Het Gouden miniemenelftal van 1966 - K. Berchem Sport · deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos...

6
Berchem, of waar men goede voetballers kweekt als konijnen. Onder die kop vroeg het clubblad van Daring Brussel zich op 13 september 1959 af of ’t waar [zou] zijn dat het dorre zand van ’t Rooy geschikt is voor talentvolle voetballersfokkerij zoals de duinen voor konijnenkweek ? Rond het Berchemstadion lagen in de jaren 1960 inderdaad nog heel wat braakliggende gronden waarop straatvoetballers gedijden. Berchem Sport had wat dat betreft alleszins een streepje voor op de concurrentie. Het Olympisch Stadion lag volledig omsloten in een woonwijk, de omgeving van de Schijnpoort bood weinig spelgelegenheid voor jonge voetballers, net zo min als de struiken en weiden tussen de Bosuil en Schoten. En ook elders in de stad werden de braakliggende terreintjes als maar schaarser. De talentenscouts van Berchem Sport moesten het dus nooit ver gaan zoeken en dat kwam goed uit want de club beschikte niet over het kapitaal om zich dure transfers te veroor- loven. Maar het was vooral het feit dat iedereen de kans kreeg om te voetballen dat de Berchemse jeugdwerking onderscheidde van die van andere clubs. Met Mersie, Staelens, De Groote, Wattelé, Het Gouden miniemenelftal van 1966 Jos Van der Auwera, Guido van Inderdael, Paul Muylle, Rik Van Mechelen, Eddy Crocaerts, Luc Moens, Armand Persy Roger Rodolf, Georges Sleewaeghen, Marc De Mulder, Danny Koekelcoren, Ronald Geudens, Ludo Coeck, Jef Lauwers

Transcript of Het Gouden miniemenelftal van 1966 - K. Berchem Sport · deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos...

Page 1: Het Gouden miniemenelftal van 1966 - K. Berchem Sport · deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos Van der Auwera, Luc Moens, Georges Sleewaeghen, Ronald Geudens, Jef Lauwers en

Berchem, of waar men goede voetballers kweekt als konijnen. Onder die kop vroeg het clubblad van Daring Brussel zich op 13 september 1959 af of ’t waar [zou] zijn dat het dorre zand van ’t Rooy geschikt is voor talentvolle voetballersfokkerij zoals de duinen voor konijnenkweek ? Rond het Berchemstadion lagen in de jaren 1960 inderdaad nog heel wat braakliggende gronden waarop straatvoetballers gedijden. Berchem Sport had wat dat betreft alleszins een streepje voor op de concurrentie. Het Olympisch Stadion lag volledig omsloten in een woonwijk, de omgeving van de Schijnpoort bood weinig spelgelegenheid voor

jonge voetballers, net zo min als de struiken en weiden tussen de Bosuil en Schoten. En ook elders in de stad werden de braakliggende terreintjes als maar schaarser. De talentenscouts van Berchem Sport moesten het dus nooit ver gaan zoeken en dat kwam goed uit want de club beschikte niet over het kapitaal om zich dure transfers te veroor-loven.

Maar het was vooral het feit dat iedereen de kans kreeg om te voetballen dat de Berchemse jeugdwerking onderscheidde van die van andere clubs. Met Mersie, Staelens, De Groote, Wattelé,

Het Gouden miniemenelftal van 1966

Jos Van der Auwera, Guido van Inderdael, Paul Muylle, Rik Van Mechelen, Eddy Crocaerts, Luc Moens, Armand PersyRoger Rodolf, Georges Sleewaeghen, Marc De Mulder, Danny Koekelcoren, Ronald Geudens, Ludo Coeck, Jef Lauwers

Page 2: Het Gouden miniemenelftal van 1966 - K. Berchem Sport · deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos Van der Auwera, Luc Moens, Georges Sleewaeghen, Ronald Geudens, Jef Lauwers en

Stan De Hert, … konden de knaapjes zich boven-dien geen betere trainers wensen. Jeugdtrainers en begeleiders die leefden voor de sport en de club. Alleen op individuele begeleiding had men het nooit echt begrepen. Talent kwam vanzelf bovendrijven, heette het, zoals het dat altijd had gedaan.

Daar nam dokter Rombouts echter geen genoegen mee. Hij droomde ervan om, naar het voorbeeld van Standard Luik, de meest begaafde jeugdele-menten, wars van hun leeftijd, in een keurgroep onder te brengen en met doorgedreven trainin-gen op te leiden tot een degelijke kern die op termijn jaarlijks één tot twee fanionspelers moest opleveren. In Roger Rodolf, een jonge jeugdleider

