Historisch onderzoek Cruquiuswerkgebied
Transcript of Historisch onderzoek Cruquiuswerkgebied
3
Graven en Puzzelen Historisch onderzoek naar het
Cruquiuswerkgebied in Amsterdam-Oost
Uitgevoerd door Marlijn Doedée
in opdracht van Bureau Broedplaatsen van de gemeente Amsterdam
11 mei 2012
4
Inhoudsopgave
Inleiding p. 6
Het gevecht tegen het water p. 7
De Stadsrietlanden p. 8
De opkomst van de moderne industrie p. 10
Het begin van het Cruquiuswerkgebied p. 12
Industrie en sociale wantoestanden in het Interbellum p. 17
Opnieuw oorlog p. 22
Ongestoord verder werken p. 25
Nieuwe functies p. 28
Bronnenlijst p. 32
Afbeeldingen p. 34
6
Inleiding
Een oude wijnterminal, een wit met blauw fabriekspandje met de garagedeur
uitnodigend op een kier, en daarnaast de afvalverwerking van de gemeente. De
betonmortelcentrale Albeton links, daarvoor een scheefgezakt pandje van een
oude oliefabriek met allerlei bijgebouwen. Aan de overzijde van de straat een
blokvormig, betonnen pand. Ajax Brandbeveiliging met daarnaast een enorme
blauwe loods, en weer links in de bocht een papierverwerkingsbedrijf.
Verschillende loodsen en het kantoorgebouw Cruquiuskwartier passerend, nader
je de kop. De hekken van Metaal Magnus zijn zoals gewoonlijk gesloten. ‘Mirenta
Boekbinderij’, luidt de naam van het verlaten pandje ernaast. Er staan nog veel
meer vreemde loodsen en gebouwen. Je moet er rustig rondlopen, wil je alles in
je opnemen. De panden en bedrijven die ik zojuist heb genoemd, zijn dan ook
maar een greep uit de dingen die je ziet wanneer je vanaf de Th. K. van
Lohuizenlaan de Cruquiusweg op wandelt.
Een eiland in Zeeburg, Amsterdam-Oost. Zo is het Cruquiuswerkgebied
letterlijk en figuurlijk te omschrijven. Letterlijk misschien niet helemaal, want het
is onderdeel van een schiereiland, het meest zuidelijk gelegen en met een knik
richting het noorden. Figuurlijk zeker, omdat van de oude Oostelijke Haven dit
het enige overgebleven stukje industrieterrein is. Een gribus, dat was mijn eerste
indruk. En je hebt amper het idee omringd te zijn door water. Dit deel van de
Cruquiusweg, dat door een rotonde wordt gescheiden van de andere helft en een
woongebied, is het onderwerp van mijn onderzoek. Want hoewel dit
industriegebied in eerste instantie niet meer lijkt te zijn dan een dichtgegroeid
bedrijventerrein waarin logischerwijs geen prioriteit wordt gegeven aan
schoonheid, is er weldegelijk moois te vinden. Je moet het alleen wel zoeken of
opgraven. En dat heb ik gedaan. Voor mijn studie en in opdracht van Bureau
Broedplaatsen van de gemeente Amsterdam heb ik gepoogd de geschiedenis van
het Cruquiuswerkgebied boven water te halen. U leest nu het resultaat. Met veel
plezier ben ik de boeken en archieven ingedoken, en heb ik verschillende mensen
bestookt met vragen. Ik wil iedereen die mij geholpen heeft hartelijk bedanken
voor de enthousiaste medewerking.
Het Cruquiusterrein is een voorbeeld van een plek waarin gebruikers de
handen ineen hebben geslagen en het initiatief hebben genomen om een
toekomstvisie te ontwikkelen, voorafgaand aan een nieuw bestemmingsplan van
Stadsdeel Oost. Verschillende bedrijven hebben zich verenigd in Stichting
Cruquius 2015 om sterker te staan in hun onderhandelingen met
vastgoedontwikkelaars. Deze hebben onlangs hun zinnen op het gebied gezet,
maar onder andere door de huidige economische crisis lijken bouwplannen even
te zijn uitgesteld. De corporaties Amvest en PFC², die zich voor de ontwikkeling
van het Cruquiusgebied hebben verenigd in OCN en er kavels hebben
aangekocht, hebben verschillende oude loodsen beschikbaar gesteld voor
tijdelijke huur. Verschillende bedrijven, maar ook broedplaatsontwikkelaars zijn
op die manier aangetrokken. De culturele broedplaatsorganisaties De Service
Garage, Krux en Beehive hebben zich onlangs aan de Cruquiusweg gevestigd. Zij
hebben kans gezien oude loodsen om te bouwen tot werkruimten en ateliers
voor kunstenaars en creatieve ondernemers. Met het oog op de nieuwe
(culturele) ontwikkelingen in het industriegebied en vanwege het feit dat er nog
maar weinig over de geschiedenis van het gebied in de boeken staat, ben ik mijn
onderzoek gestart. Wat gebeurde er vroeger aan de Cruquiusweg? Welke
bedrijven zaten er, en welke zitten er nu? Op welke manier heeft de ontwikkeling
van het Cruquiuswerkgebied en haar omgeving met politieke en
maatschappelijke factoren in verband gestaan? En hoe moet de sfeer er in de
loop van de geschiedenis geweest zijn? Door middel van feiten en verhalen heb ik
geprobeerd een levendig maar ongekleurd beeld te schetsen van de vroegere en
huidige ontwikkeling van het Cruquius-industrieterrein en de verschillende
partijen die er zitten. Hoewel het lastig bleek de vele losse flodders aan
informatie tot een gestructureerd geheel te maken, hoop ik dat ik daar
grotendeels in geslaagd ben, en dat u dit onderzoek met plezier zult lezen.
7
Het gevecht tegen het water
Steden zijn voortdurend onderhevig aan verandering. Dat is altijd zo geweest. Er
wordt gebouwd waar de bevolking groeit, waar nieuwe ideeën ontstaan en waar
men beschikt over de middelen. Wat overbodig is verloedert, totdat het nieuwe
potentie heeft, of het juist rijp is voor de sloop. Een stad is te zien als een
organisch geheel dat groeit waar mensen mogelijkheden zien. Veel
stedenbouwkundige ontwikkelingen staan sterk in verband met de tijd waarin ze
zijn voltrokken. Zo ook in Amsterdam. Want had men in de zestiende eeuw ooit
gedacht dat er hele woonwijken gebouwd konden worden in het moerasgebied
ten oosten van de stad? Zou men het daar ooit winnen van de woeste Zuiderzee?
Terwijl ontwikkelaars bij het maken van nieuwe plannen nu vooral rekening
houden met wetten, regels, financiën en belangengroepen, was het vroeger in
eerste instantie de natuur die de mens begrensde. De ontwikkeling van
Amsterdam hangt dan ook sterk samen met haar strijd tegen het water. Betere
technische middelen hebben de wapens gevormd voor de vormgeving van de
stad langs het IJ op steeds grotere schaal.
1. Amsterdam en het IJ op een kaart van Jan Jansz, Koenraet Decker en Abraham Deur
uit de tweede helft van de zeventiende eeuw.
8
De Stadsrietlanden
Zeeburg is een van de vele havengebieden dat door menselijke kennis en
doorzettingsvermogen is gecreëerd. Het gebied staat nog steeds bekend als de
oude Stadsrietlanden. Vóór de zeventiende eeuw lag het ver buiten de stad. De
Rietlanden waren moerassige velden die bij vloed regelmatig onder water
kwamen te staan. Afgezien van de lage zomerkade, ‘de Kadijk’, lagen ze
aanvankelijk buitendijks. Overstromingen waren ten oosten van Amsterdam niet
zeldzaam, maar stukje bij beetje won men land van de natuur. 1 Het woeste
gebied vormde een smokkelroute naar de stad. Behalve dat er riet vandaan werd
gehaald voor bijvoorbeeld dakbedekking, hadden de Stadsrietlanden geen
belangrijke functie voor Amsterdam. 2 Halverwege de zeventiende eeuw kwam
hier verandering in.
Een voorwaarde voor de economische en culturele bloei in de Gouden
Eeuw was een grote haven. Dit was dan ook de leidraad voor de groei van
Amsterdam tussen circa 1570 en 1670. Men onderscheidt hierbij vier belangrijke
stadsuitbreidingen. De eerste was erop gericht de Lastage, een stuk oostelijk
havengebied dat buiten de stad was ontstaan, te beveiligen. De tweede hield kort
daarop de aanleg van de eilanden Uilenburg, Marken en Rapenburg in. Tussen
1610 en 1615 ging men in het westen aan de slag met de grachtengordel en de
Jordaan. Na deze ingreep was Amsterdam nog steeds niet af. De voortdurende
behoefte aan een grotere haven en waarschijnlijk het feit dat Amsterdam sinds
de laatste uitbreiding niet meer voldeed aan de ideale ronde vorm van een
Renaissancestad, waren de aanleiding voor een vierde uitbreiding naar het
oosten. Het nieuwe stadsplan werd rond 1660 gepresenteerd. De
verdedigingswerken moesten worden opgeschoven om voor de lange termijn
ruimte te maken voor nieuwe bewoning. De eilanden Wittenburg, Kattenburg en
Oostenburg werden de nieuwe aanwinsten voor Amsterdam als wereldhaven.
Oostenburg zou gaan dienen als werk- en distributieterrein voor de Verenigde
1 Scheepens 1990: 7-10
2 Heijdra 1993: 17
Oost-Indische Compagnie.3 Met de verschuiving van de stadsmuren kwamen de
Rietlanden net buiten de stad en vlakbij de grote scheepswerf te liggen.
2. Deze kaart uit 1662 van Daniel Stalpaert laat de vierde stadsuitbreiding zien.
Amsterdam wordt, zoals destijds gebruikelijk was, afgebeeld met het noorden
beneden, vanuit waar men per schip de stad bereikte. Linksonder is het eiland
Oostenburg te zien. Daarnaast, op het randje van de kaart en buiten de
verdedigingswerken, bevinden zich de Stadsrietlanden.
