het platform voor de HR-professional - WERK MAKEN VAN 70:20:10 NETWERKEN · OPEN NETWERKEN WERK...
Transcript of het platform voor de HR-professional - WERK MAKEN VAN 70:20:10 NETWERKEN · OPEN NETWERKEN WERK...
Tijdschrift voor Human Resource Development
jaargang 28 | juni 2015 | nummer 2www.penoactueel.nl/opleiden
ACTUALITEITEN VAN DE REDACTIE IN DE BOEKEN COLUMN APP TALK CONGRESVERSLAG GASTCOLUMN
MOEITE DOEN VOOR KENNIS DIE VOOR HET GRIJPEN LIGT
HAAL HET BESTE UIT GENERATIE Y
DE KRACHT VAN ONDERNEMEND LEREN
HET GEHEIM VAN DE PAARDENSMID
DE VELE VERSCHIJNINGEN VAN LEIDERSCHAP
SAMEN WERKEN EN LEREN IN OPEN NETWERKEN
WERK MAKEN VAN 70:20:10
NETWERKEN
De waarde van een diploma? De reputatie van uw organisatie, branchevereniging, school of opleiding? Dat wordt voor een groot gedeelte bepaald door de kwaliteit van examineren. De Associatie voor Examinering is graag uw partner op dit gebied. Of het nu gaat om toetstechnisch advies, toetsontwikkeling, logistiek of deskundigheidsbevordering van uw personeel. Wij zorgen voor vertrouwen in uw product.
Advies kwaliteitsverbetering examineringMaakt u uw eigen examenprogramma's en examens? Dan kunt u onafhankelijk advies inwinnen. De Associatie biedt toetstechnisch advies en inhoudelijke ondersteuning.
ExamenuitvoeringEr komt heel wat kijken bij het afnemen van examens. Van communicatie met de kandidaten tot aan het regelen van locaties en surveillanten. Wij nemen graag de gehele examenlogistiek voor u uit handen. Dan kunt u uw energie en tijd besteden aan uw eigen kernactiviteit.
ExamenontwikkelingDe Associatie kan de volledige examinering voor u uit handen nemen. Van a-tot-z of alleen op bepaalde onder-delen. Met een uitvoering die voldoet aan de wet- en regelgeving binnen uw branche.
TrainingExaminering is een vak apart. Ons vak. Daarom biedt de Associatie trainingen en workshops op het gebied van toetsontwikkeling, examenafname, examenlogistiek en nazorg.
Wilt u meer weten? Vraag dan onze uitgebreide brochure ‘Partner in Examinering’ aan of kijk op www.associatie.nl/nl/examendiensten. Mailen of bellen met een van onze accountmanagers kan natuurlijk ook: [email protected] of 033 – 461 21 59.
Partner in examinering voor opleiders, brancheorganisaties, werkgevers en overheid
Leverancier van vertrouwen
www.associatie.nl
INHOUD
O&O / NR 2 2015 3
Inhoud
juni 2015nummer 2
Artikelen
07Leiderschapsontwikkeling 18: epiloog
De vele verschijningen van leiderschapDoor Joseph Kessels
12Online leren en werken (2)
Samen werken en leren in open netwerkenDoor Bieke Schreurs, Maarten de Laat & Antoine van den Beemt
17Werk maken van 70:20:10Door Hugo Hoetink & Kas Burger
23Moeite doen voor kennis die voor het grijpen ligtDoor Pauline Schröder – de Boer
29Haal het beste uit Generatie YDoor Miriam Boer
35Hoe de reclassering richting geeft aan professionele ontwikkeling
De kracht van ondernemend lerenDoor Olga de Vries & Ingeborg van der Oord
40Het geheim van de smid (14)
Het geheim van de Paardensmid Door Saskia Th eunissen
Rubrieken
04 Van de redactie
05 Actualiteiten
28 Column
43 Congresverslag
44 In de Boeken
45 AppTalk
46 Gastcolumn
De vele verschijningen van
leiderschap
7-11
Het geheim van de Paardensmid
40-41
Vanaf 2015 hebben O&O-abonnees ook toegang
tot XpertHR/development. Deze online
kennisbank voor HR-professionals bevat
checklists, verdiepingen en aanvullende
artikelen, evenals alle artikelen uit O&O 2014.
Ga naar portal.xperthr.nl/HRD. U kunt zich hier
ook aanmelden voor de O&O nieuwsbrief.
4 O&O / NR 6 2014
VAN DE REDACTIE
O&O / NR 2 20154
‘Mag ik eens een les van je bijwonen?’, vroeg ik onlangs aan Henk (58 jaar). Henk is docent Drama op een vmbo-school, waar ik me
bezighoud met de toekomstambities van oudere docenten. Zijn verhalen over hoe hij een les Drama aan vmbo-pubers vormgeeft,
hadden me erg nieuwsgierig gemaakt.
Te vroeg kwam ik op de betreff ende dag het lege lokaal binnen, waar muziek van Th e Doors me verwelkomde. Vijf minuten later
werd de rust ruw verstoord door de groep pubers die naar binnen stuiterde; op z’n minst gezegd leek het me een ‘uitdaging’ om
daar een uur lang Drama-les aan te geven! Maar met verbazing zag ik de leerlingen muisstil worden toen Henk een persoonlijk
verhaal begon te vertellen over ‘Wat doe je als je iets ziet wat je eigenlijk niet wilt zien?’ Dat sprak tot de verbeelding en de leerlin-
gen hadden daar – via internet en TV – blijkbaar ook al de nodige ervaringen mee opgedaan; er ontstond een levendig groepsgesprek.
Aan het einde van de les stuiterden ze weliswaar net zo de klas uit als ze erin waren gekomen, maar de les was, ook volgens Henk,
zeer geslaagd. Daar kunnen zijn collega’s nog veel van leren, dacht ik. Maar Henk had me eerder al verteld dat er nooit iemand van
de collega’s in zijn lokaal kwam. Zoveel kennis en ervaring, alleen ‘voor eigen gebruik’. Wat jammer… We spraken af daar de ko-
mende tijd eens wat beweging in te brengen.
Pauline Schröder – de Boer deed onderzoek naar de positie die oudere leraren innemen in netwerken waarin kennis wordt gedeeld.
Zij ontdekte dat oudere (45+) leraren geen uitzonderingspositie innemen wat betreft het delen van kennis met collega’s, maar dat
de ‘outsiders’ wel vaak 55-plussers zijn. Het in kaart brengen van het netwerk lijkt een eerste belangrijke stap te zijn om de onder-
linge kennisdeling binnen het netwerk inzichtelijk te maken voor alle betrokkenen.
Jongere medewerkers zijn juist van jongs af aan opgegroeid met het vormen van netwerken waarin kennis en informatie wordt
gedeeld, aldus Miriam Boer in haar artikel over Generatie Y. Miriam vertaalt (algemene) kenmerken van Generatie Y naar een
model dat bruikbaar is bij het vormgeven van leeractiviteiten die aansluiten bij de leervoorkeuren van Generatie Y.
Bieke Schreurs, Maarten de Laat & Antoine van den Beemt gaan in de themareeks Online Leren en Werken in op de ‘open netwerken’
die steeds meer ontstaan over de grenzen van organisaties heen. Deze trend vraagt om een nieuwe kijk op de professionele ontwik-
keling van professionals, aldus de auteurs. Ze beschrijven hoe ‘samen leren in open netwerken’ meer door HR ondersteund kan
worden.
De O&O-themareeks over leiderschapsontwikkeling wordt afgesloten met een epiloog van Joseph Kessels. De reeks betrof een
zoektocht naar ‘nieuw leiderschap’ en de betekenis voor leiderschapsontwikkeling. Joseph geeft op basis van alle artikelen een
mooi overzicht van de vele verschijningsvormen van leiderschap en komt tot de conclusie dat het verwerven van leidinggevende
bekwaamheden vooral plaatsvindt vanuit: nieuwsgierigheid, willen leren en begrijpen, relevante vragen stellen, feedback opzoeken
en leren door experimenteren.
Nog even terugkomend op Henk: in mijn ogen is hij een vmbo-docent die heel bekwaam, ervaren en gedreven is, wat helaas beslo-
ten blijft binnen de grenzen van zijn eigen leslokaal. Hoe kwetsbaar ben je dan, als je in de toekomst wellicht nieuwe stappen ‘in
de buitenwereld’ wilt of moet zetten? Ik moest denken aan de wijze woorden van een collega: ‘Isolde, zorg dat je te allen tijde stevig
ingebed bent in verschillende sociale netwerken’. Kennen en gekend worden, brengen en halen, grenzen verleggen en van anderen
leren; het zijn weliswaar geen nieuwe ‘zekerheden’ voor een succesvolle toekomst, maar wel noodzakelijke voorwaarden in deze
tijd. •
Kennis brengen en halen
Dr. Isolde Kolkhuis Tanke is hoofdredacteur van O&O, eigenaar van onderzoeks- en
adviesbureau Kolkhuis Tanke/duurzaam leren in organisaties en docent aan de Universiteit Utrecht.
E-mail: [email protected]
5
ACTUALITEITEN
O&O / NR 2 2015
Begeleide zelfhulpmodule PiekerenMensen die pieke-
ren doorlopen keer
op keer een cyclus
van negatieve ge-
dachten en gevoe-
lens. Dit constant
nadenken over ne-
gatieve zaken kan
leiden tot lichame-
lijke en geestelijke
klachten. Korrelatie
ontwikkelde de ‘Be-
geleide zelfhulpmo-
dule Piekeren’ om
mensen te leren om op een andere ma-
nier met piekeren om te gaan. Mensen
die hulp zoeken bij piekeren wordt ge-
vraagd om de ‘Piekertest’ te doen. Aan
de hand van zeven vragen wordt be-
paald of de piekermodule geschikt voor
hen is. Mensen die in aanmerking ko-
men voor de zelfhulpmodule krijgen
telefonisch of per chat drie gesprekken
met een hulpverlener over het omgaan
met piekeren. Verder zijn aandachtstrai-
ning en ontspanningsoefeningen be-
langrijke onderdelen van het huiswerk.
De huiswerkopdrachten nemen 2 tot 5
uur per week in beslag.
Bron: psychischegezondheid.nl
Positieve effecten van online positieve psychologiePositief psychologische interventies kunnen eff ectief zijn in het
bevorderen van welbevinden en het verminderen van psychische
klachten, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Linda Bolier
aan de Universiteit Twente. Voor haar proefschrift onderzocht
Bolier de waarde van positieve psychologie voor de preventieve
geestelijke gezondheidszorg. Positief psychologische interventies
richten zich op het versterken van welbevinden en veerkracht
en kunnen een aanvulling zijn op het huidige aanbod in de gees-
telijke gezondheidszorg dat veelal is gericht op het tegengaan van klachten en pathologie. Online
toepassing biedt aanknopingspunten om grotere groepen mensen te bereiken en te motiveren.
Bolier bestudeerde onder meer de eff ectiviteit van een online interventie (Psyfi t.nl) waarmee
mensen hun mentale conditie kunnen trainen, analoog aan het onderhouden van de fysieke con-
ditie. Via een zestal principes, zoals het richting geven aan je leven, stimuleren van positieve
emoties en leven in het hier en nu, kregen de deelnemers handvatten voor meer inzicht in hun
sterke punten en hoe met de dagelijkse beslommeringen van het leven om te gaan. De interventie
bleek eff ectief te zijn in het verhogen van een gevoel van welbevinden en vitaliteit op korte termijn
en in het verminderen van angstklachten en depressieve klachten op korte en langere termijn.
Bron: utwente.nl
HR College TourOp 17 maart jl. vond de eerste NVP HR College Tour plaats in Rotterdam, georganiseerd door
NVP Zuid-Holland. Gespreksleider Rinus Wittenberg ontving Wim Kooijman, de Executive
Vice President HR & Industrial Relations van Air France-KLM. Ruim 120 HR-studenten van
de Hogeschool Rotterdam en NVP-leden vroegen Kooijman in een interactief vragenuur het
hemd van ’t lijf. Nieuwsgierig naar het videoverslag? Ga dan naar de website van de NVP. Op
25 juni is Janine Vos, de Chief Human Resources Offi cer van KPN de gast van de volgende
HR College Tour.
Bron: nvp-plaza.nl
Rekening houden met cognitieve belasting
Bij het ontwerpen van leermid-
delen of trainingen is kennis van
hoe het menselijk brein werkt
onontbeerlijk. Hoeveel informa-
tie kan het brein aan en hoe
moet die informatie gepresen-
teerd worden? Bij het ontwerpen
van leermiddelen moet rekening
worden gehouden met de cogni-
tieve belasting. In de jaren ’80
ontwikkelde psycholoog John
Sweller daarvoor een kader. Er
zijn drie soorten belasting: in-
trinsieke, externe en germane. Intrinsieke cognitieve belasting
betreft de moeilijkheidsgraad van het te bestuderen onderwerp.
De externe cognitieve belasting is geheel afhankelijk van degene
die de leermiddelen ontwerpt. Germane cognitieve belasting re-
fereert aan de moeite die het kost om kennis een defi nitieve plek
in het brein te geven. Door met deze soorten belasting rekening
te houden, kun je eff ectiever leermiddelen ontwerpen.
Bron: penoactueel.nl
Opvallende trends in arbeid Het programma ‘Monitoring
van Arbeid’ onderzoekt de
veranderingen in de arbeids-
situatie van de Nederlandse
beroepsbevolking en de ge-
volgen ervan voor de pro-
ductiviteit, innovatiekracht,
gezondheid en duurzame
inzetbaarheid. De ‘Nationale
Enquête Arbeidsomstandig-
heden’ is onderdeel van het programma, en een van de grootste peri-
odieke onderzoeken naar de werksituatie van werknemers in Neder-
land. Sinds 2005 wordt met deze enquête de vinger aan de pols
gehouden bij ruim 22.000 werknemers in diverse sectoren en beroepen
in Nederland. Op basis van de afgelopen negen jaar zijn tien opval-
lende trends in arbeid in kaart gebracht. Zo willen we steeds minder
uren werken en zijn we dat ook gaan doen. Maar sinds 2012 willen we
juist méér werken dan we feitelijk doen. We missen minder vaak fa-
milie- of gezinsactiviteiten, maar maken ons meer zorgen om het
behoud van onze baan. En ook onze zelfstandigheid in het werk is de
laatste jaren veranderd.
Bron: monitorarbeid.tno.nl
6 O&O / NR 2 2015
ACTUALITEITEN
Promotiebeurs voor lerarenDocent Pedagogiek Ewa Brand
van het Instituut voor Sociale
Opleidingen van de Hoge-
school Rotterdam is één van
de 31 gelukkigen die een
promotiebeurs voor leraren
kreeg uitgereikt van Minister
Bussemaker. Dankzij de
promotiebeurs kan ze vier jaar
lang de helft van haar werktijd
aan haar promotie besteden.
Brand verricht haar promotieonderzoek naar de effectiviteit van een serious
game voor jongeren met autismeproblematiek. Haar promotieonderzoek is
ingebed in het project ‘Useful learning opportunities for tomorrow’ van het
Kenniscentrum Zorginnovatie. Doel van dit project is het ontwikkelen van
een preventieve integrale aanpak om de transitie naar het voortgezet
onderwijs van jeugdigen met autismeproblematiek te ondersteunen.
Bron: hogeschoolrotterdam.nl
UvT wil studenten beter voorbereiden op de arbeids-marktDoor commercialisering van het onderwijs en een focus op onder-
zoeksprestaties is de waardering voor het hoger onderwijs de laatste
jaren achtergebleven. De Tilburg University wil het belang van onder-
wijs weer vooropstellen. Door kleinschaliger onderwijs te verzorgen,
studenten niet als een nummer te beschouwen en in kleine groepen
te werken waarin docenten en studenten elkaar kennen, moeten stu-
denten beter voorbereid op de arbeidsmarkt komen. Van de studenten
wordt betrokkenheid en een actieve inbreng in het onderwijs ver-
wacht. Tijdens hun opleiding vullen zij hun e-portfolio met hoogwaar-
dige kennis en verworven 21st century skills. Studenten kunnen zich
zo tot zelfstandige, onafhankelijke denkers ontwikkelen die zijn toe-
gerust om aan complexe problemen in een internationale omgeving
te werken.
Bron: uvt.nl
73 Opinieleiders over de toekomst van HR Meer dan ooit staan
duurzaamheid, instituti-
oneel welzijn en groei op
lange termijn, wereldwijd
hoog op de agenda van
organisatieleiders. Duur-
zaamheid is dan ook het
centrale thema van ‘Th e
Rise of HR: Wisdom from 73 Th ought Leaders’. Deze bloem-
lezing met stukken van 73 opinieleiders werd gepubliceerd
door de HR Certifi cation Institute in samenwerking met
onder andere de befaamde HR-denker Dave Ulrich. De bun-
del is gratis beschikbaar.
Bron: riseofHR.com
Voorop lopen in HRDNVO2 volgt het internatio-
nale competentiemodel van
ATD, the Association for Ta-
lent Development. Dit com-
petentiemodel is tot stand
gekomen via casestudies en
met inspraak van vele HRD-
professionals over de hele
wereld. Het vernieuwde com-
petentiemodel herdefi nieert
de vaardigheden en kennis die
nodig zijn voor HRD-professionals om nu en in de toekomst
succesvol te zijn. Veranderingen, trends en ontwikkelingen,
gedreven door digitale, mobiele en sociale technologie zijn
in dit model meegenomen. NVO2 vindt het waardevol om
dit model te volgen. De competenties zorgen er volgens
NVO2 voor dat HRD-professionals voorop kunnen lopen in
hun vak. Het model is ook nog eens zeer praktisch toepas-
baar.
Bron: nvo2.nl
Tijdschrift voor Human Resource DevelopmentUitgave | Reed Business bvRedactie-adres | p/a Ambachtsheerelaan 9 | 3481 GJ Harmelen | telefoon 020-5159537 | telefax 020-5159143 | e-mail: [email protected] | Isolde Kolkhuis TankeRedactiecommissie | Ton Bruining | Karin Derksen | Eline Lankhuijzen | Th eo Visser Medewerkers | Piet van den Bossche | Jolanda Botke | Ria van Dinteren | Renée Filius | Marjan Glaudé | Petra Jagtman | Marinka Kuijpers | Esther Oprins | Inge Reubzaet | Piety Runhaar | Gertjan Schuiling | Cees Sprenger | Gerrit Visser | Hartger Wassink | Jan Weverbergh | Brenda ZandsteegUitgever | Suzanne EijkemansAlgemeen hoofdredacteur Human Resources | Yolanda StilEindredactie | Heiny van den HamMarketing | Linda van der Wel | telefoon 020-5159345 | e-mail: [email protected] | Lisette Nieuwenhuis | telefoon 020-5159778 | e-mail: [email protected] | Eeva-Liisa Delatte | telefoon 020-5159381 | e-mail: [email protected] | Sales Director: Mark Miedema | telefoon 06-13329769 |e-mail: [email protected]
Grafi sch ontwerp | VerheulCommunicatie.com | Alphen aan den RijnAbonnementen | Administratie en verzendingReed Business bv | Afdeling Klantenadministratie | Postbus 808 | 7000 AV Doetinchem | Telefoon 0314-358358 | Fax 0314-349048 | e-mail: [email protected] | € 256,58 per jaar (incl. BTW en verzendkosten).Studentenabonnement | € 45,-- per jaar, incl. BTW. Dit moet ieder jaar opnieuw aangevraagd worden (bij aanmelding kopie geldig inschrijvingsbewijs van universiteit of hogeschool meesturen), incl. BTW, incl. porti. *Bij betalen via acceptgiro wordt € 2,50 (incl. BTW) aan ac-ceptgiro-kosten in rekening gebracht.Abonnementen lopen automatisch door, tenzij uiterlijk 30 dagen voor de vervaldatum bij onze klantenservice wordt opgezegd via telefoon nummer 0314-358358.Ook voor informatie over uw lopende abonnement kunt u contact opnemen met onze klantenservice.Auteursrecht | Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.Auteursinstructie | Auteursinstructies zijn op te vragen bij het redactie-adres (zie boven)
Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen informatie houden zij zich gaarne aanbevolen.Reed Business bv legt gegevens vast voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst en wanneer u in het kader van dienstverlening contact hebt met Reed Business bv. Deze gegevens worden gebruikt om een overeenkomst uit te voeren en om u te informeren over voor u relevante producten en diensten van Reed Business bv, haar werkmaatschappijen en zorgvuldig geselecteerde derden. Als u op deze informatie geen prijs stelt, kunt u dit schriftelijk doorgeven aan: Reed Business bv, t.a.v. Adresregistratie, Postbus 808, 7000 AV Doetinchem.
ISSN 0922-0895
Door een samenwerking met XpertHR
hebben O&O-abonnees gratis toegang
tot XpertHR/development
O&O / NR 2 2015 7
EPILOOG
In 2012 plaatste Agnes van der Linden (2012) een op-
roep om bijdragen te leveren aan een themareeks over
leiderschapsontwikkeling rond de hierboven genoem-
de vragen. Zij nodigde organisaties en auteurs uit hun
ervaringen rond leiderschapsprogramma’s te beschrij-
ven en te delen. Inmiddels zijn er in de loop van drie
jaar 17 bijdragen verschenen. Het is de moeite waard
om op de verschillende afl everingen terug te blikken
en te onderzoeken welke antwoorden we hebben kun-
nen vinden op de oorspronkelijke vragen uit die eerste
oproep.
(NB: in deze epiloog verwijs ik naar de thema-artikelen
aan de hand van het jaar van uitgave en het artikel-
nummer in de reeks (zie kader).)
Naar een nieuw leiderschapIn de impressie die Driesen (2012-1) optekent naar
aanleiding van een presentatie van Ken Blanchard tij-
dens de ASTD-conferentie, valt duidelijk te lezen dat
de nieuwe leider een dienstbare mensenleider is. Het
is een leider die zich met persoonlijke belangstelling
richt op de ander; die zich als leraar en coach inzet voor
het leren en de ontwikkeling van medewerkers en
daarvoor een grote verantwoordelijkheid voelt. De
leider heeft een brede blik op de wereld en is voortdu-
rend bereid om zelf te leren, waarbij hij kritische te-
rugkoppeling van anderen niet schuwt. Leiderschap
krijgt de vorm van een verheven opdracht die in het
teken staat van waarheidsvinding en wijsheid.
Het beeld van de dienstbare mensenleider keert regel-
matig terug in de bijdragen, zoals ook bij Van Dinteren
(2014-15) in het gesprek met Andre Vermeulen. De
dienende ondersteuner lijkt een contrast te vormen
met de traditionele hiërarchische leider, die vanuit vak-
kennis autoriteit uitstraalt en de rol vervult van de
formele gezagsdrager. Boonstra (Van der Linden,
2012-2) geeft een overzicht van deze ontwikkeling en
schetst hoe het oude leiderschap gebruikmaakt van de
bijzondere positie en de macht die daarbij horen om
mensen op een directieve manier te beïnvloeden, waar-
bij – als het nodig is - sancties als drukmiddel beschik-
baar zijn. Leidinggeven krijgt zo de betekenis van
richting geven, sturen, controleren, aanspreken, be-
oordelen en desnoods straff en.
Hoewel de context, zoals bijvoorbeeld het bedrijfsle-
ven, de politie, de zorg en het onderwijs, een eigen
inkleuring geeft, zijn de nieuwe vormen van leider-
schap vooral gebaseerd op een inspirerende visie, die
mensen in staat stelt om resultaten te bereiken door
De vele verschijningen van leiderschap
Leiderschapsontwikkeling (18): epiloog
Bestaat er zoiets als nieuw leiderschap en wat is dan het oude leiderschap? Hoe
beoordelen verschillende organisaties het belang van leiderschapsontwikkeling,
door welke visies laten zij zich inspireren en welke modellen en trajecten
gebruiken zij daarbij?
Joseph Kessels
Ga naar www.xperthr.nl voor de themareeks artikelen
‘Leiderschapsontwikkeling’ uit 2014 en 2015.
Omslag proefschrift Hester Duursema
O&O / NR 2 20158
ze te verbinden en vanuit vertrouwen te benaderen.
Hier komt de persoon van de leider op de voorgrond te
staan en niet de formele positie. Superioriteit kan zelfs
plaatsmaken voor nederigheid. Vanuit dit perspectief
ontdekken we de waarde van het introverte leider-
schap. Waar we doorgaans de leider associëren met de
snelle, doortastende en besluitvaardige knopendoor-
hakker, die vol zelfvertrouwen op de voorgrond treedt
en daar inspireert en motiveert, krijgen we nu ook
gevoel voor de kracht die schuilgaat in de binnenwereld
van refl ectie, sensitiviteit en bescheidenheid. Buchanan
& Harting (2015-17), die het introverte leiderschap
mooi beschrijven, vragen zich zelfs openlijk af of daad-
kracht en besluitvaardigheid wel zulke belangrijke lei-
derschapskwaliteiten zijn. Het is juist de introverte
levensinstelling die mensen in staat stelt om bij het
nemen van beslissingen op een gedegen wijze alle op-
ties te onderzoeken en de verschillende uitwerkingen
af te wegen. De introverte en dienende leider luistert
vooral en stelt liever een team of de organisatie centraal
dan zichzelf. De belangstelling voor deze ingekeerde
kenmerken van leiderschap kan groeien in een periode
waarin samenwerking, refl ectie, dienstbaarheid, sober-
heid en kwetsbaarheid meer aandacht krijgen. Het lijkt
of gaandeweg de persoon voorrang krijgt boven de
positie. Maar misschien is de Nederlandse context met
zijn kenmerkende kleine machtsafstand daar gevoeliger
voor dan culturen waarin die afstand juist groot is.
LeiderschapsontwikkelingAls de persoon het belangrijkste instrument wordt in
het proces van leidinggeven, dan vraagt dat om een
andere invulling van leiderschapsprogramma’s. Leiders
dienen hun instrument goed te leren kennen, hun
sterke en zwakke kanten te ontdekken, en deze op een
integere manier in te zetten. Voogt (2013-3) bepleit
daarom een onderzoekende houding die de leider in-
zicht kan opleveren in twee belangrijke en stuwende
basismotieven: het streven naar het realiseren van je-
zelf en het streven naar de verbinding met anderen.
Door middel van een zelfonderzoek komt de leider
dichter bij zijn eigen drijfveren en is daardoor beter in
staat om anderen te inspireren en te verbinden aan een
gemeenschappelijk organisatiedoel. Voogt sluit in zijn
benadering nauw aan bij Hermans’ Dialogical Self Th e-
ory (2012), die een uitgewerkte leidraad biedt bij het
onderzoek naar de persoon als leiderschapsinstrument.
In die aandacht voor de ontwikkeling van de persoon
van de leider zou volgens Lamtink, Mol & Van Rant-
wijk (2014-11) niet eenzijdig de nadruk moeten liggen
op de mentale en cognitieve, maar ook op de emotio-
nele, fysieke en spirituele ontwikkeling. Zij staan een
integraal leiderschapsprogramma (2.0) voor, waarin
ook aandacht is voor bijvoorbeeld psychologie, fi tness,
dieet, mindfulness, meditatie, zingevingsworkshops,
aikido en acupunctuur. Van Dinteren (2014-9) sluit in
die zoektocht naar leiderschapsontwikkeling aan bij
een begrip als neuroleiderschap, met als belangrijke
opdracht: het leren voorkomen en wegnemen van drei-
ging voor medewerkers en het zorg dragen voor waar-
dering en een positieve sfeer. Ook hierbij kunnen
mindfulness en meditatie volgens haar behulpzaam
zijn. De belangstelling voor de persoonlijke leider-
schapsontwikkeling kan vele vormen aannemen.
