VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten...

73
VLUCHTEN BIJ BRAND UIT GROTE COMPARTIMENTEN BEPALINGSMETHODE VOOR VEILIG VLUCHTEN

Transcript of VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten...

Page 1: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

VLUCHTEN BIJ BRAND UIT GROTE

COMPARTIMENTEN

BEPALINGSMETHODE VOOR VEILIG VLUCHTEN

Page 2: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

COLOFON

Opdrachtgever : Ministerie VROM

Project : Vluchten bij brand uit grote compartimenten

Bepalingsmethode voor veilig vluchten

Projectnummer : 072033

Datum : 26 februari 1997

Status : Definitief

Auteur(s) : ir.drs. L. van der Graaf en ir. J.W. Pothuis

Page 3: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

INHOUDSOPGAVE pagina

1. INLEIDING 6

2. SAMENVATTING EN LEESWIJZER 8

3. OPZET EN UITGANGSPUNTEN ANALYSE 10

3.1 Opzet analyse 10

3.2 Uitgangspunten analyse 12

4. BEREKENING VLUCHTTIJDEN 14

4.1 Inleiding 14

4.2 Geometrie van het gebouw en bezetting van de verblijfsgebieden 14

4.2.1 Geometrie van het gebouw 14

4.2.2 Bezettingsgraad verblijfsgebieden 15

4.3 Loopsnelheid en af te leggen afstand 16

4.3.1 Rekenwaarden voor de loopsnelheid 16

4.3.2 Bepaling af te leggen afstand 16

4.4 Doorstroomcapaciteit en verdeling uitstroom 17

4.4.1 Rekenwaarden doorstroomcapaciteit 17

4.4.2 Verdeling uitstroom over de uitgangen 18

4.5 Opvangcapaciteit 19

4.6 Start van het vluchten 19

4.7 Rekenen met het vluchtmodel 20

4.8 Schematisering ontvluchtingsstromen 21

4.8.1 Stapsgewijze berekening vluchttijden 22

4.8.2 Berekening 'achterwaartse opstuwing' 24

5. BEREKENING ONTWIKKELING BRAND EN ROOK 27

5.1 Schematisering ontwikkeling brand en rook, werking brandmodel 27

5.1.1 Ontwikkeling brand en rook 27

5.1.2 Werking brandmodel en resultaten berekeningen 31

5.2 Keuze brandschema, plaats en ontwikkeling van de brand 33

5.2.1 Ontwikkeling van de brand 33

5.2.2 Plaats van de brand 34

Page 4: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

5.3 Invloed van sprinklerinstallatie en van rookluiken of -ventilatoren 35

5.3.1 Sprinklerinstallatie 35

5.3.2 Rookluiken of rookventilatoren 35

5.4 Randvoorwaarden voor de toepassing van het model 35

5.5 Resultaten van het brandmodel in samenhang met het vluchtmodel 36

5.5.1 Tijdstip van ontdekken van de brand en tijdstip start vluchten 37

5.5.2 Moment waarop bepaalde vluchtmogelijkheden onbruikbaar worden 37

5.5.3 Onbruikbaar worden van gebieden voor verblijf door personen 38

6. BEOORDELING MOGELIJKHEDEN TIJDIGE ONTVLUCHTING 39

7. VOORBEELDEN: ANALYSES VOOR TWEE FICTIEVE GEBOUWEN 40

7.1 Sporthal 40

7.1.1 Bepaling gebouwgegevens 40

7.1.2 Keuze basisschema vluchtstromen 42

7.1.3 Keuze van de brandschema's 43

7.1.4 Resultaten van de berekeningen met het vluchtmodel 44

7.1.5 Resultaten berekeningen met het brandmodel 50

7.1.6 Beoordeling mogelijkheden tot een tijdige ontruiming 50

7.2 Beursgebouw 53

7.2.1 Bepaling gebouwgegevens 53

7.2.2 Keuze basisschema vluchtstromen 54

7.2.3 Keuze van de brandschema's 55

7.2.4 Resultaten van de berekeningen met het vluchtmodel 56

7.2.5 Resultaten berekeningen met het brandmodel 57

7.2.6 Beoordeling mogelijkheden tot een tijdige ontruiming 57

Bijlage 1 LITERATUURLIJST

Bijlage 2 SAMENVATTING (GESCHEMATISEERDE) GEBOUWGEGEVENS ‘SPORTHAL’

Bijlage 3 SAMENVATTING (GESCHEMATISEERDE) GEBOUWGEGEVENS ‘BEURSGEBOUW’

Bijlage 4 OVERZICHT BRANDSCHEMA’S TEN BEHOEVE VAN BRANDMODEL

Page 5: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 6 -

1. INLEIDING

Onder 'grote compartimenten' worden in deze publicatie brandcompartimenten verstaan die

groter zijn dan 1.000 m2.

In het Bouwbesluit is voor brandcompartimenten in te bouwen gebouwen een maximale

grootte van 1.000 m2 genoemd. In de praktijk is het echter voor veel gebouwen noodzakelijk

om brandcompartimenten te realiseren die groter zijn dan 1.000 m2. Dit betreft onder meer

gebouwen waarin ongedeelde ruimten voorkomen die op zichzelf al groter zijn dan 1.000

m2, zoals de hal van een kunstijsbaan, een jaarbeurshal, een fabriekshal, etcetera. Het

Bouwbesluit biedt dan ook de mogelijkheid om voor grotere compartimenten een gelijk-

waardige veiligheid aan te tonen.

Deze gelijkwaardige veiligheid betreft twee aspecten, de beheersbaarheid van de brand en

de mogelijkheden voor de aanwezigen om tijdig te vluchten.

Het aspect van de beheersbaarheid van de brand in grote compartimenten is onder meer

behandeld in [lit. 1].

Ter ondersteuning van de ontwikkelingen op het gebied van de analyse van de mogelijk-

heden om grote brandcompartimenten te ontvluchten, heeft VROM in 1994 nader onder-

zoek opgedragen aan DHV-AIB en aan het Centrum voor Brandveiligheid van TNO-Bouw.

Aan DHV-AIB is gevraagd een rekenmethodiek te ontwikkelen om te bepalen hoe lang het

duurt om een gebouw of delen daarvan te ontvluchten en deze methodiek te toetsen aan de

hand van een zevental concrete gebouwen [lit. 3]. Deze rekenmethodiek zal hier verder

worden aangeduid als het 'vluchtmodel'.

Aan het Centrum voor Brandveiligheid van TNO-Bouw is gevraagd het door hen gebruikte

model voor de ontwikkeling van brand en rook in grote ruimten zodanig toegankelijk te ma-

ken, dat ook derden hiervan gebruik kunnen maken. Dit model wordt door TNO-Bouw aan-

geduid als het 'vultijdenmodel'. Omdat het model alle aspecten van de brand omvat, van de

ontwikkeling van de brand zelf, de hittestraling en de ontwikkeling van de rooklaag in de

ruimte van de brand, is dit model in deze publicatie verder aangeduid als het 'brandmodel'.

Dit brandmodel is vastgelegd in [lit. 2].

Aan PRC Bouwcentrum is gevraagd, met gebruikmaking van de resultaten van beide voor-

gaande onderzoeken en de overige beschikbare literatuur, waaronder de publicaties van

BiZa [o.a. lit. 4], een publicatie op te stellen met een zo eenvoudig mogelijke methodiek om

de mogelijkheden voor het ontvluchten van grote brandcompartimenten te beoordelen.

De ontwikkeling van de methodiek en van deze publicatie is begeleid door een commissie

met de volgende samenstelling:

- DHV-AIB.

- Ministerie van Binnenlandse Zaken.

- Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

- Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

- Nederlandse Brandweer Federatie.

- PRC Bouwcentrum.

- TNO-Bouw (Centrum voor Brandveiligheid).

- Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Page 6: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 7 -

De in deze publicatie beschreven methodiek is in de eerste plaats bedoeld voor het beoor-

delen van de vluchtmogelijkheden bij brand in het kader van de bouwregelgeving.

De methodiek kan echter ook worden gebruikt bij het ontwerpen van een gebouw. Reeds in

een vroegtijdig stadium van het ontwerp kan worden getoetst of er bij de geplande vlucht-

mogelijkheden eventueel knelpunten optreden en hoe de gewenste verbeteringen op een

effectieve manier kunnen worden bereikt.

Page 7: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 8 -

2. SAMENVATTING EN LEESWIJZER

De in deze publicatie gepresenteerde methodiek is gebaseerd op twee modellen:

- de berekening van het ontvluchten van het grote brandcompartiment met behulp van het

'vluchtmodel', en

- de berekening van de ontwikkeling van de brand en de rook in het grote brand-

compartiment met het 'brandmodel'.

De confrontatie van de resultaten van de berekeningen met deze twee modellen biedt een

maatstaf voor de beoordeling van de mogelijkheden tot het tijdig ontvluchten van het grote

brandcompartiment.

In hoofdstuk 3 is de samenhang tussen deze twee modellen weergegeven.

De ontwikkelingen van de brand en van de rook die met het brandmodel worden berekend,

zijn bepalend voor:

- het tijdstip waarop het vluchten start,

- de tijdstippen waarop eventueel bepaalde vluchtroutes onbruikbaar worden, en

- de tijdstippen waarop de verschillende gebieden binnen het compartiment moeten zijn

ontruimd.

