Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat...

27
1 Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en sociale media: Een oproep tot etnografisch onderzoek Wetenschappelijk artikel Aantal woorden: 8.484 Joshua Eykens Stamnummer: 01110970 Promotor: Dr. Thomas Vervisch Commissaris: Dr. Brecht De Smet Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Conflict en Development Academiejaar: 2016 - 2017

Transcript of Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat...

Page 1: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

1

Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en sociale media:

Een oproep tot etnografisch onderzoek

Wetenschappelijk artikel Aantal woorden: 8.484

Joshua Eykens Stamnummer: 01110970

Promotor: Dr. Thomas Vervisch

Commissaris: Dr. Brecht De Smet

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Conflict en Development

Academiejaar: 2016 - 2017

Page 2: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

2

Page 3: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

3

Een welgemeende merci! Aan mijn promotor. Voor het eindeloze geduld, de last-minute aanvullingen, en de

interessante brainstormsessies.

Mijn goede vriendin Noamé Carmeliet, voor het delen van het leed.

Mijn goede vriend Koerian Verbesselt, voor de inzichtrijke opmerkingen.

En, last but not least, aan mijn moeder. Voor de steun die ze mij biedt, op alle vlakken!

Page 4: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

4

Inhoudstafel

Dankwoord .................................................................................................................................3

Abstract (EN) ...............................................................................................................................5

Abstract (NL) ...............................................................................................................................6

Introductie: Nieuwe media en hedendaagse sociale bewegingen ........................................................6

1. In wat volgt .................................................................................................................................8

2. De Media ecology en media practice benaderingen in het onderzoek naar sociale bewegingen en

nieuwe media ................................................................................................................................... 10

3. Sociale netwerk analyse: Het in kaart bregen van media gebruik ............................................... 11

4. Etnografische onderzoeksmethoden: het gebruik van nieuwe media als social practice ............ 13

5. Netwerk etnografie ................................................................................................................... 15

a. De case-selectie en betreden van het onderzoeksveld ........................................................... 17

b. Het verzamelen van de data .................................................................................................. 19

c. Het analyseren van de data ................................................................................................... 19

d. Uitzoomen ............................................................................................................................ 20

e. Inzoomen .............................................................................................................................. 21

6. Besluit ....................................................................................................................................... 22

Sterktes en risico’s ........................................................................................................................ 22

Bijdrage aan het onderzoeksagenda .............................................................................................. 23

Bibliografie ....................................................................................................................................... 24

Page 5: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

5

A situated onderstanding of media ecologies and media practices in

social movement studies: Network ethnography as a

methodological lens

Abstract Over the past few years different disciplinary strands in the social sciences have contributed

to the study of relationships between social movements and (new) media. Theoretical

perspectives developed by researchers devoted to media studies however (i.e. media ecology

and media practices perspectives), are urging scholars to fundamentally adjust these

undertakings. In this article, we wish to join the theoretical debate that can be understood as

the basis for these new perspectives. But, instead of focusing on conceptual developments,

we wish to address the methodological difficulties the latter already bring. Techniques

borrowed from social network analysis and ethnographic research methods have been

deployed in a singularly fashion to help us better understand certain particularities of the

manifold question that media scholars are currently posing. As we will see, these existing

frameworks do not allow us to get a situated understanding of media ecologies as a system,

with media practices taking place within them. A mixed-method approach, which has been

developed by students of interorganizational settings, is being deployed and adjusted to assist

us with tackling this empirical problem. The framework has been termed network

ethnography and combines techniques borrowed from social network analysis with

ethnographic research methods. In the following we address the theoretical duality (i.e.

structure-agency) which brought us to the consideration of this mixed approach. The

remainder of this contribution elaborates further on the methodological procedure. The

conclusion addresses the strengths and possible pitfalls that come with such a procedure. The

final section further stipulates possible ways forward for future research.

Keywords: social movements, new media, media ecologies, media practices, network

ethnography

Page 6: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

6

Een gesitueerd begrip van de media ecologie en de praktijk van

media gebruik bij sociale bewegingen: Netwerk etnografie als

methodologische lens

Abstract Gedurende de afgelopen jaren werd de relatie tussen sociale bewegingen en (nieuwe) media

vanuit verschillende disciplinaire invalshoeken uitgebreid bestudeerd. Theoretische

perspectieven vanuit de mediastudies (i.e. media ecology en media practices) zorgen er

recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan

te passen. In dit artikel wensen we ons aan te sluiten bij de theoretische discussie die hier de

basis van vormt, maar concentreren we ons voornamelijk op de methodologische

moeilijkheden die een dergelijk perspectief met zich meebrengt. Zowel sociale netwerk

analyse als etnografisch onderzoeksmethoden hebben als analytische kaders al veel

bijgedragen aan het debat dat plaatsheeft rond nieuwe media en sociale bewegingen. Maar,

zoals we beargumenteren, om onderzoekers in staat te stellen zich daar een gesitueerd begrip

van te ontwikkelen, is een mixed-method benadering noodzakelijk. De kern van dit artikel

handelt over een geïntegreerd methodologisch project dat haar roots kent in de

organisatiestudies, namelijk netwerk etnografie. Een grondige revisie van dit raamwerk laat

toe om de complexiteit die de ecologische visie ten aanzien van nieuwe media formuleert te

combineren met een kwalitatieve kijk op de praktijk van mediagebruik binnen sociale

bewegingen. In wat volgt bespreken we zowel de theoretische dualiteit (i.e. structuur-agency)

die ons tot een dergeiljke methode brengt, alsook de procedures waarmee we dit kader

kunnen toepassen in het onderzoek naar sociale bewegingen en nieuwe media. In het besluit

halen we een aantal sterktes en valkuilen van een dergelijke benadering aan, en formuleren

we een voorlopig onderzoeksagenda dat deze methode kan dienen.

Sleutelwoorden: sociale bewegingen, nieuwe media, media ecologie, media practices,

netwerk etnografie

Introductie: Nieuwe media en hedendaagse sociale bewegingen Digitaal protest en genetwerkte sociale bewegingen zijn sinds een tweetal decennia integraal

deel uit gaan maken van het onderzoek naar activisme. Verschillende nieuwe media kregen

gedurende die periode zelfs een initiërende rol toebedeeld in allerhande grassroots politieke

revoluties (i.e. de Twitter-, Facebook-, YouTube- en Smartphone revoluties, etc.). Om hier een

meer genuanceerd begrip van te vormen, werden er door twee denkstromingen reeds diverse

theoretische en methodologische kaders opgesteld. Nieuwe media zijn volgens academici niet

enkel een belangrijk onderdeel gaan uitmaken van het vaste communicatieve repertoire

waarmee collectieve actie wordt gevormd (Garrett, 2006), ze zorgen tevens voor geheel

nieuwe organisatorische fenomenen die bijvoorbeeld omschreven worden als connectieve

actie (Bennett en Segerberg, 2013). Sinds een aantal jaar echter, is er binnen deze relatief

Page 7: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

7

jonge onderzoekstraditie een verwoede kruisbestuiving bezig in de vorm van een zoektocht

naar een passend theoretisch kader, waarbij de ene discipline tegemoet kan komen aan de

‘tekortkomingen’ van de andere (Olorunnisola en Martin, 2013). De twee meest voorname

denkstromingen binnen deze exploraties komen vanuit de communicatie wetenschappen

enerzijds, en vanuit de social movement studies (i.e. de mobilisation resource theory meer

specifiek) anderzijds.

De resouce mobilisation theory draagt sinds de jaren ’60 in belangrijke mate bij aan het

begrip van sociale bewegingen als gestructureerde organisationele actoren (cf. het pionierend

werk van McCarthy en Zald, 1977). Allerhande media worden binnen deze theoretische

stroming aangehaald als een nieuwe, maar inmiddels gevestigde waarde waarlangs de vooraf

bepaalde politieke doelstellingen bewerkstelligd (of in het beste geval) behaald kunnen

worden (Lasén en Martinez de Albeniz, 2011). Nieuwe media zijn in dat opzicht belangrijke

middelen geworden waarmee de kosten, die bij de communicatie en organisatie van

collectieve actie horen, aanzienlijk teruggedrongen kunnen worden. In aanverwante

theoretisering worden brede spectra aan nieuwe media inmiddels meegeregekend tot de

meer traditionele media en de bestaande repertoires voor collectieve actie. Op die manier

echter, worden ze voorgesteld als enkelvoudige, geïsoleerde technologische platformen

(Khazraee en Losey, 2016). Dit is wat media en communicatie thoeretici communicatief

reductionisme noemen (Treré en Mattoni, 2015, p. 291). Media laten volgens hen meer toe

dan louter het delen van informatie. Ze kunnen bijvoorbeeld zorgen voor een verhoogde

emotionele betrokkenheid.

Nieuwe media worden daarnaast, zoals eerder aangehaald, ook als centrale dynamiek

voor connectieve actie naar voor geschoven, en zijn zo één van de belangrijkste oorzaken van

de personalisatie en individualisering van politiek verzet1 (cf. Bennett en Segerberg, 2012;

2013). Ze bewerkstelligen een geheel eigen logica die op uiteenlopende wijzen verschilt van

die van de ‘traditionele’ collectieve actievormen, maar kunnen dan weer wel in hybride vorm

terugkomen en effectiever zijn dan de deelaspecten daarvan (cf. Bennett en Segerberg, 2013,

p. 200). Wat de vraag openlaat wat nu eigenlijk de waarde is van die connectieve actie

tegenover het traditioneel activisme. Hoe staan activisten tegenover deze vraag? Welke

media dienen welke doeleinden? Critici van deze laatstgenoemde zienswijze op nieuwe media

stellen zichzelf gelijkaardige vragen, en opperden gedurende de afgelopen jaren al termen als;

technologisch structuralisme (Bakardjieva, 2015) of technologisch determinisme (Castells,

1996 zoals geciteerd in Olorunnisola en Martin, 2013, p. 276).

