Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
-
Upload
edin-granilo -
Category
Health & Medicine
-
view
1.352 -
download
0
description
Transcript of Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
EDIN GRANILO
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Master Advanced Nursing Practice
Cohort 2013
Studentnummer: 417219
Leereenheid “Evidence Based Practice”
Docent: Dr. Ercolie Bossema
Datum: 26 november 2013
Aantal woorden: 4992
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Inhoudsopgave
Samenvatting 2
1. Inleiding 3
1.1. Aanleiding 3
1.2. Probleemstelling 5
1.3. Doelstelling 5
1.4. Vraagstelling 5
2. Methode van onderzoek 6
2.1. PICO 6
2.2. Zoektermen 6
2.3. Zoekstrategie 7
2.4. Inclusie- en exclusiecriteria 8
3. Resultaten 9
4. Discussie 15
4.1. Patiëntenpopulatie 15
4.2. Methode 16
4.3. Resultaten 17
5. Conclusie en aanbevelingen 18
5.1. Conclusie 18
5.2. Aanbevelingen 19
Literatuurlijst 20
Bijlage 1 Overzicht zoekstrategie 23
Bijlage 2 Artikelanalyse 25
1
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Samenvatting
Achtergrond: Slaapklachten zijn een veel voorkomend probleem in Nederland. De klacht
over subjectief slaaptekort en het minder functioneren overdag is een slaapstoornis, die we
slapeloosheid (insomnia) noemen. Vooral bij oudere volwassenen komt slapeloosheid vaak
voor. In het NIVEL-onderzoeksrapport van 2004 kan men lezen dat 27% van de ouderen
boven 65 jaar aangaf last te hebben van slapeloosheid. Somatische problemen, verstoring van
het slaap-waakritme en psychosociale problemen kunnen oorzaak zijn. Bij alle oorzaken van
slapeloosheid kan negatieve conditionering een rol gaan spelen, waardoor negatieve
gevoelens slapeloosheid kunnen oproepen. Slapeloosheid kan medicamenteus en niet-
medicamenteus behandeld worden. Diverse onderzoeken suggereren dat niet-medicamenteuze
behandelingen van slapeloosheid zoals cognitieve gedragstherapie (CGT) goed inzetbaar zou
zijn. In de praktijk zien we dat bij ouderen nog steeds snel slaapmedicatie wordt
voorgeschreven, terwijl zij gevoelig zijn voor werking/bijwerkingen met soms grote gevolgen
voor hun kwetsbare gezondheid. Toch lijkt het erop dat CGT niet vaak toegepast wordt als
alternatieve behandeling voor slapeloosheid bij ouderen. Daarom is in deze literatuurstudie
nagegaan of deze therapie effectief is in de behandeling van slapeloosheid bij ouderen.
Doel: Het onderzoeken van de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie bij ouderen met
slapeloosheid, teneinde de slaapkwaliteit van ouderen met slapeloosheid te verbeteren.
Methode: In de database PubMed is gezocht naar relevante wetenschappelijke studies met
hoge bewijskracht en niet ouder dan tien jaar, om een antwoord voor deze literatuurstudie te
kunnen geven. Met behulp van PICO-methode zijn de zoektermen geformuleerd. Op basis
van inclusie- en exclusiecriteria zijn vijf studies voor analyse geselecteerd.
Resultaten: Alle vijf studies lieten zien dat CGT slaapefficiëntie significant verbeterden,
daarnaast werd de tijd van wakker zijn ’s nachts korter. Vier studies toonden aan dat er een
behandelingswinst was met betrekking tot inslaaptijd. Een studie meldde dat CGT de
slaapkwaliteit verbeterde en de dysfunctionele verwachtingen en houding over slaap reëler
werden.
Conclusie en aanbeveling: Cognitieve gedragstherapie is een effectieve interventie in de
behandeling van slapeloosheid bij ouderen, waardoor het inslapen en doorslapen verbeterd
kan worden. De belangrijkste aanbeveling is dat deze therapie vanwege bewezen effectiviteit,
kostenbesparing en als minder belastende vorm van therapie vaker in de behandeling van
slapeloosheid bij ouderen ingezet moet worden.
2
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
Slaapklachten zijn een veel voorkomend probleem. In Nederland heeft een derde van alle
volwassenen regelmatig problemen met de slaap (De Jongh, De Vries & Grundmeijer, 2011).
Slaap kan men als volgt definiëren: “ Een normale, periodiek optredende toestand van rust
van het organisme, die gepaard gaat met een verlaging van het bewustzijn en als gevolg
daarvan een afgesloten zijn van de buitenwereld”(Knuistingh Neven et al.,1996, zoals
geciteerd in De Jongh et al., 2011, p. 819).
De begrippen “slaapklacht”, “slaapstoornis” en “slapeloosheid” worden vaak door elkaar
gebruikt. Slapeloosheid (insomnia) is de klacht over subjectief slaaptekort, gepaard gaande
met klachten over het functioneren overdag zoals moeheid, slaperigheid, prikkelbaarheid,
verminderde concentratie en prestatie (De Jongh et al., 2011). Slapeloosheid is een van de vier
groepen slaapstoornissen die internationaal onderscheiden worden naast hypersomnia,
circadiane stoornissen en parasomnieën. Daarnaast onderscheidt de NHG-standaard
Slapeloosheid en slaapmiddelen nog kortdurende en langdurende slapeloosheid. De grens
hierbij ligt bij drie weken en er moeten minstens twee nachten per week slaapklachten zijn
(Knuistingh Neven et al., 2005). Slapeloosheid betreft problemen met inslapen en doorslapen
(Van Achterberg, Eliens & Strijbol, 2008).
Het NIVEL-onderzoeksrapport van 2004 beschrijft dat 23,6 % van de ondervraagden van de
Nederlandse bevolking aangaf de afgelopen twee weken last te hebben gehad van
slapeloosheid. Bij vrouwen komt slapeloosheid bijna tweemaal zo vaak voor als bij mannen.
Daarnaast zien we dat bij ouderen slaapklachten vaker voorkomen. Bij de ondervraagden
boven 65 jaar loopt het percentage dat aangaf last te hebben van slapeloosheid op tot 27%
(Van der Linden, Wester, De Bakker & Schellevis, 2004). Uit internationaal onderzoek blijkt
de prevalentie van slapeloosheid bij 65-plussers een bereik te hebben tussen 12 en 40 %
(Montgomery & Dennis, 2009).
Oorzaken van kortdurende slapeloosheid kunnen somatische problemen (zoals pijn, jeuk en
mictiedrang), verstoring van het normale slaap-waakritme en psychosociale problemen zijn.
Duurt de slapeloosheid langer dan is de oorzaak van dit slaapprobleem vaak niet meer
duidelijk. Oorzaken hier kunnen chronische somatische aandoeningen, chronische
psychosociale problemen en psychiatrische stoornissen (zoals angst en depressie) zijn. Verder
3
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
kunnen slechte slaapgewoontes en bijwerkingen van bijvoorbeeld alcohol, cafeïne en
medicijnen oorzaken zijn (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, 2004). Bij alle
oorzaken van slapeloosheid kan negatieve conditionering op den duur een rol kan spelen.
Negatieve gevoelens roepen dan als het ware slapeloosheid op (De Jongh et al., 2011).
Geïrriteerdheid, vermoeidheid, stemmingsdaling en geheugen- en concentratiemoeilijkheden
zijn gevolgen van de slapeloosheid. Patiënten met slapeloosheid lopen tevens risico op het
krijgen van een psychiatrische aandoening zoals depressie, angststoornissen en
middelenmisbruik. Verder worden er vaak fysieke klachten (zoals een hoge bloeddruk en
diabetes) ontwikkeld. Slapeloosheid kan ook een grote negatieve invloed hebben op de
levenskwaliteit, evenals een impact op maatschappelijk vlak, zoals hoge kosten, een verhoogd
risico op ongevallen en een hoog medicatiegebruik (Van Houdenhove, Buyse, Gabriëls, Van
Diest & Van den Bergh, 2010).
Slapeloosheid kan medicamenteus en niet-medicamenteus behandeld worden.
