlement van landen. Hierbij konden ze dan een keuze maken. De
participanten ervoeren de selectiecommissie als vriendelijk.
De participanten uit de groep vluchtelingen van 2009 zeggen informatie te hebben
ontvangen over de hervestiging naar België en het dagelijkse leven in België. Ze halen
verschillende informatie media aan. Twee participanten spreken over een
informatiebrochure in het Arabisch. Tijdens een individueel interview, waarbij een tolk
aanwezig was, werd ook informatie gegeven. Een deel zegt in groep informatie te hebben
gekregen. Verschillende participanten halen aan dat ze afbeeldingen van België te zien
kregen. Het regenachtig klimaat werd meerdere malen herhaald als belangrijke informatie
die ze te horen kregen. De tevredenheid over de ontvangen informatie is verschillend.
30
Sommigen vonden dat er voldoende informatie gegeven werd. Een groot deel vond echter
onvoldoende informatie te hebben gekregen. Ze hadden graag meer informatie gekregen
over tewerkstelling, het onderwijs en de gezondheidszorg. Een andere participant had
graag geweten dat er ook heel wat Arabische mensen in België wonen en nog een andere
participant had graag op voorhand willen weten dat je hier niet altijd een hoofddoek mag
dragen. Anderzijds haalt een Palestijnse man aan dat het vluchtelingenkamp geen rustige
plaats is om zich goed te informeren. Een terugkomende klacht is dat de participanten zou
beloofd zijn een woning te krijgen bij aankomst, wat dan niet correct bleek te zijn. Een
participant stelt ook voor om al voor het vertrek naar België, taalonderwijs aan te bieden.
De participanten uit de groep vluchtelingen van 2011 gaven aan geen informatie te
hebben ontvangen voor vertrek. Enkel dat ze naar België konden en de praktisch
logistieke informatie. Een participant herinnert zich pas op het vliegtuig de eerste
informatie gekregen te hebben.
Voor het vertrek konden de participanten zich bij België weinig voorstellen. Een groot deel
had er nog nooit van gehoord. Slechts enkelen hadden reeds familie of kennissen in
België of buurlanden. De verwachtingen die de participanten hadden ten aanzien van het
leven in België waren gebaseerd op verhalen van anderen en de informatie die gegeven
werd door de UNHCR of de mensen van de selectiemissie. Sommigen kwamen ook via
het internet meer over België te weten. Een vluchteling uit Eritrea spreekt over zijn
verwachtingen van België:
Many people who come to Europa, they have a dream, and when they realize it
they come to the ground they cannot achieve their dream. That's why they are
confused. The reality is very different. So what I'm saying is, there are big
opportunities, there is chance here, but still also there is struggle. There are also
challenges. But you have to struggle very hard with these challenges. To tell you
the truth when I can from Tunisia to Belgium, the regional UNHCR officer at that
time told me: “the first 3 to 5 years you have not to expect anything. It's difficult.
But after that, things will automatically change; you can get whatever you like. But
at the beginning it's very difficult. Step by step, step by step. You cannot achieve
all your goals at the same time, all your dreams at the same time. So you have to
put them according to your priorities.” (Eritrese man, hervestiging Libië)
Niet alle participanten deelden deze verwachting. Naast het vinden van stabiliteit en rust
hoopten ze in België snel werk te vinden, goede huisvestiging te krijgen, goede
onderwijsmogelijkheden en een integraal deel uit te kunnen maken van de samenleving.
Hoewel vele participanten herhaaldelijk zeggen dat ze blij zijn met het leven in België,
31
geeft een groot deel aan dat de aanpassing en inschakeling moeilijker is verlopen dan ze
verwacht hadden.
4.2 REIS
De reis is niet voor iedereen even vlot verlopen. In de groep die uit Syrië naar België
kwam werden verschillende personen opgepakt en verschillende dagen vastgehouden.
Dit werd ervaren als een zeer ingrijpende en pijnlijke ervaring. Gebaseerd op de
getuigenissen van de vluchtelingen zou men bij de aanvraag van een visum door de
Syrische autoriteiten geboeid weggevoerd zijn en drie dagen werden vastgehouden. Dit
tot het tijdstip van de vlucht naar België. Hun aanhouding was onverwacht. Hierdoor
waren ze niet in staat om terug naar hun huis te keren voor de laatste dagen. Het werd als
vernederend en onmenselijk werd ervaren.
De reis vanuit Jordanië liep vlotter. De vliegtuigtickets lagen klaar en er was een
rechtstreekse vlucht van Aman naar Brussel. Er zijn slechts twee participanten die uit
Jordanië zouden zijn gekomen.
Ook de reis vanuit Tunis naar België verliep vlot. Daar werd het vervoer met een bus van
het vluchtelingenkamp naar de luchthaven geregeld en vloog men rechtstreeks naar
België. De praktische regelingen werden door de organisatie getroffen.
Bij aankomst in de luchthaven waren volgens de participanten telkens een groep mensen
aanwezig om hen te verwelkomen. Er zou ook pers aanwezig geweest zijn.
In België was er pers, er werden foto's genomen. Er waren ook een aantal
organisaties maar ik herinner me niet precies welke. Ik herinner me dat er door de
Belgische pers foto's werden genomen en ook beelden werden gemaakt,
waarschijnlijk het nieuws. (Irakese vrouw, hervestiging Syrië)
Hoewel enkele participanten aangeven niet alles erg bewust te herinneren, gaf het
participanten wel een goed gevoel dat er mensen hen kwamen ontvangen. De
participanten vermelden ook de leden van de selectiecommissie die toen aanwezig
waren. Een teken van herkenning. Daarnaast werd ook een voordracht gegeven.
Op de luchthaven kregen we echt het gevoel dat “le gouvernement dit bienvenue”
(Irakese vrouw, hervestiging Jordanië)
32
Na de ontvangst op de luchthaven spreken de participanten over de tocht naar de
opvangcentra. Ze halen aan dat ze nog enkele documenten moesten regelen en dat ze
vervolgens gesplitst werden. Een deel ging naar Sint-Truiden en een ander deel ging naar
Pondrôme.
4.3 VERBLIJF IN COLLECTIEVE OPVANGSTRUCTUUR
Na de reis kwam men dus eerst toe in de collectieve opvangstructuren.
We waren daar met 3 tot 4 personen in een kamer, ik deelde mijn kamer met (een
andere hervestigde vluchtelinge). (Irakese vrouw, hervestiging Syrië)
De ervaringen van de vluchtelingen in de collectieve opvangcentra zijn divers. Enkelen
waren niet tevreden over het verblijf in de collectieve opvangstructuur. Ze waren niet op
de hoogte dat ze eerst in een collectieve opvangstructuur moesten verblijven en hadden
direct een eigen woning verwacht.
Ga ik hier op het platteland leven de rest van mijn leven? Mijn eerste indruk was
ontgoocheling. Opnieuw een vluchtelingencentrum. We verlaten een centrum voor
een andere centrum. We hadden de indruk dat bij resettlement men de
vluchtelingen uit bijvoorbeeld Afrika direct brengt naar hun woning, naar zijn kamer
en men geeft de sleutel. Dat is het geval bij de mensen die naar Canada,
Noorwegen, Zweden zijn getrokken voor resettlement. (Congolese man,
hervestiging Libië)
Het werd echter snel duidelijk dat het verblijf in het opvangcentrum maar tijdelijk zou zijn.
Daarbij gaven anderen aan dat ze wel tevreden waren van het centrum. Het was een
moment om te acclimatiseren. De toegankelijkheid van de begeleiding in de centra was
groot. De respondenten hadden het gevoel snel met iemand te kunnen spreken die hen
hulp kon bieden.
De deur van de directeur van het opvangcentrum stond altijd voor ons open en hij
heeft ons ook duidelijk gemaakt dat bij elke vraag, bij elk probleem groot of klein,
kom maar aankloppen. Is er nood aan een tolk, kom ook maar aankloppen. Er was
ook een verantwoordelijke aangesteld, Nancy, en ook daar konden we bij terecht.
(Palestijnse man, hervestiging Syrië)
33
Het verblijf in de centra was een drukke periode. Hierdoor was het niet evident om tijdens
deze periode alles op te nemen wat in de inburgeringscursus aangeboden werd. Toch
werd deze cursus positief ervaren door de meerderheid van de mensen. Voornamelijk
enkele praktische vaardigheden worden aangehaald. Het hielp de participanten zich te
oriënteren in de nieuwe samenleving. Eén respondent was ontevreden over leerkracht
daar die ook Albanese achtergrond zou hebben.