De berekeningen van het vluchtmodel geven aan of binnen de perioden die uit deze tijdstip-

pen volgen alle personen tijdig uit het brandcompartiment kunnen vluchten.

In paragraaf 3.2 zijn de belangrijkste uitgangspunten weergegeven waaraan moet worden

voldaan om de vluchtmogelijkheden met de omschreven methodiek te mogen analyseren.

Het vluchtmodel is behandeld in hoofdstuk 4.

Dit model bestaat uit een beperkt aantal stappen met een beperkt aantal relatief eenvoudige

rekenkundige bewerkingen. Daardoor zijn de voor een concreet gebouw met dit vluchtmodel

uit te voeren berekeningen eenvoudig met de hand uit te voeren.

Het brandmodel is behandeld in hoofdstuk 5.

Het brandmodel is een dynamisch model. Voor het doorrekenen van één situatie moeten

circa 6.000 à 9.000 rekenkundige bewerkingen worden uitgevoerd. Dit is in de praktijk niet

'met de hand' te doen. Daarom is voor het rekenen met het 'brandmodel' een programma

geschreven, zodat de berekeningen met behulp van een PC kunnen worden uitgevoerd.

Ter bevordering van de leesbaarheid zijn in hoofdstuk 5 met name de achtergronden, de

globale werking en de voorwaarden voor de toepassing van het brandmodel behandeld.

Bij gebruik van het PC-model is het alleen nodig om een relatief beperkt aantal kenmerken

van het grote brandcompartiment en eventuele aangrenzende ruimten in te voeren. Door

het PC-model zijn ook de berekeningen van de ontwikkeling van de brand en de rook een-

voudig uit te voeren.

In hoofdstuk 6 is aangegeven hoe op grond van een confrontatie van de resultaten van de

berekeningen met het vluchtmodel met de resultaten van het brandmodel, de ont-

vluchtingsmogelijkheden kunnen worden beoordeeld.

Page 8: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 9 -

In hoofdstuk 7 wordt de geschetste methodiek geïllustreerd aan de hand van twee voor-

beelden. Het eerste voorbeeld betreft de beoordeling van de vluchtmogelijkheden van een

in Nederland vrij veel voorkomend type sporthal, het tweede voorbeeld die voor een groot

ongeleed gebouw, dat onder meer wordt gebruikt voor het houden van tentoonstellingen en

pop-concerten.

Doordat zowel de berekeningen met het vluchtmodel als die met het (PC-)brandmodel wei-

nig specialistische kennis en weinig manuren vergen, is het voor de ontwerper goed mogelijk

om meerdere berekeningen uit te voeren, bijvoorbeeld voor verschillende bezettingsgraden,

verschillende vuurbelastingen, verschillende deurbreedten, etcetera. Hierdoor is de reken-

methodiek geschikt om in het ontwerpstadium tot zodanige ontvluchtingsmogelijkheden te

komen, dat het gebouw zonder aanpassingen, ook uit brandveiligheidsoogpunt, zo flexibel

mogelijk te gebruiken is.

Page 9: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 10 -

3. OPZET EN UITGANGSPUNTEN ANALYSE

3.1 Opzet analyse

Brand- en vluchtverloop

De hierna gegeven schets van het brand- en vluchtverloop betreft alleen de elementen die

relevant zijn voor de beoordeling van de vluchtmogelijkheden voor de gebruikers van het

beschouwde grote compartiment.

(NB: In deze nota wordt de term 'gebied' gebruikt om een nader te bepalen deel van een -

compartiment aan te geven).

Figuur 1. Schematische weergave brand- en vluchtverloop

VLUCHTEN BRAND

- Ontstaat

- breidt zich uit

maakt bepaalde vluchtroutes onbruikbaar

?

maakt verblijf in gebied A onmogelijk i.v.m. hitte en/of rook

?

maakt verblijf in gebied B onmogelijk i.v.m. hitte en/of rook

- etcetera

brand wordt ontdekt

vluchten uit gebied A voltooid -

vluchten uit gebied B voltooid -

etcetera -

vluchten start -

vluchten aan de gang -

vluchten uit gehele gebouw voltooid

-

Page 10: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 11 -

Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog

voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied moet zijn voltooid, voordat de brand het

verblijf in gebied A onmogelijk maakt.

Bij de analyse moet ervan worden uitgegaan, dat er één brand ontstaat, en wel op de meest

ongunstige plaats uit het oogpunt van ontvluchten voor de gebruikers van het grote compar-

timent. Voor de bepaling van die meest ongunstige plaats kan het nodig zijn om berekenin-

gen uit te voeren voor alternatieve locaties van de brand en uit de resultaten daarvan het

ongunstigste alternatief te bepalen.

Page 11: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 12 -

Hoofdstructuur berekeningen

Voor de analyse of bij brand een gebouw veilig kan worden ontvlucht, zijn twee geheel ver-

schillende typen berekeningen nodig:

- die van de tijd, nodig voor het ontvluchten van gebieden;

- die van de ontwikkeling van de brand en de rook.

Voor deze berekeningen wordt in deze brochure gebruik gemaakt van twee op zichzelf

staande modellen:

- het model voor de berekening van de tijden die nodig zijn gebieden te ontvluchten: het

vluchtmodel;

- het model voor de berekening van de ontwikkeling van de brand en de rook: het brand-

model.

De samenhangen tussen deze modellen volgen uit het in figuur 1 schematisch weerge-

geven brand- en vluchtverloop.

De samenhang betreft in de eerste plaats de output van het brandmodel, die nodig is als in-

put voor het vluchtmodel, te weten:

- De tijdsduur tussen de start van de brand en het tijdstip waarop de ontwikkeling van de

brand/rook zodanig is, dat deze wordt ontdekt. Dit tijdstip bepaalt de start van het ont-

vluchten.

- De tijdsduren tussen de start van de brand en de tijdstippen waarop bepaalde vlucht-

routes onbruikbaar worden. Deze output van het brandmodel kan ertoe leiden, dat in

het vluchtmodel vanaf bepaalde tijdstippen met andere vluchtstromen moet worden ge-

rekend.

Tot slot moeten de resultaten van beide modellen naast elkaar worden gezet voor de beoor-

deling van de veiligheid met betrekking tot vluchten bij brand. Deze veiligheid volgt uit de

vergelijking van de tijdstippen, waarop:

- de verschillende gebieden zijn ontvlucht volgens het vluchtmodel, en

- het verblijf in de betreffende gebieden (ruimten of niveaus daarin) onmogelijk wordt

door hitte/rook volgens het brandmodel.

3.2 Uitgangspunten analyse

Bij de uitvoering van de analyse wordt er steeds van uitgegaan dat:

- er sprake is van een logisch ontwerp van de ontvluchtingsroutes met een adequate be-

wegwijzering;

- het gebruik van het gebouw overeenkomstig de gebruiksvergunning c.q. de gebruiks-

voorschriften geschiedt (niet-geblokkeerde vluchtwegen, zelfsluitende deuren, maximale

vuurbelasting, bezettingsgraad, bewijzering vluchtwegen, etcetera);

Page 12: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 13 -

- eventuele installaties zodanig onderhouden en gecontroleerd worden, dat zij naar be-

horen functioneren;

- waar nodig een adequate bedrijfshulpverleningsorganisatie aanwezig is;

- de betreffende gebruikers van het gebouw 'gemiddeld zelfredzaam' zijn.

NB: 'Gemiddeld zelfredzaam' sluit niet uit, dat er ook enkele niet-zelfredzame personen

tussen de gebruikers van het gebouw aanwezig zijn.

Dit zal normaliter echter in een zodanige mate het geval zijn, dat er voor deze perso-

nen voldoende hulp aanwezig is, zodat zij tussen en met behulp van de wel-

zelfredzame bezoekers via de normale vluchtroutes kunnen ontvluchten.

De methodiek is afgestemd op de beoordeling van gebouwontwerpen overeenkomstig de

principes van het Bouwbesluit, waaronder het principe van de vrije indeelbaarheid. De re-

kenregels van het vluchtmodel zijn afgestemd op de beoordeling van de ontvluchtingstijden

van (nog) niet ingerichte verblijfsgebieden.

Voor het brandmodel bleek dit niet mogelijk. De fysieke ontwikkeling van de brand en het

vullen van de ruimte met rook, kan sterk worden beïnvloed door de aanwezigheid van

scheidingswanden. Bij het werken met het brandmodel kan het daarom noodzakelijk zijn om

wél rekening te houden met de aanwezigheid van scheidingswanden.

Het verdient daarom aanbeveling om zonodig in de bouwvergunning op te nemen, dat in het

getoetste ontwerp bepaalde, voor het brandmodel cruciale, wanden niet mogen worden ver-

anderd.

Daarnaast is het gewenst om de vergunninghouder er in een begeleidend schrijven op te

wijzen, dat het bijplaatsen of wijzigen van wanden op de ontwikkeling van de brand en de

rookverspreiding in het grote brandcompartiment, en daarmee op het al dan niet voldoen

aan het Bouwbesluit. Op grond hiervan kan de gemeente repressief optreden wanneer de

vergunninghouder wanden aanbrengt of wijzigt, die kunnen leiden tot onvoldoende moge-

lijkheid om bij brand veilig te kunnen vluchten.