Deze laatste vormen van determinisme zijn volgens voornoemde auteurs het gevolg van

een hernieuwde belangstelling voor de structuralistische theorievorming, en de groeiende

interesse voor ondermeer het big-data onderzoek en haar aanverwante methoden (e.g.

1 We willen niet ontkennen dat nieuwe media inderdaad bijdragen aan individualisering en

personalisering van (politieke) communicatie, maar zoals Bennett en Segerberg zelf ook concluderen, verdere

contextualisering en situering van mediagebruik bij activisten (en de bijhorende technologische

‘herstructurering’) zal duidelijkheid in het debat kunnen verschaffen (cf. Bennett en Segerberg, 2013, p. 211).

Page 8: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

8

sociale netwerk analyses en statistische berekeningen). Maar, deze lopen volgens hen het

gevaar om de complexiteit van de interacties tussen de samenleving en technologie uit het

oog te verliezen. Nieuwe media verschillen voor communicatie theoretici fundamenteel van

oude media, aangezien ze toelaten om gedetailleerde (alsook rijk geanimeerde) informatie

sneller, efficiënter, en vrijwel kosteloos te verspreiden. Aan deze zijde van conceptuele

spectrum wordt er dan ook uitgebreid getheoretiseerd over die nieuwe communicatieve

mogelijkheden, en worden de meest recent ontwikkelde sociale media als het ware

gefetisjiseerd (Mattoni en Treré, 2014). Ze brengen elks veelbelovende mogelijkheden met

zich mee die de heersende structuren van de samenleving in de toekomst voor goed kunnen

veranderen.

Recente bijdragen van media theoretici (e.g. de media ecology en media practice

benadering) laten ons toe om stil te staan bij de verschillende tussenstappen en de

onoverkomelijke complexiteit die zich aandienen wanneer men een beter begrip wenst te

krijgen van de relatie tussen (nieuwe) media en sociale bewegingen. Zoals we verderop zullen

zien, laat het meest recente conceptueel kader dat wordt voorgesteld binnen deze denkschool

ons toe om in zekere zin tegemoet te komen aan beide vormen van

reductionisme/determinisme. Het stelt ons in staat om; de structuur van het hybride

mediagebruik van activisten in acht te nemen, rekening te houden met de verschillende

communicatieve mogelijkheden die de nieuwe media met zich meebrengen (ook in

vergelijking met oude media), alsook welke doelstellingen activisten met welke media

trachten te behalen en hoe die media daardoor met elkaar verweven zijn. Wat ons echter nog

ontbreekt om met een dergelijke zienswijze de empirische realiteit te kunnen trotseren, is een

gepast methodologisch kader. Practice based onderzoek wordt in hoofdzaak uitgevoerd aan

de hand van etnografische onderzoeksmethoden, maar deze schieten echter te kort om op

gevatte wijze de structuur van die practices, ondermeer in de vorm van de media ecologie van

actoren, in kaart te kunnen brengen.

1. In wat volgt Deze verhandeling tracht een raamwerk te ontwikkelen waarlangs we de complexe media

ecologie van een beweging, en de invulling die eraan gegeven wordt door activisten, in acht

kunnen nemen – zonder daarbij het structureel overzicht te verliezen. Hypothetisch stellen

we (inderdaad erg ruim) dat nieuwe media nieuwe communicatievormen met zich

meebrengen, maar dat er aan die kanalen specifieke invullingen worden gegeven. Activisten

maken op creatieve wijze gebruik van allerhande media om zowel de organisatie van

collectieve actie te bewerkstelligen, als de verscheidene relaties met andere bewegingen te

onderhouden (cf. Treré, 2012; 2015; Yates, 2015; Youmans en York, 2012). Dit wordt enerzijds

gedaan aan de hand van etnografisch onderzoek, een fundamenteel onderdeel van een

practice based benadering waarin agency centraal staat. Er is volgens ons geen uitweg die het

onderzoek naar sociale bewegingen voorbij de concrete en dagdagelijkse leefwereld van

activisten kan leiden zonder daarbij afbreuk te doen aan de complexiteit van het fenomeen

dat bestudeerd wordt.

Page 9: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

9

In lijn met het argument van Rodriguez (2009; 2013) en Mattoni (2017) geloven we er

bovendien sterk in dat we moeten afstappen van “het fetisjiseren van technologie die gebruikt

wordt door collectieve of connectieve actoren” en dat we ons moeten concentreren op de

uiteenlopende relationele aanvullingen die deze media met zich meebrengen. Aan de hand

van sociale netwerk analyse trachten we deze relaties in kaart te brengen, en op basis daarvan

zowel de structurele componenten van complexe organisatievormen als de communicatieve

ruimte die door de media ecologie gevormd wordt uit te lichten. Dit kunnen we echter enkel

bewerkstelligen door, tesamen met de studie van die communicatieve en technologische

omgeving waarin een actor zich begeeft, ook de micro-processen die fundamenteel zijn voor

collectieve actie in rekening te brengen.

We stellen daarom een mixed-method raamwerk voor waarin etnografie en sociale

netwerk analyse op paralel convergente wijze2 worden toegepast: netwerk etnografie. Deze

methode werd ontwikkeld in de organisatiestudies als reactie op de démarche die hypermedia

organisaties maakten gedurende de afgelopen decennia (cf. Howard, 2002; Berthod et al.,

2016), en kende sindsdien reeds een aantal toepassingen in andere disciplines3. Dit essay is

bedoeld als hoeksteen voor dit geïntegreerd methodologisch project waarbij we wensen de

empirische interesse te vestigen op de hybride realiteit waarmee onderzoekers van sociale

bewegingen vaak te maken krijgen. De vragen, waarvan er een aantal naar voor komen tijdens

de hierop volgende bespreking, die van belang waren bij het bezinnen over dit

methodologisch project zijn de volgende;

• Welke complexe vormen neemt de media ecologie van een beweging (of haar

omgeving) aan door de media practices die erin plaatshebben?

• Welke doeleinden dienen de verschillende onderdelen van de communicatieve

structuur die daaruit ontstaat?

- Wat doen activisten nu juist met welke (nieuwe) media, en waarom?

- In welke situatie of context worden welke media ingezet?

• Op welke manier verschilt het gebruik en het belang van sociale media naargelang de

rol en de positie van een organisatie of sociale beweging in een communicatief

netwerk?

Vooraleer we overgaan tot een bespreking van netwerk etnografie en de verschillende stadia

die eraan verbonden zijn, staan we eerst wat uitgebreider stil bij de theoretische stroming die

onze zoektocht naar het voorgestelde methodologisch kader voedde. Vervolgens bespreken

we de afzonderlijke methoden (i.e. sociale netwerk analyse en etnografie). We voorzien een

kort overzicht van de bijdragen die het onderzoek dat gebruikt maakt van deze analytische

handvaten reeds leverde, en formuleren een aantal bedenkingen en mogelijke

tekortkomingen van de twee afzonderlijke kaders voor het onderzoek naar een hybride media

ecologie. We besluiten telkens met een aantal argumenten waarom we denken dat

2 In een parallel-convergent ontwerp worden aan de hand van twee of meerdere methoden data verzameld voor verder onderzoek (parallel) waarna de verkregen gegevens bij de analyses gekoppeld worden aan elkaar (convergentie). 3 Ondermeer in: het nderzoek naar beleidsvorming (cf. Ball, 2016; Hogan, 2016), en het onderzoek naar sociale bewegingen (cf. Biddix en Park, 2008).

Page 10: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

10

triangulatie een noodzaak is en zal zijn – voornamelijk in toekomstig onderzoek dat gebruik

maakt van een dergelijk theoretische benadering. Daarnaast formuleren we in de discussie

een aantal krachten en valkuilen van netwerk etnografie. We ronden af met een bespreking

van de onderzoeksvragen die afgeleid werden uit het theoretisch perspectief zoals dat

hieronder besproken wordt, en die onderzocht kunnen worden met behulp van netwerk

etnografie.

2. De Media ecology en media practice benaderingen in het onderzoek

naar sociale bewegingen en nieuwe media Om tegemoet te komen aan hierboven geschetste theoretische discussie4 en de bijhorende

methodologische trends wordt er door media theoretici recentelijk opgeroepen om meer

aanspraak te maken op de ecologische zienswijzen (cf. Van Dijck en Poell, 2013; Poell, 2014;

Mattoni en Treré, 2014; Treré en Mattoni, 2016; Mattoni, 2017). Hierbij wordt de

representatie van de complexiteit van communicatie via sociale media als centraal

uitgangspunt genomen, en worden actoren/activisten beschouwd als actieve gebruikers die

aan de hand van die media niet louter communiceren, maar actief vorm geven aan collectieve

actie (i.e. agency). Uit dat theoretisch spectrum zijn de media ecology en media practice

benaderingen veelbelovende theoretische kaders voor het onderzoek naar sociale

bewegingen (Mattoni, 2017).

Deze twee media theoretische perspectieven zijn volgens Treré en Mattoni (2016) uiterst

geschikt om “de literatuur rond nexus van sociale bewegingen en nieuwe media meer

diepgang te verschaffen. Ze zijn in staat om te voorzien in fijnmazige exploraties van de

veelzijdigheid, de interconnecties, en de dynamische evolutie van zowel oude als nieuwe

media die ingezet worden door activisten” (Treré en Mattoni, 2016, p. 291). Onderzoekers die

gebruik maken van het media ecology raamwerk verkennen communicatietechnologie als een

gelaagd en complex ecologisch systeem dat het niet-digitale (of het ‘oude’) communicatieve

systeem aanvult. Met andere woorden; face-to-face interacties, telefoongesprekken, etc. zijn

ook een onderdeel van de media ecologie. Doordat er op deze manier afgestapt wordt van de

dichotomieën online vs. offline, nieuw vs. oud, lokaal vs. globaal, etc. wordt de complexiteit

en veelzijdigheid van communicatie in al haar facetten belicht (Treré en Mattoni, 2016).

