handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik...

102
handboek voor brand veiligheid in broed- en vrijplaatsen Amsterdam 2013

Transcript of handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik...

Page 1: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

handboek voor brandveiligheid in broed- en vrijplaatsen Amsterdam 2013

Page 2: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten
Page 3: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-1-

Voorwoord

Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats komt heel wat kijken. Brandveiligheid is een van de punten waar je al snel tegenaan zult lopen. De regelgeving op dit terrein is behoorlijk ingewikkeld, zodat je als ‘leek’ al snel bent aangewezen op het inschakelen van professionals. Doel van deze publicatie is het leveren van gereedschap waarmee mensen die plannen maken voor de ingebruikname van een pand als broedplaats of vrijplaats voldoende inzicht in de brandveiligheidseisen krijgen om hier zelf mee aan de slag te gaan, zowel in inhoudelijke als in praktische zin. Enerzijds wordt toegelicht wat er nodig is om aan brandveiligheidseisen te voldoen, anderzijds wordt uiteengezet hoe dit ook in de uitvoering gerealiseerd kan worden. De publicatie biedt daarmee zowel de achtergrond om met ‘professionals’ in overleg te treden als om in fysieke zin de brandveiligheid van een pand op orde te brengen.

Deze publicatie borduurt voort op een aantal eerder verschenen publicaties over brandveiligheid. Het handboek is gebaseerd op het in 2006 in Den Haag door Iris de Kievith uitgebrachte boek Brandveiligheid in Broedplaatsen. In 2008 is door Vereniging de Vrije Ruimte een Amsterdamse editie van deze publicatie samengesteld. In 2010 is een volgende (Haagse) editie verschenen. Met de nieuwe editie van het Bouwbesluit in 2012 en de invoering van de WABO zijn de kaders en de regelgeving dusdanig veranderd dat een nieuwe editie nodig was. Deze gelegenheid is aangegrepen voor een grondige revisie van de eerdere publicatie. Omdat landelijke uniformering onderdeel van deze herziening van de regelgeving was is deze editie landelijk bruikbaar.

In dit handboek wordt uitleg gegeven over de belangrijkste regelgeving en bouwtechnische eisen die gesteld worden aan woonruimtes, ateliers en publieksruimten. De belangrijkste procedures worden beschreven en er wordt toegelicht waar verdere informatie te verkrijgen is. Aan de hand van een aantal Amsterdamse praktijkvoorbeelden wordt de werking van de regelgeving verduidelijkt. Uitgelegd wordt hoe men zelf door middel van goedkope en eenvoudige maatregelen het pand of evenement brandveilig kan maken. Aanbevelingen, bronnen en links waar meer informatie over brandveiligheid beschikbaar is zijn opgenomen in het laatste hoofdstuk.

Dit handboek is bestemd voor iedereen die woont, werkt of evenementen organiseert in een pand of dat wil gaan doen. Mensen die op een financieel en praktisch realiseerbare manier hun ruimte willen vormgeven en deze ruimte brandveilig willen gebruiken kunnen met behulp van dit handboek komen tot creatieve èn veilige oplossingen. Ook voor professionals die betrokken zijn bij dergelijke panden - denk bijvoorbeeld aan architecten, verhuurders en ambtenaren - is dit handboek een bruikbaar naslagwerk. Absolute veiligheid bestaat niet, zo veel is duidelijk. Er wordt gestreefd naar het ‘maximaal haalbare’, maar de grote hoeveelheid complexe regelgeving op het gebied van brandveiligheid kan verstikkend werken en initiatieven in de kiem smoren. Wij hopen dat dit handboek ondersteuning zal bieden bij initiatieven om panden op de gewenste manier in gebruik te nemen en te houden, zodat een intensiever, gevarieerd en brandveilig gebruik van stad en omgeving mogelijk is.

Sebas Blom van Assendelft, Marieke van Ouwerkerk

Page 4: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

Inhoudsopgave

Voorwoord p.1

Inhoudsopgave p.2

Deel 1. Regelgeving en vergunningen p.5

1.De principes van brandveiligheid1.1 Gebouw, techniek en gebruik p.5 1.2 Beperken – vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten – blussen - p.9voorkomen

2. Bouwregelgeving in het kort 2.1 Nieuwbouw, bestaande bouw, verbouw p.112.2 Gebruiksfuncties p.152.3 Indeling in gebieden en ruimtes p.192.4 Compartimenten en routes p.21Quickscan brandveiligheid p.24

3. VergunningenBeslisboom vergunningen p.263.1 Omgevingsvergunning p.273.2 Overige vergunningen en meldingen p.313.3 Functiewijzigingen en bestemmingswijzigingen p.31

Deel 2. Regelgeving en praktijk p.35

1. Brand beperken 1.1 Brandcompartimenten p.351.2 Subbrandcompartimenten p.411.3 Beschermde subbrandcompartimenten p.41

2. Vluchten 2.1 Brandwerendheid bouwconstructie p.432.2 Vluchtroutes p.452.3 Noodverlichting en noodstroomvoorziening p.572.4 Vluchtrouteaanduiding p.59

3. Signaleren en alarmeren3.1 Brandmeldinstallatie (BMI) en ontruimingsinstallatie p.613.2 Ontruimingsplan p.673.3 Overige installaties p.67

-2-

Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Page 5: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-3-

4. Blussen 4.1 Brandslanghaspels p.69 4.2 Brandblustoestellen p.714.3 Automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem p.714.4 Voorzieningen voor de brandweer p.71

5. Brand voorkomen 5.1 Kachels, open haarden, ketels en geisers p.755.2 Regels rondom het gebruik van bouwmaterialen p.77

Deel 3. Voorbeelden p.80

HW10 p.80ACTA p.84Krux p.90

Aanbevelingen p.94

Bronnen en links p.966

Colofon p.98

Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Bas Blom
Page 6: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-4-

Begrippen In deze uiterst linkse kolom tref je de uitleg van specialistische en vaak taaie begrippen die in de regels rondom het bouwen en gebruiken van gebouwen gehanteerd worden. De begrippen die in deze kolom zijn omschreven zijn in de hoofdtekst, op de rechterpagina’s, met een asterisk * gemarkeerd.

BouwbesluitHet Bouwbesluit 2012 bevat alle landelijke regels voor het bouwen. In het Bouwbesluit zijn bepalingen opgenomen over veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu in nieuwe en bestaande gebouwen. Het Bouwbesluit is online beschikbaar; de online-versies hebben handige functies die het gebruik wat eenvoudiger maken.

Toelichting, uitwijding en illustraties

In de grijze kolom op de linkerpagina’s wordt met illustraties, schema’s en tekst de hoofdtekst op de rechterpagina’s verduidelijkt. Soms ook worden er in deze kolom wat zijwegen bij aangeboden, die soms ineens heel nuttig kunnen blijken te zijn.

Toen Amsterdam nog grotendeels uit hout gebouwd was bestond er een prachtige afspraak. Wanneer ergens brand uitbrak werd - om te voorkomen dat de brand eindeloos oversloeg - geprobeerd panden verderop in de rij die nog niet in brand stonden om te trekken. Wanneer de brand hierdoor daadwerkelijk gestopt werd kon de eigenaar van het omgetrokken pand rekenen op een schadevergoeding van de gemeente. Wanneer de brand zich desondanks verder uitbreidde had de eigenaar pech; ook als zijn pand niet was omgetrokken was hij in dat geval door de brand zijn pand kwijt geweest…

Page 7: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-5-

Deel 1. Regelgeving en vergunningen Eisen met betrekking tot brandveiligheid zijn in Nederland in verschillende wetten en regels omschreven. Deze eisen zijn altijd van toepassing; op het moment dat een vergunning wordt aangevraagd wordt getoetst of een gebouw en het daarin geplande gebruik daadwerkelijk aan de regels voldoet. In vergunningen en meldingen worden de verplichtingen die uit deze eisen voortvloeien vastgelegd.

In dit hoofdstuk bespreken we de hoofdlijnen van wat je bij de herbestemming van een gebouw op het gebied van brandveiligheid tegen kunt komen. Welke principes liggen ten grondslag aan het denken over brandveiligheid, welke wetten en regels zijn van toepassing, in welk soort vergunningen worden deze in relatie tot concrete projecten verankerd, en begrip van welke termen heb je nodig om in een gesprek over brandveiligheid een stevig woordje mee te kunnen praten.

Waar de brandveiligheid in het geding is en er sprake is van een complexere aanvraag wordt door het bevoegd gezag voor het beoordelen van vergunningaanvragen de brandweer ingeschakeld. Op verzoek van het bevoegd gezag geeft de brandweer advies over aanvragen en controleert de naleving van omgevingsvergunningen, gebruiksmeldingen, evenementenvergunningen en milieuvergunningen en -meldingen. Op al deze terreinen wordt – ook door de brandweer – getoetst aan de regelgeving. Voor bouwen en gebruik wordt vooral getoetst aan het Bouwbesluit *. Het advies van de brandweer hoeft bij de behandeling van een vergunningaanvraag door (of eigenlijk namens) Burgemeester & Wethouders niet overgenomen te worden; in de praktijk gebeurt dit echter meestal wel.

In het Bouwbesluit zijn ook op andere vlakken (bijvoorbeeld veiligheid op het gebied van sterkte van de constructie en valveiligheid; gezondheid; bruikbaarheid; energiezuinigheid en dergelijke) eisen omschreven. Deze publicatie richt zich vooral op het brandveilig (ver)bouwen en gebruiken van gebouwen zoals dat in het Bouwbesluit omschreven is. Zo hier en daar is echter ook een zijspoor aan te treffen.

1. De principes van brandveiligheid 1.1 Gebouw, techniek en gebruik

Verreweg het grootste deel van de regels die te maken hebben met brandveiligheid gaat over hoe de gevaren voor mensen in een gebouw beperkt kunnen worden wanneer brand eenmaal is uitgebroken. Ze gaan dus onder meer over hoe mensen een gebouw veilig kunnen ontvluchten en over hoe de brandweer zo in actie kan komen dat mensen het gebouw uit geholpen kunnen worden. Een gebouw hoeft vanuit die optiek slechts te blijven staan zo lang nodig is om de mensen naar buiten te helpen.

Page 8: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-6-

Bouwbesluit artikel 1.3 Gelijkwaardigheidsbepaling 1. Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften.2. Een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in het eerste lid wordt bij het gebruik van het bouwwerk in stand gehouden.

Gelijkwaardigheid Het Bouwbesluit biedt de mogelijkheid tot verschillende denkrichtingen voor brandveiligheidsvraagstukken. Het is echter onmogelijk elke gelijkwaardige oplossing in het Bouwbesluit te omschrijven. Er is daarom gekozen om het toepassen van gelijkwaardige oplossingen mogelijk te maken via een beroep op gelijkwaardigheid, volgens Bouwbesluit art. 1.3. Zo kan er toch redelijk tegemoet gekomen worden aan de (bouw)praktijk, die talloze mogelijkheden kent voor gelijkwaardige oplossingen. Een gelijkwaardige oplossing moet dan wel aan alle vijf de beoordelingscriteria van het Bouwbesluit voldoen en er moet een actief beroep op gelijkwaardigheid worden gedaan.

Nadeel is dat hiervoor een procedure doorlopen moet worden voordat een oplossing als gelijkwaardig zal worden erkend. Voordeel is een handzamer Bouwbesluit, waarbij voor positief beoordeelde oplossingen een breed draagvlak kan ontstaan.

In de toelichting op het Bouwbesluit valt hierover te lezen:- “Bij een beroep op gelijkwaardigheid moet ten genoegen van het bevoegd gezag worden aangetoond dat het bouwwerk of het gebruik daarvan ten minste eenzelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid of milieu biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift.” - “De uitwerking van de voorschriften van het besluit is zoveel mogelijk gegoten in de vorm van functionele eisen en daarmee samenhangende prestatie-eisen.” - “Afwijking van een prestatie-eis kan bijvoorbeeld wenselijk of zelfs noodzakelijk zijn in verband met de aard of omvang van het betreffende bouwwerk of de daarin gelegen ruimten, met plaatselijke omstandigheden of met de toepassing van innovatieve materialen, constructies, voorzieningen of installaties.”

Gelijkwaardige oplossing brengen soms echter ook andere functionele eisen met zich mee en hiervoor kan dan ook een beroep op gelijkwaardigheid worden gedaan. Het infoblad Bouwbesluit, gelijkwaardigheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken gaat hier uitvoeriger op in. Een aantal conclusies uit dit infoblad: - het is mogelijk om gelijkwaardigheid op meerdere manieren in te vullen. Dit kan een combinatie van bouwtechnische, organisatorische of gebruikstechnische oplossingen zijn - er bestaat ook ten aanzien van de functionele eisen van het Bouwbesluit de mogelijkheid tot een beroep op gelijkwaardigheid

Op basis van gegevens die de aanvrager aanlevert beoordeeld het bevoegd gezag (doorgaans de gemeente) in principe of de gelijkwaardige oplossing voldoet. De bewijslast ligt dus bij de aanvrager. Op grond van Bouwbesluit artikel 1.3 lid 1 heeft het bevoegd gezag echter geen volledige beoordelingsvrijheid; een gelijkwaardige oplossing kan niet zonder geldige reden worden afgewezen. Bij verschil van inzicht kan op het gebied van brandveiligheid advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Praktijktoepassing Brandveiligheidsvoorschriften.

Page 9: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-7-

Een tweede achtergrond van de regels op het vlak van brandveiligheid is het doel om te voorkomen dat in de omgeving van een brandend gebouw gevaar ontstaat, of dat de brand zich uitbreidt en naastgelegen gebouwen ook in brand vliegen. De regels in het Bouwbesluit zijn niet gericht op het redden van het brandende gebouw zelf. In de basis zijn er drie terreinen waarop maatregelen kunnen worden getroffen om de brandveiligheid te verbeteren: gebouw, techniek en gebruik. Vaak vullen de maatregelen op deze verschillende terreinen elkaar aan. Soms ook kunnen ze elkaar vervangen. In bijzondere gevallen, daar waar niet rechtstreeks aan de prestatie-eisen uit de regelgeving voldaan wordt, moet hiervoor een beroep op gelijkwaardigheid * gedaan worden.

Gebouwen – en delen van gebouwen - moeten lang genoeg blijven staan om mensen de kans te geven het gebouw te ontvluchten. Hoe minder brandbare materialen er gebruikt zijn, hoe kleiner de kans dat brand ontstaat. Een dak moet niet instorten voordat de onder dat dak aanwezige mensen het gebouw hebben kunnen verlaten. De bouwvoorschriften zijn er mede voor bedoeld om, als er dan toch brand uitbreekt, er voor te zorgen dat niet meteen het hele gebouw ontvlamt, maar dat de brand zo lang mogelijk beperkt blijft tot het deel van het gebouw waar de brand begonnen is, zodat mensen veilig het gebouw kunnen ontvluchten. Een trappenhuis moet niet branden of vol rook staan terwijl er nog mensen naar beneden moeten. Met bouwkundige maatregelen kan de brandveiligheid verbeterd worden.

Door het aanbrengen van technische installaties kan een brand eerder opgemerkt worden, en kunnen mensen die in het gebouw aanwezig zijn en eventueel de brandweer hier eerder van op de hoogte gebracht worden. Door sneller op de hoogte te zijn is er meer tijd om te vluchten of een poging te doen een brand te blussen. Om veilig te kunnen vluchten is het vervolgens belangrijk om a. te weten waarheen je moet vluchten (vluchtrouteaanduiding, of ‘uitbordjes’), b. voldoende verlichte vluchtroutes te hebben (noodverlichting) en c. door een brand- en rookvrije ruimte te kunnen vluchten (zelfsluitende deuren, al dan niet met kleefmagneten die zijn aangesloten op de brandmeldinstallatie). Technische middelen kunnen bovendien gebruikt worden om een brand te blussen: automatisch (sprinkler), door de mensen in het pand (brandslangen en handbrandblussers) of door de brandweer (droge blusleiding).

Vrijwel net zo belangrijk als bovenstaande punten is natuurlijk het gebruik, dat in deze publicatie geacht wordt ook het beheer van een gebouw te omvatten. Net als in elk huishouden of elk ander gebouw moet in broedplaatspanden gezorgd worden dat de gebouwdelen waaraan in het kader van brandveiligheid eisen worden gesteld ook tijdens het gebruik aan die eisen blijven voldoen. Vluchtwegen moeten vrijgehouden worden, technische installaties moeten regelmatig worden nagekeken (en deze controles moeten door certificering worden bevestigd) en deuren met drangers moeten daadwerkelijk dichtvallen om vluchtroutes bij brand vrij van rook te houden. Door gebruikers van atelierpanden wordt daarnaast vaak gewerkt met brandbare materialen of worden bijvoorbeeld gasflessen gebruikt om te lassen. De wijze van werken met en opslag van dergelijke materialen is van grote invloed op de veiligheid in een pand.

In sommige gevallen kan het tekort schieten van een gebouw of de technische installaties door verdergaande gebruiksvoorschriften worden gecompenseerd. Dergelijke vervangende maatregelen worden doorgaans slechts voor beperkte duur, bijvoorbeeld voor de duur

Page 10: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-8-

Meer algemeen toepasbare gelijkwaardige oplossingen zijn in een aantal publicaties verzameld, zoals bijvoorbeeld: - Gelijkwaardige oplossingen, casussen voorgelegd aan de voormalige Werkgroep Gelijkwaardigheid van de Vereniging Stadswerk Nederland (op basis van het Bouwbesluit 2003)- Vragen, antwoorden en gelijkwaardigheid Bouwbesluit 2012, een vergelijkbare publicatie, waar casussen getoetst zijn aan de voorschriften uit Bouwbesluit 2012- de uitgebrachte adviezen van de Adviescommissie Praktijktoepassing Brandveiligheidsvoorschriften, deze worden op het internet gepubliceerd bij de veelgestelde vragen van de Helpdesk Bouwregelgeving en Brandveilig gebruik

De in deze pubicaties omschreven casussen bieden niet alleen houvast bij beroep op de beschreven oplossingen, maar kunnen ook bij beroep op gelijkwaardigheid voor vergelijkbare situaties als ondersteunend materiaal dienen.

Page 11: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-9-

van een evenement, als alternatief geaccepteerd. Wanneer er bijvoorbeeld op elk tijdstip van de dag een wakkere, goed geïnstrueerde brandwacht aanwezig is kunnen rookmelders mogelijk achterwege worden gelaten. Wanneer een gebouw beroepbaar is, dat wil zeggen dat alle aanwezigen door schreeuwen kunnen worden gewaarschuwd, zou de eis tot aanleg van een brandmeldinstallatie kunnen komen te vervallen.

Juist door het uitwisselen van eisen die aan gebouw, installatie of gebruik worden gesteld zijn creatieve, haalbare en betaalbare oplossingen te vinden, die er tegelijkertijd even hard voor zorgen dat een gebouw op een brandveilige manier gebruikt kan worden.

1.2 Beperken – vluchten – signaleren en alarmeren – blussen – voorkomen

In het bovenstaande komt al een aantal basisvraagstukken in het denken over brandveiligheid naar boven, zoals dat ook terug te vinden is in het Bouwbesluit 2012. Om de regels te begrijpen is het handig om ook de volgende vragen scherp in beeld te hebben.

Mocht er in een gebouw onverhoopt brand ontstaan, dan wordt gepoogd de brand te beperken tot een deel van het gebouw. Dit wordt gedaan door de indeling van gebouwen in brandcompartimenten. De brand kan zich daardoor niet (of niet te snel) over een groter deel van het gebouw uitbreiden, zodat iedereen de gelegenheid heeft het pand te ontvluchten. Door scheidingsmuren die de uitbreiding van brand tegenhouden kan de brand zo lang mogelijk begrensd worden in een gedeelte van het gebouw. Het beperken van de schade aan een gebouw is niet meer dan een prettig neveneffect van deze eisen voor het beperken van brand, dit is geen doel van de brandveiligheidseisen. Het is zaak een eventueel ontstane brand zo snel mogelijk te signaleren, en de mensen in het gebouw en de brandweer zo snel mogelijk te alarmeren. Het signaleren en alarmeren kan handmatig (door brandmelders en/of door roepen) en automatisch (door rookmelders en ontruimingsalarminstallaties). De gealarmeerde mensen krijgen daardoor de kans uit het gebouw te vluchten maar ook om eventeel nog te proberen de beginnende brand te blussen. De brandweer kan hen bij het vluchten helpen en zo mogelijk door blussen zorgen dat de brand zich zo min mogelijk uitbreidt en de brandschade beperkt blijft.

De beste manier om aan brandveiligheid te werken is natuurlijk om brand te voorkomen: als een gebouw niet brandt hoeft er ook niet gevlucht en geblust te worden. Het regelmatig (laten) controleren en schoonmaken van verwarmingsketels, gaskachels, geisers, open haarden en andere installaties met vuur of vlammen is een eerste ingreep op dit vlak. Een tweede ingreep is het beperken van de aanwezige hoeveelheid en/of het verstandig opslaan van ontvlambaar materiaal (hout, stoffen, gasflessen) in verblijfsruimtes en het niet opslaan van dergelijk materiaal in vluchtroutes. Het voorzichtig zijn bij werken met open vuur is een derde.

De in deel 2 van deze publicatie gebruikte indeling van de eisen en regels in beperken, vluchten, signaleren en alarmeren blussen en voorkomen ligt ook ten grondslag aan het Bouwbesluit. Het onderscheid tussen deze verschillende ‘doelstellingen’ begrijpen helpt bij het ‘lezen’ van dit besluit.

Page 12: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-10-

Woningwet, artikel 1, lid 1a Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:a. bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

Woningwet, artikel 2, lid 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden technische voorschriften gegeven omtrent:a. het bouwen van een bouwwerk;b. de staat van een bestaand bouwwerk;c. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk. Woningwet, art. 4Indien een bouwwerk gedeeltelijk wordt vernieuwd, veranderd of vergroot, zijn de voorschriften, bedoeld in artikel 2, voor zover zij betrekking hebben op dat bouwen, slechts van toepassing op die vernieuwing, verandering of vergroting.

Een aantal begrippen die de bouwregelgeving in context plaatsen:

Bouwen

Bouwen in de zin van de wet staat omschreven in artikel 1, lid 1a van de Woningwet *. Bouwen is, volgens de wet: het plaatsen of (gedeeltelijk) oprichten van een nieuw bouwwerk en het plaatsen, gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bestaand bouwwerk.

In artikel 2, lid 1 van de Woningwet * staat omschreven dat er technische voorschriften gegeven worden voor het bouwen van dat bouwwerk. Deze technische voorschriften staan voor het overgrote deel omschreven in het Bouwbesluit. Er wordt daarbij verwezen naar andere regelingen en normen waarin de voorschriften in het Bouwbesluit nader gespecificeerd worden, zoals bijvoorbeeld de regelingen Bouwbesluit of aangewezen NEN-normen. Het Bouwbesluit definieert voor dat doel, in het eerste artikel, een groot aantal begrippen en daarna de daarmee samenhangende eisen die aan dit bouwen gesteld worden. Soms uitvoerig, soms ook maar heel beknopt.

Naast het Bouwbesluit kennen we nog de gemeentelijke bouwverordening(en). Vanaf 1992 zijn de technische voorschriften, die oorspronkelijk waren opgenomen in die gemeentelijke bouwverordeningen, stapsgewijs overgenomen in het landelijke Bouwbesluit. Sinds de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012, mogen de bouwverordeningen nog uitsluitend voorschriften bevatten met betrekking tot:- het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond, - stedenbouwkundige voorschriften, - de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie en - over het aantal personen dat zonder een gebruiksvergunning ‘van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft gebruik mag maken’.

Bouwwerk

De term bouwwerk kan worden gedefinieerd met artikel 2 van de Woningwet. De voorschriften in het Bouwbesluit en de daaruit voortvloeiende regelgeving omschrijven aan welke eisen een bouwwerk moet voldoen:- eerst worden technische voorschriften gegeven voor het bouwen van een bouwwerk, - vervolgens wordt er per onderwerp een bodemniveau geformuleerd dat geldt voor een bestaand bouwwerk, voor zover deze eis afwijkt van de nieuwbouweis.

Daarmee liggen de minimale eisen vast voor zowel nieuw te bouwen als bestaande bouwwerken. Het Bouwbesluit kent daarbij twee typen bouwwerken: gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde. In die laatste categorie hoort bijvoorbeeld een brug.

Artikel 2 lid 1c van de Woningwet omschrijft een derde eis met betrekking tot bouwwerken: voor het gebruik kunnen voorschriften gegeven worden. Deze voorschriften omschrijven eisen ten aanzien van zaken als de gebruiksmelding (zie paragraaf 3.1, pagina 29), maar bijvoorbeeld ook de onderhoudsplicht van onderdelen van een bouwwerk, zoals bijvoorbeeld de brandmeldinstallatie. Deze voorschriften zijn in hoofdstuk 6 en 7 van het Bouwbesluit omschreven.

Page 13: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-11-

2. Bouwregelgeving in het kort In dit deel leiden we je eerst door een aantal centrale begrippen uit het Bouwbesluit. Ze zijn van belang om de regels over brandveiligheid te begrijpen en te kunnen toepassen.

Het Bouwbesluit beschrijft in hoofdstuk 2 tot en met 5 de technische voorschriften die gelden voor bouwwerken, waarbij in hoofdstuk 2 de voorschriften met het oog op veiligheid staan beschreven. De regels over brandveiligheid vind je grotendeels in dit hoofdstuk terug. In elk hoofdstuk komen, in verschillende ‘afdelingen’, eerst de voorschriften voor nieuwbouw aan bod. Daarna volgen de eventuele uitzonderingsbepalingen voor verbouw en tijdelijke bouw. Tenslotte worden in elke afdeling de eisen die gelden voor bestaande bouw omschreven, vaak volgens dezelfde indeling als de nieuwbouwvoorschriften voor dat onderdeel, maar met een lagere prestatie-eis.

In hoofdstuk 6 van het Bouwbesluit worden eisen met betrekking tot de technische installaties omschreven, zoals de brandmeldinstallatie. Hier wordt een andere systematiek gehanteerd, omdat bij veel van deze voorschriften de eisen voor nieuwbouw, bestaande bouw, verbouw en tijdelijke bouw nagenoeg hetzelfde zijn. Per afdeling wordt in de titel of in de voorschriften zelf aangegeven of de voorschriften voor nieuwbouw en/of voor bestaande bouw gelden.

In de eerste paragraaf, 2.1, gaan we in op het onderscheid dat in de bouwregelgeving gemaakt wordt tussen (onder meer) nieuwbouw, bestaande bouw en verbouw. Daarna volgt in paragraaf 2.2 uitleg van het begrip ‘gebruiksfunctie’. We gaan in deze publicatie alleen in op gebruiksfuncties die je in broed- en vrijplaatsen regelmatig tegenkomt (zoals het atelier). In 2.3 lichten we de manier toe waarop voor toepassing van de bouwregels gebouwen in ruimtes en gebieden kunnen worden ingedeeld. Tenslotte worden in 2.4 begrippen uit de bouwregelgeving uiteengezet die specifiek met brandveiligheid samenhangen, zoals compartimentering en routes. Een quickscan brandveiligheid sluit dit deel af.

2.1 Nieuwbouw, bestaande bouw, verbouw

In het Bouwbesluit worden de begrippen nieuwbouw, bestaande bouw, tijdelijke bouw en verbouw onderscheiden. Vaak zal voor broedplaatsen sprake zijn van hergebruik van een bestaand pand. Wanneer een bestaand pand verbouwd wordt zullen de regels voor (gedeeltelijke) verbouw van toepassing zijn. Om deze te kunnen toepassen is het nodig ook het een en ander van de regels voor nieuwbouw en bestaande bouw te weten.

Verbouw Wanneer je een gebouw verbouwt is volgens het Bouwbesluit niet langer zo maar sprake van een bestaand gebouw. Het Bouwbesluit 2012 kent voor deze ingrepen een aparte categorie, gedeeltelijke verbouw, waarvoor de eisen apart zijn omschreven. (Voor zeer ingrijpende verbouwingen bestaat daarnaast nog de categorie ‘gehele verbouw’.) Op grond van artikel 4 van de Woningwet * zijn voorschriften voor verbouw ‘slechts van toepassing op die vernieuwing, verandering of vergroting’ van het deel

Page 14: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-12-

Rechtens verkregen niveauHet niveau dat het gevolg is van de toepassing op enig moment van de relevante op dat moment van toepassing zijnde technische voorschriften en dat niet lager ligt dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk en niet hoger dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een te bouwen bouwwerk

Verworven rechten

Het rechtens verkregen niveau van een bouwwerk is de staat waarin het zich rechtmatig bevindt, als gevolg van de juiste toepassing van de voorschriften, zoals die zijn vastgelegd in de vergunningen voor het bouwen en voor eventuele latere verbouwingen. Dat een gebouw daarbij veroudert wordt geaccepteerd. Uitzondering op deze regel vormen een aantal onderdelen waarvoor op grond van Bouwbesluit art. 1.16 een zorgplicht bestaat. Dit betreft bijvoorbeeld de brandmeldinstallatie. Het Praktijkboek Bouwbesluit omschrijft het rechtens verkregen niveau als kwaliteitsniveau dat: - bij een rechtmatig gebouwd bouwwerk feitelijk aanwezig is voordat een verbouwing wordt uitgevoerd - naar onderen is begrensd door het niveau voor bestaande bouw - naar boven is begrensd door het niveau voor nieuwbouw

De brochure Brandveiligheid (VROM 8160 / maart 2008, deze editie van de publicatie is nog gebaseerd op het Bouwbesluit 2003) verduidelijkt met het onderstaande commentaar waarom het rechtens verkregen niveau niet overeenkomt met de voorschriften die golden bij de bouw van het bouwwerk: “Behoudens bij autonome kwaliteitsvermindering door veroudering, kan het kwaliteitsniveau van een bouwwerk bij een juiste toepassing van de bouwregelgeving niet terechtkomen onder het kwaliteitsniveau dat voor dat bouwwerk gold ten tijde van de bouw daarvan, respectievelijk ten tijde van later in het bouwwerk aangebrachte veranderingen.”

Naast het feit dat een gebouw veroudert kunnen veranderende bouwvoorschriften of ander gebruik van een gebouw er verder soms toe leiden dat eisen, die golden tijdens de bouw van een bouwwerk, niet meer overeenstemmen met die van vandaag de dag. Om al die redenen is het rechtens verkregen niveau omschreven als iets dat begrensd is door voorschriften voor nieuwbouw en bestaande bouw.

Bij verbouw speelt het rechtens verkregen niveau een belangrijke rol. Dit is het referentieniveau voor veel van de eisen die worden gesteld. Het sluit aan op de bestaande toestand van het gebouw, zodat het gebouw zo veel mogelijk kan worden ontzien en zodat aanpassingen op een zinnige wijze kunnen aansluiten op het kwaliteitsniveau van het bestaande bouwwerk. De toelichting van het Bouwbesluit zegt over het bepalen van dit niveau: ‘De beoordeling wat in het concrete geval de hoogte van het rechtens verkregen niveau is, kan in veel gevallen op basis van gezond verstand plaatsvinden.’