Over de Franse cursus in de collectieve opvang waren de participanten tevreden. Verder
wordt hier weinig over meegedeeld.
Veel participanten gaven wel aan dat het verblijf in de collectieve opvangstructuur niet te
lang moet duren. Het verblijf in de collectieve opvangstructuur werd door de grootste
groep van de vluchtelingen dan ook als erg lang ervaren. Vaak melden de participanten
dat ze niet geanticipeerd hadden op een lang verblijf in een collectieve opvangstructuur
maar zich verwacht hadden aan een individuele woonst bij aankomst. Wanneer een
individuele woonst werd aangeboden vond een wezenlijk deel van de participanten de
kwaliteit van de woningen die ze aangeboden kregen bedenkelijk. Meerdere participanten
zeggen een woning aanvaard te hebben omdat ze geen andere echte optie zagen. Een
wezenlijk deel is echter wel tevreden van de overgang naar de individuele huisvesting.
De begeleiding hierbij werd voornamelijk positief ervaren.
Yes, they give you a chance. If they found one house they invited you to see, to
visit it. You see everything, if you don't like it, there's no problem, they give you
another chance and search for another house. Also they gave us a chance to
choose for cities, which city you would like to live. This apartment is our choice.
But this is their search result. I told them from the beginning I need to live in
Antwerp. (Eritrese man, hervestiging Libië)
Toch werd duidelijk dat deze zoektocht naar een individuele woning heel wat inspanning
vroeg van de participanten. Verschillenden wisten niet welke stad voor hen het best was
en gaven de beslissing door aan de assistent. Anderen hadden reeds een idee over waar
ze wilden leven.
34
4.4 INDIVIDUELE VERBLIJFSFASE
4.4.1 FAMILIE
Het grootste deel van de vluchtelingen en zeker van onze participanten, is naar België
gekomen in het gezelschap van één of meer familieleden. Het belang van deze familie is
groot. Doorheen de tijd zien we dat de kernfamilie van de participanten bij enkele
huishoudens wijzigt. Zo zijn er koppels die scheiden, alleenstaanden die een partner
vinden, kinderen die geboren worden en families die zich herenigingen. Deze
familiehereniging is erg belangrijk voor de betrokken families. Een participant die zich met
haar dochter herenigde zegt enorm veel steun te hebben ervaren door Caritas. Een man
die zijn gezin kon overbrengen zei ook steun van Convival te hebben gekregen bij deze
familiehereniging. Wel diende hij zelf nog veel te regelen en heeft hij ook geld moeten
lenen om deze familiehereniging te bekostigen
Naast de aanwezige familieleden hier in België zijn er ook nog de familieleden die men
heeft moeten achterlaten in het land van herkomst of in een ander land in de regio. In de
meeste gevallen heeft men nog regelmatig contact met deze familieleden. Het gemis is
vaak groot. Verschillende participanten zeggen het er ook moeilijk mee te hebben dat hun
familieleden moeten leven in de moeilijke situatie waar hun land zich in bevindt. Eén
participant spreekt over een vakantie die ze reeds gemaakt heeft om familie te bezoeken.
Daarnaast hebben veel participanten familieleden die in andere landen verspreid over de
wereld woonachtig zijn.
Ja, ik heb nog familie hier. Die woont in Nederland, of in Zweden of in Australië,..
Mijn moeder heeft grote familie. Van Nederlands is het alleen een uur. Mijn nonkel
komt met de auto en soms wij gaan met vakantie naar Nederland zo. (Irakese
vrouw, hervestiging Syrië)
4.4.2 HUISVESTING
De meerderheid van de participanten heeft slechte ervaringen met huisvesting. Vaak
voorkomende klachten zijn schimmel en vochtproblemen, de beperkte grootte van de
woningen en de hoge huur- en energiekosten. Dit blijkt een belangrijk punt van frustratie
te zijn.
35
De infrastructuur in België staat ten opzichte van Jordanië en Irak ver achter.
(Irakese vrouw, hervestiging Jordanië)
Wel is er een positieve evolutie. Zes participanten die bij het eerste interview niet tevreden
waren over hun woning, hadden bij het tweede interview een nieuwe woonst waar ze zich
positief of neutraal over uitlieten. Verschillende mensen veranderden van woning.
Een stevige meerderheid van de participanten woont in centrumsteden. Dit ervaren
participanten enerzijds als positief omdat diensten nabij zijn en ze er ook heel wat sociale
contacten hebben. Anderzijds worden de steden door sommigen als erg druk ervaren.
Enkelen participanten die in de grote steden wonen geven ook aan zich er eenzaam te
voelen. Hierdoor wensen enkelen buiten de stad te gaan wonen. Het is er echter vaak te
duur.
Een constante in de ervaringen rond huisvesting is de moeilijkheid om een woonst te
vinden. Hoewel hier begeleiding is voorzien en die begeleiding ook gekend is, ervaart
men het zoeken van een huis als een grote en belangrijke opgave.
Verschillende participanten staan op het moment van het interview op een wachtlijst voor
een sociale woning. Ze ervaren hier een grote nood aan. De kostprijs van de woningen op
de private markt neemt voor hen een te groot deel van budget in beslag.
4.4.3 JURIDISCH
Enkele participanten hechten een groot belang aan het verkrijgen van de Belgische
nationaliteit. Drie participanten melden de Belgische nationaliteit te hebben verkregen.
Twaalf anderen zeggen een aanvraag te hebben gedaan, maar de nationaliteit nog niet te
hebben verkregen. Reden hiervoor zou ook een verandering van de voorwaarden zijn. De
participanten vinden de Belgische nationaliteit voornamelijk belangrijk om zo te kunnen
reizen. Ofwel willen de participanten terug reizen naar de regio die ze ontvlucht zijn ofwel
wensen ze naar derde landen te gaan waar familie verblijft. Drie participanten geven ook
aan dat dit voor hen ook een belangrijk gevoel van aanvaarding in België inhoudt. Het
sluitstuk om volledig deel uit te maken van de Belgische samenleving.
Eén Participant geeft aan een rechtszaak te zijn aangegaan tegen zijn huisbaas. Hij deed
hiervoor beroep op een Pro-Deo advocaat. Een sociaal assistent van zijn
onderwijsinstelling hielp hem bij het leggen van de nodige contacten.
36
4.4.4 MEDISCH
Verschillende participanten ervaren medische problemen. Gedeeltelijk gaat het om
problemen die ze reeds van voor de resettlement met zich meedragen. Het gaat hier
onder meer om astma en thalassemie. Ze geven allen aan hiervoor medische zorgen te
ontvangen.
Een groot deel van de participanten die over hun gezondheid spreken, koppelen dit aan
de vraag van het OCMW om te werken en te studeren. Ze voelen zich dan niet in staat
om dit te doen. De meerderheid van de participanten bleef beschrijvend over de medische
zorg die zij of hun gezinsleden ontvangen. Enkelen zeggen tevreden te zijn over de
medische zorgen die ze ontvangen.
Er werden ook enkele belangrijke opmerkingen gemaakt over de toegankelijkheid van de
zorg. Enkele keren spraken participanten over communicatieproblemen bij medische zorg.
Doordat ze het Nederlands of Frans vaak nog niet voldoende machtig zijn, geven enkele
participanten aan dat ze niet altijd begrijpen wat hen gezegd wordt.
Dus de mensen doen hun best daar om het mij duidelijk te maken, maar het lukt
niet altijd. Zij herhalen dingen. Mijn Engels is heel zwak, het is moeilijk, maar ze
doen hun best. Als het niet gaat dan schrijven ze gewoon voor. (Eritrese vrouw,
Libië)
Daarnaast spreken participanten enkele keren over hoge medische kosten. Ze spreken
hier over het geld die ze dienen te betalen bij een doktersbezoek. Wel vertellen
verschillende participanten dat ze door andere organisaties naar een mutualiteit werden
toe geleid. De grote meerderheid die over de mutualiteit spreekt is hier ook erg tevreden
over. Eén vrouw was op het moment van het interview bezorgd omdat ze een aanvraag
ingediend had om haar insuline terug te betalen, maar hier nog geen antwoord voor
ontvangen had.