Auteurs die de media practice benadering toepassen in hun onderzoek, bestuderen het

gebruik van die techonologie als sociale praktijk. Communicatie media worden gezien “als een

heuristieke tool waarlangs we de communicatieve dimensies van sociale bewegingen kunnen

observeren en en uitklaren” (Mattoni, 2017, p. 2). De media practice benadering benadrukt

zo het belang van agency in een context van sociale media gebruik. Binnen sociale bewegingen

bijvoorbeeld, worden media zo erkend als kanalen waarlangs activisten de organisatie en de

4 Het volgende is een simplistische weergave van het uitgebreid theoretisch werk van (ondermeer) de geciteerde auteurs, en dient louter als achtergrondschets voor de methodologische excursie die centraal staat in dit essay. De empirische doelstellingen waarvoor de conceptuele kaders ontworpen worden, kunnen een genuanceerd beeld geven van belangrijke aspecten van de realiteit waarmee onderzoekers geconfronteerd worden. Wat we in deze korte bespreking trachten te doen, is het belang aanhalen van aanvullende theoretische zienswijzen.

Page 11: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

11

doelstellingen van collectieve actie vormgeven. Binnen het onderzoek dat gebruik maakt van

dit theoretisch kader wordt de definitie van media practices opzettelijk ruim gehouden. Op

die manier kan er ook kennis genomen worden van onverwachte situaties en de rollen die

media daarin toebedeeld krijgen door de actoren.

Een combinatie van beide theoretische benaderingen in een hybride theoretisch

raamwerk laat toe om de praktijk van mediagebruik te onderzoeken, ook op geagregeerd

niveau (Mattoni, 2017); ‘wat mensen doen met welke (nieuwe) media en waarom, en in welke

situatie of context’; ‘welke complexe vormen de media practice van activisten of een

beweging (of haar omgeving) aanneemt’ (i.e. veelal een gemixte technologische structuur) en

‘welke doeleinden de verschillende onderdelen van die complexe structuur dienen’. Een

dergelijk theoretisch kader is des te meer nodig aangezien het belang van massa media, en de

bijhorende machtsbalans, de laatste jaren een definitieve kentering lijken te maken. De

grenzen tussen mediaproductie en consumptie vervagen in zekere zin. Sociale- en andere

(nieuwe) communicatie media zorgen er inderdaad voor dat activisten de kans krijgen om voor

zichzelf te spreken, en op die manier de vaak verwrongen perspectieven van de mainstream

kanalen te corrigeren. De grenzen van wat voordien als de publieke ruimte van de bourgeoisie

omschreven werd, vervagen alsmaar meer (Shirky, 2011). Zoals we verderop zullen

bespreken, laat een combinatie van beide perspectieven tenslotte to om het omstreden

structure-agency debat, zoals dat werd geïnitieerd door onder meer Anthony Giddens (1984),

in een hedendaags perspectief te plaatsen.

3. Sociale netwerk analyse: Het in kaart bregen van media gebruik Zowel de terminologie rond – als de methoden van sociale netwerk analyse (SNA) worden als

erg dankbaar beschouwd in het onderzoek naar sociale bewegingen en de bijhorende

collectieve actie dilemma’s (2014; Diani en McAdam, 2003; Diani, 2012, p. 223). Sociale

netwerken kunnen de verschillende patronen van connecties tussen leden, organisaties,

platformen, evenementen, etc., representeren. Ze kunnen begrepen worden als de kanalen

waarlangs actoren mobiliseren, communiceren, hulpbronnen verzamelen, en collectieve actie

coördineren (Diani, 2012). Deze veelzijdigheden zorgden er reeds voor dat onderzoekers het

effect van persoonlijke netwerken op participatie/mobilisatie beter konden bestuderen (i.e.

individuele effecten) (cf. Diani, 2004), alsook de populatie effecten ervan (cf. Kim en Baerman,

1997). Aangezien een netwerk in hoofdzaak vaak wordt gezien als het attribuut van een

populatie, werden de methoden meermaals ingezet om daarvan een structureel overzicht te

kunnen krijgen. Het macro- en meso-niveau kunnen beiden bestudeerd worden, en met elkaar

in verband worden gebracht. ‘Hoe combineren sociale connecties zich op populatieniveau tot

een complex netwerk?’, ‘Wat zijn de patronen die daaruit ontstaan?’ en ‘Wat is belang van

die patronen voor bijvoorbeeld participatie aan – of de intensiteit van collectieve actie?’

(Diani, 2012, p. 229). Het zijn maar enkele van de onderzoeksvragen die reeds op diepgaande

wijze onderzocht werden5.

5 Voor een omvattende literatuurstudie omtrent sociale netwerken, sociale bewegingen en collectieve actie zie Diani (2012).

Page 12: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

12

De digitale revolutie heeft er voor gezorgd dat er alsmaar meer van die communicatie

processen plaatsvinden in een zogeheette virtuele realiteit (Diani, 2000). Belangrijke aspecten

(i.e. verspreiden van informatie, het organiseren van protest, overleg binnen coalities, etc.)

van collectieve actie worden zo in toenemende mate als het ware ‘gedigitaliseerd’. De

traceerbaarheid van deze virtuele communicatie zorgde voor een groeiende relevantie van

sociale netwerk analyse (Tremayne, 2014, p. 114). Deze methode is als geen ander geschikt

om allerlei connecties die zich vormen in complexe virtuele netwerken in kaart te brengen en

te analyseren (Diani, 2012). Netwerk analyses van Twitter berichten en de impact ervan op

mobilisatie (cf. Bennett en Segerberg, 2011; 2013), analyses van netwerken die ontstaan bij

het delen van informatie doorheen sympathiserende facebookgroepen (cf. Poell, 2014;

Monterde, Calleja-Lopez, Aguilera, Barandiaran, en Postill, 2015), maar ook de effecten van

die netwerken op offline participatie zijn maar een aantal6 mogelijke denkpistes die in dat

opzicht reeds de aandacht genoten (cf. Van Laer en Van Aelst, 2010; Van Laer, 2010; Tufekci

en Wilson, 2012). Het ietwat recentere fenomeen van digitaal genetwerk activisme (in de

vorm van connectieve actie) wordt vrijwel uitsluitend bestudeerd aan de hand van formele

sociale netwerk methoden7 (cf. Bennett en Segerberg, 2012; 2013). Gedurende de afgelopen

jaren werden er tevens al een heleboel handige applicaties in het leven geroepen die het

verzamelen en analyseren van online data vergemakkelijken. NodeXL8 bijvoorbeeld, werd

speciaal ontworpen voor de analyse van sociale media netwerken.

Het mag duidelijk zijn dat sociale netwerk analyses reeds erg veel hebben bijgedragen aan

het onderzoek naar de structurele componenten en effecten daarvan bij sociale bewegingen

(i.e. organisatiestructuren, samenwerkingsverbanden en coalities, de densiteit van

netwerken, etc.). Ook wat betreft het onderzoek naar de media ecologie van activisten (cf.

Poell, 2014). Voornoemde studies tekenen, al dan niet expliciet, onderdelen van de complexe

communicatie structuren op om een overzicht te krijgen van de ruimere interactieve

(politieke) omgeving. Volgens Bennett en Segerberg (2013) is sociale netwerk analyse in dat

opzicht niet alleen een handige tool. Doordachte toepassingen zorgen ervoor dat

misrepresentaties van de communicatieve dynamiek vermeden kunnen worden (ibid., p. 200).

Wat betreft het bestuderen van de toepassing van media en (organisationele) cultuur van

bewegingen (of netwerken van bewegingen) schieten deze methodologische tools echter

tekort. Als alleenstaand raamwerk mist sociale netwerk analyse te veel informatie waardoor

onderzoekers geen fundamenteel begrip van de complexiteit en diversiteit van een media

ecologie kunnen vormen.

6 Wegens gebrek aan plaats verwijzen we hier kort naar een aantal relevante en actuele voorbeelden van studies waarbij sociale netwerk analyses worden gehanteerd in de studie van collectieve actie - inclusief de virtuele dimensie. 7 Het is niet onze bedoeling het werk van Bennett en Segerberg in dat opzicht te bekritiseren. De auteurs stellen in hun werk een uitgebreide kennis tentoon – of werkten reeds mee aan etnografische onderzoeksprojecten die betrekking hadden op de cases die worden voorgesteld in hun werk (cf. Bennett en Segerberg, 2013, p. 205 – 206) 8 Web: http://nodexl.codeplex.com/

Page 13: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

13

Wat het gebruik van nieuwe media als social practice aan de ene kant betreft, wordt het

onderzoek ervan problematisch wanneer enkel tools uit de sociale netwerk analyse

gehanteerd worden. Het concept angecy, hetwelk centraal staat in de sociologie van practices,

verdwijnt uit het beeld (Couldry, 2004). “Narratieven, over hoe mensen een bepaald

communicatief netwerk betreden of verlaten, of hoe actoren of organisaties zich van de

periferie naar de kern van een netwerk bewegen zijn maar moeilijk (zelfs onmogelijk) te

reduceren tot formele berekeningen en cijfermatige weergaves” (Howard, 2002, p. 560). Aan

de andere kant kunnen sociale netwerk analyses dan weer wel uiterst zinvol zijn om de media

ecologie waarin een actor zich beweegt op te tekenen. Aan de hand daarvan kan onderzocht

worden hoe het gebruik van nieuwe media georganiseerd is als social practice. Hoe het

communicatieve netwerk fungeert als resultaat van enerzijds een complexe media ecologie,

en anderzijds van de sociale praktijk die dit netwerk tot stand brengt. Ook dynamische

veranderingen van het voorgaande, mede door de input van sociale sequentie analyse, vallen

binnen de mogelijkheden. De interesse hiervoor vestigde zich reeds als een centrale vraag in

practice based onderzoek; “hoe verankeren, controleren, en organiseren practices elkaar?”

(Swidler, 2001, p. 87; Couldry, 2004), maar werd tot nogtoe zelden geanalyseerd aan de hand

van sociale netwerk analyses.