3 Gawronski 2002: 11 - 19
9
Al rond 1650 werd besloten om in het verlengde van de IJ-kade een
gracht te graven richting het oosten. Dit werd de Nieuwe Vaart, die moest dienen
voor de waterdoorstroom in de Amsterdamse grachten. Los van het feit dat de
gracht niet de gewenste werking had,4 kan de aanleg ervan wel gezien worden als
een aanzet tot de ingebruikname en inpoldering van de Stadsrietlanden. Bij het
laatste uitbreidingsplan rond 1660 heeft het stadsbestuur met veel dingen
rekening moeten houden. Zo kon men om de scheepsproductie van de V.O.C. te
stimuleren wel een nieuw eiland realiseren, maar ook was een grotere aanvoer
van materiaal nodig. Op zoek naar een goede locatie voor nieuwe
houtzaagmolens, is uiteindelijk het oog op de Stadsrietlanden gevallen.5 Het
gebied werd geannexeerd doordat de palenrijen die voor de stad in het IJ lagen,
werden verlengd. De Kadijk werd opgehoogd en was voortaan de scheiding
tussen het land en ‘’t Zieke Water’. De kade diende als baggerstortplaats,
zodoende hoogde het land steeds verder op. In 1661 werden aan de Nieuwe
Vaart uiteindelijk ’t Fortuyn, De Hoop en De Liefde gebouwd. Zij voorzagen de
scheepswerven van hout via de Nieuwe Vaart. De drie molens, die er ruim een
eeuw later nog twee collega’s bij kregen in het westen van de Rietlanden, waren
de eerste tekenen van industrie in Zeeburg. Ze hebben tot laat in de 19e eeuw
gefunctioneerd, totdat ze plaats moesten maken voor de Veemarkt en het
Abattoir aan de Cruquiusweg.6
3. Boven: op deze kaart uit 1770 (gemaakt door P. Mol) zijn de Stadsrietlanden te zien
met middenin de houtzaagmolens aan de Nieuwe Vaart.
4. Onder: een schilderij van Johannes Hendrik Veldhuijzen (ca. 1870) met daarop van
links naar rechts De Hoop, De Liefde en Het Fortuyn.
4 Abrahamse 2003: 10-11
5 Heijdra 1993: 17-19
6 Theobakker.net 10 april 2012
10
De opkomst van de moderne industrie
Sinds de vierde grote stadsuitleg trad Amsterdam rond 1850 pas weer buiten
haar stadsmuren. De stedelijke economie en de bevolking ondergingen een
nieuwe groei door de ontwikkeling van de stoomindustrie. Ongeveer twintig jaar
eerder waren het Centraal Station en de spoorweggordel langs de zuidelijke IJ-
oever aangelegd, ongeveer op de plek waar voorheen de palenrijen in het water
lagen. Hierdoor was een groot deel van de haven ontoegankelijk geworden voor
grote schepen. Amsterdam bevond zich in een lastig parket: volgens moderne
maatstaven was de stad bereikbaar geworden over land, maar door het spoor
werd de scheepvaart belemmerd. In de Stadsrietlanden zag men kansen tot het
creëren van een nieuwe haven, waar voldoende ruimte was voor het aanmeren
van grote stoomschepen en waar de overslag van goederen op het spoorwegnet
kon plaatsvinden.7 De opening van het Noordzeekanaal in 1876 8 en het
Merwedekanaal in 1892 9 moeten een extra stimulans zijn geweest voor de
uitbreiding van het Oostelijk Havengebied. Maar ook de opkomende
emigrantenstroom per passagiersschip naar andere werelddelen en de handel
met Nederlands-Indië wierpen er hun vruchten af.10 Veel straatnamen in de
Indische Buurt en de namen van de eilanden in Zeeburg herinneren aan de
intensieve relatie tussen Nederland en haar koloniën destijds. Of die nu vrijwillig
van aard was of niet, het welbevinden van Nederland, Amsterdam en de
bedrijven in de Oostelijke Haven hing er in sterke mate van af.
7 Abrahamse 2003: 11-12
8 Rijkswaterstaat.nl 13 april 2012
9 Ibidem
10 Abrahamse 2003: 13
De Cruquiusweg dankt haar naam aan Nicolas Samuel Cruquius (1678-1754). Hij was
landmeter en cartograaf, en was gespecialiseerd in Nederlandse waterwerken. Hij
tekende als eerste waterdiepten in kaarten en verkreeg hierdoor grote roem. Eén van
zijn studies richtte zich op rivier de Merwede. Hiervan vreesde men in 1729 voor
overstroming.11
Anderhalve eeuw na zijn dood is het Merwedekanaal gegraven als
verbinding tussen Amsterdam en Utrecht. Zou de straatnaam Cruquiusweg, ongeveer
aan de monding van het kanaal, bij toeval gekozen zijn?
11
Molhuysen 1924: 364-366
11
Op de kaart van Scheltema uit 1900 is te zien hoe de Stadsrietlanden met
daarin het Cruquiusgebied getransformeerd zijn. Sporenburg heeft zo goed als
haar huidige vorm gekregen en de eerste loodsen zijn geplaatst. Het brede
rangeerterrein in de Rietlanden is duidelijk zichtbaar. Tussen Borneo en het
Cruquiusgebied is de Entrepothaven gegraven die aansluit op het
Merwedekanaal, het huidige Amsterdam Rijnkanaal. Het Ooster Kanaal dat op
deze kaart nog een verbinding vormt tussen de Nieuwe Vaart en het IJ, was door
het Merwedekanaal overbodig geworden. De demping van dit water was dan ook
nabij.12 Aan de Cruquiusweg zijn de Veemarkt en het Abattoir te zien, welke in de
periode van 1883 tot 1887 werden gerealiseerd.13 Ten noorden daarvan is het
Gemeentelijk Handelsentrepot zichtbaar met de pakhuizen Maandag tot en met
Zaterdag. Pakhuis Zondag staat links al als gepland aangegeven, net als een deel
van het stratenpatroon van de Indische Buurt ten zuiden van het Cruquiusgebied.
Het Gemeentelijk Handelsentrepot was douane. Net als op de andere Zeeburgse
eilanden, zou de industriële bedrijvigheid in het Cruquiusgebied steeds meer
toenemen. Rechts van het abattoir zijn op de aangegeven kavels nog kleine
gebouwtjes waar te nemen, waarschijnlijk sloppen en boerenbedrijfjes. Het
naderende einde van de Stadsrietlanden als agrarisch gebied is op deze kaart al
zichtbaar.
6 & 7. Van links naar rechts de Veemarkt (ca. 1920) en
het Gemeentelijk Handelsentrepot aan de
Entrepothaven (jaartal onbekend).
Alle afbeeldingen op deze pagina zijn afkomstig van
het Amsterdams Stadsarchief.
12
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zeeburg 1996: 3 13
Abrahamse 2003: 11
12
Het begin van het Cruquiuswerkgebied
In 1913 werden de Cruquiusweg en de Zeeburgerkade aangelegd in het
Cruquiuswerkgebied, in hetzelfde jaar dat het Oosterkanaal werd gedempt (de
smalle insteekhaventjes aan de noord- en zuidkant herinneren nog aan het
kanaal), en het schiereiland haar scherpe knik kreeg aan de Entrepothaven. De
Cruquiusweg vormde onderdeel van een laagwaterkering en kreeg in het geheel
een industriële bestemming.14 Met het oog hierop werd ook het stuk rechts van
het Abattoir ontsloten voor treinverkeer door de aanleg van een spoorweg.15 In
de jaren die volgden zouden steeds meer bedrijven er hun plek vinden.
Met de opkomst van de moderne industrie lag de scheiding tussen woon-
en werkgebieden steeds meer voor de hand. Dit is logisch als je nagaat wat voor
smerigheid en lawaai fabrieken moeten hebben opgeleverd rond het begin van
de twintigste eeuw. Het Cruquiusgebied is een voorbeeld van een door de
gemeente aangewezen plek voor bedrijvigheid buiten de stad. Niet alleen omdat
het gunstig gelegen was aan de haven, maar waarschijnlijk ook omdat hier al een
aantal buitenstedelijke functies waren gebundeld. Zo lag er een begraafplaats in
de buurt, en een as- en vuilnisbelt.16 Het gemeentebestuur hakte met het oog op
hygiëne in 1880 ook over vee en slacht de knoop door: het moest de stad uit. De
Veemarkt en het Abattoir werden gepland aan de nieuwe Cruquiusweg. Nog een
ingreep ter verbetering van de leefomgeving van de Amsterdamse bevolking zou
snel volgen, want ook de waterhuishouding liet te wensen over. De grachten
waren vuil. Omstreeks 1890 werd het Lozingskanaal gegraven parallel aan de
Nieuwe Vaart voor de afvoer van vies water via een stoomgemaal aan het
einde.17 Deze factoren bij elkaar opgeteld, kun je gerust concluderen dat de
Rietlanden geen groene baken van rust en frisse lucht meer waren.
14
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zeeburg 1996: 3-7 15
Abrahamse 2003: 15 16
Scheepens 1990: 24-33 17
Meurs 2009: 17
8. Deze foto uit het Amsterdams Stadsarchief komt van de Dienst Volkshuisvesting en
is rond 1900 in de buurt van de Cruquiusweg gemaakt. De boerderij kan één van de
stipjes op de kaart van Scheltema zijn geweest.
Links tegen de schuur zit een jongetje. Op de achtergrond zijn kranen te zien.
Het gezin dat hier woonde moet de industrie in de Rietlanden hebben zien oprukken.
Het gebied veranderde snel, als boer kon je er niet blijven. Waar zou dit jongetje later
terecht zijn gekomen? Verderop in de polder of misschien als arbeiderszoon in de
splinternieuwe Indische Buurt?
13
Aan de Cruquiusweg vestigden zich vooral grote en middelgrote
bedrijven,18 waaronder een metaalwarenfabriek die in 1908 een kavel vond op de
kop van het schiereiland. Dit bedrijf liet er loodsen bouwen, en een kantoor met
woonhuis.19 Over de naam en het precieze verloop van de ontwikkeling van het
bedrijf verschillen de bronnen. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat het deze N.V.
voor de wind ging. Als we de beschrijving van de bouwtekening uit het
Stadsarchief moeten geloven, waren er in 1909 namelijk al plannen tot
uitbreiding. Ook is op de plattegrond sprake van een oude en nieuwe
blikslagerij.20 Bij de datering van het bouwplan kunnen echter vraagtekens
worden gezet, aangezien de bankwerkerij die erop te zien is volgens Bureau
Monumenten & Archeologie uit 1916 stamt.21 Deze loods en de woning staan er
nu nog steeds. Maar wanneer je de oude en huidige plattegrond bekijkt, zijn er
qua indeling meer overeenkomsten te ontdekken. Zouden meerdere ruimtes van
het huidige Metaal Magnus B.V. in essentie de afgelopen eeuw hebben
overleefd?