Geheel in lijn met deze aandacht voor mensen en de
persoon van de leider biedt het ING-programma voor
eerstelijnsmanagers, zoals opgetekend door Van der
Linden (2013-5), een voorbeeld hoe leerdoelen als het
vergroten, verbeteren en verstevigen van de persoon-
lijke impact op de voorgrond komen te staan. De per-
soonlijke verantwoordelijkheid staat centraal en daar-
om zullen managers zelf richting moeten geven aan
hun eigen leerproces. Mirjam Burgers, die verantwoor-
delijk is voor dit leertraject, benoemt helder hoe ‘ING
een nieuwe generatie leiders binnen haar onderneming
wil ontwikkelen die zichzelf kennen, die weten waar ze
goed in zijn, maar die ook hun valkuilen kennen. Men-
sen die bedrijfsmatig sterk zijn, maar ook een uiter-
mate goed gevoel hebben voor de menselijke kant van
de zaak. Die twijfels en gevoelens onder woorden kun-
nen brengen en dat ook doen. Die in staat zijn boven
zichzelf uit te stijgen.’ (Van der Linden, 2013, p. 35.)
De moderne leider moet in staat zijn orde op zaken te
stellen als de organisatie in crisis is, bereid om impo-
pulaire maatregelen te nemen als die gezondmakend
zijn, en daarbij duidelijk een richting aangeven, geba-
seerd op een heldere, overdraagbare en inspirerende
visie. Het vraagt om strak sturen, het bevorderen van
discipline en krachtig optreden bij ontsporingen. In een
omgeving van groei en ontwikkeling is het daarentegen
belangrijk om los te laten, anderen de kans te geven
zich te ontplooien, talenten te herkennen en daarvoor
passende plekken te vinden. Om in die spanning van
sturen en beheersen enerzijds en ondersteunen en
ruimte scheppen anderzijds niet de weg te verliezen,
is het belangrijk dat de leider regelmatig in de spiegel
kijkt, refl ecteert en zich daarbij kritisch laat volgen.
Van Dinteren & Derksen tekenen deze kenmerken tref-
fend op naar aanleiding van hun gesprekken met de
succesvolle Haagse schoolleiders Hendricks en Striek-
wold. Zij ontwikkelden hun leiderschapsbekwaamhe-
den in de praktijk, houden niet van cursussen, maar
blijven leren (Van Dinteren & Derksen, 2014-14).
Transformationeel leiderschap: in volle ontwikkeling of op dood spoor?Leiderschapsontwikkeling komt op deze manier steeds
meer in het teken te staan van persoonlijke ontwikke-
ling en groei, met veel aandacht voor persoonlijke
motieven, integriteit, verantwoordelijkheid, authenti-
citeit, en voor wat Blanchard noemde, wijsheid (Blan-
chard & Millar, 2012). In deze opvatting heeft de leider
onmiskenbaar bijzondere kwaliteiten en hij moet die
ook voortdurend onderhouden. Het gaat om het ont-
wikkelen van een visie, om vooruit te kunnen zien, om
tijdig maatregelen te nemen, om mensen mee te krij-
gen door hen te inspireren en te motiveren.
O&O / NR 2 2015 9
In de beschrijvingen van het oude naar het nieuwe
leiderschap zien we de theoretische basis terug die Bass
& Avolio (1990) gelegd hebben voor het transformati-
onele leiderschap, waarmee zij een nieuwe tegenhanger
presenteerden voor de oude transactionele benadering.
De vier dimensies in dit nieuwe theoretische model
met betrekking tot inspirerend motiveren, intellectueel
stimuleren, persoonlijke betrokkenheid en charisma-
tische invloed, zijn inmiddels veelvuldig onderzocht
en laten krachtige samenhangen zien met onder an-
dere bedrijfssucces, tevredenheid van medewerkers en
innovatie (Paff en, 2011). Alle positieve kenmerken van
het nieuwe leiderschap vinden een plaats in dit model
en lijken vruchten af te werpen, vooral in omgevingen
waar de organisatiedoelen afhankelijk zijn van vormen
van kenniswerk. Het transactionele patroon, gedomi-
neerd door contract, straff en en beloning, met gebruik-
making van macht en positie, lijkt afgedaan.
De transformationele leider is een bijzonder wezen dat
zich onderscheidt van zijn volgers. Maar de relatie leider-
volger wordt ingewikkelder. Medewerkers - en met name
kenniswerkers en professionals in de frontlinie - hebben
behoefte aan een grote discretionaire ruimte om hun
werk te kunnen doen. Zij werken vaak op grote afstand
van de backoffi ce en nemen beslissingen met vergaande
consequenties. Vanwege deze nieuwe en complexe werk-
situaties stellen we ook steeds hogere eisen aan de leider
die hiervoor niet alleen de eindverantwoordelijkheid
draagt, maar ook geacht wordt stimulerend, coachend en
richtinggevend op te treden, zonder direct zicht te hebben
op wat er in de periferie gebeurt. Naast bedrijfskundige
kennis zijn sociale en communicatieve vaardigheden no-
dig op hoog niveau. Visie, integriteit, authenticiteit, em-
pathie, zorgzaamheid en betrokkenheid staan met stip
bovenaan. Na de Golfoorlog van 1990-1991 werd de
Amerikaanse viersterren-generaal Norman Schwarzkopf,
ook bekend als Stormin’ Norman, op veel management-
conferenties opgevoerd als het ideale rolmodel voor lei-
derschapsontwikkeling. Hij heeft plaatsgemaakt voor
Nelson Mandela (Van Dinteren, 2014-15). Het nieuwe
leiderschap neemt haast messiaanse proporties aan. Te-
gelijkertijd kun je de vraag stellen of een onderscheid
tussen leider en volger, op basis van een formele afspraak,
met kenmerkende gezagsverhoudingen en de uitoefening
van macht, op den duur nog wel past bij de nieuwe werk-
verbanden die zich gaandeweg ontwikkelen. In werkver-
banden die bestaan uit netwerken van mensen met uit-
eenlopende expertise, die elkaar opzoeken en uitkiezen
op basis van gezamenlijke doelen en gedeelde opvattin-
gen, schuurt de opdeling in leiders en volgers, al is hun
relatie nog zo transformationeel. Leiderschap, hoe verhe-
ven of nederig ook, gekoppeld aan een vaste positie ten
opzichte van de volgers, lijkt mij een dood spoor. Veel
professionals, kenniswerkers en gepassioneerde creatie-
velingen ontworstelen zich aan het volgerschap en zoeken
naar samenwerkingsverbanden waar expertise, vakman-
schap en ervaring weliswaar hoog in aanzien staan, maar
zich niet schikken naar een klassieke indeling in leiders
en volgers: ik ben niet geboren om gemanaged te worden.
Van hiërarchisch naar gedeeld leiderschapHet klassieke patroon van leiderschap is gebaseerd op
de leider die invloed uitoefent op zijn of haar volgers
met het oogmerk om bepaalde doelen te bereiken
(Yukl, 2002). Leiders doen dat door de doelen, moti-
vatie en activiteiten van anderen te helpen vormen en
daarbij ondersteuning te geven. De effi ciëntie van dit
hiërarchische model heeft in de productiviteitsrevolu-
tie (Drucker, 1993) veel profi jt opgeleverd. De vraag is
echter of de bureaucratische cultuur die er vaak mee
gepaard gaat, wel geschikt is voor een kennisinten-
sieve economie waar leren, ontwikkeling en innovatie
de belangrijkste bronnen van voorspoed zijn. Het zijn
juist deze elementen die in een sterk hiërarchische
EPILOOG
Artikelen in de O&O-themareeks over ‘Leiderschapsontwikkeling’
0. Th emareeks over Leiderschapsontwikkeling: Oproep. Agnes
van der Linden (O&O 2012-4, p. 23)
1. Great leaders GROW (Ken Blanchard). Ger Driesen (O&O
2012-4, p. 24-26)
2. Leiderschap is contextueel, interview met Jaap Boonstra.
Agnes van der Linden (O&O 2012-6, p. 31-34)
3. De persoon van de leider. Ton Voogt (O&O 2013-1, p. 40-44)
4. Leiderschap is een proces, interview met Jelle Dijkstra.
Karin Derksen (O&O 2013-2, p. 6-10)
5. Managers met impact, interview met Mirjam Burgers. Agnes
van der Linden (O&O 2013-3, p. 34-36)
6. Strategisch leiderschap doe je samen! Hester Duursema
(O&O 2013-4, p. 40-46)
7. Leiderschap is voor-zien!, interview met Marc Cornelissen.
Karin Derksen (O&O 2013-5, p. 38-42)
8. Leiderschapsontwikkeling bij zelfsturing. Gertjan Schuiling
& Ella Th ierry (O&O 2013-6, p. 12-18)
9. Neuroleiderschap. Ria van Dinteren (O&O 2014-1, p. 12-17)
10. A hero’s journey, interview met Manfred van Doorn. Karin
Derksen (O&O 2014-1, p. 41-45)
11. Leiderschapsontwikkeling 2.0. Michel Lamtink, Arjen Mol
& Joost van Rantwijk (O&O 2014-2, p. 12-17)
12. Leidinggeven is werken met wat zich aandient. Karin
Derksen & Albert de Vries (O&O 2014-3, p. 8-13)
13. ‘Leadership as we speak’. Marcel Wanrooy & Jeroen Winkel-
horst (O&O 2014-3, p. 25-31)
14. Werk aan vertrouwen!, interview met Wiely Hendricks en
Karin Striekwold. Ria van Dinteren & Karin Derksen (O&O
2014-4, p. 22-27)
15. Mandela langs de meetlat van dienend leiderschap, interview
met Andre Vermeulen. Ria van Dinteren (O&O 2014-5,
p. 27-29)
16. Naar een geïntegreerde aanpak van leiderschapsontwikke-
ling. Jesse Segers & Koen Marichal (O&O 2014-6, p. 7-12)
17. De kracht van introvert leiderschap. Anne Buchanan & Ernst
Harting (O&O 2015-1, p. 12-16)
18. De vele verschijningen van leiderschap. Joseph Kessels
(O&O 2015-2, p. 7-11)
O&O / NR 2 201510
aansturing dreigen te verstikken. Wanrooy & Winkel-
horst (2014-13) zijn van mening dat de heroïsche lei-
dinggevende die alles overziet, richting geeft en de
situatie onder controle heeft, niet meer van deze tijd
is. De faciliterende leider is dat volgens hen wél en zal
vooral een beroep doen op zelfsturing en samensturing
van medewerkers.
Intussen dienen zich alternatieven aan voor het hië-
rarchische leiderschap met zijn vaste leider-volger ka-
rakteristieken. Ook al neemt het leiderschap dienende,
coachende, en andere ruimte biedende vormen aan,
het blijft de vraag of werkverbanden ook duurzaam
kunnen bestaan zonder hiërarchische leiders.
Duursema (2013-6) onderzoekt in haar proefschrift hoe,
onder invloed van de toenemende complexiteit van de
omgeving waarin organisaties acteren, de druk op for-
mele leiders toeneemt en er een interesse groeit voor
een bredere bron van leiderschap. Het onderzoek maak
aannemelijk dat gedeeld strategisch leiderschap mogelijk
is en zelfs een belangrijke rol speelt in de eff ectiviteit
van teams als het gaat om het ontwikkelen van nieuwe
markten en het bevorderen van klantgerichtheid. Bij
dergelijke vormen van verantwoordelijke autonomie
besluit een groep zelf wat er dient te gebeuren en neemt
daarmee ook de verantwoordelijkheid voor het resultaat.
De teamleden delen het leiderschap. Het concept leider-
schap heeft niet zozeer betrekking op de formele relatie
tussen leider en volger, maar op het dynamische en in-
teractieve proces tussen individuen dat gericht is op het
bereiken van een gezamenlijk doel (Duursema, 2013).
DeRue & Ashford (2010) hebben het dynamische ka-
rakter van de leider- en volgeridentiteit uitvoerig be-
schreven en besteden veel aandacht aan het wederke-
rige proces van het verwerven (claiming), toekennen
en gunnen (granting) van de leiderschapsrol. Als men-
sen leiderschap zien als een gedeeld, wederzijds proces
zullen zij eerder proberen ruimte voor leiderschapsac-
tiviteiten te verwerven dan wanneer zij een hiërarchi-
sche opvatting hebben, waarin er slechts plaats is voor
één leider. Als de groepsleden een gedeeld beeld heb-
ben over de kenmerken van dergelijk leiderschap, zul-
len die verwervings- en toekenningsprocessen ook
soepeler verlopen. Gedeeld leiderschap vraagt niet
alleen om een nieuwe opvatting omtrent leider-
schapsidentiteit, maar ook om nieuwe bekwaamheden
om het spel te kunnen spelen van verwerven, toeken-
nen en gunnen van invloed in een dynamisch, interac-
tief proces. Het motief is niet alleen het opheff en van
de beperkingen voor kennisontwikkeling die vaak ge-
paard gaan met de klassieke, heroïsche leiderschaps-
vormen, maar juist ook het verruimen van de moge-
lijkheden om talent en expertise te ontwikkelen
(Kessels, 2012). Gedeeld leiderschap zou een econo-
mische noodzaak kunnen worden.
Vertrouwen en verbindenIn Nederland brachten Dijkstra & Feld (2011) het be-
grip gedeeld leiderschap op een aantrekkelijke manier
in de belangstelling in hun tweeledige publicatie die in
2012 verkozen werd tot managementboek van het jaar.
In het gesprek dat Derksen (2013-4) met Jelle Dijkstra
voerde over gedeeld leiderschap, spelen vertrouwen en
verbinding een belangrijke rol: vertrouwen biedt de
ruimte om te experimenteren, te vernieuwen en te
groeien; de verbinding komt tot stand op basis van een
gedeelde, persoonlijke interesse en de nieuwsgierig-
heid voor zaken die echt raken.
Andere, onverwachte vormen van gedeeld leiderschap
vinden we in het gesprek dat Derksen voerde met de
poolexpeditieleider Marc Cornelissen (Derksen, 2013-
7). Een team van ervaren en professionele expeditiegan-
gers blijkt op basis van expertise en gedeelde belangstel-
ling en doelen heel goed in staat om een hoge mate van
zelfsturing aan de dag te leggen, waarbij de deskundig-
heid van ieder afzonderlijk zeer goed tot zijn recht komt.
Het lijkt alsof bij gedeeld leiderschap vertrouwen en
verbinding de plaats gaan innemen van positie en
macht, die verbonden zijn met hiërarchische en heroï-
sche vormen van invloed uitoefenen. Het veronderstelt
wel dat teamleden bereid zijn om verantwoordelijkheid
te nemen en over de bekwaamheid beschikken om die
uit te voeren.
De verschillende bijdragen aan de themareeks wijzen
in een richting waar ‘transactioneel’ leiderschap verou-
derd raakt en niet meer past bij de uitdagingen van deze
tijd. Nieuw leiderschap, in de vorm van transformatio-
neel en gedeeld leiderschap, komt daarvoor in de plaats.
In deze ontwikkeling zal ‘leidingnemen’ meer en meer
een kenmerk van samenwerken zijn, waarbij het leider-
schap niet gekoppeld is aan één persoon en zeker niet
aan een vaste positie. Dit laatste perspectief vraagt
echter om een emancipatieproces dat nog tal van be-
lemmeringen ondervindt van conventies en vermeen-
de behoeften aan sturing en controle door anderen.
De bekwaamheid verwerven om invloed uit te oefenenEen van de belangrijke vragen van de leiderschapsreeks
was welke opvattingen ten grondslag liggen aan de
vormgeving van leiderschapsontwikkeling. Deze opvat-
tingen zijn natuurlijk sterk gekoppeld aan de visie op
leiderschap. In een sterk hiërarchische perceptie zal
het bewustzijn van de positie, het dragen van formele
verantwoordelijkheid, het gebruik van sancties en het
vervullen van de representatieve functie veel aandacht
Expeditie Marc Cornelissen
O&O / NR 2 2015 11
Prof. Dr. Joseph Kessels is hoogleraar Human
Resource Development aan de Universiteit Twente.
Samen met Cora Smit nam hij in 1977 het initiatief tot
Kessels & Smit The Learning Company, waaraan hij tot
2010 verbonden bleef.
E-mail: [email protected]
EPILOOG
krijgen. In een context waar de persoon van de leider
als doorslaggevend voor impact en succes wordt erva-
ren, ligt veelal de nadruk op persoonlijke ontwikkeling,
zelfkennis, refl ectie, intervisie en coaching. Gedeeld
leiderschap vraagt wellicht om vormen van zelfsturing
in concrete vernieuwingsprojecten, waarbij de betrok-
kenen actief mee beschikken over het ontwerp van het
leer- en verandertraject (Schuiling & Th ierry, 2013-8).
In deze lijn past ook het pleidooi van Derksen & De
Vries (2014-12) om oog te hebben voor het ervarend
leren dat aan de basis ligt van de ontwikkeling van
belangrijke leidinggevende bekwaamheden.
De benodigde vaardigheidsontwikkeling en gedrags-
verandering dienen door de leider zelf geïnitieerd en
gestuurd te worden, alleen dan – zo is de opvatting van
Segers & Marichal (2014-16) – zal het nieuwe optimaal
geïntegreerd worden. Omdat leidinggeven in hun ogen
vooral het hanteren van sociale processen betreft bij
het aangaan van adaptieve uitdagingen, zal de ontwik-
keling van leiderschap bij voorkeur in een groep plaats
dienen te vinden, en wel in verbinding met een speci-
fi eke context. De auteurs leggen een directe relatie
tussen gedeeld leiderschap en sociaal kapitaal. Sterk
sociaal kapitaal veronderstelt een gedeelde ambitie,
visie en vertrouwen. Deze zijn nodig omdat de organi-
satiedoelen en de adaptieve uitdagingen, die daaruit
voortkomen, vragen om risicovolle vernieuwingspro-
cessen. Deze zijn alleen tot een succes te brengen met
behulp van een sterk ontwikkeld sociaal kapitaal.
Tot slotAan het eind van de lange reeks leiderschapsthema’s
is het moeilijk om een kort en bondig resumé te geven
van de vele verschijningsvormen en de meest in het
oog springende kenmerken van leiderschapsontwik-
keling.
Of de leidinggevende bekwaamheden nu horen bij
formele leiders in een verticale structuur van beïnvloe-
ding of bij vormen van gedeeld leiderschap en verant-
woordelijke autonomie; in mijn interpretatie komt de
verwerving ervan telkens neer op de volgende basis-
principes met betrekking tot leren:
het nieuwe leidinggeven veronderstelt het nieuwsgie-
rig willen leren, het leren begrijpen van culturele ver-
schillen, het verwerven van inzicht in het handelen
van mensen, het stellen van relevante vragen die tot
nieuwe inzichten leiden, bewust feedback opzoeken,
openstaan voor waardering en kritiek en daar gebruik
van maken, leren door te experimenteren en van de
successen en fouten die daarbij horen.
Veel genoemde aspecten, zoals vertrouwen, empathie,
betrokkenheid, persoonlijke aandacht, integriteit, ver-
antwoordelijkheid en moed, horen bij het zijn van een
goed mens, en passen daarom net zo goed bij een lei-
der als bij een autonome professional. Het ontwikkelen
van deze aspecten vraagt om zorgvuldige aandacht
voor momenten en gebeurtenissen die diepe indruk
hebben gemaakt, en die betekenis kunnen krijgen in
waarderende gesprekken en kritische refl ectie in een
veilige omgeving.
De regelmatig terugkerende trits van visieontwikkeling,
motiveren en overtuigen, die voor velen ten grondslag ligt
aan het uitoefenen van invloed op het gedrag van anderen,
komt waarschijnlijk het beste tot uitdrukking in de con-
frontatie met uitdagende kwesties en taaie vraagstukken.
Zij zijn te vinden in een Noordpoolexpeditie, de Gobi-
woestijn, de lokale supermarkt en de eigen werkplek. De
kunst is om er een intrigerende leersituatie van te maken.
Natuurlijk verwerven we leidinggevende vaardigheden
door vallen en opstaan, maar het is niet nodig om de
ander daartoe moedwillig te laten struikelen.
Een vraag die opmerkelijk weinig aan bod komt is: Waar-
om zou je het willen, leider zijn? Wat is er zo opwindend
aan ambitieus de koers uitzetten, invloed uitoefenen,
mensen op sleeptouw nemen, en het zoeken naar een
oplossing voor het gedoe wat er altijd mee gepaard gaat?
Bestaat de drijfveer uit het kunnen leveren van een bijzon-
dere prestatie, het innemen van een aanzienlijke positie,
het genieten van het spel met macht, of is het de verslaving
aan de spanning van het avontuur waarin jij de baas bent?
Een enkele keer spreken leiders zich uit over hun diepere
beweegredenen, zoals beter onderwijs voor leerlingen,
goede zorg voor ouderen, duurzaamheid en een betere
wereld. Het realiseren van de obligate organisatiedoelen als
object van leiderschap steekt daar wat schraal bij af. Voor
een gepassioneerde missie die inspireert en anderen aanzet
tot bijzondere prestaties, is waarschijnlijk meer nodig. •
Literatuur- Bass, B.M. & B.J. Avolio (1990). The implications of transactional and
transformational leadership for individual, team and organizational
development. In: R.W. Woodman & W.A. Passmore (Eds.), Research in
organizational change and development (pp. 231- 272). Greenwich, CT: JAI.
- Blanchard, K. & M. Miller (2012). Great leaders grow: becoming a leader
for life. San Francisco: Berrett-Koehler.
- DeRue, D.S. & S.J. Ashford (2010). Who will lead and who will follow? A
social process of leadership identity construction in organizations. Academy
of Management Review, 35(4), 627-647.
- Drucker, P. (1993). Post-capitalist society. Oxford: Butterworth Heinemann.
- Hermans, H.J.M. (red.) (2012). Handbook of dialogical self theory.
Cambridge: Cambridge University Press.
- Kessels, J.W.M. (2012). Leiderschapspraktijken in een professionele ruimte.
Oratie. Heerlen: Open Universiteit.
- Paffen, P. (2011). Wat is typerend voor transformationele leiders? Holland
Management Review. 139, 8-14.
- Yukl, G.A. (2002). Leadership in organizations (5th ed.). Upper Saddle River,
NY: Prentice-Hall.
Nagekomen berichtUit de media vernamen we het trieste nieuws dat Marc Cornelissen
eind april 2015 tijdens een expeditie is omgekomen.
O&O / NR 2 201512
De opkomst van vrij toegankelijke (sociale) media geeft
professionals de mogelijkheid om te leren binnen en
buiten de grenzen van de eigen organisatie. Door deze
nieuwe vormen van samenwerken en leren zijn de fy-
sieke muren en hiërarchische, formele structuren in de
praktijk vervangen door een complex netwerk van
samenwerkingsverbanden, zowel binnen de organisa-
tie als erbuiten. Organisaties beseff en dat het vaak
kosteneffi ciënter is om een beroep te doen op kennis
en expertise buiten de organisatie. Daar staat tegen-
over dat HR-managers ook willen investeren in talent
binnenshuis. Want hoe professionals samen werken
en leren bepaalt hoe en hoe snel innovaties of nieuwe
producten tot stand komen.
Deze organisaties zijn op zoek naar structuren die de
mogelijkheid bieden om gebruik te maken van open
samenwerkingsverbanden, ook wel open networks of
practice genoemd (in tegenstelling tot de meer gesloten
- en bekende - communities of practice) (De Laat,
Schreurs & Nijland, 2014).
Open praktijk netwerkenOpen praktijk netwerken zijn netwerken van profes-
sionals (en soms klanten) die ontstaan uit de nood om
samen praktijkvraagstukken op te lossen. Professio-
nals werken samen rond een gemeenschappelijk doel
of vraagstuk met experts en/of klanten binnen en
buiten de organisatie, onder gemeenschappelijke voor-
waarden en afspraken. Deze open netwerken blijven
bestaan zolang het nodig is, tot het innovatieve idee
vorm heeft gekregen.
Zo werkt het Welten Instituut van de Open Universi-
teit momenteel bijvoorbeeld samen met organisaties
in de educatieve sector die experimenteren met het
opheff en van formele teams en nog uitsluitend willen
werken met projectgebaseerde samenwerkingsverban-
den of met organisaties die ‘ontregelteams’ opzetten.
Deze samenwerkingsverbanden zonder formele en
hiërarchische structuren hebben als doel samenwer-
kend leren te stimuleren om innovatief te zijn en aan
te sluiten bij toekomstige vragen en verwachtingen van
de arbeidsmarkt.
Een voorbeeld van het effi ciënt inzetten van open net-
werken in de bedrijfswereld, is dat van Pringles en
Procter and Gamble (P&G). Pringles wilde graag af-
beeldingen en quizvragen printen op de bekende chips,
om snacks meer ‘fun’ te maken. Om kennis te ontwik-
kelen over het printen van eetbare inkt op een delicaat
product zoals chips, had P&G intern kunnen investe-
ren in Research and Development. In plaats daarvan
zette P&G binnen de organisatie de vraag uit of mede-
werkers iemand kenden die mogelijk een oplossing had
voor het printen op eetbare artikelen. Zo werd een
Italiaanse professor in Bologna gevonden die hobby-
banketbakker was en een methode had ontwikkeld om
eetbare spreuken te printen op gebak en koeken. De
expertise van de professor werd ingezet, een klein
team werd geformeerd om de methode toe te passen
op de chips en binnen een jaar na de lancering van het
idee waren de chips met spreuken en quizvragen op de
markt (Forum, 2008).
Samen werken en leren in open netwerken
Online leren en werken (2)
Werken en leren worden beïnvloed door technologie en de economie van het
delen. Teamleden werken meer online samen en innovaties vinden plaats in
netwerken over de grenzen van organisaties heen. In deze themareeks bespre-
ken we consequenties voor werken en leren.
Ga naar www.xperthr.nl voor
artikel 1 in deze themareeks.
Bieke Schreurs, Maarten de Laat & Antoine van den Beemt
O&O / NR 2 2015 13
VERKENNING
Deze anekdote wordt structureler wanneer je als orga-
nisatie systematisch nieuwe en sociale media inzet om
specifi eke expertise en ideeën binnen te halen:
crowdsourcing. Crowdsourcing omschrijft de trend
waarbij bedrijven een grote publieke oproep plaatsen
voor consultancy en innovatie. Zo heeft BMW een
wereldwijd forum opgezet waar klanten kunnen mee-
denken over het nieuwste model. Een ander voorbeeld
is Fold-it, een game ontwikkeld door wetenschappers
om de structuur te ontrafelen van het eiwit waarmee
het HIV-virus zich vermenigvuldigt. Omdat er miljoe-
nen opties zijn, zou dit proces van ontrafelen veel te
lang duren. Door middel van het spel konden gamers
overal ter wereld verschillende opties uitproberen.
57.000 gamers deden mee en binnen tien dagen werd
de oplossing gevonden (Verbunt, 2014). Echter, niet
elke organisatie kan met haar naam of idee zomaar een
massa vrijwilligers aantrekken die graag meedenken
of meedingen naar een prijs. Daarnaast is crowdsour-
cing maar één klein facet van samen leren in open
netwerken. Nog belangrijker is het voor organisaties
om de eigen talenten van professionals en hun netwer-
ken zo optimaal mogelijk in te zetten.