4.4.5 PERSOONLIJKE ONTWIKKELING
Alle participanten volgden taalonderwijs, dus Nederlandse en/of Franse les. Hoewel sterk
wordt aangegeven dat het leren van de taal voor de deelnemers zelf erg belangrijk is,
blijkt het niet voor iedereen evident om op elk moment taalonderwijs te blijven volgen. Drie
participanten gaven aan dat hun deelname aan taalonderwijs wegviel bij medische
problemen. De combinatie met werk en taalonderwijs was eveneens niet evident.
37
Daarnaast stelt een participant ook dat het net belangrijk is om intensievere taalcursussen
aan te bieden. Enkel hierdoor kan de moeilijke periode van inschakeling sneller verlopen.
Enkele participanten zeggen het moeilijk te hebben met het volgen van de taallessen.
Nee, maar kijk, vorig jaar ik heb stage gedaan en in deze 2 week ik leer veel
Nederlands, dus als iemand werkt hij leert veel Nederlands dan iemand naar
school gaan. In de school wij leren bijna andere taal want in de straat mensen
spreken iets anders, ander accent. Ja, soms mensen praten met mij in de stad, ik
begrijp het niet. Wij hebben nu contact met onze leraar en met onze assistenten.
En zij spreken met ons, zij weten wij begrijpen niet veel Nederlands dus zij
spreken mooi Nederlands, traag. Niet zoals mensen in de straat, nee. (Irakese
vrouw, hervestiging Syrië)
School en werksituaties bieden een toegevoegde waarde aan hun kennis Frans of
Nederlands. Verschillende participanten halen echter wel aan dat het voor hen niet
evident is om het Nederlands vaak te gebruiken. Een groot deel van de participanten
woont in een buurt waar vele talen worden gesproken. Ze zien dit als een grote hindernis
om de lokale taal goed machtig te worden. Het aanleren van de taal blijft echter wel
belangrijk voor heel wat aangelegenheden in de maatschappij. Het vinden van werk en
huisvesting, het gebruik maken van diensten en het opkomen voor de eigen rechten.
Verschillende participanten vonden de inburgeringscursussen zeer belangrijk. Ze
vermelden voornamelijk dat ze er heel wat praktische informatie uit hebben meegenomen.
Over de werking van de maatschappij in het algemeen, de rechten die ze hebben, de
werking van ziekenfondsen en nog heel wat andere zaken. Voor één participant was het
niet vlot bereikbaar. De overgrote meerderheid is echter tevreden van de
inburgeringscursussen en zeggen er heel belangrijke informatie te hebben opgenomen
voor hun verdere leven in België.
Naast de taal- en inburgeringscursussen kwamen ook heel wat participanten in aanraking
met andere vormen onderwijs. Daar een aanzienlijk deel van de participanten kinderen
heeft, ligt bij hen de focus voor een groot deel op het onderwijs van de kinderen. Bij
jongere kinderen merken de ouders op dat de kinderen het Nederlands of Frans goed
machtig zijn. Wanneer de kinderen moeilijkheden blijken te ondervinden maken de
participanten ook melding van begeleiding door een logopedist of het CLB. Een vrouw
vertelt ook over een verschil in opvoedkundige visie tussen haar en de leerkrachten.
Verder konden ook twee meisjes hun hoofddoek niet dragen doordat dit in de school
verboden was.
38
Vaak hebben heel wat participanten reeds onderwijs gevolgd in andere landen.
Ik wou dat mijn zoon kon werken op niveau van de studies die hij gedaan heeft.
Mijn dochter heeft alle niveaus van Nederlands doorlopen, mijn zoon tot niveau 3.
Ze spreken goed Nederlands, maar krijgen niet de kansen die ze verdienen. De
inspanningen die ik deed zijn door naar België te komen teniet gedaan, en dat
betreur ik. (Irakese vrouw, hervestiging Jordanië)
De adolescente en volwassen participanten geven het belang aan van de erkenning van
hun diploma’s hier in België. Voor enkelen is dit mogelijk gebleken. Enkele participanten
volgden ook lessen in het hoger onderwijs of bij Syntra. Hierdoor kregen ze de
mogelijkheid diploma’s te behalen. Alle participanten die dit deden geven ook aan dat dit
niet evident was. Er wordt echter meermaals gezegd door deze participanten dat dit
vanuit een sterke interne motivatie komt. Eén participant haalt aan dat dit verder ook
mogelijk is gebleken door steun van het OCMW tijdens zijn studies.
Wanneer de participanten gevraagd wordt wat hun vrije tijdsactiviteiten zijn, vermelden ze
voornamelijk activiteiten met de familie. Het gaat hier dan om uitstapjes, wandelingen,
bezoeken. Slechts enkelen vermelden ook sporten en dan voornamelijk als activiteit voor
de kinderen. Verschillende mensen zeggen door de kinderen ook niet veel tijd te hebben
voor vrije tijdsactiviteiten. Drie participanten vertellen tijdens de interviews dat ze als
vrijwilliger hebben gewerkt in België. Twee daarvan deden dit in een rusthuis. De
vrijwilligers waardeerden het contact met andere mensen.
4.4.6 SOCIAAL NETWERK
Na aankomst in België zijn de participanten geleidelijk aan nieuwe contacten beginnen
leggen. Niet voor iedereen liep dit even vlot. De participanten vonden vaak connecties is
de buurt waar men ging wonen. Er wordt voornamelijk gesproken over mensen met een
buitenlandse origine (Marokkaans, Syrisch, Pakistaans, Bengali, Turks). Hoewel
verschillende participanten aangeven om contacten op te bouwen met autochtone Belgen,
bleek dit moeilijk te gaan. Meer contact zou volgens enkele participanten goed zijn om de
taal beter te leren. De kinderen van de participanten zouden meer contact hebben met
autochtone Belgen. Daarnaast bouwden de participanten hun netwerk uit via organisaties
zoals de kerk of uit organisaties die hen begeleide. Een belangrijk deel van de
participanten deelden mee zich eenzaam te voelen.
39
Het grootste deel van participanten heeft nog minstens af en toe contact met andere
vluchtelingen uit het resettlementprogramma. Voor zij die nog contact hebben is het
contact niet altijd erg intensief. Enkele vluchtelingen uit Eritrea zeggen vaak met elkaar
contact te hebben. Verschillende participanten zeggen dat deze contacten hun helpen om
obstakels te overkomen doordat ervaringen worden gedeeld. Sommigen vertalen zelfs
voor elkaar of voor andere vluchtelingen. Enkelen benoemen dit als een erg belangrijk
netwerk. Een ontmoetingsmoment dat door Caritas georganiseerd werd, was voor enkele
participanten belangrijk om vele ervaringen van andere participanten te horen.
4.4.7 WERK
Van de twaalf participanten die aangeven een periode te hebben gewerkt of op het
moment van het interview aan het werk te zijn, vermelden er negen dat ze dit doen onder
het statuut van artikel 60. De job-inhoud beperkt zich tot poetsen, strijken,
personenvervoer en de kringwinkel bemannen. Twee participanten geven aan dat ze na
deze periode werk vonden op de reguliere arbeidsmarkt.
Enkelen geven aan dat ze een sterke druk ervaren vanuit het OCMW om jobs aan te
nemen. Om verschillende redenen vinden ze het niet opportuun hier op in te gaan. Het
gaat hier dan om medische problemen die hen beletten te werken. Daarnaast wordt ook
het volgen van verdere studies en het uitvoeren van huishoudelijke taken bemoeilijkt door
de combinatie met werk. Anderzijds uit een andere participant zijn dankbaarheid voor het
OCMW om hem te ondersteunen waar mogelijk tijdens zijn studies. Nog enkele
participanten combineren studies en opleidingen met het uitoefenen van een job.
De nut voor haar immigratie is er vooral voor haar kinderen. Voortdurende druk
van het OCMW om te werken, probleem is dat zij alleenstaand is met dochter. Ik
wil er zijn voor mijn dochter. Dochter moet eerst secundair afwerken en dan
verder. Die voortdurende druk van het OCMW om te werken is vernederend. Ze
vragen mij als poetshulp te werken en zij was gespecialiseerde arts in
niertransplantatiecentrum in Bagdad. ... Maar telkens botsingen met de
maatschappij hier, zo hinder in de ambities voor haar dochter. (Irakese vrouw,
hervestiging Syrië)
Dit gevoel van vernedering zien we terugkomen bij andere participanten. Een deel van de
participanten hadden in hun land van herkomst hoog aangeprezen jobs. Ze uitten het
duidelijk moeilijk te hebben met meer uitvoerende jobs hier uit te voeren. Dit geldt niet
40
voor alle participanten. Verder is er wel een verschil in visie op arbeid. Waar enkelen
verwachten de ruimte te krijgen om een diploma te behalen, stellen anderen dat zo snel
mogelijk werken de doelstelling moet zijn.