Page 13: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 14 -

4. BEREKENING VLUCHTTIJDEN

4.1 Inleiding

Voor de berekening van de tijden die nodig zijn (een deel van) een gebouw te ontruimen zijn

de volgende gegevens nodig:

1. De geometrie van het gebouw (4.2).

2. De bezetting van de verblijfsgebieden (4.2).

3. Rekengrootheden en rekenregels voor:

- de loopsnelheid als functie van de bezetting en de aard van het gebied en de bepa-

ling van de loopafstand (4.3);

- de doorstroomcapaciteit van eventuele knelpunten in de vluchtroute (vernauwingen,

trappen) en de verdeling van de uitstroom over meerdere uitgangen (4.4);

- de opvangcapaciteit van ruimten waarin de toestroom van vluchtenden (tijdelijk) gro-

ter is dan de uitstroom (4.5);

- de tijdsduur (reactietijd) gemoeid met de start van het ontvluchten (4.6).

4. Randvoorwaarden uit het brandmodel (5.5):

- de tijdsduur tussen de start van de brand en het moment van ontdekken van de

brand;

- de tijdsduur vanaf de start van de brand, gedurende welke de verschillende vlucht-

routes nog bruikbaar blijven.

In de hierna volgende paragrafen 4.2 tot en met 4.5 zal eerst nader worden ingegaan op

de bepaling van de gegevens als genoemd in de punten 1 tot en met 3. Daarbij is in

hoofdlijnen aangesloten op de ervaringsgegevens, zoals deze onder meer zijn vermeld

in [lit. 4] en [lit. 5].

Vervolgens zal in paragraaf 4.7 nader worden ingegaan op de uitvoering van de bere-

keningen op basis van deze gegevens.

De bij de opzet van het vluchtmodel aangehouden rekengrootheden en rekenregels zijn

voor de eenvoud van het terugzoeken, vet afgedrukt.

4.2 Geometrie van het gebouw en bezetting van de verblijfsgebieden

4.2.1 Geometrie van het gebouw

Ten behoeve van het vluchtmodel zijn de volgende gegevens van het gebouw nodig:

- ligging en afmetingen van de verblijfsgebieden;

- ligging en breedten van de uitgangen van de verblijfsgebieden;

- ligging en afmetingen van eventueel in het verblijfsgebied aanwezige tribunes en

trappen;

- ligging, afmetingen en aard van (potentiële) vluchtroutes, inclusief afmetingen en aard

van potentiële knelpunten als vernauwingen (gangen en deuren) en trappen.

Page 14: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 15 -

Deze gegevens hoeven uiteraard niet onnodig nauwkeurig te zijn.

Op die plaatsen waar de breedte van een doorgang nog niet definitief gekozen is, kan een-

voudig worden gewerkt met een aantal alternatieve breedten. Uit de berekeningen met het

model voor de verschillende doorgangsbreedten blijkt dan tevens de eventuele invloed van

die breedte op de benodigde ontvluchtingstijd.

4.2.2 Bezettingsgraad verblijfsgebieden

In veel gevallen zal de meest onveilige situatie met betrekking tot het ontvluchten optreden,

als in het gehele gebouw de maximale bezetting aanwezig is. Daarom moet worden gere-

kend met de maximale bezetting die op grond van het beoogd gebruik gelijktijdig in een ge-

bouw kan optreden.

Daarnaast kan het voor de ontdekkingstijd van het ontstaan van de brand ongunstig zijn,

wanneer één (bijvoorbeeld aangrenzende ruimte) bij het uitbreken van de brand niet bezet

is. Ook dergelijke ongunstige combinaties van bezettingen moeten in de analyse worden be-

trokken.

Voor de bezetting van verblijfsgebieden moet worden gerekend met de bezettings-

klassen, zoals weergegeven in het Bouwbesluit.

Deze bezettingsklassen zijn afhankelijk van het gebruik. Bij een gebouw met multifunc-

tioneel bruikbare verblijfsgebieden moet worden uitgegaan van de ongunstigste combinatie

van bezettingsgraden van de verblijfsgebieden die kan voorkomen.

Wanneer (een deel van) een verblijfsgebied is ingericht met vaste zit- of staanplaat-

sen, zoals bij vaste stoelopstelling in theaters, moet voor dat (deel van) het verblijfs-

gebied worden gerekend met een bezetting overeenkomstig het werkelijk aanwezige

aantal zit- en staanplaatsen.

De rekenwaarden volgens de toelichting bij het Bouwbesluit voor de bezetting van verblijfs-

gebieden in m2 per persoon, die in het vluchtmodel moeten worden gehanteerd, zijn aange-

geven in tabel 1.

Tabel 1: Rekenwaarden voor de bezetting van verblijfsgebieden (overeenkomstig

het Bouwbesluit)

bezettingsklasse

rekenwaarde in m2 per persoon

B1

0,8

B2

2

B3

5

B4

12

B5

30

Page 15: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 16 -

4.3 Loopsnelheid en af te leggen afstand

4.3.1 Rekenwaarden voor de loopsnelheid

De loopsnelheid is afhankelijk van de bezetting. Wanneer er een toenemend aantal perso-

nen gebruik maakt van een vluchtweg, zullen deze elkaar steeds meer gaan hinderen,

waardoor de loopsnelheid afneemt.

Daarnaast is het voor de bepaling van de loopsnelheid van belang of het een vloer of een

trap betreft.

In tabel 2 (pagina 12) is de relatie opgenomen tussen de dichtheid van de bezetting van een

gebied en de loopsnelheid waarmee in het vluchtmodel wordt gerekend. De laagste in de

tabel gegeven loopsnelheid is de snelheid waarbij de maximale doorstroomcapaciteit van de

vluchtroute wordt bereikt. Grotere dichtheden en de bijbehorende lagere loopsnelheden tre-

den alleen op in een situatie waarbij de doorstroomcapaciteit van een verder in de vlucht-

route gelegen knelpunt bepalend is voor de ontvluchtingstijd. Voor de berekening van de

ontvluchtingstijd spelen deze lagere loopsnelheden derhalve geen rol.

Tabel 2: Loopsnelheden als functie van de bezetting

horizontale vloer

trap

dichtheid bezetting in personen/m

2

loopsnelheid in m/-

sec

loopsnelheid in m/-

sec

0,5 (B2 t/m B5)

1,25 (B1)

2,5

4,0

5,0

1,6

1,1

0,6

0,4

0,4

0,8

0,8

0,5

0,3

4.3.2 Bepaling af te leggen afstand

Bij de bepaling van de af te leggen afstand moet onderscheid worden gemaakt tussen twee

situaties:

- het ontvluchten uit het verblijfsgebied waar men zich bij de start van het ontvluchten be-

vindt;

- het verdere ontvluchten, als men eenmaal op de vluchtroute buiten het verblijfsgebied is

aangekomen.

Voor de vanuit een plaats binnen het te ontvluchten verblijfsgebied af te leggen

afstand naar een uitgang van dat verblijfsgebied, moet worden gerekend met de som

van de afstanden tot de twee dichtst bij dat punt gelegen uitgangen. Wanneer er

slechts één uitgang aanwezig is, moet met twee maal de afstand tot die uitgang

worden gerekend.

Page 16: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 17 -

Deze berekeningswijze is gekozen om de invloed te verdisconteren van het eventueel niet

direct in de meest optimale richting vluchten.

In verband met de vrije indeelbaarheid van een verblijfsgebied, mogen de eventueel al vast-

gestelde of gerealiseerde interne scheidingen en doorgangen bij de beoordeling op ver-

blijfsgebiedniveau bij het bepalen van de afstanden buiten beschouwing worden gelaten.

Als compensatie voor de mogelijk aan te brengen indelingen moet het gedeelte van

de bepaalde afstand, dat in een verblijfsgebied is gelegen met een factor 1,5, worden

vermenigvuldigd om de rekenwaarde te krijgen voor de in het te ontvluchten ver-

blijfsgebied af te leggen afstand.

Voor het met vaste zitplaatsen ingerichte (deel van een) verblijfsgebied moet worden

gerekend met de werkelijke door de looppaden af te leggen afstand.

Hier hoeft dus niet te worden gerekend met de vermenigvuldigingsfactor 1,5, die be-doeld is

als compensatie voor een eventueel in het gebied aan te brengen indeling in verblijfs-

ruimten.

Zodra de vluchtenden het verblijfsgebied hebben verlaten (en op een vluchtroute zijn geko-

men), mag voor de verder af te leggen afstand worden gerekend met de lengte van de kort-

ste afstand langs deze vluchtroute.

Bij de bepaling van deze afstand wordt het gedeelte van de afstand dat in een ver-

blijfsgebied is gelegen met 1,5 vermenigvuldigd.

4.4 Doorstroomcapaciteit en verdeling uitstroom

4.4.1 Rekenwaarden doorstroomcapaciteit

De belangrijkste knelpunten in de doorstroomcapaciteit zijn:

- vernauwingen, zoals ter plaatse van deuren;

- gangen;

- trappen.