Om ons, naast het structurele beeld van het resultaat van media practices, ook van dat

diepgaand processueel beeld te kunnen voorzien, zijn er namelijk bijkomende methoden

nodig. Er zijn wel een aantal interessante studies waarin sociale netwerk analyse technieken

getrianguleerd worden met bijvoorbeeld participerende observatie, maar hierin neemt

eerstgenoemde methode de overhand en worden de resultaten voornamelijk herleid tot de

gegevens die aan de hand daarvan werden verzameld (cf. Monterde, et al., 2015). In de

volgende sectie willen we benadrukken dat een etnografische benadering van de social

practices in die communicatieve netwerken ons kan voorzien van uiterst relevante inzichten

wat het eigenlijk gebruik van nieuwe media betreft. Voor onderzoek gericht op het gebruik

die sociale praktijk, zijn het veldwerk en andere kwalitatieve methoden essentieel.

4. Etnografische onderzoeksmethoden: het gebruik van nieuwe media als

social practice In tegenstelling tot de structurele benadering die sociale netwerk analyse biedt voor de studie

van communicatie via nieuwe media, verschaft etnografie een diepgaand inzicht in de

processen van betekenisgeving die van fundamenteel belang zijn (Casas-Cortés, Osterweil, en

Powell, 2008; Lichterman, 2013). Etnografie wordt het vaakst geassocieerd met

participerende observatie, ofte het etnografisch veldwerk, maar komt zelden in een dergelijke

‘pure’ vorm voor. Participerende observatie, zoals dat binnen de sociologie wordt genoemd,

blijft één van de meest onderbenutte methoden voor het onderzoek naar de nexus van sociale

bewegingen, collectieve actie, en nieuwe media. Meer generieke definities van etnografisch

onderzoek stellen dat de onderzoeker data verzamelt door deel te nemen aan de leefwereld

en de context waarin de actor die de interesse geniet zich bevindt. Op die manier kan er ook

Page 14: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

14

aan de hand van aanvullende kwalitatieve technieken een begrip gevormd worden van zowel

de leefwereld, als de acties die erin plaatsvinden.

Naast de eigenlijke participerende observaties wordt er in dergelijke onderzoekssettings

ook gebruik gemaakt van bijvoorbeeld; interviews, focusgroepen, de analyse van

documenten, etc. Etnografisch onderzoek stelt ons zodoende in staat om de alledaagse acties

in de vorm van media practices, onderhandelingen die erlangs plaatshebben, en processen

van betekenisgeving te onderzoeken (Eliasoph en Lichterman, 2003; Mattoni, 2016). Er kan

begrepen worden hoe activisten communiceren en acties coördineren, hoe ze bepaalde media

inzetten voor het ondersteunen van de organisatie, etc. De processen van betekenisgeving die

inherent aanwezig zijn bij communicatie, zijn op hun beurt belangrijk om te begrijpen hoe

actoren hun ergernissen omvormen tot publieke claims (i.e. agency) en hoe collectieve actie

iets duurzaams wordt dat in staat is de tijd en de politieke context te trotseren (cf. collectieve

identiteit) (Lichterman, 2013).

Wanneer nieuwe middelen voor communicatie de kop op steken (zoals bijvoorbeeld

nieuwe media) zijn onderzoekers genoodzaakt om hun methoden aan te passen. Dergelijke

aanpassingen zien we ook terug in de recente ontwikkelingen wat etnografisch

onderzoeksmethoden betreft. Verschillende auteurs deden reeds heel wat inspanningen om

de etnografie pasklaar te maken voor een online- of virtuele context. Cyber- of virtuele

etnografie (cf. Hine, 2000), digitale antropologie (cf. Horst en Miller, 2013), en netnografie (cf.

Kozinets, 2015) zijn daar een aantal voorbeelden van. Ze werden reeds bewust, maar soms

ook onbewust, ingezet in het onderzoek naar nieuwe media, collectieve actie en sociale

bewegingen. Op die manier slagen etnografen er goed in om op gedegen wijze ook digitale

communicatie langs allerhande kanalen op diepgaande wijze te begrijpen. De confrontatie

met de complexiteit van het bereik en de impact ervan wordt echter alsmaar prangender

(Olorunnisola en Martin, 2013).

Een eerder generieke vormen van etnografisch onderzoek (inclusief de aanpassingen voor

virtuele observaties), waarbij ook andere kwalitatieve methoden worden ingezet, is degene

waar in het onderzoek naar sociale bewegingen meer gebruik van wordt gemaakt. Vaak wordt

in dergelijke studies de collectieve identiteit van sociale bewegingen op de proef genomen

(Poletta en Jasper, 2001). Collectieve identiteit is een theoretisch conceptualisering die een

drietal decennia geleden werd opgeworpen door Alberto Melucci (Flesher Fominaya, 2010;

Melucci, 1989; 1996) en is geënt op de emotionele en culturele factoren die de basis vormen

voor activisme. Sinds een aantal jaar krijgt deze culturele wending in het onderzoek naar

sociale bewegingen en de digitale dimensie voet aan wal9. Een reeks welgekende studies

onderzoeken zo aan de hand van uiteenlopende etnografische methoden bijvoorbeeld; hoe

e-maillijsten een al dan niet positief effect kunnen hebben op collectieve identiteitsvorming

(cf. Wall, 2007; Kavada, 2009; 2010; Flesher Fominaya, 2015), hoe virtuele communicatie

protocols een impact hebben op de collectieve identiteit van genetwerkte bewegingen (cf.

9 Zie special issue information communication & society, 2015, vol. 18, iss. 8. Web: http://www.tandfonline.com/toc/rics20/18/8

Page 15: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

15

Corretti en Pica, 2015), maar ook om te begrijpen hoe sommige nieuwe media ingezet worden

om te mobiliseren (cf. Harlow, 2011; Kavada, 2012).

Deze gedetailleerde studies van het gebruik van nieuwe media zijn, zonder dat dit expliciet

naarvoor komt in de teksten, bijdragen aan het begrip van sociale media gebruik als social

practice. Een goed deel van die studies geeft namelijk op meticuleuse wijze weer van welke

mediavormen activisten in welke context gebruik maken, en hoe die verschillende media

kunnen bijdragen aan de interne cohesie van de beweging (of het netwerk van sociale

bewegingen). De andere kant van de medialle dan, betreft de complexiteit van het begrip

collectieve identiteit (cf. Poletta en Jasper, 2001). Omdat er een dermate ingewikkeld proces

onderzocht wordt, zijn onderzoekers genoodzaakt om zich te concentreren op één (soms

twee) platformen. Een dynamisch en synergetisch begrip van hoe allerlei media gecombineerd

worden tot een media ecologie (waarin verschillende doelstellingen nagestreefd worden) is

dan onmogelijk. Het onderzoeken van de collectieve identiteit die via e-mail communicatie

totstand komt bijvoorbeeld, blijft relevant. Maar dit medium wordt hoe langer hoe meer

overschaduwd door alternatieve communicatie kanalen dewelke vaak op ingewikkelde wijzen

tegelijk gebruikt worden met andere sociale media (i.e. private messaging, videocalls, etc.).

Treré (2015) toont ons zo het belang van chats en facebookgroepen als de backstage van

sociale media. Op die platformen wordt intern gecommuniceerd en vinden processen plaats

die ook fundamenteel zijn voor de interne cohesie van een beweging (i.e. ludiek activisme).

Wanneer etnografische onderzoeksmethoden hun relevantie stilaan lijken terug te

winnen in een verder digitaliserende context, moet de volgende vriendelijke kritiek als

opbouwend worden aanschouwd: om een overzicht te kunnen bewaren van de

technologische realiteit waarmee we vandaag de dag geconfronteerd worden, is het nodig om

aan de hand van structurele en kwantitatieve onderzoeksmethoden etnografisch onderzoek

te voorzien van substantiële aanvullingen. Zoals we in wat volgt trachten te tonen, kan sociale

netwerk analyse dan in belangrijke mate een aanvulling bieden.

5. Netwerk etnografie Binnen de organisatie studies wordt er al enige tijd gezocht naar oplossingen voor de studie

van wat binnen die discipline een ‘hyper media organisatie’ wordt genoemd. In het licht van

het onderzoek naar practices werden onderzoekers binnen een aantal subdisciplines al

uitgedaagd om op innovatieve wijze methodologische kaders te onwikkelen voor het

onderzoek naar organisatiesvormen waar veel gebruik wordt gemaakt van nieuwe media

(Bethod et al., 2017). Recentelijk werd in het kader daarvan de aandacht opnieuw gevestigd

op het methodologisch werk van Philip Howard. Hyper media organisaties zijn vrij nieuwe

organisatievormen waarbinnen – of waardoor op omvattende wijze gebruik wordt gemaakt

van nieuwe communicatie technologie (vb. nieuwe media) om contact te onderhouden en de

(vaak gedelokaliseerde) organisaties te doen functioneren.

Onderzoekers die de aandacht richten op sociale bewegingen, stelden gedurende de

afgelopen jaren vast dat sociale bewegingen eveneens alsmaar meer gebruik maken van

nieuwe media om de communicatie en organisatie te ondersteunen of uit te breiden (Castells,

Page 16: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

16

2012). Er is dus een gelijkaardig empirisch probleem ontstaan (cf. Bennett en Segerberg, 2012;

Monterde et al., 2015; Treré en Mattoni, 2015, Mattoni, 2017). Hoewel de terminologie dan

wel enigszins verschilt, vertonen (genetwerkte) sociale bewegingen sterke gelijkenissen met

hyper media organisaties. In die zin dat er bij verschillende vormen van activisme eveneens:

op omvattende wijze gebruik wordt gemaakt van nieuwe media, er hierdoor een

deterritorialisatie van communicatie plaatsheeft dewelke bijgevolg moeilijk observeerbaar

wordt, en een uitgebreid en gedelokaliseerd netwerk van actoren zich manifesteert. Het

gebruik van die nieuwe media zorgt ervoor dat de communicatie binnen sociale bewegingen

eveneens een erg complex empirisch fenomeeen wordt.