Medicamenteuze behandeling bestaat uit het voorschrijven van slaapmiddelen, angstremmers,
melatonine, antihistaminica, antidepressiva of valeriaan. In Nederland worden meestal
benzodiazepinen voorgeschreven. Niet-medicamenteuze behandeling bestaat uit
slaapvoorlichting, slaaphygiëne, cognitieve gedragstherapie (inclusief voorlichting/educatie,
slaaphygiëne, stimuluscontrole, slaaprestrictie en behandelingen gebaseerd op lichamelijke en
geestelijke ontspanning), lichttherapie of alternatieve behandelwijzen, zoals fytotherapie,
homeotherapie of complementaire zorg (Vandereycken, Hoogdin & Emmelkamp, 2006;
CBO, 2004). Uit diverse onderzoeken in de laatste jaren zijn er aanwijzingen dat niet-
medicamenteuze behandelingen van slapeloosheid, met name cognitieve gedragstherapie
(CGT), goed toepasbaar zijn (alleen of in combinatie met medicatie) en zorgen voor een
duurzaam effect (Ebben & Narizhnaya, 2012). Vandereycken et al. (2006) geven bijvoorbeeld
aan: “Cognitieve gedragstherapie richt zich op het doorbreken van de vicieuze cirkel van
slapeloosheid, het liggen piekeren over de mogelijke gevolgen van de slapeloosheid en de
daarop aansluitende verergering van de slapeloosheid” (p.422).
Zoals eerder beschreven is slapeloosheid een veel voorkomend gezondheidsprobleem, met
name bij ouderen. In de praktijk zien we dat bij deze doelgroep nog steeds snel slaapmedicatie
wordt voorgeschreven, omdat deze op korte termijn effect heeft. Dit terwijl bekend is dat
ouderen over het algemeen gevoeliger zijn voor de werking en bijwerkingen. Bovendien
hebben deze middelen een spierverslappende werking, wat de toename op een kans op vallen
4
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
vergroot, met vaak grote gevolgen zoals bijvoorbeeld fracturen (CBO, 2004). In dit licht is
het belangrijk om te kijken naar de effectiviteit en toepasbaarheid van niet-medicamenteuze
behandelingen van slapeloosheid bij ouderen. Cognitieve gedragstherapie lijkt veelbelovend
te zijn, maar het is nog niet duidelijk in hoeverre deze therapie effectief en duurzaam is als
behandeling van ouderen met slapeloosheid.
1.2. Probleemstelling
In de praktijk zien we dat ouderen vaak veel last van de werkingen en/of bijwerkingen van
slaapmedicatie ondervinden. Het lijkt erop dat cognitieve gedragstherapie in de praktijk niet
vaak toegepast wordt als alternatieve behandeling voor slapeloosheid bij ouderen. Het is
daarom interessant om met behulp van literatuurstudie vast te stellen of deze therapie effectief
is in de behandeling van de slapeloosheid bij ouderen en of er voldoende bewijs bestaat om
deze therapie toe te passen bij deze doelgroep
1.3. Doelstelling
Door middel van deze literatuurstudie bewijs vinden voor de effectiviteit van cognitieve
gedragstherapie bij ouderen met slapeloosheid, teneinde de slaapkwaliteit van ouderen met
slapeloosheid te verbeteren en de negatieve gevolgen van slapeloosheid in het dagelijks leven
te beperken.
1.4. Vraagstelling
Verbetert cognitieve gedragstherapie het slapen van ouderen met slapeloosheid?
5
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
2. Methode van onderzoek
2.1. PICO
Vanuit de vraagstelling van deze literatuurstudie is met behulp van het Patient Intervention
Comparison Outcome (PICO) systeem de volgende PICO geformuleerd:
P: Ouderen met slapeloosheid
I: Cognitieve gedragstherapie
C: Geen interventie
O: Verbetering van het slapen
2.2. Zoektermen
Vanuit de PICO zijn zoektermen geformuleerd om te zoeken naar artikelen in PubMed, zie
onderstaande tabel 1. In de eerste kolom zijn de Nederlandse zoektermen met betrekking tot
PICO, in de tweede kolom vrije zoektermen in het Engels en in de laatste kolom Engelse
MeSH termen van PubMed opgenomen. Met behulp van MeSH Database van PubMed zijn
zoektermen (elderly, insomnia, cognitive behavior therapy, sleep quality) omgezet in MeSH
termen (aged, sleep initiation and maintenance disorders, cognitive therapy, sleep). De vrije
zoekterm “cognitive behavior therapy” is getrunceerd om ook te zoeken op “behavioral”.
Tabel 1 “Zoektermen”
PICO Beschrijving (Nederlands)
Vrije zoektermen (Engels)
MeSH-termen (Engels)
P (patiënt) Ouderen ElderlyOlder adults
Aged
Slapeloosheid Insomnia Sleep Initiation and Maintenance Disorders
I (intervention)
Cognitieve gedragstherapie
Cognitive behavior therapyCognitive behavio* therapy
Cognitive therapy
C (comparison)
Geen interventie
O (outcome) Verbetering van het slapen
Sleep quality Sleep
6
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
2.3. Zoekstrategie
Met de zoektermen uit Tabel 1 is een zoekstrategie uitgevoerd bestaande uit vier stappen.
Stap 1 was een zoekactie per zoekterm, waarin op vrije en MeSH zoektermen apart gezocht
werd (zie tabel 2).
Tabel 2 “Zoekactie per zoekterm” (Stap 1)
Vrije zoektermen Hits MeSH termen Hits
Elderly 3906128 Aged 3877166
Insomnia 15155 Sleep Initiation and Maintenance
Disorders
8545
Cognitive behavio*
therapy
12171 Cognitive therapy 53220
Sleep quality 13720 Sleep 130963
In stap 2 is een combinatie gemaakt van vrije zoekterm en MeSH term per PICO-onderdeel,
verbonden door de Booleaanse operator OR (zie tabel 3).
Tabel 3 “Gecombineerde Zoekactie per PICO-onderdeel” (Stap 2)
Combinatie vrije zoekterm en MeSH-term per PICO-onderdeel Hits
Elderly OR Aged (MeSH) 3906128
Insomnia OR Sleep Initiation and Maintenance Disorders (MeSH) 15155
Cognitive behavio* therapy OR Cognitive therapy (MeSH) 53709
Sleep quality OR Sleep (MeSH) 130963
In stap 3 is er een combinatie gemaakt van drie PICO-onderdelen verbonden met de
Booleaanse operator AND. Outcome (O) is hier nog weg gelaten om duidelijk te kunnen zien
welke invloed deze heeft op de zoekstrategie. Deze zoekactie leverde 513 hits (zie tabel 4).
Tabel 4 “ Zoekactie van drie gecombineerde PICO-onderdelen” (Stap 3)
Combinatie van drie relaterende PICO-onderdelen Hits
(Elderly OR Aged (MeSH)) AND ((Insomnia OR Sleep Initiation and Maintenance
Disorders (MeSH)) AND ((Cognitive behavio* therapy OR Cognitive therapy(MeSH))
513
7
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
In stap 4 zijn vervolgens alle PICO-onderdelen verbonden door de Booleaanse operator AND.
Dit leverde 405 hits (zie tabel 5).
Tabel 5 “ Zoekactie van alle PICO-onderdelen” (Stap 4)
Combinatie van alle PICO-onderdelen Hits
(Elderly OR Aged (MeSH)) AND ((Insomnia OR Sleep Initiation and Maintenance
Disorders (MeSH)) AND ((Cognitive behavio* therapy OR Cognitive therapy (MeSH))
AND ((Sleep quality OR Sleep (MeSH))
405
Deze 405 hits zijn eerst gefiltreerd met de filters “Clinical Trial” om aan artikelen te komen
met een hoge bewijskracht. Dit leverde 179 hits. Daarna is de filter “10 years” gebruikt omdat
dit een van de inclusiecriteria was. Dit leverde uiteindelijk 135 hits (zie ook bijlage 1). Na
selectie van deze hits door abstracts te lezen of de full tekst bleven er nog 14 bruikbare
artikelen voor deze literatuurstudie. Na het lezen van deze artikelen, is uiteindelijk een keuze
gemaakt voor 4 artikelen, die voor deze literatuurstudie het meest relevant waren, waarvan
verwacht kan worden dat zij een antwoord kunnen geven op de onderzoeksvraag. Het vijfde
artikel is gevonden via de referenties van een review in PubMed.