Voorbeeld rechtens verkregen niveau

Indien de verdiepingshoogte van een bestaand bouwwerk beperkt is tot 2,1 meter, dan zullen nieuwe deuren of trappen daar aangepast moeten worden aan de beperkte hoogte. Voor deuren en trappen geldt bij verbouw overigens het rechtens verkregen niveau.

Voorbeeld verbouwvoorschrift

Bij verbouw geldt, volgens het Praktijkboek Bouwbesluit: “de WBDBO ter beperking van uitbreiding van brand, waarvoor niet de ondergrens voor bestaande bouw (die 20 minuten is) geldt, maar ten minste 30 minuten moet worden aangehouden” (Bouwbesluit artikel 2.86).

Page 15: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-13-

van een bouwwerk dat je daadwerkelijk beoogt te verbouwen. Voor verbouw gelden de nieuwbouwvoorschriften van het Bouwbesluit, tenzij in een artikel is opgenomen dat aan een lager kwaliteitsniveau mag worden voldaan. In bijna alle gevallen geldt echter het rechtens verkregen niveau *.

In de meeste gevallen wordt in het Bouwbesluit in een aparte categorie 'verbouw' vastgelegd dat voldaan moet worden aan dit rechtens verkregen niveau, het niveau zoals dat in de laatst afgegeven (bouw-)vergunning is vastgelegd, of nauwkeuriger: het kwaliteitsniveau zoals dat aangetroffen wordt, voor zover er gebouwd is volgens de laatst afgegeven vergunning. In sommige gevallen gelden de principes zoals die ook voor nieuwbouw gelden, maar is de eis specifiek omschreven (en lager dan voor nieuwbouw geldt). Een enkele keer zijn de eisen voor nieuwbouw onveranderd van toepassing. Als de laatste bouwvergunning niet te vinden is gelden in laatste instantie de regels voor bestaande bouw zoals die in het Bouwbesluit zijn vastgelegd. Dit is een bodemniveau, een absolute ondergrens.

Verworven rechten of rechtens verkregen niveau Bij de invoering van het Bouwbesluit 2012 is het rechtens verkregen niveau in de begripsbepalingen van dat besluit opgenomen. Een belangrijk doel hiervan is om bestaande bouwwerken te ontzien wanneer de bouwregelgeving wordt aangescherpt. Ook als je het gebruik van een bestaand gebouw op de oude manier voortzet en niet verbouwt kun je je beroepen op het ‘rechtens verkregen niveau’ en gelden in laatste instantie de eisen voor bestaande bouw. Daarnaast is ernaar gestreefd het mogelijk te maken voorschriften te formuleren waarmee een bouwwerk bouwtechnisch te verbeteren, of anderzins te verbouwen, is zonder dat een beroep op het bevoegd gezag hoeft te worden gedaan voor ontheffing op de nieuwbouwvoorschriften. Hiermee wordt beoogd de bouwregelgeving beter te doen aansluiten op de praktijk van de bouwende partijen.

Wanneer een gebouw voor een nieuwe functie gebruikt gaat worden en er wordt niet verbouwd volstaat het om te toetsen aan de eisen voor bestaande bouw voor de nieuwe functie. Zie hiervoor paragraaf 3.3.

Nieuwbouw Voor reguliere nieuwbouw van een bouwwerk gelden de voorschriften voor nieuwbouw zoals die in het Bouwbesluit worden omschreven. Daarnaast gelden ze voor verbouw, tenzij er een uitzonderingsbepaling is opgenomen die dat weerlegt - hetgeen meestal het geval is.

Bestaande bouw De voorschriften voor bestaande bouw gelden als absolute ondergrens voor de kwaliteit van een bouwwerk. De voorschriften voor bestaande bouw zijn in systematiek en ordening veelal opgebouwd zoals de nieuwbouwvoorschriften, maar er worden lagere of soms zelfs geen prestatie-eisen gesteld. Deze eisen voor bestaande bouw gelden als minimale eis voor een bestaand bouwwerk. Voor tijdelijke bouw gelden ze ook, tenzij er een uitzonderingsbepaling is opgenomen die dat weerlegt.

Tijdelijke bouw Om in tijdelijke behoefte te voorzien, of tijdelijk strijdig gebruik (een tijdelijke bestemming), mag een bouwwerk gebouwd worden dat slechts aan de eisen voor

Page 16: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-14-

GebruiksfunctieDe gebruiksfunctie is een kernbegrip in het Bouwbesluit en wordt als volgt omschreven: “gedeelten van één of meer bouwwerken die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen”

Gebruiksfuncties toegelicht

Een bouwwerk bestaat ten minste uit één gebruiksfunctie, die een gebruiksgebied omvat dat, uitzonderingen daargelaten, uit tenminste één verblijfsruimte en verblijfsgebied bestaat. Zo ‘n uitzondering is bijvoorbeeld een toiletgebouw, of een bouwwerk geen gebouw zijnde. De gebruiksfunctie dient omschreven te worden in een aanvraag omgevingsvergunning, gebruiksvergunning of gebruiksmelding. De gekozen gebruiksfunctie omschrijft het mogelijke gebruik die beperkt kan zijn tot een gebruiksgebied van een enkele ruimte, maar zich ook kan uitstrekken tot een heel bouwwerk.

Het Bouwbesluit kent 12 gebruiksfuncties, die soms zijn onderverdeeld in een aantal subgebruiksfuncties. Bij de voorschriften in het Bouwbesluit wordt door middel van tabellen aangegeven welke regels en grenswaarden van toepassing zijn op elk van deze (sub)gebruiksfuncties. Deze subgebruiksfuncties zijn afgeleid van een hoofd(gebruiks-)functies: het zijn in wezen gebruiksfuncties als de hoofdfunctie waarvoor een klein aantal afwijkende en/of aanvullende eisen worden gesteld. Slechts in de artikelen waar dit geldt worden deze subgebruiksfuncties specifiek benoemd, voor het overige geldt dat ze moeten voldoen aan dezelfde eisen als voor de hoofdfunctie.

Elk deel van een bouwwerk heeft ten minste één gebruiksfunctie, maar kan deel uitmaken van meerdere gebruiksfuncties. In dat laatste geval spreekt het Bouwbesluit over gemeenschappelijke ruimten.

Alle gebruiks- of hoofdfuncties op een rij:

woonfunctie, bijeenkomstfunctie, celfunctie, gezondheidsfunctie, industriefunctie, kantoorfunctie, logiesfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctiewinkelfunctie, overige gebruiksfunctie, bouwwerk geen gebouw zijnde.

Voorbeelden van subgebruiksfuncties (niet uitputtend):

woonfunctie voor kamergewijze verhuur, de woonwagen (woonfunctie)bijeenkomstfunctie voor kinderopvang jonger dan 4 jaar en de lichte industriefunctie (hier speelt het verblijven van personen een ondergeschikte rol, deze subgebruiksfunctie is bedoeld voor een door mensen weinig bezochte ruimte in de industrie zoals een machinehal, een loods bedoeld voor opslag of bij hoogovens). N.B. Een atelier past in elk geval niet in de categorie ‘lichte industriefunctie’ van het Bouwbesluit.

In totaal zijn er zo’n 20 subgebruiksfuncties, naast de hoofdgebruiksfuncties, een groot deel daavan is om te specificeren waar eisen met betrekking tot brandmeldinstallaties gelden. Ateliers Ateliers kunnen op zeer verschillende manieren gebruikt worden. Het gebruik bepaalt welke gebruiksfunctie het meest passend is. De eisen die gesteld worden aan een brandmeldinstallatie voor ateliers zijn mede afhankelijk van de functie van het atelier. Is een atelier een werkplek, zoals een ruimte voor een grafisch ontwerper of een schildersatelier, dan zal er sprake zijn van een kantoorfunctie en/of van een industriefunctie. Heeft deze een meer openbare functie, zoals een dansschool, dan zal de gebruiksfunctie aan de hand daarvan worden bepaald. Het Praktijkboek Bouwbesluit zegt hierover het volgende: “Een ruimte voor het geven van cursussen kan worden aangemerkt als een bijeenkomstfunctie, maar mag ook worden aangemerkt als onderwijsfunctie.”

Page 17: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-15-

tijdelijke bouw voldoet. Deze eisen zijn lager dan of hooguit gelijk aan die voor nieuwbouw. Voor tijdelijk gebruik geldt een instandhoudingsbeperking van de duur van vijf jaar, voor een tijdelijke bestemming van de duur die omschreven staat in het bestemmingsplan. Indien de instandhoudingstermijn, om wat voor een reden ook, wordt overschreden mag het bouwwerk uitsluitend blijven bestaan als het bestemmingsplan die ruimte biedt. Het bouwwerk moet dan alsnog in overeenstemming worden gebracht met de voorschriften voor een permanent bouwwerk.

Voor tijdelijke bouw geldt dat, indien er geen voorschrift is opgenomen specifiek voor tijdelijke bouw, er met de eisen voor bestaande bouw mag worden volstaan. Regelmatig wordt in een artikel voor tijdelijke bouw echter een niveau omschreven dat ligt tussen de eisen voor bestaande bouw en nieuwbouw, of gelijk is aan de eisen voor nieuwbouw. Voorschriften voor tijdelijke bouw zijn vooral bedoeld voor tijdelijke nieuwbouw. Er wordt in het Bouwbesluit eigenlijk geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat deze bij een verbouwing van toepassing worden verklaard, waar immers geregeld het rechtens verkregen niveau geldt (een lacune in de voorschriften).

2.2 Gebruiksfuncties

Het Bouwbesluit onderscheidt twaalf verschillende gebruiksfuncties *, met daaronder nog een aantal subgebruiksfuncties (waarin een nadere opsplitsing van de gebruiksfunctie wordt gedefinieerd). Een gebruiksfunctie wordt omschreven als ‘de gedeelten van een of meer bouwwerken die eenzelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen’.

De functie-indeling die het Bouwbesluit hanteert loopt niet synchroon met de categorieën zoals die in bestemmingsplannen gebruikelijk zijn. Ook voor de bepaling van de grondprijs die gebruikt wordt om de te betalen erfpachtcanon vast te stellen wordt gebruik op een andere manier ingedeeld.

In dit boek concentreren we ons tot de volgende drie soorten gebruik (vier gebruiksfuncties) die in broedplaatsen regelmatig voorkomen: - werkruimtes en ateliers (kantoorfunctie of industriefunctie) - wooneenheden, zelfstandig of in een groepswoning (woonfunctie) - publieksruimtes (bijeenkomstfunctie)

Andere functies zijn bijvoorbeeld ‘winkelfunctie’, ‘sportfunctie’ en ‘onderwijsfunctie’; een voorbeeld van een subgebruiksfunctie is ‘bijeenkomstfunctie voor kinderopvang’. Eisen voor kinderdagverblijven zullen in deze publicatie hier en daar wel besproken worden; datzelfde geldt voor de logiesfunctie.

Werkruimtes en ateliers In de Nederlandse bouwregelgeving bestaat een atelierruimte niet. Het is dan ook niet specifiek gedefinieerd tot welke functiecategorie uit het Bouwbesluit een atelier gerekend moet worden. Uit de gesprekken met onder meer de brandweer is eerder naar voren gekomen dat het scharen van ateliers onder de kantoorfunctie vaak als het meest passend wordt ervaren. In veel ateliers gebeurt in feite niet zo heel veel afwijkends van

Page 18: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-16-

WoongebouwGebouw of deel van een gebouw waarin uitsluitend twee of meer woonfuncties en nevenfuncties liggen die samen de zelfde gangen of voordeur gebruiken

Woonfunctie voor kamergewijze verhuur Niet-gemeenschappelijk deel van een woonfunctie waarin zich vijf of meer wooneenheden bevinden [Bron: Bouwbesluit 2012]

Verhuur van kamers in een woning aan afzonderlijke huurders die geen sociale band met elkaar of de verhuurder hebben en zodoende zelf geen of weinig invloed op de brandveiligheidssituatie kunnen uitoefenen. Het gaat hier dus niet om een woongroep, gezinsvervangend tehuis of studentenhuis waarin een aantal personen gezamenlijk een huishouden voert of de woning van een hospita met een beperkt aantal inwonende studenten. [Bron: Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, juli 2008]

Wooneenheid en woonfunctie voor kamergewijze verhuur

Een wooneenheid is een gedeelte van een woonfunctie voor kamergewijze

verhuur dat is bestemd voor afzonderlijke bewoning. De woonfunctie voor

kamergewijze verhuur is het niet-gemeenschappelijk deel van een woonfunctie

waarin zich vijf of meer wooneenheden bevinden. Hierbij is er van uitgegaan dat

bij de verdeling van een woonfunctie in maximaal vier wooneenheden vergeleken

met een reguliere woonfunctie geen extra risico’s voor de brandveiligheid

bestaan.

Een wooneenheid kan uit een of meer kamers bestaan. De bewoner(s) van een

wooneenheid delen veelal een aantal voorzieningen zoals verkeersruimten,

de voordeur, de keuken en het sanitair met andere in de woning gelegen

wooneenheden. De bewoners hebben hun hoofdverblijf in de wooneenheid.

Opgemerkt wordt dat [ook] een zelfstandige woonfunctie niet altijd een

complete woning behoeft te zijn. Volgens artikel 1.4 van dit besluit kan een

woonfunctie namelijk gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen

(bouwwerken, ruimten of andere voorzieningen) voor zover bij de voorschriften

voor de betreffende voorziening niet anders is bepaald.

[Uit toelichting Bouwbesluit 2012]

De scheidslijn die in de omschrijving voor kamergewijze verhuur wordt

aangebracht (tot 4 eenheden een gewone woning, bij meer eenheden

kamergewijs) strookt vaak niet met de realiteit van het gebruik van een

groepswoning: ook een woongroep met acht bewoners kan in feite functioneren

als een gezin, waar iedereen weet wie er thuis is. Tussen bewoners van een

broed- of vrijplaats onderling is er in de praktijk meer contact dan tussen

buren of kamerhuurders, eens te meer wanneer ze in woongroepsverband

samenwonen. En net zoals er binnen een eengezinswoning geen aparte

beschermde subbrandcompartimenten hoeven te zijn lijkt dat daarom ook hier

niet noodzakelijk.

Bij het beoordelen of sprake is van een woonfunctie voor kamergewijze

verhuur of een ‘gewone’ woonfunctie op basis van de definitie is cruciaal of

bewoners hun hoofdverblijf in de (individuele) wooneenheid hebben. Wanneer

hun hoofdverblijf zich in de gezamenlijke ruimtes bevindt is er daarom goede

grond om te spreken van een gewone woonfunctie. Als er sprake is van een

gezamenlijk huurcontract is er ook in huurrechtelijke zin geen sprake van

‘kamergewijze verhuur’.

Maar tot slot is de vraag wat nu echt de feitelijke de nadelen zijn van het

stempel kamergewijze verhuur: wooneenheden (binnen een woongroep)

moeten interpreteren als aparte beschermde subbrandcompartimenten

hoeft geen probleem te zijn. In de praktijk zal toepassing van de regels

voor beschermde subbrandcompartimenten weinig problemen opleveren.

Immers, muren tussen verschillende eenheden zullen geluidsisolerend zijn,

en aangezien geluid het best met massa, bijvoorbeeld (dubbele) gipsplaten

met een isolatiedeken ertussen, te weren is, is hiermee meteen ook in de

brandwering voorzien. De plaatsing van rookmelders in de individuele ruimtes

kan overigens een alternatief voor deze verdere compartimentering zijn.

Page 19: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-17-

een kantoorruimte: mensen werken er. Uitzondering hierop vormen natuurlijk ateliers waar bijvoorbeeld met vuur (lassen, ovens) of met grote hoeveelheden chemicaliën wordt gewerkt. Deze ateliers zouden geschaard kunnen worden onder de categorie ‘industriefunctie’ en dus als zodanig beoordeeld kunnen worden. Voor zulke ateliers zijn bovendien mogelijkerwijs aanvullende vergunningen (bijvoorbeeld een milieuvergunning) nodig.

Een atelierruimte waarin cursussen gegeven worden kan (ook) aangemerkt worden als bijeenkomst- of zelfs als onderwijsfunctie. Die laatste gebruiksfunctie wordt in deze publicatie niet behandeld.

Wonen In het Bouwbesluit zijn voor een aantal bijzondere woonfuncties aparte eisen opgenomen: er bestaan aparte eisen voor het wonen in een woonwagen en voor woningen in een woongebouw *. Daarnaast zijn er de woonfunctie voor zorg en die voor kamergewijze verhuur *. Wanneer voor een van deze categorieën aparte eisen worden gesteld is daarnaast een categorie ‘andere woonfunctie’ opgenomen. Hieronder kan bijvoorbeeld ook verstaan worden een rijtjeshuis of vrijstaande woning. In dit handboek worden de eisen voor woonwagens en voor zorg niet besproken.

Groepswoningen (woningen die door een woongroep bewoond worden, waarin een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd) vormen een lastig te plaatsen onderdeel in de wetgeving. Als een woongroep uit vijf of meer eenheden bestaat kan deze tegenwoordig beschouwd worden als een ‘woonfunctie voor kamergewijze verhuur’. Als het er vier of minder zijn wordt de groepswoning sowieso als vergelijkbaar met een eengezinswoning beschouwd, en wordt gedacht dat de brandveiligheidsrisico’s niet groter of anders zijn dan in zo’n ‘reguliere woonfunctie’.

Een van de bijzondere kenmerken van woonfuncties – en andere functies waar geslapen wordt – is de toepassing van beschermde subbrandcompartimenten. Deze moeten een extra veiligheid bieden voor slapende mensen en mensen die niet of veel minder zelfredzaam zijn, zoals kleine kinderen, gevangenen, ouderen en zieken (ziekenhuispatiënten).

Publieksruimtes Ruimtes of gebouwen waar meer mensen samen komen kunnen in het Bouwbesluit als bijeenkomstfunctie worden bestempeld: een restaurant, een café, een concert- of theaterzaal, een expositieruimte. Specifiek kenmerk van de bijeenkomstfunctie is dan ook dat er – doorgaans - mensen komen die niet of niet goed bekend zijn met het gebouw. Dit heeft consequenties voor als het eventueel nodig zou zijn om het gebouw (bij brand) te ontvluchten.

Combinatie van gebruiksfuncties In een gebouw kunnen verschillende gebruiksfuncties naast elkaar bestaan, bijvoorbeeld ateliers en een bijeenkomstruimte, of woningen en ateliers. Wanneer er verschillende functies in het gebouw zijn gecombineerd gelden voor elk van de functies de specifieke eisen. Daar waar dit tot een overlap van eisen leidt geldt steeds de zwaarste eis. De woonfunctie moet van andere functies gescheiden worden in aparte brandcompartimenten; gebruikers met verschillende brandrisico’s van bijvoorbeeld

Page 20: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-18-

Gemeenschappelijke ruimten staan ten dienste van meer dan één gebruiksfunctie. Dit kunnen dan zowel verschillende soorten gebruiksfuncties zijn als meerdere gebruiksfuncties van dezelfde soort. Nevenfunctie Gebruiksfunctie die ten dienste staat van een andere gebruiksfunctie

Gebruiksgebied Gebied bestemd voor het kenmerkende gebruik van een gebruiksfunctie. Ruimtes zoals wc’s, badkamers, technische ruimtes en trappen/portalen liggen buiten het gebruiksgebied.

Verblijfsgebied Gebied binnen een gebruiksgebied bestemd voor het verblijven van personen. Een verblijfsgebied kan worden opgedeeld in verblijfsruimten en andere ruimten. Door het formuleren van eisen voor verblijfsgebieden (en slechts waar noodzakelijk voor verblijfsruimtes) wordt het later veranderen van de indeling van een verblijfsgebied eenvoudiger. Functiegebied Gebied binnen een gebruiksgebied niet bedoeld voor het verblijven van personen (of, nauwkeuriger omschreven, waarin ‘het verblijven van mensen geen rol van betekenis speelt’).

Bedgebied Gebied waarin ruimtes zijn waarin geslapen wordt; “verblijfsgebied met een of meer bedruimten”.

Voorbeeld

Voor een bijeenkomstfunctie als nevenfunctie van een industriefunctie (zoals een bedrijfskantine) is de industriefunctie de hoofdfunctie en de bijeenkomstfunctie de eigen functie.

gebruiksgebied

functiegebied verblijfsgebied

verblijfsruimtefunctieruimte

verkeers-ruimte

gebruiksfunctie

bad-ruimte

technischeruimte

toilet-ruimte

verblijfsgebied

verblijfsruimte

bedruimte

bedgebied

bedruimte

bedgebied

Page 21: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-19-

werken en wonen (koken, slapen) brengen elkaar zo niet in gevaar. Bij multifunctionele ruimtes, waarvan het gebruik in twee gebruikscategorieën uit het Bouwbesluit thuishoort, wordt aan de eisen van beide categorieën getoetst.

Gemeenschappelijkheid Wanneer verschillende gebruiksfuncties samen in een gebouw zitten is het vaak zo dat deze gebruiksfuncties ook een aantal ruimtes, gebouwdelen (bijvoorbeeld constructies), voorzieningen en misschien ook gangen, trappen en vluchtroutes delen. Zulke gedeelde ruimtes, voorzieningen en routes worden in het Bouwbesluit ‘gemeenschappelijk’ * genoemd. Ze moeten voldoen aan de eisen voor alle gebruiksfuncties die op deze gemeenschappelijke delen zijn aangewezen.

Het Bouwbesluit heeft het daarentegen over gezamenlijkheid als ruimtes, voorzieningen en routes gedeeld worden binnen een en dezelfde gebruiksfunctie. Eerder noemden we al de gezamenlijke voorzieningen bij de woonfunctie voor kamergewijze verhuur.

Nevenfunctie In het Bouwbesluit wordt ook het begrip nevenfunctie * gebruikt, voor een gebruiksfunctie die ten dienste staat van een andere gebruiksfunctie (de hoofdfunctie), zoals bijvoorbeeld een werkruimte in huis of een opslagruimte in een theater. Een nevenfunctie moet tenminste voldoen aan de eisen die gelden voor de eigen gebruiksfunctie. Aan een nevenfunctie kunnen aparte, aanvullende eisen worden gesteld, of juist eisen niet van toepassing worden verklaard. Een kantoor in huis mag bijvoorbeeld wel in het zelfde brandcompartiment als de woning liggen, terwijl deze twee gebruiksfuncties zich normaal niet in een brandcompartiment mogen bevinden.

2.3 Indeling in gebieden en ruimtes

Naast verschillende soorten gebruiksfuncties onderscheidt het Bouwbesluit verschillende soorten gebieden en ruimtes. Enig inzicht in deze nogal ingewikkelde indeling is nodig om de regelgeving te kunnen toepassen.

Het gebruiksgebied * is de meest omvattende term: het is het gebied waarbinnen het kenmerkende gebruik van een gebruiksfunctie zich afspeelt.

Binnen het gebruiksgebied valt het verblijfsgebied. * Voor het verblijfsgebied gaat het niet meer alleen om het kenmerkende gebruik, maar ook om dat de ruimte primair bedoeld is voor het verblijven van mensen. De ruimte binnen het gebruiksgebied waar het verblijven van mensen secundair is, of dat daar zelfs niet voor bedoeld is, heet het functiegebied.* Het bedgebied * is een bijzondere vorm van het verblijfsgebied, bedoeld voor slapende mensen.

Binnen elk van deze gebieden kunnen gelijknamige ruimtes liggen: de verblijfsruimte, * de functieruimte * en de bedruimte. * Door een deel van de eisen in het Bouwbesluit op het niveau van de gebieden – en niet van de ruimtes – te formuleren is geprobeerd latere wijziging van de indeling van een gebouw eenvoudiger te maken.

Behalve de bovengenoemde soorten ruimtes bestaat in het Bouwbesluit ook nog de

Page 22: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-20-

Verblijfsruimte Een ruimte voor het verblijven van mensen. Een verblijfsruimte ligt altijd binnen een verblijfsgebied. Toiletten, bergkasten, trappen en gangen zijn geen verblijfsruimten.

Functieruimte Een ruimte binnen een functiegebied. (sic)

Bedruimte “Met de nieuwe definitie van bedruimte, verblijfsruimte bestemd voor een of meer bedden bestemd voor slapen of voor het verblijf van een bedgebonden patiënten in die ruimte, wordt expliciet tot uitdrukking gebracht dat het bij een bedruimte niet gaat om bijvoorbeeld een ruimte voor de opslag van bedden en ook niet om een ruimte met een rustbed voor een middagslaapje, of een behandel- of operatieruimte in een ziekenhuis. Een bedruimte betreft louter een ruimte met een of meer bedden waarin kan worden geslapen, zoals een slaapruimte in een crèche, een hotelkamer of een verpleegruimte in een ziekenhuis.” Brandcompartiment Gedeelte van één of meer gebouwen bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van brand; alle scheidingsconstructies met andere ruimten, wanden, vloeren en plafonds moeten voldoende lang bestand zijn tegen brand. Een brandcompartiment voorkomt voor een bepaalde periode dat de brand zich verder uitbreidt. Enerzijds geeft dit de brandweer tijd om bij het gebouw te komen voordat de brand zich verder heeft verspreid, anderzijds geeft het de gelegenheid om te vluchten. Naast de voorschriften voor de brandwerendheid van de scheidingsconstructies worden er ook eisen gesteld aan de de rookontwikkeling.

WBDBO: weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag kortste tijd die een brandnodig heeft om zich uit te breiden van een ruimte naar een andere ruimte[Bron: Bouwbesluit 2012]

Vrije indeelbaarheid

Het Bouwbesluit gaat er, net als de Woningwet, van uit dat de eigenaar of gebruiker van een bouwwerk zelf primair verantwoordelijk is voor de kwaliteit, het gebruik en de instandhouding daarvan. Met de introductie van het Bouwbesluit in 1992 is op grond daarvan het principe van de vrije indeelbaarheid in de wet verankerd. Een belangrijk uitgangspunt in het Bouwbesluit is om zo veel mogelijk ruimte te laten voor deze indelingsvrijheid, zowel tijdens het ontwerp- en bouwproces als bij het gebruik van een bestaand bouwwerk.

De toelichting op het Bouwbesluit legt dit als volgt uit. Vrije indeelbaarheid wordt gewaarborgt door de voorschriften voor een bouwwerk op een zo hoog mogelijk niveau te stellen (de grootste bouwkundige eenheid). De praktische uitwerking hiervan is dat een gebouw wordt opgedeeld in één of meer gebruiksfuncties, die bestaan uit gebruiksgebieden en restgebieden. Het infoblad ‘Bouwbesluit 2012, Vrije indeelbaarheid’ verklaard dit als volgt: De gebruiksgebieden, waar de kenmerkende activiteiten van de gebruiksfunctie plaatsvindt, blijven daarbij vrij indeelbaar. Voor de restgebieden geldt dit in principe niet. Bij ruimten in restgebieden moet men bijvoorbeeld denken aan een technische ruimte.

Voor welke ruimten exact geldt dat ze vrij indeelbaar zijn, blijkt echter niet zo nauw te omschrijven, als volgens deze toelichtingen op vrij indeelbare gebruiksgebieden en statische restgebieden zou moeten gelden.

Voorbeelden

Het aanpassen van verblijfsruimten heeft gevolgen voor vluchtroutes, die in tact moeten blijven. Anderzijds is het soms mogelijk dat een restruimte, op grond van de toelichting op het Bouwbesluit, ook als vrij indeelbaar is te beschouwen. De badkamer wordt genoemd als restgebied en zou dus niet vrij indeelbaar zijn. Is een badkamer verbouwen ingrijpender dan een keuken? Dit zijn tenslotte vergelijkbare bouwkundige eenheden, van eenzelfde grootte en met vergelijkbare installatie-technische voorzieningen, waardoor ze bouwkundig regelmatig ook uitwisselbaar zijn.

In het algemeen geldt echter, volgens het infoblad, dat het indelen van bouwwerk vergunningsvrij kan plaatsvinden, zolang als de constructie, de brandcompartimentering en de beschermde subbrandcompartimentering maar niet wijzigt. Indelen dient, getuige bovengenoemde voorbeelden, wel plaats te vinden volgens de eisen van het Bouwbesluit (denk aan vluchtroutes). Bij bestaande bouw van voor de invoeringsdatum van het Bouwbesluit (1992), moet daarbij een controle plaatsvinden of de indeling past binnen de systematiek van dit besluit. Is dit niet het geval, dan kan je onderzoeken hoe dit wel mogelijk wordt, wat voordeel kan opleveren bij toekomstige aanpassingen.

Page 23: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-21-

verkeersruimte. Dit is een ruimte die min of meer exclusief bedoeld is om een andere ruimte te bereiken, dus bijvoorbeeld een gang of een trappenhuis. Een bijkeuken waardoor je een woning binnen komt is geen verkeersruimte, maar een ruimte waardoor een verkeersroute loopt. De routes worden in de volgende paragraaf behandeld. Aan de verschillende soorten ruimtes en gebieden zijn verschillende eisen gekoppeld, zoals de eerder al besproken strengere eisen voor ruimtes waar mensen slapen. Deze eisen staan ook in verband met het (mogelijk) aantal aanwezigen in zo’n ruimte of gebied.

Het Bouwbesluit komt met iets wat een enorme open deur lijkt: in een gebouw of een gedeelte daarvan mogen niet meer mensen aanwezig zijn dan het aantal mensen waarvoor dat gebouw of gedeelte is bestemd. Dit aantal mensen wordt in eerste instantie door de gebruiker of eigenaar zelf bepaald, aan de hand van het geplande gebruik, maar moet in tweede instantie worden vastgelegd in de omgevingsvergunning voor het bouwen en uiteindelijk in de gebruiksmelding of gebruiksvergunning. Daarnaast zijn er grenswaarden geformuleerd voor het minimaal aantal mensen per vierkante meter verblijfsgebied waarmee rekening gehouden moet worden. Is de werkelijk verwachte bezetting in mensen per vierkante meter verblijfsgebied lager dan deze waarden dan moet bijvoorbeeld bij een vergunningaanvraag toch van deze waarden worden uitgegaan.

Dit aantal mensen is onder meer van belang bij de toepassing van sommige eisen in het Bouwbesluit, zoals die voor (de draairichting van) deuren in vluchtroutes en de opvang- en doorstroomcapaciteit van die vluchtroutes. De waarden waarmee gerekend wordt worden besproken in hoofdstuk 2.

2.4 Compartimenten en routes

Compartimentering Een belangrijk onderdeel van de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit wordt gevormd door de compartimentering. Om te voorkomen dat een brand binnen een (groter) gebouw zich te snel uitbreidt en dat een gebouw – en de daarin gelegen vluchtroutes – snel vol rook staan wordt een groter gebouw opgedeeld in verschillende compartimenten.

Brandcompartimenten * zijn bedoeld om te voorkomen dat de brand zich buiten het compartiment verder door het gebouw verspreidt. Er zijn voorschriften vastgelegd voor de brandwerendheid van de scheidingswanden van een brandcompartiment, de zogenaamde WBDBO, * of volledig ‘weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag’. Twee naast elkaar gelegen gebouwen moeten - wanneer zij tenminste voor de vergunningaanvraag als twee percelen worden aangemerkt - als aparte brandcompartimenten worden uitgevoerd. Ook een gebouw zelf kan in meerdere brandcompartimenten zijn ingedeeld, afhankelijk van de gebruiksfuncties in het gebouw en de omvang.