Bij toenemend aanbod van vluchtenden neemt de doorstroming door zo'n knelpunt toe, tot-

dat de maximale capaciteit is bereikt. In het rekenmodel wordt ervan uitgegaan dat bij een

groter aanbod dan deze maximale capaciteit er een aantal wachtenden voor het knelpunt

ontstaat en dat de maximale capaciteit wordt benut zolang er nog wachtenden zijn. Deze

maximale doorstroomcapaciteit is in dit rapport over het algemeen kortweg aangeduid als

'de doorstroomcapaciteit'.

Vernauwingen

De doorstroomcapaciteit ter plaatse van een vernauwing is afhankelijk van de vrije door-

gangsbreedte van de vernauwing. Bij een aantal naast elkaar gelegen deuren mag de som

van de vrije doorgangsbreedten van de afzonderlijke openingen bij elkaar worden opgeteld.

Eventuele openingen smaller dan 0,6 meter mogen daarbij niet worden meegeteld.

Page 17: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 18 -

De rekenwaarde voor de maximale doorstroomcapaciteit van een vernauwing be-

draagt 2,4 personen per seconde per strekkende meter vrije doorgang.

Gangen

Het blijkt dat bij het ontvluchten door een gang een afstand tot de zijmuren wordt aange-

houden van gemiddeld 15 centimeter. Hierdoor bedraagt voor de doorstroomcapaciteit de

'effectieve breedte' van een gang 0,3 m minder dan de breedte van de gang tussen de wan-

den.

De rekenwaarde voor de maximale doorstroomcapaciteit van een gang bedraagt 1,9

personen per seconde per strekkende meter 'effectieve breedte' van de gang.

Trappen

Voor het geval het trappen betreft grenzend aan één of twee wanden, moet voor de bepa-

ling van de effectieve breedte rekening worden gehouden met hetzelfde randeffect van 15

centimeter langs de wand als bij gangen. Wanneer dit niet speelt, of wanneer hieruit een

kleinere effectieve breedte zou volgen, moet voor de effectieve breedte gerekend worden

met de breedte van het tredevlak van de trap.

De rekenwaarde voor de maximale doorstroomcapaciteit van trappen bedraagt zowel

voor het naar boven als het naar beneden gaan 1,3 personen per seconde per strek-

kende meter effectieve breedte.

4.4.2 Verdeling uitstroom over de uitgangen

In vele gevallen is het mogelijk om een verblijfsgebied of een verkeersruimte via meerdere

uitgangen (deuren, gangen of trappen) te ontvluchten.

Wanneer er voor het ontvluchten van een gebied meerdere uitgangen ter beschikking

staan, wordt er bij het rekenen met het vluchtmodel van uitgegaan dat de vluchtenden

zich over deze uitgangen verdelen naar rato de doorstroomcapaciteiten van deze uit-

gangen.

Er wordt in het model van uitgegaan, dat de vluchters niet op de hoogte zijn van eventuele

verschillen in doorstroomcapaciteit op de verdere vluchtroute. Dergelijke knelpunten in de

verdere route komen bij de berekening met het vluchtmodel naar voren als een eventuele

'achterwaartse opstuwing' en vertraagde ontruiming van delen van de betreffende vlucht-

route.

Page 18: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 19 -

4.5 Opvangcapaciteit

Wanneer er meer personen een gebied binnenstromen dan eruit kunnen, neemt het aantal

personen per oppervlakte binnen dat gebied toe. De gemiddelde loopsnelheid zal hierbij da-

len, terwijl de doorstroomcapaciteit in de vluchtrichting aanvankelijk toeneemt. Bij een be-

paalde dichtheid wordt de maximale doorstroomcapaciteit bereikt. Een verdere verhoging

van de dichtheid is slechts beperkt mogelijk en leidt tot een snelle afname van de loopsnel-

heid en van de doorstroomcapaciteit in de vluchtrichting.

Omdat in het vluchtmodel wordt gerekend met een effectieve vluchtstroom, is in over-

eenstemming hiermee als rekenwaarde voor de opvangcapaciteit van een gebied gekozen

voor de maximale bezetting, waarbij nog sprake kan zijn van een effectieve doorstroming

van het gebied in de vluchtrichting. Deze capaciteit komt overeen met de hoogste in tabel 2

gegeven dichtheden.

Voor het berekenen van de opvangcapaciteit van een gebied met een horizontale

vloer moet worden uitgegaan van een maximale dichtheid van vijf personen per m2.

Voor het berekenen van de opvangcapaciteit van een trap moet worden uitgegaan

van een maximale dichtheid van vier personen per m2.

4.6 Start van het vluchten

Er wordt in het model gerekend met één moment waarop het vluchten start, en waarna het

vluchten onmiddellijk volledig op gang is. Dit moment ligt 2 minuten na het ontdekken van de

brand. Dit is een schematisering van de werkelijkheid die aan de hand van de navolgende fi-

guur zal worden toegelicht.

Figuur 2: Schematisering van de startfase van het vluchten

In de eerste ogenblikken na het ontdekken van de brand zal er nog nauwelijks effectief wor-

den gevlucht. De mensen zullen eerst moeten beseffen dat het ook voor hen noodzakelijk is

het gebouw te verlaten. Vervolgens zullen zij zich moeten organiseren (verzamelen even-

tuele persoonlijke bezittingen, kinderen, etcetera) en oriënteren (keuze vluchtrichting).

Binnen enige minuten na het ontdekken van de brand is de bedrijfshulpverleningsor-

ganisatie effectief en wordt het ontvluchten begeleid. Hierdoor wordt het ontvluchten 100%

effectief, inclusief het gebruik van alle nooduitgangen.

Page 19: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 20 -

Aangenomen wordt dat het aantal personen dat reeds in de eerste twee minuten is gestart

met vluchten, opweegt tegen het aantal personen dat iets ná de eerste twee minuten start

(zie de gearceerde oppervlakte in figuur 2).

Voor het berekenen van het ontvluchten van een groot compartiment en van een heel

gebouw, wordt de aanloopfase van het vluchten geschematiseerd door een start van

het ontvluchten op 120 seconden na het ontdekken van de brand, waarna het vluch-

ten onmiddellijk volledig op gang is.

Wanneer de analyse zich toespitst op de mogelijkheden van het ontvluchten van kleinere

ruimten of delen van ruimten in de onmiddellijke omgeving van de brandhaard, moet er re-

kening mee worden gehouden dat het ontvluchten vrijwel direct na het ontdekken start. Dit

is onder meer van belang voor de beoordeling van de vluchtmogelijkheden vanuit kleinere

ruimten met slechts één deur.

4.7 Rekenen met het vluchtmodel

In deze rapportage is gekozen voor een pragmatische stapsgewijze berekening van het ver-

loop van het ontvluchten van de verschillende verblijfsgebieden en van de vluchtroutes zelf.

Er is niet geprobeerd één min of meer algemeen geldende formule te ontwikkelen, waarin in

één rekengang de maatgevende ontvluchtingstijd kan worden bepaald. Dit is niet lonend

geacht in verband met:

- de grote variëteit in de geometrie van de gebouwen;

- de soms complexe samenhangen tussen de te ontvluchten verblijfsgebieden en de ei-

genschappen van de in veel gevallen door meerdere verblijfsgebieden te benutten

vluchtroutes;

- de variabele randvoorwaarden als gevolg van de ontwikkeling van brand en rook. Hier-

door kunnen op verschillende momenten verschillende (delen van) vluchtroutes onbruik-

baar worden.

Bovendien biedt een stapsgewijze berekening het bijkomend voordeel dat daarbij ach-

tereenvolgens eventuele opstoppingen als gevolg van knelpunten in de vluchtroutes naar

voren komen, waar de ontwerper zijn voordeel mee kan doen als hij verbeteringen wil aan-

brengen in de ontvluchtingsmogelijkheden.

Het rekenen met het model zal in 4.7 eerst worden toegelicht voor het geval er geen ont-

vluchtingsmogelijkheden worden geblokkeerd door rook of vuur en de bijbehorende hit-

testraling.

Vervolgens zal in 4.8 worden besproken hoe het model te gebruiken, wanneer één of meer

vluchtroutes worden geblokkeerd door rook, vuur of hittestraling.

Page 20: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 21 -

4.7.1 Schematisering ontvluchtingsstromen

Het ontvluchten verloopt in hoofdzaak vanuit de verblijfsgebieden via de verschillende

vluchtroutes.

Voor het uitvoeren van de berekeningen volgens het vluchtmodel is het handig om de ont-

vluchtingsstromen vanuit de verblijfsgebieden via de verschillende mogelijke vluchtroutes

geschematiseerd weer te geven. Een voorbeeld van een dergelijk schema is hierna in figuur

3 opgenomen.

Figuur 3: Voorbeeld van de geschematiseerde ontvluchtingsstromen voor een fictief gebouw

De verblijfsgebieden waarin de aanwezigen zich bij het ontdekken van de brand bevinden

zijn aangegeven met de hoofdletters A t/m E. De uitgangen van het gebouw bevinden zich

bij 10 (hoofdingang) respectievelijk 4 (nooduitgang).

Bij het tekenen van de ontvluchtingsstromen wordt er rekening mee gehouden dat de aan-

wezigen, voorzover dat mogelijk is, van de brand weg vluchten naar de uitgangen van het

gebouw.

Als basisschema zijn in figuur 3 de basisstromen getekend voor het geval de brand uitbreekt

in verblijfsgebied B en er geen uitgangen van gebied B worden geblokkeerd door de brand.