Voor de vluchtelingen die nu komen, geef ze geen leefloon, maar laat ze werken,
eventueel in het Engels. Als ze iets doen zullen ze beter Nederlands leren. Het is
niet goed te wachten tot ze de taal leren. Sommigen kennen iets van autotechniek,
laat ze daar mee aan de slag gaan. Vooral de mannen, gebruik hun arbeidskracht.
Hij kent iets van elektriciteit, van webdesign, laat ze aan de slag gaan. (Irakese
vrouw, hervestiging Syrië)
4.4.8 INTEGRATIE
Enkele participanten merken op dat de autochtone bevolking op een veel
individualistischere manier leeft. Dit gevoel is gebaseerd op een gesloten, afwachtende
houding tijdens ontmoetingen. De participanten ervaren dit niet zozeer als iets negatief.
Wanneer contacten langer duren krijgen ze wel het vertrouwen.
Volgens de participanten is de kennis van de taal essentieel voor een goede integratie.
Meermaals wordt aangegeven dat het spreken van de taal de verbondenheid met de
samenleving vergroot. Het verbeteren van hun kennis van de lokale taal is dan ook voor
vele participanten een belangrijk doel.
Binnen mijn werk heb ik ondervonden dat het integratieproces niet vlot verloopt,
omdat ik niet op alles kan antwoorden. Ook word ik achteruit geschoven door de
taalbarrière. Voordat ik begon te werken had ik een positief beeld over de
maatschappij. Eens ik tewerk gesteld werd, werd ik geconfronteerd met bepaalde
dingen, werd het positief beeld eerder negatief. Door de omstandigheden waarin ik
vertoefde waardoor het integratieproces niet vlot verliep. Door de taalbarrière voel
ik dat mij rechten worden ontnomen, doordat ik niet voldoende Nederlands spreek
om op te komen voor mijn rechten. Dat wringt bij mij. Door de jaren heen vind ik
het spijtig dat ik niet meer de Nederlandse cursussen doornomen heb om voor
mijn rechten te kunnen opkomen en te spreken met de mensen in de
maatschappij. (Irakese vrouw, hervestiging Syrië)
In het begin was er verlegenheid omdat ik uit een anderstalig land kom, maar later
heb ik ontdekt dat desondanks dat ik een woord verkeerd uitsprak, mensen mij
toch probeerden te verbeteren om mij te motiveren en steeds sterker en sterker te
41
worden. Dat vind ik positief aan het Vlaamse. (Irakese vrouw, hervestiging
Jordanië)
Zoals reeds werd aangehaald geven enkele participanten aan moeilijkheden te hebben
met de term vluchteling. Het bekomen van de Belgische nationaliteit is voor hen belangrijk
om zich deel van de samenleving te voelen.
Daarnaast geven enkele participanten aan dat voor hen religie een belangrijke rol speelt.
Enkele moslims uiten hun vrees om door hun geloof slecht te worden bekeken. Eén jonge
vrouw vindt het verder jammer dat ze niet geïnformeerd werden dat het dragen van een
hoofddoek niet altijd mogelijk is. Verschillende vluchtelingen uit Eritrea zeggen verbonden
te zijn aan een kerk.
Ik wil gewoon niet in de Middle East zijn, de mensen daar, de regels,... Andere
systeem hier, beter voor mij. Ok, ik was gewoon daar maar ik heb informatie over
de Europese mensen, over de system in Europa. Hier, jij respect de mens, want hij
mens. Zonder als hij arm of rijk of zwart of wit. Ja, hier, mensen respecteren
mensen en de systeem is goed. (Irakese vrouw, hervestiging Syrië)
De algemene kijk van de participanten naar België is positief. Het is echter niet voor
iedereen gemakkelijk om zich snel in de Belgische samenleving thuis te voelen.
4.4.9 THUISLAND
Afgezien van één vrouw geven alle andere participanten, die over hun thuisland spreken,
aan dat ze heimwee hebben. In dezelfde adem spreken heel wat mensen ook over de
politieke instabiliteit in hun land en de daarmee gepaard gaande onveiligheid. Een
terugkeer naar hun land ziet de meerderheid in de komende jaren niet als een optie. De
manier van spreken over hun thuisland of over een ander land waar ze lang verbleven is
soms nostalgisch. Ze spreken over ervaringen en mooie momenten die ze er beleefden.
Er wordt ook sterk aangegeven dat het landen zijn waar ze zich thuis voelen. Landen
waar ze de gebruiken kennen en het systeem begrijpen. Eveneens heerst bij enkelen het
besef dat de kaarten anders liggen nu.
Ik ben wel van Palestijnse origine maar omdat ik geboren en getogen ben in
Bagdad en daar ook gehuwd ben, ken ik Bagdad straat per straat, wijk per wijk. Ik
heb meer met Irak dan met Palestina, omdat ik Palestina nog nooit gezien heb.
Maar Irak zal nooit meer worden als ten tijde dat ik daar geboren ben en de rust en
42
veiligheid zal nooit gegarandeerd kunnen worden. Aangezien dit nooit zo zal zijn,
zal ik nooit verkiezen om naar Irak te gaan. (Palestijnse man, hervestiging Syrië)
Een groot deel van de participanten heeft nog contact met mensen in hun thuisland of in
een ander land waar ze lang verbleven. Het gaat vaak om familieleden. Dit contact
verloopt via de telefoon maar ook door middel van WhatsApp, Skype en Fiber. Binnen de
groep participanten uit Eritrea komt vaak naar voor dat de situatie van hun familie in
Eritrea of Ethiopië precair is. Vooral de groep vluchtelingen uit Syrië halen vaak aan dat er
familie in België of andere westerse landen wonen. Enkele participanten halen aan dat ze
graag terug naar hun land zouden reizen, maar dat hun verblijfstatuut dit niet toelaat. Zij
wensen de Belgische nationaliteit te ontvangen om op die manier terug te kunnen reizen.
Eén vrouw keerde terug naar Irak zonder de geldige documenten. Na een onderhoud bij
het CGVS is haar verblijfsvergunning niet ingetrokken.
4.4.10 ORGANISATIES
Over het algemeen zijn de participanten tevreden met assistenten die hen begeleid
hebben. Voornamelijk over de inzet die sommige assistenten aan de dag legden is veel
lof te horen. Daarnaast wel enkele negatieve ervaringen met enkele OCMW ’s. Maar ook
deze ervaringen zijn over het algemeen positief.
Wat snel duidelijk wordt is dat de begeleidende organisatie een belangrijke rol speelt bij
het onthaal en vestigen van de bewoners. De tijdelijkheid van deze begeleiding wordt
door sommigen geproblematiseerd. Deze begeleiding zou langer moeten duren en is nu
niet voldoende. Een participant geeft ook aan dat de delegatie het gevoel had gegeven
dat een begeleidende organisatie er altijd voor hen zou zijn. In praktijk bleek deze
begeleiding dan beperkt in de tijd. Personeel in hun organisatie die hun moedertaal
machtig is, worden als zeer toegankelijk gezien. Eén participant stelt dat de begeleiding
bij het resettlementprogramma beter is dan de begeleiding die andere vluchtelingen
ontvangen.
Verschillende participanten halen aan dat huisvesting een groot probleem is, waarbij ze
extra begeleiding kunnen gebruiken. De NGO zou volgens enkelen ook nodig zijn voor
bemiddeling met andere organisaties. Anderzijds geven meerdere participanten wel aan,
dat ze de organisatie nog bereikbaar vinden. Wanneer ze een probleem hebben, zouden
ze die zeker contacteren. Wanneer participanten spreken over de ondersteuning door de
begeleidende NGO, gaat het voornamelijk over administratieve ondersteuning, hulp bij de
43
zoektocht naar een huis, contacten leggen met een OCMW, het voorschieten van de
huurwaarborg, het toeleiden naar taalonderwijs.
De organisaties die taalonderwijs aanbieden spelen ook een belangrijke rol in het leven
van de vluchtelingen. Ze worden genoemd als een toegankelijk plek om vragen te stellen
en om informele gesprekken aan te gaan met andere nieuwkomers en leerkrachten.