Een nieuwe kijk op professionele ontwikkeling Samen leren door probleemoplossend te werken in
multidisciplinaire en dynamische groepen is een be-
langrijke competentie geworden voor de professional
van de 21e eeuw. Hierbij is een belangrijke rol wegge-
legd voor HR-managers om een nieuwe visie te ontwik-
kelen op het professionaliseringsbeleid binnen de or-
ganisatie. Professionals moeten worden ondersteund
om te kunnen werken in deze open netwerken en om
te kunnen leren van en met elkaar. Boud & Hager
(2012) benadrukken in hun veel aangehaalde visie dat
professionalisering integraal deel uitmaakt van de da-
gelijkse praktijk. Professionele ontwikkeling is een
permanent proces waarbij professionals zichzelf, hun
competenties en identiteit continu kunnen ontwik-
kelen in hun dagelijkse werkcontext:
‘Leren is een normaal onderdeel van het werk, zoals de
meeste andere sociale activiteiten. Het gebeurt door middel
van het aanpakken van de uitdagingen en problemen die
zich voordoen in de praktijk. Leren vindt niet enkel plaats
via geformaliseerde activiteiten, maar door het werken met
collega’s, op basis van expertise die nodig is op het moment
zelf. Professionals lossen problemen op door uitdagingen
op te pakken en zo hun bestaande capaciteiten geleidelijk
uit te breiden. Professionals leren vooral van en met elkaar.
Leren is een gemeenschappelijke, frequente en natuurlijke
ontwikkeling.’
Dit statement bevat een oproep aan HR-managers om
de ondersteuning rond de professionele ontwikkeling
te plaatsen binnen de sociale context waarin profes-
sionals samen werken en samen leren. Deze visie op
professionele ontwikkeling vraagt een beleid dat het
mogelijk maakt voor professionals om gemakkelijk
netwerken op te bouwen waarin ze toegang hebben tot
de juiste expertise en waarin ze de ruimte krijgen om
zichzelf te professionaliseren (De Laat, Schreurs &
Nijland, 2014).
Ondersteunen van samen leren in open netwerkenOm deze nieuwe visie op professionalisering te inte-
greren in de fundamenten van organisaties, is het
noodzakelijk om de organisatiestructuur en -cultuur
te veranderen. In dit artikel halen we drie kernpunten
aan, die onze aandacht krijgen in het onderzoek naar
het optimaal ondersteunen van open netwerken bin-
nen organisaties en waarvoor een belangrijke rol is
weggelegd voor de HR-managers (Forum, 2008):
1. Betrek de juiste mensen en bouw op bestaande
netwerken;
2. Stimuleer samenwerking;
3. Creëer een aantrekkelijke context om samen in te
werken.
1. Betrek de juiste mensen en bouw op bestaande netwerken
Om de juiste professionals te kunnen betrekken bij een
innovatie of project is het voor HR-managers zinvol
om ook zicht te hebben op de informele structuur van
de organisatie. Hoewel fl owcharts zicht geven op de
functieprofi elen en de formele communicatielijnen,
bepalen informele netwerken en onderlinge werkrela-
ties vaak het reilen en zeilen binnen een organisatie
(Cross, Parker & Borgatti, 2002). Om de juiste exper-
tise en netwerken binnen en buiten de organisatie in
kaart te brengen, kunnen HR-managers een beroep
doen op methodes om de sociale structuur binnen
organisaties in kaart te brengen, zoals Sociale Netwerk
Analyse (SNA). SNA helpt om meer zicht te krijgen op
de informele netwerkstructuren, waardoor zichtbaar
wordt wat er leeft binnen de organisatie, hoe de infor-
matie stroomt en hoe verschillende professionals of
departementen met elkaar samenwerken en leren.
Naast de formele functie nemen professionals immers
verschillende informele rollen op. In het kader van
open netwerken worden de ‘boundary spanners’ bij-
voorbeeld als belangrijke spelers gezien. Dit zijn de
professionals die zich positioneren op de grenzen bin-
nen en buiten de organisatie: relaties met externe
contacten, tussen verschillende organisatie-eenheden
of tussen verschillende functieklassen. Boundary span-
ners, ook wel brokers genoemd, kunnen kennis vanuit
hun plek naar buiten brengen en/of informatie van
andere plekken naar binnen brengen. Boundary span-
ners worden belangrijker als je open netwerken wilt
opstarten. Ze zijn er tussen verschillende organisaties
of disciplines (Akkerman & Bakker, 2012), maar je
hebt ook boundary spanners tussen medewerkers van
verschillende functies, locaties of teams. Ook andere
soorten relaties zijn belangrijk als je innovaties wilt
verwezenlijken. Zo moeten er binnen de organisatie
goede coördinatoren zijn: personen die een verbin-
dende rol hebben tussen personen van dezelfde groep.
Met SNA kun je bovendien geïsoleerde personen op
O&O / NR 2 201514
afdelingen detecteren, of juist bottlenecks: personen
waarlangs teveel informatie gaat, waardoor informatie
niet goed kan doorstromen (Cross, Parker & Borgatti,
2002) .
Figuur 1 toont een voorbeeld van een netwerkvisuali-
satie. Deze netwerkvisualisatie is het resultaat van een
onderzoek naar een organisatie met ongeveer 330
werknemers, verspreid over twee verschillende loca-
ties. De organisatie wilde transformeren van een for-
matie rond teams naar een projectgestuurde netwerk-
organisatie. Zij vroeg een sociale netwerkanalyse om
een spiegel te maken van de informele netwerkstruc-
tuur van de organisatie en daarmee de werking van de
toekomstige netwerkorganisatie te optimaliseren. De
netwerken werden in kaart gebracht rond verschil-
lende thema’s.
2. Stimuleer samenwerking
Met kennis over welke rol een medewerker op zich
neemt, kan een HR-manager deze persoon op de juis-
te manier ondersteunen en gebruik laten maken van
zijn/haar informele netwerken en bijbehorende toe-
gang tot informatie. Om samenwerking – en vooral
samenwerkend leren - te stimuleren, raadt de studie
van Cross, Parker & Borgatti (2002) HR-managers aan
de volgende elementen te ondersteunen:
• Zorg ervoor dat professionals op de hoogte zijn van
expertise, kennis, kunde en/of extern netwerk van
collega’s. Dit is noodzakelijk om de juiste personen
te kunnen benaderen. Dit is te stimuleren door het
organiseren van netwerkevents binnen de organisa-
tie, het opzetten van een informatief intranet of het
in de kijker zetten van professionals en hun unieke
expertise in een nieuwsbrief. Zorg voor gemakkelijk
en vooral snel contact tussen de juiste mensen.
Hiervoor is transparantie binnen de organisatie van
groot belang: een vlakke structuur en weinig belem-
merende hiërarchie, groepsbijeenkomsten, een open
werkplek en een ontmoetingsplek binnen het be-
drijf. Een online werkomgeving met social media
functionaliteit kan dit proces faciliteren.
• Engageer professionals om mee te denken over de
oplossing van een probleem. Pas wanneer experts
actief meedenken over lopende praktijkvraagstuk-
ken kan oplossingsgericht worden gewerkt en geza-
menlijk de nodige kennis en kunde worden gecre-
eerd. Dit kan worden ondersteund door bijvoorbeeld
online fora op te stellen rond een concreet praktijk-
vraagstuk, of door het opzetten van interne online
games rond een bepaald probleem. Ook de manier
waarop meetings worden opgezet kan probleemop-
lossend werken stimuleren: zet niet de expert cen-
traal, maar het probleem.
• Tot slot komt uit veel onderzoek naar voren dat ver-
trouwen en een veilig gevoel de belangrijkste facto-
ren zijn om samenwerkend leren te bevorderen.
Medewerkers stellen enkel vragen aan collega’s die
ze vertrouwen. Een probleem of vraagstuk voorleg-
gen is jezelf kwetsbaar opstellen, dus een gevoel van
veiligheid en vertrouwen is zeer belangrijk bij het
opbouwen van leerrelaties binnen een organisatie.
Elkaar leren kennen speelt hierin een belangrijke
rol. Veiligheid en vertrouwen komen vooral tot
stand tijdens fysieke gesprekken in meetings met
een informeel karakter.
3. Creëer een aantrekkelijke en open werkplek voor
professionals
Het stimuleren van samenwerkend leren gedijt het
beste in een open en aantrekkelijke werkplek. Wij con-
cluderen, op basis van een review studie van Vrieling,
Van den Beemt & De Laat (2015) en het onderzoek
van Schreurs e.a. (2014) dat een omgeving waar
samenwerkend geleerd kan worden vier belangrijke
dimensies omvat. Het is aan de leidinggevenden, on-
dersteund door het HRM-beleid, om hier een richting
aan te geven:
• Zoek naar een gemeenschappelijke identiteit: Een
gemeenschappelijke identiteit komt tot stand wan-
neer professionals samen een duidelijk doel voor
ogen hebben. Vooral in multidisciplinaire teams van
verschillende organisatie-eenheden is het belangrijk
om te komen tot een gemeenschappelijke identiteit.
De leidinggevende, manager of facilitator speelt
hierin een belangrijke rol. Hij/zij kan het netwerk
op regelmatige basis de spiegel voorhouden en vra-
gen: wie zijn we en waar gaan we samen naartoe?
• Creëer een doel dat relevant is voor ieders praktijk:
Het is belangrijk dat de kennis die samen gedeeld
en gecreëerd wordt, bruikbaar is voor alle profes-
sionals die betrokken zijn bij het open netwerk.
Open netwerken balanceren tussen het ontplooien
van gemeenschappelijke en lokale activiteiten waar-
in ze globale en lokale kennis genereren. Succes-
volle netwerken slagen erin om generieke kennis te
genereren die het netwerk bindt, maar tegelijkertijd
aansluiting te zoeken bij de lokale noden van de
professionals.
Figuur 1. Netwerkvisualisatie van een informeel netwerk rond het thema
Loopbaanbegeleiding
= medewerkers locatie 1 = medewerkers locatie 2
= externe contacten
De grootte van het bolletje geeft aan hoeveel medewerkers deze
persoon benaderden voor een waardevol gesprek rond het thema
Loopbaanbegeleiding.
O&O / NR 2 2015 15
VERKENNING
• Maak een duidelijke link met een domein of inte-
resse die de deelnemers bindt. Dit gedeelde domein
is het glijmiddel van de groep die kan verschillen in
visies, discipline, cultuur of taal.
• Zorg dat de professionals binnen het open netwerk
zichzelf kunnen organiseren en op een zelfregule-
rende manier van elkaar kunnen leren.
AfsluitendTermen als netwerkorganisaties, vlakke structuren,
open netwerken en zelfregulerend werken roepen
vaak het idee op dat managers en leidinggevenden
overbodig worden. Niets is minder waar. De rol van
managers en leidinggevenden is cruciaal voor het
slagen van organisaties met open netwerkstructu-
ren. In de managementliteratuur is dan ook veel te
lezen over nieuwe vormen van leiderschap, bijvoor-
beeld transformationeel, inspirerend, ondersteu-
nend of persoonlijk leiderschap. Controle is bijna
onmogelijk in dynamische en netwerkgerichte orga-
nisaties, dus is er een andere visie op leiderschap
nodig. Een gedegen visie neerzetten over leider-
schap vereist zonder twijfel een heel nieuw hoofd-
stuk. Daarom beperken we ons hier tot ons advies
aan managers, HRM-afdelingen en leidinggevenden
die geïnteresseerd zijn in samenwerkend leren bin-
nen een organisatie, om de hierboven geschetste
elementen in acht te nemen en hun eigen visie en
praktijk te laten spreken om te zorgen voor een
open, dynamische en veilige werkplek waar werkne-
mers samen met andere professionals van binnen
en buiten de organisatie kunnen werken aan de
ideeën van de toekomst. De rol van HR-managers
en leidinggevenden is om dit proces in de vorm van
‘sponsorship’ te faciliteren en te ondersteunen
(Büchel & Raub, 2002). •
Dr. Antoine van den Beemt werkt als
universitair docent bij de Eindhoven School of
Education (TU/e) en heeft als onderzoeksgebied de
professionele ontwikkeling van leraren, met speciale
aandacht voor leren met ICT en netwerkleren.
Prof. Dr. Maarten de Laat is als hoogleraar
Professionaliseren in sociale netwerken verbonden aan
het Welten-instituut van de Open Universiteit. Hij
geeft leiding aan het onderzoeksprogramma Sociaal
leren. E-mail: [email protected]
Bieke Schreurs MSc is promovenda aan het
Welten-instituut van de Open Universiteit. Zij
onderzoekt en begeleidt organisaties bij het
optimaliseren van het (sociaal) leren van professionals
op de werkplek. E-mail: [email protected]
Literatuur- Akkerman, S.F. & A. Bakker (2012). Het leerpotentieel van
grenzen: ‘Boundary crossing’ binnen en tussen
organisaties. Opleiding & Ontwikkeling, 25(1).
- Boud, D. & P. Hager (2012). Re-thinking continuing
professional development through changing metaphors
and location in professional practices. Studies in
Continuing Education, 34(1), 17-30.
- Büchel, B. & S. Raub (2002). Building knowledge-creating
value networks. European Management Journal, 20(6),
587-596.
- Cross, R., A. Parker & S.P. Borgatti (2002). A bird’s-eye
view: Using social network analysis to improve knowledge
creation and sharing. IBM Institute for Business Value,
1669-1600.
- Forum (2008). Leading Across Boundaries: Up, Down,
Across, and Outside Your Organization. Research
Summary. Verkregen op 7 april 2015 op
http://www.forum.com/_assets/download/
eff15389-eb68-43ca-b90c-3060a0edc3d2.pdf
- Laat, M.F. de, B. Schreurs & F. Nijland (2014). Communi-
ties of practice: Balancing openness, networking and
value creation. In R.F. Poell, T.S. Rocco & G.L. Roth (Eds.),
Wordt vervolgd…Veel technologische middelen kunnen worden
ingezet om samen werken en leren in open net-
werken te ondersteunen. In de volgende O&O
beschrijft René Jansen (internetstrateeg en ver-
halenverteller bij Winkwaves) over de impact die
social enterprise software kan hebben op de wijze
waarop professionals samen werken en leren in
een sociale context. Bijvoorbeeld: door te vertel-
len wat je doet en successen te delen, creëer je
ruimte om te innoveren. Wat is nodig om dit in
organisaties te laten werken?
The Routledge companion to human resource
development. London: RoutledgeForum, 2008.
- Schreurs, B., A. van den Beemt, F. Prinsen, G. Witthaus,
G. Conole & M. de Laat (2014). An investigation into
social learning activities by practitioners in open
educational practices. The International Review of
Research in Open and Distributed Learning, 15(4).
- Verbunt, E. (2014, Oktober 17). Crowdsourcing, wat kun
je ermee? 5 inspirerende voorbeelden. Verkregen op 8
april, 2014 via http://www.frankwatching.com/
archive/2014/10/17/crowdsourcing-wat-kun-je-er
mee-3-inspirerende-voorbeelden/
- Vrieling, E., A. van den Beemt & M. de Laat (2015,
accepted). What’s in a name: Dimensions of Social
Learning in Teacher Groups. Teacher & Teaching:
Theory in Practice.
Management SummerclassesVerbreed uw managementskills en ga na de zomer weer geïnspireerd aan de slag!
Een uiterst zorgvuldig samengesteld curriculum van maar liefst 7 praktische summer-classes door de beste hoogleraren en docenten van de Nyenrode Business Universiteit, samengesteld in nauw overleg met Elsevier. Kortom kwaliteit en actualiteit gegarandeerd.
Meer informatie over de summerclasses en inschrijven:
Dit programma is een initiatief van Elsevier in samenwerking met Nyenrode Business Universiteit.
18 t/m 20 augustus en 24 t/m 27 augustus 2015 aan de Nyenrode Business Universiteit
www.elsevierlive.nl/summerclasses
VersterktTeam performance
Feedback tool voor nieuw gedrag
O&O / NR 2 2015 17
aan de hand van vier spanningsvelden die Wierdsma
(2014) beschreven heeft.
Performanceondersteuning en gedrag (leren en presteren)
Hierbij leggen we de focus op de directe koppeling van
gedrag aan prestatie (performance). Eerst wordt vast-
gesteld welk gedrag ‘kritiek is voor het realiseren van
de organisatiedoelen’. Dan wordt bepaald hoe dit ge-
drag in de werkcontext kan worden aangeleerd. Vol-
gens Ajzen (2009) is het hierbij van belang om de in-
tentie tot gedragsverandering te versterken én om een
brug te slaan tussen intentie en gedrag. Hij stelt dat
de intentie om gedrag te veranderen afhangt van drie
factoren:
• Staat de medewerker achter de beoogde gedragsver-
andering;
• Is er een stimulerende werkomgeving (reageren col-
lega’s positief op het nieuwe gedrag);
Werkend leren; 70:20:10De term 70:20:10, die door Jennings is geadopteerd, vindt zijn
oorsprong in een onderzoek van McCall, Eichinger & Lom-
bardo. Zij ontdekten dat de lessen die succesvolle en eff ectieve
managers hebben geleerd voor 70% zijn terug te voeren op
ervaring in uitdagend werk, voor 20% op uitwisseling met
collega’s (meestal hun manager) en voor 10% op training en
andere formele leeractiviteiten. Jennings presenteert 70:20:10
als een andere wijze van kijken naar werken en leren. Volgens
hem hebben we een paradigmaomslag nodig van 10:20:70
naar 70:20:10. Jennings benadrukt dat het niet om de exacte
getalletjes gaat, maar om de invalshoek. In dit artikel gebrui-
ken we de termen 70:20:10 en ‘werkend leren’ door elkaar.
Wij ervaren 70:20:10 (werkend leren, zie kader) als een
handige kapstok, maar de theoretische onderbouwing
is mager. Er zijn concepten beschikbaar, onder andere
vanuit de organisatieverander- en leertheorieën, die
70:20:10 kunnen versterken én die ervoor kunnen
zorgen dat de beloften van deze benadering uit de verf
komen. In dit artikel laten we eerst zien hoe we
70:20:10 hebben verbonden met de betreff ende theo-
rieën. Vervolgens beschrijven we de praktische verta-
ling van die verbinding in corporate programma’s voor
individuele competentieontwikkeling, waaronder
‘Strengthen your personal leadership’ van de KLM-
academy. Daarna refl ecteren we op onze ervaringen in
deze programma’s, waarbij de spanning zichtbaar
wordt tussen het uitgangspunt van ‘werkend leren’ en
academy-trajecten die primair vanuit het leer- en ont-
wikkelperspectief in het leven zijn geroepen. Ten
slotte geven we aan wat dit betekent voor verdere ont-
wikkeling van 70:20:10 vanuit het perspectief van een
corporate academy.
Conceptuele versterking van 70:20:10In onze visie kan 70:20:10 het leren in organisaties
verder brengen op drie gebieden. Ten eerste kan wer-
kend leren de verbinding tussen leren en presteren
versterken. Gedragsverandering en performancever-
betering worden dan gekoppeld. De theorieën van
Ajzen (2009) en Bandura (1997) over gedragsverande-
ring bieden daarbij handvatten. In de tweede plaats
nodigt 70:20:10 uit om de leermogelijkheden van de
werksituatie optimaal te benutten. Daarbij is het soci-
aal constructivisme behulpzaam. Ten slotte impliceert
‘leren in het werk’ dat er geen transfer meer nodig is
van een leersituatie ‘off the job’ naar de werkpraktijk.
Wat dit betekent voor het leerproces verhelderen we
Werk maken van 70:20:10
De 70:20:10-benadering van Jennings staat niet voor niets in de belangstelling
van corporate academies. 70:20:10 belooft de koppeling tussen leren en preste-
ren te versterken, de rijke leermogelijkheden van de werksituatie te benutten en
een einde te maken aan het transfervraagstuk. Kortom, meer businessimpact
tegen minder kosten. Maar hoe maak je deze beloften waar?
Hugo Hoetink & Kas Burger
CASUS
O&O / NR 2 201518
• Maakt de medewerker een positieve inschatting van
zijn vermogen om zich het nieuwe gedrag eigen te
maken (self-effi cacy).
Bandura (1997) beschrijft in zijn theorie over self-
effi cacy dat drie factoren bevorderlijk zijn voor een
positieve inschatting:
• De aanwezigheid van een collega of leidinggevende
die een voorbeeld geeft van het gevraagde gedrag;
• Het nemen van kleine succesvolle stappen in de
richting van het gevraagde gedrag;
• Het ontvangen van directe feedback. Dit biedt aan-
dacht en/of waardering voor het nieuwe gedrag en
het geeft richting en houvast om het leerproces suc-
cesvol voort te zetten.
De koppeling tussen intentie en gedrag wordt sterker
wanneer in het leerproces een ‘stok achter de deur’ is
ingebouwd, bijvoorbeeld door met jezelf en iemand
anders een contract te sluiten over de voorgenomen
gedragsverandering. Ook is het van belang dat je re-
gelmatig ‘getriggerd’ wordt om aan je leerdoel te den-
ken en er iets mee te doen. Zo blijft het leerdoel op de
voorgrond en verdwijnt het niet onder de veelheid van
urgente zaken die in het werk aandacht vragen. Sa-
menvattend kun je stellen dat bijna alle door Ajzen en
Bandura genoemde factoren die gedragsverandering
en performanceverbetering bevorderen, beter gereali-
seerd kunnen worden in het werk en in de uitwisseling
tussen collega’s (de 70% en de 20%) dan in formele
leeractiviteiten buiten het werk (de 10%). Hun bena-
deringen onderschrijven dus het belang van de 70%
en de 20% en geven er tegelijkertijd invulling aan (zie
Figuur 1).
Leren in verbinding
Het sociaal constructivisme brengt het leren in ver-
band met het betekenis geven aan ervaringen. De me-
dewerker refl ecteert op zijn ervaringen en geeft er een
waarde aan. Zo bouwt de medewerker aan nieuwe
competenties door zelf verbanden te leggen. Hierbij is
de interactie met collega’s van groot belang. Hun vra-
gen, hun voorbeeldgedrag, hun feedback en hun ad-
viezen stimuleren dit proces. Juist in de ‘hitte van de
strijd’, rond de dilemma’s die zich in het werk voor-
doen, kan deze uitwisseling vruchtbaar worden. Op
deze manier worden werksituaties optimaal benut als
‘brandstof’ voor het leerproces. Ook vanuit het sociaal
constructivistisch perspectief komt dus het belang van
de 70% en de 20% scherp naar voren.
Voeten in de klei
In de werkomgeving bestaan verschillende spannings-
velden die van invloed zijn op leren en presteren
(Wierdsma, 2014).
• Succes vraagt samenwerking en concurrentie, ook
binnen het bedrijf;
• Het belang van professionaliteit stijgt en de profes-
sionele ruimte wordt ingeperkt door verantwoor-
dingsdruk;
• Vakmanschap wordt belangrijker en de tijd voor
ontwikkeling ontbreekt;
• Mensen zijn regisseur van hun eigen leven en
worden steeds kwetsbaarder.
Het steeds weer vinden van een balans in deze span-
ningsvelden is in organisaties een voorwaarde voor
duurzaam succes. Het werk is de enige plaats waar je
dit kunt leren, met je voeten in de klei. Alleen door je
leerdoel te vertalen in acties binnen de werkpraktijk,
leer je wat er nodig is om het leerdoel te realiseren en
bij te dragen aan het succes van de organisatie. Wer-
kend leren betekent dus niet alleen dat je oefent met
nieuw gedrag en refl ecteert op je ervaringen, maar ook
dat je leert om daar tijd voor in te ruimen, om de juis-
te collega’s bij je leerproces in te schakelen, dat je goe-
de condities creëert om kwetsbaar te kunnen zijn en
dat je op een handige manier ruimte creëert binnen de
regel- en verantwoordingsdruk om iets nieuws uit te
proberen. Deze leerervaring met je voeten in de klei is
precies wat je niet kunt bieden in een ‘off the job’ leer-
interventie waarin een transfervraagstuk ontstaat. Bij
70:20:10 is ‘transfer’ volledig verweven met het leer-
proces en verliest het zijn betekenis als apart begrip.
Van conceptuele versterking naar ontwerpregels
Het is een kleine stap om uit deze concepten een set
van ontwerpregels (design rules) af te leiden voor het
ontwerpen van programma’s voor individuele compe-
tentieontwikkeling op basis van 70:20:10:
• Bepaal vanuit businessperspectief welk nieuw
gedrag nodig en succesvol is (leren en presteren, stok
achter de deur, beloning);
• Formuleer binnen dat kader je eigen leerdoel;
• Koppel je leerdoel aan een meetbaar businessdoel;
• Vertaal je leerdoel in kleine concrete stappen in het
werk (small wins);
• Organiseer jouw stok achter de deur;
• Bouw triggers in om je aan je leerdoel te herinneren;
• Creëer je eigen leercontext; kies rolmodellen en
supporters in je werkomgeving;
• Organiseer ruimte voor zelfrefl ectie;
• Organiseer feedback (aandacht, waardering, beloning).
Figuur 1. Model voor de concretisering van de 70:20:10 benadering
Intention
Adapted from Icek Ajzen (2006)
Subjective norm(Werk omgeving)
Small wins
Triggers
FeedbackModelling
Attitude regarding (new)
behavior
PerceivedBehavioral
Control(Self-efficacy)
Adapted from Bandura (1997)
(Work)Behavior
Carrots and sticks(Beloning)
(Stok achter de deur)
O&O / NR 2 2015 19
CASUS
Uit deze design rules komt in onze visie een
overkoepelende ontwerpregel naar voren;
• Begin te ontwerpen vanuit de 70% en de 20%, en
kijk dan wat er eventueel in de 10% nodig is om het
leren in het werk te faciliteren.
Praktische vertalingWe beschrijven nu hoe we de genoemde design rules
concreet hebben uitgewerkt in corporate programma’s
voor individuele competentieontwikkeling (zie Figuur 2).
KLM-academy kent in haar programma-aanbod
drie kolommen: leading yourself, leading others en
knowing the business. ‘Strengthen your personal lea-
dership’ is een programma in de kolom ‘leading
yourself ’ voor managers en specialisten. Voor deze
groep heeft de academy in afstemming met de busi-
ness een aantal performanceaspecten vastgesteld:
• Medewerker pakt eigen leiderschap op ten aan-
zien van zijn werkpakket en komt met initiatie-
ven voor veranderingen, verbeteringen. Mede-
werker zet afdeling in beweging, neemt stelling
in discussies, zet een koers uit. Geeft feedback
aan collega’s en leidinggevenden over dat wat
beter en anders kan.
• Medewerker toont lef, creativiteit en denkt out
of the box: is zodoende altijd gericht op continue
procesoptimalisatie. Werkt hierbij over de gren-
zen van de eigen afdeling.
KLM-academy hanteert 70:20:10 als één van de
uitgangspunten voor haar programma’s. In dit ar-
tikel gaan we alleen in op die elementen die we -
onder andere bij dit programma - hebben ingezet
ter versterking van de ‘70%’ en de ‘20%’.
Bepaal vanuit businessperspectief je leerdoel
De start van het traject is een kick-off bijeenkomst met
de trainer, de deelnemers en hun leidinggevenden.
Hier geven we de deelnemers en hun managers de vol-
gende vragen mee: Welke vraagstukken liggen er in het
werk? Welke bijdrage wordt daarbij gevraagd van de
deelnemer? Past dit bij zijn kwaliteiten en ambities?
Welk leerproces heeft de deelnemer nodig om die bij-
drage te leveren? Kan deelname aan het programma
daarbij helpen en, zo ja, hoe? Welk meetbaar business-
resultaat levert de ontwikkeling van de deelnemer op?