Een fabriekspand uit de beginperiode van het Cruquius-industriegebied
waarvan zeker is dat het er nu nog bijna in het geheel staat, is het wit met blauwe
pandje op de nummers 84 en 86. In 1916 werd dit gebouw in gebruik genomen
als emaillefabriek onder de naam Gelria.22 Het zal een aantal
functieveranderingen hebben ondergaan. Vandaag de dag hebben ATM en
Cordaan dit terrein in gebruik.
Een bedrijf dat vanaf het begin in het gebied gevestigd was tot een aantal
jaar geleden, is Orenstein & Koppel. In 1907 kwam deze machinefabriek naar de
Cruquiusweg.23 Voor Orenstein & Koppel, een Duits bedrijf dat in 1876 werd
opgericht, moet Zeeburg bij uitstek geschikt zijn geweest als vestigingslocatie. De
18
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zeeburg 1996: 3 19
Boerefijn 2006: 1-2 20
Gemeente Amsterdam. Beeldbank Amsterdams Stadsarchief [010056914886] 21
Boerefijn 2006: 1-2 22
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10191502, SU10191519, SU1019156] 23
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zeeburg 1996: 3
fabriek bouwde namelijk locomotieven en spoorwegmaterieel.24 De aangelegde
spoorwegbundels en de aanvoer van zware materialen over het water waren
daarvoor ideaal. En men had nog alle ruimte om te groeien. Helaas was er ook
een minder gunstig vooruitzicht. Moederland Duitsland zou niet lang na de komst
van Orenstein & Koppel verwikkeld raken in de Eerste Wereldoorlog. Wat
betekende dit voor het bedrijf of voor Duitsland en de rest van Europa als
afzetmarkt?
9. Het ontwerp
voor een
reclamebord van
Orenstein &
Koppel uit 1913.
Locatie: einde
Veelaan.
24
Decauville.nl 16 april 2012
14
Hoewel de oorlog over het algemeen negatieve gevolgen had voor de
Nederlandse economie, hoeft deze niet per definitie slecht te zijn geweest voor
de bedrijven aan de Cruquiusweg. Orenstein & Koppel bleef ondanks de
nederlaag van Duitsland voortbestaan. Het bedrijf vertrok pas een aantal jaar
geleden als heftruckhandel van de Cruquiusweg.25 En ook bij jonge en moderne
bedrijven als de emaille- en metaalwarenfabriek is voor te stellen dat ze een
stootje konden verduren. Sterker nog: was metaal niet erg gewenst voor de bouw
van wapens en voertuigen? Zouden de bedrijven daaraan niet hun bijdrage
hebben geleverd? Aan de Cruquiusweg bevond zich in ieder geval één bedrijf dat
baat heeft gehad bij de Eerste Wereldoorlog.
25
van Irsel 21 maart 2012
10. De beschrijving van deze foto uit het Amsterdams Stadsarchief luidt: ‘Mobilisatie
1914. Bezetting loodsen N. en O. […] Cruquiusweg.’ Deze loodsen bevonden zich waar
nu de Betonmortelcentrale Albeton gevestigd is (zie de plattegrond van de oliefabriek
op de volgende pagina. Hierop is loods O. te zien. Loods N. lag er links naast).26
De aanwezigheid van het leger rondom het Cruquiusgebied was niet vreemd
aangezien Amsterdam-Oost een lange voorgeschiedenis had als locatie van militaire
oefenterreinen, een andere typische functie voor de stedelijke periferie. Rond de bouw
van de Veemarkt en het Abattoir moet het exercitieterrein, dat ongeveer aan de
westkant van de Cruquiusweg lag, verplaatst zijn naar het gebied ten oosten ervan.27
Op te maken uit een vergunningaanvraag en –toekenning uit 1917 uit het
bouwarchief van stadsdeel Oost, bevonden zich ongeveer ter hoogte van de huidige
nummers 93 tot 111 ook militaire opslagmagazijnen.28
26
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10196610] 27
Meurs 2009: 15 28
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10196507, SU10196508, SU10196509]
15
In 1913 was de N.V. Oliefabrieken Insulinde opgericht, een bedrijf dat
klapperolie oftewel kokosolie won uit vruchtvlees van koksnoten, en dat
gevestigd was in Banjoewangi op Java. Het Nederlandse kantoor en een terrein
waar de olie opgeslagen en bewerkt werd, bevonden zich in het Cruquiusgebied.
Tot op de dag van vandaag is het kantoor en woonhuis in chaletstijl (dezelfde stijl
als waarin de Veemarkt en het Abattoir waren gebouwd) met daarop het
originele tegeltableau van de N.V. te herkennen. De oorlog maakte dit bedrijf
groot. Kokosolie was gewild in de strijd en bovendien investeerde de N.V. in
nieuwe technische ontwikkelingen. De Oliefabrieken Insulinde groeide explosief,
maar door organisatorische problemen raakte het in moeilijkheden.29 In 1922
kwam het tot een faillissement, vier jaar later zou de Maatschappij tot Exploitatie
van Oliefabrieken in Nederlands-Indië (Mexolie) de boel hebben opgekocht.30 Uit
het bouwarchief blijkt echter dat de oliefabriek aan de Cruquiusweg heeft
voortbestaan onder de naam Amatex .
11. Dit is een plattegrond uit 1926 uit het bouwarchief van stadsdeel Oost met daarop
het bedrijventerrein van Amatex. De groen gemarkeerde gebouwen (het kantoor met
de woning onderaan, en daarboven van links naar rechts het pompgebouw en het
ketelhuis uit 1920 31
) staan er nog.
29
Zonneveld 2011: 18 30
Tropenmuseum.nl 19 april 2012 31
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10196591, SU10196599]
16
Op het terrein van de oude oliefabrieken zijn nu onder andere de
culturele broedplaatsorganisaties Beehive en de Service Garage gevestigd. De
loodsen waar zij zitten, zijn na het vertrek van de oliefabrieken opgericht. In 1947
werd het pand naast De Service Garage (het oorspronkelijke pompgebouw) nog
verbouwd tot tankruimte, kantoor en laboratorium. En werd er een nieuw
gebouw tegenaan gezet dat weer diende als ketelhuis.32 Zo staat het pand er nog.
Hoewel in hetzelfde jaar ook het aantal olietanks nog werd uitgebreid ter hoogte
van het huidige nummer 93 33 zou het niet lang meer duren voordat de af- en
aanvoer van olie van en naar het Cruquiusgebied definitief ten einde kwam. In
1957 kreeg ene C. Veerman er een vergunning voor de bouw van opslagloodsen
voor de N.V. Tex, een textielhandel.34 In deze loodsen is vandaag de dag
Beehives gevestigd, met waarschijnlijk de fundamenten van enorme
kokosolietanks van de Oliefabrieken Insulinde en Amatex nog onder de voeten.
Twee jaar later heeft N.V. Tex de loods van broedplaats de Service Garage laten
bouwen als sorteerhal voor textiel.35
32
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10196841, SU10196842, SU10196827, SU10196833] 33
Idem [SU10196869, SU10196876] 34
Idem [SU10196812, SU10196826] 35
Idem [SU10196916, SU10196919]
12. Deze foto vond Daniël
Hofstede van de Service
Garage bij de sloop van
de kantoorruimte in hun
loods tussen de muren.
De afgebeelde man zou
de oude eigenaar kunnen
zijn.
Erfenis van vroeger
Vertrekkende bedrijven laten wel eens wat na voor nieuwe gebruikers. Handig is dat
niet altijd. Zo vertelt Marrie Van Irsel, eigenaar van de papierverwerking Remepa op
nummer 93: ‘Toen wij hier putten groeven voor transportbanden en je hield er een
lucifer bij, dan brandde het door de olie die hier nog in de bodem zit. De grond is als
het ware licht ontvlambaar.’36
Ook Hans Woerlee, directeur van PFC² Envelopment, kan meepraten. Hij
vertelt over de laatste onderneming in de loodsen van Beehive: ‘Er zat een oude
kledingdump, een hele hal vol legerkleding van over de hele wereld. Het werd gerund
door een vrouw en zij was totaal rock ’n roll. Ik heb goed contact gehad met haar. Ze
zat in financiële problemen en ging uiteindelijk failliet, toen hebben wij de boel
opgekocht. De hele rotzooi hebben we toen opgeruimd. ‘Hou het maar’, moet ze
gedacht hebben.’37
36
van Irsel 21 maart 2012 37
Woerlee 6 maart 2012
17
Industrie en sociale wantoestanden in het Interbellum
Na de Eerste Wereldoorlog was Europa een puinhoop. Men kampte met grote
sociale en economische problemen. De mannelijke bevolking was letterlijk
uitgedund, er waren ontelbaar veel doden en gewonden te betreuren. Betrokken
landen hadden grote bedragen in de strijd gepompt, terwijl die uiteindelijk maar
weinig had opgeleverd. Daarbij hadden de internationale handel en binnenlandse
economieën behoorlijke kleerscheuren opgelopen. De oorlog was kortgezegd
ontstaan door nationalisme en het streven om zoveel mogelijk koloniën te
verkrijgen of behouden voor de groei van de eigen economie. Dit en verschillende
grensconflicten in Europa waren uiteindelijk aanleiding om vol goede moed het
slagveld op te gaan. Het idee dat er nu spoedig vooruitgang zou komen, bleek
een deceptie. Afgemat kwamen zowel de Geallieerden als de Centralen uit de
strijd. Na afloop bleek men nog steeds niet bereid tot het sluiten van
compromissen. Duitsland werd in het Verdrag van Versailles aangewezen als
hoofdschuldige en zou nog lange tijd moeten boeten, met als gevolg grote
armoede en frustratie onder het Duitse volk. Maar er waren meer redenen voor
sociale en politieke onrust. Zo waren er in Europa verscheidene nieuwe grenzen
ontstaan. En in Rusland was kortgeleden een revolutie ontketend.38
In vergelijking met andere Europese landen kwam Nederland er goed
vanaf. Doordat ons land geen partij had gekozen in de Eerste Wereldoorlog,
waren geld en mensenlevens bespaard gebleven. Wel had Nederland grote
economische problemen. Europa als afzetmarkt was verzwakt, maar desondanks
zou de handel langzaam weer opkrabbelen. Na de Eerste Wereldoorlog beleefde
de Oostelijke Haven van Amsterdam haar grootste bloeiperiode, ondanks dat
deze eigenlijk ongunstig bleek te liggen ten opzichte van het Noordzeekanaal.39
De industrie was zeer bepalend voor de stad. Niet alleen voor de economie, maar
ook voor de sociale toestanden.