Verschillende participanten hadden ook contact met andere onderwijsinstellingen. Het
gaat hier om kleuter-, basis-, en secundaire scholen, hogescholen alsook organisaties die
volwassenonderwijs aanbieden. Een participant vond via zijn hogeschool ondersteuning
bij een sociaal assistent. Wanneer het om de kinderen ging ervaren twee huishoudens
een verschil in opvoedkundige visie tussen henzelf en de school. Een moeder wou niet
dat haar twee kinderen gescheiden werden en een adolescente wou haar hoofddoek
blijven dragen wanneer de directie dit verbood.
Een participant gaat met haar zoon naar Solentra voor psychologische begeleiding.
Verschillende andere participanten zeggen hier nood aan te hebben, maar geen
psychologische begeleiding te ontvangen. Nog anderen stellen die nood vast bij
bevriende vluchtelingen die via het resettlementprogramma naar België kwamen. Ze
stellen voor dat psychologische hulpverlening meer steevast wordt aangeboden aan
hervestigde vluchtelingen.
Wanneer de participanten spreken over het OCMW, verwijzen ze voornamelijk naar de
financiële ondersteuning, het toeleiden naar sociale verhuurmaatschappijen, het toeleiden
naar taalonderwijs, bieden van administratieve ondersteuning en het contact met officiële
instanties begeleiden. Enkele participanten ervaren moeilijkheden wanneer er geen tolk
aanwezig is. Ze slagen er dan niet altijd in om de ernst van hun problemen voldoende uit
te leggen en begrijpen niet altijd de uitleg van de sociaal assistent. Meerdere participanten
hebben ook verschillende sociale assistenten gekend. Gedeeltelijk is dit te wijten aan
personeelswijzigingen bij het OCMW. Anderzijds verhuizen participanten soms ook van
gemeente.
Enkele participanten halen aan dat de hulpverlening niet altijd op maat van de
gezinssituatie is. Waar sommigen zeggen voldoende begeleiding te hebben kregen,
waren er enkele andere participanten die wel nood zouden hebben aan intensievere en
langere begeleiding.
44
4.5 ALGEMENE EVALUATIE
De participanten werd ook gevraagd wat ze van het gehele proces van resettlement
dachten en op welke manier het voor toekomstige participanten kon verbeteren.
Huisvesting is veruit het meest vermelde thema. Er zou vanaf het begin, of toch kort na
aankomst, een goede woonst moeten worden voorzien voor hervestigde vluchtelingen.
Een vluchtelingen stelt dat hij pas na het verkrijgen van een individuele woonst een
gevoel aan stabiliteit ervoer.
Verder vermelden verschillende participanten dat er intensiever taalonderwijs geboden
zou moeten worden in het begin. Enkel door dit te doen zouden ze goed in staat zijn om
zich snel in de samenleving te kunnen handhaven. Enkele participanten stellen een
langere begeleiding voor. De begeleiding zou niet voor iedereen voldoende zijn en niet
lang genoeg duren. Er is ook een voorstel om reeds van voor de resettlement te beginnen
met het geven van taalonderwijs en integratielessen.
Drie participanten zeggen dat de Belgische delegatie eerlijker of meer rechtuit moet zijn.
Ze moeten vanaf het begin duidelijk maken dat het leven niet evident is. Een participant
stelt voor dat de mensen in contact komen met vluchtelingen die het hen al voorgedaan
hebben.
Mijn suggesties zijn, eerder de confrontaties weergeven met de kandidaat
vluchtelingen, en ook de ondersteuning moet langer zijn dan 3 jaar. ... Het gaat
niet op een gouden plateau aangeboden worden, de integratie, en de Belgische
samenleving gaat ook worden geconfronteerd met asielzoekers die plots in het
land binnenkomen. (Irakese vrouw, hervestiging Syrië)
Waar sommigen zeggen dat het vinden van werk soepeler zou moeten zijn, zeggen
anderen dat de focus op werk niet goed is.
Van de 25 vrouwen hadden er minstens 20 de leeftijd van 60 jaar had bereikt. Het
is toch niet logisch dat ze nog moeten werken. Is belangrijk dat te zeggen aan de
instanties. (Irakese vrouw, hervestiging Syrië)
Enkele participanten halen ook aan dat ze weinig middelen hebben in vergelijking met de
levensstandaard. Ook ten opzichte van het leven in hun thuisland of ten opzichte van wat
vluchtelingen in andere landen zouden krijgen of bereiken, vinden ze het niet breed te
hebben.
45
De participanten maken meermaals vergelijkingen met de situatie in andere
resettlementlanden. Via vrienden of familie vernemen ze informatie over de
resettlementmethode en de situatie in deze andere landen.
Het overgrote deel van de participanten is wel gelukkig met de hervestiging naar België.
Wanneer deze groep opnieuw zou moeten kiezen, zouden ze dit terug opnieuw doen. In
België kennen ze veiligheid en kunnen ze een toekomst uitbouwen.
46
5. DISCUSSIE
5.1 TERUGKOPPELING LITERATUUR
De resultaten geven diverse ervaringen weer. Het is ook logisch dat al deze verschillende
individuen een andere waardering geven aan de problemen en opportuniteiten waarmee
ze geconfronteerd werden. Daarnaast deelt ook niet iedereen gelijkaardige ervaringen.
Toch zijn er enkele belangrijke lijnen te trekken doorheen de verhalen van de hervestigde
vluchtelingen.
Voor de hervestiging naar België ervoeren de hervestigde vluchtelingen beperkingen van
hun vrijheid, een sterk onveiligheidsgevoel en soms zelfs ontbering. Geen goede basis
om een stabiele toekomst op te bouwen. Het perspectief op resettlement gaf hen echter
de hoop om dit in een veilige omgeving, alsnog te kunnen realiseren. Na de selectie
volgde de voorbereiding van de hervestiging. De informatie die hier werd meegegeven, is
volgens de hervestigde vluchtelingen van groot belang. Hierdoor kunnen de eerste
maanden beter worden ingeschat. Dit zien we ook terugkomen in het onderzoek van
Femling (2012). Een goede voorbereiding en visuele informatie verhoogt het
veiligheidsgevoel. Tijdens de resettlementprogramma’s uit dit onderzoek was er ofwel
geen informatieoverdracht, ofwel was dit slechts beperkt.
Aandacht voor dit veiligheidsgevoel is nochtans niet onbelangrijk. Want tijdens de reis
verdween nog niet voor iedereen het gevoel van onveiligheid en onzekerheid.
Voornamelijk door de onverwachte arrestatie van een groep uit Syrië hervestigde
vluchtelingen. Bij aankomst heerste er bij velen wel een positieve sfeer. De start van hun
nieuwe leven in België. Dit begon in de collectieve opvangcentra van Sint-Truiden en
Pondrôme. Voor sommigen hield dit een eerste ontgoocheling in. Ze hadden niet
verwacht in een opvangcentrum terecht te komen. De grote groep vond er echter wel zijn
weg. Het onderzoek van Robinson en anderen (2010) leert, dat een tijdelijk verblijf in een
collectieve opvangstructuur voor een minder ontwrichtende transitie zorgt, dan direct naar
individuele opvang overgaan. In dit onderzoek zien we vooral dat het verblijf er niet te lang
moet duren. Ook is er, volgens de hervestigde vluchtelingen, nood aan een vlottere
overgang naar een individuele woonst.
Het is namelijk deze doorstroming die voor stabiliteit moet zorgen. Stabiliteit van waaruit
een nieuw leven kan ontkiemen. Uit de literatuur bleek reeds dat aangepaste en
47
kwaliteitsvolle huisvesting niet altijd makkelijk te vinden is voor hervestigde vluchtelingen
(Citizenship and Immigration Canada, 2011; Correa-Velez et al., 2015; Platts & Robinson,
2011). Ook in dit onderzoek bleek dit een groot probleem te zijn. De participanten gaven
aan dat bij toekomstige resettlementprogramma’s hiervoor een oplossing gevonden moet
worden. Het bleek niet evident voor heel wat participanten om huisvesting te vinden dat
(1) aangepast is aan de noden van hun gezin (2) betaalbaar is (3) kwaliteitsvol is.