Zo krijgt de manager een groot belang om zijn rol in
het leerproces te vervullen, onder andere door tijd be-
schikbaar te stellen. Verder geeft de focus op het busi-
nessdoel een extra dimensie aan de beloning die in het
verschiet ligt. Hoe mooi is het als je op het eind niet
alleen waarneembare stappen hebt gemaakt in je com-
petentieontwikkeling, maar ook het businessdoel –
bijvoorbeeld: performanceverbetering van het team
waaraan je leiding geeft – is gehaald?
Formuleer je eigen leerdoel (binnen de kaders van de business)
In een persoonlijk intakegesprek, kort na de kick-off ,
helpt de trainer de deelnemer om zijn leerdoel aan te
scherpen. Wij nodigen deelnemers uit om dit te doen
in hun eigen taal. Vooraf heeft de deelnemer feedback
verzameld bij zijn leidinggevende, collega’s en (interne)
klanten. Kernvragen in het intakegesprek zijn: Waar-
om wil je dat leren? Wat levert het jou op? Voor welk
businessdoel is het nodig dat je dit leert? Tijdens de
formele leerbijeenkomsten (stops) komen deze vragen
terug. Daarbij komen ook de belemmeringen in beeld
(bijvoorbeeld in de vorm van remmende overtuigin-
gen). We geven deelnemers persoonlijke feedback, tips,
opdrachten en oefeningen om deze belemmeringen los
te laten of te hanteren, zodat het perspectief op de
opbrengst helder blijft.
Vertaal je leerdoel in kleine concrete stappen in het werk
Gedurende het hele traject, vanaf de kick-off bijeen-
komst, vragen we van deelnemers om tweewekelijks
hun leerdoel te vertalen in een concrete actie. Op deze
manier knipt de deelnemer het grote leerdoel op in een
aantal tussenstappen. Door deelnemers al ruim voor
de eerste trainingsbijeenkomst in actie te zetten, ligt
het accent meteen op doen, ervaren en refl ecteren in
het werk (70%) en minder op de formele leerbijeen-
komsten (10%).
Organiseer een stok achter de deur
Rond elke actie maakt de deelnemer de afspraak met
een buddy uit de leergroep of een mentor uit zijn werk-
omgeving om kort verslag te doen en daarop feedback
te krijgen. Dit werkt als een stok achter de deur, maar
ook als een beloning. Elke actie levert op zijn minst
aandacht op en in veel gevallen ook waardering en
bruikbare feedback om de volgende keer nog succesvol-
ler te zijn. Ook de leidinggevende van de deelnemer
heeft hierbij een belangrijke rol, door bijvoorbeeld in
een tweewekelijks bilateraal overleg consequent de
acties te agenderen.
Voor de uitwisseling van acties en feedback stellen wij
een app beschikbaar waarmee de deelnemer direct na
de actie feedback kan ontvangen, waardoor het belo-
ningseff ect nog sterker wordt.
Aan het begin van het traject geven we de deelnemers
de opdracht om tijdens de slotbijeenkomst een indivi-
duele presentatie te geven over hun doelen, de stappen
die ze genomen hebben en de eff ecten daarvan op de
ontwikkeling van competenties en ook op de business.
Deze opdracht werkt als stimulans en als stok achter
de deur om naar een prachtige presentatie toe te wer-
ken.
Bouw triggers in om je aan je leerdoel te herinneren
Tijdens formele leeractiviteiten (stops) creëren we mo-
menten van inzicht waarin de deelnemer het verband
ziet tussen zijn leerproces en de opbrengst daarvan.
Tijdens het dagelijkse werk vertroebelt dit inzicht door
de talloze zaken die ook om aandacht vragen. Daarom
vragen we deelnemers bewust ‘triggers’ in te bouwen,
waardoor het perspectief op de beloning helder blijft.
Dit kan bijvoorbeeld door regelmatig te sparren met
een mentor die een inspirerend voorbeeld is in het
O&O / NR 2 201520
gedrag dat je wilt leren. Daarnaast zijn de notifi caties
vanuit de app een trigger.
Creëer je eigen leercontext: rolmodellen en supporters in je
werkomgeving
Wij vragen deelnemers een mentor te kiezen en aan te
haken bij hun leerproces. De mentor is belangrijk als
bron van aandacht, feedback en waardering (beloning)
en als inspirerend voorbeeld (trigger) en als stok achter
de deur. Een mentor is zodoende onderdeel van een
stimulerende werkomgeving, waardoor de intentie om
gedrag te veranderen sterk blijft. Hij is ook een ver-
trouwenspersoon met wie de deelnemer zijn kwets-
baarheid kan delen. Voor de mentoren organiseren we
een lunchbijeenkomst om hen handvatten te geven
voor hun rol.
Ook de leidinggevende vormt een belangrijk onderdeel
van de leercontext. Een leidinggevende kun je in veel
situaties niet kiezen, maar de deelnemer kan wel be-
vorderen dat de leidinggevende voor hem een stimu-
lerende rol vervult. In onze visie hoeft de leidingge-
vende geen ‘coach’ te zijn van de medewerker. Hij
managet het leerproces van de medewerker net zoals
hij andere processen managet, namelijk door goede
voorwaarden te scheppen. Hij zorgt voor Richting
(Businessresultaten en competentieontwikkeling),
Ruimte, Ruggensteun en Regelmaat (voortgangsbewa-
king). Wij vragen van deelnemer en leidinggevende om
afspraken te maken over hoe zij samen deze 4R’s vorm-
geven. Tijdens de kick-off geven we tips en handvatten
om deze afspraken op een stimulerende manier in te
vullen.
Organiseer ruimte voor zelfrefl ectie
Wij geven deelnemers de opdracht om een ritme van
zelfrefl ectie aan te brengen in hun werk. Dit is van
belang om het zicht op het leerdoel (en de beloning)
helder te houden. Zelfrefl ectie is het proces waarin de
deelnemer vanuit alle ervaringen en feedback een voor
hemzelf zinvol verhaal construeert, dat perspectief
geeft op een aantrekkelijk eindresultaat en op de vol-
gende stap (actie).
Organiseer feedback; aandacht, waardering en beloning
In de stops besteden we aandacht aan het geven, ont-
vangen en vragen van feedback. Dit is een belangrijk
aspect van lerend vermogen. Het ritme ‘twee weken,
één actie’ vraagt van deelnemers om in het werk regel-
matig feedback te vragen en te verzamelen. Bronnen
van feedback zijn de mentor, de leidinggevende, maar
ook andere collega’s. De trainer en mededeelnemers
vormen eveneens een belangrijk klankbord. De app is
een hulpmiddel om feedback te vragen en te ontvan-
gen in het dagelijkse werk.
De rol van de trainer
Het uitwerken van de ontwerpregels heeft ook conse-
quenties voor de rol van de trainer. Binnen zijn rol als
leerbegeleider, in persoonlijke gesprekken en trainings-
bijeenkomsten (de ‘10%’), komt het accent te liggen op
het ‘onder water gedeelte’ van de ijsberg. Vooral de
persoonlijke drijfveren en belemmeringen van de deel-
nemers zijn dan aan de orde. Dit aspect van het leer-
proces is het moeilijkst over te dragen. Een aantal as-
pecten van de trainersrol - zoals het geven van
adviezen en tips - verschuift wel naar de mentor, lei-
dinggevende en groepsgenoten (oftewel: de ‘20%’ en
de ‘70%’). Hierbij verschijnt de trainer dan als ‘regis-
seur’ om deze spelers kaders en handvatten te geven
voor hun rol.
Ervaring en refl ectieWe beschrijven nu onze ervaring en refl ecties met be-
trekking tot het ontwerp van het programma. Hieruit
komen twee aandachtspunten naar voren: ‘lerend ver-
mogen’ en een ‘mindshift voor managers’. Ten slotte
gaan we in op de kansen voor corporate academies.
Lerend vermogen
Deelnemers rapporteren dat in het programma vele
triggers zijn ingebouwd om tijdens het werk met hun
leerdoelen bezig te blijven. Eff ectief zijn vooral de af-
spraken met groepsgenoten en mentoren, en de im-
pulsen die de trainer geeft (tijdens bijeenkomsten en
via de app) om in het werk acties uit te voeren. Tege-
lijkertijd zien we aanknopingspunten voor verbetering.
Deze manier van leren doet bij deelnemers een sterk
beroep op het managen van hun eigen leerproces in
het werk (lerend vermogen). De denkwijze en de vaar-
digheden die hiervoor nodig zijn vragen meer aandacht
dan wij hadden ingeschat, vooral bij het hanteren van
de spanningsvelden die Wierdsma (2014) noemt. Wer-
kend leren vraagt om regelmatig schakelen van actie
naar refl ectie, en weer terug. De vragen: ‘Hoe creëer ik
in mijn drukke agenda tijd en aandacht voor refl ectie
en het plannen van nieuwe acties?’ en ‘Hoe kies of
creëer ik situaties om te oefenen in de praktijk die wel
uitdagend zijn, maar waar ik toch niet te kwetsbaar
ben?’ blijven deelnemers bezighouden. Ook zien we
dat deelnemers bij het schrijven van blogs over hun
acties (in de app) de neiging hebben zich te verant-
woorden, in plaats van de ruimte te nemen voor refl ec-
tie. Onze conclusie is dat het hanteren van de genoem-
Online community + app.
Lerend vermogen (leren, leren)
Lunchmentoren
Werken en Leren plannen en uitvoeren van acties
Bijeenkomst 1Kick-off EindpresentatieBijeenkomst 2
Werkend leren programma (academy)
Mentor + Coach en uitwisseling met de Leidinggevende
70%
10%
20%
Persoonlijkresultaat
Businessresultaat
Intakegesprek
Eind gesprek
Gesprek met leidinggevende
Figuur 2. Opbouw van een leertraject op basis van werkend leren
O&O / NR 2 2015 21
CASUS
de spanningsvelden meer expliciet aan bod moet
komen in de bijeenkomsten. Dit heeft tot gevolg dat
binnen de 70:20:10–aanpak ook de invulling van de
10% zal blijven veranderen. De aandacht zal verder
opschuiven van inhoud naar lerend vermogen. De in-
houd (het verwerven van inzichten, feedback en tips
ten behoeve van competentieontwikkeling) krijgt nog
meer dan voorheen een plek binnen de 20% en de
70%.
Mindshift voor managers
Bij het hanteren van de spanningsvelden speelt de
manager van de deelnemer een belangrijke rol.
Hij kan een waardevolle ‘trigger’ en een ‘stok achter de
deur’ zijn bij het schakelen tussen actie en refl ectie;
juist het punt waar deelnemers hulp nodig hebben.
Onze waarneming is dat veel managers deze kans on-
voldoende benutten. Managers zijn welwillend bij het
bieden van Ruimte en Ruggensteun, maar terughou-
dend in het geven van sturing bij het ‘leren tijdens het
werk’. Het idee leeft dat competentieontwikkeling
vooral een proces van de deelnemer is, aangestuurd
vanuit de academy. Leren en presteren blijven zo ge-
scheiden domeinen van waaruit men elkaar zoveel
mogelijk met rust probeert te laten. De verbinding
tussen leren en presteren wordt wel ‘bovenlangs’ ge-
legd, bij het bepalen van doelstellingen voor het pro-
gramma door de academy in overleg met de business,
maar niet ‘onderlangs’, in de 70%, waar deelnemers
dagelijks aan het werk zijn. Het blijft lastig om de lei-
dinggevende van de deelnemer bij het programma te
betrekken. Deze formulering weerspiegelt het pro-
bleem, er moet kennelijk iets met (be)trekken plaats-
vinden. Het gaat niet vanzelf. Hierin manifesteert zich
ook de spanning tussen een academy programma als
interventie vanuit de ‘leerwereld’ en 70:20:10. Onze
les hieruit is dat we er nog scherper op moeten sturen
dat businessvraagstukken het vertrekpunt zijn voor
de leerdoelen van deelnemers. Dan krijgt de manager
een natuurlijk belang om sturing te geven aan werkend
leren. Een praktische invulling hiervan kan zijn dat
deelnemer en leidinggevende een businesscase over-
eenkomen als entreevoorwaarde voor het programma.
Leidinggevenden maken dan nog veel gerichter ge-
bruik van academy programma’s ter ondersteuning van
hun businesstargets. Op deze manier lokt 70:20:10
een ‘mindshift voor managers’ uit, waarbij zij leren en
presteren gaan zien als één geheel.
Kansen voor corporate academiesWe zien in veel organisaties dat het actief sturen op
leren tijdens het werk nog niet vanzelfsprekend binnen
het blikveld van managers valt. Hier ligt een taak en
een perspectief voor corporate academies. Zij kunnen
met hun programma’s alle lagen van de organisatie
bereiken en het managen van leerprocessen als een
van de kernopgaven van leiders defi niëren.
We merken dat er binnen het kader van een corporate
academy programma grenzen zitten aan het ‘leren bin-
nen de context’, wat een cruciaal element is van
70:20:10. Academies zouden vanuit dit perspectief nog
een grotere rol moeten spelen in het stimuleren en
faciliteren van het leren in teams. Bij teamleren ligt de
verbinding tussen presteren en leren voor het grijpen,
evenals het organiseren van directe feedback, de be-
trokkenheid van de leidinggevende en het ‘leren van
elkaar’.
Al met al vraagt de toekomst van 70:20:10 om een vol-
gende paradigmashift, zowel bij de HRD-professional
als bij de manager (Hamel, 2012). De stap om het leren
te wortelen in de vraagstukken van het werk staat nu
volop in de aandacht en wordt op vele plaatsen, zij het
nog schoorvoetend, gezet. De volgende stap is om het
werk zelf te organiseren als een proces waarin leren en
presteren elkaar versterken (Sheridan, 2013). Al sinds
de jaren ’90 weten we dat het informele leerpotentieel
van het dagelijkse werk enorm is. De 70:20:10-bena-
dering daagt ons uit om dit potentieel doelgericht te
benutten. Dit gaat niet vanzelf. Het vraagt focus van
het management, niet alleen bij de aansturing maar
ook bij het ontwerp van werkprocessen. Refl ectie, dia-
loog en experiment worden dan vanzelfsprekende pro-
cesstappen. Zo creëren we, zoals Wierdsma bepleit, een
balans waarbinnen professionals zich optimaal kunnen
ontwikkelen ten behoeve van hun organisatie en haar
bijdrage aan de maatschappij en andere stakeholders.
Voor corporate academies betekent deze visie op
70:20:10 dat hun rol nog meer toegroeit naar adviseren
bij het ontwerp van werkprocessen en het begeleiden
van verandertrajecten. •Literatuur- Ajzen I. & M. Fishbein (2009). Predicting and Changing Behavior: The
Reasoned Action Approach. New York: Psychology Press.
- Bandura, A. (1997). Self-Effi cacy: The Exercise of Control. New York:
Freeman.
- Hamel, G. (2012). What matters now: how to win in a world of relentless
change, ferocious competition, and unstoppable Innovation. San Francisco:
Jossey & Bass.
- Jennings, C. (2014). www.702010forum.com
- Sheridan, R. (2013). Joy, Inc. How we built a workplace people love. New
York: Penguin.
- Wierdsma, A. (2014). Vrij-moedig positie kiezen: moreel leiderschap in vitale
netwerken. Breukelen: Nyenrode Business Universiteit.
Kas Burger MSc is als adviseur werkzaam
bij CasCas, leren en veranderen in het werk.
E-mail: [email protected]
Drs. Hugo Hoetink is senior trainer en
adviseur bij Horizon Training & Ontwikkeling.
E-mail: [email protected]
Bedrijfskunde voor HRCOLLEGEREEKS
Verhoog nu uw invloed als HR manager in de organisatie!
Als HR professional wordt u voortdurend geconfronteerd met STRATEGISCHE PARADOXEN in uw organisatie. U moet inzicht
hebben in de BEDRIJFSKUNDIGE FACTOREN die voor het management van belang zijn. De HR functie zelf is ook in beweging. Het
toepassen van NIEUWE TECHNOLOGIE en het integreren van data analyses zijn grote uitdagingen waar HR de komende jaren
voor staat. Tegelijkertijd heeft u en uw organisatie VERNIEUWINGSKRACHT nodig om deze veranderingen te kunnen realiseren.
Deze collegereeks geeft u handvatten en inzichten:
• Leer bedrijfskundige doelstellingen omzetten naar HR-doelstellingen
• Genereer een bijdrage aan de vernieuwingskracht van uw organisatie
• Ontwikkel u tot strategisch business partner
7 september t/m 12 oktober 2015 | Nyenrode Business Universiteit, Breukelen
www.penoactueel.nl/academy
HR StrategieBob de Wit7 september 2015
CO
LLEG
E 1
CO
LLEG
E 3
CO
LLEG
E 5
CO
LLEG
E 2
CO
LLEG
E 4
CO
LLEG
E 6
Effectief investeren in mens en organisatieKees Kouwenhoven21 september 2015
Uw ontwikkeling tot strategisch businesspartnerMartijn Hulshof5 oktober 2015
Financieel ManagementDennis Vink14 september 2015
De kracht van het "nieuwe organiseren"Jelle Dijkstra28 september 2015
De bijdrage van HR aan de vernieuwingskracht in de organisatieJeff Gaspersz12 oktober 2015
O&O / NR 2 2015 23
ONDERZOEK
Voor de HRD-professional moet het als muziek in de
oren klinken: gebruik kunnen maken van de kennis
die in de hoofden van medewerkers reeds aanwezig is.
Niet alleen gaat het om kennis die verkregen is door
scholing, het betreft met name ook werk- en levenser-
varing. Vooral de oudere medewerker heeft meer scho-
ling en ervaring en kan zo een grote bijdrage leveren
aan de kennisontwikkeling van de organisatie. Hier-
voor zal de kennis gedeeld moeten worden en dit blijkt
niet voor iedereen vanzelfsprekend te zijn.
Over oudere medewerkers heersen - naast de positieve
beelden (veel ervaring en kennis) - ook negatieve beel-
den (zoals vastgeroest zijn). Mede door deze negatieve
beeldvorming zijn oudere medewerkers niet altijd be-
reid om hun kennis en ervaring met collega’s te delen.
Dit vanuit het idee dat de informatie door de ontvan-
ger niet relevant kan worden gevonden en daardoor
schade aan de reputatie van de oudere medewerker
brengt, betreff ende zijn expertise (Bock, Zmud, Kim
& Lee, 2005). Tegelijkertijd blijkt bijvoorbeeld uit on-
derzoek onder succesvolle oudere politieagenten, dat
in de praktijk van het dagelijkse werk de oudere mede-
werker juist zijn kennis en ervaring in wil zetten in de
samenwerking met collega’s (De Blouw & Kolkhuis
Tanke, 2014).
Oudere leerkrachten in het basisonderwijsIn dit artikel beschrijf ik een onderzoek dat is uitge-
voerd in teams van basisscholen. In het basisonderwijs
neemt het aantal oudere leerkrachten snel toe. Ener-
zijds komt dit door een verhoging van de pensioen-
leeftijd; iedereen moet langer doorwerken. Anderzijds
is het dalende aantal leerlingen hierop van invloed.
Doordat er minder leerkrachten nodig zijn, stromen
er geen nieuwe jonge leerkrachten in. Uit cijfers van
het Centraal Planbureau 2013 blijkt dat 36% van de
leerkrachten ouder dan 50 jaar is. Dit percentage zal
de komende jaren toenemen. De gemiddelde leeftijd
van het team stijgt daardoor.
Uit een onderzoek naar het functioneren van teams
en de gemiddelde leeftijd van de teamleden, blijkt dat
oudere werknemers een toegevoegde bijdrage kunnen
leveren aan de kennis en ervaring in het team (Gellert
Moeite doen voor kennis die voor het grijpen ligt
Delen oudere medewerkers in dezelfde mate kennis en ervaringen als hun
(jongere) collega’s? En welke positie nemen zij in, in netwerken waarin kennis
wordt gedeeld? Dit artikel bespreekt een onderzoek dat is uitgevoerd binnen
het primair onderwijs.
Pauline Schröder - de Boer
Ga naar www.xperthr.nl voor een artikel over
Generatieleren en over Duurzaam leren.
Kader 1. Onderscheiden netwer-ken in schoolteams voor primair onderwijs
(Moolenaar, Sleegers, Karsten & Daly, 2012)
Netwerk Vraag
Discussie Met wie praat je over het werk?
Advies Aan wie vraag je advies over het werk?
Samenwerking Met wie werk je graag samen?
Pauze Met wie breng je de pauze door?
Persoonlijk Met wie bespreek je persoonlijke
onderwerpen?
Contact buiten werk Wie spreek je soms buiten het werk?
Vriendschap Wie beschouw je als een vriend?
O&O / NR 2 201524
& Kuipers, 2008). Dan moet deze kennis en ervaring
wel met het team gedeeld worden. De vraag in het hier
beschreven onderzoek is of de oudere leerkracht dit
ook doet. De oudere leerkracht is immers gewend om
met de deur dicht, alleen in de eigen klas te werken.
Ook is in het onderzoek geprobeerd om inzicht te krij-
gen in de onderliggende redenen voor het in mindere
of meerdere mate participeren van de oudere leer-
kracht in het delen van kennis met collega’s.
Allereerst wordt hier de sociale netwerktheorie, ge-
bruikt om het netwerk van kennisdelen in het team in
kaart te brengen, uiteengezet. Vervolgens wordt de
opzet van het onderzoek beschreven en wordt stilge-
staan bij de positie van de oudere medewerker in dit
kennisnetwerk. Tevens wordt aan de hand van uitspra-
ken van de onderzoeksdeelnemers inzichtelijk gemaakt
waarom de oudere medewerker wel of geen kennis deelt
met collega’s. Ten slotte ga ik in op de wijze waarop
kennisdelen in een team bevorderd zou kunnen worden
en de mogelijke rol van de HRD-professional hierin.
De sociale netwerktheorieOm toegang te krijgen tot de verborgen kennis (kennis
die alleen aanwezig is in de hoofden van mensen) zijn
contacten tussen mensen nodig. De relaties die men-
sen met elkaar aangaan, zorgen voor de mogelijkheid
van het uitwisselen van informatie, expertise, kennis
en ideeën. Voor het inzicht in de structuur van deze
relaties - wie heeft contact met wie en waarover? - is
de sociale netwerktheorie een goed uitgangspunt. De
reden van het ontstaan van de relaties bepaalt de in-
houd van het netwerk. Binnen een team kunnen zo
verschillende netwerken aanwezig zijn. Moolenaar,
Sleegers, Karsten & Daly (2012) hebben in school-
teams, op basis van inhoud, een zevental sociale net-
werken in beeld gebracht. Zij hebben aangetoond dat
er in teams een sociaal netwerk kan zijn waarin men-
sen persoonlijke zaken met elkaar delen. In hetzelfde
team kan tegelijkertijd een ander netwerk aanwezig
zijn, bijvoorbeeld om samen te werken. De zeven net-
werken en de vraag om het netwerk inzichtelijk te
maken, zijn weergegeven in kader 1.
Een grafi sche voorstelling van bijvoorbeeld het persoon-
lijke sociaal netwerk van het team, kan in beeld worden
gebracht wanneer de teamleden de vraag beantwoor-
den: ‘Met wie bespreek je persoonlijke onderwerpen?’
Als voorbeeld: persoon A gaat voor een persoonlijke
vraag, een vraag die te maken heeft met de opvoeding
van kinderen, naar een oudere collega B die al volwassen
kinderen heeft. Persoon B zoekt juist een collega van
zijn eigen leeftijd op om persoonlijke kwesties mee te
bespreken. Als alle teamleden de vraag beantwoorden
door één of meerdere collega’s te noemen, wordt het
netwerk zichtbaar. Figuur 1 toont een sociaal netwerk
van één team. De groene driehoeken en vierkanten zijn
de teamleden, in dit geval met de eigenschap: behorend
tot een leeftijdscategorie. De lijnen laten zien wie con-
tact heeft met wie. Als het initiatief tot contact tussen
twee personen van beide kanten komt, is de (dikke) lijn
wederkerig. Zo niet, dan geeft een (dunne) enkelvou-
dige lijn met pijl de richting van het contact aan.
Advies- en discussienetwerkTwee van de zeven netwerken gaan gepaard met het
uitwisselen van werkgerelateerde kennis. Het advies-
netwerk en het discussienetwerk zijn voor het hier be-
schreven onderzoek uitgangspunt geweest voor het in
kaart brengen van het kennisnetwerk binnen het team.
Een netwerk met een hoge dichtheid (de werkelijke
hoeveelheid relaties ten opzichte van het aantal maxi-
maal mogelijke relaties) en een goede verdeling van de
contacten, leidt tot meer kennisdeling dan wanneer er
weinig contacten bestaan (Moolenaar, 2010).
Het is interessant om te zien welke posities verschil-
lende mensen uit het team innemen in dit netwerk van
kennisdelen. Iemand kan de spin in het web zijn en
veel invloed hebben, terwijl een ander juist meer een
‘outsider’ is en aan de zijlijn staat. Sommige mensen
zijn de kennis-gevers en anderen juist kennis-halers.
Onderzoeksfase 1: in kaart brengen van het kennisnetwerk per teamHet onderzoek bestond uit twee op elkaar volgende
fasen. In de eerste fase hebben alle teamleden van zes
= 30-45 jaar
= > 45 jaar
= enkel = wederkerig
4
21
11
3
67
12
14
13
17
9
510
15
16
8
Figuur 1. Grafi sche voorstelling sociaal (kennis)netwerk
O&O / NR 2 2015 25
schoolteams in het basisonderwijs deelgenomen (15-
18 personen per team). Aangezien het onderzoek ge-
richt is op de positie van de oudere leerkracht, is een
leeftijdsindeling in drie categorieën gemaakt: de jon-
gere leerkracht (jonger dan 30 jaar), de leerkrachten
van de middengroep (30-45 jaar) en de oudere leer-
krachten (ouder dan 45 jaar). Dit is een indeling die in
de literatuur over de oudere werknemer vaak gehan-
teerd wordt. De verdeling over leeftijdscategorieën en
geslacht van de participanten is weergegeven in kader
2. Alle teamleden hebben de twee vragen beantwoord
die behoren bij het adviesnetwerk en het discussienet-
werk (zie kader 1). Per team is een formulier gemaakt
waarop de twee vragen en vervolgens de namen van
alle collega’s stonden. Per vraag konden zo één of meer-
dere collega’s worden aangekruist (zie fi guur 2).
Aan de hand van de formulieren is met de sociale net-
werkanalyse (een systematische methode om patronen
in relaties te analyseren) per team een grafi sche voor-
stelling van het netwerk gemaakt, met behulp van het
softwareprogramma UCINET 6.0 (Borgatti, Everett &
Freeman, 2002). Tevens is hiermee een statistische
analyse van het kennisnetwerk gemaakt. Per team kon
zo de dichtheid berekend worden. Verder is per team-
lid het aantal ingaande en uitgaande verbindingen
bepaald. Een ingaande verbinding bij persoon A bete-
kent dat een collega bij A advies gaat vragen of een
discussie over het werk wil voeren. Een uitgaande ver-
binding bij A geeft aan dat het initiatief voor het vra-
gen van advies of het voeren van een discussie door A
wordt genomen. Hierdoor kwamen ook de ‘spinnen in
het web’ en de ‘outsiders’ van het team in beeld. Dit
zijn de mensen met juist veel verbindingen (de spin)
of erg weinig verbindingen (de outsider). Het verschil
in aantal verbindingen tussen de drie leeftijdsgroepen
is geanalyseerd. Hiermee kon worden vastgesteld of
leeftijd signifi cant van invloed is op het delen van ken-
nis in het team.