38
Manen 1999: 323-329 39
Abrahamse 2003: 13
“Schiet maar op, het zijn toch losse flodders,” riepen de woedende mannen en
vrouwen volgens het dagrapport van politiebureau Lauriergracht. De vrouwen
zwaaiden met stukken hout en de mannen dreigden met messen. Zo begon het
omstreeks half vier in de middag van 2 juli in de Marnixstraat uit de hand te lopen. De
wanhoop over het gebrek aan levensmiddelen was in het voorjaar van 1917 bij de
armste bevolkingsgroepen al hoog opgelopen. Al vanaf 1916 werden Nederlanders
dagelijks geconfronteerd met voedselschaarste en -distributie. De gevolgen van de
Eerste Wereldoorlog kwamen ook hier hard aan doordat de aanvoer van
levensmiddelen over zee werd gehinderd en producten van eigen bodem - zoals
aardappelen - werden vaak geëxporteerd naar de oorlogvoerende landen. In het
voorjaar van 1917 werd tot overmaat van ramp duidelijk dat de aardappeloogst ook
nog eens tegenviel. Eind juni sloeg op verschillende plaatsen in het land de vlam in de
pan.
In Amsterdam begon het op vrijdag 28 juni met de plundering van een schuit
met aardappelen op de Prinsengracht ter hoogte van de Prinsenstraat. De
daaropvolgende dagen kwam het in verschillende wijken tot oploopjes. Vrouwen
namen meestal het voortouw bij de acties. Er werd geplunderd, maar het kwam ook
voor dat groentehandelaren werden gedwongen de voorraad die ze nog hadden te
verkopen. Op het spoorwegemplacement de Rietlanden ging zelfs de politie op
zaterdag 30 juni over tot een geïmproviseerde verkoop van de inhoud van een paar
treinwagons met aardappelen. Als we de dagrapporten van verschillende
politiebureaus uit die dagen lezen, krijgen we de indruk dat er bij sommige
handelaren, politieagenten en voor ordehandhaving ingezette militairen ook wel
begrip was voor de volkswoede. De hoeveelheid aardappelen die boven water kwam
zal bij veel Amsterdammers het idee hebben versterkt dat er wel degelijk aardappelen
wáren, maar dat het volk ze gewoon niet kréég.
- Stukje uit een artikel over de aardappeloproer: ‘Hier gebeurde het... Marnixstraat,
juli 1917’ van Marius van Melle en Niels Wisman, uit Ons Amsterdam.40
40
Onsamsterdam.nl 24 april 2012
18
De Grote Oorlog was voorbij. Zich vastklampend aan de oude koloniën
trok Nederland zich langzaam uit het slop. De samenleving was als een bom die
op springen stond, er heerste armoede en onvrede. Het was duidelijk dat de
opkomst van de industrie voor veel mensen tot een uitzichtloze situatie had
geleid waar ze zich niet uit konden redden.
Al decennialang spoelde de golf van het socialisme de wereld over en had
ook Nederland bereikt. In Amsterdam en haar havens broeide het al voor de
oorlog. De zware omstandigheden voor spoorweg- en havenarbeiders hadden in
1899 geresulteerd in de Nationale Federatie van Transportarbeiders, waarin de
Nederlandse Scheeps- en Bootwerkersbond, de Algemene Nederlandse
Zeemansbond, en vakorganisaties van machinisten, stokers, binnenschippers en
spoorwegarbeiders waren verenigd. Tegen de slechte arbeidsvoorwaarden en –
omstandigheden waren al vele malen acties gevoerd, onder andere rond het
spoorwegemplacement in de Rietlanden.41 De situatie voor de meeste
arbeidersgezinnen was er desondanks niet erg op vooruit gegaan. Met angst en
bewondering had men vanuit Europa de socialistische revolutie in Rusland
aangezien. De stem van het volk was er bewind geworden. Ook in Nederland kon
het elk moment gebeuren dat de werkende klasse haar erbarmelijke
omstandigheden niet langer zou pikken. De overheid moest wel ingrijpen om op
den duur een revolutie te voorkomen.
41
Heijdra 1993: 79-81
13. In de winter van 1903
werden in Nederland de
eerste stappen gezet naar
gerechtigheid voor de
werkende massa. Uit
protest tegen de slechte
arbeidsvoorwaarden en
werkomstandigheden
waren Amsterdamse
arbeiders rond het
rangeerterrein in de
Stadsrietlanden een
staking begonnen. In heel
Nederland volgden
spoorwegarbeiders hun
voorbeeld. Het
treinverkeer lag een paar
dagen plat, tot grote
wanhoop van de
maatschappijen. Voor het
eerst werden eisen van de
vakbonden gehoord en
werden zij serieus
genomen als onderhandelingspartner. Even had het proletariaat de macht in handen
en kreeg zij grotendeels haar zin. Aangemoedigd door dit succes werd binnen
meerdere bedrijfstakken geprotesteerd en brak er in Amsterdam een algemene
staking uit. Helaas waren overheid en directies nu beter voorbereid en werden de
opstanden onderdrukt. De Amsterdamse haven- en spoorwegarbeiders moesten
gewoon weer aan de slag.42
42
Vakbondshistorie.nl 24 april 2012
19
In een stad als Amsterdam was sociale woningbouw één van de
manieren geworden waarop de overheid de toestand (en mentaliteit) van het
volk wilde verbeteren. De Indische buurt is een voorbeeld van een arbeiderswijk
waarin de woningen en de leefomgeving aan bepaalde voorwaarden moesten
voldoen. Mensen zouden hier beter gedijen. Niet elk gezin bleek echter in staat
om zelfstandig te functioneren binnen de maatschappij, zo vond men. De
oplossing werd actieve heropvoeding. Aan het Zeeburgerpad, tussen de Nieuwe
Vaart en het Lozingskanaal (voorheen de as- en vuilnisbelt) werden in 1918
woningen gerealiseerd voor ernstige gevallen. De gezinnen die hier terecht
kwamen, woonden onder toezicht. Het Zeeburgerpad, dat later werd uitgebreid
en bekend kwam te staan als Zeeburgerdorp of Betondorp, was niet het enige
dorp voor ‘asocialen’ in Amsterdam. Het doel van dergelijke wijken of
woongemeenschappen was om gezinnen te leren zich te handhaven binnen de
samenleving. Maar degenen die er woonden kregen automatisch een slechte
naam. Alle goede bedoelingen van de gemeente Amsterdam ten spijt, leefden de
Betondorpers in praktijk in sociaal isolement tussen de Indische Buurt en het
Cruquiusgebied in.43 Hoewel men zich op korte afstand van het industrieterrein
bevond, is het maar de vraag hoeveel mensen uit dit dorp er uiteindelijk aan werk
konden komen.
43
Heijdra 1993: 89-95
Kleine Rosa sabbelt op een aardappelschil, zwarte vegen groezelen op het gelig
gezichtje en haar blote billetjes schuren over het cement van de stoep. Een benauwde
lucht van kool wasemt naar buiten. Rebecca is vroeg vanmorgen, want straks gaat ze
naar het washuis en als ’t dan een beetje drogen wil, dan hebben de kinderen
vanavond weer ’n schone broek om hun gat. Ja, Rebecca heeft ook liever van alles zes
in d’r linnenkast, maar dan zou Maup wel reuze-mazzel moeten krijgen… ‘Ben je nóg
niet op school?’ roept Rebecca tot Japie. ‘’t Is bij mijn gezond al half nege!’
‘Half negen!’ schrikt Japie, ‘moet ik me weer ’n beroerte lopen om op tijd op school te
komen!’ Hij roept een vage groet en stevent haastig, ’n boterham in z’n vuist, het
Zeeburgerpad af. Bij de walgelijk-stinkende huidenopslag knijpt hij zijn neus dicht:
bah, wat een stank. Er is verdriet in Japie, verdriet en verzet, verzet tegen die rotbuurt
waarin ze nu wonen. Hij kan hier niet wennen, moeder kan hier niet wennen. Vader
zwijgt. Het wonder, het wonder zal hem hieruit verlossen.
Voor de brug bij het abattoir blijft Japie staan. Er rumoert een druk beweeg
van auto’s en vrachtwagens en dof koeiengeloei slaat aan zijn oren. Een troep
onwillige varkens wordt met luide vloeken de poort van het slachthuis binnen
gedreven. Japie gaat even kijken op de markt, waar het vee in rijen staat opgesteld.
‘Hè jô,’ schreeuwt een veedrijver opeens tot hem, ‘hou es effe vast!’ Meteen duwt hij
Japie een vettig touw in de hand. ‘Breng die koe maar effe naar de contrôle!’ Daar
staat Japie, het smerige touw kleeft in zijn hand. De contrôle, Japie weet wel wat dat
is, want hij zwerft hier elke dag.
- Passage uit het boek ‘Mensen zonder geld’ van Jan Mens, over het gezin van een
meubelmaker dat door de economische crisis in de jaren ’30 in het Zeeburgerdorp
terecht komt.44
44
Mens 1963: 74
20
De industrie aan de Cruquiusweg nam toe. In 1934 vestigde de N.V.
Vernis en Verffabriek voorheen Vettewinkel en Zonen zich er op nummer 102, op
een kavel naast het zuidelijk gelegen insteekhaventje dat nog rest van het
Oosterkanaal. Het bedrijf was oorspronkelijk een familiebedrijf uit het begin van
de negentiende eeuw en bouwde hier een fabriek.45 Aan de Prins Hendrikkade
hield men kantoor. De verffabriek aan de Cruquiusweg bestond aanvankelijk uit
drie gebouwen. Het hoofdgebouw was een blokvormig pand van één verdieping
met lakreservoirs en een verfmalerij. Daarachter bevond zich een langwerpig
gebouw dat diende als magazijn en stokerij. Het derde gebouw kwam naast het
hoofdgebouw aan de straat (dit is het huidig nummer 104). Dit pand diende als
kantoor laboratorium, schaftlokaal en woning.46 Alle drie de panden staan er nu
nog. Op het oorspronkelijke hoofdgebouw zijn later twee extra verdiepingen
geplaatst. En in 1958 werd de fabriek uitgebreid met een nieuw blokvormig pand
van vier verdiepingen ernaast, ontworpen door de architecten en ingenieurs G.J.
en A.J. Langhout. Het bevatte onder andere opslag- en fabrieksruimte,
laboratoria en kantoren. Qua uiterlijk is de verffabriek daarna nauwelijks meer
gewijzigd. 47 Nadat de N.V. Vernis en Verffabriek Vettewinkel en Zonen rond
1972 Sigma Coatings werd en de fabriek nog een tijd onder die naam heeft
gedraaid,48 zijn de meeste panden momenteel in handen van Sikking Vastgoed en
wachten op een nieuwe bestemming.