In dit onderzoek bleek ook het spreken van de taal nog steeds een moeilijk punt. Enkele
hervestigde vluchtelingen raden intensievere taalcursussen aan. Een beperkte kennis van
de taal zorgt volgens hen voor heel wat moeilijkheden. Zowel in het dagelijkse leven als
bij meer formele aangelegenheden. Ook in de literatuur kwam dit naar voor. Hervestigde
vluchtelingen haalden er voornamelijk de communicatieproblemen met medisch personeel
aan (Cheng et al., 2015; Platts & Robinson, 2011). Identiek hetzelfde probleem werd ook
door enkele participanten uit dit onderzoek ervaren.
Het volledige verloop van de resettlementprogramma’s aanschouwend, blijken de
prioriteiten voor de hervestigde vluchtelingen te veranderen naarmate de tijd vordert. We
zien hierbij grote onderlinge verschillen. Globaal genomen zien we echter een
verschuiving in de aard van de uitgesproken problemen. Het toont aan dat er belangrijke
evoluties plaatsvonden voor de hervestigde vluchtelingen.
Voor de hervestiging plaatsvond, kampten de hervestigde vluchtelingen met een gevoel
van onveiligheid en onzekerheid. Net na de hervestiging ervoeren ze problemen met
huisvesting en het aanleren van de taal. Ook tijdens hun verder verblijf in België bleven
huisvesting en taal de belangrijkste thema’s. Hoewel hier moeilijkheden werden ervaren,
zijn er ook veel positieve verhalen. Het wegnemen van deze onveiligheid en onzekerheid
is via resettlement voor een belangrijk deel gelukt. Met het concreet uitbouwen van de
duurzame toekomst ondervinden de vluchtelingen echter wel nog problemen. Ook in het
onderzoek van Robinson et al. (2010) bracht resettlement een gevoel van stabiliteit en
veiligheid. Maar in haast alle onderzoeken in de literatuur zien we dat er problemen zijn
voor de vluchtelingen binnen hun nieuwe samenleving om aan al hun noden te voldoen
en al hun verwachtingen waar te maken. Al spreken hervestigde vluchtelingen in andere
onderzoeken blijkbaar vaker over het belang van tewerkstelling dan in dit onderzoek
(Anjum et al., 2012; Bevelander, 2009; Platts & Robinson, 2011). Maar het is duidelijk dat,
in dit onderzoek, het proces voor hervestigde vluchtelingen om in hun nieuwe
samenleving een plaatsje te vinden, langer duurt dan de periode van begeleiding.
Er zijn heel wat organisaties die de vluchtelingen tijdens en na het
resettlementprogramma hebben begeleid. Elk van hen heeft een eigen taak. Het gaat om
48
het CGVS, het IOM, DVZ, Fedasil, Caritas, Convival, SESO, PSC, scholen voor
taalonderwijs, OCMW’s, sociale verhuurkantoren, mutualiteiten, scholen,
wijkgezondheidscentra, VDAB, RVA, bedrijven organisaties uit de sociale economie en
nog meer. De asielinstanties spelen voornamelijk in het begin een belangrijke rol. Vanaf
het moment van de selectie tot en met de collectieve opvang. Het eerste contact met de
NGO was tijdens de collectieve opvang, om op zoek te gaan naar een individuele woonst.
Hun begeleiding duurt nog tot even door na de hervestiging naar België.
De meerderheid van de hervestigde vluchtelingen zegt tevreden te zijn met de assistenten
die hen begeleiden of begeleid hebben. Hun namen werden meermaals vernoemd tijdens
de interviews. Er zit soms wel verschuiving in de assistenten die hen opvolgen. Enerzijds
doordat de hervestigde vluchtelingen met verschillende organisaties in contact komen.
Anderzijds door personeelsverschuivingen binnen organisaties. Een langere opvolging
van de NGO’s zou volgens verschillende hervestigde vluchtelingen wenselijk zijn. In de
literatuur wordt weinig gesproken over de begeleiding van organisaties. Er wordt
voornamelijk gesproken over contacten met scholen en medische voorzieningen. Een
volledige evaluatie van deze contacten werd niet teruggevonden.
5.2 AANBEVELINGEN VOOR HET BELEID EN DE PRAKTIJK
Sinds de eerste twee resettlementprogramma‘s die hier onderzocht werden, zijn reeds
bijsturingen gebeurd. Bepaalde problemen kunnen dus mogelijks minder aanwezig zijn bij
de huidige programma’s dan dat die waren bij de hier onderzochte. Desondanks blijft het
belangrijk om terug te blikken op deze eerste programma’s om de beleving hiervan beter
te begrijpen. Zo kan ook getoetst worden of de doorgevoerde veranderingen in de lijn
liggen met de ervaringen van de hervestigde vluchtelingen.
Vanuit de resultaten en de literatuur wens ik vier belangrijke punten aan te brengen.
Thema’s waar zowel de praktijk als het beleid aandachtig voor moet zijn.
Zoals we reeds in het onderzoek van Femling (2012) zagen is een goede voorbereiding
belangrijk. In de praktijk valt dit natuurlijk niet altijd vlot te organiseren. Hervestiging
gebeurt vaak vanuit instabiele plaatsen. Het is dan ook niet evident om daar uitgebreide
voorbereidingsprogramma’s te organiseren. Aangezien België niet kiest voor dringende
hervestiging kan hier mogelijks toch enige ruimte voor worden gecreëerd. Vanuit de
participanten kwam het voorstel om meer informatie te geven en reeds te starten met
taalonderwijs. Anderen vinden de stressvolle periode voor resettlement niet geschikt om
49
veel informatie mee te geven. Het aanbieden van taalonderwijs is hierdoor misschien niet
direct de prioriteit. Informatie over hervestiging naar België en het leven in België is
daarentegen onontbeerlijk. Misverstanden over huisvesting bleek in dit onderzoek een
bron van frustratie te zijn. Een open en transparante communicatie over het
resettlementprogramma zou dit gedeeltelijk kunnen verhelpen. Door de problemen,
obstakel maar ook de overwinningen en mogelijkheden in beeld te brengen, zouden
participanten zich een duidelijker beeld over hervestiging kunnen vormen. Hierdoor
kunnen zo meer geïnformeerd de keuze maken om zich te hervestigen naar België.
Enerzijds kan de selectiecommissie uitgebreider informeren. Een participant stelt echter
voor om ook de ervaringen van eerder hervestigde vluchtelingen te delen. De
getuigenissen van deze veteranen geven de mogelijkheid om verder te gaan dan een
beschrijving van het praktische leven in België, maar kunnen het programma tot leven
brengen.
België koos ervoor om bij de resettlementprogramma’s te kiezen vluchtelingen te
selecteren die erg kwetsbaar zijn. Hierdoor is er natuurlijk ook voldoende begeleiding
nodig en moeten de verwachtingen ten opzichte van deze vluchtelingen ook aangepast
zijn aan de verschillende profielen. Er moet gezocht worden naar wat redelijkerwijs
verwacht kan worden van de hervestigde vluchtelingen na aankomst in België. Daarom
pleit ik hier dan ook om begeleiding op maat te bieden. In dit resettlementprogramma
werden de vluchtelingen nog na hun aankomst begeleid door de NGO en werden ze
toegeleid naar taalonderwijs, inburgeringscursussen, opleidingen, sociale tewerkstelling
en dergelijke. Ondersteuning die sterk vertrekt vanuit de logica om mensen te integreren
en activeren. Voor verschillende participanten bleek dit te zijn wat ze wensten. Zij kregen
de juiste bagage om te starten met een leven hier. Maar dit bleek niet voor iedereen het
geval. Zo was een oudere vrouw verrast dat van haar nog verwacht werd te werken na
haar zestigste. Een andere oudere vrouw leefde alleen in een dorp en was niet in staat te
werken of om het Nederlands aan te leren. De Nederlandse lessen waren echter wel een
moment om onder de mensen te komen. De gebruikelijke instrumenten om nieuwkomers
te ondersteunen zijn mogelijks niet voor alle hervestigde vluchtelingen geschikt.
Betrokken organisaties zouden op zoek kunnen gaan naar hoe deze mensen beter
ondersteund kunnen worden. Voor sommige hervestigde vluchtelingen zou dit een
intensievere begeleiding kunnen beteken. Voor anderen moeten we misschien afstappen
van huidige methoden en andere doelstellingen leggen. In het onderzoek van Citizenship
and Immigration Canada (2011) merkte men reeds op dat het kiezen voor meer
kwetsbare profielen ook een stijgende nood aan ondersteuning en omkadering in
50
verschillend levensdomeinen inhoudt. Ook bij de resettlementprogramma’s kan de
oplossing meer zijn, maar daarnaast dus ook andere ondersteuning.