Resultaten van de sociale netwerkanalyse,
fase 1 van het onderzoek
Uit de analyse van het aantal verbindingen blijkt dat
in de onderzochte teams geen signifi cant verschil tus-
sen de leeftijdscategorieën aanwezig is. Gemiddeld
genomen hebben de jongere, de midden en de oudere
leerkrachten evenveel netwerkverbindingen. Daar-
naast blijkt ook dat de oudere leerkrachten in deze
teams gemiddeld genomen net zo goed een kennis-
gever als een kennis-haler zijn. Ditzelfde geldt voor de
jongste leerkrachten uit het team.
Dit zijn de uitkomsten uit het onderzoek met de voor-
af ingedeelde leeftijdsgroepen. Bij nadere beschouwing
van de gegevens blijkt wel dat de outsiders in de teams
de leerkrachten zijn met een leeftijd boven de 55 jaar.
Dit zijn dus de mensen die gezien hun leeftijd veel
kennis en ervaring in het werk en het leven hebben
opgedaan. De spinnen in het web waren vooral de di-
recteuren en de intern begeleiders. De dichtheid van
de teams varieerde van 37% tot 53%. (NB: wanneer
alle teamleden een wederkerige relatie met elkaar heb-
ben voor in dit geval kennis delen, dan zou de dicht-
heid in het team 100% zijn).
De uitkomsten van deze eerste fase van het onderzoek
zijn gebruikt om mensen uit te nodigen voor een in-
terview: de tweede fase van het onderzoek.
Onderzoeksfase 2: Op zoek naar de onderliggende redenenOm helder te krijgen welke redenen mensen hebben
om met weinig of juist veel collega’s kennis te delen, is
met 12 mensen een gesprek gevoerd. Dit betrof van
vier teams de schoolleiders, jonge leerkrachten, leer-
krachten uit de middengroep en oudere leerkrachten,
waaronder twee outsiders. Naast de vraag naar de re-
denen, is ook steeds de invloed van de leeftijd van de
collega bevraagd. Aan de schoolleiders is gevraagd of
zij een verklaring hadden voor de mate van dichtheid
van het netwerk. De belangrijkste thema’s die naar
voren kwamen uit de interviews zijn schematisch
weergegeven in fi guur 3.
Resultaten van de interviews, fase 2 van het
onderzoek
‘Kun je jezelf in het netwerk aanwijzen’, was steeds de
eerste vraag in de interviews met verschillende mensen
uit de teams. De mensen wisten natuurlijk wel wie zij
zelf hadden aangekruist op de formulieren, maar niet
hoeveel collega’s hén hadden aangekruist. Met name
jongeren hadden moeite om hun eigen positie in het
netwerk in te schatten:
‘Het moet er een zijn van meer vragen. Oké het valt mij
mee hoeveel dikke lijnen ik nog heb.’
Zonder uitzondering vinden de leerkrachten het delen
van kennis binnen het team belangrijk. Het ontwik-
kelen van de organisatie, het verbeteren van de onder-
wijspraktijk, maar ook de ontwikkeling van zichzelf
worden als voordelen opgenoemd.
ONDERZOEK
Met welke collega (‘s) kunt u goed over het werk praten?
Arend¨
Erik ¨ Maren ¨
Bas ¨ Gea ¨ Nikolaas ¨
Bertram ¨ Gerdien ¨ Silvia ¨
Coby ¨ Hermien ¨ Sandra ¨
Daan ¨ Janneke ¨ Wim ¨
Desiree ¨ Jasmijn ¨
Aan welke collega (‘s) vraagt u meestal advies over het werk?
Arend ¨ Erik ¨ Maren ¨
Bas ¨ Gea ¨ Nikolaas ¨
Bertram ¨ Gerdien ¨ Silvia ¨
Coby ¨ Hermien ¨ Sandra ¨
Daan ¨ Janneke ¨ Wim ¨
Desiree ¨ Jasmijn ¨
Figuur 2. Formulier advies- en discussienetwerk
O&O / NR 2 201526
Aan de hand van de kernthema’s persoonskenmerken,
relatie, praktische omstandigheden en behorend tot een
bepaalde generatie (zie fi guur 3) worden hieronder de
kernpunten uit de interviews weergegeven.
Persoonskenmerken
Alle geïnterviewden vinden persoonskenmerken van
een collega belangrijk om met die collega kennis te de-
len. Vooral of iemand als open en toegankelijk wordt ge-
zien, bepaalt of met deze collega contact wordt gelegd.
Op collega’s die als open worden ervaren, wordt gemak-
kelijk afgestapt om kennis uit te wisselen. Het wordt op
die manier snel een gewoonte om met dezelfde collega
kennis te delen. Een jong teamlid verwoordt dit als volgt:
‘Terwijl als je met die persoon gaat zitten de samenwerking
heel fi jn is. Ik zou het eigenlijk niet weten....misschien moet
ik er eens op gaan letten dat ik het meer ga doen. Beetje
gewoonte denk ik. Het is niet dat ik er niet naar toe ga, maar
het is makkelijker om even naar iemand anders te gaan.’
Hierdoor worden personen die als afstandelijk worden
beoordeeld, niet zo gemakkelijk meer benaderd. Naar
deze personen wordt dan met het stereotiepe nega-
tieve beeld van ‘vastgeroest’ en ‘niet bereid om kennis
te delen’ gekeken. Dit geldt voor de groep mensen die
als ‘outsiders’ in het netwerk naar voren komen. Opval-
lend hierbij is dat alle ondervraagden, ook de outsiders,
van zichzelf zeggen open te staan en toegankelijk te zijn
voor het delen van kennis. Het hebben van zelfvertrou-
wen is belangrijk om te participeren in het kennisnet-
werk. Je moet wel het vertrouwen hebben dat jouw
kennis een toegevoegde waarde kan hebben. De outsi-
ders geven aan dat het vertrouwen in de waarde van de
eigen in te brengen kennis niet zo hoog is. De teamlei-
ders zien daarentegen een verandering optreden bij de
jongere medewerkers die binnenkomen. Zij zien dat de
jongeren van nu zelfverzekerder zijn dan vroeger.
De hoeveelheid werkervaring is voor jongere teamle-
den een reden om naar een oudere collega toe te stap-
pen, terwijl het oudere teamlid juist naar een jongere
toestapt met vragen over ICT en sociale media.
Persoonlijke relatie
Iemand kunnen vertrouwen, je in de relatie kwetsbaar
op durven stellen en een klik hebben met iemand; dat
zijn omschrijvingen van de persoonlijke relatie met een
collega die belangrijk worden gevonden om kennis te
delen. Een leerkracht gaf aan dat de persoonlijke rela-
tie die je met iemand hebt ook een valkuil kan zijn:
‘Maar het gevaar is dat je iemand kiest die je aardig vindt,
dat vind ik wat anders dan de bereidheid om open te staan.
Dat is best lastig, want het gaat volgens mij wel vaak samen,
maar dat hoeft niet. Er zijn ook wel mensen waar ik persoon-
lijk een mindere klik mee heb, maar waar ik professioneel
gezien wel goede antwoorden van krijg, ook verder mee kom.’
Voor het delen van werkgerelateerde zaken speelt de
leeftijd in de relatie geen rol, maar als het gaat om de
meer persoonlijke onderwerpen (bijvoorbeeld een drei-
gend ontslag) speelt leeftijd in de relatie wel een rol.
Dit soort onderwerpen wordt met een collega van de-
zelfde leeftijd besproken. Leeftijd speelt volgens de
geïnterviewden ook een rol bij het elkaar opzoeken in
de pauze. Er ontstaan dan vaak groepjes naar leeftijd.
Elkaar aanvullen
Het heeft een meerwaarde om kennis te delen met ie-
mand die vanuit een andere invalshoek een situatie
benadert. Dit verschil kan ontstaan zijn doordat een
collega bijvoorbeeld een andere opleiding heeft gevolgd
of in een andere organisatie heeft gewerkt. Ook het
verschil in leeftijd tussen collega’s lijkt hierbij een voor-
deel te zijn. Jongere leerkrachten hebben in de oplei-
ding bepaalde zaken anders aangeleerd, kijken vaak nog
onbevangen tegen een situatie aan en hebben daardoor
andere ideeën. Dit wordt door de ouderen gewaardeerd.
Tegelijkertijd heeft men ook te maken met het genera-
tieverschil. De jonge generatie is snel, vooral met het
opzoeken van informatie. Ze zijn assertief en kunnen
goed communiceren. Daarbij komt dat deze groep al
vanuit de opleiding gewend is om samen te werken en
kennis uit te wisselen. De oudere generatie daarentegen,
heeft het kennisdelen niet vanuit de opleiding meege-
kregen. Een oudere leerkracht over oudere collega’s:
‘En je ziet nu ook dat die het niet gewend zijn om kennis te
delen, ervaringen te delen of überhaupt goed te communi-
ceren over een leerling.’
Betekenis voor de praktijkUit dit onderzoek, uitgevoerd in het primair onderwijs,
blijkt dat de oudere leerkracht (ouder dan 45 jaar) geen
Kader 2. Onderzoeksdeelnemersn Leeftijd
Totaal Man Vrouw Gemid. Min Max
Fase I
Participanten 92 15 77 47.6 25 63
< 30 jaar 5 - 5
30 – 45 jaar 32 3 29
> 45 jaar 55 12 43
O&O / NR 2 2015 27
uitzonderingspositie inneemt voor wat betreft het
delen van kennis met collega’s. De outsiders in het ken-
nisnetwerk zijn wel ouder dan 55 jaar. Maar uit de
interviews blijkt ook dat deze groep bereid is tot het
delen van kennis en dat ook belangrijk vindt, zowel
voor het verbeteren van de onderwijspraktijk en voor
de ontwikkeling van de school, als voor de persoon-
lijke ontwikkeling.
Hoe kan de schoolleider of HRD-professional, die me-
dewerkers zoveel mogelijk kennis met elkaar wil laten
delen, gebruikmaken van de bevindingen uit dit on-
derzoek?
Een aanknopingspunt hiervoor is het inzichtelijk ma-
ken van de dichtheid van het netwerk van het team.
Het via een grafi sche voorstelling (zoals fi guur 1) visu-
eel maken van het kennisnetwerk van het team, is een
goede mogelijkheid om voor iedereen inzichtelijk te
maken hoe het is gesteld met het kennisdelen in het
team. Hoe dichter het netwerk in het team, hoe meer
teamleden kennis met elkaar delen. Een van de parti-
ciperende teams heeft het laatste jaar veel aandacht
besteed aan het delen van kennis. De teamleider laat
bijvoorbeeld leerkrachten, die elkaar normaliter niet
opzoeken, samen aan een opdracht werken. Daarnaast
zijn de verschillende expertises van de teamleden ex-
pliciet gemaakt, zodat voor iedereen duidelijk is bij wie
welke kennis aanwezig is. Dit team laat dan ook het
dichtste netwerk zien.
Daarnaast is het zinvol om aandacht te hebben voor
de subgroepen die binnen een team zijn ontstaan. De
verschillende sociale netwerken in het team hebben
maar gedeeltelijk overlap. Als de afstand tussen de
verschillende groepjes verkleind zou kunnen worden,
ontstaan er meer relaties in het team en daarmee meer
kansen om kennis te delen.
Het belangrijkste aanknopingspunt lijkt een bewust-
wording van het collectieve proces van kennisdelen te
zijn. De eerste fase hierin is het herkennen en erken-
nen van bestaande patronen van het denken en han-
delen bij het wel of niet delen van kennis (Wierdsma
& Swieringa, 2011). Tijdens het onderzoek kwam deze
bewustwording alleen al op gang door het antwoord
geven op de vragen van fase 1. De participanten vroe-
gen zich hardop af waarom zij met bepaalde collega’s
wel kennis delen en met anderen niet.
De HRD-professional en/of de teamleiders spelen
hierin een belangrijke rol. De grafi sche voorstelling van
het kennisnetwerk is dan een goed uitgangspunt om
het gesprek aan te gaan met zowel de individuele me-
dewerkers als met het team. Relaties bespreekbaar
maken, expertise van eenieder inzichtelijk maken en
de bewustwording op gang brengen dat de reden dat
een collega ontoegankelijk overkomt vaak een heel
andere is dan ‘niet openstaan voor het delen van zijn
of haar kennis en ervaring’. •
ONDERZOEK
Literatuur- Bock, G.W., R.W. Zmud, Y.G. Kim & J.N. Lee (2005). Behavioral intention
formation in knowledge sharing: Examining the roles of extrinsic motivators,
social-psychological forces, and organizational climate. MIS Quarterly, 29(1),
87-111.
- De Boer, P. (2014). De oudere leerkracht in het kennisnetwerk van het team.
(Master Thesis).
- De Blouw, H. & I. Kolkhuis Tanke (2014). De kracht van collega’s. Duurzaam
inzetbaar blijven: meer dan een individuele aangelegenheid. Opleiding &
Ontwikkeling, 27(4), 12-21.
- Gellert, F.J. & B.S. Kuipers (2008). Short- and long-term consequences of
age in work teams: An empirical exploration of ageing teams. Career
Development International 13(2), 132-149.
- Moolenaar, N.M. (2010). Ties with potential: Nature, antecedents, and
consequences of social networks in school teams (Doctoraal thesis,
Universiteit van Amsterdam, Nederland).
- Moolenaar, N.M., P.J.C. Sleegers, S. Karsten & A.J. Daly (2012). The social
fabric of elementary schools: A network typology of social interaction
among teachers. Educational Studies, 38(4), 355-371.
- Wierdsma, A. & J. Swieringa (2011). Lerend organiseren en veranderen.
Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
Pauline Schröder – de Boer rondt in juni haar
masteropleiding Onderwijskunde aan de Universiteit
Utrecht af. Missie: Met behulp van (actie)onderzoek
mensen leren zich in hun werk te ontwikkelen.
E-mail: [email protected]
PersoonskenmerkenKennis en Functie
WerkervaringZelfvertrouwen
PraktischBekendheid expertise
Duo BouwOmstandigheden
RelatiePersoonlijke relatie
Elkaar aanvullenTeamklimaat
Wie deelt kennis met wie?
Open staan
Generatie(Niet) Gewend kennis te delen
Snel ICT
Figuur 3. Overzicht kernthema’s die van invloed zijn op de keuze om met een teamlid kennis te delen
O&O / NR 2 201528
COLUMN
ElastiekjeLaatst was ik bij een presentatie van neuropsycholoog Erik Scherder. Fascinerende man en bevlo-
gen spreker, wellicht kent u hem van zijn gastoptredens bij De Wereld Draait Door. Zijn statement
is dat bewegen goed is voor de hersenen en dat we eigenlijk veel te weinig met dit gegeven doen.
Dit toonde hij aan met tal van onderzoeken en hersenfoto’s. Indrukwekkend. Ik ben gelijk een
extra rondje gaan hardlopen.
Een van de elementen in zijn verhaal is de werking van onze frontale lob. Dit onderdeel van de
hersenen is belangrijk bij informatieverwerking. Ons werkgeheugen heeft maar een beperkte
capaciteit en kan overbelast raken. De frontale lob reguleert welke informatie we wel en niet tot
ons nemen, om overbelasting te voorkomen. Hij maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken,
oude en nieuwe informatie. Mensen met een hersenbeschadiging in dit gebied kunnen dat niet
meer. Stel je eens voor wat dit betekent. Alle gesprekken, omgevingsgeluiden, informatie van
internet; alles is dan ineens even waardevol. Het resultaat is al snel dat er chaos ontstaat in je
hoofd.
Ik moest hier laatst aan denken tijdens een bijeenkomst rondom de transitie in de jeugdzorg. U
kent dat wellicht van die positieve spotjes ‘De zorg verandert, Nederland verandert mee’. Nou, in
de praktijk is alles echt op de kop gezet. Er zijn nieuwe taken, regels en werkprocessen. Hulpver-
leners krijgen te maken met andere samenwerkingspartners en andere doelgroepen. Ze voelen
zich onthand en weten het even niet meer. Zeker in de eerste weken overheerste het gevoel van
chaos.
Een ander moment dat bij me naar boven kwam, was dat van een Hogeschool waar ik met een
docententeam werk aan een herziening van het curriculum. We hadden met elkaar een fantastische
nieuwe opzet bedacht. Het bleek voor de docenten erg lastig vanuit de nieuwe opzet te blijven
denken en te handelen. Steeds popte het oude denken weer naar boven en begonnen ze te verge-
lijken, waardoor het werkgeheugen zogezegd vastliep. We hebben daar een ‘stop-lijstje’ gemaakt,
van dingen die we niet meer doen of denken. Een manier om ruimte te maken voor de nieuwe
aanpak.
Bovenstaande situaties maken voor mij duidelijk dat leren een vak apart is. Onze hersenen zijn
uniek en geweldig, en tegelijk beperkt en kwetsbaar. Het doseren van het leren is de expertise van
ons als HRD’ers. Het vraagt van ons om leersituaties te ontwerpen die spannend en uitdagend
zijn, en tegelijkertijd geen brug te ver zijn. Zelf gebruik ik graag de metafoor van het elastiekje.
Als het elastiekje te strak staat, is er een kans dat het knapt en ontstaat er chaos. Maar als er geen
spanning op het elastiekje staat, leer je niks. •
Drs. Th eo Visser is adviseur bij Kessels & Smit, The Learning Company. Hij is lid van de
redactie van O&O. In deze column deelt hij zijn gedachten rondom vernieuwingen binnen
het vakgebied HRD. Reacties: [email protected]
Meer weten?
Erik Scherder (2014). Laat je hersenen niet zitten. Singel Uitgeverijen.
O&O / NR 2 201528
Ga naar www.xperthr.nl voor alle
Columns van Th eo Visser uit 2014.
O&O / NR 2 2015 29
VERKENNING
Sinds 2009 betreedt Generatie Y langzaamaan de ar-
beidsmarkt. Deze snelle, multitaskende en sociale
jongeren moesten het verschil gaan maken. Maar ze
worden niet altijd even goed begrepen door eerdere
generaties. In mijn werk kom ik vaak managers tegen
die moeite hebben met het begrijpen en begeleiden
van Generatie Y. Zij proberen hun manier van werken
en leren over te brengen op de jongeren en stuiten
daarbij op weerstand. Als ik met Generatie Y praat,
lijken zij op hun beurt weer moeite te hebben om aan-
sluiting te vinden in de huidige organisaties. Generatie
Y denkt, doet, leert en werkt liever anders. Maar juist
daarom heeft ze aanvullende en vernieuwende kwali-
teiten die een organisatie verder kunnen helpen. Hoe
je deze optimaal benut? Ik ging op onderzoek uit en
kwam tot een handzame checklist.
Hoe ontstaan generaties?Om Generatie Y te begrijpen, gaan we eerst een stap
terug: wat zijn generaties? Eind jaren twintig in de
vorige eeuw was het de socioloog Karl Mannheim die
de basis legde voor de moderne generatietheorie. Vol-
gens Mannheim (1928) ontstaan generaties door drie
elementen:
Generatiepositie: leeftijdsgenoten, een groep mensen
die in dezelfde periode geboren is. Ook wel een cluster
van geboortecohorten genoemd.
Generatiesamenhang: Deze geboortecohorten zijn zich
er nog niet van bewust dat zij met elkaar een generatie
vormen. Dit bewustzijn komt pas in de generatiesa-
menhang. De samenhang ontstaat onder invloed van
collectieve ervaringen van (historische) gebeurtenissen
en veranderingen in de zogenaamde ‘formatieve peri-
ode’ van het leven (15-25 jaar) (Adriaansen, 2011).
Hierdoor ontwikkelen zij een specifi eke wijze van be-
leven en denken. Als nieuwe cohorten zich van deze
samenhang bewust worden, is er sprake van de vor-
ming van een generatie.
Generatie-eenheden: Op het gedeelde wereldbeeld wordt
echter binnen een geboortecohort niet altijd op de-
zelfde manier gereageerd. Hier komt het derde ele-
ment: generatie-eenheden. Generatie-eenheden ont-
staan meestal binnen concrete sociale groepen van een
generatie. Het is een groep waarbinnen de leden het
gedeelde wereldbeeld hebben omgezet in gezamenlijk
handelen. Dit gedrag oefent aantrekkingskracht uit op
andere leden van dezelfde generatiesamenhang. Dit
resulteert in een beperkte groep binnen een generatie
die samen een eigen kenmerkend reactiepatroon ont-
wikkelen. Het zijn deze generatie-eenheden die een
generatie een duidelijk gezicht meegeven en vaak aan
de basis liggen van de etiketten die op een generatie
worden geplakt. Dat verklaart dus ook dat niet ieder
generatie-lid van hetzelfde geboortecohort zich met
het gedrag van een generatie-eenheid kan identifi ce-
ren. Er blijven individuele verschillen binnen genera-
ties.
Na Mannheim hebben verschillende sociale weten-
schappers deze generatietheorie uitgewerkt, wat heeft
geleid tot de hedendaagse kern van de generatiedefi -
nitie: generaties zijn leeftijdsgenoten die verbonden
zijn door een gedeelde levensgeschiedenis, gedeelde
omstandigheden en gedeelde invloed en beleving van
de tijdsgeest. Zij delen een reactie op deze tijdsgeest,
die zich manifesteert in een gedeelde ontwikkeling en
instelling (Bontekoning, 2011).
Wie is Generatie Y?Generatie Y zijn de jongeren die geboren zijn in het
geboortecohort 1985-2000. Ze worden ook wel de Mil-
lenials, Generatie Einstein of Screenagers genoemd. Ik
beschrijf hieronder welke gebeurtenissen en reactie-
patronen deze jongeren zo kenmerken.
Haal het beste uit Generatie Y
Lui en verwend, zo wordt Generatie Y bestempeld door haar voorgangers. Er
heerst onbegrip en teleurstelling, want de arbeidsmarkt keek juist zo uit naar de
komst van deze snelle jongeren. Zonde, want Generatie Y kan écht het verschil
maken voor organisaties. Dat vereist alleen een andere aanpak.
Miriam Boer
Ga naar www.xperthr.nl voor een artikel over
Generatieleren.
O&O / NR 2 201530
Grote economische welvaart
Door de economi-
sche welvaart waar-
mee Generatie Y is
opgegroeid, betre-
den zij - als eerste
generatie - meteen
de hoogste treden van Maslow (Castenmiller, 2009).
Behoefte aan sociale contacten, waardering en erkenning
zit diep in de wortels van Generatie Y. Zelfontplooiing
is uiteindelijk het hoogste goed voor deze jongeren
(Boschma & Groen, 2010). Dit gaat voor hen echter
nog een stap verder; Generatie Y wil groeien als persoon
en vooral ontdekken wie ze zijn. Ze willen authentiek
zijn.
Overvloedige consumptiemaatschappij
Generatie Y is door
de economische wel-
vaart opgegroeid in
een overvloedige con-
sumptiemaatschap-
pij. Ze worden over-
spoeld met boodschappen die speciaal op hen zijn
gericht. Door deze uitgebreide keuzemogelijkheden
kunnen zij het zich permitteren kritisch en veeleisend
te zijn. De keerzijde hiervan is dat ze ook ongeduldig en
snel verveeld kunnen zijn. Tevens zijn ze gericht op di-
recte bevrediging en uiterlijkheden.
Informatiemaatschappij
Generatie Y is de eer-
ste generatie die op-
groeit met internet.
Zij zijn 100% online
en daarom bijzonder
mediasmart. Ze zijn
gewend aan een hevig veranderend communicatie-
landschap en de 24/7 informatiestroom via social
media. Ze vormen en bevinden zich in netwerken waar
veel wordt gedeeld en gecommuniceerd. Generatie Y
zoekt niet alleen sneller informatie, maar fi ltert deze
bijvoorbeeld ook beter op waarheden. Ze zijn daardoor
veel slimmer en bedrevener in social media dan an-
dere generaties (Bontekoning, 2014). De keerzijde
hiervan is dat ze al deze informatie wel minder goed
opslaan.
Snelle technologische vooruitgang
Generatie Y is opge-
groeid in een wereld
van ongekend snelle
technologische ont-
wikkelingen en
voortdurende veran-
deringen. Deze ontwikkelingen waren de drijvende
kracht achter de hoogconjunctuur en de consumptie-
maatschappij. Generatie Y heeft de vernieuwingsdrang
met de paplepel ingegoten gekregen. Zo maakten ze
bijvoorbeeld eerst kennis met de iPod (2001), al snel
volgde de iPhone (2007) en de iPad (2010) (Wikipedia,
2015). Het liefst gebruikt Generatie Y deze verschil-
lende devices tegelijkertijd. Daardoor blinken ze uit in
multitasken, maar hebben ze ook een korte concentra-
tieboog.
Nieuwe generatie tv-programma’s
Generatie Y is opge-
groeid met een nieuwe
generatie televisiepro-
gramma’s, ook wel de
derde generatie reality
programma’s genoemd.
Bij Big Brother leerde deze generatie bijvoorbeeld al op
jonge leeftijd om emoties van mensen te bekijken en
te analyseren (Boschma & Groen, 2010) en maakten ze
vroegtijdig kennis met eerlijke en directe communicatie.
Een Idols verheerlijkte de individuele maakbaarheid en
het daaruit volgende succes. De prestatiedrang werd
hiermee versterkt en personal branding wordt als be-
langrijk gezien.
Videogames
Generatie Y is de eerste
generatie die haar ge-
hele jeugd is opgegroeid
met videogames. Vi-
deogames hebben grote
invloed gehad op het gedrag en de behoeften van Ge-
neratie Y:
• Ervarend leren: ontdekken, feedback, leren en verbe-
teren.
• Transparantie, realtime feedback en uitdaging; precies
weten waar je staat ten opzichte van het doel en wat
de vooruitgang is.
• Voldoende afwisseling en korte termijn resultaten.
Globalisering
Generatie Y is opge-
groeid in een wereld
van globalisering. De
euro werd ingevoerd en
door economische wel-
vaart werden gezinsvakanties naar het buitenland en
backpacken na je studie meer regel dan uitzondering.
Door het internet vielen tijd- en plaatsbarrières weg.
De wereld werd een zogenaamd mondiaal dorp. Dit
heeft ervoor gezorgd dat Generatie Y grenzeloos denkt,
buiten bestaande structuren en plaats- en tijdonafhan-
kelijk. Generatie Y lijkt hierdoor heel zelfstandig en
zelfredzaam te zijn, maar desondanks hebben ze juist
wel behoefte aan duidelijke grenzen.
Verharding in de maatschappij
Generatie Y groeit ook
op in een maatschap-
pij die verhardt, inge-
geven door de 9/11
aanslagen, de moord
op Pim Fortuyn en op Th eo van Gogh (Jolink, e.a.,
O&O / NR 2 2015 31
VERKENNING
2009). Onderzoek van Pew (2010) laat de eff ecten
hiervan zien; slechts 19% van de jongeren vertrouwt
vreemde mensen, ten opzichte van 40% van de gene-
raties ervoor. Generatie Y is ook, meer dan andere
generaties, opgegroeid in gebroken gezinnen: 1 op de
3 Generatie Y kinderen heeft gescheiden ouders
(Bosch ma & Groen, 2010). De verharde maatschappij
heeft als gevolg dat Generatie Y ook dogmatisch indi-
vidualistisch is.
Maatschappelijke betrokkenheid
Generatie Y is opge-
groeid in een periode
waarin er meer aan-
dacht is voor maat-
schappelijke betrokken-
heid. Vraagstukken zoals het broeikaseff ect en
duurzaam ondernemen kwamen hoger op de agenda
(Jolink, e.a., 2009). Het is een trend geworden om
meer vegetarisch en biologisch te eten. Generatie Y
hecht meer waarde aan maatschappelijke betrokken-
heid en ecologisch verantwoord leven. Het is opvallend
hoeveel zij al bezig zijn met hun nalatenschap (Casten-
miller, 2009). Met als gevolg dat zij zich betrokken voe-
len, willen verbeteren en bijdragen aan een betere we-
reld, maar wel op hun eigen manier!