Daarnaast is het echter noodzakelijk om alternatieve ontvluchtingsschema's op te stellen

voor de gevallen waarbij de brand op een andere plaats uitbreekt, zoals in een ander ver-

blijfsgebied of in de nabijheid van een bepaalde uitgang.

Page 21: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 22 -

Wanneer de brand bijvoorbeeld niet uitbreekt in verblijfsgebied B maar in verblijfsgebied C,

zal de vluchtrichting niet van B naar C lopen, maar omgekeerd van C naar B. (Dit is een

aanwijzing dat in ieder geval deuren moeten worden toegepast die in beide richtingen open-

draaien.)

In het in figuur 3 geschetste voorbeeld moet bij het bepalen van de mogelijk relevante ont-

vluchtingsschema's in ieder geval rekening worden gehouden met een brand die:

- ontstaat in verblijfsgebied A en uitgang 1 blokkeert;

- ontstaat in verblijfsgebied A en uitgang 2 blokkeert;

- ontstaat in verblijfsgebied E en uitgang 2 blokkeert;

- ontstaat in verblijfsgebied E en uitgang 7 blokkeert;

- ontstaat in verblijfsgebied E en uitgang 3 blokkeert;

- ontstaat in verblijfsgebied B en uitgang 3 blokkeert;

- ontstaat in verblijfsgebied B en uitgang 4 blokkeert;

- ontstaat in verblijfsgebied C en uitgang 5 blokkeert;

- ontstaat in verblijfsgebied D en uitgang 6 blokkeert.

De gebieden s, t, u en v zijn verkeersruimten waar vluchtwegen doorheen voeren. Er is van

uitgegaan dat deze ruimten zodanig zijn uitgevoerd en gebruikt worden, dat een brand zich

hierin niet gemakkelijk kan ontwikkelen. Daarom hoeven er geen ontvluchtingsschema's te

worden onderzocht die uitgaan van een brand die in één van deze verkeersruimten ontstaat.

Daarnaast kan het zijn dat als gevolg van de ontwikkeling van rook en hitte meerdere in el-

kaars nabijheid gelegen uitgangen of aan verblijfsgebieden grenzende verkeersruimten

worden geblokkeerd.

Het moment waarop een vluchtmogelijkheid wordt geblokkeerd, volgt uit het brandmodel,

rekening houdende met de criteria als genoemd in 5.5.2 en 5.5.3.

Afhankelijk van de uit deze schema's resulterende ontvluchtingstijden voor de verschillende

gebieden en de bij de betreffende locatie behorende ontwikkeling van hitte en rook in die

gebieden, zou in principe ieder van deze schema's kritisch kunnen blijken.

Over het algemeen zal er op grond van de in de verschillende gebieden aanwezige vuur-

belasting, bezetting en de capaciteiten van de vluchtroutes, kunnen worden besloten tot een

belangrijke inperking van het aantal mogelijk relevante schema's dat moet worden doorge-

rekend.

4.7.2 Stapsgewijze berekening vluchttijden

De hierna geschetste stapsgewijze berekening van de vluchttijden zal worden toegelicht aan

de hand van het in figuur 3 geschetste ontvluchtingsschema.

Stap 1

De berekening start bij de 'bronnen' van de stromen, de verblijfsgebieden waarin geen in-

stroom plaatsvindt, omdat er geen vluchtroute doorloopt (de verblijfsgebieden A, B en D).

Page 22: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 23 -

NB Het startmoment van het ontvluchten is voor alle verblijfsgebieden A t/m E hetzelfde. De

berekening van de ontvluchtingstijd voor de verblijfsgebieden C en E wordt alleen pas in stap

2 uitgevoerd, omdat dan gelijk rekening kan worden gehouden met de in stap 1 berekende

stromen vluchtenden die vanuit de gebieden B en A de gebieden C en E binnenkomen.

Voor ieder van die verblijfsgebieden wordt de 'ontvluchtingstijd' bepaald voor de aanwezige

personen op basis van de loopafstanden binnen het gebied (Tl) dan wel op basis van de ca-

paciteit van de beschikbare uitgangen (Tc). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de reken-

grootheden uit de paragrafen 4.2 tot en met 4.5.

Bij de berekening wordt ervan uitgegaan dat de aanwezigen zich naar rato van de capaciteit

van de verschillende uitgangen over deze uitgangen verdelen.

De langste tijd die uit deze berekeningen volgt (op basis van de capaciteit of op basis van

de loopafstand) bepaalt de 'ontvluchtingstijd' van het betreffende verblijfsgebied.

Stap 2

Uit stap 1 is de instroom bekend uit de verblijfsgebieden zonder instroom naar de ver-

blijfsgebieden met wel een instroom (verblijfsgebieden C en E) en naar de eerstvolgende

niet in verblijfsgebieden gelegen verkeersruimte (s).

Op basis van de aanwezige bezetting (C en E) en de instroom (C, E en s) kunnen voor deze

gebieden op basis van de loopafstanden, respectievelijk de capaciteiten, de ontvluch-

tingstijden worden bepaald.

Als de capaciteit van de uitstroom uit een gebied kleiner is dan de instroom, zal de bezetting

van een gebied toenemen. Het overschot tussen de instroom ten opzichte van de uitstroom

bepaalt de toename van het aantal personen in het gebied.

Daarbij moet worden gecontroleerd of de opvangcapaciteit van het gebied voldoende groot

is om te voorkomen dat de in stap 1 bepaalde uitstroom naar het gebied wordt vertraagd.

Het aantal personen in een gebied kan niet groter worden dan de maximale opvangcapa-

citeit van dat gebied (vijf personen per m2 voor een vlakke vloer, respectievelijk vier perso-

nen per m2 als het een trap betreft).

Zodra de maximale opvangcapaciteit van een gebied wordt bereikt, wordt de uitstroom-

capaciteit van dat gebied bepalend voor de ontvluchtingstijd van de gebieden die op het be-

schouwde gebied uitstromen. Dit verschijnsel wordt hier aangeduid als 'achterwaartse op-

stuwing'. In 4.7.3 is het rekenen met de effecten van een dergelijke 'achterwaartse opstu-

wing' aan de hand van een voorbeeld toegelicht.

Stap 3, 4 en volgend

Analoog aan stap 2 kunnen nu volgende schakels uit de ontvluchtingsroute worden doorge-

rekend:

Op grond van de instroom in verkeersruimte t uit de verblijfsgebieden C en D kunnen nu met

behulp van de doorstroomcapaciteit en de looptijd in het trappenhuis u de ontvluchtings-

tijden van t en u en de instroom van het laatste verkeersgebied, v worden berekend.

Ten slotte kan voor verkeersgebied v op basis van de berekende instroom uit E, s en u de

ontvluchtingstijd worden berekend.

Page 23: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 24 -

De berekening eindigt op het moment dat alle aanwezigen het gebouw zijn ontvlucht.

Bij iedere schakel in de vluchtroute, waar vanaf een bepaald moment de gecumuleerde in-

stroom groter blijkt te zijn dan de som van de opvangcapaciteit en de gecumuleerde uit-

stroom, zal de 'opstuwing stroomopwaarts' moeten worden berekend op de wijze als aan-

gegeven in 4.7.3.

De berekening resulteert voor alle gebieden in de tijdstippen waarop deze geheel zijn ont-

vlucht.

4.7.3 Berekening 'achterwaartse opstuwing'

In figuur 4 is een situatie geschetst, aan de hand waarvan de berekening zal worden toege-

licht van de ontvluchtingstijden bij het optreden van achterwaartse opstuwing.

Wanneer van een in een vluchtroute gelegen gebied b, de instroom groter is dan de uit-

stroomcapaciteit, neemt de bezetting van dat gebied b toe. Wanneer het aantal personen in

dat gebied b zo groot wordt dat de opvangcapaciteit is bereikt, kan de bezetting niet verder

toenemen. Dit betekent dat vanaf dat moment er niet meer personen b binnen kunnen dan

er uitgaan. Dit houdt in, dat de capaciteit van de instroom in gebied b, en daarmee de uit-

stroomcapaciteit van het voorliggende gebied (A), afneemt tot de uitstroomcapaciteit van

gebied b.

Dit verschijnsel is hier aangeduid als 'achterwaartse opstuwing'.

Figuur 4: Een opvanggebied in een ontvluchtingsroute

Page 24: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 25 -

In het rekenvoorbeeld bedraagt de afstand tussen de uitgang van de verkeersruimte b en de

meest nabijgelegen ingang vanuit gebied A 8 m. Deze afstand is niet in verblijfsgebied gele-

gen.

De berekening kan op de volgende manier worden aangepakt.

p1 Bepaling van de periode 1, waarin personen vanuit gebied A gebied b binnen-

vluchten, voordat de uitgang van gebied b (waar bij de start van het ontvluchten geen

bezetting aanwezig is) wordt benut.

Deze periode wordt bepaald door de looptijd tussen de uitgang van gebied A en die

van gebied b. Deze periode bedraagt dus (8 m/1,6 m/s =) 5 seconden.

Gedurende deze periode zullen er (9 pers/s x 5 =) 45 personen vanuit gebied A ge-

bied b instromen.

Na deze tijd resteert er een opvangcapaciteit in gebied b van (260 pers - 45 pers =)

215 personen.

p2 Bepaling van de periode 2, waarin de resterende opvangcapaciteit wordt opgevuld.