Wat de kwalitatieve dimensies (i.e. processen van bijvoorbeeld collectieve

identiteitsvorming) van dergelijke genetwerkte communicatie betreft, kennen we tot op

heden erg weinig systematisch onderzoek (Monterde et al., 2015). Dit heeft enerzijds

inderdaad te maken met de de complexiteit van datgene wat waargenomen wordt (empirisch

probleem), anderzijds met een gebrek aan passende analytische handvaten (methodologisch

probleem) (Gerbaudo en Treré, 2015, p. 867 – 868). Om hier binnen de organisatiestudies het

hoofd aan te bieden, stelt Howard (2002) in zijn artikel een synergetisch raamwerk voor

waarbij zowel sociale netwerk analyse als etnografisch onderzoek elkaar op iteratieve wijze

aanvullen. Zoals we reeds zagen, en zoals Howard zelf ook stelt, kunnen kwalitatieve

methoden uiterst dankbaar zijn wat betreft de nauwkeurige beschrijving van (menselijke)

interacties, maar zijn deze kaders soms zeer ‘onhandig’ wanneer het aankomt op het

bestuderen van complexe formele of informele organisatievormen dewelke vandaag de dag

sterk afhankelijk zijn van technologie. Om deze moeilijkheid te counteren, stelt hij dat sociale

netwerk analyse ondermeer als tool kan dienen om op empirisch onderbouwde wijze cases te

selecteren voor verder etnografisch onderzoek (Howard, 2002, p. 553 – 554). Na de opstart

van het onderzoeksproject vervolgens, kunnen beide methoden elkaar dankbaar ten dienste

staan.

Voor zover we ons bewust zijn van de literatuur die gebruik maakt van een gelijkaardige

methodologische triangulatie in het onderzoek naar activisme, kunnen we enkel wijzen op de

studie van Biddix en Park (2008). Biddix en Park (2008) maken gebruik van de vorm van

netwerk etnografie zoals die voor het eerst geopperd werd door Howard (2002). In hun kader

wordt aan de hand van SNA een deelaspect van de media ecologie (in dit geval hyperlinks op

webpagina’s naar andere webpagina’s) in kaart gebracht, waarna er aan de hand van

kwantitatieve analyse technieken relevante clusters of cases worden geselecteerd. Die

worden vervolgens doormiddel van kwalitatieve methoden (i.e. surveys en interviews) verder

bestudeerd. De centrale vraag in dat onderzoek had betrekking op het belang en de betekenis

van de connecties die zich manifesteerden langs die hyperlinks. In wat volgt bespreken

netwerk etnografie in ruimere zin; als een geïntegreerd methodologisch kader (cf. Berthod et

al., 2017). We gaan we op zoek mogelijke toepassingen ervan binnen het onderzoek naar

(genetwerkte) sociale bewegingen (cf. Howard, 2002, p. 570), en trachten een flexibeler

onderzoekskader aan te bieden waarbinnen (wanneer nodig) afgestapt kan worden van een

rigide focus op één of enkele medi(um)(a).

Page 17: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

17

De toepassing van netwerk etnografie verloopt in stadia (Howard, 2002) en de afwissling

tussen sociale netwerk analyse en etnografie verloopt parallel-convergent (Berthod et al.,

2017, p. 306). Een parallel-convergent ontwerp is een verwoording van de wederkerigheid die

vereist is in een mixed-method ontwerp waarin twee of meerdere methoden gehanteerd

worden, en de één de andere niet mag domineren. Op die manier blijft een wederzijdse

verrijking namelijk mogelijk. Parallel convergente mixed-method ontwerpen verzamelen en

verbinden simultaan de kwantitatieve en kwalitatieve data. Tijdens de case-selectie

bijvoorbeeld, zal en mag de onderzoeker niet enkel afhankelijk zijn van de kwantitatieve

testmetingen die aan de hand van SNA voltrokken worden. Er is steeds een kwalitatieve

interpretatie nodig van het netwerk, de setting, en de socio-politieke situatie waarin

netwerken zich manifesteren (cf. Aouragh en Alexander, 2011). Enkel op die manier kan men

op gedegen en op theoretisch verantwoorde wijze het veldwerk starten.

In elk stadium van een netwerk etnografische studie komt een dergelijke ‘verstrengeling’

van de methoden terug – al dan niet in verschillende mate. De vijf verschillende stadia die

onderscheden kunnen worden zijn; (a) het onderzoeksveld betreden, (b) het verzamelen van

de data, (c) het analyseren van de data, (d) uitzoomen, en (e) inzoomen (Berthod et al., 2017,

p. XXX). In wat volgt bespreken we de stappen zoals die beschreven worden door Berthod et

al. (2017) en geven we een reeks bedenkingen en aanpassingen mee die van belang zullen zijn

bij de implementatie van het raamwerk in het onderzoek naar hedendaagse (genetwerkte)

sociale bewegingen. Ook hier wensen we te benadrukken dat methodologische kaders pas

relevant zijn wanneer de onderzoeksvragen daar de noodzaak toe brengen. We herhalen kort

de vier centrale vragen die in de inleiding aangekaart werden en al enige tijd grotendeels

ongeadresseerd blijven in het onderzoek naar activisme:

• Welke complexe vormen neemt de media ecologie van een beweging (of haar

omgeving) aan?

• Welke doeleinden dienen de verschillende onderdelen van die ecologisch structuur?

- Wat doen activisten nu juist met welke (nieuwe) media, en waarom?

- In welke situatie of context worden welke media ingezet?

• Op welke manier verschilt het gebruik en het belang van sociale media naargelang de

positie van een organisatie of sociale beweging in een communicatief netwerk?

Geen van deze vragen kan aan de hand van één enkele methode beantwoord worden. Ze

vragen, naast een structureel begrip van de communicatieve ruimte van een sociale beweging,

een kwalitatief en situationeel begrip van de beweging, de organisatie, of de cluster die

bestudeerd wordt.

a. De case-selectie en betreden van het onderzoeksveld Wanneer we (genetwerkte) sociale bewegingen in hun digitale context willen bestuderen, zijn

we vooraleerst genoodzaakt om een case te selecteren. Dit kan op basis van een aantal

factoren zoals bijvoorbeeld; de voorkennis aangaande een beweging waarover de

onderzoeker beschikt, de belangen die nagestreefd worden door de beweging, de actualiteit

die bepaalde bewegingen in de belangstelling plaatst, etc. Eerstgenoemde is in het geval van

Page 18: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

18

etnografisch onderzoek vaak de manier van werken, maar zorgt in een zeker opzicht voor een

case-selectie bias. Aan de hand van netwerk etnografie wordt getracht om op basis van

structurele factoren over te gaan tot een gesitueerde case-selectie (Howard, 2002; Biddix en

Park, 2008; Berthod et al., 2017). Doormiddel van een aantal preliminaire netwerkanalyses

van de communicatieve omgeving van een beweging bijvoorbeeld, worden dan cases

geïdentificeerd. Op basis daarvan kunnen we; ons een idee vormen van de structuur van de

(virtuele) omgeving waarin de actoren met elkaar communiceren; wat hun positie is in dat

communicatief netwerk; met of van welke andere actoren ze vaak informatie uitwisselen of

distribueren, etc. Indien we voornamelijk geïnteresseerd zijn in de meest centrale actoren in,

bijvoorbeeld, een Facebook en/of Twitter netwerk kan er aan de hand van netwerk etnografie

dus aan een vorm van netwerk sampling gedaan worden voor verdere case studies.

Indien we bijvoorbeeld onderzoek willen doen naar sociale bewegingen die een

progressief ecologisch agenda naarvoor dragen in Vlaanderen, kunnen we onderzoeken hoe

er binnen die bewegingen gebruik wordt gemaakt van nieuwe media om enerzijds de

organisatie en communicatie van en binnen de beweging te ondersteunen. Anderzijds willen

we bestuderen hoe ze die media inzetten om de strijd met of tegen andere (politieke) actoren

aan te gaan (i.e. collectieve actie). Binnen een klassiek etnografisch onderzoek zou het een

optie zijn om het onderzoek te initïeren bij een beweging waar we (eventueel via contacten)

direct toegang tot kunnen verschaffen. Op basis daarvan kan dan desgewenst overgegaan

worden tot sneeuwbal steekproeven, of kunnen we via gatekeepers de toegang

onderhandelen tot andere bewegingen die beter aansluiten bij onze hypothesen. Netwerk

etnografie laat ons toe om af te stappen van die klassieke methoden van case-selectie. Men

kan bij de opstart van het onderzoek de publieke communicatie die via sociale media

plaatsheeft in kaart brengen, en op basis daarvan over gaan op de eerste contacten en het

onderhandelen van toegang (Howard, 2002).