2.4. Inclusie- en exclusiecriteria
Inclusiecriteria:
Ouderen of overwegend ouderen (met of zonder somatische aandoeningen en met of
zonder slaapmedicatie)
Alle vormen van CGT bij slapeloosheid
Vanaf 2003 (alleen relevante artikelen die jonger zijn als 10 jaar, teneinde recente
ontwikkelingen in deze literatuurstudie mee te nemen).
kwantitatieve onderzoeken
Onderzoeken in Westerse landen
Engelstalig/Nederlandstalig
Exclusiecriteria:
Reviews en meta-analyses
Ouderen met psychiatrische aandoeningen
Onderzoeken die slechts betrekking hebben op farmacologische interventies bij
insomnia
Andere slaapstoornissen
8
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
3. Resultaten
In dit hoofdstuk worden de vijf geselecteerde artikelen voor deze literatuurstudie samengevat.
In bijlage 2 is een tabel “Artikelanalyse” opgenomen waarin een overzicht wordt gegeven van
de geselecteerde artikelen.
Sivertsen, B., Omvik, S., Pallesen, S., Bjorvatn, B., Havik, O.E., Kvale, G., Nielsen, G.H.
& Nordhus, I.H. (2006). Cognitive behavioral therapy vs zopiclone for treatment of
chronic primary insomnia in older adults: a randomized controlled trial. JAMA, 295
(24), 2851-57.
Doel: Het onderzoeken van de korte- en lange termijn klinische effectiviteit van cognitieve
gedragstherapie (CGT) en de non-benzodiazepine slaapmedicatie Zopiclon bij ouderen met
chronische primaire slapeloosheid.
Methode: Dit gerandomiseerd dubbelblind, placebo-gecontroleerd onderzoek werd
uitgevoerd tussen januari 2004 en december 2005 in een Noorse universiteitspolikliniek.
Aan deze studie namen 46 volwassenen (gemiddelde leeftijd 60,8 jaar) met chronische
primaire slapeloosheid deel. De behandeling bestond uit CGT (slaaphygiëne, slaaprestrictie,
stimuluscontrole, cognitieve therapie en ontspanning; n=18), slaapmedicatie (7,5 mg Zopiclon
iedere nacht; n=16) of placebomedicatie (n=12). De totale duur van alle behandelingen was 6
weken en de 2 actieve behandelingen kenden een follow-up na 6 maanden. Als belangrijkste
uitkomstmaten werden ambulante klinische polysomnografische (PSG) data en de gegevens
uit de slaapdagboeken gebruikt om de totale tijd van wakker zijn, de totale slaaptijd,
slaapefficiëntie en trage-golfslaap te bepalen op 3 meetmomenten (voorbehandeling, 6 weken
follow-up, 6 maanden follow-up).
Resultaten: CGT resulteerde in verbeterde korte- en lange termijn uitkomsten vergeleken met
Zopiclon op 3 van 4 uitkomstmaten. Zopiclon verschilde niet op de meeste uitkomsten met
placebo. De deelnemers die CGT kregen verbeterden hun slaapefficiëntie van 81.4 %,
gemeten bij voorbehandeling, naar 90.1 % bij de 6 maanden follow-up. Dit in vergelijking
met een daling van 82.3 % naar 81.9 % in de Zopiclon-groep. Bij de 6 maanden follow-up
hadden de patiënten die CGT kregen een betere slaapefficiëntie dan die welke Zopiclon
innamen. De verschillen in slaapefficiëntie tussen deze twee groepen waren statistisch
significant zowel bij de 6 weken follow-up (p=.01) en 6 maanden follow-up (p=.03). Bij de
PSG-meting nam de totale slaaptijd significant toe bij de CGT-groep bij 6 maanden
9
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
vergeleken met 6 weken (p=.05). De slaapdagboeken lieten een toename van de totale
slaaptijd zien bij de CGT-groep na 6 maanden vergeleken met de 6 weken follow-up
(p=.004). De totale tijd dat men wakker was nam af in de CGT-groep vergeleken met de
Zopiclon-groep (p=.03).
Conclusie: De resultaten suggereren dat interventies gebaseerd op CGT superieur zijn aan
Zopiclonbehandeling, zowel wat betreft korte als lange termijn behandeling van chronische
slapeloosheid bij ouderen.
Beperkingen: Omdat de laatste follow-up na 6 maanden was, kan er geen uitspraak gedaan
worden over het effect van de behandeling op nog langere termijn. Verder waren de groepen
relatief klein in deze studie.
Soeffing, J.P., Lichstein, K.L., Nau, S.D., McCrae, C.S., Wilson, N.M., Aguillard, R.N.,
Lester, K.W. & Bush, A.J. (2008). Psychological treatment of insomnia in hypnotic-
dependant older adults. Sleep Med., 9 (2), 165-171.
Doel: Het onderzoeken welke impact CGT heeft op ouderen, die chronisch gebruikers zijn
van slaapmedicatie en momenteel slapeloosheid hebben.
Methode: Dit gerandomiseerd placebo-gecontroleerd onderzoek vond plaats bij het
slaapstoornissencentrum van het Methodist Hospital en het psychologisch servicecentrum van
de Universiteit van Memphis. Aan deze studie namen 47 slaapmedicatie-afhankelijke ouderen
in de leeftijd van 50-85, die stabiel waren in hun medicatiegebruik en nog steeds voldeden aan
de criteria van chronische slapeloosheid, zoals omschreven door American Academy of Sleep
Medicine. De deelnemers werden ad random toegewezen aan ofwel de actieve behandelgroep
met CGT of aan de placebo-controlegroep met een pseudobiofeedbackbehandeling. Zij
werden geïnstrueerd hun patroon van slaapmedicatiegebruik niet te veranderen. De CGT-
interventie bestond uit een drie-componenten behandeling (ontspanning, stimuluscontrole en
slaaphygiëne-instructies). Als meetinstrumenten werden polysomnografie (PSG) en
slaapdagboeken gehanteerd om inslaaptijd, het aantal malen dat men wakker wordt, totale
slaaptijd, de totale tijd dat men wakker ligt en slaapefficiëntie te meten. Er waren twee
meetmomenten: één voor de behandeling en één meteen na de 8-weekse behandeling.
10
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Resultaten: De actieve behandelgroep had een significant betere zelfrapportage van de slaap
na behandeling voor drie uitkomstmaten: inslaaptijd (p<0.05), de totale tijd dat men wakker
ligt (p<0.05) en slaapefficiëntie (p<0.05). Deze statistisch significante verbetering ging
gepaard met een effectgrootte, die een klinisch betekenisvolle verbetering van de eerder
genoemde slaapvariabelen liet zien.
Conclusie: De resultaten van deze studie ondersteunen het gebruik van cognitieve
gedragstherapie als interventie voor slapeloosheid bij slaapmedicatie-afhankelijke ouderen.
Beperkingen: De studiepopulatie was niet groot en er zijn geen data die iets zeggen over
lange termijn uitkomsten.
Morin, C.M., Vallières, A., Guay, B., Ivers, H., Savard, J., Mérette, C., Bastien, C. &
Baillargeon, L. (2009). Cognitive behavioral therapy, singly and combined with
medication, for persistent insomnia: a randomized controlled trial. JAMA, 301 (19),
2005-15.
Doel: Het evalueren van effecten van CGT, alleen toegepast of gecombineerd met medicatie,
op korte- en lange termijn voor chronische slapeloosheid en het vergelijken van de
effectiviteit van onderhoud strategieën teneinde de lange termijn resultaten te optimaliseren.