Vrijere opvoeding
De ouders van Genera-
tie Y zijn vaak grootge-
bracht met hiërarchie,
strenge regels en hard
werken, maar voeden
hun kinderen bewust
op met een ander sfeer-
gevoel. De basis is gelijkwaardigheid. Kinderen mogen
thuis meepraten en worden hierin serieus genomen. Ou-
ders nemen ook veel tijd voor hun kinderen (twee keer
zoveel ten opzichte van de generaties ervoor)
(Werkxyz, 2015) en door de toegenomen welvaart kan
er ook veel meer. Dit heeft geleid tot een zelfverzekerde
generatie die gewend is om haar zin te krijgen. Generatie
Y is ook anders ambitieus. Werken moet ook leuk zijn
en voldoening opleveren. De balans tussen werken en
‘leven’ en de zelfbeschikking hierover, is daardoor voor
hen essentieel.
Project- en competentiegericht onderwijs
Het schoolsysteem is
gedurende generaties
van kennisgericht on-
derwijs veranderd naar
project- en competen-
tiegericht onderwijs. De docent fungeert meer als
coach. De manier waarop Generatie Y leert en werkt is
ook anders: zij leren veel meer in groepsverband. Gene-
ratie Y hecht daardoor veel waarde aan een open en
prettige werksfeer, waarin verbondenheid belangrijk is.
Concurrentiestrijd met collega’s vinden ze zinloos, ze
hebben juist een mentaliteit van elkaar helpen, van el-
kaar leren (lerende cultuur) en samen groeien (Casten-
miller, 2009). Feedback geven en ontvangen is daarom
essentieel voor Generatie Y.
Nieuwe generatie leiders
Generatie Y is opge-
groeid met een nieuwe
generatie leiders, zoals
bijvoorbeeld Obama.
Leiders die inspireren
met hun visie en die authentiek zijn in wat ze zeggen,
uitstralen en doen. Leiders die zich richten op verbin-
ding, gelijkwaardigheid, tussen de mensen staan en sa-
men resultaten boeken op een pragmatische wijze.
Generatie Y heeft daardoor hoge verwachtingen ten
aanzien van leiderschap (Castenmiller, 2009). Ze zijn
niet onder de indruk van een hogere functie of lange
staat van dienst, maar kijken op tegen mensen met
natuurlijk gezag. Dit is een trendbreuk met de traditi-
onele organisatie waarin hiërarchische posities belang-
rijker leken te zijn (Castenmiller, 2009).
Hoe leert Generatie Y?Nadat ik deze kennis had opgedaan, vroeg ik mij af:
hebben deze kenmerkende reactiepatronen eff ect op
de manier van begeleiden en het leren van Generatie
Y? En als zij op een andere manier leren, welk eff ect
heeft dit dan op leertrajecten? Zou een leertraject er
anders uit moeten zien, waardoor je de kwaliteiten van
Generatie Y beter zou kunnen benutten?
Over het leren van Generatie Y is het nodige geschre-
ven. Het blijkt dat de kenmerken van Generatie Y
duidelijk eff ect hebben op het leren van Generatie Y
(DiLullo, e.a., 2011). Op basis van de literatuur heb ik
een analyse gemaakt. Hierdoor ben ik tot een cluste-
ring van vier leervoorkeuren van Generatie Y gekomen.
Deze zal ik nader toelichten.
1. Zinvol leren
Vanuit de maatschappelijke betrokkenheid zagen we al
dat Generatie Y het belangrijk vindt om met zinvolle
zaken bezig te zijn. Ze willen leren, verbeteren en ergens
aan bijdragen. Maar het moet wel nuttig zijn, bijdragen
aan iets wat ze zelf belangrijk vinden. Door de consump-
tiemaatschappij, verharding van de maatschappij en
vrijere opvoeding verlangen ze maatwerk en invloed,
waardoor persoonlijke relevantie wordt geborgd. Trans-
parantie is noodzakelijk zodat zij voor zichzelf het ‘waar-
om’ kunnen vaststellen en zich daardoor aan het doel en
het proces kunnen verbinden (Castenmiller, 2009). Ten
opzichte van andere generaties - voortgekomen uit het
instappen op de hogere treden van de Maslow-piramide
- gaat het Generatie Y nog meer om zichtbare erkenning
voor hun bijdrage aan dit zinvolle resultaat.
2. Leren met en van elkaar
Deze leervoorkeur komt voort uit het sociale aspect
van deze generatie. Generatie Y leeft, leert en werkt in
groepsverband. DiLullo e.a. (2011) geven aan dat sa-
men leren voor Generatie Y de beste manier is. Het is
O&O / NR 2 201532
belangrijk voor hen om zich te ontplooien met plezier
en in interactie met anderen (Bontekoning, 2011). Ze
werken het beste in kleine groepen (DiLullo, e.a., 2011).
Door hun open en gelijkwaardige opvoeding, verwacht
Generatie Y veilig te kunnen sparren, ervaringen uit te
wisselen en kennis te delen met hun collega’s (Castenmil-
ler, 2009). Generatie Y vraagt ook om ander leiderschap;
een leidinggevende als coach, die hen inspireert, moti-
veert, continue feedback geeft en aanmoedigt. En dit alles
vanuit een gelijkwaardige basis, met respect én plezier.
3. Leren door te doen
Generatie Y is opgegroeid met een constante stroom
van informatie; ze willen snel, kort en het liefst visueel
gevoed worden met nieuwe informatie. Ze leren hier-
door niet lineair, maar parallel (Schofi eld & Honoré,
2010). Door de snelle ontvangst van informatie, zijn
ze gewend zelf ook snel te reageren en verwachten ze
tevens snelle reacties terug. De videogames zorgden
ervoor dat Generatie Y ook in het leren wil ervaren en
uitgedaagd wil worden op verschillende en afwisse-
lende manieren. Het grootste gedeelte van Generatie
Y heeft dan ook een kinesthetische leerstijl, waarbij ze
dingen onthouden door het te doen (Reilly, 2012). Met
als gevolg dat zij beter leren door ervaringen, dan dat
het hen verteld wordt. Door de grote behoefte aan
snelheid, variatie en ervaring is het belangrijk om Ge-
neratie Y ook te leren diepgang te zoeken. Ze gaan het
liefst meteen aan de slag, waardoor ze de neiging heb-
ben om de voorbereidende fase van onderzoeken en
analyseren te minimaliseren. Dit geldt ook voor de
eindfase van evalueren en refl ecteren.
4. Leren is eigen verantwoordelijkheid
Uit de generatiesamenhang van Generatie Y bleek al
dat zij instappen op de hoogste treden van de pira-
mide van Maslow. Dat betekent dat zij zich al meteen
op zelfontplooiing richten. Ze hebben in verhouding
tot andere generaties een grotere behoefte om de
ruimte en de vrijheid te voelen om eigen keuzes in deze
zelfontplooiing te kunnen maken. Dit komt voort uit
het feit dat geen andere groep in de historie zoveel
keuzes, toegang en mogelijkheden heeft gehad in wat
aansluit bij hun behoefte, smaak en interesses. Gene-
ratie Y verwacht dit terug in leertrajecten. Ze willen
regisseur zijn van hun eigen leerproces.
Ze kunnen hierin echter zelfoverschattend zijn; ze heb-
ben de neiging om over eigen grenzen heen te gaan,
het te druk te hebben of te veel en te snel te willen
(Bontekoning, 2011). Generatie Y lijkt zelfstandig,
zelfredzaam en grenzeloos, maar ze vinden het juist
prettig om te weten dat er grenzen zijn en waar deze
liggen. Het is daarom belangrijk om in leertrajecten
het doel en het kader duidelijk te formuleren en daar-
binnen de eigen verantwoordelijkheid te stimuleren.
Figuur 1 geeft deze vier leervoorkeuren in een eenvou-
dige checklist weer.
De leervoorkeuren in de praktijkDeze leervoorkeuren van Generatie Y fungeren als een
eenvoudige checklist voor het ontwikkelen en uitvoe-
ren van leertrajecten voor Generatie Y. Het vraagt wel-
licht een andere aanpak van begeleiden dan de eerdere
generaties gewend zijn. Maar op deze wijze geef je
Generatie Y de ruimte om te leren op een wijze die bij
hen past, benut je optimaal hun kwaliteiten en verklein
je de weerstand bij begeleiding. En in de praktijk blijkt
de checklist te werken, is mijn ervaring. Ik heb de
checklist namelijk toegepast bij mijn vorige werkgever,
voor de herinrichting van een traineeship, een typisch
leertraject voor Generatie Y.
Allereerst stelde ik een werkgroep met verschillende
generaties samen. Met elkaar ontwierpen we een
nieuw leertraject:
We gaven managers uitleg over de kenmerkende reac-
tiepatronen van Generatie Y en de checklist. Hierdoor
kregen de managers meer begrip voor de leerwijze van
jongeren. Met als gevolg dat zij nog duidelijkere doelen
Figuur 1. Model Leervoorkeuren Generatie Y
Zinvol leren Leren met en van elkaar
• Leren met een doel: Voorafgaand aan een leertraject een duidelijke omschrijving van wat de doelen zijn en wat deze opleveren
• Duidelijke visie over de zingeving, het waarom, van de doelen en hoe deze bereikt gaan worden
• Persoonlijke relevantie: gekoppeld aan de persoonlijke relevantie, interesse en context van de deelnemer
• Open en transparante communicatie
• Zichtbaar maken en markering van de tussenfasen en gerealiseerde doelen
• Waardering en erkenning bij realisatie doelen
• Leren en werken in interactie met elkaar, maar wel in kleine groepen
• Veilige, informele en inspirerende omgeving waarin ruimte is voor ontspanning, plezier en gelijkwaardigheid
• Inbouwen van momenten om te sparren, ervaringen en kennis te delen met en van peers
• Coaching en mentorship door voorbeeldrollen
• Continue (kritische, maar respectvolle) feedback
• Duidelijke begeleidende en coachende rol van leidinggevende
Leren door te doen Leren is eigen verantwoordelijkheid
• Zorgen voor variatie in werkvormen gericht op dynamiek en uitdaging
• Leerinterventies indelen in korte tijdsmomenten (snelheid en afwisseling)
• Gebruikmaken van gaming, simulaties en andere ervarings-gerichte leerinterventies
• Experimenteren op een verantwoorde manier en in de praktijk zelf ervaren
• Bewust tijd inruimen voor niet alleen het doen, maar ook het proces van kritisch redeneren en evalueren/refl ecteren meenemen
• Reductie van leesmateriaal, meer visueel en interactief lesmateriaal
• Ruimte voor zelfontplooiing en ontdekkingstocht naar authenticiteit inbouwen
• Het geven van een duidelijk kader met daarbinnen eigen verantwoordelijkheid
• Laten formuleren van eigen leerdoelen en persoonlijk leerproces
• Geven van autonomie en creëren van mogelijkheden: zelf keuzes laten maken, fl exibiliteit en vrijheid geven om eigen leerpad, binnen het kader, te maken
• Stimuleren en belonen van initiatief nemen
• Stimuleren van creativiteit en positieve spanning
• Coachende rol in zelfsturing
O&O / NR 2 2015 33
en scherpere kaders gesteld hebben. Ze raakten boven-
dien zelf meer geïnspireerd door bewuster stil te staan
bij het ‘waarom’ achter de doelen, de zingeving van dit
hogere doel en het vieren van de successen.
Het selecteren van kandidaten lieten we door directie-
leden, managers en oud-trainees samen doen. De mat-
ching met een functie ging vervolgens in samenspraak
met de nieuwe trainee en werd gebaseerd op de eigen
leerbehoeften en leerstijl.
Op basis van deze leervoorkeuren kwam ik ook op het
idee om de voorbeeldrollen, eigen medewerkers in de
organisatie, op te leiden tot coaches en trainers, om
het leren met en van elkaar te vergroten.
Het sneeuwbaleff ect volgde. Een aantal voorbeelden:
• Het informele leren werd extra bevorderd doordat
er nu ook bij het koffi ezetapparaat, op de werkplek
of na een vergadering nog even snel werd gespard
of een kort feedbackmoment werd gegeven. Leren
en werken werden met elkaar geïntegreerd.
• De coaches en trainers namen hun voorbeeldrol zeer
serieus, ook naast de leeractiviteiten van het trai-
neeship. Zij werden echte ambassadeurs van jong
talent in de organisatie.
• De continue behoefte aan feedback en zelfontplooiing
van Generatie Y inspireerde de begeleiders - leiding-
gevenden, coaches en trainers - om nog kritischer
naar zichzelf te kijken. Zij ontwikkelden zich hierdoor
zichtbaar in hun eigen ontwikkeling en hun rol.
• Door op een ander vlak nauw samen te werken, leerden
de begeleiders elkaar beter kennen, wat een zeer posi-
tief eff ect had op de samenwerking tussen afdelingen.
• Trainers brachten hun eigen dilemma’s in, waar trai-
nees mee aan de slag mochten gaan. Kennis en er-
varingen werden gedeeld en samen werd er met
plezier geleerd. Dit leidde tot nieuwe innovatieve
oplossingen.
De leervoorkeuren inspireerden om deze generatie, als
project, in het eerste jaar een eigen product te laten
ontwikkelen en te laten leren door te doen. Het pro-
duct moest bijdragen aan de strategie en de eigen leer-
vraag, maar er was ook vrijheid en eigen verantwoor-
delijkheid voor een tastbaar eindresultaat. De trainees
stonden er niet helemaal alleen voor. Trainingen, coa-
ching on the job en refl ectiemomenten werden met de
trainees en trainers, als experts uit de praktijk, rondom
de thema’s van het product ontwikkeld. De nadruk lag
hierbij op korte leermomenten, in verschillende vor-
men, met uitdagende opdrachten. Leidinggevenden en
collega’s vonden het project zelf ook heel uitdagend,
waardoor zij hun jonge medewerkers gedurende het
werk coachten en inspireerden tot ideeën. Het tweede
jaar lieten we volledig vrij. Een trainee moest een eigen
project zoeken met een directielid als sponsor en kreeg
een eigen budget, met als enige voorwaarde dat er werd
voldaan aan de eindcriteria. De trainees zag ik met de
dag meer in hun kracht komen. Ze gaven aan dat zij
het gevoel hadden dat er nog nooit een traject was
geweest waar ze zoveel en op zo’n leuke manier hadden
geleerd. Ze vonden dat er veel meer gebruik werd ge-
Drs. Miriam Boer is manager van de AVL
Academie van het Antoni van Leeuwenhoek
ziekenhuis en eigenaar van Talentcode. Zij richt zich
op talentontwikkeling van generaties en organisa-
ties. E-mail: [email protected]
Literatuur- Adriaansen, R. (2011). Generaties, herinneringen en historiciteit. Tijdschrift
voor geschiedenis – 124e jaargang, nummer 2, p. 220 – 237.
- Bontekoning, A.C. (2011). Het generatieraadsel, ontdek de kracht van
generaties. Amsterdam: Mediawerf.
- Bontekoning, A.C. (2014). Nieuwe generaties in vergrijzende organisaties.
Amsterdam: Mediawerf.
- Boschma, J. & I. Groen ( 2010). Generatie Einstein. Slimmer, sneller en
volwassener. Utrecht: A.W. Bruna Uitgevers.
- Castenmiller, K. (2009). Generatie Y: aan het werk. Van een zoektocht naar
de drijfveren van de Generatie Y naar een nieuwe HRM focus voor een Y
proof generatie. Zoetermeer: Free Musketiers.
- DiLullo, C., P. McGee & R.M. Kriebel (2011). Demystifying the Millennial
student: a reassessment in measures of character and engagement in
professional education. Anatomical Science Education, vol. 4, pp. 214-226.
- Jolink, J., F. Korten & T. Verhiel (2009). Jongleren met talent. De match
tussen generatie X en Generatie Y. Schiedam: Scriptum.
- Mannheim, K. (1928). Das Problem der Generationen. Kolner Vierteljahres-
hefte für Soziologie, 7 (1928) pp.157-185, 8 (1929) pp. 309-330.
- Pew, geraadpleegd in maart 2014: http://www.pewsocialtrends.org/
fi les/2010/10/millennials-confi dent-connected-open-to-change.pdf
- Reilly, P. (2012). Understanding & teaching Generation Y. English Teaching
Forum, nr. 1, pp. 2-11.
- Schofi eld, C.P. & S. Honoré (2010). Generation Y and learning. The
Ashridge Journal, winter 2009-2010, pp. 26-32.
- Werkxyz.nl geraadpleegd in maart 2014: http://www.werkxyz.nl/werkxyz/
meer-over-de-generatie-xyz/
VERKENNING
maakt van hun kwaliteiten en daarmee voelden zij zich
zinvoller en prettiger in de manier van werken.
In plaats van onbegrip en teleurstelling zag ik verschil-
lende generaties van en met elkaar leren, werden
krachten gebundeld, met indrukwekkende resultaten
als gevolg.
ConclusieGeneratie Y beschikt over zeer waardevolle kwaliteiten,
maar heeft wel een andere instelling dan andere gene-
raties. Dit heeft eff ect op leervoorkeuren en leertrajec-
ten. Naar aanleiding van mijn onderzoek kwam ik tot
de conclusie dat het toepassen van de kennis over
Generatie Y en haar leervoorkeuren het leerrendement
kan verhogen. Met als gevolg dat je het beste in Gene-
ratie Y naar boven haalt. Bij het ontwerpen van leer-
trajecten en bij het begeleiden van Generatie Y zou
men daarom niet alleen moeten kijken naar het doel
en de functie-inhoud van een doelgroep, maar ook naar
generatiekenmerken en de verbinding tussen genera-
ties. Door een brug te slaan tussen de verschillende
generaties en het beste uit alle werelden te combine-
ren, ontwikkel je een sterke organisatie, met de erva-
ring van het verleden en de kracht van de toekomst. •
Let op: het aantal plaatsen is vanwege de hoge mate van (inter)actie beperkt
‘Anticipate is an extremely useful guide for developing the qualities of foresight and visioning that are essential for strategic leaders’ Paul Polman, CEO Unilever
Een visie is geen aangeboren kwaliteit, deze moet je ontwikkelen! Dit kan iedereen. De vraag is alleen hoe?
O&O / NR 2 2015 35
Bij het Opleidingshuis Reclassering ontwikkelden we
de afgelopen jaren een nieuw model voor ‘onderne-
mend leren’. We brachten al onze wensen samen in een
overkoepelend model Ondernemend Leren dat voor-
ziet in een aantal belangrijke uitgangspunten voor
professionaliteit bij de reclassering (Nieuwland &
Ranty, 2011). Het resultaat is een inspirerend aanbod
dat past bij de individuele leerbehoeften van de profes-
sional in zijn verschillende ontwikkelingsfasen. Daar-
naast geeft het model een plek aan allerlei andere
vormen van ontwikkelen, zoals informeel leren en
impliciete kennis vergaren.
In dit artikel presenteren we ons model: hoe je - door
kaders te scheppen - een leven lang ontwikkelen sti-
muleert.
Wat is ondernemend leren? Ondernemend leren betekent bij de reclassering dat
professionals zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen
en elkaars ontwikkeling. De professional is als een on-
dernemer die meegaat met zijn tijd. Of, zoals verschil-
lende defi nities van een ondernemer stellen, iemand
die ‘kansen ziet en benut’, ‘iets gaat doen’, ‘durft en
uitvoert’. Bij ondernemend leren organiseert een pro-
fessional zijn eigen leerproces en richt hij het zelf in:
wat wil ik leren, hoe kan ik dat het beste leren en wan-
neer? Ondernemend leren draait niet alleen om ‘halen’
(individueel leerrendement), maar juist ook om ‘bren-
gen’ (organisatierendement): hoe kan ik bijdragen aan
het leren van collega’s en aan de ontwikkeling van onze
organisatie?
Vijf professionele standaardenEen belangrijke voorwaarde voor ondernemend leren
is dat de organisatie duidelijk aangeeft wat zij van de
professional verwacht. Wat is zijn professionele han-
delingsruimte? Om deze professionele handelings-
ruimte inzichtelijk te maken, hebben we bij de reclas-
sering kaders vastgesteld. Een van deze kaders betreft
professionele ontwikkeling: aan welke professionele
standaarden verwachten we dat je ontwikkeling vol-
doet?
Met deze professionele standaarden geven we invulling
aan waarden van onze organisatie als het gaat om pro-
fessionaliteit (zie kader 2). De standaarden geven rich-
Hoe de reclassering richting geeft aan professionele ontwikkeling
De kracht van ondernemend leren
Een leven lang leren, dat is het motto van deze tijd. Maar hoe
organiseer je dat? Hoe maak je medewerkers zélf verantwoordelijk
voor hun professionele ontwikkeling? En hoe zorg je tegelijkertijd
dat die professionele ontwikkeling bijdraagt aan de organisatiedoelen
en kwaliteit van het werk?
Olga de Vries & Ingeborg van der Oord
Kader 1. Wat doet de reclassering?De reclassering richt zich op het voorkomen van criminaliteit
en het terugdringen van recidive. Ze adviseert bijvoorbeeld de
rechterlijke macht, houdt toezicht op cliënten en organiseert
werkstraff en. Sleutelbegrippen in haar aanpak zijn gedragsver-
andering, risicomanagement en re-integratie. De reclassering
bestaat uit drie reclasseringsorganisaties: Reclassering Neder-
land (RN), de Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) en
het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R).
Het Opleidingshuis geeft vorm aan leren en ontwikkelen voor
alle drie de reclasseringsorganisaties.
CASUS
O&O / NR 2 201536
ting aan hoe professionals een leven lang kunnen leren
en lerend kunnen werken, waardoor zij de kwaliteit
van hun werk continu kunnen verbeteren.
De reclassering heeft vijf professionele standaarden
gedefi nieerd: (1) deskundigheidsbevordering; (2) eff ec-
tief werken; (3) kennis delen; (4) bijdragen aan ontwik-
keling van werk en vak; (5) veerkracht en werkenergie.
We werken deze standaarden verderop in dit artikel
uit.
Drie fasen van vakontwikkeling Naast professionele standaarden onderscheidt de
reclassering bij de vakontwikkeling van haar profes-
sionals drie fasen:
Fase 1. Beginnend beroepsbeoefenaar;
Fase 2. Vakvolwassen medewerker;
Fase 3. Vakvolwassen medewerker met specifi eke
taken.
Deze fasen van vakontwikkeling zijn afgeleid van de
vijf stages of concern (Smit, 2002). De fasen schetsen
de weg die een beroepsbeoefenaar in de praktijk door-
loopt. Op deze weg naar vakvolwassenheid veranderen
zijn betrokkenheid en behoeften.
In alle fasen van hun ontwikkeling werken medewer-
kers aan de vijf professionele standaarden. Wel ver-
schuift, afhankelijk van de fase van ontwikkeling, de
focus naar andere professionele standaarden. Tabel 1
geeft hiervan een overzicht.
Hierna lichten we de fasen in meer detail toe en be-
schrijven we per fase de standaarden waarop de focus
ligt.
Fase 1. Beginnend beroepsbeoefenaarElke medewerker die binnen de reclassering werkt,
start zijn functie in fase 1: de fase van de begin-
nend beroepsbeoefenaar. De beginnend beroeps-
beoefenaar moet invulling geven aan zijn functie
in aansluiting op de organisatievisie en zich staan-
de leren houden in de praktijk. In ongeveer een jaar
maakt de beginnend beroepsbeoefenaar kennis
met de organisatie, zijn taken en verantwoordelijk-
heden en die van anderen, en de specifieke metho-
den, werkwijzen en instrumenten; met expliciete
kennis dus. Wanneer een medewerker van functie
wisselt, begint hij in zijn nieuwe functie weer in
fase 1, maar wordt die fase logischerwijs sneller
doorlopen.
Naast expliciete kennis ontwikkelt de medewerker de
vaardigheden om dit toe te passen in de praktijk. In
deze fase richt de medewerker zich voornamelijk op
het volbrengen van zijn taken. Er wordt vooral indivi-
dueel leerrendement behaald. Het gaat om WAT de
medewerker doet.
Neem bijvoorbeeld een beginnende reclasseringswer-
ker die de rechter advies uitbrengt over het plan van
aanpak voor de re-integratie van een cliënt. Deze me-
dewerker moet leren inschatten wat het risico is dat
een cliënt in de toekomst opnieuw een delict pleegt.
Voor dit soort risico-inschattingen werkt de reclasse-
ring met een specifi eke methode, RISc. De nieuwe
reclasseringsmedewerker moet deze methode leren
hanteren en krijgt daartoe scholing en training. Zo
leert hij wat nodig is om dit instrument juist in te vul-
len, wat de uitslag van het instrument betekent en
welke kennis nodig is om een juiste risico-inschatting
te maken.
De focus voor professionele ontwikkeling ligt in fase
1 op deskundigheidsbevordering.
Deskundigheidsbevordering
Deskundigheidsbevordering is nodig om de expliciete
kennis die de organisatie van je vraagt te ontwikkelen en
up-to-date te houden. Bij de reclassering hebben we de
noodzakelijke expliciete kennis per functie in kaart ge-
bracht en vastgesteld op landelijk niveau. Deze is daarmee
voor elke medewerker gelijk. Elke nieuwe medewerker
doet deze beroepskennis op, om zo te leren wat het uit-
voeren van de functie binnen deze organisatie inhoudt.
Naast de inhoud is ook de vorm hier uniform; voor de
reclasseringswerker is dit bijvoorbeeld een negendaag-
se basisopleiding met een doorlooptijd van vijf maan-
den. Opleidingsdagen worden gegeven door ervaren
Professionele
standaard
Fase 1Beginnend
beroeps-
beoefenaar
Fase 2Vakvol wassen
medewerker
Fase 3Vakvol wassen
met speci-
fi eke taken
Deskundigheids-
bevordering
Eff ectief werken
Kennis delen
Bijdragen aan
ontwikkeling van
werk en vak
Veerkracht en
werkenergie
= veel aandacht = enige aandacht = weinig aandacht
Tabel 1. Ontwikkelingsfasen van medewerkers en de focus op professio-
nele standaarden
Kader 2. Hoe defi nieert de reclassering ‘professionaliteit’?Professionaliteit bij de reclassering defi niëren we als handelings-
competentie: een combinatie van evidence based werken op basis
van methodische kennis en vaardigheden én fi ngerspitzengefühl
(Menger & Krechtig, 2013). De theoretische expliciete vakkennis
en aangeleerde vaardigheden en de impliciete ervaringskennis
moeten bij elkaar komen. Dit vraagt van reclasseringswerkers
dat zij beschikken over voldoende relevante en up-to-date ken-
nis en dat zij refl ecteren op de eigen professionele ontwikkeling
en eff ectiviteit.
O&O / NR 2 2015 37
CASUS
reclasseringswerkers die dit als specifi eke taak erbij
doen (fase 3). Praktijkopdrachten worden zelfstandig
uitgevoerd en een mentor zorgt voor begeleiding op
de werkplek. De reclasseringswerker kiest in overleg
met zijn leidinggevende op welk moment hij aantoont
dat hij de benodigde beroepscompetenties voldoende
heeft ontwikkeld. Daarvoor kan hij gebruikmaken van
verschillende toetsmiddelen, zoals een kennistoets en
verzamelde feedback van collega’s. Bovendien presen-
teert hij een praktijkcasus waarin het professioneel
handelen wordt verantwoord.