die zich omstreeks dezelfde tijd aan het Rooi had gemeld, vond hij een medestander die zijn idealisme en opvattingen deelde over de opvoe-dende rol die een voetbalclub zowel op als naast het veld te vervullen had. In 1965 richtte Rodolf een eerste miniementornooi in. Eigenlijk was het een verderzetting van de talrijke grote tornooien die de club sinds de jaren 1920 organiseerde en waarmee ze in gans het land bekendheid verwierf. Net zoals toen was het ook nu de bedoeling om de jongste spelers, waarvan de meesten normaal nooit de kans zouden krijgen om in competitie aan te treden, gedurende verscheidene weken spelgelegenheid te geven volgens de reglemen-taire normen van het voetbalspel. Iedere jongen mocht er zich uitleven, of hij nu een begenadigd voetballer was of niet. Rodolf was van oordeel dat elk nieuw lid misschien een vriendje mee-bracht dat meer kwaliteiten had en dat elke nieuw jeugdspeler automatisch het aantal sympathisan-ten voor de club deed stijgen. Met vrijkaarten en promotiemateriaal schuimde hij ook de scholen in de omgeving af. Rodolf werd hiermee Berchem Sports eerste PR-manager een jaar voor die functie officieel in het leven werd geroepen.

Zijn zieltjeswinnerij kende meteen resultaat. Het aantal aangesloten miniemen steeg van 60 bij aanvang van het seizoen naar 180 negen maanden later. Daarvan namen er 104 deel aan het eerste lentetornooi. Verdeeld over acht ploegen die elk de naam kregen van de kwartfinalisten van de Europese beker voor Landskampioenen: Benfica, Inter Milaan, D.W.S., Vasas Györ, FC Köln, Glasgow Rangers, Real Madrid en Liverpool.

Ludo Coeck

Rechtstaand Eddy Crocaerts, daarnaast Guido Van Inderdael.

Page 3: Het Gouden miniemenelftal van 1966 - K. Berchem Sport · deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos Van der Auwera, Luc Moens, Georges Sleewaeghen, Ronald Geudens, Jef Lauwers en

Voor de winnaars was er een wisselbeker. Er was de Prijs voor de Verdienstelijkste Speler. Maar even belangrijk was de Prijs van de Regelmatig-heid voor de ploeg waarvan de spelers tijdens de duur van het tornooi het meest blijk hebben gegeven van stiptheid en alzo het verloop ervan hebben begunstigd.

Vanaf 1966 kreeg elke ploeg een peter of meter die de spelers van een nieuwe uitrusting voorzagen. Het werd het begin van een jarenlange traditie. Jaar na jaar groeide het aantal deelnemers en de belangstelling. 241 deelnemers in 1968, 304 in 1969, maar het absolute hoogtepunt vormde de Wereldbeker-editie van 1970, waarin 350 deelne-mers het in 103 wedstrijden tegen elkaar opna-men verdeeld over 24 ploegen die uitzonderlijk als landenteams werden ingeschreven. Terwijl in Mexico Brazilië voor de derde keer wereldkampi-oen werd, ging in Berchem Marokko met de cup aan de haal voor El Salvador en Uruguay.

Uit zoveel geestdriftige jonge voetballertjes moest vroeg of laat talent opstaan. Toch lag het niet voor de hand om uit zo’n wriemelende bende van 300 jongentjes meteen de mogelijke latere eersteklassers te pikken. Er was een flink kenner-soog voor nodig als dat van John Nieuwejaers. Maar trainer Nieuwejaers had niet alleen oog voor ontluikend talent, hij verstond bovendien de kunst om spelenderwijs zijn liefde voor het voetbal op zijn pupillen over te brengen. De knaapjes hingen aan zijn lippen wanneer hij hen verhalen vertelde van zijn eigen voetbalverleden bij het legendari-sche Lyra tijdens de oorlogsjaren. En ze keken vol bewondering toe bij elk nieuw truukje dat hij hen aanleerde. Zo wandelde hij soms met de bal op het hoofd vanuit de kleedkamer helemaal tot aan het terrein om daar vervolgens te gaan zitten, liggen en weer op te staan zonder hem één keer te laten vallen ! Van conditietraining wilde Nieu-wejaers niet weten, zijn trainingen gingen uitsluitend over spelsituaties en techniek: de bal stoppen met de linker- en met de rechtervoet, trappen binnenkant en buitenkant voet, passeren, koppen en vooral heel veel strafschoppen nemen.

Mijnheer Rodolf

Page 4: Het Gouden miniemenelftal van 1966 - K. Berchem Sport · deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos Van der Auwera, Luc Moens, Georges Sleewaeghen, Ronald Geudens, Jef Lauwers en

de andere laten wippen. Dat moesten die stoere bonken van de eerste ploeg niet proberen. Jules Mintjens bijvoorbeeld was er zo van aangedaan dat die kleine mannen zoveel meer met de bal konden dan hij, dat hij een vol jaar privéles bij mij heeft gevolgd om zijn techniek bij te schaven. “Die Mintjens leert nogal bij”, zegden ze toen op den Berchem.

Van de veertien spelertjes haalden er vijf de eer-ste ploeg. Het waren niet van de minsten: Eddy Crocaerts, Danny Koekelcoren, Rik Van Mechelen, Marc De Mulder en Ludo Coeck. Guido Van Inder-dael beëindigde als laureaat de Heizelschool en werd later jeugdtrainer. Hij had ook heel even het fanionelftal onder zijn hoede enkeerde later als financieel adviseur terug naar het Rooi. De an-deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos Van der Auwera, Luc Moens, Georges Sleewaeghen, Ronald Geudens, Jef Lauwers en Willy Schechter.