In het vorige deel werd reeds over de problemen met huisvesting gesproken. Zowel in de
literatuur (Citizenship and Immigration Canada, 2011; Correa-Velez et al., 2015; Platts &
Robinson, 2011) als in dit onderzoek. Het reserveren van sociale woningen voor de
hervestigde vluchtelingen zou natuurlijk ideaal zijn voor hen. Het gaat hier natuurlijk om
een problematiek die voor verschillende bevolkingsgroepen geldt. Naar het beleid toe
wens ik het signaal te geven dat ook voor hervestigde vluchtelingen het tekort aan sociale
woningen een probleem vormt. Wanneer hervestigde vluchtelingen nog geen sociale
woning gevonden hebben, lijkt het me belangrijk dat assistenten aandachtig zijn voor
huisjesmelkers. Eén participant in dit onderzoek heeft ook een rechtszaak aangespand
tegen zijn huisbaas. We moeten ons verzekeren dat de hervestigde vluchtelingen hun
rechten op dit vlak goed kennen en waar mogelijk moeten ze ook begeleiding krijgen om
deze rechten af te dwingen.
Dit onderzoek omvat verschillende levensdomeinen van de hervestigde vluchtelingen.
Zoals in het vorige deel is vermeld, zijn hierdoor heel wat organisaties bezig met het
begeleiden. Hervestiging is echter voor geen enkele organisatie de enige kerntaak.
Aangezien het nog steeds om relatief kleine groepen gaat, is de creatie van een geheel
nieuw systeem misschien niet haalbaar. Maar opdat alle betrokken organisaties hun
werking zouden kunnen afstemmen op de noden van de hervestigde vluchtelingen, lijkt
een netwerk wel opportuun. Voldoende overleg en het delen van knowhow lijken
noodzakelijk om blijvend aandacht te hebben voor het resettlementprogramma. Zo niet,
dreigt het werk van de organisaties de specifieke omstandigheden van hervestigde
vluchtelingen te miskennen.
5.3 METHODOLOGISCHE BEPERKINGEN
Tijdens de literatuurstudie werden weinig relevante onderzoeken gevonden. Hierdoor was
het onvoldoende mogelijk om het onderzoek in deze masterproef te toetsen. De
tijdsspanne en methodologie is in andere onderzoeken daarbij niet steeds gelijk. Verder
vinden deze onderzoeken plaats in andere landen. De systemen en regelgeving zijn er
verschillend dan in België. Hierdoor is het moeilijk om een eerlijke vergelijking te maken.
Ook tijdens dit onderzoek zijn enkele methodologische beperkingen te vinden.
51
Zo is het contact met de participanten tot stand gekomen via de gegevens die de
organisaties nog konden vinden. Door gebruik te maken van deze contacten werden nog
andere participanten voor het onderzoek gevonden. Hierdoor is een mogelijke vertekening
mogelijk. Hervestigde vluchtelingen, die geen contact meer hebben met de organisaties
en andere hervestigde vluchtelingen, komen zo niet in beeld.
Daarnaast zien we dat er een onevenwicht bestaat in het type huishouden dat dit
onderzoek kon bereiken. In beide groepen is er een ondervertegenwoordiging van
alleenstaanden. Deze ervaren mogelijks andere problemen en uitdagingen die door hun
ondervertegenwoordiging onderbelicht zijn gebleven.
Doordat de vragenlijst slechts richtinggevend was, kon er verder worden ingegaan op de
thema’s van de participanten. Dit heeft het grote voordeel dat de richting van het
onderzoek mee door de participanten werd bepaald. Op deze manier was het echter niet
mogelijk om een goede vergelijking te maken tussen de verschillende ervaringen van de
participanten. Een obstakel dat slechts door enkelen ervaren werd, kan zo erg opvallen in
de resultaten. Wanneer de participant geen obstakel ervaart, zal hij niet of minder over dit
thema spreken. Erg negatieve of erg positieve dreigen zo sterker naar voor te komen.
Verschillende onderzoekers namen het interview af. Aangezien elke onderzoeker zijn
eigen manier van interviewen heeft, zijn er verschillen tussen de wijze waarop het
interview werd afgenomen. Sommige onderzoekers bleven dicht bij de richtinggevende
vragen, waar anderen hier verder van afweken.
Een volgend probleem is de taal waarin het interview werd afgenomen. Wanneer de
participant zelf aangaf het Nederlands, Frans of Engels voldoende machtig te zijn, werd
het interview zonder tolk afgenomen. Deze situaties zorgden ervoor dat de participanten
hun moedertaal niet konden spreken. In andere gevallen kon ook de onderzoeker de
moedertaal niet spreken. Hierdoor vervallen mogelijks belangrijke nuances.
Door dit onderzoek te richten op de individuele ervaringen van de hervestigde
vluchtelingen, konden de individuele verwachtingen, angsten, gedachten en verhalen van
de mensen in beeld worden gebracht. Hierdoor kon het onderzoek los komen van een
kille beschrijving van cijfers. De hervestigde vluchteling stond centraal. Het nadeel is dat
dit het niet makkelijk maakt om thema’s te kwantificeren. Het is werken in de subjectieve
werkelijkheid van de participanten zonder soms te weten wat de objectieve realiteit voor
deze mensen is.
52
5.4 AANBEVELINGEN METHODOLOGIE
Zoals reeds vermeldt in het vorige deel werden er in de literatuurstudie weinig
gelijkaardige onderzoeken gevonden. Verdere literatuurstudies kunnen mogelijks nieuwe
onderzoeken naar boven brengen. Verder onderzoek naar de situatie van hervestigde
vluchtelingen in België zou ons hun situatie nog beter doen begrijpen.
Bij verder onderzoek zouden vragen meer gelijkgeschakeld kunnen worden. Zo kan op
een vlottere en correctere manier een vergelijking gemaakt worden tussen de
verschillende participanten. Om de inbreng van de participanten niet te verliezen, kunnen
bij het begin van het interview enkele open vragen gesteld worden. Het kan de ruimte
geven aan de participanten om onbevangen aan te geven wat voor hen belangrijk is.
Daarnaast zouden hardere gegevens ons in staat stellen om de ervaringen beter te
kaderen. We zouden zo ook onderliggende verbanden kunnen blootleggen.
Tijdens het interview halen de participanten veel verschillende moeilijkheden aan.
Bepaalde problemen komen duidelijk frequenter aan bod dan andere. Het is echter niet
steeds duidelijk hoeveel belang participanten hechten aan welk thema. Om hier een beter
zicht op te krijgen, worden de participanten best ook gevraagd een waardering toe te
kennen aan de verschillende thema’s. Zo krijgen we een beter zich op wat het zwaarst
weegt op het leven van de participanten.
Het proces van hervestiging blijft lang duren. Het is dan ook belangrijk om, net zoals in
deze masterproef, longitudinaal onderzoek te verrichten. Dit moet bij volgende onderzoek
zeker worden aangehouden om vertekeningen bij momentopnames te vermijden.
53
6. CONCLUSIE
De ervaringen van de hervestigde vluchtelingen variëren sterk. Desalniettemin delen vele
participanten gelijkaardige ervaringen. Voor de hervestiging was dit een gevoel van
onveiligheid en instabiliteit. Na de hervestiging ondervonden de hervestigde vluchtelingen
voornamelijk problemen met de opstart van hun nieuwe leven. De meest vermelde
thema’s zijn huisvesting en de kennis van het Nederlands of Frans. De begeleiding van de
assistenten werd erg geapprecieerd. Er is echter nog ruimte om deze aan te passen aan
de individuele noden.
Op basis van de resultaten uit dit onderzoek, kunnen toekomstige
resettlementprogramma’s enkele aanpassingen maken. Ten eerste moet er op een meer
persoonlijke en transparantere manier geïnformeerd worden voor de hervestiging. Ten
tweede moet de ondersteuning meer op maat van de persoon zijn. Door de keuze voor
kwetsbare profielen en interne diversiteit, zijn verschillende begeleidingsopties nodig. Ten
derde moet gezocht worden naar geschikte huisvesting en moeten participanten
bijgestaan worden in het verdedigen van hun rechten. Tot slot kan ook het versterken van
het netwerk tussen de organisaties het hervestigingsprogramma verbeteren.