45
Boerefijn 2006: 1-3 46
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10198913, SU10198916, SU10198915, SU10198914, SU10199036, SU10199044] 47
Boerefijn 2006: 1-3 48
Sigma.nl 26 april 2012
14. Deze foto uit het Amsterdams Stadsarchief, gemaakt door P.J.F. Pennarts, geeft
een kijkje binnen de verffabriek van Vettewinkel.
21
Tien jaar voordat Vettewinkel zich aan de Cruquiusweg vestigde, liet de
N.V. Hollandse Houtimport en -opslag Maatschappij op de kavel ten oosten van
de toekomstige verffabriek een loods voor houtopslag en een kantoor plaatsen. 49
Het bedrijf was echter snel weer verdwenen, want in 1934 werd er door de N.V.
Noord Hollandsche Asbestfabriek voorheen J. De Boer & Co een
vergunningaanvraag ingediend voor het verbouwen van de houtloods tot
magazijn en kantoorruimte.50 Zoals op de foto te zien is, handelde het bedrijf in
asbest, brandweermateriaal en rubber. In 1910 was De Boer begonnen deze
producten te leveren aan de scheepvaart. In 1925 kwamen hier ook
brandbestrijdingsmiddelen bij. Het verhaal gaat dat de zoon van de oprichter Jan
De Boer keeper was in het elftal van Ajax, waardoor de naam van de club aan het
bedrijf werd toegevoegd. Tot 1991 heette het dan ook Ajax de Boer om daarna
omgedoopt te worden tot Ajax Brandbeveiliging.51 Zo heet het bedrijf vandaag de
dag nog. Het is nog steeds op hetzelfde terrein, en deels in dezelfde loodsen te
vinden.
15. De asbest-, rubber- en
brandweermateriaalfabriek
De Boer, Cruquiusweg 118.
Deze foto is afkomstig uit
het Amsterdams
Stadsarchief en werd
in 1935 genomen.
49
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10200486, SU10200484] 50
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10200530] 51
Archidad.nl 20 april 2012
22
Opnieuw oorlog
Hoewel de Cruquiusweg weer een aantal bedrijven extra telde, ging het niet goed
in het Oostelijk Havengebied. Met name met de scheepvaart.52 De economische
crisis in de jaren ’30 had het er voor ondernemers, gezinnen en politici
wereldwijd niet gemakkelijker op gemaakt. Overheden probeerden met hoge
importkosten de eigen markt te beschermen, wat de internationale handel
belemmerde en voor ondernemers hoge productiekosten met zich meebracht.
Daarbij was er sprake van heftige onderlinge concurrentie. De werkloosheid
onder de bevolking steeg, en lonen bleven dalen. Ondertussen ging de
ontwikkeling van verschillende politieke groeperingen in heel Europa door. Uit
armoede en ontevredenheid vonden ook in Amsterdam regelmatig opstanden
plaats. De bevolking was kwaad.53 Dit gold echter nog sterker voor Duitsland, dat
sinds het Verdrag van Versailles gebukt ging onder schulden. Adolf Hitler was
opgestaan en beloofde Duitsland een eerlijkere toekomst.
Amsterdam-Oost kende voor de Tweede Wereldoorlog veel verschillende
groepen mensen die zich allemaal binnen de eigen zuil voortbewogen. Er
woonden veel Protestanten, Katholieken en Joden, veelal in aparte blokken. Niet
alleen geloof, maar ook of je bijvoorbeeld socialist of liberaal was, maakte
onderscheid. Het fascisme, dat in Nederland haar weerklank kreeg in de
Nationaal Socialistische Beweging, genoot weinig aanhang in Amsterdam-Oost en
werd er soms zelfs met de vuist bestreden. Pas na de bezetting door de Nazi’s op
10 mei 1940 kreeg de NSB de overmacht in dit deel van de stad. De impact van de
oorlog was groot. Het wegpesten van Joden ging al snel over in vervolging, en ook
verzet werd zwaar bestraft. Huizen werden leeggeplunderd en de Duitsers namen
publiek en privaat bezit in beslag. Op zoek naar voedsel en brandstof kamden
mensen wanhopig de hele buurt uit, soms met gevaar voor eigen leven. Ook de
Rietlanden leverden wel eens wat op. Zo waren rond het rangeerterrein kooltjes
te vinden die je met een zeef van het zand moest scheiden.54
52
Heijdra 1993: 106 53
Manen 1999: 122-123 54
Heijdra 2001: 91-93
16. Op deze foto uit 1938 (genomen richting het oosten) uit het Stadsarchief zijn het
spoor en bedrijven aan de Cruquiusweg te zien. Al dertig jaar werden er door
Orenstein & Koppel locomotieven, spoorwegmaterieel en werktuigen vervaardigd.
Ondertussen had ook het Rotterdamse bedrijf R.S. Stokvis en zonen zich in hetzelfde
rijtje gevestigd (te zien op de achtergond). Dit bedrijf was in de negentiende eeuw
ontstaan als winkel voor ijzerwaren en kachelornamenten en was inmiddels een
fietsenfabriek. Hoewel het bedrijf veel betekende voor de ontwikkeling van de fiets en
de fietssport, kwam het in de oorlog in moeilijkheden. R.S. stond voor Rafaël Samuel
en was dus van oorsprong een Joods bedrijf. Na de Duitse bezetting in 1940 moest ten
minste één van de bestuursleden onderduiken en werd het bedrijf ontmanteld.55
55
Rijwiel.net 25 april 2012
23
De handel in het Oostelijk Havengebied was zo goed als stil komen te
liggen. Om te voorkomen dat grote schepen in handen kwamen van de Nazi’s
werden deze bij de Duitse inval ondergebracht in havens in Engeland en die van
andere bondgenoten. Het grote schip de J.P. Coen werd tevens tot zinken
gebracht bij de poort van IJmuiden als versperring voor de vijand. Alleen kleine
schepen waren nu nog in Amsterdam beschikbaar en konden de haven nog
bereiken. Van bedrijvigheid was amper nog sprake.56 Men moest maar zien te
overleven.
Op 31 augustus 1940 werden de medewerkers van Vettewinkel
toegesproken. Het was die dag Koninginnedag, de zestigste verjaardag van
Wilhelmina, maar de bezetters hadden het verboden dit te vieren. ‘Wij zouden
onszelf en anderen in groote moeilijkheden kunnen brengen, wanneer wij het
hoofd voor den rijks-commissaris niet zouden buigen. […] De consequentie is
derhalve, dat ik geen vrijheid heb kunnen vinden, om dezen dag vrij af te geven.’
Zo begon (waarschijnlijk) de heer Vettewinkel zijn speech. Maar hoewel hij zijn
personeel niet bijeen had geroepen om de vorstin te gedenken, was ‘deze laatste
van de maand toch een uitgelezen dag, om U te zeggen hoezeer ik Uw aller
toewijding, in het bijzonder gedurende de laatste 4 maanden heb gewaardeerd.
In deze moeilijke tijden heb ik allerwege medewerking ondervonden. Gedurende
de oorlogsdagen en ook sindsdien hebben velen van U hun vrije dagen en hun
nachtrust opgeofferd, teneinde bewakingsdiensten te vervullen. Ondanks
inkrimping der werktijden hebt gij, die in de fabrieken werkzaam zijt, zonder
morren, Uw plicht gedaan.’57 Met deze lovende woorden ging de toespraak
verder, om daarna om te slaan in een behoedende toon. Direct na de bezetting
was de oorlog al voelbaar binnen de verffabriek en men wist niet hoelang men
het nog uit zou moeten zingen. Zuinigheid was dus noodzaak, zowel op het werk
als thuis. Een blijk van waardering troffen de medewerkers aan in hun loonzakje,
maar hier konden ze niet nogmaals rekenen. Hoewel Vettewinkel de hoop
uitsprak ‘dat wij over 12 maanden, in de beste omstandigheden en in vrijheid aan
56
Heijdra 1993: 106-109 57
Gemeente Amsterdam. Amsterdams Stadsarchief [A33066000019]
onze feestvreugde opnieuw uiting zullen kunnen geven’,58 weten wij inmiddels
dat dat nog een aantal jaar zou duren.
17. De beschrijving van deze foto van J.C. van Dijk uit het Amsterdams Stadsarchief
luidt: ‘Opname van opengebroken brandkasten opgeslagen aan de Cruquiusweg.’
Datering: 6 mei 1943. Deze foto is in noord-oostelijke richting gemaakt, ongeveer op
hoogte van de huidige nummers 94 t/m 100 waar bedrijvencentrum De Nieuwe Vaart
van Sikking Vastgoed zich bevindt. Op de achtergrond zijn de olietanks van Amatex te
zien. Uit andere foto’s die op dezelfde dag op dit terrein gemaakt werden, valt op te
maken dat het hier om een oud ijzer- en metaalhandel ging. Aan wie de
opengebroken kluizen precies hebben toebehoord is de vraag. Wat voor de hand ligt is
dat de kasten uit ontruimde huizen of bedrijven tevoorschijn zijn gekomen.