De opstart van het etnografisch onderzoek is misschien wel de meest cruciale fase in het

onderzoeksproces. Het initiëren van een project dat gebruik maakt van netwerkanalyses om

de communicatie van een beweging in kaart te brengen kan bij activsten waar men mee

samenwerkt als intimiterend ervaren worden. Het is van belang om bij het opstarten duidelijk

te stellen waar het onderzoek over gaat, en dat er in latere fases wellicht gevraagd zal worden

om additionele metingen of inhoudsanalyses uit te voeren, mogelijks van meer private

kanalen. Een duidelijk en gestructureerd overleg is een noodzaak (i.e. informed consent). Zo

kan men hopelijk voorkomen dat respondenten in de loop van het onderzoek afhaken. Het

volledige onderzoeksopzet vooraf kenbaar maken, is niet aan de orde en vaak ook onmogelijk

– aangezien de onderzoeker in een vroege fase maar weinig hoogte kan nemen van de mate

waarin er gebruik wordt gemaakt van andere media, en wat de intensiteit van de

communicatie via die media is. Het kan dankbaar zijn om bij de opstart van het etnografisch

project en het onderhandelen van toegang de participanten op de hoogte te brengen van de

verschillende stadia van het onderzoeksproces, en eventueel een vragenlijst af te nemen om

een idee te krijgen van het spectrum aan media waar binnen de beweging gebruik van wordt

gemaakt. Ook kan er meegedeeld worden dat er tijdens het laatste stadium een evaluatie van

Page 19: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

19

het onderzoek plaatsvindt, en dat die gebeurt in samenspraak met de actoren waar mee

samengewerkt wordt (cf. e. Inzoomen, p. 21).

b. Het verzamelen van de data Stap 1 heeft voornamelijk betrekking op de dataverzameling aan de hand van intensief

veldwerk. Tijdens het veldwerk is het van belang om zoveel mogelijk inzichten te verschaffen

wat betreft de relationele dimensies van het netwerk enerzijds, en de praktijk van

mediagebruik door de beweging anderzijds (Berthod et al. 2017). Aan de hand van de

netwerkanalyses die uitgevoerd werden om de omgeving van de beweging te verkennen, kan

men beginnen toetsen in hoeverre die omgeving belangrijk is voor de beweging (cf.

onderzoeksvraag 1). Zijn er andere relevante actoren aanwezig die onzichtbaar zijn in de

netwerken die aan hand van de sociale netwerk analyses verkregen werden? En in welke mate

beïnvloeden die contacten de werking of de organisatie van de beweging? Deze vragen

kunnen ondermeer beantwoord worden doormiddel van (semi-gestructureerde) interviews

of focusgroepen met de actoren, en vormen een belangrijke aanvulling op de kwantitatieve

data. Tijdens die gesprekken echter, zijn de data die vooraf verzameld werden niet volledig

overbodig. Aan de hand van visualisaties en oplijstingen van een aantal centrale actoren uit

het (kwantiatieve) netwerk kan men vorm geven aan de gesprekken, en de gesprekspartner

uitdagen de relevantie ervan te duiden. Louter aan de hand van netwerkanalyses zouden

voornoemde kwalitatieve aspecten van de media ecologie waarin de beweging zich begeeft

onzichtbaar blijven voor de onderzoeker.

Andere vragen die tijdens het veldwerk aan bod kunnen komen, hebben betrekking op de

praktijk van mediagebruik. In welke mate zijn sociale media belangrijk voor de werking van de

beweging? Voor welke doeleinden worden welke soorten media ingezet? Op welke manieren

wordt er, buiten de publieke kanalen, via meer private media gecommuniceerd met andere

actoren in het veld? Vinden er face-to-face ontmoetingen plaats? Hoe worden die geïnitieerd,

hoe verlopen die, en wat wordt er tijdens die ontmoetingen besproken of gedaan? Het

voordeel van veldwerk bestaat hem er dan in dat men de actoren kan volgen (i.e. tijdens

formele en informele bijeenkomsten, protesten, etc.) in hun dagdagelijkse werking, en dat

een gezonde nieuwsgierigheid en etnografische serendipititeit kunnen zorgen voor

belangrijke kwalitatieve aanvullingen op de reeds verkregen data omtrent het ‘onverwachte’

mediagebruik (Rivoal en Salazar, 2013). Op basis van het etnografisch veldwerk kan men; een

kwalitatief netwerk van de communicatieve omgeving opstellen, het repertoire van sociale

media die gebruikt worden door de actoren in kaart brengen, en etnografische inizchten

verschaffen wat betreft de kwantitatieve relationele gegevens van de eerste analyses. Dit zal

veruit de meest tijdsintensieve fase in het onderzoeksproject zijn.

c. Het analyseren van de data Tijdens deze fase worden de data die verkregen werden aan de hand van de sociale netwerk

analyses en het etnografisch veldwerk, afzonderlijk van elkaar, voor een tweede keer onder

de loepe genomen. Dat is alleszins de manier waarop we beginnen met de eerste analyses.

Page 20: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

20

Het open coderen van de nota’s die tijdens het veldwerk en de interviews opgesteld werden,

maakt een belangrijk onderdeel uit van dit stadium. We trachten nadien, aan de hand van de

afzonderlijke resultaten, de vragen die we onszelf stelden bij de opstart van het onderzoek te

beantwoorden. Dit laat toe om de wederzijdse tekortkomingen van de gegevens nogmaals in

kaart te brengen. Vervolgens toetsen we aan de hand van een paralelle analyse in hoeverre

de resultaten elkaar al dan niet tegmoet komen. Tijdens de uitvoering van dit paralelle analyse

kan de onderzoeker een aantal bijkomende sociale netwerk analyses uitvoeren om een

genuanceerder beeld te krijgen van de omgeving en de functionaliteiten van de media

ecologie. .

Er kunnen ook bijkomende vragen geformuleerd worden die later in het onderzoeksproces

de aandacht genieten. Indien men bijvoorbeeld tijdens het veldwerk kennis heeft kunnen

stellen van andere kanalen waar de beweging gebruik van maakt om contacten te

onderhouden (i.e. Facebookgroepen, e-maillijsten, chatgroepen, etc.), kan het zinvol om die

te analyseren en opnieuw te bespreken met de actoren. Op die manier is het ondermeer

mogelijk om een beter begrip vormen van de gelaagdheid wat de praktijk van het gebruik van

sociale media betreft, en is het ook mogelijk om een kwalitatief inzicht te krijgen wat de

waarde van die verschillende lagen betreft (i.e. voornamelijk een kanaal om organisatie van

protest te realiseren, voornamelijk een kanaal om persoonlijke kwesties bespreekbaar te

maken met andere activisten, hybride vorm, etc.). Omwille van analytische redenen worden

stap 1 en 2 van elkaar gescheiden, maar zoals reeds duidelijk werd bij de beschrijving van stap

1 zullen deze iteratieve lussen reeds plaatshebben in dat stadium. De benadrukking van het

belang van de wederkerigheid echter, is noodzakelijk (Berthod et al., 2017).

d. Uitzoomen Gedurende deze en de volgende stap worden de resultaten van de sociale netwerk analyse en

het etnografische onderzoek (op gebalanceerde wijze) geïntegreerd in een geheel (cf. Nicolini,

2009). Het integreren van kwalitatieve en kwantitatieve data is echter een welgekend

probleem is in mixed-method onderzoek (Creswell, 2013, p. XXX). Mede daarom is het van

belang dat de onderzoeker zich bewust blijft van het feit dat de kwantitatieve analyses op zich

zijn niet in staat om ons van voldoende theoretisch inzicht te verschaffen wat de praktijk van

sociale media gebruik betreft (Berthod et al. 2017). Het is in dit stadium de bedoeling dat de

etnografische data de sociale netwerk analyse verder informeren. Volgens Berthod et al.

(2017) vormt het uitzoomen (i.e. het bezinnen over de netwerkstructuren die men verzamelde

– met de kwalitatieve data in het achterhoofd) op die manier de gelegenheid om te

achterhalen welke mechanismen er schuilgaan achter de structurele verschillen in het

netwerk. Men kan bijvoorbeeld ontdekken dat een bepaalde beweging een erg centrale rol

speelt in een welbepaald Facebook- of Twitter netwerk, maar dat dit vooral te maken heeft

met de voorname organisatorische rol die deze beweging uitoefent wanneer het aankomt op

het plannen van acties of andere bijeenkomsten. Naast de verschillen in structurele posities

in het netwerk, is er dan een bijkomend proces fundamenteel. De praktijk van media gebruik

kan dus in uiteenlopende mate ook kwalitatief sterk verschillen met die van bewegingen die

Page 21: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

21

voornamelijk lobbywerk verrichten of een opiniërende stem naar de buitenwereld trachten

uit te brengen.

Naast de verschillen in de sociale media praktijk, wordt in dit stadium ook het belang van

bepaalde verbindingen die terugkomen in de sociale netwerk analyses uitgebreid getoetst.

Aan de hand van de kwalitatieve data die verzameld werden tijdens het veldwerk en de

bijhorende interviews (of focusgroepen) kunnen we de kwalitatieve relaties die we

waarnamen, vergelijken met de resultaten van de kwantitatieve analyse. Hier kunnen zowel

validatie (i.e. de netwerken komen sterk overeen), falsificatie (I.e. de netwerken verschillen

op fundamentele wijze), of combinaties daarvan de kop opsteken. Bepaalde verbindingen

tussen actoren zijn in zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve netwerken terug te vinden,

andere verbindingen kunnen we enkel aan de hand van kwalitatieve data identificeren. Wat

die laatste verbindingen betreft, zouden we intuïtief concluderen dat het om een minder

sterke relatie gaat, maar ook hier kunnen andere oorzaken aan de grondslag liggen. De relatie

die waargenomen wordt in het kwalitatief netwerk, kan er bijvoorbeeld een zijn met een

beweging die geen progressief ecologisch agenda uitdraagt, maar op bepaalde andere vlakken

wel een gemeenschappelijk strijd voert. Het is dan aan de onderzoeker om doormiddel van de

aanvullende kwalitatieve data te bestuderen wat het belang is van de gepercipieerde relatie.

e. Inzoomen Deze laatste stap van het onderzoeksproces heeft betrekking op twee voorname

doelstellingen; (a) het beschrijven en specifiëren van de media praktijk die fundamenteel is

voor de structurele fenomenen die geïdentificeerd werden, en (b), omtrent de eerder

verkregen resultaten, samen met de actoren waarmee men tijdens het onderzoeksproces in

dialoog ging een evaluatief gesprek voeren. De eerste doelstelling gaat hem om het

neerschrijven van een etnografisch verhaal geïnformeerd door de triangulatie van de

resultaten die verkregen werd in stap 3. Aan de hand van die resultaten zal de onderzoeker in

staat zijn om een gebalanceerde analyse te formuleren waaruit ondermeer de voornoemde

centrale onderzoeksvragen duidelijk worden. Daarnaast kan het relevant zijn om een aantal,

eerder beschrijvende, vragen te beantwoorden die betrekking hebben op de media ecologie

van de beweging: (1) welke media voor welke doeleinden gebruikt worden, (2) hoe geven die

media mee vorm aan de dagdagelijkse praktijk van de beweging, (3) op welke manieren

hanteert de beweging allerhande media om de relaties met andere bewegingen te initiëren

of te onderhouden.