Dit onderzoek bracht de ervaringen van vele hervestigde vluchtelingen in beeld. Verder
onderzoek is nodig, om het resettlementprogramma te kunnen blijven monitoren.
54
LITERATUUR
Abel, P. (1957). Convention And Protocol Relating To the Status of Refugees.
International and Comparative Law Quarterly (Vol. 6).
http://doi.org/10.1093/iclqaj/6.3.533
Anjum, T. M., Nordqvist, C., & Timpka, T. (2012). The hopes of West African refugees
during resettlement in northern Sweden: a 6-year prospective qualitative study of
pathways and agency thoughts. Conflict and Health, 6(1), 8.
http://doi.org/10.1186/1752-1505-6-1
Beiser, M. (2006). Longitudinal research to promote effective refugee resettlement.
Transcultural Psychiatry, 43(1), 56–71. http://doi.org/10.1177/1363461506061757
Besteman, C. (2013). Refuge fragments, fragmentary refuge. Ethnography, 15(4), 426–
445. http://doi.org/10.1177/1466138113505027
Bevelander, P. (2009). In the picture - resettled refugees in Sweden. In Resettled and
included? The employment integration of resettled refugees in Sweden (p. 300).
Malmö.
Bokshi, E. (2013). Know Reset, Building knowledge for a concerted and sustainable
approach to refugee resettlement. Refugee Resettlement in the EU : The capacity to
do it better.
Bradley, M., & McAdam, J. (2012). Rethinking Durable Solutions to Displacement in the
Context of Climate Change. Brookings-LSE Project on Internal Displacement, (May),
1–5.
Caestecker, F., & Derluyn, I. (in press). Naam rapport. Gent: Universiteit Gent.
Castles, S., & Miller, M. J. (2003). The migratory process and the formation of ethnic
minorities. In The Age of Migration (3rd ed., pp. 21–49). New York: Guilford Press.
http://doi.org/10.1080/10803920500434037
Cheng, I.-H., Drillich, A., & Schattner, P. (2015). Refugee experiences of general practice
in countries of resettlement: a literature review. The British Journal of General
Practice, 65(632), e171–6. http://doi.org/10.3399/bjgp15X683977
55
Citizenship and Immigration Canada. (2011). Evaluation of Government Assisted
Refugees ( GAR ) and Resettlement Assistance Program ( RAP ).
Cohen, R., Collinson, S., Crisp, J., Hall, I., Loescher, G., Milner, J., … Stigter, E. (2006).
Managing editor and contributor Research assistants Main contributing authors : (Vol.
4).
Correa-Velez, I., Gifford, S. M., & McMichael, C. (2015). The persistence of predictors of
wellbeing among refugee youth eight years after resettlement in Melbourne,
Australia. Social Science & Medicine, 142, 163–168.
http://doi.org/10.1016/j.socscimed.2015.08.017
El-Bialy, R., & Mulay, S. (2015). Two sides of the same coin: Factors that support and
challenge the wellbeing of refugees resettled in a small urban center. Health & Place,
35, 52–59. http://doi.org/10.1016/j.healthplace.2015.06.009
Fargues, P. (2015). 2015: The year we mistook refugees for invaders. Policy Brief -
Migration Policy Centre, (12). http://doi.org/10.2870/093089
Fedasil. (2015a). Organisaties | Hervestiging. Retrieved February 2, 2016, from
http://www.hervestiging.be/inhoud/organisaties
Fedasil. (2015b). Voorgeschiedenis | Hervestiging. Retrieved February 2, 2016, from
http://www.hervestiging.be/inhoud/voorgeschiedenis
Femling, M. (2012). Don ’ t give up – You have to fight! Gävleborg.
Fredriksson, J., & Mougne, C. (1994). Resettlement in the 1990s: A Review of Policy and
Practice, December 1994, EVAL/RES/14, (December).
Garnier, A. (2014). Migration Management and Humanitarian Protection: The UNHCR’s
“Resettlement Expansionism” and Its Impact on Policy-making in the EU and
Australia. Journal of Ethnic and Migration Studies, 40(6), 942–959.
http://doi.org/10.1080/1369183X.2013.855075
Government of Belgium. (2014). Country Chapter Belgium.
Guiaux, M., Beenakkers, E. M. T., Uiters, A. H., & Wubs, H. (2008). Uitgenodigde
vluchtelingen in Nederland. Meppel.
56
Hoerder, D. (2002). Cultures in Contact: World Migrations in the Second Millennium.
London: Duke University Press.
Hyndman, J. (2011). Research Summary on Resettled Refugee Integration in Canada.
Toronto. Retrieved from http://www.refworld.org/docid/4e4b77842.html
ICMC. (2013). Welcome to Europe !
Lee, E. S. (1966). A Theory of Migration on JSTOR. A Theory of Migration. Demography,
3(1), 47–57. Retrieved from
http://www.jstor.org/stable/2060063?seq=1#page_scan_tab_contents
Long, K. (2014). Rethinking “Durable” Solutions. In The Oxford Handbook of Refugee and
Forced Migration Studies (pp. 475–487). Oxford.
McFadyen, G. (2012). The Contemporary Refugee : Persecution , Semantics and
Universality. Special Edition: The 1951 UN Refugee Convention - 60 Years On, 9–
35.
Morrison, J. (2000). External Evaluation of the Voluntary Return Project for Refugees in
the United Kingdom 1998-99. London Refugge Action.
Mortelmans, D. (2009). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden (2nd ed.). Leuven:
Acco.
Phillmann, S. (ICMC), Stiennon, N. (IRC), & Hueck, P. (ICMC). (2010). 10 000
REFUGEES FROM IRAQ A Report on Joint Resettlement in the European Union.
Platts, D., & Robinson, D. (2011). An Evaluation of the Gateway Protection Programme.
Sheffield.
Polygoon-Profilti. (1956). Nederland ontvangt Hongaarse vluchtelingen - Open Beelden.
Open Beelden. Retrieved from http://www.openbeelden.nl/media/8976/
Robinson, D., Walshaw, A., Uwimana, M., Bahati, B., Reeve, K., & Bashir, N. (2010).
Evaluation of the Trans-national Resettlement Project : UK and Ireland. Centre for
Regional Economic and Social Research.
UNHCR. (2001). New directions for resettlement policy and practice. Refugee Survey
Quarterly (Vol. 20).
57
UNHCR. (2011a). The 1951 Convention and its 1967 Protocol. World War II. Geneva:
UNHCR.
UNHCR. (2011b). UNHCR Resettlement Handbook. Retrieved December 29, 2015, from
http://www.unhcr.org/46f7c0ee2.pdf
UNHCR. (2014). UNHCR Global Resettlement Statistical Report 2014. Retrieved from
http://www.unhcr.org/52693bd09.html
UNHCR. (2015). World at War. UNHCR Global Trends Forced Displacement in 2014.
Genava.
UNHCR. (2016). Geschiedenis UNHCR. Retrieved February 18, 2016, from
http://www.unhcr.be/nl/over-unhcr/geschiedenis.html
Waddington, C. (2003). Sussex Centre for Migration Research, (December), 1–51.
59
BIJLAGE 2: CODEBOOM
Algemene evaluatie
Integratie en verder verblijf
Discriminatie-Racisme
Familie
Financieel
Huisvesting
Huisvestingsituatie
Locatie
Sociale Woning
Integratie
België
Cultuur
Identiteit
Taal
Juridisch
Medisch
Gezondheid
Toegankelijkheid
Organisaties
Begeleiding
Opvolging
Toegankelijkheid
Persoonlijke ontwikkeling
Inburgering
Onderwijs
Taalonderwijs
Vrije tijd
Vrijwilligerswerk
Sociaal netwerk
Gemeenschap
Vluchtelingen Resettlementproject
Thuisland
Contact
60
Herinneringen
Werk
Pre-resettlement
Connectie België of Europa
Familie
Gastland
Medisch
Opleidingen
Organisaties
Begeleiding
Opvolging
Toegankelijkheid
Selectie
Informatie
Proces
Verwachtingen
Vluchtverhaal
Werk
Reis en eerste opvang
Collectieve opvang
Doorstroming individuele opvang
Familie
Informatie
Medisch
Gezondheid
Toegankelijkheid
Onderwijs
Inburgering
Taalonderwijs
Organisaties
Begeleiding
Opvolging
Toegankelijkheid
Reis
Sociaal netwerk