58
Gemeente Amsterdam. Amsterdams Stadsarchief [A33066000019]
24
De Duitsers lieten de Oostelijke Haveneilanden in puin achter. Toen in
1944 duidelijk werd dat de Nazi’s zich zouden moeten overgeven, brachten ze
grote verwoestingen aan. Ruim 150 kranen in het havengebied werden door
middel van explosieven vernield. Ook andere werktuigen en gebouwen raakten
beschadigd. Na de oorlog werd er in Amsterdam een grootschalig
wederopbouwproject voor de havens gestart. Voor het Oostelijk Havengebied
zou dit echter niet lang baten.59
Al in 1934 werd door de gemeente het Algemeen Uitbreidingsplan voor
de Amsterdamse havens geschreven, deels op basis van een voorstel dat al in
1912 was gedaan en dat een uitbreiding naar het westen inhield. Na de Tweede
Wereldoorlog werd het Uitbreidingsplan daadwerkelijk gerealiseerd, met grote
gevolgen voor Zeeburg.60 Wat zich tijdens de industriële revolutie had
voorgedaan, herhaalde zich hier in de jaren ’50. Schepen werden groter en eisten
diepere wateren en grotere kades. Het stukgoederentransport werd grotendeels
vervangen door bulkvervoer en containervaart, en daarvoor bleek de Oostelijke
Haven niet geschikt. Daarbij werden passagiersrederijen beconcurreerd door
personenvervoer per vliegtuig. De opkomst van de Havens West en Schiphol
betekenden het einde van het de Oostelijke Haveneilanden.61 Zeeburg raakte in
verval en werd een rafelrand van de stad. Het is voor te stellen dat
bedrijfspanden aan het Cruquius-industriegebied, waar de focus niet zo sterk op
goederentransport lag, intensiever in gebruik bleven.
18. Een foto van Ben Merk uit het Amsterdams Stadsarchief uit 1957 van Sloperij fam.
B.J. Nijkerk. Rechts is de Nieuwe Vaart te zien, en op de achtergrond staan nog de
olietanks van Amatex. Ook zijn er verschillende loodsen en kranen te onderscheiden.
De foto geeft een beeld hoe het Cruquiusgebied er aan het eind van de jaren ’50
uitgezien moet hebben. Hier werd gestaag verder gewerkt.
59
Heijdra 1993: 107-113 60
Heijdra 1993: 113 61
Abrahamse 2003: 13-14
25
Ongestoord verder werken
Hout, rubber, olie, asbest, metaal en nog eens metaal. Sinds het begin van het
Cruquiuswerkgebied is er met heel wat grondstoffen en materialen gewerkt en
geëxperimenteerd. Terwijl de grote scheepvaartmaatschappijen in Amsterdam-
Oost één voor één opgeheven werden, of naar de Westelijke Havens of elders
verplaatsten, hielden de werkzaamheden aan de Cruquiusweg niet op. Grote
delen van de haven werden gesloopt, raakten in verval of werden gekraakt.62
Maar hier vandaan klonk nog altijd het geluid van vee dat naar de slacht moest,
van kranen die over de sporen reden, van boten die aanmeerden bij het
handelsentrepot, van kletterend gereedschap en het roepen van werklui naar
elkaar. De geur van zware arbeid was nog alom aanwezig. En de douanemuur
stond nog altijd overeind. Het gebied zou verder dichtgroeien met loodsen,
kantoortjes en andere bijgebouwen. De gemeente liet de mensen hun gang gaan.
Zowel het bouwarchief als het huidige uiterlijk van de Cruquiusweg laten dit zien.
Weinig vergunningaanvragen werden afgekeurd. En waarom zou industriegebied
ook mooi moeten zijn?
In de decennia na de Tweede Wereldoorlog zijn bedrijven gekomen en
gegaan. Wat definitief verdween was de oliefabriek. De vervaardiging van asbest-
en metaalproducten bleef nog de boventoon voeren. Zo maakte niet alleen Ajax
de Boer het brandwerende materiaal waarvan later bleek dat het zeer
kankerverwekkend is. Ook waar nu het kantoorgebouw Cruquiuskwartier staat
(nummer 111), bevond zich een asbestfabriek.63 In oude loodsen vestigden zich
andere bedrijven, maar ook werden compleet nieuwe complexen gebouwd. Wat
betreft type industrie vervingen sommige nieuwkomers oude ondernemingen,
maar het aanbod werd geleidelijk aan meer divers. Zo kunnen vandaag de dag
aan bovenstaand rijtje materialen onder andere beton, papier, karton, terrazzo
en riolering worden toegevoegd. Inmiddels zijn een aantal daarvan weer weg te
strepen. Verschillende bedrijven zijn namelijk opgekocht door OCN en zijn
inmiddels uit het gebied verdwenen.
62
Heijdra 1993: 124-128 63
Woerlee 6 maart 2012
Vreemde vogels en kwajongensstreken
Op een industrieterrein als het Cruquiusgebied gebeurt veel. De locatie en het werk
binnen de ondernemingen leveren soms grappige, spannende, en ietwat choquerende
anekdotes op. Marrie van Irsel vertelt: ‘Toen wij hier kwamen met onze
papierverwerking, woonde er in het huisje van de oliefabriek een heel komische man,
nogal een apart figuur. Hij woonde daar met zijn vrouw. Wij kenden hen niet heel
goed, maar we zagen wel dingen. Zo ging hij aan de overkant bij de verffabriek wel
eens verf halen en dat probeerde hij dan voor zijn deur te verkopen. Het schijnt dat hij
van de eigenaar van het pand destijds op het huis mocht passen, dus hij woonde er
voor niks. Nouja, oppassen.. Hij deed maar wat. Op een gegeven moment stond de
politie op de stoep voor een huiszoeking, want hij zou geweren in huis hebben. En die
had ie ook, onder het plafon. Ze hebben het hele plafon eruit getrokken. ‘Ja zegt ie, die
zijn niet van mij en ik wist ook niet dat ze er zaten.’’64
Ook Steven Bergsma, adviseur voor Stichting Cruquius 2015, kent verhalen.
‘Er zat aan de Cruquiusweg een asbestfabriek. En iemand vertelde me dat iedere
nieuwe werknemer daar een soort ontgroening moest ondergaan. Waarschijnlijk
wisten ze nog niet hoe slecht het voor je is om asbestdeeltjes in te ademen. Want bij
iedereen die nieuw was sloegen ze dus een zak asbestpoeder op het hoofd kapot. Dat
was grappig, want dan zagen ze helemaal wit.’65
64
van Irsel 21 maart 2012 65
Bergsma 13 april 2012
26
Vechtmetaal vestigde zich vroeg in de jaren ’70 aan het begin van de
Cruquiusweg. Het bedrijf dat werd opgericht door Rob van der Vecht en zijn
vader huurde aanvankelijk een loods van Post & Eger, een firma voor hang- en
sluitwerk die vlak na de oorlog naar het terrein kwam. De loods werd door Post &
Eger gebruikt als gieterij voor deurkrukken, maar dat mocht niet meer. Dus kwam
de ruimte vrij. Naast deuren en ramen heeft het bedrijf vandaag de dag
interieurbouw als hoofd business. Ongeveer de helft van het werk is
museuminrichting. Vaak erg spannend en uitdagend, vindt Rob van der Vecht. ‘
Vooral het feit dat je in heel korte tijd iets ter plekke op moet bouwen. Soms zijn
het gigantische dingen. Dat is logistiek gezien een hele opgave. De wisseling van
tentoonstellingen moet snel, en ondertussen moeten er wel bezoekers naar
binnen kunnen.’ Voor de kwaliteit is het volgens van der Vecht vooral belangrijk
om als bedrijf kleinschalig te blijven. ‘In 2005 zijn we failliet gegaan. We hadden
toen 24 mensen in dienst en er was geen werk meer. […] Op een gegeven
moment groei je maar, en je ziet dat het de verkeerde kant op gaat, maar je kunt
er niets aan doen. Je klanten dwingen je om nieuwe mensen aan te nemen. […]
Wij zijn stuk gegroeid, zoals dat heet.’ Bij de oprichting van het bedrijf was al
afgesproken om niet te groot te worden. ‘Mijn vader is leidinggevende geweest
over 90 man personeel. En door een fusie van dat bedrijf zouden dat er 250
worden. Dat wilde mijn vader niet, dat vond hij niet meer leuk. Dus toen zijn wij
met z’n tweeën begonnen.’ Maar ook op een andere manier moest men zich
weren tegen schaalvergroting. ‘Vroeger deden wij het interieur van alle C&A’s in
Nederland, maar toen is er een directeur gekomen die voor goedkoper ging. Wij
hebben volgehouden dat we niet wilden inleveren op kwaliteit. Sommige klanten
gaan dan weg, sommigen komen later ook weer terug.’66 Hoewel Rob van der
Vecht inmiddels gepensioneerd is en het bedrijf heeft verkocht, is hij eigenaar
van de panden. Tevens is hij één van de initiatiefnemers van Stichting Cruquius
2015.
