Het sprookje

6
Het sprookje De kenmerken

Transcript of Het sprookje

Page 1: Het sprookje

Het sprookjeDe kenmerken

Page 2: Het sprookje

Tijd & ruimte

• Formuleachtige inleiding: “Er was eens, in een land hier ver vandaan…”

• Tijd en ruimte onbepaald bepaalde tijd en ruimte belemmert de fantasie

Page 3: Het sprookje

Personages

• Magische wezens: kabouters, heksen, tovenaars, feeën, draken, trollen, prinsessen, sprekende planten, sprekende dieren, …

• De personages zijn vlak

• Het uiterlijk verwijst naar het innerlijk bv.: een heks is lelijk en slecht, een prinses is mooi en lief

Page 4: Het sprookje

Symboliek

• Drieslag: 3 keer een herhaling van iets tot de climax bv.: drie beproevingen

• Personages: Schoenlappers, molenaars, wezen, … staan symbool voor de gewone mens Koningen, prinsen, prinsessen, … vertegenwoordigen wat de mens wil zijn

Page 5: Het sprookje

Taalgebruik

• Eenvoudige zinsbouwToegankelijk voor kinderen

• Eenvoudige structuur • Herhalen van sleutelzinnen & oude woorden benadrukt de

magie bv.: "... en weer sprak de toverkol de magische woorden..."

Page 6: Het sprookje

Levensles

• Formuleachtig slot: “En ze leefden nog lang en gelukkig.”

• Happy end: het goede wint van het kwade

• Moraal:

Elke mens kan slagen in het leven als hij geluk, wijsheid of goedheid heeft.