Methode: Dit prospectieve, gerandomiseerde gecontroleerde onderzoek met 2-fasen therapie
bestaande uit een 6-weken behandeling, gevolgd door een 6-maanden behandeling, werd
uitgevoerd aan het slaapcentrum van een universitair ziekenhuis in Canada tussen januari
2002 en april 2005. De onderzoekspopulatie bestond uit 160 volwassenen met een gemiddelde
leeftijd van 50,3 jaar met de diagnose chronische slapeloosheid. Een groep deelnemers
ontving alleen CGT, de andere groep CGT met 10 mg dagelijks Zolpidem voor een 6-weken
behandeling, welke opgevolgd werd door een verlengde 6-maanden behandeling. De
deelnemers die alleen CGT ontvingen kregen maandelijks CGT als onderhoud gedurende 6
maanden of ontvingen geen verdere behandeling en de deelnemers uit de andere groep met de
gecombineerde behandeling gingen verder met ofwel CGT met Zolpidem of alleen CGT. Als
belangrijkste uitkomstmaten werden inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts, totale slaaptijd
en slaapefficiëntie gebruikt. Deze uitkomsten werden primair afgeleid van de dagelijkse
dagboeken en secundair van behandelingsrespons en -remissie verkregen uit de Insomnia
11
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Severity Index. Meetmomenten waren bij de aanvang, aan het einde van de 6-weken fase, aan
het einde van de verlengde 6-maanden behandeling en na de 6-maanden follow-up.
Resultaten: CGT alleen of in combinatie met medicatie liet een significante verbetering van
de inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts en slaapefficiëntie na de eerste behandeling
(p<.001). Een toename van de totale slaaptijd werd verkregen met de gecombineerde aanpak
(p =.04). Zowel CGT als gecombineerde behandeling lieten gelijksoortige uitkomsten zien
met betrekking tot behandelingsrespons (p= .84) en –remmissie (p=.52) bij de 6-weken
behandeling, maar de gecombineerde behandeling liet een hogere remissie zien ten opzichte
van CGT alleen bij de verlengde behandeling en follow-up periode (p=.05). Het beste
resultaat op langer termijn werd verkregen bij de deelnemers in eerste instantie behandeld met
de gecombineerde behandeling, gevolgd door CGT alleen, zoals bleek uit de hogere remissie
bij de 6 maanden follow-up (p=.04).
Conclusie: Bij patiënten met chronische slapeloosheid biedt de toevoeging van
slaapmedicatie bij CGT behandeling extra voordelen tijdens de acute behandeling, maar de
langere termijn uitkomsten worden geoptimaliseerd wanneer de medicatie wordt gestopt
tijdens de onderhoudsbehandeling met CGT.
Rybarczyk, B., Stepanski, E., Fogg, L., Lopez, M., Barry, P. & Davis, A. (2005). A
placebo-controlled test of cognitive-behavioral therapy for comorbid insomnia in older
adults. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 73 (6), 1164-74.
Doel: De doelstelling van deze studie was drieledig: presteert CGT beter dan een
placebobehandeling; het testen van de differentiële effectiviteit van CGT bij slapeloosheid
voor ouderen met een van de drie chronisch-medische aandoeningen (osteoartritis, coronaire
hartziekte en COPD); het onderzoeken of slaapverbetering een significante verbetering laat
zien van het dagelijks functioneren.
Methode: Deze studie, een gerandomiseerd placebo-gecontroleerd onderzoek, werd
uitgevoerd aan het Rush University Medical Center in Chicago. Aan deze studie namen 92
deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 69 jaar deel. Zij werden ad random toegewezen
aan een CGT-groep of aan een placebogroep, welke stressmanagement en wellnesstraining
kreeg. De behandeling bestond uit 2 uur groepstherapie per week gedurende 8 weken.
De belangrijkste meetinstrumenten om de slaap te beoordelen waren slaapdagboek, Pittsburgh
12
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Sleep Quality Index (PSQI), Sleep Impairment Index (SII), Dysfunctional Beliefs and
Attitudes About Sleep Scale en de SF-36 schaal om het dagelijks functioneren te beoordelen.
Uitkomstmaten van de zelfrapportage van de slaap waren: slaapefficiëntie, inslaaptijd, tijd van
wakker zijn ’s nachts, totale slaaptijd, totale tijd in bed, aantal dutjes, slaapkwaliteit,
slaapverslechtering, dysfunctionele verwachtingen en houding over slaap en de scores met
betrekking tot het dagelijks functioneren. Er werd voor en na behandeling gemeten.
Resultaten: Vergeleken met de placebogroep hadden de CGT-deelnemers een significant
grotere vooruitgang op 8 van de 10 zelfrapportagematen van slaap: slaapefficiëntie (p<.001),
inslaaptijd (p<.01), tijd van wakker zijn ’s nachts (p<.01), tijd in bed (p<.001), aantal dutjes
(p<.05), slaapkwaliteit (p<.001), slaapverslechtering (p<.001), dysfunctionele verwachtingen
en houding over slaap (p<.001). Het type chronische aandoening had geen invloed op de
resultaten. De hypothese dat CGT het dagelijks functioneren zou verbeteren werd slechts
ondersteund door een globale waardering.
Conclusie: De bevindingen van deze studie lieten zien dat bij ouderen een standaard CGT-
interventie leidt tot een significant grotere verbetering in slaap vergeleken met de placebo-
interventies.
Beperkingen: Deze studie betrof een onderzoek naar de korte termijn effecten van CGT.
Verder waren de groepsgroten van de drie aandoeningen niet gelijk. Verder is er geen gebruik
gemaakt van objectieve polysomnografische data.
Epstein, D.R., Sidani, S., Bootzin, R.R. & Belyea, M.J. (2012). Dismantling
multicomponent behavioral treatment for insomnia in older adults: a randomized
controlled trial. Sleep, 35 (6), 797-805.
Doel: Deze studie vergelijkt het effect van een enkel component en multicomponente
gedragstherapie voor slapeloosheid bij ouderen na de interventie en na 3 maanden en na 1 jaar
na de behandeling.
Methode: Dit gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek vond plaats aan het Veterans Affairs
Medical Center. Er namen 179 ouderen met een gemiddelde leeftijd van 68,9 jaar,
gediagnosticeerd met chronische primaire slapeloosheid. De deelnemers werden ad random
toegewezen aan een 6-weeks stimuluscontroletherapie(SCT), slaaprestrictietherapie (SRT),
13
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
deze twee therapieën gecombineerd in een multicomponente interventie (MCI) en een
wachtlijstcontrole(WLC)groep. Primaire uitkomstmaten waren subjectieve en objectieve
metingen van inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts, totale slaaptijd, tijd in bed en
slaapefficiëntie. Deze werden via slaapdagboeken en actigrafie verzameld. Secundaire
uitkomstmaten waren klinische metingen, waaronder respons en remissie, gemeten met onder
andere de Insomnia Severity Index (ISI).
Resultaten: Alle behandelingen lieten een significante verbetering zien in de slaap
gerapporteerd in de dagboeken in vergelijking met de controlegroep (p<.01). Grote van het
effect van de uitkomstmaten verkregen uit slaapdagboeken was gemiddeld tot groot.
Behandelingswinsten werden behouden bij follow-up voor inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s
nachts en slaapefficiëntie voor zowel metingen met slaapdagboeken als actigrafie. De MCI-
groep had het grootste aandeel deelnemers na behandeling in remissie (43,9%), gevolgd door
de SCT (29,55%), SRT (22,73) en WLC (4%) groepen (P=.0001).
Conclusie: Voor ouderen met chronische primaire slapeloosheid leveren de resultaten een
eerste bewijs dat SCT, SRT en MCI even effectief zijn en een duurzame behandelingswinst
geven. Vanuit een klinisch perspectief kan MCI een voorkeursbehandeling zijn vanwege haar
effect van hogere remissie van de slapeloosheid bij ouderen.
Beperkingen: Het verschil tussen uitvallers en overblijvende deelnemers suggereert dat de
bevindingen niet gegeneraliseerd kunnen worden naar oudere mannen met ernstige
slapeloosheid.
14
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
4. Discussie
In dit hoofdstuk wordt met een kritisch oog naar de vijf geselecteerde onderzoeksartikelen
gekeken en waar nodig kritische kanttekeningen gemaakt, met bijzondere aandacht voor
patiëntenpopulatie, methode en resultaten. Dit met het doel om een antwoord te kunnen geven
op de onderzoeksvraag van deze literatuurstudie.