De kleine Coeck was toen al een speler waar je niet kon naastkijken. Tweevoetig, elegant en een

Het resultaat was een uitzonderlijk miniemen-ploegje dat tussen 1965 en 1967 alle tegenstand wegspeelde en zowat alles won wat er te winnen viel. Tijdens die twee seizoenen verloren ze maar één keer op 44 wedstrijden, speelden vijf keer ge-lijk en wonnen 38 keer. Tijdens het seizoen 1966-67 alleen scoorden ze 130 doelpunten in twintig matchen, of een gemiddelde van 6,5 goals per wedstrijd met uitschieters als 21-0 en 0-17 tegen Duffel, 0-10 op Oude God, 12-1 tegen Beerschot. De Gouden Miniemenploeg werd al gauw een begrip en elke week kwamen meer toeschouwers zich aan hun balkunsten vergapen. Wie hen bezig zag vergat meteen dat het nog maar miniemen waren.

Er stonden geregeld 300 à 400 mensen te kijken naar onze miniemekens, vertelde John Nieuwejaers in 1986 aan enkele reporters van Gazet van Ant-werpen. De spelers van de eerste ploeg kwamen naar de trainingen zien. Maar zij durfden geen konfrontatie aangaan. Die mannekens konden de bal stuk voor stuk 100 keer van de ene voet op

Huldiging van de kampioenenploeg in 1966

Page 5: Het Gouden miniemenelftal van 1966 - K. Berchem Sport · deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos Van der Auwera, Luc Moens, Georges Sleewaeghen, Ronald Geudens, Jef Lauwers en

keiharde linker voor zo’n snotaap, waarmee hij doelpunten scoorde van achter de middenlijn. Maar er echt bovenuit steken deed hij nog niet. Zijn teamgenoot Luc Moens scoorde veel vlotter en had een nog veel harder schot. En in een ander elftal dartelde met de drie dagen jongere Frank Vannuten een nog véél groter talent rond.

Opnieuw Nieuwejaers: Om een staaltje te geven van de traptechniek van die kereltjes. We sloten de training altijd af met het trappen van penalty’s. De winnaar kreeg dan een reep chocolade. Het waren altijd dezelfden die als besten overbleven: Coeckske, Vannuten, Georgeke Sleewaeghen en de kleine De Mulder. Op een keer hadden Van-nuten en Coeck elk hun reeks gewonnen, en ze moesten onder mekaar uitmaken wie de beste was. Er kwam maar geen einde aan. De keeper van de miniemen slaagde er niet in de bal te pakken. Maar toevallig stond de reservekeeper van de eerste ploeg te kijken, en die bood zijn diensten aan. Met rode kaken is die man afgedro-pen. Ludo en Frankske trapten elk op hun dooie gemakje 10 strafschoppen binnen. Ik heb de reep chocola dan maar onder hun tweeën moeten verdelen.

Wie door zijn aanstekelijk enthousiasme eveneens een aanzienlijk aandeel had in het succes van dit uitzondelijke ploegje was ploegafgevaardigde Roger Rodolf. Wekelijks kregen al zijn spelers van hem een gestencylde brief in de bus met een bespreking van de voorbije wedstrijd en een vooruitblik naar de volgende. In een aandoenlijk mooi handschrift en plechtig aanheffend met

Mijn Beste Vriend of Mijn Beste Jongen, hoorde daar steevast een zedenles bij. Zo loofde hij zijn spelers na het eerste verloren punt in november 1966 omdat ze zich groot hadden getoond in de (halve) nederlaag, wat veel moeilijker is dan in de overwinning. En toen in februari 1967 de kampioenstitel in het verschiet lag, waarschuwde hij in niet mis te verstane bewoordingen voor de gevaren van overmoed. Geen DIKKE NEKKEN bij onze miniemen. Wij vergeten nooit dat we nog niet ALLES kunnen, ook al trekken we meest aan het langste eind. En zeker onthouden we dat een sportman die eenvoudig is en bij wie de glorie niet naar het hoofd stijgt, het oneindig veel ver-der zal brengen dan hij die reeds te vroeg denkt het te zijn. Daarom, mijn beste vriend, verwacht ik U morgen dan ook in dezelfde geest van zelftucht en discipline die ik van U gewoon ben. Een uitrus-ting die tiptop in orde is. Uitgeslapen en fit, met een goed humeur en in de vaste overtuiging dat het “uiterste” zal moeten gegeven worden om het “beste” resultaat bij elkaar te stampen.

Ludo Coeck

Marc De Mulder

Page 6: Het Gouden miniemenelftal van 1966 - K. Berchem Sport · deren waren Armand Persy, Paul Muylle, Jos Van der Auwera, Luc Moens, Georges Sleewaeghen, Ronald Geudens, Jef Lauwers en

Ludo Coeck en Jef Lauwers

www.berchem-sport.com