Fase 2. Vakvolwassen medewerkerWanneer de basis van het werk op orde is, en de mede-
werker zijn functie zelfstandig uit kan voeren, bevindt
hij zich in fase 2. In die fase ontwikkelt de medewerker
zich tot vakvolwassene. Deze fase kent geen einde. De
eisen die gesteld worden aan de medewerkers groeien
mee, vernieuwen en veranderen; zo ook de medewerkers.
In deze fase staat het borgen van de beroepscompe-
tenties en het ontwikkelen van leercompetenties cen-
traal. Leercompetenties zijn nodig om de eigen ontwik-
keling te sturen en te blijven leren. De medewerker
leert in deze fase de professionele handelingsruimte
te benutten door methodiek, regels en procedures ef-
fectief toe te passen en daarbij aan te sluiten op de
eisen die een specifi eke cliënt, context of situatie stelt.
In deze fase doet de medewerker veel impliciete kennis
op, wat het individuele leerrendement ten goede komt.
Die impliciete kennis is bovendien heel waardevol voor
het organisatieleerrendement. Het gaat om de eff ecti-
viteit van de taak: het HOE van het werk.
We kijken opnieuw naar het voorbeeld van de reclas-
seringswerker die de rechter adviseert en daarbij een
risico-inschatting moet maken over de kans op reci-
dive van een cliënt. In deze fase gaat zijn aandacht dan
uit naar de vraag: hoe lever ik een zo hoog mogelijke
kwaliteit in mijn risico-inschattingen? Bijvoorbeeld:
hoe zorg ik dat ik uit mijn gesprek met een cliënt pre-
cies die informatie krijg, die nodig is om een juiste
inschatting te maken? Hoe weet ik of een cliënt pro-
beert mij te misleiden? Hoe leg ik in mijn advies aan
de rechter de samenhang uit tussen het delict en de
risicofactoren die daaraan hebben bijgedragen?
De focus voor professionele ontwikkeling ligt in fase
2 op eff ectief werken en kennis delen.
Eff ectief werken
Onze defi nitie van eff ectief werken is het eff ectief kun-
nen vertalen van de beroepskennis en vaardigheden
naar een specifi eke situatie en context, en daarbij de
professionele ruimte kennen en benutten door erva-
ringskennis toe te voegen waar eventuele handelings-
verlegenheid wordt ervaren. Refl ectie is daarbij van
groot belang. Refl ectie richt zich op de persoonlijke
eff ectiviteit in de beroepsuitoefening en met name op
de intuïtieve oordeelsvorming die het professionele
gedrag stuurt. Refl ectie is essentieel voor reclasserings-
werkers, die continu het recidiverisico van cliënten
inschatten en hun handelen daarop inrichten. Daar-
naast is het structureel organiseren van feedback een
essentieel ingrediënt voor eff ectief werken van reclas-
seringswerkers (Menger & Krechtig, 2013).
Bij de reclassering geven we refl ectie en feedback dan
ook een belangrijke plek als vormen van ontwikkeling.
In intervisie, supervisie, individueel en intercollegiaal
overleg worden medewerkers gestimuleerd en uitge-
nodigd om te refl ecteren op ervaringen. Als Oplei-
dingshuis stimuleren we hierin het ondernemerschap
door de casuïstiekbesprekingen niet te begeleiden,
maar door medewerkers te leren hoe zij zelf op metho-
dische wijze een casuïstiekbespreking kunnen doen.
Ook voor intervisie geldt dat we medewerkers op weg
helpen om de intervisie zelf voort te zetten. Daarnaast
bieden we verschillende feedback- en refl ectietools,
zodat medewerkers individueel of samen zicht kunnen
krijgen op de eff ectiviteit van hun handelen. Denk bij-
voorbeeld aan vaardigheden als motiverende gespreks-
voering.
Omdat het geven van feedback aan elkaar vaak span-
nend wordt gevonden, hebben we als Opleidingshuis
modules ontwikkeld waarin we met teams investeren
in het creëren van een cultuur die nodig is om feedback
te durven vragen én geven.
Kennis delen
Impliciete kennis is van levensbelang voor een organi-
satie. Deze kennis vormt het grootste deel van het
kennisbestand van een beroepsgroep (Nonaka & Ta-
keuchi, 2004). Tegelijkertijd is impliciete kennis lastig
te beheren en over te dragen. Hoe veranker je deze
kennis toch in je organisatie? Dat begint bij het delen
ervan. Op die manier vergroot je zowel het individu-
ele leerrendement als het leerrendement van de orga-
nisatie.
Bij de reclassering vragen we de medewerkers om hun
kennis te expliciteren, bijvoorbeeld in best practices en
casuïstiekbesprekingen. Zo wordt impliciete kennis
overdraagbaar en kan deze worden getoetst aan up-to-
date kennis en methodieken. Het expliciteren van deze
kennis is van belang voor zowel de beroepsgroep (profes-
sionalisering), de organisatie (organisatieleerrendement)
als voor de professional (individueel leerrendement).
Naast impliciete kennis wordt ook specialistische vak-
kennis gedeeld. Sommige reclasseringsmedewerkers
hebben bijvoorbeeld veel kennis over licht verstande-
lijk beperkte cliënten, anderen zijn gespecialiseerd in
zedendelinquenten. Deze gespecialiseerde reclasse-
ringswerkers vormen kenniskringen. In een kennis-
kring vergroten zij op eigen initiatief hun kennis over
specifi eke onderwerpen en delen deze kennis met el-
kaar en met collega’s buiten de kenniskring. Niet ie-
dereen hoeft op deze manier alles te kunnen en te
weten. Van belang is dat collega’s bij specifi eke vragen
een collega met specialistische vakkennis weten te
vinden en dat deze zijn vakkennis deelt.
O&O / NR 2 201538
Fase 3. De vakvolwassen medewerker met specifi eke takenIn deze fase verbreden medewerkers hun blik en kijken
ze over de grenzen van hun vak. Omdat er routine in
het werk is verworven, ontstaat er energie en tijd om
een bijdrage te leveren in een breder perspectief. De
focus van de professional verschuift van individueel
leerrendement naar organisatieleerrendement. De pro-
fessional in deze fase voedt met zijn kennisintensieve
bijdrage ook medewerkers in de eerste ontwikkelings-
fase. Het ter discussie stellen van het WAAROM staat
centraal, met het oog op verbetering van kwaliteit.
Nemen we opnieuw het voorbeeld van een reclasse-
ringswerker die advies geeft aan de rechter en daarbij
onder andere een risico-inschatting maakt. Reclasse-
ringsmedewerkers in de derde ontwikkelingsfase heb-
ben afgelopen jaar hun ideeën ingebracht over een
verbeterde manier van advisering aan de rechtbank.
Dit heeft geresulteerd in een nieuw adviesformat dat
beter aansluit bij hoe de opdrachtgever hun advies
leest. Zo kregen medewerkers met veel ervaring een
interessante en uitdagende taak binnen hun team.
Voor de professionele ontwikkeling ligt in fase 3 de
focus op het bijdragen aan de ontwikkeling van werk
en vak.
Bijdragen aan ontwikkeling van werk en vak
Met deze professionele standaard bedoelen wij dat
medewerkers een bijdrage leveren aan de verbetering
van een product, proces of dienst. Dit doen zij door
dilemma’s of knelpunten te signaleren en voorstellen
te doen voor verbetering en innovatie. Ook zetten zij
zich in voor de ontwikkeling van collega’s. Bijkomend
voordeel is dat de werkenergie van de professional
toeneemt als deze zijn kennis kan inzetten voor het
realiseren van de collectieve ambitie van de organisatie.
Bij de reclassering geven we dit vorm door medewer-
kers in te zetten op specifi eke taken. Zij begeleiden
bijvoorbeeld als mentor een beginnend beroepsbeoe-
fenaar of ze leiden als interne trainer jongere collega’s
op. Ook nemen ze deel aan werkgroepen om zo mee
te denken over beleidsontwikkeling en -implementatie.
Een beperkte groep reclasseringswerkers krijgt de mo-
gelijkheid een masteropleiding te volgen, om zo op een
wetenschappelijke manier bezig te zijn met het vak,
het verhogen van de kwaliteit van het werk en de eigen
professionele ontwikkeling en die van collega’s.
Veerkracht en werkenergie
De vijfde professionele standaard die wij hebben gede-
fi nieerd is veerkracht en werkenergie.
Deze standaard is van belang in alle drie de ontwik-
kelingsfasen.
Veerkracht is de vaardigheid om zó met situaties en
omstandigheden om te gaan dat zij als positief bete-
kenisvol en beheersbaar worden ervaren, óók als het
om chronisch lastige of acuut gevaarlijke zaken gaat
(Paton & Burke, 2006). Veerkracht is in onze visie geen
statisch kenmerk, maar een veranderbaar, leerbaar
kenmerk. Deze professionele standaard draait er dus
om dat je leert omgaan met de eisen, verwachtingen
en tegenslagen in het werk. Daarnaast verwoorden we
in deze standaard dat medewerkers hun professionele
ontwikkeling richten op het behouden of vergroten
van hun werkenergie zodat ze deze in kunnen zetten
voor de eigen professionele ontwikkeling en om de
tevredenheid met het werk te verhogen.
Veerkracht en werkenergie van werknemers fl uctueren
door de ontwikkelingsfasen heen. Ze zijn afhankelijk
van tal van factoren. Bijvoorbeeld de mate van routine
in het werk, de hoeveelheid uitdaging in het werk, de
mate van geloof in de eigen aanpak, de balans tussen
werk en privé, steun van collega’s en ervaring met in-
cidenten. Ook als de eigen waarden van een medewer-
ker botsen met de dagelijkse praktijk of de waarden
van de organisatie, heeft dat invloed op de veerkracht
en werkenergie. De motivatie en werkenergie groeien
wanneer een medewerker nieuwe uitdagingen aangaat
en zelf kan ondernemen in leren.
Door veerkracht en werkenergie als professionele stan-
daard te benoemen, creëer je wederzijdse verantwoor-
delijkheid bij de professionals én de organisatie. Alleen
al door veerkracht en energie op de agenda te zetten
en onderdeel te maken van evaluatie- en afsprakenge-
sprekken tussen medewerker en leidinggevende, zet-
ten we een niet te onderschatten stap op weg naar de
ontwikkeling en/of het behoud ervan.
De leergrafi ek: een model voor ondernemend leren De drie fasen van ontwikkeling en de vijf professio-
nele standaarden die we hiervoor beschreven, hebben
we samengevat en inzichtelijk gemaakt in een nieuw
model voor ondernemend leren (zie fi guur 1).
In ons model zie je in kleur de drie ontwikkelingsfasen.
We kozen kleuren die in onze ogen de aard van de fase
weerspiegelen. Blauw staat voor feiten en continuïteit,
10%
Leergrafiek Opleidingshuis Reclassering
Figuur 1. Model voor ondernemend leren
O&O / NR 2 2015 39
CASUS
Drs. Ingeborg van der Oord is sociaal
psycholoog, registerpsycholoog NIP en organisatie-
coach. Ze is als zelfstandig adviseur en trainer
verbonden aan Opleidingshuis Reclassering.
E-mail: [email protected]
Olga de Vries MSc is onderwijskundig adviseur
en docent onderwijskunde. Ze werkt als onderwijs-
kundig beleidsmedewerker bij Opleidingshuis
Reclassering. E-mail: [email protected]
Literatuur- Menger, A. & L. Krechtig (2013). De professional als kennisbron; wie
werkt? In A. Menger, L. Krechtig & J. Bosker, Werken in gedwongen kader
(pp. 97-114). Amsterdam: SWP.
- Nieuwland, M. & V. Ranty (2011). Professionaliteit bij Reclassering
Nederland: Het Opleidingshuis. In Congresbundel Het vakmanschap van de
reclasseringswerker. Verkregen op 28 jan. 2011, via http://werkenin
justitieelkader.nl/CmsData/Congresbundel/Congresbundel%20Het%20
vakmanschap%20van%20de%20reclasseringswerker.pdf
- Nonaka, I. & H. Takeuchi (1995). The knowledge-creating company: How
Japanese companies create the dynamics of innovation. New York: Oxford
University Press.
- Paton, D. & K.J. Burke (2006). Geciteerd uit: A. Sperna Weiland, B.
Vogelvang & N. Vosters (2013). Sustaining Probations Offi cers’ Resilience in
Europe. Verkregen op 9 sept. 2013, via http://www.hbo-kennisbank.nl/nl/
page/search?q=spore
- Smit, C. (2002). Stages of concern – de vijf fasen voor het leren van een
vak. In M. Rondeel & S. Wagenaar: Kennis Maken – Leren in gezelschap.
Schiedam: Scriptum.
groen voor groei en ontwikkeling en rood voor vernieu-
wing en inspiratie. Op de curve erboven staan de vijf
professionele standaarden waarop in elke fase de focus
ligt. De percentages in de gekleurde vakken geven aan
wat wij zien als ideale balans binnen een team: 10 pro-
cent nieuwe medewerkers, 80 procent vakvolwassen
medewerkers en 10 procent vakvolwassen medewer-
kers met specifi eke taken. De strakke lijn tussen fase
1 en 2 staat voor de toetsing van de minimaal vereiste
beroepscompetenties. Tussen fase 2 en 3 is de lijn dif-
fuus: medewerkers geven in deze fasen zelf richting
aan hun ontwikkeling. De focus van hun ontwikkeling,
de wijze waarop zij leerrendement aantonen en het
momentum verschilt per medewerker.
Op de verticale as hebben we de mate van individueel
leerrendement gezet, op de horizontale as de mate van
organisatieleerrendement. Bij een beginnende be-
roepsbeoefenaar (fase 1) is vooral sprake van individu-
eel leerrendement; zijn bijdrage aan het leerrendement
van de organisatie is nog gering. Een vakvolwassen
medewerker (fase 2) boekt veel individueel leerrende-
ment doordat hij door ervaring, refl ectie en uitwisse-
ling steeds eff ectiever leert werken. Daarnaast levert
deze medewerker een steeds grotere bijdrage aan het
organisatieleerrendement door kennis te delen. Een
vakvolwassen medewerker met specifi eke taken (fase
3) heeft een hoge eff ectiviteit in zijn werk bereikt,
waardoor hij minder individueel leerrendement boekt
dan in de vorige fasen. Zijn bijdrage aan het organisa-
tieleerrendement is daarentegen groot, doordat hij veel
bijdraagt aan de ontwikkeling van werk en vak.
In het model zie je een dalende curve met WAT, HOE
en WAAROM, de vragen die zijn gekoppeld aan de drie
ontwikkelingsfasen. De curve staat voor de hoeveel-
heid input en sturing die nodig is vanuit de organisatie
om het leren in die fase te bewerkstelligen. Om het
‘wat’ van een beroep te leren (fase 1) is veel input en
sturing vanuit de organisatie en leidinggevende nodig.
Vandaar dat de lijn van de curve hier hoog ligt. Om na
de eerste fase goed te worden in je vak is niet alleen
opleiding nodig vanuit de organisatie. Het draait juist
ook om het inzetten van het eigen leervermogen: door
refl ectie leren uit je ervaringen in de praktijk, leren van
feedback en van collega’s. Vandaar dat in fase 2 de lijn
van de curve lager ligt dan bij de beginnende mede-
werker: brengen en halen van input en sturing zijn in
balans. Medewerkers in fase 3 hebben nog minder
input en sturing vanuit de organisatie nodig en geven
deze vooral zelf.
Bij de reclassering werken we nu sinds een jaar met
ons nieuwe model voor ondernemend leren. Het model
is enthousiast ontvangen. Niet alleen maakt het in één
oogopslag duidelijk dat de reclassering van haar me-
dewerkers verwacht dat zij zich een leven lang profes-
sioneel blijven ontwikkelen, ook laat het zien dat bij-
dragen aan ontwikkelen veel breder en diverser is dan
alleen ‘een cursus volgen’.
Om ondernemend leren binnen een organisatie suc-
cesvol in te voeren, is een aantal voorwaarden van
belang, zo blijkt uit onze ervaringen tot nu toe. We
vatten ze tot slot samen:
• Formuleer heldere kaders en professionele standaar-
den die aangeven waar de verantwoordelijkheid over
gaat. Zorg dat deze kaders tegelijkertijd ruimte laten
voor de uniciteit en specifi eke ontwikkelbehoefte
van elke medewerker.
• Creëer een cultuur waarin het zelf organiseren van
feedback en refl ectie een vanzelfsprekend onderdeel
is van het werk.
• Zorg dat het management professionals aanstuurt
op basis van vertrouwen, en een faciliterende hou-
ding kiest boven een voorschrijvende, verticale stu-
ring.
• Verander de rol van de opleidingsafdeling. De afde-
ling beweegt mee met de professionals en leert hen
hoe zij handen en voeten kunnen geven aan het le-
ren in de praktijk en van elkaar. De afdeling biedt
een inspirerend aanbod dat zowel expliciet als impli-
ciet leren stimuleert en dat goed aansluit bij de ver-
schillende ontwikkelingsfasen van professionals. •
O&O / NR 2 201540
Paarden laten je zonder voorbehoud en direct zien wat
het eff ect is van jouw gedrag en aanwezigheid op de
ander of in de groep. Dat is een mooi gegeven, want
daar worstelen wij mensen nogal eens mee. Wat doe
ik in contact met anderen en hoe kan ik mijn invloed
vergroten? Hoe komt het dat ik niet doordring tot de
ander? Et cetera, et cetera. Voor eenieder die eens op
een andere manier wil kijken naar zijn of haar onbe-
wuste gedragspatronen, is coaching met behulp van
paarden een indrukwekkende en waardevolle ervaring.
Het draagt bij aan ontwikkeling in (persoonlijk) leider-
schap en authenticiteit. Het maakt onbewuste patro-
nen zichtbaar, waardoor je daar meer regie over kunt
voeren.
Maar hoe werkt het dan en wat gebeurt er in zo’n coa-
chingssessie? Ik vertel het graag uit eigen praktijk.
Mens en paardAllereerst iets over een paard. De geschiedenis leert
ons hoe bijzonder de relatie tussen mens en paard kan
zijn. Als meisje was ik diep geraakt door de fi lm ‘Black
Beauty’: hoe een klein jongetje door een paard gered
wordt van de dood, omdat er een diepe verbintenis is
ontstaan tussen de twee. Zonder woorden vinden ze
elkaar vanuit een andere gemeenschappelijke dimen-
sie. En zo is er ook het verhaal van de Shetlandpony,
uit de tijd van de steenkolenmijnen, die weigerde de
mijnschacht in te gaan. De mijn stortte even later in.
En zo werden de mijnwerkers gered van de dood. Wat
is dat toch met paarden en aanvoelen?
Over gevoel gesprokenMensen hebben drie hersenlagen. Paarden beschikken
alleen over het reptielen- en het zoogdierenbrein. De
rationele laag beperkt zich tot een korte termijn ge-
heugen van tien seconden. Paarden reageren dus in-
stinctief en gevoelsmatig. Ze denken niet na over wat
er gebeurt, maar reageren direct op de emotie, het
gevoel. Dit maakt dat paarden direct zichtbaar maken
wat er op gevoelsniveau gebeurt in de interactie met
de ander. Het paard reageert op jouw aanwezigheid en
spiegelt dat in zijn gedrag. Via de vertaling van de paar-
dencoach over wat het paard laat zien, krijg je inzicht
in wat zich afspeelt in jezelf (vaak onzichtbaar, maar
vaak wel herkenbaar) en kun je beter benoemen welke
betekenis dat voor je heeft en wat je daar dan voor
jezelf uit kunt of wilt halen.
Werken met paarden opent ook het gesprek over je
gevoel. Vanuit hun diepe verbinding met deze emoti-
onele laag, nodigen de paarden je uit om te ervaren wat
er vanbinnen bij je gebeurt. Mijn ervaring is dat ik heel
vaak zie dat mensen van binnenuit de weg van het
hoofd naar het hart maken. Het hart is het centrum
van gevoelens en emoties met zeer waardevolle infor-
Het geheim van de smid (14)
Het geheim van de Paardensmid
In de themareeks ‘Het geheim van de smid’ zijn we op zoek naar methoden of
aanpakken die lezers waardevol vinden voor de praktijk. Saskia Th eunissen
beschrijft het geheim van coaching met behulp van paarden.
Saskia Theunissen
Ga naar www.xperthr.nl
voor alle artikelen uit
deze reeks in 2014.
O&O / NR 2 2015 41
METHODIEK
matie over waar meer dan 80% van onze communica-
tie door wordt bepaald. Paarden zijn daarom een prach-
tige toegangspoort om het hier snel en eff ectief over
te hebben in coaching en training.
Systemisch werkenMensen zijn sociale wezens, die zich zeer snel kunnen
aanpassen aan anderen. Dat doen we omdat de veilig-
heid van een groep een belangrijk overlevingsmecha-
nisme is. Dit mechanisme kennen paarden ook. Zij
leven vanuit het paradigma van de groep of ‘de kudde’.
Voor het paard zijn wij in hun aanwezigheid altijd on-
derdeel van de groep of het systeem. En de manier
waarop we ons manifesteren is voor het paard essen-
tieel voor het ervaren van veiligheid en vertrouwen.
Vanuit het paradigma van de groep spreken we dus
dezelfde taal en kunnen we heel goed werken met het
systemisch perspectief in een coachingssessie met
paarden.
Systemisch werken houdt in dat we werken met een
wetend of energetisch veld. We noemen dit zo omdat
we te maken hebben met energie en het tot nu toe nog
steeds niet wetenschappelijk verklaard is waarom dit
veld zo werkt.
Bij systemisch werken zijn de volgende drie wetmatig-
heden werkzaam:
• Het recht erbij te horen: ieder mens heeft recht op een
plek in de groep. Niemand kan worden uitgesloten.
• Volgorde: alle leden van de groep staan in een rang-
orde ten opzichte van elkaar. Deze plek dient te
worden geëerd.
• Balans van geven en nemen: geven en nemen dienen
evenredig in balans te zijn. Te veel of te weinig geeft
spanning en onuitgesproken verwachtingen.
De paarden spiegelen in een coachingssessie hoe de
coachee deze wetmatigheden toepast in contact met
anderen. Zo ontdek je welke verstrengelingen en ver-
warringen je van je gezonde plek houden. De volgende
vragen geven dan inzicht: ‘Waar ga jij staan ten op-
zichte van de paarden?’ ‘Welke plek neem jij in, in de
kudde?’ ‘Is dat een plek die goed is voor jou of voor de
ander?’
Het blijkt steeds weer dat de hele groep of het hele
systeem tot rust komt op het moment dat ieder team-
lid op de juiste plek staat: de plek die verbonden is met
de orde en de ordening.
Een coachingssessieIn een coachingssessie met behulp van paarden werken
mensen individueel of in een groep aan hun persoon-
lijke of professionele ontwikkelvraag. De paardencoach
focust zich op het gedrag/handelen van de deelnemer
en ziet welk eff ect dat heeft op de houding en de be-
weging van het paard. Dit benoemt de coach. De paar-
dencoach verkrijgt verder informatie door het ‘lezen’
van het paard en het stellen van vragen. Op deze ma-
nier ontvouwt zich datgene wat van belang is voor een
volgende stap in de ontwikkeling. Zowel ineff ectieve
als eff ectieve patronen, en het eff ect daarvan op jezelf
en anderen, komen duidelijk naar voren.
In de coachingpraktijk laat het paard vaak tekenen van
veiligheid zien als de cliënt ‘echt’ is. Een paard is een
kuddedier en vanuit dit kuddeperspectief is het voor
paarden van het grootste belang dat andere leden van
de kudde coherent gedrag vertonen, zodat zij zich vei-
lig kunnen voelen. Met andere woorden: paarden hou-
den niet van zogenaamde ‘dubbele agenda’s’ en hebben
daar dan ook geen boodschap aan. Al het aangeleerde
en aangepaste gedrag is onveilig omdat het maar voor
een deel laat zien wie iemand is. Dit neemt het paard
waar als onbetrouwbaar.
In contact met de paarden zie ik dat de volgende prin-
cipes veel terugkomen in bevordering van authentici-
teit en (persoonlijk) leiderschap:
• Heelheid: goede en slechte kanten van de persoon
worden zichtbaar. De coachee is aanwezig in heel
zijn mens-zijn, zonder te hoeven verbergen of ver-
hullen.
• Gelijkwaardigheid: de coachee leert de ander zien als
gelijkwaardig, ondanks ongelijkheid (je bent niet
hetzelfde, maar daarom niet meer of minder ten
opzichte van elkaar). Alleen zo ontstaat een veld
waarin men elkaar vanuit eigenheid respecteert en
serieus neemt.
• Liefdevol: de spiegel van de paarden (feedback) is
altijd liefdevol. Paarden zijn meesters in werken
vanuit het hart, ze kunnen niet anders. Dit maakt
dat coachees beter kunnen aannemen, ook als de
feedback kritisch is.
Ten slotte kunnen we met paarden niet in discussie
gaan. Die taalbarrière maakt dat we de beweging of
reactie van de ander voor waar moeten aannemen.
Geen eindeloze gesprekken en vergaderingen maar
werken in stilte en vanuit het ‘hier en nu’. Onvoor-
waardelijk, onmiddellijk en glashelder. •
Saskia Th eunissen is zelfstandig trainer en
coach op het gebied van prestatieverbetering en
gedragsverandering. Samen met Rob van Tiel en haar
twee Shetlandpony’s verzorgt ze regelmatig
workshops ‘Werken met paarden als spiegel’.
www.oenante.nl. E-mail: [email protected]
Meer lezen?
R. Knaapen (2012). Coaching met paarden. Het systemisch
perspectief. Amsterdam: Boom/Nelissen.
AANBEVELING
80%VAN DE BEZOEKERS
BEVEELT DEZE
MASTERCLASS AAN!
Masterclass HR-metrics en HR-analyticsHet stappenplan voor HR-analytics
1 oktober 2015 • Supernova Utrecht
HR-analytics eenvoudig? Ja dat kan!Vindt u het ook lastig om te starten met het analyseren van HR-data en het te presenteren aan het management?
Directies vragen steeds vaker om met harde cijfers te komen op het gebied van personeelsbeleid. Maar waar
haalt u de cijfers vandaan en hoe analyseert u de output het beste? Welke analysemethodes zijn er eigenlijk en
hoe maakt u de vertaalslag van HR-data naar managementinformatie?
Handvatten voor een praktische aanpak in 5 stappenTijdens deze masterclass gaan we met uw basisvragen aan de slag en helpen we u op weg met een eenvoudig
stappenplan. De masterclass is een goede combinatie tussen theorie en praktijk. Aan de hand van 5 stappen
wordt HR-analytics letterlijk vertaald naar uw eigen organisatie. Hierdoor bent u beter in staat de prestaties van
medewerkers te verhogen en de perfomance van de organisatie te verbeteren.
TopexpertsExperts Gerard Evers en Irma Doze hebben jarenlange ervaring in HR-analytics en zijn veelgevraagde sprekers.
Zij onderbouwen de theorie met praktijkvoorbeelden van bedrijven die al verder zijn met HR-analytics.
Schrijf u snel in en krijg het boek 'HR-analytics' van Irma Doze cadeau!Schrijf u snel in zodat u ook waarde kan creëeren met een data-gedreven HR beleid! De deelnameprijs voor deze
masterclass bedraagt € 699,- p.p. (excl. btw). Als u voor 31 augustus inschrijft ontvangt u € 100,- vroegboekkorting.