4.1. Patiëntenpopulatie
De grootte van de onderzoekspopulaties varieerde van 46 tot 169 deelnemers. Twee studies
betrof een kleinere populatie, respectievelijk 46 (Sivertsen et al., 2006) en 47 deelnemers
(Soeffing et al., 2008), maar dit sluit niet uit dat er relevante resultaten zijn verkregen. Alle
studies vonden plaats in Westerse landen en in een klinische setting (universitaire
ziekenhuizen of medische centra). Dit houdt in dat de resultaten niet zonder meer te
generaliseren zijn naar andere settingen. De deelnemers van vier studies waren oudere
volwassenen met een gemiddelde leeftijd van rond de 65 jaar. Een studie met 160 deelnemers
had een aanmerkelijk jongere leeftijd door een gemiddelde leeftijd van 50,3 jaar met als
inclusiecriterium een leeftijd vanaf 30 jaar, wat inhoudt dat slechts een gedeelte van de
deelnemers ouderen waren (Morin et al., 2009). Dit betekent dat een gedeelte van de
onderzoekspopulatie niet aan het inclusiecriterium van deze literatuurstudie voldeed, maar in
de CBO-richtlijn “Zorg bij een verstoord slaap-waak ritme” wordt geconcludeerd dat er geen
verband is tussen leeftijd, geslacht en effectiviteit van de verschillende cognitieve
gedragsmatige interventies (CBO, 2004). Bij alle vijf studies hadden de deelnemers de
diagnose slapeloosheid. In de studies van Sivertsen et al. (2006) en Morin et al. (2009)
werden DSM- criteria (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) gehanteerd,
terwijl Soeffing et al. (2008) en Morin et al. (2009) ook de criteria van de American Academy
of Sleep Medicine gebruikten. Rybarczyk et al. (2005) en Epstein et al. (2012) noemden de
diagnostische criteria in hun artikelen niet expliciet. Verder voldeden alle geselecteerde
onderzoeken aan de inclusie- en exclusiecriteria van deze literatuurstudie (zie paragraaf 2.4).
In het onderzoek van Sivertsen et al. (2006) was de totale uitval 17,4 % (8 van 46
deelnemers). Opvallend was dat er in die studie slechts 2 deelnemers uitvielen bij de CGT-
groep bij follow-up, wat een gunstig effect heeft op de validiteit van verkregen data m.b.t. de
CGT-groep. Bij drie andere onderzoeken wordt uitval gemeld, maar procentueel blijven deze
onder de 20 % en de onderzoekers geven niet aan dat de uitval de validiteit van de
onderzoeksresultaten heeft beperkt. In het onderzoek van Soeffing et al. (2008) werd geen
15
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
uitval genoemd. In “Inleiding in evidence-based medicine” van Offringa, Assendelft en
Scholten (2008) is te lezen dat het moeilijk is om in het algemeen aan te geven welke uitval
acceptabel is. Dit betekent dat ook voor deze literatuurstudie moeilijk aan te geven is welk
percentage van uitvallers voor elke geselecteerde studie acceptabel is. In de geselecteerde
artikelen wordt door geen auteur aangegeven dat de uitval van invloed was op de resultaten.
Epstein et al. (2012) geven aan dat een relatief groot gedeelte oudere mannen met ernstige
slapeloosheid uitvielen, dit zou invloed kunnen hebben op het generaliseren van de resultaten
uit hun onderzoek.
4.2. Methode
Alle vijf studies waren recente gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT), niet
ouder dan 10 jaar, met in het artikel duidelijk vermelde inclusie- en exclusiecriteria, passend
bij de criteria van deze literatuurstudie. Voor het verkrijgen van een antwoord op de
onderzoeksvraag van deze literatuurstudie, is een RCT uitermate geschikt, omdat dit zeer
geëigend is om de effectiviteit van CGT als interventie te meten met en hoog niveau van
bewijskracht. De onderzoeken van Soeffing et al. (2008) en van Rybarczyk et al. (2005)
betroffen onderzoek naar effecten op korte termijn (8-weken behandeling met voor- en
nameting). De andere drie onderzoeken kenden wel een follow-up. Zo had het onderzoek van
Sivertsen et al. (2006) een behandeling van 6 weken en een follow-up na 6 maanden, Morin et
al. (2009) een 6-weken behandeling met een verlengde behandeling van 6 maanden en een 6-
maanden follow-up en Epstein et al. (2012) kenden een 6-weken behandeling gevolgd door
een 3-maanden follow-up en een 1-jaars follow-up. Deze laatst genoemde drie onderzoeken
kunnen daarom uitspraken doen over effecten van CGT op slapeloosheid bij ouderen op
langere termijn.
Bij vier onderzoeken werd CGT als interventie bij de behandelgroep toegepast (alleen CGT of
CGT in combinatie met slaapmedicatie). Bij het onderzoek van Epstein et al. (2012) was er
sprake van gedragstherapeutische interventies zoals stimuluscontrole en slaaprestrictie of een
combinatie hiervan. Beide zijn belangrijke CGT-interventies, zoals dit in de eerder genoemde
CBO-richtlijn staat vermeld (CBO, 2004). Alle onderzoeken kenden controlegroepen die
placebo of een alternatieve interventie kregen. De meest gemeten uitkomstmaten in de
onderzoeken waren: inslaaptijd, aantal malen wakker worden, tijd wakker ’s nachts,
slaapefficiëntie, totale slaaptijd. De subjectieve gegevens werden in alle vijf onderzoeken
verkregen uit slaapdagboeken en/of vragenlijsten. De objectieve gegevens werden in de
16
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
onderzoeken van Sivertsen et al. (2006) en Soeffing et al.(2008) verkregen via
polysomnografie, terwijl Epstein et al. (2012) actiegrafie hiervoor gebruikte.
4.3. Resultaten
In deze paragraaf worden de belangrijkste resultaten van de studies per uitkomstmaat
besproken. In alle vijf studies werd het effect van CGT op de uitkomstmaten slaapefficiëntie
en tijd van wakker zijn ’s nachts onderzocht. Slaapefficiëntie liet bij alle deelnemers die een
vorm van CGT kregen een significante verbetering na behandeling zien. Sivertsen et al.
(2006) en Epstein et al. (2012) zagen ook bij de follow-up metingen een significante
verbetering. Ook voor de uitkomstmaat “tijd van wakker zijn ’s nachts” geldt dat alle vijf
studies toonden dat de CGT-groepen een afname lieten zien van deze tijd, dus een verbetering
van deze uitkomstmaat. Het effect van CGT-interventies op de uitkomstmaat “inslaaptijd”
werd in vier studies aangetoond, er was sprake van een behandelingswinst. Epstein et al.
(2012) rapporteren dat deze behandelingswinst ook na 1 jaar behouden werd. Sivertsen et al.
(2008) hebben deze uitkomstmaat niet meegenomen in hun onderzoek. Het effect van CGT op
de uitkomstmaat “totale slaaptijd” is onderzocht in de studies van Sivertsen et al. (2006) en
Morin et al. (2009). Sivertsen et al.(2006) melden dat de totale slaaptijd toenam bij de CGT-
groep na 6 maanden. Ook Morin et al. (2009) stelden een toename van deze uitkomstmaat
vast, dit in combinatie met slaapmedicatie. Wel moet men bedenken dat veel CGT-
interventies slaaprestrictie als onderdeel kennen, hetgeen een vertekening kan betekenen voor
deze uitkomstmaat. Speciaal bij ouderen lijkt slaaprestrictie effectief, immers bij ouderen
neemt de totale slaaptijd af (CBO, 2004). In het onderzoek van Rybarczyk et al. (2005) zien
we ook een vooruitgang in de uitkomstmaten zoals totale tijd in bed, het aantal dutjes,
slaapkwaliteit, slaapverslechtering, dysfunctionele verwachtingen en houding over slaap bij
de CGT-groep. Zo nam de totale tijd in bed af terwijl de slaapefficiëntie toenam. Opvallend in
deze studie is dat de verwachting dat het dagelijks functioneren zou verbeteren slechts
ondersteund werd door een globale waardering.
Soeffing et al. (2008) onderzochten welke impact CGT heeft op ouderen, die chronisch
gebruikers zijn van slaapmedicatie. Deze groep ouderen komt men ook in de praktijk tegen.
Ook deze groep behaalde goede resultaten na behandeling met CGT, wat ervoor pleit dat CGT
zowel bij ouderen met slaapmedicatie en zonder slaapmedicatie bij slapeloosheid ingezet kan
worden. Deze bevindingen worden ook ondersteund door de bevindingen van Morin et al.