Het is hierbij belangrijk dat verschillende functies met verschillende brandrisico’s van elkaar gescheiden zijn. Binnen hetzelfde pand moeten bijvoorbeeld woongedeelten in een ander brandcompartiment liggen dan werkruimten (zoals ateliers) en ruimtes met een publieksfunctie.

Page 24: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-22-

Subbrandcompartiment Gedeelte van één of meer gebouwen bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van rook; alle scheidingsconstructies met andere ruimten, wanden, vloeren en plafonds moeten lang genoeg bestand zijntegen rookdoorgang en verdere uitbreiding van brand. De indeling in subbrandcompartimenten heeft tot doel bij brand veilig vluchten zonder hinder van rook mogelijk te maken. De eisen die aan een subbrandcompartiment worden gesteld zorgen ervoor dat de door de rook af te leggen weg (met ingehouden adem) niet te lang wordt.

Beschermd subbrandcompartiment Gedeelte van een brandcompartiment dat bedoeld is om slapende mensen (in woningen, al dan niet voor kamergewijze verhuur, hotels en dergelijke) en mensen die niet zelfstandig kunnen vluchten (kleine kinderen, gevangenen, aan bed gebonden patiënten) te beschermen tegen brand vanuit een ander deel van dat brandcompartiment; er gelden – vergeleken met het subbrandcompartiment - zwaardere eisen voor alle scheidingsconstructies met andere ruimten. Wanden, vloeren en plafonds moeten lang genoeg bestand zijn tegen brand. Verkeersruimte Een verkeersruimte is bijvoorbeeld een gang, hal of portaal in een woning of een galerij, corridor of trappenhuis in bijvoorbeeld een woning of een gebouw met een ander gebruik. Als de ruimte waardoor een andere ruimte bereikt kan worden een verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte is, is deze ruimte niet een verkeersruimte maar een ruimte waardoor een verkeersroute voert.

Verkeersroute Een verkeersroute begint bij een uitgang (doorgang) van een ruimte en leidt over vloeren, trappen en/of hellingbanen naar de ingang (doorgang) van een andere ruimte.

Vluchtroute is een route die begint in een voor personen bestemde ruimte, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift.

zelfsluitend

brandcompartiment

subbrandcompartiment

woning 1=

brandcompartiment 1

woning 2=

brandcompartiment 2

subbrandcompartiment

vluchtroute

beschermde(vlucht)route

brandcompartiment

verkeersruimte

extrabeschermde vluchtroute

of veiligheids(vlucht)route

Page 25: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-23-

Een brandcompartiment wordt opgedeeld in één of meer subbrandcompartimenten.* (In het oude Bouwbesluit heetten deze nog ‘rookcompartimenten’.) Een subbrandcompartiment is bedoeld om bij brand de rook te begrenzen en branduitbreiding verder te beperken, zodat mensen in elk subbrandcompartiment dat compartiment veilig kunnen ontvluchten. Aan de maximale loopafstanden binnen een subbrandcompartiment (en dus aan de maximale lengte van vluchtroutes, zie de volgende paragraaf) worden eisen gesteld; daarnaast worden eisen gesteld aan de brandwerendheid van de scheidingswanden.

Tot slot onderscheidt het Bouwbesluit 2012 beschermde subbrandcompartimenten * (het ‘subbrandcompartiment’ in Bouwbesluit 2003). Dit zijn ruimtes waar geslapen wordt en/of waar mensen verblijven die niet zelf kunnen vluchten, mensen die extra beschermd moeten worden.

Een brandcompartiment kan bestaan uit meerdere (beschermde) subbrandcompartimenten. Een subbrandcompartiment kan bestaan uit meerdere verblijfsgebieden, die op hun beurt weer uit verschillende verblijfsruimtes kunnen bestaan. De toegestane maat en indeling van de subbrandcompartimenten hangt ook samen met de intensiteit van het gebruik.

Routes In de vorige paragraaf kwamen de begrippen ‘verkeersroute’ en ‘vluchtroute’ al even langs. Dit zijn nog maar twee van de vele soorten routes die het Bouwbesluit onderscheidt.

Zoals in de vorige paragraaf beschreven is - in tegenstelling tot de verkeersruimte * - de verkeersroute * geen aparte ruimte; het is een route die veelal door verschillende ruimtes leidt. De route hoort bij de gebruiksfunctie(s) die er gebruik van maakt (maken), en moet dan ook aan de eisen die bij die functie(s) horen voldoen. Wanneer de route door een andere gebruiksfunctie loopt dan die waardoor de route gebruikt wordt zijn de voorschriften van beide functies van toepassing, waarbij aan de zwaarste moet zijn voldaan. Een verkeersroute hoeft niet samen te vallen met de vluchtroute.

De vluchtroute * is de route waarover gevlucht kan worden. Net zoals de verkeersroute is dit niet per definitie een apart daarvoor bestemde ruimte met speciale voorzieningen. Een vluchtroute kan door verkeersruimten en verblijfsruimten lopen. De maximale loopafstand en het maximale hoogteverschil tussen elk punt in een verblijfsruimte en verblijfsgebied en de uitgang van het subbrandcompartiment waarin die ruimte of dat gebied liggen zijn in het Bouwbesluit bepaald. Gekoppeld aan het aantal aanwezigen (de rekenwaarde, zie pagina 50) worden eventueel nog extra eisen aan de vluchtroute(s) gesteld.

Het Bouwbesluit 2012 onderscheidt voor nieuwbouw voor het vervolg van de vluchtroute – in oplopende mate van bescherming – de beschermde vluchtroute, de extra beschermde vluchtroute en de veiligheidsvluchtroute. Deze vluchtroutes leiden allemaal alleen door verkeersruimten. Ook voor deze verschillende soorten routes zijn in het Bouwbesluit grenzen bepaald voor onder meer het aantal mensen dat er gebruik van maakt, de lengte en het hoogteverschil.

Page 26: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-24-

Beschermde vluchtroute buiten een subbrandcompartiment gelegen deel van een vluchtroute die uitsluitend voert door een verkeersruimte

Extra beschermde vluchtroute buiten een brandcompartiment gelegen gedeelte van een beschermde vluchtroute. Een vluchtroute in een trappenhuis waarin een hoogteverschil van meer dan 8 m wordt overbrugd, is een extra beschermde vluchtroute.

Veiligheidsvluchtroute gedeelte van een extra beschermde vluchtroute dat voert door een niet besloten ruimte en aansluitend daarop door een ruimte die uitsluitend kan worden bereikt vanuit niet besloten ruimten;

Beschermde route (alleen voor bestaande bouw) buiten het subbrandcompartiment waar de vluchtroute begint gelegen gedeelte van een vluchtroute Veiligheidsroute gedeelte van een extra beschermde vluchtroute dat voert door een niet besloten ruimte en aansluitend daarop door een ruimte die in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet besloten ruimte.

Quick scan Vuistregels bij het beoordelen van een gebouw

Een eerste scan

- Zijn er voldoende vluchtwegen of uitgangen en zijn de deuropeningen breed

genoeg?

- Zijn er vanuit alle ruimtes in het gebouw voldoende vluchtmogelijkheden? Als

er overal twee kanten op gevlucht kan worden zit je goed. Dit is bijvoorbeeld

het geval als op elke verdieping een gang is, met trappenhuizen aan beide

uiteinden.

- Zijn de trappen breed genoeg voor het te verwachten aantal gebruikers?

- Kun je beneden aan de trap direct vanuit het trappenhuis naar buiten?

- Zijn trappenhuizen van de gangen en andere ruimtes afgeschermd door

deuren met drangers?

Bijeenkomstruimten (ruimten waar meer dan 50 personen kunnen

samenkomen) op hogere verdiepingen geven problemen: niet alleen

de brandmelding, de rookmelders, de vluchtwegmarkering en de

noodvoorzieningen voor de bijeenkomstruimte zelf moeten aan zware

eisen voldoen, ook voor de overige verdiepingen gelden nu zwaardere

veiligheidseisen.

Aan hogere gebouwen worden hogere eisen gesteld. Boven 20 meter hoogte

wordt een droge blus- of stijgleiding geëist. In bestaande kantoorgebouwen

is deze vaak al aanwezig. Grotere gebouwen beschikken vaak ook al over een

noodstroomvoorziening. Het aanleggen van dergelijke installaties is vaak erg

kostbaar.

Als de indeling van het gebouw wezenlijk verandert moet voor die delen die

wijzigen een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook als het gebruik

verandert kan dit het geval zijn. Een kunstenaar die werkt met een computer

is echter geen grote afwijking van een kantoorruimte die eerder in het gebouw

zat. Als alleen het gebruik verandert volstaat vaak een gebruiksmelding.

Om activiteiten te kunnen organiseren in een gebouw dat in afwachting van

het verlenen van alle benodigde vergunning al in gebruik genomen is kan

worden gewerkt met een evenementenvergunning. Het ontbreken of nog niet

werken van veiligheidsvoorzieningen kan, in overleg met de instanties, soms

worden opgevangen door personele inzet of door het beperken van het aantal

bezoekers.

Zeer grote brandcompartimenten zijn toegestaan indien gebruik wordt

gemaakt van een (kostbare) sprinklerinstallatie. Zie bijvoorbeeld Het Veem in

Amsterdam, waar de trappenhuizen, daglichtvides en gangen één ruimtelijk

geheel kunnen vormen door toepassing van zo’n sprinkler.

Page 27: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-25-

De beschermde vluchtroute * ligt buiten een subbrandcompartiment en biedt zo al iets meer bescherming dan de ‘gewone’ vluchtroute. De beschermde vluchtroute begint bij de uitgang van het subbrandcompartiment waarin het vluchten begint en leidt naar de uitgang van het brandcompartiment. De beschermde vluchtroute wordt voor onder meer de woonfunctie niet toegepast, hier is alleen sprake van een extra beschermde vluchtroute. De beschermde vluchtroute is in sommig opzicht te vergelijken met de rookvrije vluchtroute in de vorige editie van het Bouwbesluit uit 2003. De extra beschermde vluchtroute * is het deel van de beschermde vluchtroute dat begint bij de uitgang van het brandcompartiment; deze route ligt per definitie buiten een brandcompartiment. In het Bouwbesluit 2003 was er de brand- en rookvrije vluchtroute. De veiligheidsvluchtroute * tot slot is het deel van de extra beschermde vluchtroute dat via (en uitsluitend via) de buitenlucht leidt naar een volgende ruimte en vervolgens door die volgende ruimte leidt naar een veilige plaats. Doordat de route via de buitenlucht loopt kan er vanuit gegaan worden dat de veiligheidsvluchtroute vrij is van rook die het vluchten zou kunnen bemoeilijken.

In bestaande bouw kan de beschermde route * zowel door verkeersruimten als verblijfsruimten voeren, en dus niet (alleen) door speciaal daarvoor bedoelde verkeersruimten. De beschermde route is anders dan de ‘gewone’ vluchtroute doordat de beschermde route – net als de beschermde vluchtroute in nieuwbouw – ligt buiten het subbrandcompartiment waar de route begint. In tegenstelling tot de beschermde vluchtroute bij nieuwbouw mag de beschermde route wel door een aangrenzend subbrandcompartiment lopen. De volgende categorie vluchtroute die gehanteerd wordt voor bestaande bouw is - zoals bij nieuwbouw - de extra beschermde vluchtroute. Voor bestaande bouw wordt tenslotte gesproken over een veiligheidsroute. * Dit deel van de vluchtroute is vergelijkbaar met de veiligheidsvluchtroute in nieuwbouw, met uitzondering dat de route hier via een buitenruimte leidt naar een veilige ruimte waar je in de vluchtrichting alleen vanuit buitenruimten kunt komen.

Voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw (en dus ook voor verbouw) worden minder hoge eisen aan de veiligheid van de vluchtroutes gesteld wanneer er naast de eerste vluchtroute nog een tweede vluchtroute is. Ook de eisen die aan deze tweede vluchtroute worden gesteld worden in het volgende hoofdstuk besproken.

De eisen die van toepassing zijn op alle in de voorgaande paragrafen behandelde begrippen en categorieën worden in deel 2 nader uitgewerkt.

Page 28: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-26-

vereiste omgevingsvergunning

Je vindt een gebouw

voldoet het gebouw aan het niveau bestaande bouw voor de voorgenomen functies?

past het voorgenomen gebruik binnen het bestemmingsplan?

volstaat een omgevingsvergunning voor tijdelijk gebruik

is de benodigde verbouwing vergunningsvrij volgens het BOR, bijlage 2?

VERGUNNING VOOR TIJDELIJK STRIJDIG GEBRUIK

VERGUNNING VOOR STRIJDIG GEBRUIKbestemmingswijziging

GEEN

GEEN

volstaat een omgevingsvergunning voor tijdelijk gebruik

volstaat een omgevingsvergunning voor tijdelijk gebruik

nee

nee

nee

nee

nee

nee

nee

nee

ja

ja

ja

ja

ja

ja

ja

ja ja

nee

voldoet het gebouw aan de bouwkundige wensen van de gebruiker?

past het voorgenomen gebruik binnen het bestemmingsplan?

past het voorgenomen gebruik binnen het bestemmingsplan?

VERGUNNING VOOR BOUWEN EN STRIJDIG GEBRUIKbestemmingswijziging

VERGUNNING VOOR TIJDELIJK BOUWEN EN TIJDELIJK STRIJDIG GEBRUIK

VERGUNNING VOOR BOUWEN

VERGUNNING VOOR TIJDELIJK STRIJDIG GEBRUIK

VERGUNNING VOOR STRIJDIG GEBRUIKbestemmingswijziging

Beslisboom

Page 29: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-27-

3. Vergunningen

De bouwvoorschriften die in het Bouwbesluit zijn vastgelegd zijn altijd van toepassing, ongeacht of er in een gebouw of het gebruik daarvan iets verandert. Bij het realiseren van een broedplaats kan het aanvragen van vergunningen en/of het doen van meldingen nodig zijn. Zodra je voor een functiewijziging, dat wil zeggen een wezenlijke verandering van het gebruik van een gebouw, of voor een verbouwing een vergunning aanvraagt, wordt aan de bouwvoorschriften onder meer getoetst hoe het met de brandveiligheid van dat gebouw is gesteld. Mogelijkerwijs moeten er vervolgens aanpassingen worden gedaan om aan deze eisen te voldoen.

In beginsel is de (toekomstig) gebruiker of eigenaar zelf verantwoordelijk voor de beoordeling of en in hoeverre deze voorschriften bij het bouwen en gebruik van een bouwwerk van toepassing zijn. In geval van twijfel is het daarom verstandig om je te laten informeren door gemeente, rijksoverheid, of andere deskundigen. De overheid kan handhavend optreden als dat nodig blijkt.

3.1 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning * kan nodig zijn als je een gebouw wil gaan (ver)bouwen of het gebruik van het gebouw wil wijzigen. In de aanvraag voor een omgevingsvergunning worden de aanvraag voor onder meer een milieuvergunning, bouwvergunning, gebruiksvergunning, monumentenvergunning, kap- en reclamevergunning desgewenst in relatie tot elkaar door de gemeente behandeld. Voor sloopwerkzaamheden kan een melding nodig zijn.

De procedure voor aanvraag van een omgevingsvergunning wordt tegenwoordig omschreven in de WABO (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht), de criteria voor vergunningsvrij bouwen in bijlage II van het BOR (Besluit Omgevingsrecht).

Aanvragen voor een omgevingsvergunning worden getoetst aan onder meer het bestemmingsplan * en het Bouwbesluit. Een vergunning moet worden aangevraagd wanneer je een gebouw ingrijpender gaat veranderen en je bijvoorbeeld ingrepen doet in de brandscheidingen, de constructie of de gevels. Kleinere en interne verbouwingen zijn vaak vergunningvrij, maar moeten desalniettemin aan de eisen uit het Bouwbesluit voldoen.

Als er niet of niet wezenlijk verbouwd wordt kan het aanvragen van een omgevingsvergunning toch nodig zijn. Dit is het geval bij een geplande functiewijziging die leidt tot een gebruik dat niet past binnen het bestemmingsplan, zoals in de vorige paragraaf wordt beschreven.

BouwvergunningEen omgevingsvergunning voor het bouwen kan digitaal worden aangevraagd. De aanvraag wordt behandeld door de gemeente, in Amsterdam meestal door de stadsdelen.

Page 30: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-28-

Omgevingsvergunning Per 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) ingevoerd. Nu is het niet meer nodig om apart een milieuvergunning, bouwvergunning, sloopvergunning, gebruiksvergunning en monumentenvergunning, en bijvoorbeeld een kap- of reclamevergunning aan te vragen, maar volstaat een aanvraag van één omgevingsvergunning en/of het doen van één of meer meldingen.

BestemmingsplanHet bestemmingsplan is een stedenbouwkundig plan waarin het beoogd gebruik van terreinen en gebouwen (ook van toekomstige bebouwing) dwingend is vastgelegd. Voortzetting van het bestaand gebruik is doorgaans toegestaan, wijzigingen in gebruik die afwijken van het beoogd gebruik (= de bestemming) meestal niet. Daarvoor is een wijziging of ontheffing van het bestemmingsplan nodig.

ActiviteitenbesluitSinds 1 januari 2008 vallen de meeste bedrijven onder het Activiteitenbesluit, een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) waarbij voor een aantal veel voorkomende activiteiten algemene regels opgesteld zijn. Als je onder het Activiteitenbesluit (of een andere AMvB) valt is het aanvragen van een vergunning niet nodig, dan volstaat een melding. Op aim.vrom.nl kun je d.m.v. een vragenlijst onderzoeken of er een meldings- of vergunningsplicht geldt.

Criteria vergunningen voor bouwen Woningwet artikel 2, lid 3 en 4, geven aan dat er ook andere (dan technische) eisen gesteld kunnen worden aan het bouwen of gebruik van bouwwerken. Hiermee wordt verwezen naar voorschriften die voor procedures gelden, zoals voor het aanvragen van een omgevingsvergunning. Het moeten aanvragen van zo’n vergunning is afhankelijk van een aantal beoordelingscriteria. Een aantal van deze criteria wordt nader toegelicht, zoals hieronder.

Onderhoud Afhankelijk van de aard van onderhoudswerkzaamheden aan een bouwwerk, kan een eigenaar of gebruiker te maken krijgen met bouwregelgeving, waarbij voorschriften voor bestaande bouw of verbouw gelden. De (meest recente) publicatie “Brandveiligheid” (VROM 8160 / maart 2008, deze editie van de publicatie is nog gebaseerd op het Bouwbesluit 2003) geeft hier meer informatie over.

Voor ingrijpender onderhoudswerkzaamheden moet soms ook, bijvoorbeeld in het geval van monumenten, een vergunning voor bouwen worden aangevraagd. In de voorschriften is volgens de brochure echter: - “geen criterium opgenomen waarmee bouwwerkzaamheden, die tot het gewone onderhoud behoren, kunnen worden onderscheiden van ingrijpender onderhouds- en verbouwwerkzaamheden”, maar: - “als criterium kan evenwel worden gehanteerd of door de betreffende werkzaamheden een evidente verandering ten opzichte van de oorspronkelijke kwaliteit van het bouwwerk zal plaatsvinden”.Er wordt dus wel ruimte gelaten om bij gewoon onderhoud af te wijken van de oorspronkelijke constructie, zonder vergunningsaanvraag. De beschreven verandering wordt omschreven ten opzichte van de oorspronkelijke kwaliteit van een constructie, en niet de constructie op zichzelf.

Ongeacht of zo’n vergunning is vereist geldt voor deze werkzaamheden wel dat ze moeten voldoen aan het rechtens verkregen niveau. Wanneer het werk is op te vatten als verbouw, gelden bovendien de aanvullende voorschriften voor verbouw (zie ook paragraaf 2.1, pagina 11).

Al is gewoon onderhoud vergunningsvrij, er kan wel tegen te weinig of onjuist onderhoud handhavend worden opgetreden. Woningwet artikel 1b, lid 2 voorziet hierin. De minimumeisen waar een bouwwerk dan aan zal moeten voldoen, zijn tenminste die voor bestaande bouw in het Bouwbesluit.

Voorbeeld

Indien brandwerende deuren moeten worden opgeknapt omdat deurdrangers stuk zijn, is er sprake van bouwwerkzaamheden die tot het gewone onderhoud van een bouwwerk behoren. Deze werkzaamheden zijn niet vergunningsplichtig, maar kunnen wel worden afgedwongen door de handhaver.

Page 31: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-29-

Voor eenvoudiger aanvragen geldt een termijn van 8 weken, met een mogelijke verlenging van 6 weken, plus een beroepstermijn van 6 weken. Voor complexere aanvragen is die termijn flink langer: dan gaat het over 26 weken met maximaal 6 weken verlenging en vervolgens eventueel nog 6 weken beroep.

Gebruiksvergunning of gebruiksmelding Een vergunningaanvraag voor brandveilig gebruik is sowieso nodig bij gebruik door niet-zelfredzame personen, bijvoorbeeld als er in een gebouw een kinderdagverblijf komt (waarin er meer dan 10 kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig zullen zijn). Dit gaat dan om een vergunning voor brandveilig gebruik, ook wel een gebruiksvergunning. Wanneer niet verbouwd wordt, maar een gebouw wel voor een nieuwe functie in gebruik genomen wordt, gelden de eisen voor bestaande bouw voor de nieuwe functie als ondergrens. Het kan dan nodig zijn een gebruiksmelding te doen.

Dit is bijvoorbeeld het geval als er een openbaar toegankelijke ruimte is (zoals een theater of concertzaal) waar meer dan 50 bezoekers kunnen komen of als er meer dan 50 personen tegelijkertijd in het gehele gebouw aanwezig zullen zijn (anders dan in een groter woongebouw). Ook voor ‘kamergewijze verhuur’ van woonruimte is een gebruiksmelding verplicht. De aanvrager moet daarbij zelf verklaren dat het gebouw en het gebruik daarvan aan de brandveiligheidsvoorschriften voldoen.

MilieuvergunningOok de aanvraag van een eventueel benodigde milieuvergunning is onderdeel van de aanvraag van een omgevingsvergunning. Een milieuvergunning of een melding activiteitenbesluit * is nodig bij de oprichting of verandering van een inrichting (sic), waarbij onder een inrichting wordt verstaan: “elke door de mens bedrijfsmatige of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.”

Er wordt in de regels een onderscheid gemaakt tussen type A-, type B- en type C-inrichtingen. Type A-inrichtingen moeten wel aan de regels uit het Activiteitenbesluit voldoen, maar hoeven geen melding te doen of vergunning aan te vragen. (Vergelijkbaar is het principe dat ook wanneer geen bouwvergunning nodig is gebouwen toch moeten voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit.) Type B-inrichtingen moeten een melding activiteitenbesluit doen. Type C-inrichtingen zullen in een broedplaats zelden of nooit voorkomen.

Voor bijvoorbeeld de ingebruikname van bijvoorbeeld een enkel schildersatelier hoeft geen vergunning te worden aangevraagd of melding te worden gedaan, tenzij de hoeveelheid opgeslagen verf of terpentine of andere ‘gevaarlijke stoffen’ huishoudelijke hoeveelheden overschrijdt. Een melding is nodig als het gebruik serieuzer bedrijfsmatig is (voor bijvoorbeeld een drukkerij of een timmerwerkplaats). Bij de beoordeling wordt gekeken naar zaken als geluidsoverlast, stank, afval, gebruik van chemische en/of brandgevaarlijke stoffen of brandgevaarlijke handelingen.

Page 32: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-30-

Milieuvergunning Voor de toepassing van het Activiteitenbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen inrichtingen. Gebruikers in broedplaatsen zullen doorgaans gekenmerkt worden als type A of type B. Onder type C vallen alleen bedrijven met grote milieueffecten.

Type A

Dit zijn inrichtingen waar minder milieubelastende activiteiten worden uitgevoerd en waarvoor bij de oprichting of een wijziging geen melding hoeft te worden gedaan. Type A inrichtingen zijn bijvoorbeeld kinderdagverbijven en kantoren voor culturele of maatschappelijke organisaties. In artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit worden de criteria genoemd waardoor een inrichting als inrichting type A moet worden beschouwd. Per onderdeel van het Activiteitenbesluit wordt aangegeven of dit van toepassing is op een inrichting type A. Als sprake is van een inrichting type A is afdeling 1.2 van het Activiteitenbesluit niet van toepassing.

Type B

Het gaat hierbij om de inrichtingen die volledig onder het Activiteitenbesluit kunnen vallen, dat wil zeggen waarvoor helder is opgesomd waaraan ze w.b. veiligheid moeten voldoen. Dit zijn bijvoorbeeld bepaalde zeefdrukkerijen. Per onderdeel van het Activiteitenbesluit wordt aangegeven of dit van toepassing is op een inrichting type B.

Behalve dat de activiteit aan deze definitie moet voldoen moet de activiteit ook onder een categorie van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit vallen. Een omgevingsvergunning milieu moet worden aangevraagd als je een bedrijf type C wilt starten of als de werkzaamheden van je bedrijf veranderen (tenzij deze veranderingen in overeenstemming zijn met een al verleende vergunning). In de milieuvergunning wordt aangegeven aan welke eisen uit de Wet Milieubeheer (vroeger de Hinderwet) moet worden voldaan om toestemming te krijgen om je werk op die plek uit te voeren. Milieuvergunningen lopen in Amsterdam via de Omgevingsdienst.

De Omgevingsdienst voert alleen nog het milieutoezicht uit op de zwaardere bedrijven (milieugroepen C tot en met F), in het kader van bijzondere Algemene Maatregelen van Bestuur (bijvoorbeeld over landbouw en veeteelt, propaantanks), en de infrastructuur (rioolgemalen, elektriciteitsnetwerk). De uitvoering van het milieutoezicht op de lichtere bedrijven (milieugroepen A en B), inclusief alle restaurants, cafés, discotheken, fastfoodzaken, kinderdagverblijven en basisscholen is aan de stadsdelen overgedragen.

Page 33: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-31-

3.2 Overige vergunningen en meldingen

Daarnaast kan voor een broedplaats nog een aantal andere vergunningen nodig zijn. Deze vergunningen vallen buiten het kader van deze publicatie. Hieronder wordt in het kort genoemd wat je zoal nog tegen kunt komen.

Voor een openbaar toegankelijk feest, een bijeenkomst met publiek of een andere min of meer incidentele gebeurtenis waar veel ‘vreemde’ mensen komen is een evenementenvergunning of –melding nodig. Voor grotere evenementen moet een evenementenvergunning worden aangevraagd. In de vergunning wordt met betrekking tot brandveiligheid onder andere het vrijhouden van nooduitgangen en van een doorgang voor nood- en hulpdiensten vastgelegd. Op verzoek van het bevoegd gezeg adviseert de brandweer ook over evenementenvergunningen; bovendien controleert de brandweer voorafgaand en tijdens het evenement. De meldtermijn voor kleinschalige evenementen is doorgaans kort, zo’n 2 - 4 weken. Vergunningaanvragen voor grotere evenementen kennen langere termijnen. Een evenementenvergunning kan worden gebruikt om tijdelijk alvast toestemming te krijgen een publieksruimte te gebruiken, voorafgaand aan bijvoorbeeld het verlenen van de omgevingsvergunning.

Voor een café of een restaurant kunnen behalve de hierboven genoemde meldingen en vergunningen nog andere horecavergunningen nodig zijn: een exploitatievergunning als er eten of drank verkocht wordt dat ter plaatse wordt opgegeten of opgedronken, een drank- en horecawetvergunning wanneer alcohol geschonken wordt, en als een terras wordt ingericht ook een terrasvergunning. Ook voor de horecavergunningen bestaat de mogelijkheid ze ineens aan te vragen. Via het online formulier Horeca1 van de gemeente wordt snel duidelijk welke vergunningen nodig zijn.

3.3 Functiewijziging en bestemmingswijziging

De gebruiksfuncties van een bouwwerk omschrijven de wijze van gebruik van een bouwwerk. De bestemming daarentegen beschrijft het gebruiksdoel. Waar de eisen voor gebruiksfuncties worden gedefinieerd door het Bouwbesluit, ontbreekt een dergelijke accurate omschrijving voor de bestemmingen van een bouwwerk. Gebruiksfuncties zijn er vooral om eisen te formuleren, die samengaan met een bepaalde wijze van gebruik van een bouwwerk. Bestemmingen worden gehanteerd om stedenbouwkundige en ruimtelijke plannen op te stellen, die het beoogde gebruik van een groter gebied omschrijven.

Voor bestemmingen worden vergelijkbare termen gehanteerd als voor gebruiksfuncties. De bestemming is echter niet hetzelfde als de gebruiksfunctie, al zijn ze soms wel nauw verwant. De kantoorfunctie past binnen de bestemmingsgroep ‘kantoor,’ maar past ook heel vaak (als voorziening) bij andere bestemmingen. De gebruiksfuncties hangen niet een op een samen met de bestemmingen; ze horen thuis in verschillende wettelijke regimes.

Het voert te ver om in deze publicatie uitvoerig in te gaan op de bestemming van een bouwwerk, maar het moet toch worden genoemd, omdat je rekening dient te houden met

Page 34: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-32-

Eisen voor verbouw of tijdelijke bouw bij bestemmingswijziging van een gebouw?

Een categorie van verbouw waarover de nodige onduidelijkheid in de regelgeving blijkt te bestaan, is verbouw van een bestaand bouwwerk bij een bestemmingswijziging, waarbij vanwege de wijziging van de bestemming een tijdelijke vergunning aangevraagd moet worden. Dit kan zich voordoen bij transformatie van gebouwen tot broedplaats, die in gebieden liggen waarvoor deze nieuwe bestemming niet is voorzien.

Broedplaatsen worden zodoende nog wel eens, in eerste instantie, met een tijdelijke vergunning ontwikkeld, terwijl ze mogelijk voor een langere termijn dienst zullen doen. Het ontwikkelen van goedkope ruimte betekent immers ontwikkelen met een klein budget, waarbij zelfs de lange aanvraag-procedure (nodig voor bestemmingswijziging) een enorme hindernis kan blijken, al is het maar vanwege de huur van zo’n gebouw. Daarbij blijkt dat de komst van een broedplaats in de prakijk toch aanleiding kan zijn voor een nieuwe bestemming van het gebouw, voor langere termijn - al of niet als broedplaats.

Op grond van voorschriften voor tijdelijke bouw zouden hier aanpassingen kunnen worden gevraagd die in strijd zijn met de voorschriften voor verbouw. Gevolg daarvan is dat dit soort projecten onnodig complex kan worden, als er bij de betrokkenen geen overeenstemming bestaat over het niveau waarop verbouwd moet worden. In de eerste plaats vanwege het feit dat de eisen van tijdelijke bouw niet altijd aansluiten op de praktijk van verbouw, waar het rechtens verkregen niveau dat wel doet. Daarnaast blijkt uit het Bouwbesluit niet zomaar welke eis hier het meest toepasselijk is, waardoor de indruk kan ontstaan dat bij zo een verbouwing de eis voor tijdelijke bouw geldt. Dit kan echter niet de bedoeling zijn van de voorschriften; indien verbouwd wordt op het niveau voor permanent gebruik, volgens de eisen van verbouw, dan moet dat ook voldoen voor tijdelijk gebruik.