De tweede doelstelling, het voeren van een evaluatief gesprek, staat ten dienste van zowel

het eindproduct van het onderzoeksproject als van de beweging die bestudeerd werd.

‘Getting the story right’ kan hier als slagzin beschouwd worden. Samen met de actoren wordt

kort teruggeblikt op het onderzoeksproces en op welke wijze er mogelijks vertekeningen de

kop opstaken door de aanwezigheid van de onderzoeker in een welbepaalde context. Dit is

niet onvermijdelijk in etnografisch onderzoek en kan ten allen tijde de verkregen resultaten

beïnvloeden. De alertheid van de onderzoeker voor vertekeningen is een belangrijk begin,

maar het terugblikken op het proces tesamen met de deelnemers kan eveneens belangrijke

Page 22: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

22

inzichten naarvoor brengen. Daarnaast is het van belang om tijdens die gesprekken de

interpretaties van de data te presenteren, dit om mogelijke misvattingen weg te werken en

tevens de reflexiviteit omtrent de praktijk van sociale media gebruik binnen de beweging op

het agenda te plaatsen.

6. Besluit Na een korte theoretische excursie naar het werk rond sociale bewegingen en nieuwe media

hebben we tijdens de introductie van dit artikel getracht om te schetsen hoe perspectieven

vanuit de media studies ons uitnodigen om op een ecologische, praktijk gerichte wijze naar

het gebruik van nieuwe media bij sociale bewegingen te kijken. De conceptuele dualiteit van

structuur en agency die daardoor naarvoor komt echter, maakt een methodologisch

antwoord op de empirische complexiteit minder eenvoudig. Een combinatie van meerdere

methoden kan in dat opzicht dankbaar zijn. De netwerk etnografie, zoals die hierboven

beschreven wordt, kan de nood inlossen. In wat volgt bespreken we de sterktes en een aantal

valkuilen van een onderzoeksproject waarin netwerk etnografie gehanteerd wordt. Tot slot

formuleren we een aantal bijdragen die deze benadering kan toebedelen aan het agenda van

onderzoekers die studiewerk verrichten omtrent sociale bewegingen en nieuwe media.

Sterktes en risico’s In de loop van de uiteenzetting van de verschillende stadia waarlangs we een netwerk

etnografie kunnen uitvoeren, bespraken we reeds enkele mogelijke voordelen die dit kader

ons biedt. Tijdens het eerste stadium, bij het selecteren van de cases, wordt de onderzoeker

bijvoorbeeld in staat gesteld om op basis van een structureel overzicht actoren te contacteren.

Netwerk etnografie heeft in dat opzicht sterke gelijkenissen met theoretisch samplen, maar

het laat toe om op een nog meer strategische wijze evenementen, respondenten, en

organisaties te selecteren uit het ‘universum van cases’ (Howard, 2002, p. 570). De netwerk

analyses en visualities laten daarnaast ook toe om op basis van de verkregen kwantitatieve

data het kwalitatieve onderzoek te informeren. Aan de hand daarvan kunnen we bijvoorbeeld

tijdens interviews bespreken in hoeverre een bepaalde communicatieve context effectief

erkend wordt door actoren, en of de verschillende onderdelen daarvan dan mogelijks ook een

aparte rol toebedeeld krijgen.

Tijdens de stappen waarin we in- en uitzoomen wordt tenslotte getracht om het verhaal

achter de structuren verder te expliciteren. In een context van onderzoek naar

interorganisationele settings omschrijven Berthod et al. (2017) dit als het intensifiëren van de

observaties die tijdens het veldwerk gedaan worden. Tijdens het in- en uitzoomen wordt

namelijk getoetst hoe micro praktijken kunnen plaatshebben doordat er sprake is van een

particuliere netwerkstructuur enerzijds, en anderzijds hoe actoren op hun beurt die

netwerkstructuur vormgeven en reproduceren. Maar, ook, hoe sommige actoren ‘beperkt’

worden door diezelfde structuur. Er wordt een balans verkregen tussen het macro-structurele

enerzijds, en agency op micro-niveau anderzijds. Er wordt een brug geslagen tussen het

structuralisme enerzijds, en het constructivisme anderzijds.

Page 23: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

23

Het uitvoeren van een netwerk etnografie vereist een goed begrip van de uitgebreide

mogelijkheden die de SNA toolbox ons biedt. Interdisciplinair samenwerken kan daarom

noodzakelijk zijn. Hoewel er voldoende duidelijke handboeken voorhanden zijn omtrent de

toepassinge van SNA, is het in kaart brengen van bijvoorbeeld virtuele netwerken geen

sinecure. Dit geldt in sterkere mate voor dynamische- of sequentie analyses van netwerkdata.

Het omgaan met big data en de bijhorende resultaten die aan de hand van dergelijke analyses

verkregen worden, moeten met zorg behandeld worden. Deze bezorgdheid mag niet als een

ontmoediging aanschouwd worden, maar eerder als aanmoediging tot interdisciplinair

overleg of samenwerking. De meer kwalitatieve netwerk informatie die kan verzameld

worden aan de hand van etnografische onderzoeksprojecten zal hoe dan ook van kenbare

waarde zijn voor big data wetenschappers.

Wat betreft het onderzoeken van sociale netwerken aan de hand van software

toepassingen, moeten we realistisch zijn. Tijdens de uiteenzetting van de methologische

procedure haalden we kort de optie aan om gebruik te maken van aanvullende analyses op

‘onzichtbare’ netwerken (i.e. die zich bijvoorbeeld langs meer private kanalen manifesteren).

Wat de betreft de haalbaarheid hiervan, zullen onderzoekers de inschatting moeten maken of

het socio-politieke klimaat van de beweging zich daartoe leent, en of activisten zich hiervoor

zullen openstellen. Mede daarom bespraken we ook kort de mogelijkheid om in de opstartfase

van het onderzoek een vragenlijst af te nemen waaruit afgeleid kan worden welke media er

gebruikt worden binnen de werking, en welk nut die dienen. Op basis van die gegevens kunnen

onderzoekers in een latere fases tegemoet komen aan het ‘gebrek’ aan kwantitatieve data

doormiddel van het opstellen van een kwalitatieve schets op basis van kwalitatieve analyses.

Bijdrage aan het onderzoeksagenda De theoretische mogelijkheden die de media ecology en media practices beanderingen

leveren, zijn hoe dan ook uniek binnen het onderzoek naar sociale bewegingen. Maar, zoals

we getracht hebben te beargumenteren, zijn bestaande methodologische kaders

ontoereikend wat betreft een omvattende en tegelijk gesitueerde analyse ervan. Een

complexe en hybride media ecologie, zoals die veelal terug te vinden is in activistische

netwerken, vraagt voor een benadering die enerzijds toelaat om een structureel overzicht te

kunnen verkrijgen (en behouden) van de interacties of communicatie die plaatsvinden via die

media. Anderzijds dient er een nauwgezet begrip ontwikkeld te worden van hoe actoren

gebruik van maken van die structuren en er bovendien zelf invulling aan geven. “Eerder dan

een variabele op het niveau van het individu, moeten nieuwe media begrepen worden als een

verandering in de context voor actie. Die verandering is daarenboven een uitbreiding van de

structurele mogelijkheden voor collectieve actie” (Bimber, 2017, p. 11). Online politieke actie

wordt in een media ecologisch perspectief op gelijke voet geplaatst met offline politieke actie.

De essentie van netwerk etnografie bestaat uit het verzamelen van online contextuele

veranderingen aan de hand van sociale netwerk analyse. Daarbovenop wordt doormiddel van

etnografie op micro-niveau bestudeerd hoe actoren zich ook offline vaak bewegen in die

context, en hoe die uitbreiding van de collectieve actie zich manifesteert on the ground.

Page 24: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

24

Met dit methodologisch kader in het achterhoofd worden sociale wetenschappers

uitgenodigd om meer bewust na te denken over het agency debat. Aanvullend daarop, door

de iteratieve behandeling van de resultaten die verkregen worden doorheen het

onderzoeksopzet, zullen onderzoekers in de nabije toekomst beter in staat zijn om zich een

synergetisch begrip te vormen van het gebruik van nieuwe media als social practice; (a) ‘Hoe

activisten gebruik maken van nieuwe media en de genetwerkte dimensie die daaraan

verbonden is’, (b) ‘Hoe verschillende lagen van oude en nieuwe media een dynamische media

ecologie opmaken’, (c) ‘Hoe activisten daar actief vorm aan geven’, en (d) ‘Welke onderdelen

van collectieve actie die verschillende lagen dienen’. Wat betreft het bestaande werk rond

connectieve actie nodigt een media ecologische benadering aan de hand van een dergelijk

methodologisch kader ons uit om te onderzoeken op welke (strategische) manieren

verschillende bewegingen gebruik maken van collectieve en connectieve actie (netwerken).

Hoe werd een uitgestuurde boodschap bijvoorbeeld vormgegeven, hoe verspreidt die

boodschap zich vervolgens doorheen dat netwerk, en hoe worden die boodschappen

eventueel opnieuw vertaald naar acties door de andere actoren uit dat netwerk? Een netwerk

etnografie kan op die manier ook binnen deze stroming heel wat duidelijkheid verschaffen.

Hoewel het lijkt alsof we erg optimistisch zijn over de mogelijkheden die deze methode

met zich meebrengt voor toekomstig onderzoek, wensen we geen methodologisch dogma te

manifesteren. Er werden reeds handboeken geschreven over talrijke onderzoeksmethoden

die geschikt zijn voor de media ecologische benadering. Wat ons betreft echter, zijn we in de

bestaande literatuur rond genetwerkte sociale bewegingen tot een punt gekomen waarop de

vraag naar een gepast raamwerk in dat opzicht prangend werd. Dit essay is bedoeld als een

mogelijke richtingaanwijzer en heeft de ambitie om als theoretisch geïnfomeerd kader te

kunnen dienen voor toekomstige studies die zich wagen aan de erg complexe realiteit

waarmee en waarlangs sociale bewegingen verbonden zijn. We wensen hiermee een discussie

te initiëren waarbinnen ruimte is voor geïntegreerde methodologische benaderingen die

zowel actief gebruik maken van kwantitatieve als kwalitatieve invalshoeken. Aanpassingen en

aanvullingen op wat we hier hebben getracht te schetsen zijn meer dan welkom.