(2009). In de studies van Sivertsen et al. (2006), Soeffing et al. (2008) en Rybarczyk et al.
17
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
(2005) wordt als beperking gemeld dat het studies betreft over korte termijn en men daarom
ook geen uitspraak kan doen over lange termijn uitkomsten. Uit het onderzoek van Epstein et
al (2012) komt naar voren dat een multicomponente interventie (slaaprestrictie en
stimuluscontroletherapie) bij ouderen met slapeloosheid een voorkeursbehandeling kan zijn
vanwege haar effect van hogere remissie.
5. Conclusie en Aanbevelingen
5.1. Conclusie
Terugkijkend naar de vraagstelling van deze literatuurstudie of cognitieve gedragstherapie
(CGT) het slapen van ouderen met slapeloosheid verbetert, kan aan hand van de belangrijkste
verkregen bevindingen en conclusies van de vijf gekozen studies geconcludeerd worden dat
cognitieve gedragstherapie een effectieve interventie is in de behandeling van slapeloosheid
bij ouderen en dat deze een aantal belangrijke slaapvariabelen zoals slaapefficiëntie,
inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts en totale slaaptijd verbetert. Dit betekent dat de in
hoofdstuk 1 van deze literatuurstudie genoemde problemen van slapeloosheid, het inslapen en
doorslapen, effectief behandeld konden worden met cognitieve gedragstherapie.
Sivertsen et al. (2006) suggereren dat op CGT gebaseerde interventies superieur zijn aan
behandeling met slaapmedicatie, zowel op korte als lange termijn. Dit wordt ondersteund door
de bevindingen uit het review van Wennberg, Canham, Smith en Spira (2013) waarin we
lezen dat CGT-interventies niet alleen lange termijn verbeteringen opleveren op zowel
subjectieve en objectieve maten van slaap, maar ook kosten-effectiever zijn dan
farmacotherapie. Verder geven zij aan dat CGT medicatiegebruik bij ouderen kan
verminderen. Morin et al. (2009) concluderen dat tijdens de acute behandeling van
slapeloosheid slaapmedicatie een ondersteuning kan zijn tijdens de CGT-behandeling, maar
dat de uitkomsten op langere termijn beter zijn als de medicatie wordt afgebouwd tijdens de
onderhoudsbehandeling met CGT. Daarnaast ondersteunen bevindingen uit het onderzoek van
Soeffing et al. (2008) om CGT in te zetten als interventie voor slapeloosheid bij
slaapmedicatie-afhankelijke ouderen.
Ten slotte kan geconcludeerd worden dat cognitieve gedragstherapie als alternatieve
behandeling van slapeloosheid bij ouderen vaker toegepast kan worden. Vooral ook omdat de
praktijk laat zien dat ouderen vaak veel last hebben van de werkingen/bijwerkingen van
slaapmedicatie.
18
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
5.2. Aanbevelingen
Vanuit de beschreven resultaten en conclusies van deze literatuurstudie kunnen enkele
aanbevelingen geformuleerd worden.
Bij ouderen met slapeloosheid kan men cognitieve gedragstherapie vanwege bewezen
effectiviteit, kostenbesparing en als minder belastende vorm van therapie vaker inzetten.
Echter zou nader onderzoek verricht moeten worden naar de lange termijn effecten van
cognitieve gedragstherapie bij ouderen met slapeloosheid, evenals naar de effecten van
cognitieve gedragstherapie bij ouderen met slapeloosheid in verpleeghuizen of andere
intramurale settingen, omdat er nog weinig onderzoek gedaan is bij deze doelgroep ouderen.
Het zou goed zijn in de dagelijkse praktijk meer aandacht te besteden aan
scholing/deskundigheidsbevordering, zowel bij artsen als ook verpleegkundigen, zodat er
meer kennis is van de effectiviteit en toepassing van cognitieve gedragstherapie bij ouderen
met slapeloosheid.
19
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Literatuurlijst
De Jongh, T.O.H., De Vries, H. & Grundmeijer, H.G.L.M. (2011). Diagnostiek van
alledaagse klachten: Bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (3e druk). Houten: Bohn
Stafleu van Loghum
Ebben, M.R. & Narizhnaya, M. (2012). Cognitive and behavioral treatment options for
insomnia. Mount Sinai Journal of Medicine, 79 (4), 512-523. Geraadpleegd op 30 september
2013, van
https://stc-proxy.han.nl/han/AcademicSearchComplete/web.ebscohost.com/ehost/pdfviewer/
pdfviewer?vid=4&sid=17db71f0-1928-4cdd-bcc8-6c2e9bb96d8b%40sessionmgr10&hid=10
Epstein, D.R., Sidani, S., Bootzin, R.R. & Belyea, M.J. (2012). Dismantling multicomponent
behavioral treatment for insomnia in older adults: a randomized controlled trial. Sleep, 35 (6),
797-805.
Knuistingh Neven, A., Lucassen, P.L.B.J., Bonsema, K., Teunissen, H., Verduin, M.M. &
Bouma M. (2005). NHG-standaard Slaapproblemen en slaapmiddelen. Geraadpleegd op 2
oktober 2013, van
https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-slaapproblemen-en-
slaapmiddelen#Anamnese
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. (2004). Richtlijn Zorg bij een verstoord
slaap-waak ritme: Een zorginhoudelijke tripartiete richtlijn voor verpleegkundigen en
verzorgenden werkzaam in verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de thuiszorg. Geraadpleegd
op 20 september 2013, van
http://www.cbo.nl/Downloads/418/slaapw-rl-2004.pdf
Montgomery, P. & Dennis, J.A. (2009). Cognitive behavioural interventions for sleep
problems in adults aged 60+ : review. The Cohrane Library 2009, Issue 1. Geraadpleegd op 3
oktober 2013, van
https://stc-proxy.han.nl/han/CochraneLibrary/onlinelibrary.wiley.com/doi/
10.1002/14651858.CD003161/pdf
20
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Morin, C.M., Vallières, A., Guay, B., Ivers, H., Savard, J., Mérette, C., Bastien, C. &
Baillargeon, L. (2009). Cognitive behavioral therapy, singly and combined with medication,
for persistent insomnia: a randomized controlled trial. JAMA, 301 (19), 2005-15.
Offringa, M., Assendelft, W.J.J. & Scholten, R.J.P.M. (2008). Inleiding in evidence-based
medicine: Klinisch handelen gebaseerd op bewijsmateriaal (3e druk). Houten: Bohn Stafleu
van Loghum.
Rybarczyk, B., Stepanski, E., Fogg, L., Lopez, M., Barry, P. & Davis, A. (2005). A placebo-
controlled test of cognitive-behavioral therapy for comorbid insomnia in older adults. Journal
of Consulting and Clinical Psychology, 73 (6), 1164-74.
Sivertsen, B., Omvik, S., Pallesen, S., Bjorvatn, B., Havik, O.E., Kvale, G., Nielsen, G.H.
& Nordhus, I.H. (2006). Cognitive behavioral therapy vs zopiclone for treatment of chronic
primary insomnia in older adults: a randomized controlled trial. JAMA, 295 (24), 2851-57.
Soeffing, J.P., Lichstein, K.L., Nau, S.D., McCrae, C.S., Wilson, N.M., Aguillard, R.N.,
Lester, K.W. & Bush, A.J. (2008). Psychological treatment of insomnia in hypnotic-
dependant older adults. Sleep Med., 9 (2), 165-171.
Van Achterberg, Th., Eliens, A.M. & Strijbol, N.C.M. (2008). Effectief verplegen: Handboek
ter onderbouwing van het verpleegkundig handelen (3e druk). Dwingeloo: Uitgeverij
KAVANAH.
Van Houdenhove, L., Buyse, B., Gabriëls, L., Van Diest, I. & Van den Bergh, O. (2010).
Cognitieve gedragstherapie voor primaire insomnia: effectiviteit in een klinische setting.
Tijdschrift voor Psychiatrie, 52 (2), 79-88.