Het consequent volgen van de verbouwvoorschriften bij dit soort verbouwingen, als tijdelijk gebruik niet echt het eerste doel is, blijkt daarbij tot minder verwarring en complicaties aanleiding te hoeven geven. Deze zijn tenslotte afgestemd op bestaande bouwwerken.

Page 35: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-33-

het bestemmingsplan bij functiewijziging van een bouwwerk. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen omschrijft hoe bestemmingsplannen moeten worden opgesteld.

Bij uitsluitend een functiewijziging van een bouwwerk kan de gebruiker in het Bouwbesluit controleren of de beoogde nieuwe functies voldoen aan de eisen van bestaande bouw. Indien dit het geval is kunnen de functies doorgaans zonder verbouwing, en dus zonder omgevingsvergunning, gewijzigd worden. Er zal, afhankelijk van de bezetting, wel een gebruiksmelding moeten worden gedaan. Bij functiewijziging tot woonfunctie gelden daarbij aanvullende eisen met betrekking tot rookmelders.

Als de functiewijziging leidt tot een bestemmingswijziging die niet in het bestemmingsplan past kunnen de gevolgen echter veel ingrijpender zijn. Je zal een vergunning voor tijdelijke bouw moeten aanvragen - vanwege de tijdelijke bestemming - waarbij alle onduidelijkheid in de regelgeving voor lief moet worden genomen, óf in overleg moeten treden met de overheid om ze tot wijziging van het bestemmingsplan te overtuigen (bijvoorbeeld door middel van een reguliere omgevingsvergunningsaanvraag in overleg met het bevoegd gezag).

Page 36: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-34-

In dit hoofdstuk duiken we diep in de details van de regelgeving. Steeds wordt eerst genoemd hoe de voorschriften voor verbouw gepositioneerd zijn. De alinea’s waarin vervolgens de eisen worden behandeld die exclusief voor nieuwbouw of bestaande bouw gelden springen aan de rechterkant iets in.

N Eisen die alleen voor nieuwbouw gelden zijn waar mogelijk aangeduid met een N aan het begin van de alinea. Net als die N zijn ook de getalsmatige eisen voor nieuwbouw vaak in grijs afgedrukt. B Voor bestaande bouw is dat een B en zijn de getallen vetgedrukt.

Tenzij vermeld is dat in de desbetreffende alinea de eisen voor verbouw worden beschreven zijn alinea’s zonder een dergelijke markering in alle gevallen van toepassing.

woning 1=

brandcompartiment 1

woning 2=

brandcompartiment 2

Brandcompartimentering:Elke woning is een brandcompartiment

Page 37: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-35-

Deel 2. Regelgeving en praktijk In dit hoofdstuk gaan we in op de feitelijke eisen die gebruikt worden bij het toetsen of gebouwen en gebruik voldoende brandveilig zijn, zoals die in het Bouwbesluit en in de aangewezen NEN-normen zijn vastgelegd. Bovendien wordt (op de linker pagina’s) toegelicht hoe het bouwkundig mogelijk is om (op een betaalbare manier) aan deze eisen te voldoen.

We bespreken eerst de regels die bedoeld zijn om te zorgen dat een brand zich niet of niet te ver uitbreidt, zodat bij brand mensen de kans krijgen gebouwen te ontvluchten. Vervolgens gaan we in op de voorschriften voor de verschillende soorten vluchtroutes en hun inrichting. Daarna wordt toegelicht welke technische middelen ingezet kunnen of moeten worden om een brand tijdig te signaleren en mensen zo snel mogelijk te alarmeren. In de vierde paragraaf worden blusmiddelen besproken. Tot slot bespreken we welke middelen er zijn om een brand te blussen en wat je kunt doen om brand te voorkomen.

1. Brand beperken In deel 1 is toegelicht dat voor het beperken van brand grotere gebouwen opgedeeld worden in compartimenten, waarbij er eisen worden gesteld aan de mate waarin de scheidingen (muren, deuren en ramen en vloeren) van zo’n compartiment tegen vuur en rook bestand zijn. In deze paragraaf worden de voorschriften voor de verschillende soorten compartimenten toegelicht.

1.1 Brandcompartimenten

Grotere gebouwen zijn in eerste instantie opgedeeld in verschillende brandcompartimenten. Een woonfunctie (met eventuele nevenfunctie) is altijd een apart brandcompartiment, en ook: binnen een brandcompartiment waar gewoond wordt mogen geen andere functies zijn. Kantoor-, industrie- en bijeenkomstfuncties moeten dan in andere brandcompartimenten liggen (tenzij het nevenfuncties zijn).

Bijna alle besloten ruimtes in een gebouw moeten in een brandcompartiment liggen; in sommige gevallen (industriefunctie) is dit ook voor (niet besloten) buitenruimtes het geval. Dit geldt niet voor een wc of badkamer of een kleine technische ruimte. Een grotere technische ruimte of een opslag van gevaarlijke stoffen ligt juist in een apart brandcompartiment. Ook een extra beschermde vluchtroute ligt juist altijd buiten een brandcompartiment.

Page 38: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-36-

Berekening gebruiksoppervlakte

1. Bereken de totale oppervlakte van de binnen een gemeenschappelijk of niet-gemeenschappelijk deel van de gebruiksfunctie gelegen vloeren inclusief de in die vloeren aanwezige openingen en binnenwanden. Laat hierbij een incidentele uitsparing of nis met een vloeroppervlakte < 0,5 m2 buiten beschouwing.

... m22. Bereken de totale oppervlakte van de in 1 in rekening gebrachte vloeren waarboven de hoogte < 1,5 m. Een trap of hellingbaan blijft hierbij buiten beschouwing.. .. m23. Bereken de totale oppervlakte van de openingen in de vloeren voor een trapgat, liftschacht of vide, voorzover deze (per opening) > 4 m2. Geen (deel)oppervlakte van 2 in rekening brengen. ... m24. Bereken de totale vloeroppervlakte waarop bouwconstructies aanwezig zijn (kolommen en dragende wanden), voor zover de vloeroppervlakte onder een vrijstaande constructie > 0,5 m2 (vrijstaande kolommen blijven dus meestal buiten beschouwing). Geen (deel)oppervlakte van 2 in rekening brengen. ... m25. Bereken de totale horizontale oppervlakte van leidingschachten, voorzover (per leidingschacht) > 0,5 m2. Geen (deel-)oppervlakte van 2 in rekening brengen. ... m26. Tel de aftrekposten onder 2 t/m 5 bij elkaar op.

- ... m27. Trek 6 van 1 af.Gebruiksoppervlakte =

... m2

Gebruiksoppervlak (GO)Is de bruikbare vloeroppervlakte, geschikt voor het beoogde gebruik. Dit is het totale vloeroppervlak tussen de omsluitende wanden van de gebruiksfunctie minus de vaste obstakels van enige omvang, ofwel het BVO minus het oppervlak van obstakels en gaten: buiten- en binnenmuren, kolommen, leidingschachten groter dan 0,5 m2, trapgaten groter dan 4 m2. Ook worden (delen van) ruimten die lager dan 1,5 meter niet meegeteld.[bron: NEN 2580:2007 inclusief correctieblad C1:2008]

Bruto Vloeroppervlak (BVO)Wordt bepaald door de buitenafmetingen van het gebouw(deel) minus de oppervlakten van vides en schalmgaten (het gat in de vloer naast een trap) als het oppervlakte daarvan groter is dan of gelijk aan 4m2.

Netto Vloeroppervlak (NVO)Is het Bruto Vloer Oppervlak minus het grondoppervlak van buiten- en binnenmuren indien meer dan 0,5 m2 (Het grondoppervlak van een trap wordt wel meegeteld.) Ook kan de vuistregel worden gehanteerd: NVO is 90% van het BVO.

WBDBO (volgens NEN 6068) Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag

Weerstand tegen branddoorslag De mate waarin de constructie de branduitbreiding van binnenuit of buitenaf gedurende een bepaalde tijd kan tegenhouden. De vlammen mogen niet door de wand slaan; de constructie moet dus zo lang dicht blijven en overeind blijven staan als de eis voorschrijft. Ook moet de constructie niet zo heet worden dat aan de andere kant van de constructie brand ontstaat.

Weerstand tegen brandoverslag De mate waarin gedurende een bepaalde tijd kan tegenhouden dat door een constructie brand kan overslaan via de buitenlucht, dus bijvoorbeeld via naast of boven elkaar gelegen ramen.

loopafstand

gecorrigeerdeloopafstand

zelfsluitend

brandcompartiment

subbrandcompartiment

nieuwbouw: BC < 1000m2 (industrie < 2500m2)

bestaand: BC < 2000m2 (industrie < 3000m2)

verbouw: rechtens verkregen niveau

Page 39: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-37-

Omvang brandcompartimenten Voor verbouw is het rechtens verkregen niveau uitgangspunt voor de omvang van de brandcompartimenten. Zoals steeds mag dit niveau niet lager zijn dan het niveau voor bestaande bouw (van de nieuwe functie).

Een brandcompartiment mag niet groter zijn dan 1000 / 2000 m2 gebruiksoppervlak (GO)*. Voor onder meer de industriefunctie geldt een bovengrens van 2500 / 3000 m2.

Een ketelhuis of stookhok met een oppervlak groter dan 50 / 100 m2 waar zware stooktoestellen staan (kachels of CV-ketels met een totale nominale belasting van meer dan 130 / 160 kW) en een opslag van gevaarlijke stoffen moeten in een apart brandcompartiment gelegen zijn.

[bron: aangewezen NEN norm 2580]

Begrenzing brandcompartimentenDe begrenzing van een brandcompartiment moet een bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO *) bezitten. De weerstand (a) - tussen twee brandcompartimenten onderling, (b) - tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, (c) - tussen een brandcompartiment en een (niet besloten) veiligheidsvluchtroute of (d) - tussen een brandcompartiment en een liftschacht van een brandweerlift moet voor verbouw minimaal 30 minuten zijn, voor nieuwbouw / bestaande bouw 60 / 20 minuten.

Voor de WBDBO tussen een brandcompartiment en een veiligheidsvluchtroute (c) worden hierop geen uitzonderingen gemaakt en geldt deze eis altijd, voor de WBDBO van de scheidingen tussen een brandcompartiment en anderssoortige ruimtes bestaan wat uitzonderingen:

BVO

NOGO

Ruimten voor Gebouwinstallaties

Verticaal verkeersoppervlak

Parkeerruimte

VVO

NO FNO

Horizontaal verkeersoppervlak

NOFNO

Sanitaire ruimten

Bergruimte

WO

Indelingsverlies

Separatiewanden

Scheidingsconstructie tussen gebruiksfuncties

Niet toegankelijke leidingsschachten

Statische bouwdelen

Glaslijncorrectie VVO Glaslijncorrectie

Ruimten lager dan 1,5m

Bruto Vloeroppervlak (BVO)

Netto Vloeroppervlak (NVO)

Gebruiksoppervlak (GO)

Verhuurbaar Oppervlak (VVO)

Gerealiseerd Nuttig Oppervlak (NO)

Functioneel Nuttig Oppervlak (NO)

Woon-/ Werkoppervlak (WO)

Rijwielstalling, buitenberging

Tarra-oppervlakte

Page 40: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-38-

Dragende wanden

Steen, kalkzandsteen en (gas)beton zijn onbrandbaar. Dragende wanden van dit materiaal zijn voldoende brandwerend en eenvoudig te bouwen. Het bouwen met andere brandwerende constructieve materialen vereist vaak speciale kennis. Toepassing daarvan is daarom niet aan te bevelen; onderbouwing met technische data is noodzakelijk.

Niet-dragende wanden

Gasbeton en gipsblokken zijn onbrandbaar en voldoende brandwerend voor niet-dragende scheidingswanden. Dit geldt ook voor sommige typen glazen bouwstenen. Het gewicht van deze materialen kan echter soms te groot zijn om ze te kunnen gebruiken. In dat geval kan de wand worden opgebouwd uit houten stijl- en regelwerk met aan weerszijden platen, zoals gipsplaat zonder (type GKF) of met (type GKF) glasvezelwapening, gipsvezelplaat of silicaatplaat. Voor voldoende brandwerendheid bij deze wandconstructies moet op een aantal dingen gelet worden.

Houten stijl- en regelwerk moet minstens een doorsnede van 44 x 32 mm hebben. Metalen regelwerk (metal stud) zal bij brand heet worden en daardoor eerder zijn sterkte verliezen dan houten regelwerk. Voor beplating zijn de materialen en plaatdikten van de tabel hieronder geschikt; houd rekening met de tips in de kolom ‘beperkingen’. De platen moeten met schroeven (geen spijkers!) aan het regelwerk bevestigd worden, zodat ze er bij brand niet snel af vallen.

De naden tussen platen kunnen bij brand opentrekken, waardoor de brand snel door de wand heen dringt. Voorkom dit door achter de naden een extra strook plaatmateriaal aan te brengen.

Onbrandbare isolatiematerialen als glaswol of steenwol, geplaatst tussen de platen, verbeteren de brandwerendheid (en de geluidwering) van de wand. Er wordt echter vaak een bindmiddel toegevoegd om de vezels bijeen te houden. Dat bindmiddel is wel brandbaar, als vuistregel geldt: hoe stijver de plaat, des te meer bindmiddel zit erin. Ook de afwerklaag is vaak brandbaar (papier, wandbekleding, bitumen). Gebruik isolatiematerialen van minstens 30 mm dikte en bevestig ze goed aan het regelwerk, om uitzakken te voorkomen. Isolatiematerialen van kunststof (voor geluidwering) smelten of verkolen snel en dragen weinig bij aan de brandwerendheid van een lichte wand. Polystyreenschuim kan, eenmaal gesmolten, zelfs leiden tot een snelle uitbreiding van de brand. Voor gebruik van dergelijke materialen moet goed gelet worden op de toepassingsvoorwaarden en/of de technische attesten.

Brandoverslag naar een buurpand

Het uitgangspunt is het beginsel van gelijke rechten voor iedere burger. Dit beginsel leidt ertoe dat er bij het bouwen ter beperking van het gevaar van brandoverslag rekening moet worden gehouden met een spiegelsymmetrisch, maar verder identiek gebouw op een naburig perceel. Het gaat hierbij om een denkbeeldig identiek gebouw, waarvoor niet van belang is of er feitelijk een gebouw staat en zo ja, wat voor een. Voor dit denkbeeldige, identieke gebouw moet men uitgaan van een identieke gevel die op dezelfde afstand van de perceelsgrens ligt als de het te bouwen gebouw.

Page 41: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-39-

N In een woongebouw kan 30 minuten volstaan tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert (b) of - voor (a) en (d) - als aangetoond kan worden dat de vuurbelasting lager is dan 500MJ/m2 en er geen vloer van een verblijfsgebied hoger dan 7 meter boven straatniveau ligt.

N Voor de andere functies voldoet 30 minuten - als geen vloer van een gebruiksgebied hoger ligt dan 5 m boven het straatniveau, - als de besloten ruimtes op hetzelfde perceel liggen en - als het niet gaat om een brandcompartiment van een industriefunctie met een BVO van meer dan 1000 m2.

Voor de veiligheid van een brandcompartiment tegen brandoverslag naar een buurpand gelden dezelfde eisen als binnen het pand, waarbij ieder pand voor de helft van de brandwerendheid (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) moet zorgen (bij verbouw dus elk voor 15 minuten, N 30 / B 10 minuten).

Om te kunnen voldoen aan de eisen die aan een scheiding van een brandcompartiment gesteld worden en dus te voorkomen dat brand zich verspreidt moeten deuren in dergelijke scheidingen voldoende bestand zijn tegen brand en mogen ze niet open blijven staan. Deuren in wanden die een brandcompartiment begrenzen moeten daarom zelfsluitend zijn (dat wil zeggen dat ze moeten zijn voorzien van een dranger). Dit geldt niet voor deuren in een niet-gemeenschappelijke doorgang, zoals de toegangsdeur van een woning in een woongebouw of een atelier in een gebouw met ateliers.

Andere bewegende delen zijn in de scheidingen van een brandcompartiment niet toegestaan. Andere openingen in de wanden (vaste ramen en dergelijke) zijn slechts beperkt toegestaan, en dan alleen wanneer ze zo zijn uitgevoerd dat ze voldoende bestand zijn tegen brand (zie de toelichting op pagina 54), of onder voorwaarde dat er buiten het brandcompartiment in meer dan één richting gevlucht kan worden.

Productgroep beperkingen

Gipskarton 10 10 bij voorkeur met glasvezelwapening

Gipsvezelplaat 10 10

8 6

Multiplex 10 10

Spaanplaat 10 8

Meubelpaneel 10 8

2,2 2,2 2,2 4,4 Is 11

Geschikte producten voor niet dragende scheidingswand en plafond onder houten vloer (dus met brandwerendheid 20 minuten)

Scheidingswand minimum plaatdikte aan beide zijde

Plafond onder houten vloer* minimum plaatdikte

Silicaatplaat

ALLEEN soorten met hardhouten toplaag (meranti, eiken)

ALLEEN soorten met persing boven 560

ALLEEN soorten met hardplastic of hardhouten toplaag

* geldt niet voor woningscheidende vloer

Page 42: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-40-

Weerstand tegen Rookdoorgang (WTRD) WRD 30 minuten is enigszins te vergelijken met WBDBO 20 minuten De weerstand tegen branddoorslag van een subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment moet tenminste 20 minuten zijn. Dit wordt berekend met behulp van het aspect vlamdichtheid Deze eis is in de plaats gekomen van de 30 minuten Weerstand tegen Rookdoorgang (WTRD) die in het Bouwbesluit 2003 aan rookcompartimenten werd gesteld. Volgens NEN 6075 verhoudt de WBDBO zich tot de Weerstand tegen Rookdoorgang als 2:3. De Weerstand tegen Rookdoorgang is nu omgezet in 20 minuten Weerstand tegen BrandDoorslag waarbij alleen wordt uitgegaan van het aspect vlamdichtheid (E). Dit betekent dat bij subbrandcompartimenten de criteria straling (EW) en temperatuur (EI) buiten beschouwing blijven. Bij bestaande bouw mag in een aantal gevallen nog worden uitgegaan van de (verouderde) Weerstand tegen Rookdoorgang (WTRD).

Vloeren Een vloer van een verdieping kan tevens een deel van het plafond van de verdieping eronder zijn. Dat betekent dat veranderingen aan een vloer of het onderliggende plafond invloed kunnen hebben op de brandwerendheid van de afscheiding tussen de twee verdiepingen. Een houten vloer zonder plafondmateriaal weert hooguit 8 tot 12 minuten de brand, omdat er snel kieren tussen de delen ontstaan. Soms is het daarom raadzaam om een geschikte ‘compriband’ als voorzorg tussen de naden van vloerdelen aan te brengen. Houd rekening met naden en kieren bij het vernieuwen van plafonds. De daarvoor geschikte materialen staan in tabel 1. op pagina 39. In tabel 2. op pagina 78 staan bekende materialen die echter zeker niet geschikt zijn. De reden van ongeschiktheid is achter elk materiaal aangegeven.

In de meeste gevallen moet de plafondconstructie (dit is een plafond samen met de daarboven gelegen vloer) langer dan die 8 tot 12 minuten brand kunnen weren, bijvoorbeeld als het tegelijk de scheiding is met ruimten die door anderen of voor een andere functie gebruikt worden (daar waar het Bouwbesluit eisen aan de brandwerendheid van de scheidingsconstructie stelt). Mensen mogen in dat geval geen gevaar lopen als er op de verdieping onder hen brand uitbreekt. De vloerconstructie moet daarom de brand kunnen weren en begaanbaar blijven totdat de brandweer de brand heeft geblust. Zie linker kolom.

In principe ontwikkelt brand zich sneller naar boven dan naar beneden. Brandwering moet daarom aan de onderkant van een vloerpakket worden aangebracht. Isolatiematerialen als glaswol of steenwol verbeteren de brandwerendheid. Aanwezig bindmiddel of een afwerklaag is vaak brandbaar (papier, wandbekleding, bitumen). Isolatiematerialen van kunststof dragen weinig bij aan de brandwerendheid van een houten vloerconstructie. Polystyreenschuim kan, eenmaal gesmolten, zelfs leiden tot een snelle uitbreiding van de brand.

Leidingen Riolering, standleidingen en andere leidingen kunnen een lek vormen in de brandwering. Een standleiding zal bijvoorbeeld bij een brand op de begane grond smelten, waarna een gat in het plafond zal zorgen voor een gemakkelijke doorslag van brand naar de verdieping erboven. Er bestaan hier dure ‘dichtsmeltende’ producten (moffen) voor. Soms kan het ook eenvoudig door met gips de standleiding af te timmeren op alle verdiepingen zodat er als het ware een klein brandwerend compartimentje onstaat, volgens het zelfde principe als bij de stalen constructie op de volgende bladzijde.

Page 43: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-41-

1.2 Subbrandcompartimenten

Een brandcompartiment moet worden opgedeeld in een of meerdere subbrandcompartimenten. De afmetingen van een subbrandcompartiment worden begrensd door de grenzen van de gebruiksfunctie en door de maximale loopafstand van vluchtroutes (de afstand van elk punt in de ruimte tot een uitgang uit het subbrandcompartiment, zie paragraaf 2.2).

Voor verbouw zijn de regels voor nieuwbouw van toepassing, waarbij voor de hoogte van de eisen het rechtens verkregen niveau wordt gehanteerd.

N Voor de begrenzingen van een subbrandcompartiment naar andere ruimtes binnen het brandcompartiment wordt een weerstand tegen branddoorslag van 20 minuten voorgeschreven, waarbij alleen gekeken wordt naar de vlamdichtheid van de scheidingsconstructie.

B Voor bestaande bouw wordt eveneens 20 minuten voorgeschreven. Hier wordt voor de scheiding tussen een subbrandcompartiment en een andere besloten ruimte binnen het brandcompartiment niet gekeken naar de WBD(BO), maar naar de WTRD: de Weerstand tegen Rookdoorgang *.

Beschermde vluchtroutes liggen niet in (maar buiten) een subbrandcompartiment. In de paragrafen over vluchtroutes gaan we hier nader op in.

1.3 Beschermde subbrandcompartimenten

Een verblijfsgebied in een woning en een bedgebied in een kinderdagverblijf liggen in een apart beschermd subbrandcompartiment. Bij verbouw wordt ook voor de omvang en WBDBO van een beschermd subbrandcompartiment gekeken naar het rechtens verkegen niveau. Het beschermd subbrandcompartiment heeft voor de woonfunctie een maximale omvang van 500 / 1000 m2.

De WBDBO van de begrenzingen van een beschermd subbrandcompartiment is tenminste 30 / 20 minuten.

N Een beschermd subbrandcompartiment in een kinderdagverblijf mag niet groter zijn dan 200 m2. Dit beschermde subbrandcompartiment is altijd ook een afzonderlijk subbrandcompartiment. Binnen het beschermde subbrandcompartiment mogen ook andere ruimtes dan bedruimtes zijn, zoals bijvoorbeeld speelruimtes.

Page 44: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-42-

Bouwconstructie De onderdelen van een bouwwerk die bestemd zijn om belasting te dragen

Vuurbelasting De hoeveelheid warmte die vrijkomt per eenheid vloeroppervlakte bij verbranding van alle in een gebouw of een daarin gelegen ruimte aanwezige brandbare materialen

Stalen constructie

Er wordt van uit gegaan dat een stalen constructie bezwijkt na 20 minuten, tenzij in een rapport anders is aangetoond. Een stalen constructie die deel uitmaakt van de bouwconstructie van het gebouw zal moeten worden ingepakt met een brandwerend materiaal. Het goedkoopste materiaal hiervoor is gipsplaat, duurder is promatect, maar dit bespaart werk omdat slechts één laag aangebracht hoeft te worden voor een hoge brandwerendheid. Let op de naden. Zie afb. 21. Een alternatief kan zijn om een stalen constructie te coaten met een speciaal opschuimende ‘verf’. Dit wordt voor (fraaie) gietijzeren kolommen nog wel eens toegepast.

Page 45: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-43-

2. vluchten Om mensen de kans te geven een brandend gebouw te ontvluchten zijn verschillende zaken van belang. Ten eerste moet een gebouw, en moet dus de constructie en de vloeren van een gebouw, voldoende lang blijven staan om het gebouw veilig te kunnen verlaten. Ten tweede moeten de routes waarlangs gevlucht kan worden voldoende lang bruikbaar blijven, dat wil zeggen toegankelijk blijven en vrij zijn van vuur.

2.1 Brandwerendheid bouwconstructie

De brandwerendheid van de bouwconstructie * is de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken: vastgelegd is hoe lang de constructie bij brand in staat moet zijn het eigen gewicht te dragen. Door deze eis wordt veilig gesteld dat het gebouw bij brand, zonder dat er gevaar voor instorting is, lang genoeg kan worden ontvlucht en zo nodig kan worden doorzocht. De eis die hieraan gesteld wordt is afhankelijk van de functie, en op welke hoogte de hoogste verdiepingsvloer met een verblijfsgebied van die functie zich bevindt.

Voor verbouw wordt voor de minimale tijdsduur tot bezwijken het rechtens verkregen niveau aangehouden.

N Een vloer, trap of hellingbaan waarover (of waaronder) een vluchtroute voert moet bij brand in een ander subbrandcompartiment minstens 30 minuten lang bruikbaar blijven. B Vloeren, trappen en hellingbanen waarover een beschermde route voert blijven bij een brand in een ander subbrandcompartiment minimaal 20 minuten bruikbaar.

De bouwconstructie van gebouwen met een bijeenkomst-, industrie- of kantoorfunctie met een vloer hoger dan 5 meter (of met een vloer dieper dan 5 meter onder het straatniveau) moet minstens 90 / 30 minuten tegen brand bestand zijn.

Voor de bouwconstructie van gebouwen voor kinderopvang (alleen voor nieuwbouw) geldt in aanvulling hierop: - wanneer geen vloer hoger is dan 5 meter boven straatniveau moet de hoofddraagconstructie minimaal 60 minuten tegen brand bestand zijn; - bij meer dan 13 meter wordt 120 / 60 minuten als grens gehanteerd.

N Er kan een reductie toegepast worden van 30 minuten als er weinig brandbaar materiaal aanwezig is, oftewel als de vuurbelasting * kleiner is dan 500 MJ/m2 (vergelijkbaar met 26,3 kg vurenhout/m2). Dit moet door middel van berekeningen aangetoond worden.

Voor woningen gelden de volgende minimale eisen aan de sterkte bij brand: - wanneer de hoogste vloer lager is dan 7 meter: 60 minuten (geen eis voor bestaande bouw) - tussen 7 en 13 meter: 90 / 30 minuten - meer dan 13 meter: 120 / 60 minuten

Page 46: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-44-

Gecorrigeerde loopafstand Loopafstand waarbij constructieonderdelen die geen onderdeel uitmaken van de bouwconstructie buiten beschouwing worden gelaten, waarbij de loopafstand voor zover deze door een gebruiksgebied voert met 1,5 wordt vermenigvuldigd Een maximale gecorrigeerde loopafstand van 30 m betekent dat de grootste afstand, hemelsbreed gemeten door niet dragende constructieonderdelen heen, maximaal 20 meter mag zijn (deze wordt vermenigvuldigd met een factor 1,5).

Loopafstand Afstand, gemeten langs een denkbeeldige, kortst realiseerbare lijn tussen twee punten, waarover op een afstand van ten minste 0,3 m van constructieonderdelen kan worden gelopen en waarbij de loopafstand over een trap samenvalt met de klimlijn.

1 KEER

1,5 KEER

1 K

EER

1 K

EER

verblijfsgebied Averblijfsruimte A1

verblijfsruimteA2

verblijfsruimteA3

vluchtroute met bekende indeling

vluchtroute vrij indeelbare ruimte

loopafstand

gecorrigeerdeloopafstand

zelfsluitend

brandcompartiment

subbrandcompartiment

nieuwbouw (gecorrigeerde) loopafstand 30m

bestaand loopafstand:wonen 45mbijeenkomst 60mkantoor / industrie 75m

Page 47: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-45-

Ook voor woningen volstaat het, als geen vloer hoger ligt dan 7 meter en de vuurbelasting beperkt is tot minder dan 500 MJ/m2, wanneer de constructie het bij brand 30 minuten uithoudt. Bij een vloer hoger dan 7 meter mag deze reductie dus niet worden toegepast.

In de praktijk betekent dit doorgaans dat houten en stalen constructies die binnen de gestelde tijd van een half tot twee uur zouden kunnen doorbranden of bezwijken, ingepakt moeten worden met een brandwerend materiaal zoals gipsplaat, zodat het lang genoeg mogelijk blijft om het gebouw te ontvluchten.

2.2 Vluchtroutes

De basisprincipes van de verschillende soorten vluchtroutes zijn in het eerste hoofdstuk al kort aan bod geweest; we halen ze hier nog een keer terug:

De route waarlangs personen een gebouw kunnen ontvluchten heet een vluchtroute. De vluchtroute leidt van elk punt uit een voor personen bestemde ruimte over vloeren, trappen en/of hellingbanen naar een veilige plaats, al dan niet buiten het gebouw. De vluchtroute begint binnen een subbrandcompartiment. Als er buiten het subbrandcompartiment een tweede vluchtroute is, onafhankelijk van de eerste, worden aan het vervolg van de vluchtroute minder strenge eisen gesteld. Als er echter maar een vluchtroute is wordt deze buiten het subbrandcompartiment een beschermde vluchtroute: een vluchtroute die niet in een subbrandcompartiment ligt en die leidt naar de uitgang van het brandcompartiment. Een enkele vluchtroute wordt buiten het brandcompartiment een extra beschermde vluchtroute of een veiligheidsvluchtroute.

Vluchtroute binnen een subbrandcompartiment Op elk punt van een voor personen bestemde ruimte begint een vluchtroute, die, al dan niet via een buitenruimte, naar een ander brandcompartiment voert en uiteindelijk (eventueel via het aansluitende terrein) naar de openbare weg.

Voor verbouwingen is het rechtens verkregen niveau leidend.

De maximale gecorrigeerde loopafstand * tussen het punt waar zo’n route begint en ten minste één uitgang van het subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt is bij nieuwbouw maximaal 30 meter. Bij een niet verder in te delen gebruiksgebied en bij een verblijfsruimte wordt in plaats van van de gecorrigeerde loopafstand uitgegaan van een maximale (werkelijke) loopafstand die niet groter is dan de hierboven genoemde waarde van 30 meter. In woningen wordt alleen met de gecorrigeerde loopafstand rekening gehouden. Als een subbrandcompartiment meerdere uitgangen heeft moet tenminste een daarvan binnen deze maximale (gecorrigeerde) loopafstand te bereiken zijn.

Voor bestaande bouw is de maximale (werkelijke) loopafstand tot de uitgang van een subbrandcompartiment voor de industrie- en kantoorfunctie 75 m; voor de bijeenkomstfunctie 60 m en voor woonfuncties 45 m. Hier wordt de gecorrigeerde loopafstand niet toegepast.

Page 48: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-46-

150 personen 150 personen

meer dan 5m

Voor bestaande bouw is de grens 225 personen; aan de afstand tussen de uitgangenwordt geen eisen gesteld.