Bibliografie Aouragh, M., & Alexander, A. (2011). The Arab sprin | the Egyptian experience: Sense and

nonsense of the internet revolution. International Journal of communication, 5, 1344 – 1358.

Bakardijieva, M. (2015). Do clouds have politics? Collective actors in social media land. Information,

Communication & Society, 18(8), 983 – 990.

Ball, S. J. (2016). Following policy: Networks, network ethnography and education policy mobilities.

Journal of Education Policy, 31(5), 549-566.

Bennett, W. L., & Segerberg, A. (2012). The Logic of Connective Action: Digital media and the

personalization of contentious politics. Information, Communication, & Society, 15(5), 739 – 768.

Bennett, W. L., & Segerberg, A. (2013). The logic of connective action: Digital media and the

personalization of contentious politics. Cambridge University Press.

Page 25: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

25

Berthod, O., Grothe-Hammer, M., & Sydom, J. (2016). Network Ethnography: A Mixed-Method

Approach to the Study of Practices in Interorganizational Settings. Organizational Research Methods,

20(2), 299 – 323.

Biddix, J. P., & Park, H. W. (2008). Online networks of student protest: The case of the living wage

campaign. New Media & Society, 10(6), 871-891.

Bimber, B. (2017). Three prompts for collective action in the context of digital media. Political

Communication, 34(1), 6-20.

Casas-Cortés, M. I., Osterweil, M., & Powell, D. E. (2008). Blurring boundaries: Recognizing

knowledge-practices in the study of social movements. Anthropological Quarterly, 81(1), 17-58.

Castells, M. (1996). The network society. Oxford: Wiley-Blackwell Publishing.

Coretti, L., & Pica, D. (2015). The rise and fall of collective identity in networked movements:

communication protocols, Facebook, and the anti-Berlusconi protest. Information, Communication, &

Society, 18(8), 951 – 967.

Couldry, N. (2004). Theorising media as practice. Social semiotics, 14(2), 115-132.

Creswell, J. W. (2013). Research design: Qualitative, quantitative, and mixed methods approaches.

Sage publications.

Diani, M., & McAdam, D. (2003). Social movements and networks: Relational approaches to

collective action. Oxford University Press.

Diani, M. (2004). Networks and participation. The Blackwell companion to social movements, 339-

359.

Diani, M. (2012). Social movements and collective action. The Sage Handbook of Social Network

Analysis, Sage Publications, London, 223-235.

Eliasoph, N., & Lichterman, P. (2003). Culture in Interaction. American Journal of Sociology, 108(4),

735-794.

Flesher Fominaya, C. (2010). Collective identity in social movements: central concepts and debates.

Sociology Compass, 4(6), 393 – 404.

Flesher Fominaya, C. (2015). Unintended consequences: the negative impact of e-mail use on

participation and collective identity in two ‘horizontal’social movement groups. European Political

Science Review, 8(1), 95-122.

Garrett, R. K. (2006). Protest in an information society: a review of literature on social movements

and new ICT’s. Information, Communication, & Society, 9(2), 202 – 224.

Gerbaudo, P., & Treré, E. (2015). In search of the ‘we’ in social media activism: introduction to the

special issue on social media and protest identities. Information, Communication, & Society, 18(8), 865

– 871.

Giddens, A. (1984). The constitution of society: Outline of the theory of structuration. University of

California Press.

Hine, C. (2000). Virtual ethnography. Sage Publications.

Hogan, A. (2016). Network ethnography and the cyberflâneur: evolving policy sociology in

education. International Journal of Qualitative Studies in Education, 29(3), 381-398.

Horst, H. A., & Miller, D. (Eds.). (2013). Digital anthropology. A&C Black.

Howard, P. N. (2002). Network ethnography and the hypermedia organization: New media, new

organizations, new methods. New media & society, 4(4), 550-574.

Kavada, A. (2009). Email lists and the construction of an open and multifaceted identity: the case

of the London 2004 European Social Forum. Information, Communication & Society, 12(6), 817 – 839.

Page 26: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

26

Kavada, A. (2010). Email lists and participatory democracy in the European Social Forum. Media,

Culture, & Society, 32(3), 355 – 372.

Kavada, A. (2012). Engagement, bonding, and identity across multiple platforms: Avaaz, Facebook,

YouTube, and Myspace. MedieKultur: Journal of Media and Communication Research, 28(52), 28 – 48.

Kavada, A. (2015). Creating the collective: social media, the Occupy Movement and its constitution

as a collective actor. Information, Communication & Society, 18(8), 872 – 886.

Khazraee, E., & Losey, J. (2016). Evolving repertoires: Digital media use in contentious politics.

Communication and the Public, 1(1), 39 - 55,

Kim, H., & Bearman, P. S. (1997). The structure and dynamics of movement participation. American

Sociological Review, 70-93.

Kozinets, R. V. (2015). Netnography. John Wiley & Sons, Inc.

Lasén, A., & Martínez de Albeniz, I. (2011). ‘An original protest, at least’. Mediality and

participation. The cultures of participation. Media practices, cultures and literacy (pp. 141–158). Berlin:

Peter Lang.

Lichterman, P. (2013). Ethnography and Social Movements. The Wiley-Blackwell encyclopedia of

social and political movements.

Mattoni, A., & Treré, E. (2014). Media practices, mediation processes, and mediatization in the

study of social movements. Communication Theory, 24(3), 252-271.

Mattoni, A. (2017). A situated understanding of digital technologies in social movements. Media

ecology and media practice approach. Social Movement Studies, DOI:

10.1080/14742837.2017.1311250.

McCarthy, J. D., & Zald, M. N. (1977). Resource mobilization and social movements: A partial

theory. American journal of sociology, 82(6), 1212-1241.

Melucci, A. (1989). Nomads of the present: Social movements and individual needs in contemporary

society. Vintage Press.

Melucci, A. (1996). Challenging codes: collective action in the information age. Cambridge

University Press.

Monterde, A., Calleja-Lopez, A., Aguilera, M., Barandiaran, X. E., & Postill, J. (2015). Multitudinous

identities: a qualitative and network analysis of the 15M collective identity. Information,

Communication & Society, 18(8), 930 – 950.

Nicolini, D. (2009). Zooming in and out: Studying practices by switching theoretical lenses and

trailing connections. Organization Studies, 30(12), 1391-1418.

Olorunnisola, A. A., & Martin, B. L. (2013). Influences of media on social movements:

Problematizing hyperbolic inferences about impacts. Telematics and Informatics, 30, 275 - 288.

Poell, T. (2014). Social media and the tranformation of activist communication: Exploring the social

media ecology of the 2010 Toronto G20 protests. Information, Communication, & Society, 17(6), 716 -

731.

Poletta, F. & Jasper, J. M. (2001). Collective identity and social movements. Annual Review of

Sociology, 27(1), 283 – 305.

Rivoal, I., & Salazar, N. B. (2013). Contemporary ethnographic practice and the value of

serendipity. Social Anthropology, 21(2), 178-185.

Rodriguez, S. (2009). Spreading the Word: Information and Citizen Engagement Among a Web 2.0

Driven Generation. Sociologia della Communicazione, 40, 67 - 81,

Rodriguez, S. (2013). Making Sense of Social Change: Observing Collective Action Networked

Cultures. Sociology Compass, 7(12), 1053 - 1064,

Page 27: Hedendaagse sociale bewegingen, collectieve identiteit, en ......recentelijk echter voor dat onderzoekers genoodzaakt worden om hun zienswijzen sterk aan te passen. In dit artikel

27

Shirky, C. (2011). The political power of social media: Technology, public sphere, and political

change. Foreign affairs, 28 - 41,

Swidler, A. (2001) ‘What anchors Cultural Practices’ in T. Schatzki, K. Knorr Cetina

and E. von Savigny (eds). The Practice Turn in Contemporary Theory. London:

Routledge, 74-92.

Tremayne, M. (2014). Anatomy of protest in the digital era: A network analysis of Twitter and

Occupy Wall Street. Social Movement Studies, 13(1), 110-126.

Treré, E. & Mattoni, A. (2016). Media ecologies and protest movements: main perspectives and

key lessons. Information, Communication, & Society, 19(3), 290 - 306.

Treré, E. (2012). Social movements as information ecologies: exploring the coevolution of multiple

internet technologies for activism. International Journal of Communication, 6(19), 2359 – 2377.

Treré, E. (2015). Reclaiming, proclaiming, and maintaining collective identity in the #YoSoy132

movement in Mexico: an examination of digital frontstage and backstage activism through social media

and instant messaging platforms. Information, Communication, & Society, 18(8), 901 – 915.

Tufekci, Z., & Wilson, C. (2012). Social media and the decision to participate in political protest:

Observations from Tahrir Square. Journal of Communication, 62(2), 363-379.

Van Dijck, J. & Poell, T. (2013). Understanding social media logic. Media and Communication, 1(1),

2 - 14,

Van Laer, J. (2010). Activists online and offline: The internet as an information channel for protest

demonstrations. Mobilization: An International Quarterly, 15(3), 347-366.

Wall, M. A. (2007). Social movements and email: expressions of online identity in the globalization

protests. New media and society, 9(2), 258 – 277.

Yates, L. (2015). Everyday politics, social practices and movement networks: daily life in

Barcelona’s social centres. The British Journal of Sociology, 66(2), 236 – 258.

Youmans, L., & York, J. C. (2012). Social Media and the Activist Toolkit: User Agreements, Corporate

Interests, and the Information Infrastructure of Modern Social Movements. Journal of

Communication. 62, 315 – 329.