66
van der Vecht 26 maart 2012
19. Maandag 15 juni 2009 ontstond er een grote brand bij Post & Eger. Enkele
bedrijven en een kinderdagverblijf in de buurt moesten ontruimd worden.67
Rob van
der Vecht vertelt: 'een aantal van onze werknemers was nog in ons pand en kon niet
naar buiten, dus dat was wel spannend. Gelukkig was er één zo slim om achter in de
Nieuwe Vaart zijn bootje klaar te leggen voor als de nood aan de man kwam.’68
67
Nufoto.nl 8 mei 2012 68
van der Vecht 26 maart 2012
27
Eind jaren ’70 kregen Post & Eger en Vechtmetaal nieuwe buren. De Loor
Staalcontructies B.V. verhuisde van de Korte Leidse Dwarsstraat naar de
Cruquiusweg. Het bedrijf was destijds al zo’n 130 jaar oud. Ruud Koning, een oud
werknemer bij De Loor, herinnert het zich de verhuizing nog goed: ‘Eerst kwam
de smederij naar de Cruquiusweg. In de Korte Leidse zat nog een showroom, de
winkel. Die verhuisde een paar jaar later. Daarna is de winkel afgestoten en was
De Loor alleen nog een installateur.’ De Loor installeerde destijds kolenkachels bij
mensen thuis. Later werden dat CV’s. Het bedrijf transformeerde uiteindelijk in
een producent van metaalconstructies. De fijnste kant van zijn werk was het
contact met de mensen, zo vertelt Ruud Koning. ‘Bij sommige oude klanten kom
ik nog steeds. Daar kwam ik al als kind van vijftien jaar.’ En juist bij de mensen
thuis maakte hij leuke dingen mee. ‘Ik was ooit met een collega op het Leidse
Plein, bij mensen waarvan de geiser het niet deed. Die dingen waren toen net
nieuw, dus wij moesten er ook nog aan wennen. Na een beetje gerommel deed ie
het opeens weer. De vrouw des huizes vroeg hoe we dat nou gedaan hadden, dus
ik zei dat we de leidingen met een bepaald middel hadden doorgespoeld. Onzin
natuurlijk. ‘O’, zegt de werkster, ‘mijn geiser is ook kapot. Kunt u dat ook bij mij
doen?’ ‘Op welke etage woont u?’ vroeg mijn collega. ‘Twee hoog’. ‘Nee, dan kan
het niet. Het is alleen geschikt voor drie hoog’, zegt ie. Mensen lieten zich toen zo
voor de gek houden, dat was soms heel grappig.’ Ook aan het contact met andere
bedrijven aan de Cruquiusweg heeft Ruud Koning goede herinneringen. Post &
Eger en Vechtmetaal waren goede buren. Maar begin jaren ’80, toen de
gemeente de brug van de Th. K. Van Lohuizenlaan wilde aanleggen, moest De
Loor opnieuw verhuizen. De nieuwe locatie werd de loods op nummer 120. Daar
zit het bedrijf nu nog steeds.69
Het huidige pand van De Loor werd gebouwd door Oving, een bedrijf dat
zich al rond de beginperiode van het Cruquiuswerkgebied als een N.V. voor ijzer-
en staalhandel in het gebied gevestigd moet hebben.70 Na Oving hebben een
69
Koning 20 maart 2012 70
Gemeente Amsterdam Stadsdeel Oost. Bouwarchief v.a 1900 [SU10200120, SU10200121, SU10200122]
aantal andere bedrijven in de loods gezeten, waaronder eentje die kranen en
sjofels maakte, een kippenvoeropslag en straat- en rioolwerker. Toen De Loor er
in 1983 in kwam, werd de loods in vieren opgesplitst. Ook Berkhout, een
dozenhandelaar, was deels eigenaar. Over de loodsen vertelt Ruud Koning: ‘ze
zien er nieuw uit, maar ze zijn heel oud. Er zitten platen tegenaan aan de
buitenkant, maar eigenlijk zijn ze slooprijp.’71 Vandaag de dag heeft OCN de
loodsen in handen en stelt ze ter beschikking voor tijdelijke huurders. Eén van
hen is Krux, een nieuwe culturele broedplaats die gevestigd is op nummer 120A.
20. De sloop van het huis van Oving in de jaren ’90.
Toen De Loor naar nummer 120 verhuisde woonde er
iemand in. Daarna is het nog een poosje gekraakt
geweest. Het huis werd verwijderd toen het
bedrijventerrein werd gerenoveerd.72
21. Deze oude kraan van Oving is nog steeds op het
terrein te bewonderen. ‘Toen hier nog een rails lag,
zijn twee jongens er wel eens voor de lol mee gaan
rijden, en toen remde ie niet’, vertelt Ruud Koning.
‘Net toen ie bij het water was stopte ie.’73
Terwijl De
Loor de kraan aanvankelijk wilde verwijderen, kan ie
nu gezien worden als waardevol erfgoed. ‘Iemand
heeft hem ooit proberen te jatten’, aldus Hans
Woerlee. ‘Toen belden ze op van ‘morgen komen we
de kraan ophalen’, maar die hadden we nooit
verkocht.’74
71
Koning 20 maart 2012 72
Ibidem 73
Ibidem 74
Woerlee 6 maart 2012
28
Nieuwe functies
Gedurende de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw veranderden de oude havens
in Oost in een verlaten plek. Op verschillende locaties ging de gemeente over tot
sloop van oude panden. Hierop kwam echter kritiek vanuit de hoek van
kunstenaars. Zij zagen cultuurhistorische waarde in de resterende gebouwen van
de havenbedrijven. Verschillende ruimten, waaronder de oude kantoren van de
Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij, werden dan ook gekraakt om
in gebruik te worden genomen als woningen en ateliers. Ondanks de goede
initiatieven tot het redden van erfgoed, en het creëren van bijvoorbeeld
horecagelegenheden en een museum, had de ontdekking van het havengebied
als vrije woonplaats ook een keerzijde. De krakers- en kunstenaarsgemeenschap
was zeer hecht en vol idealen. Acties vanuit politiek engagement waren voor deze
groep niet vreemd. Eindelijk gebeurde er weer iets op Zeeburg, dat was
omgetoverd tot een vrijplaats aan de stadsrand. Maar toen er zich naast krakers
ook zogenaamde stadsnomaden vestigden, was voor de gemeente de grens
bereikt. Complete woonwagen- en tentenkampen herrezen op de eilanden, zowel
voor mensen die ervoor kozen zo te leven of die ertoe genoodzaakt waren. En
hoe leuk het ook klinkt dat er op een gegeven moment zelfs een rondreizend
circus ter hoogte van de Veemarkt kwam, de criminaliteit in Zeeburg nam toe. De
havens waren een ongure rafelrand van de stad geworden, de gemeente wilde de
controle terug.75
In 1984 werden de Veemarkt en het Abattoir gesloten en grotendeels
afgebroken. Zeeburg had namelijk een woonbestemming gekregen, en rond de
Cruquiusweg zou sociale woningbouw worden gerealiseerd. Maar niet alles wat
aan vroeger herinnerde zou zomaar worden gesloopt. De kantine en de
poortgebouwen van de Veemarkt bleven staan. En de pakhuizen Zondag tot en
met Zaterdag van het Gemeentelijk Handelsentrepot werden omgebouwd tot
appartementen. Ook het stratenplan werd deels gewijzigd. Terwijl Zeeburg in een
woonwijk veranderde, bleef alleen het Cruquiusterrein bestemd voor industrie.76
75
Heijdra 1993: 124-131 76
Meurs 2009: 25
29
Decennia lang heeft de bedrijvigheid zich te midden van de nieuwe
woonblokken in Zeeburg voortgezet. En ook vandaag wordt er nog hard gewerkt
in het Cruquius-industriegebied. Maar de laatste jaren zijn er ook dingen
veranderd. ‘Bij ons ging voor het eerst een alarmbelletje rinkelen toen de
gemeente plannen had om hierachter een crèche te bouwen’, vertelt Rob van der
Vecht. ‘Als daar kleine kinderen een middagdutje moeten doen, mag je hier
binnen de kortste keren geen herrie meer maken, dachten wij.’77 Steven
Bergsma, die destijds vanuit de gemeente betrokken was bij de herinrichting van
de straat en de plaatsing van het kinderdagverblijf en nu adviseur is van Stichting
Cruquius 2015, ontkent dat het een eerste stap naar het einde van het
Cruquiusgebied als werkterrein was. ‘Het was gewoon een geschikte plek, en met
eventueel geluid vanuit de bedrijven hebben we in het ontwerp rekening
gehouden.’78 Hoewel de gemeente voorlopig niet van plan was het
industrieterrein te veranderen, wilde men de rest van het schiereiland wel deels
herprofileren. Zo zijn er plannen voor een jachthaven in de Entrepothaven
gemaakt ter hoogte van de rotonde op de hoek van de Cruquiusweg en de Th. K.
van Lohuizenlaan. Daar is tevens het Kopgebouw gepland, waar zich in de
toekomst een hotel kan vestigen.79 Oude dounaneloodsen die daar stonden,
hebben al in 2009 voor moeten wijken, onder luid protest van verschillende
partijen.
De bedrijven in het Cruquiuswerkgebied maakten zich zorgen over
andere dingen. PFC² had een kavel in het gebied gekocht en het Cruquiuskwartier
ontworpen en gebouwd. In 2005 werd het (ook door PFC² zelf) in gebruik
genomen en begon de corporatie samen met Amvest meerdere kavels op te
kopen. Stichting Cruquius 2015 werd daarom in het leven geroepen door en voor
bedrijven die voorlopig niet weg wilden, en sterker wilden staan in eventuele
onderhandelingen. De Stichting schreef een Strategische Ontwikkelverkenning,
77
van der Vecht 26 maart 2012 78
Bergsma 13 april 2012 79
Ibidem
als voorlopig alternatief op een gemeentelijk bestemmingsplan. Nadat Stadsdeel
Oost ongeveer tegelijkertijd het Aanpakvoorstel Cruquiuswerkgebied had
geschreven, werden door het stadsdeel begin 2012 Spelregels en een
Spelregelkaart vastgesteld, die een kader van hoofdlijnen vormen voor
toekomstige ontwikkelingen.80
Soms zijn het Europese milieuregels die bouwwerkzaamheden ophouden, soms zijn het
bewoners die met hinderlijke procedures ogenschijnlijk leuke plannen torpederen, nu zijn het
mussen die de sloopplannen van de Douaneloods aan de Cruquiusweg 65 voorlopig even tegen
houden. […] zij zullen van deze en gene het gezicht nog redden. Er is zelfs een win-win situatie
ontstaan.
Allereerst de projectontwikkelaar. Die kan zich zonder gezichtsverlies terugtrekken.
Na de kredietcrisis en de komende klimaatcrisis dient zich nu een mini natuurreservaat aan dat
de bouwwerkzaamheden zal verhinderen. Want we gaan hun huisvesting toch niet blijvend
vernietigen? Waar moeten de mussen volgend jaar gaan broeden?
Ten tweede: Dit stadsdeel kan ineens goede sier maken met dit stadsnatuurreservaat
dat zij mogen gaan beheren. […]
Ten derde: De krakers en bezetters - en niet in het minst ondergetekende en de
Vereniging Red het Blauw - krijgen hun zin. Het gebouw blijft behouden. Het krijgt
monumentenstatus en wellicht subsidie voor het achterstallig onderhoud aan luifel en dak.
Rest dan nog een functie te bedenken: Die was al in 1988 bedacht. Jachthaven en
havenloods. Dit is in 2002 nog eens bevestigd in een bewonersbrief (23 oktober 2002) […] Dat
wil zeggen: ruimte voor de opslag van kleine bootjes die 's winters geen onderdak hebben. Er
kan een kleine nautische werkplaats komen. Misschien andere werkplaatsen… Misschien kan er
een connectie met ambachtelijk onderwijs worden gelegd…
Misschien is dáár dan die ruimte voor de jongeren disco, er is behoefte aan ruimte
voor dans en levende muziek… Er kan een verdieping op het gebouw worden gezet…, er kunnen
ateliers komen. Misschien kan het in tweeërlei zin een broedplaats worden, voor klein
ambachtelijk initiatief, en na behoud van de luifel, óók voor onze mussen.