Dit voorschrift geldt ook voor een ruimte binnen een subbrandcompartiment waarmeer dan 150 (nieuwbouw) of 225 (bestaand) mensen aanwezig kunnen zijn.

subbrandcompartiment nieuwbouw

Page 49: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-47-

N Als bij nieuwbouw een subbrandcompartiment in een bijeenkomstfunctie (geen kinderdagverblijf) of een kantoor- of industriefunctie bedoeld is voor gebruik door meer dan 150 personen moet het subbrandcompartiment (of de ruimte daarin waarin zo een zo groot aantal mensen tegelijk aanwezig kan zijn) altijd een tweede uitgang hebben waardoor een vluchtroute loopt. De afstand tussen deze twee uitgangen is minstens 5 m. Als er minder mensen uit een subbrandcompartiment moeten vluchten volstaat één uitgang, als de daarop aansluitende route tenminste voldoet aan een aantal criteria (zie pagina 55).

B Voor bestaande bouw ligt voor de bijeenkomst-, kantoor- of industriefunctie de grens wat hoger: als een subbrandcompartiment of een ruimte daarbinnen bedoeld is voor meer dan 225 mensen moet dit compartiment of deze ruimte een tweede uitgang met een aansluitende vluchtroute hebben. Over de afstand tussen deze twee uitgangen is voor bestaande bouw niets voorgeschreven.

N Voor nieuwbouw is er daarnaast een paar uitzonderingen op deze relatief overzichtelijke regel: - voor onder meer de kantoorfunctie en de bijeenkomstfunctie wordt voorgeschreven dat de vluchtroute binnen het subbrandcompartiment maximaal 4 meter hoogteverschil mag overbruggen (dit kan naar boven of naar beneden zijn); - bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 12 m2 gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment mag voor de industrie- en kantoorfunctie gerekend worden met een maximale (gecorrigeerde) loopafstand van 45 meter; en - voor een industriefunctie waar minder dan 1 persoon per 30 m gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment gebruik van maakt geldt een waarde van ten hoogste 60 meter.

Tweede vluchtroute De eisen die aan de vluchtroutes in een gebouw gesteld worden zijn minder zwaar als er twee onafhankelijke vluchtroutes zijn: mocht een van de twee vluchtroutes onbruikbaar worden dan is de andere nog beschikbaar. Vanaf het punt waar een tweede vluchtroute begint (oftewel: van waar de tweede vluchtroute door een aparte ruimte voert) worden geen bijzondere eisen meer gesteld aan de bescherming die vluchtroutes bieden, dat wil zeggen dat er geen sprake is van (extra) beschermde (vlucht)routes of veiligheids(vlucht)routes.

Dit impliceert direct ook dat het zaak is ervoor te zorgen dat beide vluchtroutes niet vrijwel tegelijkertijd (te snel) onbruikbaar kunnen worden. Tussen twee (onafhankelijke) vluchtroutes door verschillende ruimtes zoals hierboven bedoeld moet voor nieuwbouw dan ook een WBDBO van tenminste 30 minuten worden gehaald; voor bestaande bouw volstaat hier 20 minuten.

In afwijking van bovenstaande kunnen twee ‘onafhankelijke’ vluchtroutes wel door dezelfde ruimte voeren als de vluchtroute een veiligheids(vlucht)route is: aan de veiligheids(vlucht)route worden extra strenge eisen gesteld die maken dat de route lang genoeg bruikbaar zal zijn (zie pagina 55).

Page 50: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-48-

subbrandcompartiment

vluchtroute vluchtroute

brandcompartiment 1

brandcompartiment 2

vlu

chtr

oute

Twee onafhankelijke vluchtroutes

Page 51: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-49-

N Voor nieuwbouw schrijft het Bouwbesluit met betrekking tot de tweede vluchtroute verder het volgende voor: - op bovenstaande regel bestaat een uitzondering: ook wanneer er twee onafhankelijke vluchtroutes zijn is een trappenhuis waarin een hoogteverschil van meer dan 8 m wordt overbrugd een extra beschermde vluchtroute; - een veiligheidsvluchtroute waar twee onafhankelijke vluchtroutes (gedeeltelijk) samenvallen mag voor woningen alleen door een trappenhuis voeren; - buiten het brandcompartiment waarin de tweede vluchtroute begint mogen de twee vluchtroutes niet door hetzelfde brandcompartiment leiden; - in afwijking hierop kunnen de twee vluchtroutes vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de (eerste) vluchtroute begint door een en dezelfde ruimte voeren als: (a) - deze ruimte direct aan de uitgang van het subbrandcompartiment grenst, (b) - de loopafstand in die ruimte kleiner is dan 30 m (in het geval van een besloten ruimte), (c) - de vluchtroutes in die ruimte beschermde vluchtroutes of - als buiten een brandcompartiment - extra beschermde vluchtroutes zijn en (d) - de routes in verschillende richtingen voeren.

B Voor bestaande bouw is daarnaast voorgeschreven dat: - in afwijking van de algemene regel is een trappenhuis met een hoogteverschil van meer dan 12,5 m een extra beschermde vluchtroute; - twee vluchtroutes kunnen vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de eerste vluchtroute begint wel door dezelfde ruimte voeren als: (a) - deze ruimte aan de uitgang van het subbrandcompartiment grenst, (b) - de routes naar verschillende uitgangen voeren en als de loopafstand in die ruimte kleiner is dan 30 m (in het geval van een besloten ruimte) of - als de route een beschermde route is – kleiner is dan 70 m.

Afmetingen en capaciteit van vluchtroutes Voor verbouw geldt ook voor de afmeting en capaciteit van vluchtroutes het rechtens verkregen niveau.

N Een vluchtroute heeft een vrije doorgang van minstens 0,85 m breed en 2,3 m hoog. Dit geldt niet als een vluchtroute over een trap voert.

B Voor bestaande bouw is de breedte minimaal 0,5 m en de hoogte minimaal 1,7 m.

N Als meer dan 600 m2 woonoppervlak op een trap is aangewezen moet een trap minimaal 1,2 m breed zijn.

Als een vluchtroute door een niet besloten ruimte voert moet hier voldoende capaciteit zijn voor de afvoer van warmte en rook en toevoer van verse lucht om deze ruimte voor langere tijd te gebruiken om te vluchten of om reddings- en bluswerk te verrichten.

Deuren in vluchtroutes moeten in de vluchtrichting meedraaien (open gaan) indien meer dan 37 personen (nieuwbouw; bijeenkomst-, kantoor- en industriefunctie) of meer dan 60 personen (bestaande bouw) op die uitgang zijn aangewezen. Ook voor wonen geldt

Page 52: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-50-

Nooddeur Is een deur die alleen bedoeld is om te vluchten.

Doorstroomcapaciteit Vluchtroutes moeten voldoende capaciteit hebben voor het snel en veilig kunnen vluchten. De doorstroomcapaciteit uitgedrukt in personen per meter breedte begrenst het aantal personen dat op een vluchtroute mag zijn aangewezen. Hieraan kan een tijdscriterium worden toegevoegd (aantal personen, per meter, per minuut). Een doorstroomcapaciteit van 90 personen per meter vrije breedte van een doorgang komt het meest voor. Dit betekent dat een deuropening met een vrije breedte van 0,85 m een doorstroomcapaciteit heeft van 0,85 m x 90 personen/m = 76 personen.

Doorgang Toegang, uitgang of doorlaatopening voor personen van een bouwwerk of van een gedeelte daarvan

Het Bouwbesluit spreekt van ‘doorgang’ in plaats van over ‘toegang’, ‘ingang’ of ‘uitgang’ onder andere om aan te geven dat een ‘doorgang’ vaak verschillende dingen tegelijk kan zijn, afhankelijk van de kant waarvan je de doorgang bekijkt.

Aantal personen

Bij een aanvraag om vergunning voor het bouwen wordt uitgegaan van een bezetting in mensen per vierkante meter verblijfsgebied op basis van het werkelijke geplande gebruik, die echter nooit lager mag zijn dan de volgende bezetting: Bijeenkomstfunctie minimaal 0,125 mensen per m2 verblijfsgebied (voor de bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport minimaal 0,3) Kantoorfunctie minimaal 0,05 mensen per m2 verblijfsgebied. Voor de woonfunctie en de industriefunctie is geen minimaal aantal vastgelegd. N.B. De bezettingsgraadklassen uit Bouwbesluit 2003 bestaan niet meer, er wordt nu van het aantal personen uitgegaan.

Voorbeeld Bij een kantoorfunctie met een verblijfsgebied van 100 m2 is de in eerste instantie voorgenomen bezetting vier personen. Het ten minste aan te houden aantal personen per m2 verblijfsgebied voor een kantoorfunctie is 0,05. Bij de vergunningaanvraag zal moet worden uitgegaan van ten minste vijf personen; de voorzieningen (capaciteit van vluchtwegen en dergelijke) moeten daarop zijn afgestemd.

Berekening opvang- en doorstroomcapaciteit

Het uitvoeren van dergelijke berekeningen vraagt om enige oefening en vrij veel rekenwerk, maar is te doen zonder speciale rekensoftware. Een handige rekentabel is voldoende. Voor het daadwerkelijk uitvoeren van de berekening moet wel eerst de Regelingen Bouwbesluit worden geraadleegd, de vereenvoudigde beschrijving hieronder is daar niet voor bedoeld.

Een bedreigd subbrandcompartiment moet binnen 1 minuut kunnen worden verlaten, een ruimte op dezefde verdieping -uitgezonderd een trappenhuis- binnen 3,5 minuten, of binnen 6 minuten als de WBDBO tussen het bedreigde subcompartiment en deze ruimte 30 minuten of meer bedraagt. Tenslotte moet binnen 15 tot 30 minuten het aansluitende terrein kunnen worden bereikt, afhankelijk van de mate van bescherming die de resterende vluchtroute biedt.

De doorstroomcapaciteiten voor deuren, zoals die in het bouwbesluit worden genoemd, gelden hierbij als capaciteit per minuut (dit is de capaciteit die beschreven wordt op de rechter pagina). Als loopsnelheid om de daarop volgende vloeren te overbruggen geldt in het bouwbesluit 1 m per seconde. Voor trappen geldt de doorstroomcapaciteit zoals genoemd in het bouwbesluit (45 personen per m breedte, bij een tredevlak dieper dan 0,17 m), bij een daalsnelheid van 30 seconden per verdieping. De verdiepingshoogte is daarbij niet kleiner dan 2,1 m en niet groter dan 4 m. Bij afwijkende verdiepingshoogten verwijst de regeling naar het gelijkwaardigheidsbeginsel conform Bouwbesluit art. 1.3.

De opvangcapaciteit van een vloer of hellingbaan is, afhankeijk van omstandigheden, 2 tot 4 personen per m2 en van een trap 0,5 personen per trede of 0,9 personen per meter breedte als de trap breder is dan 1,1 m met een tredvlak dieper dan 0,17 m.

‘De berekening moet herhaald (iteratief) worden uitgevoerd met tijdstappen van 30 seconden totdat alle personen het aansluitende terrein hebben bereikt. De tijdstap van 30 seconden komt praktisch overeen met de aan te houden daal- en stijgsnelheid per bouwlaag’ (uit de toelichting Regelingen Bouwbesluit).

Page 53: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-51-

dat deuren tussen een gemeenschappelijke vluchtroute en een trappenhuis niet tegen de vluchtrichting in mogen draaien. Als in nieuwbouw meer dan 100 mensen door een deur moeten kunnen vluchten moet deze deur bovendien met een lichte druk te openen zijn, dat wil zeggen dat de deur zonder bediening van een klink open moet gaan of met een panieksluiting moet zijn uitgevoerd. Automatische deuren (schuif-, draai- of klapdeuren) moeten handmatig kunnen worden geopend. Een nooddeur * mag geen schuifdeur zijn.

N Voor nieuwbouw van bijeenkomst-, kantoor- en industriefuncties worden behalve aan de inrichting ook eisen gesteld aan de doorstroomcapaciteit * van vluchtroutes. De doorstroomcapaciteit moet minstens gelijk zijn aan het aantal mensen dat op dat deel van de vluchtroute is aangewezen, en wordt als volgt berekend: - per meter breedte van een trap: (a) 45 personen bij een hoogteverschil van meer dan 1 meter (b) 90 personen bij een hoogteverschil van minder dan 1 meter, tenminste als de aantrede van de trap ten minste 0,17 m bedraagt; - per meter vrije breedte van een ruimte of van de doorgang * van een dubbele deur met een met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden: 90 personen; - per meter vrije breedte van een enkele deur met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden: 110 personen; en - per meter vrije breedte van een andere doorgang: 135 personen.

B Voor bestaande bouw is voor de capaciteit van een vluchtroute niets vastgelegd.

Behalve de vluchtcapaciteit uit het Bouwbesluit wordt ook de berekening opvang- en doorstroomcapaciteit * volgens de Regelingen Bouwbesluit als rekenmethode voor de beoordeling van de capaciteit van vluchtroutes erkend.

Bij het berekenen van de opvang- en doorstroomcapaciteit wordt gekeken naar de vluchtcapaciteit in relatie tot de tijd. Op de linker pagina vind je een beschrijving van het principe van zo’n berekening in vereenvoudigde vorm. Er gelden daarnaast echter aanvullende voorschriften, zoals bijvoorbeeld voor het verdelen van de vluchtcapaciteit van trappenhuizen over de verschillende verdiepingen die daarop zijn aangewezen.

De extra mogelijkheden van deze berekening ten opzichte van de eisen in het Bouwbesluit schuilen in de introductie van de begrippen opvangcapaciteit en tijd. Mensen die het gebouw ontvluchten mogen buiten een ruimte waar brand is enige tijd elders in het bouwwerk worden opgevangen. Als deze andere plek goed bereikbaar en tijdig te ontvluchten is kan dit bijdragen aan een grotere vluchtcapaciteit.

Page 54: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-52-

Belangrijke aanvullende eisen met betrekking tot het vluchten ten opzichte van het Bouwbesluit zijn de volgende. De opvang- en doorstroomcapaciteit moet voldoen bij brand in elk subcompartiment. Daarbij wordt er uitgegaan van 1 brandhaard, maar kunnen vluchtroutes door het compartiment uiteraard geblokkeerd raken. De resterende vluchtcapaciteit moet dan nog steeds voldoen voor alle hierop aangewezen ruimtes. De berekening moet daarom op bouwwerkniveau worden uitgevoerd, voor alle vluchtroutes en de daarop aangewezen ruimten. Bovendien moet in beginsel, naast de berekening voor het beschouwde subcompartiment, voor elke andere gedreigende situatie een aanvullende berekening gemaakt worden, ook op gebouwniveau. Dit maakt deze rekenmethode dan ook omslachtig. Door een grondige analyse van de vluchtmogelijkheden kan het aantal van dit soort sommen echter flink worden gereduceerd, tot enkele of zelfs één voor de meeste kritische situatie(s).

subbrandcompartiment

vluchtroute beschermdevluchtroutes

brandcompartiment 1

verkeersruimte

brandcompartiment 2

brandcompartiment 3

vluchtroute

vluchtroute

subbrandcompartiment

vluchtroute

beschermde(vlucht)route

brandcompartiment

verkeersruimte

extrabeschermde vluchtroute

of veiligheids(vlucht)route

Page 55: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-53-

Beschermde vluchtroutes Voor nieuwbouw worden voor een vluchtroute buiten een subbrandcompartiment drie bijzondere typen vluchtroutes onderscheiden: de beschermde vluchtroute, de extra beschermde vluchtroute en de veiligheidsvluchtroute.

Deze bijzondere soorten vluchtroutes zijn voornamelijk aan de orde als er geen tweede onafhankelijke vluchtroute bestaat en mensen die het gebouw moeten ontvluchten buiten het subbrandcompartiment op een enkele vluchtroute zijn aangewezen. Aan deze bijzondere routes worden hogere eisen gesteld dan aan een ‘gewone’ vluchtroute: de enkele vluchtroute moet immers voldoende lang bruikbaar blijven om het gebouw veilig te kunnen ontvluchten.

Om er voor te zorgen dat deze vluchtroutes veiliger zijn dan een ‘gewone’ vluchtroute mogen deze vluchtroutes alleen door verkeersruimten leiden. De gedachte hierbij is dat in een gang of trappenhuis de kans op het ontstaan van brand kleiner is. De beschermde vluchtroute ligt altijd buiten een subbrandcompartiment, waarbij de brandwerendheid van de afscheiding met aangrenzende subbrandcompartimenten aan eisen moet voldoen en de route dus lang genoeg brand- en rookvrij blijft. De extra beschermde vluchtroute en de veiligheidsvluchtroute liggen ook buiten een brandcompartiment.

Voor verbouw zijn de nieuwbouweisen van toepassing, waarbij voor de invulling van de eisen wordt gekeken naar het rechtens verkregen niveau.

N De volgende eisen omschrijven wanneer welk van deze vluchtroutes gerealiseerd moeten worden: - wanneer een hoogteverschil van meer dan 8 m overbrugd wordt is de vluchtroute door een trappenhuis altijd een extra beschermde vluchtroute. Deze eis is altijd van toepassing, ook wanneer er een tweede vluchtroute is; - voor de woonfunctie en andere functies waar geslapen wordt (o.a. kinderdagverblijf) is een enkele vluchtroute vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment direct een extra beschermde vluchtroute (de beschermde vluchtroute wordt hier niet toegepast; de uitgang van het subbrandcompartiment is hier dus ook de uitgang van het brandcompartiment); - aantal mensen dat is aangewezen op de vluchtroute; deze bepalingen gelden onder meer voor de bijeenkomst-, kantoor- en industriefunctie (maar niet voor de woonfunctie): (a) als minder dan 37 mensen op een enkele vluchtroute zijn aangewezen moet deze vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waar de route begint een beschermde vluchtroute zijn (tenzij deze direct grenst aan een buitenruimte waarvandaan het openbaar gebied bereikt kan worden); (b) wanneer meer dan 37 maar minder dan 150 mensen gebruik moeten maken van de enkele vluchtroute moet de route altijd een extra beschermde vluchtroute zijn; (c) als meer dan 150 mensen via de enkele route moeten kunnen vluchten moeten ze dat kunnen doen over een veiligheidsvluchtroute.

B Voor het beoordelen van bestaande bouw worden naast de extra beschermde vluchtroute twee andere typen vluchtroutes onderscheiden: de beschermde route en de veiligheidsroute. Hier zijn de volgende eisen en waarden van toepassing: - voor wonen is ook in bestaande bouw een enkele vluchtroute vanaf de uitgang

Page 56: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-54-

Portieketagewoning Een vluchtroute van een woning mag wel door een trappenhuis en langs een deur van een andere woning voeren als de vluchtroute wel door een trappenhuis loopt, de uitgangen van de woningen die van het trappenhuis gebruik maken direct aan het trappenhuis grenzen, er alleen woningen van het trappenhuis gebruik maken en het trappenhuis direct op straat uitkomt. Bovendien mogen er niet meer dan 6 woningen op dit trappenhuis zijn aangewezen, waarbij geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 6 m boven straatniveau of mag het totale oppervlak niet groter zijn dan 800 m2, geen van de woningen groter dan 150 m2, en geen van de vloeren hoger dan 12,5 m boven de straat. Met deze ingewikkelde uitzondering is het mogelijk gemaakt portiekwoningen te bouwen.

Deuren Gewone deuren van hardboard bezwijken al na circa 8 minuten. Maak de brandwerendheid groter door aan één zijde (waar de kans het grootst is dat een brand ontstaat) een plaat brandwerend materiaal (bijvoorbeeld silicaat plaat van Promatect) van minstens 6 mm aan te brengen, of een dikkere gipsplaat. Ook kunnen massieve houten deuren zonder ruiten gemonteerd worden of deuren met een vulling van spaanplaat of vezelplaat. Eventuele ‘bovenlichten’, dat zijn ramen boven deuren, moeten dezelfde brandwerendheid hebben als de deur. Gewoon vensterglas is niet geschikt omdat het bij brand snel breekt. Er bestaat voor dergelijke toepassingen een voorkeur voor draadglas, dat is glas waar metaaldraad in verwerkt is.

Voorbeeld alternatieve 60 minuten brandwerende deuren: - 2 platen multiplex verlijmd, minstens 36 mm dik (let erop dat de plaat niet kromtrekt en daarom niet goed sluit) - 2 oude paneeldeuren verlijmd

In de paragraaf over brandcompartimenten staat beschreven in welke gevallen een wand 30 of 60 minuten lang brand moet kunnen weren, en waar de deur die zich in deze wand bevindt dus ook aan moet voldoen. De sponningen van de ramen, deuren en kozijnen (zie tekening) moeten volgens de onderstaande tabel gedimensioneerd zijn.

25mm

sponningsdiepte

houten deurkozijn

25mm

sponningsdiepte

houten raamkozijn

Deuren en ramen in binnenwanden of vloeren.

ja + + +15mm 15mm 15mm

ja + + -25mm 20mm

ja + + -25mm 20mm

+ dat mag wel

- dat mag niet

2,2 2,2 2,2 2,2 2,2 Is 11

zelfsluitend (dranger nodig?)

kozijnen van HOUT sponningsdiepte

kozijnen van STAAL

sponningsdiepte

kozijnen van ALUMINIUM

sponningsdiepte

WBDBO 20 min (20 min brandwerend)

WBDBO 30 min (30 min brandwerend)

WBDBO 60 min (60 min brandwerend)

Page 57: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-55-

van een subbrandcompartiment minstens een beschermde route; het oppervlak is bepalend voor de aard van de route: een route die door een gemeenschappelijke verkeersruimte voert is een extra beschermde vluchtroute als er meer dan 500 m2 aan woningen op de route is aangewezen; als meer dan 1500 m2 op de route is aangewezen is sprake van een veiligheidsroute. - voor bijeenkomst-, kantoor- en industriefuncties is het aantal mensen bepalend: (a) als minder dan 60 mensen op een enkele vluchtroute zijn aangewezen is deze vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waar de route begint een beschermde route; (b) wanneer meer dan 60 maar minder dan 225 mensen gebruik moeten maken van de enkele vluchtroute is sprake van een extra beschermde vluchtroute; (c) als meer dan 225 mensen via deze enkele moeten kunnen vluchten moeten ze dat kunnen doen over een veiligheidsroute. - daarnaast is voor deze functies een enkele vluchtroute in een trappenhuis dat een hoogteverschil van meer dan 12,5 m overbrugt altijd een extra beschermde vluchtroute.

Voorschriften voor beschermde vluchtroutes Aan beschermde vluchtroutes worden extra eisen gesteld die moeten garanderen dat de beschermde routes voldoende veiligheid bieden. Dit zijn bijvoorbeeld eisen aan de lengte of inrichting van de routes.

Voor verbouw is het rechtens verkregen niveau leidend.

N Maximale lengte van de route: Een beschermde vluchtroute voor een bijeenkomst-, kantoor- en industriefunctie is vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment tot de volgende uitgang op de vluchtroute niet langer dan 30 m, tenzij de beschermde vluchtroute door een trappenhuis voert. Een extra beschermde vluchtroute mag vanaf de uitgang van het (sub)brandcompartiment tot het aansluitende terrein of tot het begin van een veiligheidsvluchtroute of van een tweede vluchtroute niet langer zijn dan: - 5m voor een kinderdagverblijf (kinderopvang met bedgebied) en - 30 m voor industrie-, kantoor- en bijeenkomstfuncties.

N Voor de woonfunctie mag een extra beschermde vluchtroute niet door een trappenhuis voeren, en mag de route niet leiden langs een toegangsdeur van een andere woning, behalve als de twee toegangsdeuren recht tegenover elkaar liggen. Hierop is een uitzondering gemaakt voor de portieketagewoning, zie de toelichting links.

N Een besloten trappenhuis met een hoogteverschil van meer dan 20 m mag in de vluchtrichting alleen toegankelijk zijn via een afzonderlijke beschermde vluchtroute met een maximale loopafstand van 2 m. Aan deze ‘sluis’ grenst geen uitgang van een woning.

De scheiding tussen de beschermde en extra beschermde (vlucht)route en de in de vluchtrichting daarop volgende besloten ruimte moet voor nieuwbouw een WBDBO

Page 58: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-56-

Weerstand tegen Rookdoorgang (WRD) WRD 30 minuten is enigszins te vergelijken met WBDBO 20 minuten

Vuurbelasting De hoeveelheid warmte die vrijkomt per eenheid vloeroppervlakte bij verbranding van alle in een gebouw of een daarin gelegen ruimte aanwezige brandbare materialen.

Noodverlichting Noodverlichting kan aangebracht worden met armaturen die op het gewone electriciteitsnet. Bij decentrale noodstroom wordt, zolang er spanning is, de accu in het armatuur opgeladen. Zodra de spanning wegvalt geeft de accu stroom en word dit gemeld door een verklikker. Veel armaturen kunnen functioneren als noodverlichting, zolang ze maar geschikt zijn om aan te sluiten op dergelijke accu’s (battery packs). De lichtbronnen van halogeenverlichting moeten echter geregeld vervangen worden, wat een reden kan zijn om LED-verlichting te overwegen.

Voor noodverlichting en vluchtwegaanduiding kan vaak hetzefde type armatuur gebruikt worden; voor de vluchtwegaanduiding kan op het armatuur dan een groene sticker met pictogram geplakt worden.

Page 59: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-57-

van ten minste 20 minuten hebben, waarbij alleen gekeken wordt naar het criterium vlamdichtheid. Voor bestaande bouw wordt gerekend met een WTRD * van 20 minuten.

N In een veiligheidsvluchtroute mag niet te veel brandbaar materiaal aanwezig zijn: de vuurbelasting * mag in deze route en de daarop direct aansluitende ruimtes (met uitzondering van de ruimtes die met een WBDBO van 30 minuten zijn afgescheiden van de veiligheidsvluchtroute) per bouwlaag niet meer zijn dan 3500 MJ. Voor woningen geldt deze maximale vuurlast voor een trappenhuis waardoor een extra beschermde vluchtroute loopt en de daar aan grenzende besloten ruimtes die niet met een WBDBO van 30 minuten van het trappenhuis zijn afgescheiden. De vuurlast van het dak op de bovenste bouwlaag waardoor geen veiligheidsvluchtroute voert mag voor deze berekening gehalveerd worden, behalve voor de portieketagewoning. B Voor bestaande bouw is de maximale vuurlast per bouwlaag 7000 MJ.

Aan de brandbaarheid en – bij eventuele brand – rookontwikkeling van de materialen die gebruikt worden voor de oppervlakken (muren, plafonds en vloeren) van ruimtes waardoor gevlucht wordt worden eisen gesteld. Deze eisen worden behandeld in paragraaf 5.2.

2.3 Noodverlichting en noodstroomvoorziening

Het Bouwbesluit stelt aan een verlichtingsinstallatie de eis dat deze zodanig is dat het bouwwerk veilig kan worden gebruikt en verlaten. De eisen waar deze verlichting aan moet voldoen staan geformuleerd in afdeling 6.2 lid 1 en 4 van het Bouwbesluit.

In het algemeen geldt dat een verblijfsruimte en een besloten ruimte waardoor een beschermde route of beschermde vluchtroute voert een verlichtingsinstallatie heeft die een op de vloer gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux (art. 6.3 lid 3). In de volgende ruimten moet er daarnaast noodverlichting aanwezig zijn:- in een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en de daarbij behorende vluchtwegen; - in een besloten ruimte waardoor een beschermde route of beschermde vluchtroute voert; en - in een liftkooi, uitsluitend bij nieuwbouw.

Noodverlichting geeft na het uitvallen van de stroomvoorziening voor electra binnen 15 seconden, gedurende ten minste 60 minuten, een op de vloer en tredevlak gemeten verlichtingssterkte van ten minste 1 lux. De electriciteitsvoorziening voor noodverlichting voldoet aan NEN 1010, indien het een laagspanningsinstallatie betreft. Hiervan is sprake bij decentrale noodverlichting op accu’s. Indien er sprake is van een centrale hoogspanningsinstallatie voor noodstroom dan is dat bijvoorbeeld een aggregaat die bij stroomuitval in werking treedt.

In aanvulling op de bovengenoemde eisen stelt het Bouwbesluit verder dat een ruimte, bestemd om te worden verduisterd tijdens het gebruik door meer dan 50 personen,

voorzieningen heeft die tijdens de verduistering een redelijke oriëntatie mogelijk maken.

Page 60: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-58-

Veilige plaats Een veilige plaats is het aansluitende terrein, vanwaar de openbare weg kan worden bereikt of een plaats die een gelijkwaardige veiligheid biedt. Voor de celfunctie wordt een uitzondering gemaakt: hier is een ander brandcompartiment een veilige plaats.

[bron: infoblad Vluchten bij brand]

Vluchtwegaanduiding

Boven deuren naar buiten wordt, volgens de Nederlandse norm (niet volgens de Europese), een groen pictogram toegepast als hieronder.

Als aanduiding van de vluchtroute wordt dit type pictogram toegepast. Als aanduiding van de vluchtroute wordt dit type pictogram toegepast.

Page 61: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-59-

2.4 Vluchtrouteaanduiding

Onderstaande eisen voor vluchtrouteaanduiding gelden voor de meeste gebruiksfuncties, maar niet voor de woonfunctie.

Een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voor meer dan 50 personen hebben een vluchtrouteaanduiding die voldoet aan pictogram- en kleurgebruik en aan de zichtbaarheidseisen (verlichting), volgens de NEN. Vluchtrouteaanduiding moet, in de regel, net als noodverlichting voorzien zijn van een voorziening voor noodstroom, die ook aan deze normen voldoet. De uitzondering op deze regel vormt een vluchtroute vanuit een ruimte waar geen noodverlichting is vereist.

De vluchtrouteaanduiding moet zijn aangebracht op duidelijk waarneembare plekken, tot aan een veilige plaats *, in de zin van het Bouwbesluit. Een duidelijk waarneembare plek voor vluchtrouteaanduiding houdt in, een leesbare plek op de route waarmee bij richtingsverandering duidelijk moet blijven wat de vluchtrichting is. Veelal kan worden volstaan met pictogrammen in de vorm van bijvoorbeeld een sticker. Ze mogen echter nooit aan het zicht worden onttrokken door zaken als gordijnen en moeten voldoende worden aangelicht. De minimale afmeting van het pictogram is 10 x 20 cm. De maximale zichtafstand is:- 100x de hoogte van het pictogram bij extern aangelichte aanduidingen- 200x de hoogte van het pictogram bij intern aangelichte aanduidingen

De juiste plek voor vluchtrouteaanduiding moet soms met zorg gekozen worden. Ook een overdaad aan vluchtrouteaanduidingen kan immers onduidelijkheid veroorzaken over de te volgen vluchtroute, doordat een aanduiding terug kan verwijzen naar het punt waar men vandaan kwam, wanneer er sprake is van meerdere vluchtmogelijkheden.

Page 62: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-60-

Signaalgevers Een ontruimingsinstallatie stuurt ten minste signaalgevers aan die waarschuwen bij brand, waarbij zo’n installatie dan moet zijn uitgevoerd met stil alarm (optische signaalgevers), luid alarm (akoestische signaalgevers) of een combinatie van beiden. Aan de gevel van een gebouw hangt dan bijvoorbeeld een zwaailicht en in het gebouw slow whoops (sirenes) met nevenindicatoren (optische signaalgever) boven de deuren van verblijfsruimtes.