Gedurende deze periode stromen er (9 pers/s - 4,5 pers/s =) 4,5 pers/s meer het ge-

bied b binnen dan eruitstromen. Dat wil zeggen, dat de resterende opvangcapaciteit

na (215 pers/4,5 pers/s =) 48 seconden volledig is benut. Tijdens deze periode vluch-

ten er (9 pers/s x 48 s =) 432 man van gebied A naar gebied b.

p3 Bepaling van de periode 3 die nodig is voor de verdere ontruiming van gebied A.

Na de perioden 1 en 2 zijn er in totaal (45 pers + 432 pers =) 477 personen vanuit

gebied A naar gebied b gestroomd. Er resteren na de perioden 1 en 2 dus nog (1.000

pers - 477 pers =) 523 personen in gebied A.

De verdere ontvluchtingstijd van gebied A wordt bepaald door de capaciteit waarmee

gebied b leegstroomt (4,5 pers/s). Deze resterende ontvluchtingstijd bedraagt dus

(523 pers/4,5 pers/s =) 116 seconden.

p4 Bepaling van de resterende periode 4 die nodig is voor het ontvluchten van gebied b.

Na periode 3 stromen er geen nieuwe personen meer uit A naar b. Aan het eind van

periode 3 is de opvangcapaciteit van gebied b (260 pers) nog volledig benut. De res-

terende periode voor het ontvluchten van gebied B bedraagt dus (260 pers/4,5 pers/s

=) 58 seconden.

De totale ontruimingstijd van gebied A omvat de perioden 1 tot en met 3 en bedraagt

dus (5 s + 48 s + 116 s =) 169 seconden.

De ontruiming van gebied b is na periode 4 voltooid, dus na (169 + 58 =) 227 secon-

den.

Zonder achterwaartse opstuwing zou de ontvluchtingstijd van A (1.000 pers / 9 pers/s =)

111 seconden zijn geweest. In bovengenoemd voorbeeld wordt de ontvluchtingstijd van A

door de achterwaartse opstuwing verlengd met (169 - 111 =) 58 seconden, ofwel met ruim

50%.

Gedurende 116 seconden (de periode p3) worden de personen die A willen ontvluchten,

geconfronteerd met een sterk gereduceerde capaciteit van de deuren waarop zij zijn aan-

gewezen.

Page 25: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 26 -

Het optreden van een sterke 'achterwaartse opstuwing' zal door een goed ontwerp van de

vluchtroutes zoveel mogelijk moeten worden vermeden.

Page 26: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 27 -

5. BEREKENING ONTWIKKELING BRAND EN ROOK

De berekening van de ontwikkeling van brand en rook, het brandmodel, is door het Centrum

voor Brandveiligheid van TNO-Bouw uitgebreid beschreven in [lit.2].

Het in [lit.2] beschreven brandmodel is een dynamisch model. Voor het doorrekenen van

één situatie moet een zodanig groot aantal rekenkundige bewerkingen worden uitgevoerd,

dat dit in de praktijk niet 'met de hand' is te doen. Daarom is voor het rekenen met het

'brandmodel' een programma geschreven, waarmee de berekeningen met behulp van een

PC kunnen worden uitgevoerd.

Voor het zelf uitvoeren van concrete berekeningen wordt verwezen naar het hiervoor reeds

genoemde PC-model met de bijbehorende gebruikershandleiding.

Het brandmodel is een schematisering van de werkelijkheid, die slechts binnen bepaalde

grenzen in voldoende mate met die werkelijkheid overeenkomt. Voor een goed begrip van

de randvoorwaarden bij het toepassen van het PC-model, is inzicht in de achtergronden van

het brandmodel noodzakelijk.

Kennis van de achtergronden en het belang van de verschillende invloedsfactoren op de

ontwikkeling van brand en rook zijn echter niet alleen van belang voor degenen die zelf met

het brandmodel rekenen, maar ook voor de ontwerpers en beoordelaars. Daarom zijn deze

achtergronden in dit hoofdstuk nader toegelicht. Daarbij zal achtereenvolgens worden inge-

gaan op:

- de gekozen schematisering van de ontwikkeling van de brand en de rook en de werking

van het brandmodel (5.1);

- de keuze van het brandschema, de plaats en ontwikkeling van de brand (5.2);

- de invloed op de ontwikkeling van de aanwezigheid van een sprinklerinstallatie respec-

tievelijk van rookluiken of -ventilatoren (5.3);

- de randvoorwaarden voor de toepassing van het model (5.4); en

- de wijze waarop de resultaten van het brandmodel moeten worden gekoppeld aan die

van het vluchtmodel om de ontvluchtingsmogelijkheden van het beschouwde comparti-

ment te beoordelen (5.5).

In [lit. 2] en in de gebruikershandleiding bij het PC-model is nader ingegaan op het reken-

programma en de daarin gebruikte fysische formules.

5.1 Schematisering ontwikkeling brand en rook, werking brandmodel

5.1.1 Ontwikkeling brand en rook

Bij het werken met het brandmodel is onderscheid te maken tussen twee situaties:

a. de brand ontstaat in de grote ruimte zelf, waarvoor de mogelijkheden om te ontvluchten

moeten worden geanalyseerd;

b. de brand ontstaat in een kleinere ruimte, grenzend aan de grote ruimte waarvoor de mo-

gelijkheden om te ontvluchten moeten worden geanalyseerd.

Page 27: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 28 -

Bij ieder van deze twee situaties is er weer sprake van twee mogelijkheden voor de wijze

waarop de rook in het grote brandcompartiment zich gedraagt:

1: de temperatuur van de rook is voldoende hoog, zodat deze naar het plafond stijgt en

daar blijft hangen; of

2: de temperatuur van de rook is minder hoog, en de rook mengt zich op in de lucht van de

gehele ruimte.

Voor de eerste situatie, waarin een stratificatie optreedt tussen de warme rook en de lucht,

wordt gerekend volgens het zogenaamde 'zone-model'.

Voor de tweede situatie wordt gerekend met het sub-model 'homogene opmenging'.

De schematisering van de ontwikkeling van brand en rook zullen hieronder worden toege-

licht aan de hand van de figuren 5 tot en met 7 uit [lit.2].

Figuur 5: Geschematiseerde weergave 'brand in grote ruimte'

Gestratificeerde situatie

In figuur 5 is geschematiseerd aangegeven, hoe als gevolg van een brand met omvang P

en vermogen Q, een bepaald debiet m aan rook de rookbuffer instroomt. Deze rookbuffer

met een dikte D hangt tegen het plafond; de ondergrens ervan ligt op een hoogte z boven

de vloer van de ruimte.

De ontwikkeling in de tijd van de dikte D van de rooklaag is afhankelijk van het massadebiet

mz dat de rooklaag instroomt en van het massadebiet mafv dat uit eventueel aanwezige ope-

Page 28: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 29 -

ningen (rookafvoerluiken) wegstroomt.

Het massadebiet mz is op zich weer afhankelijk van het vermogen van de brand en van de

hoogte tussen de brand en de onderkant van de rooklaag, waarover lucht in de verbran-

dingsrook kan inmengen.

Deze schematisering is geldig, zolang de temperatuur van de rook voldoende hoog is/blijft,

zodat de rook naar het plafond stijgt en daar blijft hangen. Voor deze gestratificeerde situa-

tie geldt de berekening volgens het 'zone-model'.

Homogene opmenging

Wanneer de temperatuur van de rook lager wordt, kan homogene opmenging van de rook in

de lucht over de gehele ruimte plaatsvinden. Dit kan onder meer optreden als gevolg van de

afkoeling van de rook aan het plafond en de wanden. Wanneer de rooktemperatuur volgens

de berekeningen met het 'zone-model' lager wordt dan 298 [K], moeten er daarom ook be-

rekeningen worden uitgevoerd met het sub-model 'homogene opmenging'. In dat geval moet

rekening worden gehouden met de voor het ontvluchten meest ongunstige situatie die uit de

berekeningen met de beide modellen volgt.

Figuur 6: Brand in aangrenzende ruimte

In figuur 6 is de schematisering gegeven voor het geval er brand ontstaat in een aan de gro-

te ruimte grenzende ruimte.

Het model biedt de mogelijkheid om rekening te houden met openingen tussen de aan-

grenzende ruimte die:

a. reeds bij het begin van de brand volledig zijn geopend, ofwel

b. de aanwezige scheiding na enige tijd geheel bezwijkt, omdat deze een brandwerendheid

heeft van minder dan 20 minuten.

Page 29: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 30 -

In geval b moet worden berekend op welk tijdstip in de ontwikkeling van de brand de af-

scheiding in de openingen bezwijkt.

De berekeningen voor een brand in de aangrenzende ruimte zijn iets gecompliceerder dan

voor een brand in de grote ruimte.

Afhankelijk van de ventilatie van de aangrenzende ruimte kan de ontwikkeling van de brand

daar brandstofbeheerst of ventilatiebeheerst zijn.

Een ander belangrijk verschil bij brand in de aangrenzende ruimte ten opzichte van brand in

de grote ruimte, is de extra inmenging van lucht in de rook bij de ombuiging van de horizon-

tale rookstroom naar de verticale rookpluim. De rookbuffer in de grote ruimte moet boven de

bovenzijde van de openingen in de scheiding met de aangrenzende ruimte liggen, wil deze

inmenging optreden.