Ga voor meer informatie en het volledige programma naar:
www.penomasterclasses.nl/analytics
O&O / NR 2 2015 43
VAKINFORMATIE
Congresverslag
In Londen vond eind januari Learning Technologies plaats. Een veel gehoorde
opmerking onder de bezoekers was dat
het moeilijk kiezen was tussen de ver-
schillende interessante sessies; een
goede voorspeller voor een goede con-
ferentie.
Dit jaar bezocht een Nederlands/Belgische
delegatie van 20 personen de conferentie.
Het Engelse Learning & Performance Insti-
tute is de initiatiefnemer van de conferentie
inclusief de vakbeurs. De naam Learning
Technologies suggereert dat technologie cen-
traal staat tijdens de conferentie, maar dat
is eigenlijk niet het geval. Het programma
van keynotes en parallelsessies is gevarieerd
en biedt onderwerpen rondom leren vanuit
organisatieperspectief, breinkennis, de toe-
passing van social media en alle actuele
trends, zoals 70:20:10 en MOOC’s. Ook
trends op het gebied van technologische ont-
wikkelingen hebben altijd een duidelijke
plaats op de agenda, zoals de sessie van fu-
turist Gerd Leonard. Dit gecombineerd met
sessies door ‘klassiekers’, zoals deze keer
‘mister mindmap’ Tony Buzan, levert een
breed palet aan onderwerpen op.
De openings keynote was dit jaar van Sugata
Mitra, die vooral bekend is geworden met
zijn verhaal van het ‘computer in de muur’-
experiment (hole in the wall) in een Indiase
basisschool. Het cen-
trale idee van kinderen
die zelfgestuurd leren,
riep veel positieve reac-
ties op toen Mitra’s
TEDtalk video een
hype werd. Inmiddels
is de magie rondom dat
verhaal grotendeels
verdwenen en was ie-
dereen benieuwd naar
Sugata Mitra’s verhaal
van vandaag. Mitra ver-
telde dat hij ieder jaar de meest toonaange-
vende publicaties over leren ‘scant’ en er een
Wordl van maakt; een manier om de belang-
rijkste trefwoorden in beeld te brengen. De
opvallendste conclusie is dat recent het
woord ‘teaching’ is verdwenen. Mitra conclu-
deert dat in onze informatierijke samenle-
ving zelfgestuurd leren een centrale rol moet
hebben. Hij refereert daarbij aan de term
SOLE (Self Organized Learning Environ-
ment) en presenteert zijn SOLE-concept
waarbij samenwerking, nieuwsgierigheid en
een ‘curriculum of questions’ belangrijke
bouwstenen zijn.
Op de eerste dag volg ik vooral sessies van
‘klassiekers’, zoals Tony Buzan over ‘zijn’
mindmap. Het is mooi om de oorspronke-
lijke bedenker van een concept, techniek of
idee aan het woord te horen en zo meer diep-
gang en achtergrond mee te krijgen. Daarna
volg ik de Nederlandse bijdrage van dit jaar:
‘cultuurgoeroe’ Fons Trompenaars laat zien
hoe we inzichten over verschillen in landen-
culturen kunnen toepassen in het ontwerp
van leerinterventies. Hij put daarbij ook uit
eigen recente ervaring: hij werkt momenteel
aan e-learning producten rondom zijn cul-
tuur-expertise. Zijn voorbeelden zijn illustra-
tief, praktisch, soms wat cynisch en ook
komisch. Hij strooit met voorbeelden, zoals:
‘Amerikanen willen eerst een case en dan
theorie, Fransen willen eerst theorie en dan
een case’. Zijn centrale boodschap is dat wer-
ken met cultuurverschillen in essentie gaat
over het actief uitwerken van een verbinding
tussen tegenstellingen (connect opposites), in
plaats van het zoeken naar ‘een gemiddelde’.
De receptie van internationale deelnemers
vormt een mooie afsluiting van de eerste dag.
Het napraten met andere delegatieleden en
conferentiegangers - uit Rusland, Libanon,
Israël, de USA en Noorwegen - verrijkt de
nieuwe inzichten van de dag en geeft extra
ideeën voor toepassing in de eigen werkprak-
tijk.
Dag twee begint met
een keynote van Pro-
fessor Robert
Winston over het
brein. Zijn ingetogen,
weloverwogen En-
gelse stijl met subtie-
le humor, doet je
weer beseff en wat het
mooie is aan een con-
ferentie in de UK met UK-sprekers. Winston
vertrekt vanuit de schilderkunst, toont
prachtige breinvideo›s, maar verrast ook met
een video waarin hij zelf in alpinistenoutfi t
aan een touw een bergkloof oversteekt en
vanuit dat eerste touw stap voor stap een
loopbrug bouwt. Zo demonstreert hij heel
duidelijk wat er moet gebeuren om nieuwe
breinverbindingen tot stand te brengen.
Daarna is het weer moeilijk kiezen uit di-
verse interessante sessies. Erg inspirerend is
de sessie van Julian Stodd; een slimme, oor-
spronkelijke denker en schrijver van ‘Th e
Social Leadership Handbook’. Julian is een
bijzondere verschijning met lange baard en
lange haren en altijd voorzien van Google
Glass. Hij maakt alle illustraties voor zijn
boeken en presentaties zelf. Dit gecombi-
neerd met zijn inspirerende ideeën over So-
cial Learning en Social Leadership maakt zijn
presentaties zeer de moeite waard. Social
learning neemt op dag twee een belangrijke
plaats in het programma in, want ook Jane
Hart en Euan Semple delen hun ideeën op
dit gebied en Martin Couzins en Sam Bur-
rough doen dat vanuit MOOC-perspectief.
Nieuwsgierig geworden? Op de website www.
learningtechnologies.co.uk onder ‘resources’
zijn videoregistraties van alle sessies te vin-
den. Toch gaat er niets boven het ‘live’ bele-
ven van deze conferentie, inclusief de gast-
vrijheid van een actieve en professionele
UK-community en het onderdeel zijn van
een delegatie. Op 3 en 4 februari 2016 is je
volgende kans. •
Learning Technologies 2015
Drs. Ger Driesen is medeoprichter van Challenge Leadership Development Academy en spreker op het gebied van de toekomst van werk, leiderschap en leren.
www.cld.academy E-mail: [email protected]
Julian Stodd
Londen
Auteurs: Suzanne Verdonschot & Mara Spruyt
Uitgever: Kessels & Smit Publishers
ISBN: 9789082326109
Pagina’s: 72
Prijs: € 15,-
Nieuwsgierigheid op het werkBeter presteren door fouten, vragen,
twijfel en verwondering
Het zit van nature in ons: nieuwsgierig zijn
naar iets wat we nog niet (helemaal) weten.
De auteurs van het boek ‘Nieuwsgierigheid
op het werk’ signaleren dat we als werkende
volwassenen vaak steeds minder ruimte ge-
ven aan die nieuwsgierigheid. We voelen te
vaak het beroep dat wordt gedaan op het ‘al
weten’, ergens een uitgesproken mening over
hebben, geen fouten maken. Openlijk twij-
felen komt je professionele imago niet ten
goede, zo is de indruk. En dat is jammer,
want juist nieuwsgierigheid is een vliegwiel
voor leren: het komt voort uit een ervaren
kennishiaat en zet mensen aan tot leren en
ontdekken. Vooral in het alledaagse hier en
nu liggen de momenten voor het oprapen
om nieuwe ontdekkingen te doen, zolang je
oog hebt voor de dingen die je kunnen ver-
rassen of verwonderen.
De mechanismen die nieuwsgierigheid op
het werk kunnen belemmeren, worden in het
boek toegelicht aan de hand van divers on-
derzoek, literatuur en praktijkvoorbeelden;
evenals hoe we deze belemmeringen te lijf
kunnen gaan.
In twaalf columns beschrijven de auteurs
vervolgens eigen ervaringen met het volgen
van hun nieuwsgierigheid. In de columns
zitten leuke en praktische ‘geleerde lessen’
besloten, die helpen om meer ruimte te ge-
ven aan nieuwsgierigheid. Niet alleen bruik-
baar voor jezelf, maar zeker ook voor het
werk als adviseur of coach richting anderen.
Collega’s en andere ongemakkenDe psychologie van de werkvloer
In het werk hebben we de hele dag te maken
met collega’s en daar zitten regelmatig ook
mensen bij waar je je aan kunt ergeren.
Hoogleraar sociale psychologie Roos Vonk
begint met de opmerking dat dit boek daar-
over gaat, maar vooral ook over wie je eigen-
lijk zelf bent. Ze beschrijft – in de vorm van
columns, met verwijzingen naar theorie en
literatuurbronnen – diverse psychologische
mechanismen die inzicht geven in hoe we
ons in het werk kunnen gedragen en voelen.
Van daaruit worden tips en aanbevelingen
gedaan om situaties beter te leren hanteren.
Zoals: leer ermee leven dat het je soms te-
genzit en dat niemand volmaakt is. Bruik-
baar is bovendien het pleidooi voor ‘mental
contrasting’: ga niet alleen fantaseren over
wat je voor elkaar zou willen krijgen, maar
sta eveneens gericht stil bij de huidige reali-
teit en hoe die contrasteert met je dromen.
Want pas dan kun je vanuit meer realisme
bedenken wat er echt nodig is om de kloof
tussen fantasie en realiteit te overbruggen.
Het boek is vooral geschikt ter inspiratie, on-
der andere voor (loopbaan)coaches, maar
ook voor jezelf.
Auteur: Roos Vonk
Uitgever: Maven Publishing
ISBN: 9789491845543
Pagina’s: 216
Prijs: € 17,50
Gelukkig werkenVersterk je persoonlijk leiderschap
‘Wie geluk ervaart in het werk is leergieri-
ger, creatiever, productiever, zelfverzeker-
der en beter bestand tegen veranderingen
en stress’, aldus de auteurs. De betekenis
van werken in het leven van mensen is
in de loop der tijd verschoven: het is een
belangrijk levensdomein geworden waar-
binnen mensen zich willen ontwikkelen.
Werk kan veel voldoening en zin geven,
maar aan de andere kant doet het daarmee
ook een steeds groter beroep op het ‘per-
soonlijk leiderschap’ van mensen zelf: ze
hebben een persoonlijk kompas nodig, dat
hen helpt bepalen of ze de goede richting
opgaan of niet. In dit boek beschrijven de
auteurs daartoe de methode ‘Het Ge-
lukskompas’, bestaande uit de volgende
onderdelen: keuzes maken, jezelf ontdek-
ken, je kwaliteiten gebruiken, je regelmatig
bezinnen, alert zijn op valkuilen en ‘smart’
acties plannen. Het grootste deel van het
boek behelst de concrete uitwerking van de
methodiek, met veel oefeningen, check-
lists en zelftests, verhelderende uitleg van
onderliggende concepten en praktische
aanwijzingen voor te nemen acties en voor
het vasthouden van de ingezette verande-
ringen om gelukkig te blijven werken. Voor
HRD-professionals en coaches biedt het
boek daarom een veelheid aan praktisch
toepasbaar materiaal, dat is gebaseerd op
de ruime praktijkervaring en het onder-
zoekswerk van de auteurs.
Auteurs: Onno Hamburger & Ad Bergsma
Uitgever: Boom/Nelissen
ISBN: 9789024401062
Pagina’s: 176
Prijs: € 21,50
O&O / NR 2 201544
In de BoekenSamenstelling: Dr. Isolde Kolkhuis Tanke. Nieuw boek gespot? [email protected]
Vraag jij je ook wel eens af hoe je men-
sen gerichter naar een video kunt laten
kijken? Met meer focus en aandacht?
Zodat ze ook echt iets leren van het
bekijken van de video?
Het is bewezen dat mensen die een video
bekijken waarop iemand een taak uitvoert,
daarna zelf beter zijn in het doen van die
taak. Dit observationeel leren werkt vooral
krachtig als een taak relatief nieuw voor je is.
Naast deze ‘how-to’ fi lmpjes maken we ook
vaak gebruik van YouTube-fi lmpjes om een
verhaal sterker te maken. Of een inspire-
rende TEDTalk om bepaalde problematiek
onder de aandacht te brengen.
In deze AppTalk maak je kennis met drie
handige tools die je kunt gebruiken om iets
toe te voegen aan een video: een persoonlijk
ingesproken tekst, een paar gerichte vragen
en een discussieomgeving.
Tools die iets toevoegen aan een video Voor we naar de drie tools kijken, wil ik
Tubechop onder de aandacht brengen. Met
deze tool kun je een video van YouTube in-
korten. Heel handig als het je gaat om een
bepaald stukje uit een langere fi lm. Want: we
kijken over het algemeen maximaal zes mi-
nuten naar een fi lmpje.
Vialogues – een discussieomgeving
toevoegen
Met deze tool
kun je een on-
line gesprek
op gang bren-
gen rondom
een video. Je
uploadt een
fi lmpje en op
bepaalde momenten in het fi lmpje ‘plaats’ je
een open of gesloten vraag. De kijker kan al
kijkend de vragen beantwoorden. Ook kun-
nen de kijkers vragen aan jou stellen. Mooi
aan Vialogues is dat elke vraag een tijdsaan-
duiding in de video meekrijgt. Wat deze tool
onderscheidend maakt van de twee tools
hierna, is dat kijkers ook de reacties van an-
dere kijkers zien en daarop kunnen reageren.
Zo kan er online een interessant gesprek
gevoerd worden.
EduCanon – vragen toevoegen
Met deze tool kun je open of meerkeuzevra-
gen toevoegen aan een fi lmpje. Misschien
heb je zelf eens een fi lmpje gemaakt van een
presentatie en wil je kijkers op specifi eke mo-
menten in het fi lmpje ergens over na laten
denken? EduCanon werkt zo dat je op een
specifi ek moment in het fi lmpje de vraag
plaatst. Als iemand dan het fi lmpje bekijkt,
stopt het fi lmpje daar en verschijnt links in
beeld de vraag. De kijker geeft antwoord en
bij een meerkeuzevraag verschijnt gelijk
feedback (goed, fout en eventueel een toe-
lichting). De open antwoorden worden ‘ach-
ter de schermen’ verzameld en zijn zichtbaar
voor jou als trainer of docent. Die kun je later
met de groep bespreken. Hier zien de deel-
nemers elkaars reacties dus niet.
EDpuzzle – geluid toevoegen
Met EDpuzzle kun je, net als bij EduCanon,
open en meerkeuzevragen toevoegen aan
een video. Maar er kan meer, namelijk:
• Een voice-over toevoegen. Mocht je een
video willen voorzien van een eigen toe-
lichting, omdat je een ander verhaal aan
de beelden wilt toevoegen of de tekst in
het Nederlands wilt hebben, dan kun je je
eigen tekst inspreken. Wel moet je dit dan
voor de hele video doen.
• Audiocommentaar toevoegen. Op de po-
sitie waar je het audiocommentaar in-
voegt, pauzeert de video. Na het beluiste-
ren van het commentaar gaat de video
weer verder. Zo kun je korte mondelinge
toelichtingen inspreken op zaken in de
video die je wilt onderstrepen.
Ook deze tool verzamelt ‘achter de schermen’
de reacties van de deelnemers, waardoor ze
elkaars antwoorden niet kunnen zien.
Wanneer gebruik je een interac-tieve video?Zo’n interactieve video is uitermate geschikt
voor gebruik in aanloop naar een (online)
bijeenkomst. Je nodigt deelnemers uit in de
online omgeving waar de video staat en geeft
ze de gelegenheid om tot een bepaalde da-
tum de video te bekijken en de bijbehorende
vragen te beantwoorden. Je kunt de vragen
richten op het toetsen van begrip, maar ook
op meningsvorming of als opstap voor na-
dere verdieping; een vorm die uitstekend
past bij het werken volgens een ‘fl ipped class-
room’. Dit is een vorm waarbij je klassikale
overdracht vervangt door video’s en eventu-
ele andere online instructies. De klassikale
tijd die beschikbaar komt, gebruik je vervol-
gens voor individuele aandacht, discussie,
uitwisseling van ervaringen en oefenen. •
Interactieve video’s maken
Drs. Sibrenne Wagenaar is eigenaar van Link2Learn en zelfstandig adviseur vanuit Ennuonline, bezig met het nieuwe leren. E-mail: [email protected]
Ga naar
www.xperthr.nl
voor alle AppTalks
uit 2014/2015.
Meer weten?
Ben je op zoek naar meer inspiratie over
het gebruik van video bij leren? Op dit
Pinterest board verzamelt Ennuonline
waardevolle links en praktijkvoor-
beelden: https://www.pinterest.com/
ennuonline/leren-van-videos/
O&O / NR 2 2015 45
AppTalkVAKINFORMATIE
O&O / NR 2 201546
GASTCOLUMN
Tien keer beter, sneller en goedkoper!
Hans van der Loo is adviseur, spreker en publicist op het gebied van gedrags- en
organisatieverandering. Hij sprak op het O&O-congres van maart jl. Zijn meest recente boek
heet Vaart maken – Energiek veranderen in 90 dagen. E-mail: [email protected]
We horen en lezen de laatste tijd over voorbeelden van bedrijven die ongekende prestaties laten zien. Het gaat
meestal om start-ups die met hun vernieuwende aanpak niet alleen in staat zijn om bestaande markten te ont-
wrichten, maar die tegelijkertijd ook in staat zijn om op exponentiële wijze te groeien. Bestaande organisaties
hebben het moeilijk om zich tegen het geweld van de nieuwkomers te weren. Ze stappen net als de taxichauff eurs
naar de rechter, proberen net als V&D het hoofd met kunst- en vliegwerk boven water te houden of gooien de
handdoek in de ring.
De vraag is uiteraard hoe het die nieuwkomers lukt om onder uiterst zware marktomstandigheden pijlsnel te
groeien. De kenners geven hier twee verklaringen voor. Exponentiële groei van succesvolle start-ups zou het
gevolg zijn van het optimaal inzetten van de nieuwe technologie en van het bedenken van alsmaar slimmere
businessmodellen. Dat lijkt een evidente en afdoende verklaring, maar dat is het niet. Er mist namelijk een
cruciaal element in het verhaal: de inbreng van de factor mens. Het zijn immers mensen die nieuwe ideeën be-
denken, die het spel veranderen (‘game changers’) en de spelregels ingrijpend wijzigen (‘rule breakers’). Het zijn
mensen die alles wat eerder bedacht is op losse schroeven zetten, die ongekende mogelijkheden zien en in
praktijk brengen.
Dit alles drong pas goed tot me door, toen ik niet zo lang geleden een aantal exponentieel groeiende organisaties
bezocht en de betrokkenen bevroeg over de factoren achter hun succes. Tegen alle verwachtingen in gingen de
gesprekken helemaal niet over technologie (‘die kun je makkelijk inkopen’) en over grensverleggende business-
modellen (‘die kun je niet alleen makkelijk bedenken, maar ook zo weer kopiëren’). ‘Menselijk gedrag is de écht
doorslaggevende factor in ons succes’, werd mij verteld. Daar stond ik dan als gedragswetenschaper: met mijn
mond vol tanden. Gelukkig wist ik me snel te herpakken en voerden we lange gesprekken over menselijke kwa-
liteiten die bepalend zijn voor snelle groei onder zware omstandigheden. Het bleken er drie te zijn.
In de eerste plaats kenmerken exponentieel groeiende ondernemingen zich door een positief ‘yes-gevoel’: de
betrokkenen geloven in eigen kunnen en in de mogelijkheid om positieve vernieuwingen te realiseren. Ze zien
mogelijkheden waar anderen vooral op problemen stuiten. Ze zien wat anderen niet zien. Ze zijn nieuwsgierig en
proberen grenzen te doorbreken. Ze geloven in zichzelf en zijn niet te bang om hun nek uit te steken.
In de tweede plaats sturen de succesvolle nieuwkomers niet zozeer op doelen en resultaten, maar op dromen en
prestaties. Wat is het verschil? Sturen op doelen en resultaten komt er meestal op neer dat van bovenaf een berg
doelen over mensen wordt uitgestort en dat achteraf wordt bekeken of je je resultaten hebt gehaald. Een probleem
hierbij is dat die doelen voor de meeste medewerkers abstract en weinig motiverend zijn. Een ander probleem is
dat de meesten uit ervaring weten dat ze ermee weg komen wanneer de resultaten achteraf bezien niet zijn be-
haald. Bij collectieve dromen ligt dat anders: die inspireren mensen tot opmerkelijke prestaties. Denk maar eens
aan het Amerikaanse voornemen uit de jaren zestig om naar de maan te gaan: die droom zette de hele natie in
vuur en vlam. Door hun dromen aan te duiden als ‘moonshots’ haken exponentieel groeiende bedrijven als
Google aan bij deze traditie. Een waarschuwing hierbij: het is cruciaal om je dromen in concrete prestaties – uit-
muntende verrichtingen waarbij je er alles uithaalt wat erin zit – te vertalen. Pas dan ontstaat de gewenste drive.
In de derde plaats is het succes van exponentieel groeiende ondernemingen gebaseerd op doen, doen, doen. Er wordt
geen tijd geïnvesteerd in het maken van en praten over integrale plannen. Men gaat liever meteen aan de slag. Ex-
perimenteren, testen en leren – in het nieuwe vakjargon aangeduid als ‘rapid prototyping’ – daar gaat het om. Steeds
weer opnieuw bekijken wat werkt en wat niet. Stap voor stap in moordend tempo vooruit.
Positieve energie, een collectieve focus op dromen en prestaties en de neiging om snel tot actie over te gaan, zijn de
drie menselijke componenten van eigentijdse groeiers. Deze componenten zorgen ervoor dat bedrijven tien keer
beter, sneller en goedkoper kunnen produceren. De aandacht voor menselijk gedrag is een opsteker voor HR-men-
sen. Het is tegelijkertijd ook een verplichting om gericht aan het werk te gaan om het verborgen potentieel in de
eigen organisatie zo snel mogelijk te ontsluiten. We weten hoe het moet. Ik zou zeggen: ga meteen aan de slag! •
Een reis door Duurzame Inzetbaarheid2 & 3 NOVEMBER - 1931 Congrescentrum Brabanthallen Den Bosch
The Game
Ervaar de betekenis van Duurzame Inzetbaarheid in “The Game”.
Uitgedaagd door tijdsdruk, bottle-necks, dilemma's en onverwachte wendingen, ga je onder leiding van
een deskundige spelleider een opdracht oplossen door
informatie in te winnen bij partners op het plein!
Initiatiefnemers: Partners:
Workshop en lezingen
Bezoek de theaters en laat je informeren en inspireren. De
1. Vergroten van gezondheid2. Creëeren van betrokkenheid
3. Ontwikkelen van medewerkers4. Organiseren van overleg en
samenwerking 5. Meten van rendement
Netwerken
Bezoek het café en wissel onder het genot van een hapje en een drankje
ervaringen uit met collega's.
Bezoek de interactieve beursvloer en maak kennis met alle facetten
van Duurzame Inzetbaarheid.Bestel snel je toegangskaarten!
BESTEL NU JE KAARTEN OP: WWW.INZETOPMAAT.NL
THE GAME
PITCH THEATER
P&O ACTUEEL
BEURSPLEIN
XPERTHR
HET ONTDEKPLEIN
EEN REIS DOOR D.I.
BEURSTHEATER
Cedeo feliciteert alle HR-dienstverleners in deze advertentie met hun recent verkregen nieuwe of vernieuwde
Cedeo-erkenning. Dat betekent dat minimaal 80% van hun klanten tevreden is over de performance, klantgericht-
heid en de samenwerking. De erkenning wordt verleend op basis van regelmatig klanttevredenheidsonderzoek
onder inkopers en opdrachtgevers uit het bedrijfsleven, de overheid en de non-profitsector. Dat houdt de aanbie-
ders scherp, het aanbod op niveau en het keurmerk waardevol.
En het geeft u zekerheid, als u verantwoordelijk bent voor het
inkopen van opleidingen, trainingen of andere HR-diensten.
Ga voor meer informatie over de procedure om Cedeo-erkend
te worden naar www.onderscheiddoorerkenning.eu
Cedeo-erkend: laat uw klanten weten dat ze goed zitten.
K.P. van der Mandelelaan 41a, Rotterdam Postbus 701, 3000 AS Rotterdam T. 010 - 201 42 22 www.cedeo.eu [email protected]* Cedeo is de onafhankelijke certificerende instantie voor organisaties actief op het gebied van de human resources improvement. Cedeo verleent en registreert het keurmerk ‘Cedeo-erkend’.
D&D Fisc BVBA, Oudenaarde
Van Beekveld & Terpstra Organisatieadviesbureau B.V., Hoorn
Van Beekveld & Terpstra Organisatieadviesbureau B.V., Hoorn
Adromi Groep, Hendrik-Ido-AmbachtAMI Consultancy, MaastrichtDe Boer & Ritsema van Eck, RotterdamBoertien Vergouwen Overduin B.V., HilversumCapgemini Academy, UtrechtCensor Bestuur, TilburgCensor Voor de verandering, TilburgDriessen B.V., HelmondDukers & Baelemans Opleiding & Advies BV, VessemGooiconsult, GroenekanHAN VDO, NijmegenHanzehogeschool Groningen Professionals en Bedrijven, GroningenVan Harte & Lingsma, OegstgeestVan der Heide Opleidingen & Inspecties, KollumICM Opleidingen & Trainingen, UtrechtInholland Academy, AlkmaarInstituut voor Veiligheid & Milieu b.v., CoevordenISES B.V., ZaltbommelJuzt, Breda
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd, ‘s-HertogenboschKTBA Kwaliteitszorg BV, KaatsheuvelTalenbureau Lexicon bv, HaarlemMenea, NieuwegeinNTI Zakelijk, LeidenPCI Languages, AlkmaarPolitie Opleidingen Centrum Nederland, GeervlietPolitie Vormingscentrum B.V., VaassenSales Improvement Training B.V., VeenendaalSenter Human Development BV, SonSMZ IT-opleidingen, MiddelburgInstituut voor Sociale en Bedrijfswetenschappen BV, ZaltbommelStek Jeugdhulp, Capelle a/d IJsselStichting 180, Den DolderTHYMOS training & advies, OssVHIC i-Faculty, RijswijkZP groep, Veldhoven
De Boer & Ritsema van Eck, RotterdamBoertien Vergouwen Overduin B.V., HilversumCapgemini Academy, UtrechtDriessen B.V., HelmondDukers & Baelemans Opleiding & Advies BV, VessemHAN VDO, NijmegenHanzehogeschool Groningen Professionals en Bedrijven, GroningenVan Harte & Lingsma, OegstgeestVan der Heide Opleidingen & Inspecties, KollumHorizon Jeugdzorg en Onderwijs, RotterdamICM Opleidingen & Trainingen, UtrechtInholland Academy, AlkmaarInstituut voor Veiligheid & Milieu b.v., Coevorden
ISES B.V., ZaltbommelNTI Zakelijk, LeidenPolitie Vormingscentrum B.V., VaassenPro Education BV, HilversumRendement Uitgeverij B.V., RotterdamInstituut voor Sociale en Bedrijfswetenschappen BV, ZaltbommelStek Jeugdhulp, Capelle a/d IJsselStichting 180, Den DolderThe Lime Tree, BilthovenTriade, LelystadVakmedianet, Alphen aan den RijnVHIC i-Faculty, Rijswijk
Van Beekveld & Terpstra Organisatieadviesbureau B.V., Hoorn
Lee Hecht Harrison, EindhovenMenea, NieuwegeinTrajectConsult bv, ‘s-HertogenboschUSG Restart B.V., Almere
Van Beekveld & Terpstra Organisatieadviesbureau B.V., Hoorn
Deze HR-dienstverleners kregen hun Cedeo-erkenning van de strengste jury...
hun klanten