Page 63: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-61-

3. Signaleren en alarmeren Behalve het gebouw en de gebruiksvoorschriften is ook installatietechniek belangrijk voor het veilig ontvluchten, en dus voor het alarmeren en bestrijden van brand. Dat technische installaties steeds belangrijker worden komt onder meer tot uitdrukking in het Bouwbesluit: de regelgeving rond brandmeldinstallaties en bijbehorende installaties is sinds 2012 in het Bouwbesluit opgenomen, waar dit voorheen in het Gebruiksbesluit was geregeld. Daarnaast wordt nu als hoofdregel uitgegaan van de enkele vluchtroute, waar men voorheen als basis altijd uitging van twee vluchtroutes. Een enkele vluchtroute is vaak juist veilig uit te voeren in combinatie met ruimtebewaking met rookmelders. Dat rookmelders kunnen worden toegepast maakt dus deel uit van de nieuwe systematiek, al heeft dat nog geen directe gevolgen voor de eisen die gesteld worden. Een tweede vluchtroute kan en moet soms nog steeds aanwezig zijn; rookmelders zijn dan vaak geen vereiste meer.

De hier beschreven voorschriften staan samen met de eisen voor overige installaties in hoofdstuk 6 van het Bouwbesluit. Alle voorschriften in dit hoofdstuk gelden voor zowel nieuw te bouwen als voor bestaande bouwwerken, tenzij een uitzondering hierop wordt vermeld.

3.1 Brandmeldinstallatie (BMI) en ontruimingsinstallatie

In bepaalde gevallen moet een gebouw - of moeten gebruiksfuncties binnen een gebouw - voorzieningen hebben voor het melden van brand, zodat aanwezigen in het gebouw en eventueel ook de brandweer zo snel mogelijk gealarmeerd kunnen worden.

Een ruimte waarvoor een BMI wordt voorgeschreven moet ook altijd zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie, dat deel van de BMI dat zorgt voor het ontruimingsalarm: de brand moet niet alleen gesignaleerd worden, maar de in het gebouw aanwezigen moeten vervolgens ook op de hoogte gebracht worden van de brand. Een BMI bestaat ten minste uit handmelders en een ontruimingsalarminstallatie met signaalgevers *. De ontruimingsalarminstallatie is niet het deel van de BMI dat zorgt voor de brandmelding (zoals de rookmelders) of voor de doormelding naar de hulpdiensten.

De eisen die worden gesteld aan een BMI worden bepaald door drie factoren: - de hoogte van de hoogste verdiepingsvloer; - het gezamenlijke gebruiksoppervlak van de ‘gebruiksfuncties van dezelfde soort’; en - de aard van de gebruiksfunctie. Alle ruimtes met dezelfde gebruiksfunctie, voor zover die gebruiksfuncties op dezelfde vluchtroute zijn aangewezen, moeten hierbij samen worden beschouwd als één geheel. Als meetniveau van de hoogste vloer geldt het niveau van de hoogste vloer waarop zich een verblijfsruimte bevindt, ten opzichte van ‘de hoogte van het aansluitende terrein, gemeten ter plaatse van de toegang van het gebouw’. Zie het schema op de volgende rechter pagina voor een overzicht van toe te passen brandmeldinstallaties.

Page 64: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-62-

Toelichting bij het schema

Bovenaan worden per kolom de criteria voor verschillende types brandmeldinstallatie onderscheiden, van eenvoudig tot uitgebreid. Per kolom wordt dan in de tabel drie criteria genoemd die de grenswaarden voor elk type BMI bepalen. Dit zijn achtereenvolgens: - de gebruiksfunctie - de hoogte van de hoogste vloer - het totale gebruiksoppervlak

Soms wordt daarbij uitsluitend een minimum hoogte of oppervlak gegeven, in andere gevallen een hoogte in samenhang met oppervlakte. Hebben de gebruiksfuncties van dezelfde soort een vloerhoogte en oppervlakte groter dan genoemd, dan geldt tenminste dat de daarbij omschreven BMI moet worden toegepast. Is de hoogte kleiner dan genoemd, maar het oppervlak groter, dan kan het toch zijn dat deze beide boven de minimumwaarden op de volgende regel van de tabel blijven. Zijn de waarden hoger dan de hoogste in de eerste tabel, dan moeten ook de kolommen in de volgende tabel gecontroleerd worden. Zo kan met doorlopen van de tabellen worden vastgesteld of en tot welk niveau een BMI moet worden toegepast. Na vaststelling welk type BMI is vereist, kan worden afgelezen of deze gecertificeerd moet zijn, en of er moet worden doorgemeld.

Aandachtpunten bij het aanbrengen van een BMI

De installatie moet voorzien zijn van noodstroom, dit kan door accu’s zoals bij noodverlichting. De stroomvoorziening moet echter op een apart electriciteitscircuit worden aangesloten. Gezien de complexiteit van dergelijke installaties wordt geadviseerd hiervoor met deskundigen een plan te maken.

Beroepbaar Wanneer een gebouw beroepbaar is, dat wil zeggen dat iemand met stemverheffing alle aanwezigen kan waarschuwen, dan zal een BMI op grond van gelijkwaardigheid mogelijk niet nodig geacht worden.

Niet-automatische bewaking (Toelichting Bouwbesluit)Brandmeldinstallatie met alleen handbrandmelders

Gedeeltelijke bewaking (Toelichting Bouwbesluit) Brandmeldinstallatie met handbrandmelders en (in verkeersruimten en de ruimten met een verhoogd brandrisico – als bedoeld in NEN 2535, zoals opslag en archiefruimten groter dan 2 m2, werkplaatsen, keukens en stallingsruimten) automatische brandmelders

Volledige bewaking (Toelichting Bouwbesluit)Brandmeldinstallatie met handbrandmelders en (in nagenoeg alle ruimten) automatische brandmelders.

GecertificeerdAls een BMI moet worden gecertificeerd, dan is dat met een inspectiecertificaat van het CVV.

DoormeldingIndien doormelding wordt vereist dan houdt dit in dat de BMI bij brand een melding doet naar een meldkamer, zoals het RAC (regionale alarmcentrale). Een BMI met doormelding is vooral nodig wanneer aanvullende ondersteuning van de brandweer noodzakelijk is om personen te redden als gebouwgebonden hulpmiddelen falen, zoals bijvoorbeeld kan voorkomen bij ziekenhuizen.

Page 65: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-63-

geen

doo

rmel

ding

1 di

t is

de

hoog

te v

an d

e ho

ogst

e vl

oer

van

een

verb

lijfs

ruim

te v

an d

e ge

brui

ksfu

nctie

2 di

t is

het

tot

ale

oppe

rvla

kte

aan

gebr

uiks

func

ties

van

deze

lfde

soor

t, vo

or z

over

aan

gew

ezen

op

deze

lfde

vluc

htw

eg3 an

dere

bije

enko

mst

func

tie b

etre

ft h

ier

alle

bije

enko

mst

func

ties,

uitg

ezon

derd

de

bije

enko

mst

func

tie v

oor

het

aans

chou

wen

van

spo

rt

en

het

kind

erda

gver

blijf

voo

r ki

nder

en jo

nger

dan

4 ja

ar4 ee

n ge

cert

ifice

erde

BM

I hee

ft e

en i

nspe

ctie

cert

ifica

at c

onfo

rm B

ouw

besl

uit

artik

el 6

.20

lid 6

type

BM

I voo

r in

dust

riefu

nctie

, ka

ntoo

rfun

ctie

, an

dere

bije

enko

mst

func

tie e

n ki

nder

dagv

erbl

ijf v

oor

kind

eren

jong

er d

an 4

jaar

niet

-aut

omat

isch

ebr

andm

eldi

nsta

llatie

ande

rebi

jeen

kom

st3

kant

oor

indu

strie

-50

0-10

00

->

500

> 75

0>

1500

->

750

> 15

00>

2500

hand

mel

ders

bran

dmel

dins

talla

tie m

etge

deel

telij

ke b

ewak

ing

ande

rebi

jeen

kom

st3

kant

oor

5-50 - > 50

-10

00-5

000

-

hand

mel

ders

rook

mel

der

in v

erke

ers-

en r

isic

orui

mte

n

gece

rtifi

ceer

d4

ande

rebi

jeen

kom

st3

> 50 -

->

5000

bran

dmel

dins

talla

tie m

etvo

lledi

g au

tom

atis

che

bew

akin

g

kind

erop

vang

vo

or k

inde

ren

jong

er d

an 4

jr.

->

200

door

mel

ding

kind

erop

vang

vo

or k

inde

ren

jong

er d

an 4

jr.

> 1,

5-

functie

fun

ctie

1,5-

5-

20-5

04,

1-50

1,5-

50 -

> 20

> 4,

1>

1,5

-

oppervlakte2

in meters

hoogste vloer1in meters

hand

mel

ders

rook

mel

ders

in a

lle r

uim

ten

functie

oppervlakte2

in meters

hoogste vloer1in meters

functie

oppervlakte2

in meters

hoogste vloer1in meters

functie

oppervlakte2

in meters

hoogste vloer1in meters

functie

oppervlakte2

in meters

hoogste vloer1in meters

gece

rtifi

ceer

d4ge

cert

ifice

erd4

Page 66: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-64-

Gebruiksgebied Gebied bestemd voor het kenmerkende gebruik van een gebruiksfunctie. Ruimtes zoals wc’s, badkamers, technische ruimtes en gangen/trappen/portalen liggen buiten het gebruiksgebied.

Ruimtebewaking (Toelichting Bouwbesluit)Brandmeldinstallatie waarbij alleen in een bepaalde ruimte of ruimten automatische brandmelders zijn aangebracht. Een dergelijke vorm van bewaking is vereist indien een alarmering van aanwezige personen wordt verlangd in verband met beperkte vluchtmogelijkheden (bijvoorbeeld als er niet meer dan één vluchtroute is).

RookdetectieVoor rookdetectie zijn verschilende type rookmelders beschikbaar, al naar gelang de situatie vereist. In woon- en kantoorgebouwen worden veelal optische rookmelders toegepast, zoals bijvoorbeeld een niet-ionische brandmelder; in een keuken is een warmtedetector eerder toepasselijk, omdat optische melders ook stoom kunnen detecteren. In aanvulling op rookdetectie kan het ook van belang zijn om CO2 melders toe te passen, zoals bijvoorbeeld in stookruimten. Verplichte rookmelders dienen op het lichtnet te zijn aangesloten en worden zowel op zichzelf staand als gekoppeld aan de BMI toegepast, afhankelijk van de bewakingseis.

In de toelichting op het Bouwbesluit staat het volgende: ‘Bij brandmeldinstallaties kan de gelijkwaardigheid een belangrijke rol spelen. Bij overschrijding van de in de tabel opgenomen grenswaarden is een brandmeldinstallatie in beginsel verplicht. Soms kan een gebouw zo overzichtelijk zijn en zulke goede vluchtmogelijkheden hebben, al dan niet met behulp van een goede ontruimingsorganisatie, dat het beoogde veiligheidsniveau ook met een minder zware installatie of zelfs zonder installatie is gewaarborgd. In een dergelijk geval kan een beroep op gelijkwaardigheid worden gedaan.’

Page 67: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-65-

Na het vaststellen van de gebruiksfunctie, die de vergunningsaanvrager zelf dient te bepalen, kan hiermee beoordeeld worden aan welke eisen de BMI moet voldoen. Het is om die reden ook noodzaak om voorafgaand aan het toewijzen van de gebruiksfuncties een kritisch oordeel te vellen over de vluchtmogelijkheden en de hoogte ten opzichte van de straat van het betreffende gebruiksgebied *.

Voor publieksfuncties (bijeenkomstfunctie) in een ateliergebouw met een gebruiksoppervlak van 500 m2 tot 1000 m2 en lager gelegen dan 5 m ten opzichte van het meetniveau, is een niet-automatische bewaking * vereist. Zijn deze functies samen 1000 m2 tot 5000 m2 of gelegen tussen 5 m en 50 m hoogte, dan is gedeeltelijke bewaking * vereist, door een BMI die is gecertificeerd *. Wanneer een vloer hoger ligt dan 50m of het gebruiksoppervlak groter is dan 5000m2 is volledig automatische bewaking * verplicht.

Voor kinderdagverblijven gelden aparte regels: bij meer dan 200 m2 is volledig automatische bewaking, zonder certificaat, verplicht. Bij een meetniveau boven 1,5 m wordt bovendien voorgeschreven dat deze is gecertificeerd en voorziet in doormelding *.

Belangrijk bij de keus van de gebruiksfunctie, is dus de vraag in hoeverre deze functie toegankelijk zal zijn voor publiek, waarvan niet verondersteld kan worden dat ze met het gebouw bekend is. Als ze vooral daarvoor zijn bedoeld dan kunnen ruimten (of gebieden) vaak het best worden omschreven als bijeenkomstfuctie. Dit is bijvoorbeeld niet nodig als in een lesruimte incidentele optredens bij een kunstopleiding worden gegeven.

Het brandcompartiment waar binnen een gebruiksfunctie zich bevindt moet voorzien zijn van ‘een brandmeldinstallatie met een zelfde omvang van de bewaking en doormelding als die gebruiksfunctie (Bouwbesluit artikel 6.20 lid 2). Voor een woonfunctie geldt hierop een uitzondering.

Een aanvullende eis met betrekking tot het gebruik van rookmelders is dat ruimtes in een aantal situaties moeten zijn voorzien van ruimtebewaking * wanneer er sprake is van een enkele vluchtroute. Daarbij geldt dat indien er vanuit de uitgang van een verblijfsruimte slechts in één richting kan worden gevlucht, de ruimtes waardoor wordt gevlucht alsmede de verblijfsruimten die daarop uit komen, voorzien moeten zijn van ruimtebewaking. Dit geldt in de volgende gevallen:- de loopafstand vanaf de verblijfsruimte tot het punt van waaruit in meerdere richtingen kan worden gevlucht is langer dan 10 meter; of - de totale vloeroppervlakte van de ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert, samen met de daarop aangewezen verblijfsruimten, is groter dan 200m2; of- er meer dan 2 verblijfsruimten aan de enkele vluchtroute liggen. De van rookdetectie * afhankelijke ruimten (de ‘doodlopende einden’) moeten dan doorgaans ook voorzien zijn van een ontruimingsalarminstallatie. (voor de woonfunctie gelden andere eisen.)

In sommige gevallen volstaat het als de BMI handmatig in werking wordt gesteld door een handmelder. Deze handmelder moet op een - vanaf de vluchtroute - in het oog springende lokatie opgehangen worden, bij voorkeur in de buurt van de brandslanghaspels. Waar al aanwezige haspels op een minder zichtbare plaats of buiten de vluchtroute hangen verdient het de voorkeur om de handmelder op te hangen waar deze goed zichtbaar is vanaf zowel de vluchtroute als de haspel.

Page 68: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-66-

Page 69: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-67-

3.2 Ontruimingsplan

Waar een BMI wordt voorgeschreven is ook een ontruimingsplan vereist. In het Bouwbesluit wordt niet direct nadere eisen aan dit ontruimingsplan gesteld, maar de eisen voor de vluchtroutes, de vluchtcapaciteit van deze routes, de vluchtrouteaanduiding en de brandmelders vormen in weze de grondslag van het ontruimingsplan.

Doel van een ontruimingsplan is dat de gebruikers van het gebouw weten wat zij bij een brandmelding moeten doen, zodat de risico’s bij brand zo veel mogelijk worden beperkt. Om die reden kan het wenselijk zijn om in grotere gebouwen, of gebouwen met een publieksfunctie, als onderdeel van het ontruimingsplan, ontruimingsplattegronden op te hangen. Ontruimingsplattegronden dienen dan te worden opgehangen op in het oog springende en bij voorkeur uitgenodigde lokaties, zodat men de tijd kan nemen om deze ongehinderd te bestuderen. Een voor de hand liggende plek is in het zicht van een handmelder.

3.3 Overige installaties

Een BMI dient ook voor het aansturen van andere voorzieningen die t.b.v. de brandveiligheid kunnen worden aangebracht. Hierbij moet gedacht worden aan de volgende zaken:- kleefmagneten; van toepassing op brandwerende deuren die in het dagelijks gebruik open staan; bij brandmelding worden deze uitgeschakeld en worden de deuren zelfsluitend; - deurontgrendelaars; van toepassing op deuren in de vluchtroute die in het dagelijks gebruik afgesloten zijn; bij een brandmelding ontgrendelt dit sluitwerk, zodat er door deze deur gevlucht kan worden; - brandkleppen in kanalen tussen brandcompartimenten en - in sommige gevallen de ontgrendeling van de brandweeringang.

Page 70: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-68-

Functiegebied Gebied binnen een gebruiksgebied niet bedoeld voor het verblijven van personen (of, nauwkeuriger omschreven, waarin ‘het verblijven van mensen geen rol van betekenis speelt’).

Gebruiksgebied Gebied bestemd voor het kenmerkende gebruik van een gebruiksfunctie. Ruimtes zoals wc’s, badkamers, technische ruimtes en gangen/trappen/portalen liggen buiten het gebruiksgebied.

Blusmiddelen Niet ieder blusmiddel is geschikt voor het blussen van elk type brand. Het blussen met water kan een brand soms alleen maar erger maken. In sommige gevallen is het zelfs levensgevaarlijk. Daarom is hier een beperkt overzicht van welk blusmiddel het beste gebruikt kan worden voor de verschillende oorzaken van brand (die ingedeeld zijn in zgn. brandklassen).

1. Water

Water is geschikt voor de meest voorkomende branden. De werking berust op afkoelen. Afkoelen kost enige tijd. Gebruik altijd een nevel of een sproeistraal. Een harde ononderbroken straal zorgt voor onnodige blusschade! Water mag nooit gebruikt worden voor het blussen van:Elektrische apparatuur, tenzij de spanning is uitgeschakeld. Daarmee zet je immers jezelf onder stroom.Olie of vet; de brandende vloeistof zal uiteen spatten tot een enorme steekvlam. Bij vlam in de pan: afsluiten met goed passend deksel of branddeken, die van je af op de pan geschoven wordt.Metalen (brandklasse D) en andere stoffen die met water reageren zoals natrium en carbid.

2. Zand

Zand kan in veel gevallen gebruikt worden. Bovendien is het goedkoop. Zand sluit de brand af van de lucht en dus ook van de zuurstof. Het is niet geschikt voor branden van apparatuur die onder spanning staat.

3. Poeder

Poeder is een universele blusstof met een groot blusvermogen. De werking berust op vlamafbreking. Er zijn twee soorten poeder: ABC-poeder en BC-poeder. Het poeder is niet geleidend en is daarom ook geschikt voor het blussen van branden in of nabij apparatuur die onder spanning staat. Poeder irriteert de huid, open wonden, ogen en slijmvliezen. Het veroorzaakt blusschade, onder meer in de vorm van een witte (vettige) neerslag. Voor het schoonmaken van spullen met blusschade zijn er gespecialiseerde bedrijven (de kosten worden doorgaans door de brandverzekering vergoed).

4. Kooldioxyde (CO2)

Kooldioxyde of 'koolzuur' is een gas dat tot vloeistof is samengeperst, verpakt in een stalen cilinder. De bluswerking berust op het verdringen van de lucht (zuurstof), zodat de brand verstikt; dit stadium wordt bereikt als het percentage zuurstof in de lucht in de buurt van de vlam gedaald is tot 12%. Maar dit is ook gevaarlijk voor de mens! Het is wel geschikt voor branden waarbij elektriciteit in het geding is.

5. Schuim

Schuim is een combinatie van drie producten: water, schuimvormend middel en lucht. Het schuim vormt een schuimfilm en sluit daarmee de luchttoevoer af. Het geeft weinig blusschade. Vanwege het grote aandeel water is schuim niet geschikt voor branden waarbij elektriciteit een rol speelt.

Page 71: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-69-

4. BlussenIn afdeling 6.7 van het Bouwbesluit worden voorschriften gegeven voor blusmiddelen. Deze zijn niet allemaal van toepassing op zowel nieuwbouw, verbouw als bestaande bouw. Uit de titel of de indeling van de afdeling is niet duidelijk wanneer de voorschriften gelden; dit is alleen af te leiden uit de inleidende zin van elk artikel: soms is een voorschrift gegeven voor ‘een te bouwen gebruiksfunctie’, in andere voorschriften geldt de eis voor een ‘gebouw’. Hierdoor volstaan in sommige situaties blustoestellen, en is het niet nodig brandslanghaspels te plaatsen.

Blusvoorzieningen moeten altijd duidelijk zichtbaar worden aangebracht. Ze moeten voorzien zijn van een pictogram (als bedoeld in NEN 3011) waardoor ze eenvoudig herkenbaar zijn.

4.1 Brandslanghaspels

Voor een te bouwen gebruiksfunctie is het toepassen van brandslanghaspels een vereiste. Voor een bestaand bouwwerk geldt dit voorschrift dus niet; als er in een bestaand gebouw al haspels aanwezig zijn moeten deze wel aan de voorschriften voldoen. De eis is verder afhankelijk van de gebruiksfunctie. Voor de bijeenkomstfunctie voor kinderopvang zijn ze verplicht.

Voor een aantal andere functies is de eis voor haspels daarnaast afhankelijk van de totale gebruiksoppervlakte aan gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw: - voor een andere bijeenkomstfunctie (dan kinderopvang) en voor de kantoorfunctie geldt dit bij meer dan 500m2; - voor een andere industriefunctie dan lichte industrie geldt dit bij meer dan 1.000m2.

Een brandslanghaspel is niet langer dan 30 meter. Het volledige vloeroppervlak van de gebruiksfunctie moet worden gedekt door deze brandblusmiddelen. Dit wordt verwezenlijkt door wat de gecorrigeerde loopafstand wordt genoemd. Hierbij gelden twee vuistregels, vergelijkbaar met de gecorrigeerde vluchtafstand van vluchtroutes: - de loopafstand is de lengte van de haspel + 5 meter, een enkele uitzondering daargelaten; - in nader in te delen gebruiksgebied moet de afstand tot een punt met 1,5 worden vermenigvuldigd om tot de gecorrigeerde loopafstand te komen.

Bovenstaand voorschrift geldt niet voor een buiten een functiegebied gelegen vloer die uitsluitend door een buitenruimte wordt bereikt (art. 6.28 lid 3). Dit is dus een vloer die geen deel uitmaakt van een functiegebied *, maar wel het gebruiksgebied * van de functie. Voorbeelden van ruimten die buiten een functiegebied van de gebruiksfunctie vallen, zijn een gemeenschappelijke verkeersruimte of een technische ruimte.

Of haspels nu verplicht zijn of niet, bij toepassing ervan gelden eisen wat betreft: - voldoende waterdruk bij gelijktijdig gebruik van 2 haspels; - de onderhoudsplicht; en - een verbod om ze op te hangen in een ruimte met een trap waarover een beschermde

Page 72: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-70-

Page 73: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-71-

vluchtroute voert, dit in verband met het risico dat er vanuit die ruimte een bluspoging wordt gepleegd in een aangrenzende ruimte waardoor de vluchtroute onbruikbaar wordt door bijvoorbeeld uitslaande brand.

4.2 Brandblustoestellen

Voor een (bestaand) gebouw geldt dat het, voorzover het niet voldoet aan de eisen met betrekking tot haspels, voorzien moeten zijn van blustoestellen. Daarnaast omschrijft de toelichting op het Bouwbesluit nog een omstandigheid dat men blustoestellen moet toepassen: ‘Andere blusmiddelen kunnen nodig zijn als er als gevolg van het gebruik van een gebouw een situatie kan ontstaan waarbij water als blusmiddel ontoereikend of gevaarlijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een kans op een vloeistofbrand of bij hoge elektrische spanningen’. Op de linker pagina staat ter toelichting een aantal soorten blusmiddelen omschreven die voor verschillende brandklassen geschikt zijn.

4.3 Automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem

Automatische brandblusinstallaties zijn bijvoorbeeld sprinkler-installaties. Dit soort systemen kan onder voorwaarden worden toegepast om te komen tot een gelijkwaardige oplossing wanneer bijvoorbeeld grotere brandcompartimenten of langere vluchtwegen gerealiseerd worden dan de bijbehorende grenswaarden die in het Bouwbesluit staan omschreven. Een rookbeheersingssysteem verdrijft daarbij rook, zodat een vluchtweg langer bruikbaar kan blijven. Voor al dit soort voorzieningen is een geldig inspectiecertificaat van het CVV vereist.

4.4 Voorzieningen voor de brandweer

Bluswatervoorziening Een bouwwerk moet een naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende bluswatervoorziening hebben. De toelichting op het Bouwbesluit noemt als voorbeelden: ‘een brandkraan of andere aansluiting op het drinkwater of ander leidingnet voor bluswater, een watervoorraad, zoals een reservoir, een bassin, een blusvijver, een waterput of een bron (grondwater) of oppervlaktewater zoals een meer, de zee, een sloot, of een kanaal’.

Droge blusleidingIn een gebouw met een vloer van een verblijfsgebied hoger dan 20 meter moet een droge blusleiding aanwezig zijn. Daarnaast kan door ministeriële regelingen geëist worden dat er in andere situaties een droge blusleiding moet zijn. Een droge blusleiding is een blusleiding die de brandweer kan koppelen aan een mobiele bluswatervoorziening, zoals een pomp of bluswagen. Een brandslangaansluitpunt van een droge blusleiding ligt niet verder dan:

N 60 meter van een punt in een gebruiksgebied B 110 meter van een punt in een gebruiksgebied

Page 74: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-72-

Brandweerlift (Toelichting Bouwbesluit)Een brandweerlift is in de meeste gevallen een normale personenlift die in geval van brand door de brandweer wordt gebruikt voor het transport van blus- en reddingsmateriaal.

Page 75: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-73-

Brandweerlift In een te bouwen gebouw waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 20 meter boven het meetniveau moet een brandweerlift *aanwezig zijn. Als in een bestaand gebouw geen brandweerlift zit hoeft deze ook niet te worden aangebracht; als de lift er echter wel is moet deze aan de eisen voldoen. Voor de brandweerlift geldt verder het volgende: - de weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag naar de schacht van een brandweerlift is ten minste 60 minuten; - de toevoer van verse lucht naar een liftschacht voor een brandweerlift en de afvoer van binnenlucht, vindt rechtstreeks van c.q. naar buiten plaats, of via de liftmachineruimte; - de lifttoegang is op elke verdieping bereikbaar via een extra beschermde vluchtroute; dit houdt in brandwerende lobby’s voor de lift; en - de loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en ten minste een lifttoegang van een brandweerlift is bij nieuwbouw niet groter dan 120 m, bij verbouw geldt hiervoor het rechtens verkregen niveau.

Page 76: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-74-

Open verbrandingstoestel Een ketel of een geiser waarvan de waakvlam (en verbranding) niet is afgesloten door een glazen plaatje.

Bijdrage tot brandvoortplanting

Om te voorkomen dat een beginnende brand zich snel uitbreidt langs het oppervlak van constructieonderdelen, en door rookontwikkeling het zicht snel wordt beperkt waardoor het vluchten moeilijker wordt, moet het groeien van een brand, ofwel bijdrage tot brandvoortplanting, van een constructieonderdeel beperkt worden. De combinatie van bouwmaterialen moet ooit aan een test zijn onderworpen waarna de bijdrage tot brandvoortplanting is vastgesteld.

De mate waarin de verschillende materialen bijdragen tot brandvoortplanting wordt sinds 1 maart 2003 uitgedrukt in 7 Euro-brandklassen: A1, A2, B, C, D, E en F. Materialen van klasse A1 zijn het meest brandveilig (waar het gaat om brandvoortplanting, er zijn meer eigenschappen die een rol spelen), die van klasse F het minst (producten in klasse F zijn niet getest of kwamen zelfs niet door een test heen waardoor ze als E geclassificeerd konden worden). Producten in klasse A1 leveren geen enkele bijdrage aan brand, voorbeelden van zulke onbrandbare bouwmaterialen zijn beton en staal.

Bij vloeren staat achter elke klasse ‘fl’ (voor ‘floor’).

Transponeringstabel voor de eisen uit het bouwbesluit

Nederlandse brand- en rookklassen

NEN 1775 NEN 6065 NEN 6066* NEN-EN 13501-1

Rookklasse Rookklasse

A1 of A1fl

T1 Max. 10m-1 S1fl

T2 Max. 10m-1 S1fl

T3 Max. 10m-1 S1fl

1 – B

2 – B

andere toepassingen

1 Max. 10m-1 B S2

2 Max. 10m-1 B S2

3 Max. 10m-1 C S2

4 Max. 10m-1 D S2

* Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmateriaal (combinaties).

** Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen.

Euroklassen

Brandklasse (bijdrage tot brandvoortplanting)

Brandklasse (materiaalgedrag bij brand)

Beloopbaar vlak (vloer, trap, hellingbaan)

Niet-beloopbaar (wand, plafond)

Onbrandbaar (nu volgens NEN 6064**)

Cfl

Cfl

Dfl

Niet-besloten vluchtroue

Page 77: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-75-

5. Brand voorkomen Beter nog dan om een brand te blussen, te beperken of mensen tijdig te alarmeren zodat ze kunnen vluchten is het natuurlijk om er voor te zorgen dat er helemaal geen brand ontstaat.

Het voorkomen van brand begint met veilig gebruik en beheer, door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat: - electra degelijk is aangelegd, ook binnen verhuurde ruimtes waar mensen dit misschien zelf (laten) doen; - verlengsnoeren helemaal zijn uitgerold en niet eindeloos zijn doorgekoppeld; - gasgestookte apparaten regelmatig worden schoongemaakt en gecontroleerd; en - voorzichtig wordt omgesprongen met kaarsen en open vuur.

Hieronder lichten we er twee punten uit waarop al in een eerder stadium, tijdens de aanleg of (ver)bouw, de kans op brand kan worden verkleind.

5.1 Kachels, open haarden, ketels en geisers

Afvoerkanalen voor rookgas (dat wil zeggen schoorstenen en kachelpijpen) moeten luchtdicht zijn; er mag via het kanaal geen rook in verblijfsruimtes komen. Het materiaal waarvan het rookafvoerkanaal is gemaakt moet temperaturen hoger dan 90°C kunnen weerstaan zonder te ontbranden (in brand te vliegen).

N Als een kanaal of schacht een grotere inwendige doorsnede heeft dan 15 cm2, en (bijvoorbeeld op andere verdiepingen) langs andere (sub)brandcompartimenten voert moet het materiaal aan de binnenkant van dat kanaal met minstens 1 cm dik onbrandbaar materiaal (klasse A2) bekleed zijn. Dit is om te voorkomen dat er brand via een kanaal uitbreidt. Dit geldt niet voor kanalen of schachten die alleen langs of door badkamers en toiletten voeren.

De horizontale afstand tussen de uitmonding van een rookafvoerkanaal (zoals een schoorsteen) van een op vaste brandstof gestookt toestel (bijvoorbeeld een houtkachel) en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk (dus bedekt met materialen als bitumen, hout of stro) moet ten minste 15 m zijn.