Ook de plaats en afmetingen van de openingen in de scheidingsconstructie spelen een rol

bij de bepaling van het rookdebiet dat de grote ruimte binnenstroomt.

Wanneer het vermogen qz en het massadebiet mz van de rook dat op een bepaald tijdstip

wordt toegevoegd aan de rookbuffer berekend zijn, volgt het model voor de ontwikkeling van

de rookbuffer in de grote ruimte dezelfde lijnen als dat voor de situatie met een brand in de

grote ruimte zelf.

Zoals geschetst in figuur 6, start de berekening voor de rookontwikkeling in de grote ruimte

ook in deze situatie met het zone-model, waarbij uitgegaan wordt van een stratificatie van

de rooklaag tegen het plafond.

Ook hier geldt echter, dat zodra de temperatuur van de rook volgens de berekeningen van

het zone-model lager wordt dan 298 [K], de berekeningen eveneens moeten worden uitge-

voerd volgens het sub-model 'homogene opmenging'. Vervolgens moet rekening worden

gehouden met de voor het ontvluchten meest ongunstige resultaat van de berekeningen

met de beide modellen.

Page 30: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 31 -

Figuur 7: Brand in grote ruimte onder tussenvloer

De situatie met een brand in de grote ruimte onder een tussenvloer is te behandelen als een

brand in een aangrenzende ruimte, waarbij van het begin van de brand af aan de scheiding

tussen de 'aangrenzende ruimte' en de grote ruimte geheel open is geweest.

5.1.2 Werking brandmodel en resultaten berekeningen

Als startmoment voor de berekeningen van de ontwikkeling van de brand en de rook, is in

het model gekozen voor het moment van waaraf de omvang van de brand zich verder kwa-

dratisch ontwikkelt. Dat wil zeggen, dat aan het startmoment van de brand in het model in

werkelijkheid nog een voorfase (smeulfase) voorafgaat.

De plaats van de brand en de ontwikkeling daarvan (qua omvang en vermogen) in de tijd

volgen uit het gekozen brandschema (5.2). Op grond van deze gegevens wordt door het

model voor een klein tijdsinterval, met behulp van de in bijlage 4 vermelde formules, een se-

rie berekeningen uitgevoerd, waarmee de volgende variabelen worden bepaald:

- de brandomvang, het vermogen van de brand en de geproduceerde hoeveelheid rook;

- de massa van de rook en het vermogen dat de rooklaag instroomt;

- de afkoeling van de rooklaag aan dak en wanden;

- de hoeveelheid rook die uit de eventueel aanwezige rookafvoerluiken of ventilatoren

wegstroomt;

- de resulterende dikte en temperatuur van de rooklaag.

Page 31: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 32 -

De resultaten van de berekening voor het eerste tijdsinterval bepalen de startpositie voor

het tweede tijdsinterval, etcetera.

Om tot een voldoende nauwkeurige uitkomst te komen, mogen de tijdsintervallen volgens

[lit. 2] niet groter zijn dan 0,1 seconde. Dit betekent dat voor een periode van 10 à 15 minu-

ten 6.000 à 9.000 situaties moeten worden doorgerekend. Met de hand is dit niet te doen,

maar op een 'gemiddelde' PC is dit goed uitvoerbaar.

Bij de behandeling van de schematiseringen van de brand- en rookontwikkeling in 5.1.1 is

reeds gemeld dat er met verschillende (sub-)modellen moet worden gewerkt.

Voor het berekenen van de ontwikkeling van brand en rook bij het ontstaan van brand in de

grote ruimte zelf, wordt gestart met het 'zone-model'. Binnen het zone-model zijn formules

opgenomen voor de berekening van de afkoeling van de rook aan de wanden en de afvoer

van de rook en warmte via rookluiken of rookventilatoren. Voor de rook- en warmte-

afvoerinstallatie is uitgegaan van een installatie die voldoet aan NEN 6093, en die wordt

aangestuurd door een brandmeldinstallatie met rookmelders die voldoen aan NEN 2535.

Zodra de temperatuur van de rooklaag volgens het zone-model lager wordt dan 298 [K]

worden ook de berekeningen uitgevoerd met het sub-model 'homogene opmenging'.

Voor het berekenen van de ontwikkeling van brand en rook bij het ontstaan van brand in

een aangrenzende ruimte, wordt gebruik gemaakt van het sub-model 'brand in aan-

grenzende ruimte'. Binnen het sub-model 'brand in aangrenzende ruimte' bestaat de moge-

lijkheid om te rekenen met de aanwezigheid van een sprinkler-installatie. Daarnaast is er

een sub-model opgenomen om te bepalen op welk moment de niet-voldoende brandweren-

de geveldelen bezwijken en de rook de grote ruimte instroomt. Daarbij is ervan uitgegaan

dat deze geveldelen bestaan uit niet-brandwerend glas.

Om tot voldoende betrouwbare resultaten te komen, moet binnen het geldigheidsbereik van

deze sub-modellen worden gebleven. Daarvoor moet rekening worden gehouden met de in

5.4 genoemde randvoorwaarden voor de toepassing van de modellen.

Als resultaten van de berekeningen met de diverse (sub-)modellen volgen onder meer

waarden voor de ontwikkeling in de tijd van:

- de omvang en het vermogen van de brand (diameter en/of omtrek in m, vermogen in W);

- de hoogte z van de rooklaag boven de vloer van de ruimte (in m);

- de dichtheid RD van de rooklaag (in m-1

);

- de temperatuur van de rooklaag (in K).

Deze waarden zijn onder meer bepalend:

- of vluchtwegen op een bepaalde afstand tot de brand (nog) bruikbaar zijn;

- voor het moment waarop een brand in een aangrenzende ruimte door de gevel-

openingen heen breekt;

- voor het moment van ontdekken van de brand; en

- of verblijf in een bepaalde ruimte nog mogelijk is.

Page 32: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 33 -

5.2 Keuze brandschema, plaats en ontwikkeling van de brand

5.2.1 Ontwikkeling van de brand

De tijd waarin een ruimte met rook gevuld raakt in geval van brand, wordt in belangrijke ma-

te bepaald door de ontwikkeling van de omvang en het vermogen van de brand. Deze ont-

wikkeling is afhankelijk van de aard, plaats en hoeveelheid van de brandbare goederen. In

bepaalde gevallen spelen tevens de stapelhoogte en de opslagwijze een belangrijke rol.

De parameters die voor de ontwikkeling van de brand van belang zijn, zijn door het Centrum

van Brandveiligheid van TNO-Bouw, uitvoerig beschreven in [lit. 2].

Op grond van die parameters kan worden gekozen voor een bepaald gestandaardiseerd

verloop van de brand, dat we hier zullen aanduiden als 'brandschema'.

De verschillende in het model gebruikte brandschema's kennen een kwadratische ont-

wikkeling van het vermogen Qf van de brand in de tijd. Deze kwadratische brandont-

wikkeling wordt gekarakteriseerd door de formule Qf(t) = 2 * kref * ( t / tc )2.

De tijdconstante tc (s) is de tijd die de brand er vanaf het startmoment over doet om een op-

pervlakte van 2 m2 te bereiken. Hoe kleiner tc, hoe sneller de brand in omvang groeit.

De term kref bepaalt de vermogensdichtheid van de brand (W/m2).

Beide termen worden bepaald door factoren als de aard, hoeveelheid en eventuele sta-

peling van het aanwezige brandbare materiaal.

Voor ruimten met een beperkte vuurbelasting, kan op grond van een algemene karak-

terisering eenvoudig een brandschema worden gekozen, bijvoorbeeld:

- 'kantoorfunctie': Kref = 0,3 W/m2; tc = 300 s;

- 'winkelfunctie': Kref = 0,5 W/m2; tc = 150 s.

De vuurbelasting en de snelheid waarmee de brand zich uitbreidt, zijn bij de winkelfunctie

beide hoger dan bij de kantoorfunctie.

Voor gebouwen met een hoge vuurbelasting gaat deze benadering niet op, en moet reke-

ning worden gehouden met de stapelhoogte, het type materiaal en de wijze van op-

slag/stapeling.

Voor het werken met het model voor de grote ruimte zijn in [lit. 2] de brandschema's daarom

in vier klassen ingedeeld. Op de achtergrond en de betekenis van deze klassen wordt hier-

onder ingegaan. Meer informatie is opgenomen in bijlage 4.

Klasse I - Niet-industriegebouw én vuurbelasting ≤ 152 MJ/m2.

Het gaat hier om een brandschema met een 'lage' vermogensdichtheid (kref = 0,2.106 W/m

2)

en een 'langzame' uitbreiding van de brand (tc = 600 s).

De gekozen grens voor de maximale vuurbelasting komt ongeveer overeen met een equiva-

lent van 8 kg vurenhout per m2.

Bij deze laagste klasse moet worden gedacht aan ruimte als een sporthal of een stationshal.

Page 33: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 34 -

Klasse II - Niet-industriegebouw, én vuurbelasting ≥ 152 MJ/m2 én vuurbelasting is ge-

concentreerd in een zone van maximaal 3 m boven de vloer.