Van der Linden, M.W., Wester, G.P., De Bakker, D.H. & Schellevis, F.G. (2004). Tweede
Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk: klachten en
aandoeningen in de bevolking en in de huisartspraktijk. Geraadpleegd op 29 september 2013,
van
http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/ns2_rapport1.pdf
Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L. & Emmelkamp, P.M.G. (2006). Handboek
Psychopathologie: deel 2 Klinische Praktijk (3e druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum
21
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Wennberg, A.M., Canham, S.L., Smith, M.T. & Spira, A.M. (2013). Optimizing sleep in older
adults: treating insomnia. Maturitas, 76 (3), 247-252.
22
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
Bijlage 1: “ Overzicht zoekstrategie ”
Recent queries
SearchAdd to
builderQuery
Items
foundTime
#24 Add Search ((((((elderly) OR aged)) AND ((insomnia) OR ((Sleep Initiation and
Maintenance Disorders)))) AND ((cognitive behavio* therapy) OR Cognitive
therapy))) AND ((sleep quality) OR sleep) Filters: Clinical Trial; published in the
last 10 years
135 08:09:29
#23 Add Search ((((((elderly) OR aged)) AND ((insomnia) OR ((Sleep Initiation and
Maintenance Disorders)))) AND ((cognitive behavio* therapy) OR Cognitive
therapy))) AND ((sleep quality) OR sleep) Filters: Clinical Trial
179 07:58:39
#22 Add Search ((((((elderly) OR aged)) AND ((insomnia) OR ((Sleep Initiation and
Maintenance Disorders)))) AND ((cognitive behavio* therapy) OR Cognitive
therapy))) AND ((sleep quality) OR sleep)
405 07:57:22
#21 Add Search ((((elderly) OR aged)) AND ((insomnia) OR ((Sleep Initiation and
Maintenance Disorders)))) AND ((cognitive behavio* therapy) OR Cognitive
therapy)
513 07:45:17
#20 Add Search (sleep quality) OR sleep 130963 07:29:44
#19 Add Search (cognitive behavio* therapy) OR Cognitive therapy 53709 07:27:31
#18 Add Search (insomnia) OR ((Sleep Initiation and Maintenance Disorders)) 15155 07:25:24
#17 Add Search (elderly) OR aged 3906128 07:22:39
#16 Add Search sleep 130963 07:15:45
#10 Add Search sleep quality 13720 07:01:40
#8 Add Search Cognitive therapy 53220 06:51:47
#7 Add Search (Sleep Initiation and Maintenance Disorders) 8545 06:50:46
#6 Add Search aged 3877166 06:48:35
#5 Add Search cognitive behavio* therapy 12171 06:47:32
#4 Add Search insomnia 15155 06:46:30
#3 Add Search elderly 3906128 06:44:49
23
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
“Search details van de laatste stap van zoekstrategie”
(((("aged"[MeSH Terms] OR "aged"[All Fields] OR "elderly"[All Fields]) OR ("aged"[MeSH Terms] OR
"aged"[All Fields])) AND (("sleep initiation and maintenance disorders"[MeSH Terms] OR ("sleep"[All Fields]
AND "initiation"[All Fields] AND "maintenance"[All Fields] AND "disorders"[All Fields]) OR "sleep initiation
and maintenance disorders"[All Fields] OR "insomnia"[All Fields]) OR ("sleep initiation and maintenance
disorders"[MeSH Terms] OR ("sleep"[All Fields] AND "initiation"[All Fields] AND "maintenance"[All Fields]
AND "disorders"[All Fields]) OR "sleep initiation and maintenance disorders"[All Fields]))) AND (((cognitive
behavio[All Fields] OR cognitive behavior[All Fields] OR cognitive behavioral[All Fields] OR cognitive
behaviorally[All Fields] OR cognitive behaviorial[All Fields] OR cognitive behaviorism[All Fields] OR
cognitive behavioristic[All Fields] OR cognitive behaviorists[All Fields] OR cognitive behaviors[All Fields] OR
cognitive behaviour[All Fields] OR cognitive behavioural[All Fields] OR cognitive behaviourally[All Fields]
OR cognitive behaviourist[All Fields] OR cognitive behaviours[All Fields]) AND ("therapy"[Subheading] OR
"therapy"[All Fields] OR "therapeutics"[MeSH Terms] OR "therapeutics"[All Fields])) OR ("cognitive
therapy"[MeSH Terms] OR ("cognitive"[All Fields] AND "therapy"[All Fields]) OR "cognitive therapy"[All
Fields]))) AND ((("sleep"[MeSH Terms] OR "sleep"[All Fields]) AND quality[All Fields]) OR ("sleep"[MeSH
Terms] OR "sleep"[All Fields])) AND (Clinical Trial[ptyp] AND "2003/11/27"[PDat] : "2013/11/23"[PDat])
24
Bijlage 2 “Artikelanalyse”
Artikel Doelstelling Soort onderzoek Methoden Resultaten en conclusies BeperkingenSivertsen et al.,2006
Het onderzoeken van de korte- en lange termijn klinische effectiviteit van cognitieve gedragstherapie (CGT) en de non-benzodiazepine slaapmedicatie Zopiclon bij ouderen met chronische primaire slapeloosheid.
Gerandomiseerd dubbelblind, placebo-gecontroleerd onderzoek
Deze studie, waaraan 46 volwassenen (gemiddelde leeftijd 60,8 jaar) met chronische primaire slapeloosheid deelnamen, werd uitgevoerd tussen januari 2004 en december 2005 in een Noorse universiteitspolikliniek voor volwassene en oudere patiënten. De behandeling bestond uit CGT (n=18), slaapmedicatie (n=16) of placebomedicatie (n=12). De duur van alle behandelingen was 6 weken en de 2 actieve behandelingen kenden een follow-up na 6 maanden. Ambulante klinische PSG data en slaapdagboeken werden gebruikt om de totale tijd van wakker zijn , de totale tijd van slapen, slaapefficiëntie en trage-golfslaap te bepalen op alle 3 de meetmomenten (voorbehandeling, nabehandeling/6 weken follow-up, 6 maanden follow-up).
CGT resulteerde in verbeterde korte-en lange termijn uitkomsten vergeleken met Zopiclon op 3 van 4 uitkomstmaten. De deelnemers met CGT verbeterden hun slaapefficiëntie van 81.4 % naar 90.1 %. Dit in vergelijking met een daling van 82.3 % naar 81.9 % in de Zopiclon-groep. Bij 6 maanden follow-up hadden de patiënten met CGT een betere slaapefficiëntie dan die van Zopiclon. De verschillen in slaapefficiëntie tussen deze 2 groepen waren significant zowel bij de 6 weken follow-up (p=.01) en 6 maanden follow-up (p=.03). De totale slaaptijd nam significant toe bij de CGT-groep bij 6 maanden vergeleken met 6 weken (p=.05). De dagboeken lieten een toename van de totale slaaptijd zien bij de CGT-groep na 6 maanden vergeleken met de 6 weken follow-up (p=.004). De totale tijd dat men wakker was nam af in de CGT-groep vergeleken met de Zopiclon-groep (p=.03).Conclusie: De resultaten suggereren dat CGT superieur is aan Zopiclonbehandeling; wat betreft korte als lange termijn behandeling van slapeloosheid bij ouderen.
Omdat de laatste follow-up na 6 maanden was, kan er geen uitspraak gedaan worden over het effect van de behandeling op langere termijn. Verder waren de groep groten relatief klein in deze studie.
Soeffing et al.,2008
Welke impact heeft CGT op ouderen, die chronisch gebruikers zijn van slaapmedicatie en momenteel slapeloosheid hebben, maar ook stabiel zijn in het gebruik van de hoeveelheid medicatie gedurende hun behandeling.
Gerandomiseerd placebo-gecontroleerd onderzoek
Deze studie vond plaats aan het Methodist Hospital en de Universiteit van Memphis. Deel namen 47 slaapmedicatie-afhankelijke ouderen in de leeftijd van 50-85. Zij werden ad random toegewezen aan de actieve behandelgroep of aan de placebo-controlegroep. De CGT bestond uit een drie-componenten behandeling (ontspanning, stimulus controle en slaaphygiëne instructies). Als meetinstrumenten werden PSG en slaapdagboeken gehanteerd om inslaaptijd, aantal malen dat men wakker wordt, totale slaaptijd, totale tijd dat men wakker ligt en slaapefficiëntie te meten. 2 meetmomenten: voor de behandeling en na de behandeling.