Ook materiaal, toegepast in of in de buurt van een stookplaats van een gebruiksfunctie dat bloot kan staan aan hoge temperaturen of een grote warmtestraling moet onbrandbaar zijn, dus brandklasse A1 of A1fl voor de bovenkant van vloeren, trappen of hellingbanen.

Een open verbrandingstoestel * mag niet geplaatst worden in een toilet of badkamer. N In nieuwbouw mag een geiser of kachel ook niet hangen in een garage waar motorvoertuigen gestald worden.

Page 78: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-76-

Rookontwikkeling Behalve het classificatiesysteem voor het ontstaan en uitbreiding voor brand worden materialen ook getest en beoordeeld op rookontwikkeling. Hiervoor bestaan drie klassen: - s1: geringe rookproductie - s2: gemiddelde rookproductie- s3: grote rookproductie Bij bouwproducten in klasse A1 is per definitie geen sprake van rookontwikkeling. Voor E en F kunnen door de hoge brandbaarheid en/of omdat ze niet getest zijn geen uitspraken over de rookproductie worden gedaan.

Materialen met een zeer sterke rookontwikkeling bij brand kunnen beter niet worden toegepast, en zeker niet in een vluchtroute.

Materialen die bij brand veel (giftige) rook produceren zijn: hard en zacht PVC (polyvinylchloride), PS (polystyreen, ook wel genoemd tempex, styropor of piepschuim) en polycarbonaat (toegepast voor slagvaste beglazing).

Brandklasse Europese brandklasse als bedoeld in NEN-EN 13501-1, onderdeel Classification criteria for construction products

Rookklasse Europese brandklasse als bedoeld in NEN-EN 13501-1, onderdeel Additional classifications for smoke production

Geschikte producten voor plafond- of wandbekleding

Productgroep Beperking van toepassing

gipskartonplaat 1 – 2 zwak

gipsvezelplaat 1 – 2 zwak

Silicaat plaat 1 – 2 zwak Alleen asbestvrije soorten

3 matig

2 matig

Houtvezelcementplaat 1 zwak Niet met rug van PS schuim

Meubelpaneel 2 – 3 sterk

Spaanplaat 1 – 3 matig

Glaswol steenwol met toplaag 1 – 3 matig

2 Over het gehele oppervlak lijmen

2 sterk

1 – 2 Niet in vluchtwegen (teveel rook)

* alleen voor bestaande bouw

brand- klasse volgens NEN 6065*

rookklasse volgens NEN 6066*

Hardhout schroten, panelen bv: eiken, meranti, paranapine

Schroten alleen op steenachtige ondergrond

Zwaar hardhouten, schroten, panelen bv: afzelia, merbau, teak

Schroten alleen op steenachtige ondergrond

Alleen soorten met hardplastic (melamine) toplaag

Alleen soorten met persing boven 561

Bij voorkeur met onbrandbare toplaag

Hardplastic (melamine), decoratieplaat

matig tot sterk

PIR (polyisocyanuraat) Alleen soorten met onbrandbare toplaag

PUR (polyurethaan) hardschuimplaat

sterk tot zeer sterk

Page 79: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-77-

5.2 Regels rondom het gebruik van bouwmaterialen

Om te voorkomen dat een beginnende brand zich snel uitbreidt en direct veel rook produceert – waardoor vluchten en blussen lastig worden – worden eisen gesteld aan de brandbaarheid en rookproductie van de oppervlakten van materiaal. Voor oppervlakken waarlangs en waarover gevlucht wordt zijn de eisen hoger. Op de linker pagina’s wordt het een en ander over de eigenschappen van verschillende bouwmaterialen en over verschillende toepassingen uitgelegd.

Voor verbouw zijn de nieuwbouweisen van toepassing, waarbij wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau. Een uitzondering hierop zijn de 5%-vrijstellingsbepaling en de eis aan de onderste 2,5 m van de buitengevel, die beide niet van toepassing zijn.

N De binnenkant van een constructieonderdeel (wanden en plafonds) voldoet minstens aan brandklasse * D en rookklasse * s2. De wanden en plafonds van een beschermde vluchtroute voor een woonfunctie en voor een kinderdagverblijf en van een extra beschermde vluchtroute voldoen zelfs minstens aan brandklasse B.

N De buitenkant van een constructieonderdeel (behalve het dak) is van een materiaal met minimaal brandklasse D. Constructieonderdelen hoger dan 13 meter boven de straat moeten aan de kant die aan de buitenlucht grenst minimaal van klasse B zijn. Tot die hoogte is een gevel vanaf straatniveau met blusmaterieel goed bereikbaar. Om te voorkomen dat een gebouw in brand vliegt door bijvoorbeeld brandstichting vlakbij moet van gebouwen met een voor mensen bedoelde vloer hoger dan 5 meter (met uitzondering van woonfuncties niet in een woongebouw) de onderste 2,5 m van de gevel boven de straat zelfs voldoen aan klasse B.

N Ramen en deuren moeten voldoen aan brandklasse D.

N Een vloer, een hellingbaan of een trap binnen heeft aan de bovenkant een brandklasse Dfl of beter en een rookklasse van minimaal s1fl. Wanneer over deze vloer of trap een beschermde (woonfunctie in een woongebouw) of extra beschermde verkeersruimte loopt moet het materiaal gelijk zijn aan klasse Cfl. Een vloer of trap grenzend aan de buitenlucht moet aan de zelfde eisen voldoen.

Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte geldt voor bovenstaande eisen een vrijstellingsmogelijkheid. Dit geeft ruimte voor de plaatsing van kleine onderdelen die niet aan deze eisen voldoen, zoals stopcontacten, lampen, plinten, etcetera.

N Het dak van een gebouw mag niet van een brandgevaarlijk materiaal zijn. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als het gebouw géén voor mensen bedoelde vloer heeft hoger dan 5 meter boven het maaiveld en als (het brandgevaarlijke deel van) het dak verder van de perceelgrens van de buren of het midden van een openbare weg of openbare ruimte is dan 15 meter.

B Voor bestaande bouw wordt gewerkt met een verouderd, Nederlands classificatiesysteem. De principes zijn zeer vergelijkbaar met wat er voor nieuwbouw wordt gevraagd; de klassen zijn geheel anders, zie de transponeringstabel links.

Page 80: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-78-

Europese brandclassificatie vloerafwerking

Praktijk Voorbeeld

A1fl n.v.t. geen niet brandbaar natuursteen, tegels

A2fl s1 of s2 nauwelijkspraktisch niet brandbaar natuursteen, tegels

s1 of s2 heel moeilijk brandbaar

s1 of s2 gemiddeld brandbaar vloeren van zwaarder hout

s1 of s2 hoog goed brandbaar meeste houten vloeren

s1 of s2 zeer hoog zeer brandbaar sommige kunststof vloeren

s1 of s2niet bepaald uiterst brandbaar geen eigenschap vastgesteld

1,25 1,25 1,5 3 4 Is 11

Euro-klasse

Rook- klasse

Brand- bijdrage

Bfl heel beperkt

pvc, sommige textiele vloerbedekking

Cfl

Dfl

Efl

Ffl

Producten niet aan te raden als plafond- of wandbekleding

Productgroep Beperking van toepassing

hardboard 4 gemakkelijk brandbaard

kurk 5 sterk brandgevaarlijk

4 matig gemakkelijk brandbaard

spaanplaat 4 matig

zachtboard 4 matig gemakkelijk brandbaard

4 zwak

polycarbonaat 2 zeer sterk

PS (polystyreen hardschuim) 5 zeer sterk brandgevaarlijk

PS met KOMO keur** 2 druppels en teveel rook

4 – 5 matig

* alleen voor bestaande bouw

brand- klasse volgens NEN 6065*

rookklasse volgens NEN 6066*

matig tot sterk

naaldhout, schroten, panelen bv: vuren, grenen, red cedar

met persing beneden 560kg/m3 gemakkelijk brandbaar

acrylaat gemakkelijk brandbaar brandende druppels

brandende druppels en teveel rook

sterk tot zeer sterk

PS (polystyreen) schuim onderbehang

brandgevaarlijk! (explosieve branduitbreiding)

** herkenbaar aan “keurmerk op verpakking en rode streep op materiaal”, dit soort is wel geschikt als spouwisolatie

Page 81: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-79-

B De binnenkant van een constructieonderdeel (wanden en plafonds) voldoet minstens aan brandklasse 4 en heeft een rookproductie met een rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1. De wanden en plafonds van een besloten ruimte waardoor - een beschermde route voor een woonfunctie in een woongebouw of - een extra beschermde vluchtroutevoert, voldoen zelfs minstens aan brandklasse 2; de rookproductie heeft een rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

B De buitenkant van een constructieonderdeel (behalve het dak) is van een materiaal met minimaal brandklasse 4. Een beschermde route voor een woonfunctie in een woongebouw en een extra beschermde vluchtroutevoldoen zelfs minstens aan brandklasse 2. In uitzondering hierop moeten ramen en deuren voldoen aan brandklasse 4.

B Een vloer, een hellingbaan of een trap binnen heeft aan de bovenkant een brandklasse T3 of beter en een rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1. Wanneer over deze vloer of trap een extra beschermde verkeersruimte loopt moet het materiaal gelijk zijn aan klasse T1. Een vloer of trap grenzend aan de buitenlucht moet minimaal T3 zijn.

B Ook bij bestaande bouw geldt voor ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte een vrijstellingsmogelijkheid voor bovenstaande eisen.

Page 82: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-80-

HW 10 Hendrik van Wijnstraat 10Op de site van HW10 wordt omschreven hoe HW10 tot stand is gekomen. ’De vereniging van huiseigenaren Slotervaart sprak in 2010 haar wens uit dat de leegstaande voormalige Pro Regeschool aan de Hendrik van Wijnstraat 10 te Amsterdam, een plek zou worden voor een levendig functionerend creatief centrum, dat zou gaan dienen als een inspirerende ontmoetingsplaats met een open uitstraling/karakter voor omwonenden, stadsdeel en stad.’ en verder: ‘Met als voorbeeld de succesvolle trusts in de UK, wordt er in Amsterdam op dit moment geëxperimenteerd met plekken die naar eigen inzicht van de wijkbewoners kunnen worden gebruikt. Uitgezocht wordt of HW10 ook een dergelijk plek kan worden; een nieuwe broedplaats in Nieuw-West, voor en door de bewoners van de wijk Slotervaart. Het initiatief voor deze broedplaats ligt bij de bewoners zelf en dat maakt deze plek uniek.’ De bewoners hebben Stichting Urban Resort hierbij gevraagd om als ontwikkelaar en gebouwbeheerder op te treden.

Opzet en gebruik

De voormalige school bestaat uit twee blokken van twee lagen hoog met daartussen dwarsblokjes van 1 laag, die allen samen de binnenplaats omsluiten. In elke hoek leidt een trappenhuis naar de lokalen op de verdieping. Het gebouw ligt aan drie zijden aan de straat en de grote blokken hebben ieder een eigen ingangspartij, waardoor men in tegengestelde richtingen naar de straat kan vluchten. Op de binnenplaats van het gebouw bevindt zich een aantal noodlokalen met een tijdelijk karakter. Anticiperend op een mogelijk nieuw duurzaam gebruik van het gebouw zijn een aantal vluchtroutes ook naar deze binnenplaats verlegd. Hiermee is het gebruik van de hoogwaardige binnenruimten, die in het oude deel van het gebouw liggen, ge-optimaliseerd. Daar zijn zo veel mogelijk van de ateliers en bijeenkomstruimten ondergebracht. Zo kan het binnenterrein, indien gewenst, betrekkelijk eenvoudig tot een meer waardevol gebied worden veranderd zonder dat er elders opnieuw hoeft te worden ingegrepen.

Om in een gemengd gebruik te voorzien is bij de gebruiksmelding een aantal ruimten benoemd met meerdere gebuiksfuncties, waarmee beoogd wordt het flexibele gebruik van het gebouw te beschrijven. De ateliers kunnen afwisselend worden ingezet voor andere functies. Geregeld blijkt dit een combinatie te zijn van industrie- en kantoorfunctie. Vaak zijn ze ook gewoon als kantoor- of industriefunctie te typeren, zoals bijvoorbeeld een schildersatelier. Daarnaast zijn de meest toegankelijke ruimten ook benoemd als bijeenkomstfunctie, met de gedachte dat daar ook cursussen kunnen worden gegeven, of dat ze als ontmoetingsplek kunnen dienen. Deze keuze van meerdere gebruiksfuncties per ruimte ïllustreert overigens goed hoe de kantoor- en industriefunctie -volgens het bouwbesluit- iets heel anders zijn dan de vergelijkbaar benoemde functies behorend bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen. Dit gebouw heeft tenslotte een bestemming die echt bij een woonwijk hoort en die wordt bepaald door de betrokkenheid van buurt. Het is een buurtcentrum met ateliers, die

Page 83: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-81-

30 m

in. W

BDBO

30 min. WBDBO

pant

ry -

7,5

m2

func

tieg

ebie

dge

mee

nsch

appe

lijk

V 9 - 25m2ATELIER

kantoor- & industriefunctie2 personen

V 12 - 23,3m2ATELIER

bijeenkomstfunctie5 personen

BRANDCOMPARTIMENT 2

stookruimte18,9m2

toilet

1

toilet

1

toilet

1

toilet

1

V 3 - 42,4m2ATELIER

bijeenkomstfunctie7 personen

V 542m2

V 642m2

V 2 - 38,1m2ATELIER

kantoor- & industriefunctie4 personen

berging - 49,9m2gemeenschappelijk

V 1 - 43,7m2ATELIER

bijeenkomstfunctie7 personen

berging - 11,5m2industriefunctie

BMC

BEGANEGROND

d=90

0

peil1045-P 1045-P

1045-P 1045-P

0 10m

d=900

VR - 197m2gemeenschappelijk

BUITENPLAATS

d=900

d=90

0

d=900

d=900

30

V 7 - 25m2ATELIER

kantoor- & industriefunctie2 personen

d=900

d=900

d=900

d=90

0te

ch. r

uim

te 4

m2

met

erka

st

d=90

0

2

d=900

d=900

1

deur

aan

pass

en t

ot30

min

WBD

BO

111

1 1

1

met

erka

stga

s

rookgasafvoer

1

V 4 - 42,1m2ATELIER

bijeenkomstfunctie7 personen

V 6 - 41,8m2ATELIER

bijeenkomstfunctie7 personen

V 5 - 42,1m2ATELIER

bijeenkomstfunctie7 personen

V 8 - 25m2ATELIER

kantoor- & industriefunctie2 personen

V 10 - 25m2ATELIER

kantoor- & industriefunctie2 personen

V 11 - 23,7m2ATELIER

bijeenkomstfunctie5 personen

V 13 - 23m2ATELIER

bijeenkomstfunctie5 personen

V 14 - 18,9m2ATELIER

kantoor- & industriefunctie2 personen

V 15 - 80,1m2ATELIER

industriefunctie15 personen

V 16 - 73,4m2ATELIER

industriefunctie7 personen

toilet

douche-ruimte

2

langste vluchtroute (eis: <45m, art. 2.112bb):verblijfsgebied 1,5x9943 14915buiten V 20 30064totaal 42979mm

BRANDCOMPARTIMENT 1bijeenkomst-, kantoor- en industriefunctieGO beganegrond 931m2GO verdieping 586m2GO totaal 1517m2max. bezetting: 126 personen

Page 84: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-82-

ook gedeeltelijk door buurtbewoners worden gehuurd. De selectie van huurders vindt daarbij plaats door een werkgroep van buurtbewoners. Er worden cursussen en workshops gegeven, activiteiten voor de buurt georganiseerd en er is een koffiekamer die door buurtbewoners wordt geëxploiteerd. Er wordt daarnaast onderzocht wat het centrum nog meer voor de wijk, en de stad, kan betekenen.

Brand voorkomen

De stookruimte is voorzien van een gas- en rookgasdetector die de ketel uitschakelen bij onvolledige verbranding. Daarnaast is er een onderhoudscontract voor de ketel. Voor het overige zijn er natuurlijk de normale bouwkundige en installatietechnische voorzorgsmaatregelen getroffen, zoals het uitbereiden van de electrische installatie volgens de NEN-norm.

Brand beperken

Het bestaande gebouw bestond uit 2 compartimenten, de stookruimte en de resterende binnenruimten. De toegangsdeur van de stookruimte voldeed daarbij echter niet meer aan de eisen en is vervangen door een 30 minuten brandwerende deur. Vluchten, signaleren, alarmeren

Door te kiezen voor een open verkeersgebied, zonder tussendeuren, kan worden voorzien in een flexibel gemengd gebruik van ruimten en wordt de gemeenschappelijke aard van het gebied benadrukt. De routing van vluchtwegen wordt daardoor bovendien helderder, met minder visuele of fysieke obstakels. De vluchtroutes die door de trappenhuizen leiden zijn daarbij voorzien van rookmelders tot op het punt dat twee kanten op kan worden gevlucht. Naast rookmelders zijn er handmelders, vluchtroute-aanduidingen en een ontruimingsinstallatie. De beheerder van het pand, Urban Resort, heeft er voor gekozen om daarnaast als extra voorziening noodverlichting in de verkeersruimten aan te brengen.

Blussen

De bestaande brandslanghaspels voorzagen niet in volledige dekking van het gebouw. Deze zijn aangevuld met draagbare blustoestellen in de trappenhuizen waar haspels ontbreken, op beide verdiepingen.

Page 85: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-83-

Page 86: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-84-

Broedplaats ActaHet voormalig gebouw van het Academisch Centrum Voor Tandheelkunde (ACTA) in Amsterdam Slotervaart, dat in 2010 leeg kwam, wordt sinds 2012 getransformeerd tot een studentenflat en een grootschalige culturele broedplaats. Dit gebouw voorziet hiermee zowel op stedelijk niveau, met de huisvesting van een kleine 500 studenten, als op buurtniveau in een aantal bijzondere voorzieningen.

Broedplaats Acta moet een ontmoetingsplek worden voor creatieve ondernemers, de studenten en de omgeving, met een aantal publieke voorzieningen die in het stadsdeel weinig te vinden zijn. Naast 77 ateliers en studio’s komt er een grote horecavoorziening en zijn er de voormalige collegezalen die dienst kunnen doen als bijvoorbeeld theater of filmhuis. Een deel van de ateliers die worden gerealiseerd zijn daarbij vooral bedoeld voor cursussen, exposities en dergelijke - meer publieke functies. Er bestaat verder de mogelijkheid tot het huren van woon- en atelierruimte in het gebouw.

Mogelijkheden van het bestaande gebouw

Het gebouw bestaat uit de hoogbouw van ca. 18.000m2 en de laagbouw, een vrij grote aanbouw van 2 tot 3 verdiepingen, van ca. 5.000m2. De oorspronkelijke hoofdingang bevindt zich in de hoogbouw, die daarnaast drie trappenhuizen heeft. De laagbouw is slechts over een kleine breedte aan de hoogbouw verbonden en staat voor het overige vrij aan een plein en een parkachtige strook, met een groot terras langs de oude kantine. Aan de vrijstaande zijden is de laagbouw voorzien een groot aantal uitgangen, waarvan een aantal ook op de verdieping. Het aantal vluchtmogelijkheden is daarmee groot. De eerste 2 lagen van de hoogbouw kunnen ook van deze vluchtroutes gebruik maken, via de 2 verdiepingen hoge hal die hoog- en laagbouw verbindt. De beganegrond en eerste verdieping zijn minder geschikt voor wonen, maar met de bijzondere en grote ruimten juist wel voor ander gebruik. Er is daarom gekozen om de scheiding van de woonfuncties met overige functies tussen de eerste en tweede verdieping te leggen. De trappenhuizen van de hoogbouw voeren daarbij uitsluitend naar het woongedeelte boven de broedplaats.

In de laagbouw zijn ondermeer een voormalige practicumruimte van 1000 m2, 2 auditoria (de voormalige collegezalen) en de oude kantine te vinden. Deze vormen een goed aanknopingspunt voor het ontwikkelen van ateliers en publieksfuncties, zoals een horeca-etablissement, een film of theaterzalen en een multifunctionele ruimte die ook dienst kan doen als foyer voor de zaal. De auditoria vragen hierbij wel om een speciale functie die past in deze hele specifieke ruimten. In het ontwerp is met dit laatste rekening gehouden door het mogelijk te maken om de zalen samen of onafhankelijk van de horeca te exploiteren.

Tijdelijke vergunning

Op grond van onduidelijkheid over de oude bestemming van de lokatie moest er een tijdelijke vergunning worden aangevraagd. Dit is iets wat met regelmaat gevraagd lijkt te worden in dit soort situaties. Omdat het verbouw betrof is door de ontwikkelaar, Urban Resort, echter aangedrongen op een procedure waarbij

Page 87: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-85-

bordes 1500+vl.

brandweerlift

ATELIERS

TECHNISCHE RUIMTE

doucheruimte

toiletten

schacht

A (

226

pers

)d=

1680

(99 pers)d=900A (133 pers)

d=1480A (133 pers)d=1480

technischeruimte

VOORMALIGE COLLEGEZAAL 1

zie voor gehele plattegrond blad A2

TECHNISCHE RUIMTEverwarming en luchtbehandeling laagbouw

HORECA 2BIJEENKOMSTFUNCTIE

(voor alcoholgebruik)vr:140m2

maximale bezetting:250 personen

FOYER ZAALBIJEENKOMSTFUNCTIE

vr:143m2

maximale bezetting:200 personen

maximale bezettingfoyer met zaal:350 personen

ATELIERSBIJEENKOMSTFUNCTIE

vr: 65m2

maximale bezetting:20 personen

scha

cht

KEUKENindustriefunctie

nevenfunctie van deBIJEENKOMSTFUNCTIE

vg: 73m2

gemeenschappelijketoiletten

rols

toel

-lif

t

deur

aan

pass

en:

30m

in w

bdbo

600-P

Peil=0

terr

asra

nd h

oog

750m

m

1650-P

30

BRANDCOMPARTIMENT 2OVERIGE FUNCTIEbezettingsgraad B5GO 201m2

BRANDCOMPARTIMENT 1BIJEENKOMSTFUNCTIE

GO 624m2

60

oude uitgang herstellenals extra nooduitgang(is nu dichtgetimmerd)

doorsnedecollegezaal op

1000+P

ok raam1700+vl

trapongewijzigd

trapongewijzigd

opst

elpl

aats

voo

r 37

DO

OR

DER

DEN

30

PORTIER

wand optrekken langs ventilatiekanaal

douc

heru

imte

ATELIERBIJEENKOMSTFUNCTIE

vr: 207m2

maximale bezetting:75 personen

BRANDCOMPARTIMENT 3DIVERSE FUNCTIESGO 880m2

ATELIERINDUSTRIEFUNCTIEmaximale bezetting

4 personen(vr: 17m2)

HOOFDINGANGgemeenschappelijke verkeersruimte

NOODUITGANG

30

deur

aan

pass

en t

ot30

min

wbd

bo

was

stra

at

werkbladen

wer

kbla

den

fritu

ren

/ ov

en

uitg

ifteb

alie

/ vi

trin

es

rollu

ik

mech. ventilatie mech. ventilatie

30

30ba

r

30

deur aanpassen tot60 min wbdbo

best

aand

e w

and

bestaande balie

30

bestaande hellingbaan

30

HORECA 1BIJEENKOMSTFUNCTIE

(voor alcoholgebruik)of

INDUSTRIEFUNCTIEvr:298m2

maximale bezetting:300 personen

ATELIERBIJEENKOMSTFUNCTIE

(voor alcoholgebruik)of

INDUSTRIEFUNCTIEvr:95m2

maximale bezetting:75 personen

ATELIERBIJEENKOMSTFUNCTIE

(voor alcoholgebruik)of

INDUSTRIEFUNCTIEvg:146m2

maximale bezetting:75 personen

KANTOORkantoorfunctie nevenfunctie van

BIJEENKOMSTFUNCTIEvr: 96m2

maximale bezetting20 personen

gemeenschappelijketoiletten

gemeenschappelijkeverkeersruimte

30

30

verlaagd plafond30min wbdbo

best

aand

e br

ands

chei

ding

van

bk

pui

tot

verd

iepi

ngsv

loer

han

dhav

en

30

balie door derden

deur

afs

luite

n30

min

wbd

bo

A (145 pers)d=1800

A (145 pers)d=1800

A (243 pers)d=1800

EXTRA BESCHERMDEVLUCHTROUTE

36m2 op de beganegrond

60

3030

vaste pui vervangen door deur

woonfunctie

A

B

C

D

7200

1050

072

00

X38 X40 X42 X44 X46 X48 X50 X52 X54 X56X36

A'

Y42

Y44

Y43

Y53

Y49

Y48

Y47

Y46

Y45

Y50

Y52

Y51

Y57

Y56

Y55

Y54

Y58

Y61

Y60

Y59

Y62

Y65

Y64

Y63

X51X35 X36 X37 X38 X39 X40 X44X41 X42 X43 X45 X46 X47 X48 X49 X50 X52 X53 X54 X55 X56X34X33X32

Y41

Y40

Y39

Y38

Y37

Y36

Y35

Y66

nieu

w t

e pl

aats

en p

ui; z

ie g

evel

teke

ning

A5+

6

1650-P

trapongewijzigd

trapongewijzigd

voo

r pu

i-ind

elin

g N

-gev

el la

agbo

uw z

ie A

5+6

ATELIER

deur voorzien van loopslot;vrije doorgang uitsluitend in

vluchtrichting

zo breed mogelijk

nieuw te plaatsen pui; zie geveltekening A5+6

woonfunctie

trapongewijzigd

60

30

30

wbdbo 30

30

3030

30

60

60

30

30m

in w

bo

r=5000

wbdbo 30

BEGANEGROND

aansluitpunt droge stijgleiding

aansluitpunt droge stijgleiding

30

3030

30

30

dr.s

.l.

dr.s.l.

BMC

uit bij nood

2 rv

s w

absb

akke

n in

een

bla

d(99 pers)

d=900

A (182 pers)d=1350

leng

te v

luch

trou

te:

1575

0 x

1,5

= 2

3625

mm

lengte vluchtroute:

16150 x 1,5 + 5065= 29290mm

hoogbouw

laagbouw

bordes 1500+vl.

brandweerlift

ATELIERS

TECHNISCHE RUIMTE

doucheruimte

toiletten

schacht

A (

226

pers

)d=

1680

(99 pers)d=900A (133 pers)

d=1480A (133 pers)d=1480

technischeruimte

VOORMALIGE COLLEGEZAAL 1

zie voor gehele plattegrond blad A2

TECHNISCHE RUIMTEverwarming en luchtbehandeling laagbouw

HORECA 2BIJEENKOMSTFUNCTIE

(voor alcoholgebruik)vr:140m2

maximale bezetting:250 personen

FOYER ZAALBIJEENKOMSTFUNCTIE

vr:143m2

maximale bezetting:200 personen

maximale bezettingfoyer met zaal:350 personen

ATELIERSBIJEENKOMSTFUNCTIE

vr: 65m2

maximale bezetting:20 personen

scha

cht

KEUKENindustriefunctie

nevenfunctie van deBIJEENKOMSTFUNCTIE

vg: 73m2

gemeenschappelijketoiletten

rols

toel

-lif

t

deur

aan

pass

en:

30m

in w

bdbo

600-P

Peil=0

terr

asra

nd h

oog

750m

m

1650-P

30

BRANDCOMPARTIMENT 2OVERIGE FUNCTIEbezettingsgraad B5GO 201m2

BRANDCOMPARTIMENT 1BIJEENKOMSTFUNCTIE

GO 624m2

60

oude uitgang herstellenals extra nooduitgang(is nu dichtgetimmerd)

doorsnedecollegezaal op

1000+P

ok raam1700+vl

trapongewijzigd

trapongewijzigd

opst

elpl

aats

voo

r 37

DO

OR

DER

DEN

30

PORTIER

wand optrekken langs ventilatiekanaal

douc

heru

imte

ATELIERBIJEENKOMSTFUNCTIE

vr: 207m2

maximale bezetting:75 personen

BRANDCOMPARTIMENT 3DIVERSE FUNCTIESGO 880m2

ATELIERINDUSTRIEFUNCTIEmaximale bezetting

4 personen(vr: 17m2)

HOOFDINGANGgemeenschappelijke verkeersruimte

NOODUITGANG

30

deur

aan

pass

en t

ot30

min

wbd

bo

was

stra

at

werkbladen

wer

kbla

den

fritu

ren

/ ov

en

uitg

ifteb

alie

/ vi

trin

es

rollu

ik

mech. ventilatie mech. ventilatie

30

30ba

r

30

deur aanpassen tot60 min wbdbo

best

aand

e w

and

bestaande balie

30

bestaande hellingbaan

30

HORECA 1BIJEENKOMSTFUNCTIE

(voor alcoholgebruik)of

INDUSTRIEFUNCTIEvr:298m2

maximale bezetting:300 personen

ATELIERBIJEENKOMSTFUNCTIE

(voor alcoholgebruik)of

INDUSTRIEFUNCTIEvr:95m2

maximale bezetting:75 personen

ATELIERBIJEENKOMSTFUNCTIE

(voor alcoholgebruik)of

INDUSTRIEFUNCTIEvg:146m2

maximale bezetting:75 personen

KANTOORkantoorfunctie nevenfunctie van

BIJEENKOMSTFUNCTIEvr: 96m2

maximale bezetting20 personen

gemeenschappelijketoiletten

gemeenschappelijkeverkeersruimte

30

30

verlaagd plafond30min wbdbo

best

aand

e br

ands

chei

ding

van

bk

pui

tot

verd

iepi

ngsv

loer

han

dhav

en

30

balie door derden

deur

afs

luite

n30

min

wbd

bo

A (145 pers)d=1800

A (145 pers)d=1800

A (243 pers)d=1800

EXTRA BESCHERMDEVLUCHTROUTE

36m2 op de beganegrond

60

3030

vaste pui vervangen door deur

woonfunctie

A

B

C

D

7200

1050

072

00

X38 X40 X42 X44 X46 X48 X50 X52 X54 X56X36

A'

Y42

Y44

Y43

Y53

Y49

Y48

Y47

Y46

Y45

Y50

Y52

Y51

Y57

Y56

Y55

Y54

Y58

Y61

Y60

Y59

Y62

Y65

Y64

Y63

X51X35 X36 X37 X38 X39 X40 X44X41 X42 X43 X45 X46 X47 X48 X49 X50 X52 X53 X54 X55 X56X34X33X32

Y41

Y40

Y39

Y38

Y37

Y36

Y35

Y66

nieu

w t

e pl

aats

en p

ui; z

ie g

evel

teke

ning

A5+

6

1650-P

trapongewijzigd

trapongewijzigd

voo

r pu

i-ind

elin

g N

-gev

el la

agbo

uw z

ie A

5+6

ATELIER

deur voorzien van loopslot;vrije doorgang uitsluitend in

vluchtrichting

zo breed mogelijk

nieuw te plaatsen pui; zie geveltekening A5+6

woonfunctie

trapongewijzigd

60

30

30

wbdbo 30

30

3030

30

60

60

30

30m

in w

bo

r=5000

wbdbo 30

BEGANEGROND

aansluitpunt droge stijgleiding

aansluitpunt droge stijgleiding

30

3030

30

30

dr.s

.l.

dr.s.l.