- Fragment van het artikel ‘Werkplaats de Mussen’ van Martin van Etten, buurtbewoner en
uitgever/eindredacteur van de website Zeeburg Nieuws.81
80
Bergsma 13 april 2012 81
Zeeburgnieuws.nl 8 mei 2012
30
Wat zich momenteel afspeelt binnen in het Cruquiuswerkgebied is een
goed voorbeeld van bottom-up beleidsontwikkeling. Zowel ontwikkelaars als
gebruikers hebben hun stempel proberen te drukken op de toekomstige
transformatie van het terrein. En tot nu toe lijken beide partijen succes te
hebben. Terwijl Stadsdeel Oost momenteel bezig is met het schrijven van een
nieuw bestemmingsplan, stuurt de gemeente de nieuwe ontwikkelingen vooral
op hoofdlijnen.
Dat de transformatie van het Cruquiusgebied minder snel verloopt dan
aanvankelijk verwacht, is toe te schrijven aan de kredietcrisis. Er is nu sprake een
meer geleidelijke verandering. Tijdelijk verhuur van ruimten maakt onder andere
de vestiging van broedplaatsorganisaties mogelijk. De Cruquiusweg heeft heel
wat industrie, vakmanschap en ondernemingen gekend, wat voor een groot deel
het imago heeft bepaald. Of de komst van creativiteit iets kan betekenen, zal nog
moeten blijken. Maar al mocht er van invloed geen sprake zijn, andersom kan de
omgeving voor de broedplaatsen wellicht inspirerend werken. Ik hoop dat dit
onderzoek heeft bijgedragen aan een historisch besef van het
Cruquiuswerkgebied. Van Rietlanden naar stadsrand, van havengebied naar
rafelrand, en van vergeten stukje Amsterdam naar een werkeiland in de
woonwijk Zeeburg. Met deze dingen in het achterhoofd, zou ik graag eens in de
toekomst kijken.
32
Bronnenlijst
Boeken & artikelen
Abrahamse, Jaap Evert, e.a. Oostelijk Havengebied Amsterdam. Stedenbouw en
Architectuur. Rotterdam: NAi Uitgevers, 2003.
Bestemmingsplan Cruquius Industriegebied. Gemeente Amsterdam Stadsdeel
Zeeburg. Amsterdam, 1996.
Boerefijn, Wim. ‘Cruquiusweg 102’. Amsterdam: Afdeling Monumenten &
Archeologie van de gemeente Amsterdam, 2006.
Boerefijn, Wim. ‘Cruquiusweg 152-154’. Amsterdam: Afdeling Monumenten &
Archeologie van de gemeente Amsterdam, 2006.
Gawronski, Jerzy. ‘Archeologie op Oostenburg. De Amsterdamse stadsuitleg en het
maritieme cultuurlandschap.’ In: Gawronski, Jerzy e.a., red. Amsterdam Monumenten
& Archeologie 1. Amsterdam: Afdeling Monumenten & Archeologie van de gemeente
Amsterdam, 2002.
Heijdra, Ton. Kadraaiers & Zeekastelen. Geschiedenis van het oostelijk havengebied.
Amsterdam: Open Havenmuseum, 1993.
Heijdra, T., M. Popma. Stomweg gelukkig in Amsterdam-Oost. De geschiedenis van de
Dapperbuurt, Oosterparkbuurt, Weesperzijdestrook en Transvaalbuurt. Alkmaar: René
de Milliano, 2001.
Manen, I. van, W. Miedema, red. Memo. Geschiedenis voor de tweede fase. Tweede
druk. Den Bosch: Malmberg, 1999.
Mens, Jan. Mensen zonder geld. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij N.V., 1963.
Meurs, Paul e.a., red. Amsterdam Cruquiusweg. Cultuurhistorisch onderzoek.
Schiedam: Urban Fabric B.V., Steenhuis stedenbouw/landschap, 2009.
Molhuysen, P.C., P.J. Blok, K.H. Kossmann, red. Nieuw Nederlandsch biografisch
woordenboek. Zesde deel. Leiden: A.W. Sijthoff’s Uitgevers-Maatschappij, 1924.
Scheepens, Maarten e.a., red. Indische Buurt. Van Seeburgh tot Zeeburg. Amsterdan:
Wijkopbouworgaan Indische Buurt, 1990.
Zonneveld, Joost. ‘Red die oude oliefabriek.’ Het Parool, 8 september 2011: p. 18,
kolom 1.
Internetbronnen
Archidad. ‘Nieuwarchief I. Leveranciers aan het woord’. Archidad.nl.
20 april 2012 <http://archidat.nl/nieuws/leveranciers-aan-het-woord/ajax,-al-bijna-
80-jaar-brandbeveiliging%C2%A0.aspx?altTemplate=Nieuwsarchief-Item>.
Bakker, Theo. ‘De vroegste industriegebieden’. Theobakker.net.
10 april 2012 <http://www.theobakker.net/pdf/industriegebieden.pdf>.
Etten, Martin van. ‘Werkplaats de Mussen’. Zeeburgnieuws.nl.
8 mei 2012 <http://www.zeeburgnieuws.nl/nieuws/loods_bezetting_003.html>.
Jongmans, Rob. ‘Oliefabrieken Insulinde’. Tropenmuseum.nl.
19 april 2012 <http://collectie.tropenmuseum.nl/default.aspx?ccid=P45709&lang=>.
Kuner, Herbert. ‘Stokvis. Geschiedenis.’ Rijwiel.net.
25 april 2012 <http://www.rijwiel.net/stokvisn.htm>.
33
Nelle, M. van, N. Wisman. ‘Hier gebeurde het… Marnixstraat, juli 1917’.
Onsamsterdam.nl.
24 april 2012 <http://www.onsamsterdam.nl/component/content/article/15-
dossiers/702-hier-gebeurde-het-marnixstraat-juli-1917>.
Nu.nl. ‘Brand veroorzaakt overlast in Amsterdam’. Nu.nl.
8 mei 2012 <http://www.nufoto.nl/fotos/101136/brand-veroorzaakt-overlast-in-
amsterdam.html>.
Sigma Coatings. ‘Een rijke hitorie’. Sigma.nl.
26 april 2012 <http://www.sigma.nl/over-sigma/onze-organisatie/historie.aspx>.
Stichting Vrienden van de Historie van de Vakbeweging. ‘Spoorwegstaking van 1903:
Arbeidsomstandigheden bij de spoorwegen rond 1900’. Vakbondshistorie.nl.
24 april 2012 <http://www.vakbondshistorie.nl/spoorwegstaking_1903
_arbeidsomstandigheden.htm>.
Rijkswaterstaat. ‘Noordzeekanaal’. Rijkswaterstaat.nl.
13 april 2012
<http://www.rijkswaterstaat.nl/water/feiten_en_cijfers/vaarwegenoverzicht
/noordzeekanaal/index.aspx>.
Webmuseum. ‘Orenstein & Koppel – Berlin’. Decauville.nl.
16 april 2012 <http://www.decauville.nl/webmuseum/fabrikanten/orenstein-
koppel/>.
Interviews
Bergsma, Steven. Persoonlijk interview, 13 april 2012.
Irsel, Marrie van. Persoonlijk interview, 21 maart 2012.
Koning, Ruud. Persoonlijk interview, 20 maart 2012.
Vecht, Rob van der. Persoonlijk interview, 26 maart 2012.
Woerlee, Hans. Persoonlijk interview, 6 maart 2012.
34
Afbeeldingen
Afbeeldingen titelblad. Zonder titel.
Fotoarchief Bureau Broedplaatsen.
Afbeelding 1. Fragment ’t Hoogh-Heemraetschap vande uytwaterende sluysen in
Kennemerlant ende West-Frieslant.
Te vinden op pagina 71 in: Amsterdam in Kaarten. Verandering van de stad in vier
eeuwen cartografie. Ede: Zomer & Keuning, 1987.
Afbeelding 2. Amstelodami veteris et novissime vrbis accvratissima delineatio.
Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Uba.uva.nl.
9 december 2010 <http://cf.uba.uva.nl/nl/collecties/kaarten/vogelvlucht/
amsterdam.html>.
Afbeelding 3. Fragment Nieuwe kaart van de wijdberoemde koopstat Amsterdam met
deszelfs gebied.
Te vinden op pagina 43 in: Amsterdam in Kaarten. Verandering van de stad in vier
eeuwen cartografie. Ede: Zomer & Keuning, 1987.
Afbeelding 4. Zonder titel.
Te vinden op pagina 16 in: Kadraaiers & Zeekastelen. Geschiedenis van het oostelijk
havengebied. Amsterdam: Open Havenmuseum, 1993.
Afbeelding 5. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer B00000008514.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 6. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer 010003002511.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 7. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer 010003022366.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 8. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer 5293FO002397.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 9. Zonder titel.
Bouwarchief Stadsdeel Oost gemeente Amsterdam v.a. 1900, archiefnummer
SU10193235.
Afbeelding 10. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer 010003002939.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 11. Zonder titel.
Bouwarchief Stadsdeel Oost gemeente Amsterdam v.a. 1900, archiefnummer
SU10193293.
Afbeelding 12. Zonder titel.
Archief broedplaats de Service Garage.
Afbeelding 13. Zonder titel.
Te vinden op: Fok.nl. 25 maart 2012 <http://forum.fok.nl/topic/1460057>.
Afbeelding 14. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer 010003032491.
Beeldbank.amsterdam.nl.
35
Afbeelding 15. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer 010003022371.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 16. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer 010003022372.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 17. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer JCVD0100008000014.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 18. Zonder titel.
Beeldbank Amsterdams Stadsarchief, archiefnummer B00000000670.
Beeldbank.amsterdam.nl.
Afbeelding 19. Zonder titel.
Te vinden op: Parool.nl.
7 mei 2012 <http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/248214
/2009/06/15/Alleen-materiele-schade-bij-brand-Zeeburg.dhtml>.
Afbeelding 20. Zonder titel.
Archief Ruud Koning.
Afbeelding 21. Zonder titel.
Archief Ruud Koning.
Afbeelding 22. De appartementen in de pakhuizen Zondag t/m Zaterdag.
Fotoarchief Bureau Broedplaatsen.
Deze uitgave bevat auteursrechtelijk beschermd materiaal en is daarom alleen
bedoeld voor eigen gebruik. Verveelvoudiging is niet toegestaan.