De actieve behandelgroep had een significant betere zelfrapportage van de slaap na behandeling voor drie uitkomstmaten; inslaaptijd (p<0.05), de totale tijd dat men wakker ligt (p<0.05) en slaapefficiëntie (p<0.05). Deze statistisch significante verbetering ging gepaard met een klinisch betekenisvolle verbetering van de belangrijkste slaapvariabelen. Zoals gepland, was er geen significante verandering in het gebruik van de slaapmedicatie Conclusie: Resultaten van deze studie ondersteunen het gebruik van cognitieve gedragstherapie als interventie voor slapeloosheid bij slaapmedicatie-afhankelijke ouderen.
De studiepopulatie was niet groot en er zijn geen data die iets zeggen over lange termijn uitkomsten. Daarnaast waren de verkregen uitkomsten uit de slaapdagboeken subjectieve uitkomstmaten.
Artikel Doelstelling Soort onderzoek Methoden Resultaten en conclusies BeperkingenMorin et al., Het evalueren van Prospectief Dit onderzoek, dat bestond uit een 6-weken CGT alleen of in combinatie met medicatie liet een Niet beschreven
25
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
2009 effecten van CGT, alleen toegepast of gecombineerd met medicatie, op korte- en lange termijn voor chronische slapeloosheid en het vergelijken van de effectiviteit van onderhoud strategieën teneinde de lange termijn resultaten te optimaliseren.
gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek
behandeling, gevolgd door een 6-maanden behandeling, werd uitgevoerd aan een universitair ziekenhuis in Canada van jan.2002 tot april 2005. De populatie bestond uit 160 volwassenen (gemiddelde leeftijd 50,3) met chronische slapeloosheid. Een groep ontving CGT, de andere groep CGT met 10 mg dagelijks Zolpidem voor een 6-weken behandeling, welke opgevolgd werd door een verlengde 6-maanden behandeling. De deelnemers die alleen CGT ontvingen kregen maandelijks CGT als onderhoud gedurende 6 maanden of ontvingen geen verdere behandeling en de deelnemers uit de andere groep met de gecombineerde behandeling gingen verder met ofwel CGT met Zolpidem of alleen CGT. Uitkomstmaten : inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts, totale slaaptijd en slaapefficiëntie. Deze werden afgeleid van de dagboeken en van behandelingsrespons/ remissie verkregen uit de ISI. Meetmomenten; bij aanvang, aan het einde van 6-weken fase, aan het einde van 6-maanden behandeling en na 6-maanden follow-up.
significante verbetering van de inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts en slaapefficiëntie na de eerste behandeling (p<.001). Een toename van de totale slaaptijd werd verkregen met de gecombineerde aanpak (p =.04). Zowel CGT als gecombineerde behandeling lieten gelijksoortige uitkomsten zien met betrekking tot behandelingsrespons (p= .84) en –remmissie (p=.52) bij de 6-weken behandeling, maar de gecombineerde behandeling liet een hogere remissie zien ten opzichte van CGT alleen bij de verlengde behandeling en follow-up periode (p=.05). Het beste resultaat op langer termijn werd verkregen bij de deelnemers in eerste instantie behandeld met de gecombineerde behandeling, gevolgd door CGT alleen, zoals bleek uit de hogere remissie bij de 6 maanden follow-up (p=.04).Conclusie: Bij patiënten met chronische slapeloosheid zal de toevoeging van slaapmedicatie bij CGT behandeling extra voordelen bieden tijdens de acute behandeling, maar de langere termijn uitkomsten worden geoptimaliseerd wanneer de medicatie wordt gestopt tijdens de onderhoudsbehandeling met CGT.
Rybarczyk et al.,2005
Deze was drieledig: presteert CGT beter dan placebo; het testen van het differentiële effect van CGT bij slapeloosheid voor ouderen met een van de drie aandoeningen osteoartritis, coronaire hartziekte en COPD;het onderzoeken of slaapverbetering een verbetering laat zien van dagelijks functioneren.
Gerandomiseerd placebo-gecontroleerd onderzoek
Deze studie werd uitgevoerd aan het Rush University Medical Center Chicago. Er namen 92 deelnemers deel (gemiddelde leeftijd 69). Zij werden ad random toegewezen aan een CGT-groep of aan een placebogroep, welke stressmanagement en wellnesstraining kreeg. De behandeling bestond uit 2 uur groepstherapie per week gedurende 8 weken. De meetinstrumenten om de slaap te beoordelen waren slaapdagboek, de PSQI , SII, DBAS en SF-36 schaal. Uitkomstmaten van de zelfrapportage van de slaap waren: slaapefficiëntie, inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts, totale slaaptijd, totale tijd in bed, aantal dutjes, index van slaapkwaliteit, index van slaapverslechtering, dysfunctionele verwachtingen en houding over slaap en de scores met betrekking tot het dagelijks functioneren. Er werd voor en na behandeling gemeten
Vergeleken met de placebogroep hadden de CGT-deelnemers een significant grotere vooruitgang op 8 van de 10 zelfrapportagematen van slaap: slaapefficiëntie (p<.001), inslaaptijd (p<.01), tijd van wakker zijn ’s nachts (p<.01), tijd in bed (p<.001), aantal dutjes (p<.05), slaapkwaliteit (p<.001), slaapverslechtering (p<.001), dysfunctionele verwachtingen en houding over slaap (p<.001). Het type chronische aandoening had geen invloed op de resultaten. De hypothese dat CGT het dagelijks functioneren zou verbeteren werd slechts ondersteund door een globale waardering.Conclusie: De bevindingen van deze studie lieten zien dat een standaard CGT-interventie geleid heeft tot een significant grotere verbetering in slaap vergeleken met de placebo-interventies.
Deze studie betrof een onderzoek naar de korte termijn effecten van CGT. Verder waren de groepsgroten van de drie aandoeningen niet gelijk. Verder is er geen gebruik gemaakt van objectieve polysomnografische data.
Artikel Doelstelling Soort onderzoek Methoden Resultaten en conclusies BeperkingenEpstein et al.,2012
Deze studie vergelijkt het effect van een enkel component en multicomponente
Gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek
Deze studie vond plaats aan het Veterans Affairs medical center. Er namen 179 ouderen met een gemiddelde leeftijd van 68,9 jaar met chronische primaire slapeloosheid. Zij werden ad random
Alle behandelingen lieten een significante verbetering van de slaap zien gerapporteerd in de dagboeken in vergelijking met de controlegroep (p<.01). Grote van het effect van de uitkomstmaten verkregen uit
Vanwege een steekproef van voornamelijk blanke en goed opgeleide
26
Het effect van cognitieve gedragstherapie op slapeloosheid bij ouderen
gedragstherapie voor slapeloosheid bij ouderen na de interventie en na 3 maanden en na 1 jaar na de behandeling.
toegewezen aan een 6-weeks stimuluscontroletherapie(SCT), slaaprestrictietherapie (SRT), de twee therapieën gecombineerd in een multicomponente interventie (MCI) en een wachtlijstcontrole(WLC)groep Uitkomstmaten waren metingen van inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts, totale slaaptijd, tijd in bed en slaapefficiëntie, die via slaapdagboeken en actigrafie verzameld werden; klinische metingen respons en remissie (gemeten met o.a. Insomnia Severity Index (ISI).
slaapdagboeken was gemiddeld tot groot. Behandelingswinsten werden behouden bij follow-up voor inslaaptijd, tijd van wakker zijn ’s nachts en slaapefficiëntie voor zowel metingen met slaapdagboeken als actigrafie. De MCI-groep had het grootste aandeel deelnemers na behandeling in remissie (43,9%), gevolgd door de SCT (29,55%), SRT (22,73) en WLC (4%) groepen (P=.0001). Conclusie: Resultaten lieten een eerste bewijs zien dat SCT, SRT en MCI even effectief zijn en zij geven een duurzame behandelingswinst. Vanuit klinisch perspectief kan MCI een voorkeursbehandeling zijn vanwege haar effect van hogere remissie van de slapeloosheid bij deze ouderen.
ouderen is de generaliseerbaarheid beperkt. Verder suggereert het verschil tussen uitvallers en overblijvende deelnemers dat de bevindingen niet gegeneraliseerd kunnen worden naar oudere mannen met ernstige slapeloosheid.
27