BMC

uit bij nood

2 rv

s w

absb

akke

n in

een

bla

d(99 pers)

d=900

A (182 pers)d=1350

leng

te v

luch

trou

te:

1575

0 x

1,5

= 2

3625

mm

lengte vluchtroute:

16150 x 1,5 + 5065= 29290mm

0 10m

hoogbouw

laagbouw

Page 88: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-86-

het plan getoetst zou worden als verbouw (kort voor de introductie van het Bouwbesluit 2012). De reden hiervan was dat bij verbouw andere voorschriften konden gelden voor zaken als brandcompartimentering (zie ook de toelichting in paragraaf 1.3a). Deze wens werd door het bevoegd gezag gehonoreerd, waarbij nog een aantal zinvolle aanwijzingen werd gegeven.

De huidige bestemming van het ACTA-gebouw is vervolgens in het nieuwe bestemmingsplan Park Haagseweg overgenomen, waarbij de herontwikkeling van het gebouw in het plan als heel positief wordt beoordeeld. Mede om die reden, maar ook omdat het verbouwplan gewijzigde, loopt er nu een procedure om de tijdelijke vergunning om te zetten in een vergunning voor onbepaalde duur, door middel van een reguliere vergunningsaanvraag. Broedplaats Acta heeft inmiddels z’n deuren geopend en hoopt eind dit jaar z’n intrek in de laagbouw te nemen.

Brand voorkomen

Bij het organiseren van bezoekersstromen is er in de eerste plaats voor gekozen om de woonfuncties nadrukkelijk te scheiden van de overige functies en daarnaast het ateliergedeelte te scheiden van de meer publieke functies. Dit laatste gebeurt door middel van paslezers op de toegangen naar het ateliergedeelte. Hiermee wordt voorkomen dat bezoekers toegang hebben tot ruimtes waar ze niet horen te zijn en wordt toezicht op de afzonderlijke gebruiksfuncties mogelijk. Zo is er een basisniveau voor veiligheid verzekerd, zowel op het gebied van brandveiligheid als bijvoorbeeld criminaliteit. Voor dit soort grotere gebouwen heeft Urban Resort daarnaast toezichthouders in dienst, zoals gebouwbeheerders en portiers. Deze toezichthouders letten op veilig gebruik van de vluchtroutes en zaken als veilige opslag van materialen en onderhoud van de installaties.

Brand beperken

In het verbouwplan is in beginsel uitgegaan van bestaande brandcompartimentering. Soms is hierbij een nieuwe brandwerende wand naast een bestaande pui geplaatst, omdat de pui niet meer als zodanig voldeed. In aanvulling daarop zijn de trappenhuizen in de hoogbouw tot eigen vluchtroutes voor de woningen gemaakt. Deze vluchtroutes, waaronder hoofdingang van de hoogbouw, zijn brandwerend gescheiden van de broedplaats en kunnen bovendien uitsluitend worden gebruikt als toegang en uitgang voor de woonfuncties. De brandweerlift, die toegankelijk moest blijven vanaf de verdieping van de broedplaats, is daar voorzien van een brandwerend voorportaal.

Signaleren, alarmeren

Door te zorgen voor onafhankelijke vluchtroutes van de verschillende bijeenkomstfuncties kan voor het grootste deel van de broedplaats worden volstaan met een niet automatische BMI. In een aantal situaties zijn aanvullend rookmelders aangebracht, vanwege de doodlopende einden (verbijfsruimten aangewezen op een enkele vluchtroute). Uitsluitend voor de kleine collegezaal is, wanneer deze in gebruik wordt genomen als bijeenkomstfunctie, een gecertificeerde BMI met gedeeltelijke bewaking vereist, omdat deze zich boven de 5 meter vanaf de straat bevindt.

De BMI van de broedplaats is gekoppeld aan die van de studentenflat, een eis die gesteld werd in verband met de veiligheid van deze woonfuncties.

Page 89: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-87-

30

30

30

3030

wbd

bo 3

0

wbdbo 30

30

30

wbdbo 30

1E VERDIEPING

doorsnedekleine collegezaal

op 8900+P

de collegezalen bijven ongewijzigd

voormalige collegezaal 1 - begane grond t/m 1e verdiepingzie hiernaast getekende plattegrond

loze

rui

mte

HAL

EXTRA BESCHERMDE VLUCHTROUTE128m2 op verdieping

-de dakconstructie 20 minuten brandwerendmet betrekking tot bezwijken,

Bouwbesluit art. 2.14, lid1

scha

cht

toiletten

toiletten

30

deur

aan

pass

en:

30m

in w

bdbo

4050+P

7868+P

6374+P

5046+P

circa 132 stoelen

15-16

15-16

15-16

16-17

16-17

16-17

16-17

15-16

voo

r pu

i-ind

elin

g zi

e ge

velte

keni

ng D

O 5

+6

3030

60

brandweerlift

KEUKEN(bestaand)

GEHELE VERDIEPING HOOGBOUW - ATELIERSindustriefunctie

PANTRY

toiletten

schacht

toiletten

30

3030

30

GEHELE VERDIEPING HOOGBOUW - ATELIERSindustriefunctie

ATELIERS

woonfunctie

woonfunctie

30

BRANDCOMPARTIMENT 8INDUSTRIEFUNCTIEbezetting: 65 personen

GO 782m2 op verdieping

BRANDCOMPARTIMENT 9INDUSTRIEFUNCTIEbezetting: 86 personen

GO 1037m2 op verdieping

trapongewijzigd

trapongewijzigd

trapongewijzigd

BRA

ND

CO

MP.

9O

VER

IGE

FUN

CT

IEbe

zett

ings

graa

d B5

GO

7m2

kastenwand vervangendoor wand met deur

kast

30 min wbo

ventilatieschacht

3030

BRANDCOMPARTIMENT 5INDUSTRIEFUNCTIEGO 1046m2

maximale bezetting:104 personen

trapongewijzigd

BRANDCOMPARTIMENT 7

BRANDCOMPARTIMENT 6BIJEENKOMSTFUNCTIE

maximale bezetting:150 personen

GO 190m2

ZUURKASTEN EN WERKTAFELSTE SLOPEN

deuren aanpassen:30min wbdbo

30

30

deuren aanpassen:30min wbdbo

(deuren zelfslutend)

30 30

BRANDCOMPARTIMENT 4INDUSTRIEFUNCTIEGO: 94m2maximale bezetting ateliers:20 personen

VOORMALIGE COLLEGEZAAL 2ONGEWIJZIGD

GO 29m2

3030

30

deuren aanpassen:30min wbdbo

(deuren zelfslutend)

30

deur

afs

luite

n30

min

wbd

bo

veilige zonevluchtroute dak

bij brand incomp. 5 of 8

82m2

veilige zonevluchtroute dak

bij brand incompartiment 8

75m2

veilige zonevluchtroute dak

bij brand incompartiment 5

88m2

voo

r pu

i-ind

elin

g zi

e ge

velte

keni

ng A

5+6

doorsnede resterendeplattegrond 1e verd.op 5050+P (1000+vl)

30

30

30

30

30

60 60

3030

30

A

B

C

D

7200

1050

072

00

X38 X40 X42 X44 X46 X48 X50 X52 X54 X56X36

A'

Y42

Y44

Y43

Y53

Y49

Y48

Y47

Y46

Y45

Y50

Y52

Y51

Y57

Y56

Y55

Y54

Y58

Y61

Y60

Y59

Y62

Y65

Y64

Y63

X51X35 X36 X37 X38 X39 X40 X44X41 X42 X43 X45 X46 X47 X48 X49 X50 X52 X53 X54 X55 X56X34X33X32

Y41

Y40

Y39

Y38

Y37

Y36

Y35

Y66

uit bij nood

te p

laat

sen

bran

dsla

ngha

spel

en h

andm

elde

r

ATELIERvr: 80,6m2

ATELIERvr: 80,6m2

ATELIERvr: 55,7m2

ATELIERvr: 55,7m2

ATELIERvr: 83,0m2

ATELIERvr: 55,7m2

ATELIERvr: 55,7m2 ATELIER

vr: 46,7m2

maximale bezetting:10 personen

ATELIERvr: 46,7m2

maximale bezetting:10 personen

ATELIERvr: 13,6m2

ATELIERvr: 13,6m2

ATELIERvr: 14,2m2

ATELIERvr: 20,7m2

ATELIERvr: 21,2m2

ATELIERvr: 87,9m2

ATELIERvr: 58,5m2

PATCHKASTtechnische ruimte: 58,5m2

ATELIERvr: 183m2

0 10m

hoogbouw

laagbouw

Page 90: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-88-

Ook werd de oude BMI als onbruikbaar beschouwd voor dat nieuwe gebruik, waardoor deze in z’n geheel vernieuwd moest worden. Dit bleek uiteindelijk een behoorlijk kostbare ingreep en met name!voor de broedplaats een extra kostenpost die niet was te voorzien. Hierin schuilt een waarschuwing voor mensen die broedplaatsen gaan ontwikkelen in gebouwen waar meerdere partijen, met name wanneer het om wonen gaat, mee ontwikkelen.

Vluchten

Voor het broedplaatsgedeelte in de hoogbouw zijn extra nooduitgangen aangebracht, aan beide uiteinden van het gebouw. Deze vervangen de oude vluchtroutes door de trappenhuizen en zo blijft de mogelijkheid om op de verdieping in 2 richtingen te vluchten in tact. In de laagbouw zijn extra uitgangen voorgeschreven en zijn een aantal andere voorzien van naar buiten openslaande deuren (ter vervanging van schuif- en draaideuren). Hiermee is de vluchtcapaciteit nog meer vergroot en blijft het merendeel van de vluchtroutes van bijeenkomstfuncties onafhankelijk van die van andere bijeenkomstfuncties. Ondermeer de horeca kan zo volledig afgescheiden functioneren van het resterende deel van het gebouw, wat de veiligheid in alle opzichten ten goede komt. Voor de kleine collegezaal is een vluchtroute over het dak op de eerste verdieping, die voldoende opvangcapaciteit heeft om bezoekers in staat te stellen het gebouw snel te verlaten.

Een aantal nooduitgangen is voorzien van panieksluitingen, omdat er meer dan 100 personen op zijn aangewezen. Ruimten met een mogelijke bezetting van meer dan 75 personen en de bijbehorende vluchtroutes worden voorzien van noodverlichting en de hele broedplaats van vluchtroute-aanduidingen en vluchtplattegronden.

Blussen

Het gebouw had al brandslanghaspels die voor volledige dekking zorgden. Een aantal van deze haspels moest worden verplaatst om met de gewijzigde plattegrond nog steeds in die dekking te kunnen voorzien. Op een aantal plaatsen, zoals in technische ruimten en de horecakeuken zijn daarnaast draagbare blustoestellen voorgeschreven.

Page 91: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-89-

Page 92: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-90-

Krux Amsterdam Cruquiusweg 120aAls vier vrienden uit verschillende landen afstuderen aan de Design Academy in Eindhoven vatten ze het plan op om gezamenlijk een ateliergebouw te gaan ontwikkelen. Met het ontwikkelen van ateliers zijn ze tijdens hun opleiding in aanraking gekomen en ze willen hiermee de sociale omgeving en interactie die ze van hun opleiding kennen opnieuw laten terugkeren in hun werkomgeving. Hierbij gaat het niet alleen maar om het delen van een werkruimte maar ook om het creëren van een internationaal platform voor kunstenaars, ontwerpers en ambachten. Het gebouw en een multidisciplinaire groep van deelnemers moeten voor een stimulerende omgeving garant staan waar behalve geproduceerd ook geëxperimenteerd kan worden. In het Oostelijk havengebied van Amsterdam vinden ze eind 2011 een leegstaande loods die geschikt is voor het verwezenlijken van dit plan.

Behalve het delen van het gebouw, kennis en gereedschap, organiseren ze inmiddels ook exposities van hun werk, evenementen, lezingen en workshops, op meerdere plekken in de wereld en bieden ze atelierruimte aan voor artists in residence.

Ontwikkelen van een broedplaats

De loods wordt door de initiatiefnemers zelfstandig omgevormd tot ateliergebouw. De loods is nauwelijks ingedeeld en er moet veel worden gedaan om de ruimte geschikt te maken voor hun doel. In de hal worden 25 individuele ateliers en voorzieningen gebouwd, in de vorm van simpele houten units over twee lagen, met daartussen een ‘straat’. Deze brede gemeenschappelijke binnenstraat maakt interactie tussen de huurders mogelijk. Hier komen gezamelijke projecten tot stand, wordt kennis uitgewisseld en zijn het merendeel van de gedeelde voorzieningen. De straat verbreedt zich op een aantal plaatsen, waarmee een aantal nog grotere ruimten ontstaan. Soms kruipt de straat onder de blokjes, waarmee plekken ontstaan voor een aantal gemeenschappelijke faciliteiten, zoals een houtwerkplaats. Op de verdieping van de blokjes worden steeds twee ateliers gekoppeld door een gemeenschappelijke opgang vanaf de binnenstraat, zodat alle ruimtes op deze straat zijn geörienteerd.

Dit is een echt zelfbouw project. Alles gebeurt in eigen beheer en de toekomstige huurders doen mee aan de bouw van hun eigen plek. Zo blijven de kosten laag en is er veel ruimte voor creatieve inbreng. Een prachtig voorbeeld hiervan is hoe restpartijen glas worden omgetoverd tot een kunstzinnige pui voor de gezamenlijke unit, die is afgestemd op de glasmaten. Het is een statement dat dit een gezamenlijk project is dat door een groep creatieve deelnemers zelf is ontwikkeld, ontworpen en tot stand gebracht.

Van de hoofddraagconstructie blijft men helemaal af en de oorspronkelijke hal blijft volledig in tact. Omdat de blokjes meer dan één laag hoog zijn is bouwtoezicht echter van mening dat er een omgevingsvergunning is vereist. In

Page 93: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-91-

Page 94: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-92-

allerijl wordt dan een tijdelijke vergunning voor de verbouwing aangevraagd, met hulp van een bevriende architect, die wat hand en spandiensten verricht. Bij de vergunningsaanvraag wordt vervolgens ook een aantal aanvullende brandveiligheidsvoorzieningen meegenomen.

Brand beperken

De hal maakt deel uit van een serie gekoppelde loodsen die van elkaar zijn afgeschermd door metselwerk draagconstructies. Deze wanden en aansluiting hiervan op het dak wordt aangepast tot een 30 minuten brandwerende afscheiding tussen de loods en de buurloodsen. Het metselwerk wordt rookdicht gemaakt en het bovenstuk brandwerend afgetimmerd. Door deze brandcompartimentering wordt in deze hal ook ander gebruik dan louter industriëel gebruik mogelijk.

Vluchten, signaleren, alarmeren

De hoofdingang, een gigantische overhead deur met daarnaast de voordeur, bevindt zich aan één van de kopse kanten van de loods. Halverwege de loods voorziet een deur naar de aangrenzende loods in een tweede vluchtroute naar een zelfde soort uitgang. Dit wordt verzekerd doordat met de eigenaar notarieel het recht van overpad door die loods is vastlegd. Er is nog een derde vluchtroute aan de andere zijkant van de loods waar je eerst een trap op moet voor je in een gang uitkomt die naar de openbare weg leidt. Hiervan werd echter betwist dat hij voldeed. Dankzij deze derde vluchtroute wordt echter geaccepteerd dat de vluchtroute door de andere loods iets langer is dan 30 m, zoals dat voor tijdelijke bouw wordt voorgeschreven. Met andere woorden: hier is het rechtens verkregen niveau toegepast (kort voor de introductie van het Bouwbesliut 2012).

De opgangen van de ateliers op de verdieping zijn voorzien van rookmelders, omdat hier steeds meer dan één verblijfsruimte op een vluchtroute is aangewezen. In de ruimte achterin de loods, voorbij de 2e nooduitgang, zijn nog extra rookmelders aangebracht. Ook hier kan men maar in één richting vluchten, al liggen de uitgangen ver van elkaar verwijderd en is de vluchtroute meer dan 5 m breed, wat de veiligheid vergroot. Een eenvoudige ontruimingsinstallatie zorgt voor alarmering bij brand. Voorin de loods en bij de nooduitgang halverwege zijn handmelders geplaats die de installatie handmatig in werking kunnen zetten.

Naast dit alles is er noodverlichting in de loods aangebracht.

Blussen

Voor het blussen zijn bestaande brandslanghaspels verplaatst en aangevuld om in volledige dekking van de loods te voorzien en zijn als extra voorziening mobiele blusmiddelen geplaatst.

Initiated by four young designers in 2011, Krux is an innovative

1500 m! workspace on the banks of the Rijnkanaal in the city

of Amsterdam. Designed as an e"cient setting to research,

create and produce, the space has been conceived in the

image of a street, in which designers, artists and craftsmen

interact, share knowledge, ideas and tools.

25 multidisciplinary members work in individual studios and

bene#t from communal facilities. Thanks to the variety of

mediums available, they can experiment and produce in a

stimulating environment.

Krux is a local and international platform that creates spaces,

exhibitions, events and organizes lectures and workshops to

re$ect on industry, craftsmanship, economy and society.

By hosting guests and artists in residency, Krux is part of

a network of young european creatives for exchange and

production.

Page 95: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-93-

1

21 2

20

LIGHTS +

ROBOTS

MODISTE

S

VISUALS

SILKSCRE

EN

KITCHEN

19

PROPS +

STAGE

4

VISUALS

+ SHOEM

AKER

5

CONCEPT

+ DESIGN

6

FURNITUR

E DESIGN

7

VIOLIN M

AKER

8

GUITARS

+ ART

9

VISUALS

10

CERAMICS

11 a

SCULPTU

RE

12

PRODUC

T DESIGN

22

HUGE GR

APHICS

12

INTERIOR

DESIGN

13

INSTALLA

TIONS

12

INDUSTRI

AL DESIG

N

15

FURNITUR

E DESIGN

14

GRAPHIC

DESIGN

16

PRINT AR

T

17

SCIENCE

+ LIGHT

PROJECT

-SPACE

18

GRAPHIC

S

3

MATERIA

L STUDIE

S

1

21

2

20

LIG

HTS

+ R

OB

OTS

MO

DIS

TES

VIS

UA

LS

SILK

SCR

EEN

KIT

CH

EN

19

PR

OP

S +

STAG

E

4

VIS

UA

LS +

SH

OEM

AK

ER5

CO

NC

EPT

+ D

ESIG

N

6

FUR

NIT

UR

E D

ESIG

N

7

VIO

LIN

MA

KER

8

GU

ITA

RS

+ A

RT

9

VIS

UA

LS

10

CER

AM

ICS

11 a

SCU

LPTU

RE

12

PR

OD

UC

T D

ESIG

N

22

HU

GE

GR

AP

HIC

S

12

INTE

RIO

R D

ESIG

N

13

INST

ALL

ATIO

NS

12

IND

UST

RIA

L D

ESIG

N

15

FUR

NIT

UR

E D

ESIG

N

14

GR

AP

HIC

DES

IGN

16

PR

INT

AR

T

17

SCIE

NC

E +

LIG

HT

PR

OJE

CT-

SPAC

E

18

GR

AP

HIC

S

3

MAT

ERIA

L ST

UD

IES

Page 96: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-94-

Aanbevelingen Eigen verantwoordelijkheid In het verslag van een symposium met de titel ‘Broedplaats of Brandhaard’ dat op 27 januari 2005 is gehouden in Amsterdam werd een nieuwe denkrichting beschreven die de kosten van brandveiligheidvoorzieningen in initiatieven zou kunnen beperken, zonder dat de veiligheid in het gedrang komt. Er werd gedacht aan ‘het verschuiven van de verantwoordelijkheid richting de gebruikers en bezoekers zèlf, waarbij de overheid de minimale voorwaarden bepaalt en elk publieksgebouw zichtbaar voor de bezoekers aangeeft wat het aan brandveiligheid gedaan heeft. Voorbeelden van dergelijke werkwijzen zijn zeker in andere landen te vinden.’ Vergelijk de kunstbezoeker hier met een toerist in de bergen. Daar informeert de lokale gezagsdrager de bezoeker met informatieborden. Zoals “hier wordt het pad steil” of “dit is een zwarte piste”. Het is dan aan de toerist of hij dat pad kiest, en hoe. Ga je uit van een volwassen bezoeker, dan kan het goed werken als die bij de ingang de juiste informatie krijgt over de beveiliging en wat hij moet doen om zelf ook op te letten. Er wordt zo aanspraak gedaan op het brandveilig gedrag, van zowel de overheid, de organisator als de bezoeker. [bijna letterlijk overgenomen van Henk van Waveren, voormalig stadsdeelvoorzitter van het Amsterdamse stadsdeel De Baarsjes]

Verdergaande of zelfs conflicterende eisen Met de regels van deze handleiding wordt de veiligheid van de gebruikers en omwonenden van een pand zoveel mogelijk gewaarborgd, vooral wordt het gevaar wanneer een brand eenmaal is uitgebroken zoveel mogelijk beperkt. In de praktijk is gebleken dat wanneer overwogen wordt een pand aan te kopen en de financiering daarvoor geregeld moet worden, er soms voor de brandverzekering - die nodig is voor een hypotheek - nog veel strengere maatregelen getroffen moeten worden. Die maatregelen zijn er op gericht dat ook economische schade in geval van brand zoveel mogelijk beperkt wordt. Aangezien veel panden hierdoor tot enorme investeringen gedreven worden, of anders met exorbitante verzekeringpolissen te maken krijgen is het zaak om hiervoor met groep deskundigen van verschillende initiatieven een plan van aanpak te ontwikkelen. Vergelijkbare dilemma’s kunnen zich op andere vlakken afspelen. Zo kan er bijvoorbeeld een conflict zijn tussen de eisen die met betrekking tot diefstal aan een pand gesteld worden versus de eisen met betrekking tot brandveiligheid (deuren op slot versus deuren die door eenieder zonder sleutel te openen zijn).

Grote hallen (NDSM, Van Gendthallen, etcetera) Het bouwbesluit kent geen brandcompartimenten groter dan 2500 (nieuwbouw) of 3000 m2 (bestaand). Bij grote hallen, zoals fabriekshallen en loodsen, wordt dan ook per geval bekeken hoe voldoende veiligheid bereikt kan worden. Deze bijzondere behandeling heeft twee redenen: ten eerste wordt een brand in een zo grote ruimte snel onbeheersbaar (zodat nog slechts gecontroleerd laten afbranden van het gebouw mogelijk is); ten tweede worden in grotere ruimtes de vluchtroutes te lang en kan dus niet gegarandeerd worden dat mensen de tijd hebben om rookvrij een ruimte te ontvluchten. Hergebruik van dit soort

Page 97: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-95-

hallen kan dus eenvoudig vastlopen op brandveiligheidsgronden. Het opdelen van een hal in meerdere brandcompartimenten is meestal geen optie, omdat juist de grootte en flexibiliteit de hal bruikbaar maken. Bovendien zou compartimentering duur zijn: in de vaak hoge hallen zouden grote en hoge wanden gebouwd moeten worden. Een sprinklerinstallatie kan een (echter ook vrij prijzig) alternatief zijn. In de Handreiking grote brandcompartimenten van VROM worden richtlijnen gegeven voor het beoordelen van de brandveiligheid in brandcompartimenten tot 15.000 m2, met het doel om meer (landelijke) uniformiteit in deze beoordeling te creëren. De handreiking behandelt maatregelenpakketten waarmee voldoende veiligheid bereikt kan worden. In deze handreiking is een bijzondere denkrichting beschreven. De toegestane lengtes van vluchtroutes in het bouwbesluit zijn gebaseerd op een vluchttijd van 30 seconden, in ruimtes van zo’n 3 meter hoog. Bij brand verzamelt rook zich onder het plafond, in een steeds dikker wordende laag. In hogere ruimtes duurt het langer voordat deze ‘rooklaag’ zo dicht bij de vloer is gekomen dat de rook het vluchten belemmert. Op basis van deze gedachten kunnen in sommige gevallen de maximale lengtes van vluchtroutes worden opgerekt tot de dubbele lengte. Zie www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2010/11/23/doelstellingen-brandveiligheid-grote-brandcompartimenten en daaromtrent voor meer informatie over de gedachten over grote brandcompartimenten.

BlusBarVeel aanpassingen om panden brandveilig te maken zullen bouwkundig van aard zijn. Vermoedelijk moeten er extra vluchtdeuren geplaatst worden of moet de brandwerendheid van de wanden en plafonds aangepast worden. Misschien is het aantal bezoekers echter alleen bij een evenement zo groot dat er strengere eisen gelden en andere voorzieningen nodig zijn dan voor de alledaagse situatie in een gebouw. Noodverlichting en uitbordjes zijn bijvoorbeeld pas nodig boven een bepaalde drukte (bezettingsgraad). Blussers zijn niet afhankelijk van het aantal bezoekers, maar in grotere ruimten altijd nodig. Voor een incidenteel druk bezocht evenement, of eenmalig op een bijzondere lokatie zou het handig kunnen zijn als dit soort losse, niet bouwkundige voorzieningen geleend kunnen worden. Nadat meerdere initiatieven zelf hebben onderzocht wat zij nodig hebben, zouden deze middelen ingekocht kunnen worden voor een ‘Brandpreventieuitleen’ of ‘BlusBar’. Het is wel nodig dat er iemand zorg draagt voor het onderhoud en coördinatie. Reserveren zou wellicht via een website kunnen.

Page 98: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-96-

Bronnen en linksGemeente AmsterdamOp de site van Gemeente Amsterdam vind een doorverwijspagina met verwijzingen naar alle mogelijk bij bouwen en verbouwen van toepassing zijnde regelgeving:www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/bouwen-verbouwen/wet-regelgeving-0

Hier vind je onder meer verwijzingen naar het Bouwbesluit, de Amsterdamse bouwverordening, het Activiteitenbesluit, de Wet Ruimtelijke Ordening en de Woningwet. Bovendien is er een verwijzing naar de legesverordening te vinden, waar te lezen is welke kosten verschillende soorten vergunningaanvragen met zich mee brengen.

Bouwbesluit Het Bouwbesluit is ook rechtstreeks te vinden en online te raadplegen op:www.bouwbesluitonline.nl.Hierin zijn handige aanvinkopties verwerkt, die het nazoeken van de regels enigszins vergemakkelijken. In het gedeelte ‘Bouwbesluit 2012’ staan in hoofdstuk 2, ‘Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid’, onder andere regels op het gebied van brandveiligheid. Ook in hoofdstuk 6 en 7 zijn voor brandveiligheid relevante eisen te vinden.

Activiteitenbesluit Een online wijzer voor het Activiteitenbesluit Milieubeheer staat op:www.aim.vrom.nlHier kun je na het invullen van een (anonieme) vragenlijst een op jouw situatie toegespitste PDF opslaan en afdrukken, waarin je kunt zien welke regelgeving op dit vlak van toepassing is.

Brandweer Hierop zijn min of meer begrijpelijke brochures over brandveiligheid te downloaden: www.brandweerkennisnet.nlDe site van de Brandweer Amsterdam-Amstelland is: www.brandweer.nl/amsterdam-amstellandOnder het tabblad ‘Bedrijven en instellingen’ onder andere informatie over brandveiligheidsinstallaties en voorwaarden voor evenementen.

Vergunningen Op www.omgevingsloket.nl kun je een vragenboom invullen waaruit duidelijk wordt of en zo ja welk(e) type(n) omgevingsvergunning nodig is (zijn). Via www.amsterdam.nl/ondernemen/vergunningen krijg je meer informatie over alle soorten vergunningen die voor een ondernemer mogelijk nodig zijn. www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/bouwen-verbouwen geeft meer informatie over verbouwen als particulier.

Page 99: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-97-

GelijkwaardigheidAdviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften, adviezen van de adviescommissie zijn te vinden via: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving

Bronnen (niet uitputtend)De volgende geraadplaagde bronnen geven zeer uitgebreid achtergrondinformatie over brandveiligheidsvoorschriften. Ze zijn allen te vinden op de website van de rijksoverheid.

Toelichting bouwbesluitRegelingen BouwbesluitPraktijkboek BouwbesluitInfoblad Brandveiligheid, de juridische werking van de brandveiligheidsvoorschriften ex Woningwet (2008)Infobladen Bouwbesluit:-het Bouwbesluit-kamergewijze verhuur-vluchten bij brand-kinderopvang-gelijkwaardigheid

Eerdere publicaties In Den Haag verscheen eerder Brandveiligheid in broedplaatsen. Handboek voor theorie en praktijk in Den Haag 2006. Deze versie is te downloaden via www.irisdekievith.nl In Amsterdam werd door Vereniging de Vrije Ruimte het op dit eerste boek voortbouwende BRANDveiligheid in broed- en vrijplaatsen in Amsterdam. Handboek voor theorie en praktijk 2008 uitgegeven. Op de website van de Vrije Ruimte is dit handboek nog te downloaden: zie www.vrijeruimte.nl In Utrecht verscheen in 2008 de folder Brandveiligheid in kraakpanden. In deze folder worden basisprincipes van brand (en dus brandveiligheid) en simpele ingrepen ter vergroting van brandveiligheid uitgelegd. Voor meer informatie en het bestellen van deze folder: [email protected] In 2010 werd in opdracht van Stroom Den Haag (www.stroom.nl) een bijgewerkte editie gemaakt.

Page 100: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-98-

ColofonDeze uitgave kwam tot stand in opdracht van Bureau Broedplaatsen van de Gemeente Amsterdam.

Samenstelling en redactie Sebas Blom van Assendelft, bouwadvies Marieke van Ouwerkerk (Ma architecten, De Verandering VOF)

Vormgeving en illustratiesLoes Goebertus (Goebertus architectuur & design)

Dankwoord In de eerste plaats danken wij de leden van onze klankbordgroep voor hun advies en kritische commentaar, onder meer: Nieman Raadgevende Ingenieurs, ing. P.J. van der Graaf Omgevingsdienst Noordzeekanaal, Rutger Veldhuijsen MVH Adviseurs BV, Max van Holst Pellekaan Stichting Xpositron, Paul Meijer Stichting Urban Resort, Laurens van Rens

Dank aan de architecten en anderen die informatie hebben geleverd over de voorbeeldprojecten en/of anderszins input hebben geleverd voor de publicatie: Krux Amsterdam, Dajo BodiscoStichting Urban Resort, Jaap DraaismaEman en van der Voort Architecten, Jaap Eman Hein de Haan Architectuur en Stedenbouw, Hein de Haan Vereniging de Vrije Ruimte

De fotografie bij de voorbeeldprojecten is van:Stichting Urban Resort, Remko Spittel en anderenKrux AmsterdamSebas Blom van Assendelft

Ondanks het feit dat deze uitgave met de grootste zorgvuldigheid is samengesteld kunnen aan de inhoud geen rechten worden ontleend, noch kan het volgen van hetgeen in deze publicatie is beschreven het toetsen aan de wettelijke voorschriften vervangen.

Downloaden handboek Website Bureau Broedplaatsen, onder publicaties: www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/bureau-broedplaatsen/publicaties-0/Website Vereniging de Vrije Ruimte: www.vrijeruimte.nl

Page 101: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten

-99-

Page 102: handboek voor brand - AtelierAntwoord · Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik van een pand als broedplaats ... vluchten - signaleren en alarmeren – vluchten