Dit is een brandschema met:

- een 'normale' vermogensdichtheid (kref = 0,5.106 W/m

2 per m hoogte van de stapeling

van de goederen, met een minimum van 0,5.106 W/m

2 voor stapelingen tot 1 m), en

- een 'snelle' uitbreiding van de brand (tc = 150 s).

Bij deze klasse kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een ruimte met meubels (stapel-

hoogte tot 1 meter) of een beurs met stands die niet hoger zijn dan 3 meter.

Klasse III - Niet-industriegebouw, én past niet in klasse I of II, óf industriegebouw met op-

slagfunctie.

Dit is een brandschema met:

- een 'normale' vermogensdichtheid (kref = 0,5.106 W/m

2),

- maar met een onderverdeling in vier sub-klassen met betrekking tot de uitbrei-

dingssnelheid van de brand (tc = 600 s, 300 s, 150 s of 75 s) en daaraan gekoppelde

maximale stapelhoogten.

In bijlage 4 is nader ingegaan op de parameters, zoals de aard van de goederen en de

eventuele verpakking daarvan, die de keuze van de sub-klasse bepalen.

Klasse IV - Industriegebouw met productiefunctie.

Dit is een brandschema met een onderverdeling in zes sub-klassen, waarin:

- de vermogensdichtheid (kref) varieert van 0,4.106 W/m

2 tot 2,5.10

6 W/m

2, en

- de uitbreidingssnelheid van de brand (tc) van 600 s tot 150 s.

In bijlage 4 zijn de sub-klassen nader omschreven en is een voorbeeldlijst opgenomen van

de sub-klassen die bij diverse productie-functies passen.

Bij het zoeken naar de parameters voor de brandontwikkeling in [lit. 2] of in de aan [lit. 2]

ontleende bijlage 6, is niet altijd het gebruik terug te vinden dat in de concrete situatie is

voorzien ('toestellenberging?', 'restaurant?', 'stands?', etcetera). In die gevallen moet òf

worden gezocht naar een zo goed mogelijk vergelijkbaar gebruik, waarvoor wel parameters

zijn gegeven, òf in overleg met een deskundige zelf een verstandige schematisering van de

aard, hoeveelheid en stapelhoogte van het brandbare materiaal worden gekozen.

5.2.2 Plaats van de brand

Voor de plaats waar de brand ontstaat, moet de meest ongunstigste plaats worden ge-

kozen. In een enkel geval kan hiervoor met één berekening met het brandmodel worden vol-

staan, namelijk als er sprake is van één grote ruimte, met een vlakke vloer, zonder tussen-

vloer en zonder aangrenzende ruimten, en met een voldoende gelijkmatig over de ruimte

verdeelde vuurbelasting.

Page 34: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 35 -

In dat geval kan de brandhaard namelijk in horizontale zin over de vloer worden verschoven,

zonder dat de resultaten van het brandmodel worden beïnvloed.

In alle andere gevallen moeten verschillende alternatieven worden doorgerekend om de

meest ongunstigste plaats te kunnen vinden.

Bij het zoeken van de meest ongunstigste plaats moet ook worden gekeken naar het

vluchtmodel, omdat daaruit naar voren komt wat de meest kritieke vluchtmogelijkheden zijn

die door de keuze van de locatie waar de brand ontstaat, zouden kunnen worden geblok-

keerd.

5.3 Invloed van sprinklerinstallatie en van rookluiken of -ventilatoren

5.3.1 Sprinklerinstallatie

In het model is rekening gehouden met de eventuele aanwezigheid van een sprinkler-

installatie.

Als er een sprinkler-installatie aanwezig is, wordt ervan uitgegaan dat deze in werking treedt

zodra de brand een oppervlak heeft van 9 m2, waarna het vermogen van de brand blijvend

wordt gereduceerd tot 4,5.kref.

5.3.2 Rookluiken of rookventilatoren

In het vultijdenmodel is alleen in het zonemodel voorzien in rookluiken of rookventilatoren.

De invloed van rookluiken of rookventilatoren mag alleen in rekening worden gebracht vanaf

het moment dat volgens het zonemodel detectie heeft plaatsgevonden en zolang de tempe-

ratuur van de rooklaag voldoende hoog is om de vorming van een rookbuffer te garanderen.

5.4 Randvoorwaarden voor de toepassing van het model

In [lit. 2] is een aantal concrete randvoorwaarden genoemd voor de toepassing van het

brandmodel, waaronder:

- het materiaal waaruit de wanden en het plafond zijn opgebouwd, moet een zodanig

brandgedrag vertonen, dat de branduitbreiding via deze materialen niét bepalend wordt;

- voor de grote ruimte:

. vloeroppervlakte ≤ 15.000 m2,

. hoogte 5 - 50 m,

. vlak dak, of en dak met een licht helling of bolling die zich voor de berekeningen vol-

doende nauwkeurig laat schematiseren door een vlak dak op de 'gemiddelde' hoogte

van het werkelijke dak,

. verschillen in de horizontale doorsnede over de ruimte < 10 %,

. maximaal één tussenvloer, mits deze minder dan 50% van de oppervlakte van de

grote ruimte beslaat en niet hoger gelegen dan 4,5 m boven de vloer;

Page 35: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 36 -

- voor de aangrenzende ruimte:

. vloeroppervlakte ≤ 250 m2,

. hoogte < 4,5 m,

. slechts aan één zijde grenzend aan grote ruimte,

. voldoende brandwerend gescheiden van andere aangrenzende ruimten,

. (binnen de beschouwde aangrenzende ruimte mogen wel scheidingswandjes voor-

komen).

In de praktijk zal aan veel van deze veronderstellingen en randvoorwaarden niet (geheel)

worden voldaan. Dit betekent niet automatisch dat niet met het model kan worden gewerkt.

Door het kiezen van een verstandige schematisering van de situatie, kan het model ook bij

(beperkte) afwijkingen van deze veronderstellingen worden toegepast. Daarbij moet goed

aandacht worden geschonken aan de basisprincipes van het model, waaronder:

- de invloed van de stijghoogte tussen de brand en de rooklaag op het massadebiet en de

temperatuur van de rook;

- de invloed van (variaties in) de horizontale doorsnee van de ruimte op het bergend ver-

mogen voor de rook van de bovenzijde van de ruimte en daarmee op het niveau van de

onderzijde van de rooklaag;

- de invloed van de buitenschil (plafond en wanden) op de afkoeling van de rook;

- de mogelijke invloed van eventueel meer dan één tussenvloer op de spreiding van de

rookkolom en de inmenging van lucht daarin;

- etcetera.

Bij zo een schematisering kan uiteraard worden gekozen voor een vereenvoudiging die altijd

veiliger is, zoals het verwaarlozen van de hoeveelheid rook die eventueel door permanent

aanwezige openingen boven uit het brandcompartiment naar buiten kan stromen.

Wanneer de ontvluchtingsmogelijkheden bij een dergelijke minder gunstige vereenvoudiging

voldoende zijn, zullen deze het in werkelijkheid zeker zijn.

Bij toenemende afwijkingen van de veronderstellingen en randvoorwaarden kan het risico

ontstaan dat de resultaten van het werken met het brandmodel geen voldoende veilige re-

sultaten opleveren.

Wanneer dit risico zich voordoet, is het noodzakelijk om óf zodanige maatregelen te treffen

dat ook met een altijd veilige schematisering voldoende resultaten worden verkregen, óf ad-

vies te vragen aan een op dit terrein deskundig adviseur.

5.5 Resultaten van het brandmodel in samenhang met het vluchtmodel

In deze paragraaf is aangegeven op welke wijze de resultaten met betrekking tot de ontwik-

keling van brand en rook, zoals die volgen uit het brandmodel, zijn gebruikt voor de beoor-

deling van de mogelijkheden voor het vluchten.

Overeenkomstig figuur 1 gaat het hierbij om de volgende tijdstippen:

- het tijdstip van ontdekken van de brand en het daaruit afgeleide tijdstip van het op gang

komen van het vluchten (5.5.1);

- de tijdstippen waarop bepaalde vluchtwegen onbruikbaar worden (5.5.2); en

- de tijdstippen waarop het verblijf in bepaalde gebieden onmogelijk wordt (5.5.3).

Page 36: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 37 -

5.5.1 Tijdstip van ontdekken van de brand en tijdstip start vluchten

Als uitgangspunt is gekozen, dat de brand is ontdekt, zodra de brand door een iemand in

het gebouw is gesignaleerd.

Vanaf dit tijdstip moet met een reactietijd worden gerekend van twee minuten, waarna er

mee gerekend mag worden dat het ontvluchten volledig op gang is gekomen (4.6).

Ontdekking van brand in de te ontruimen grote ruimte zelf:

Bij brand in een gebied met een bezetting die groter of gelijk is aan de rekenbezetting die

behoort bij bezettingsklasse B2, wordt aangenomen dat de brand op het startmoment van

de brand wordt ontdekt.

Bij lagere bezettingsgraden wordt ervan uitgegaan, dat de brand wordt ontdekt door-dat de-

ze wordt geroken op het moment dat én de rookdichtheid op 1,7 m boven de vloer groter is

dan 1/15.000 m-1

én de dikte van de rooklaag groter is dan 1 m.

Bij aanwezigheid van automatische rookmelders, wordt geacht dat de brand wordt ontdekt

60 seconden nadat de rookdichtheid in de rookbuffer groter is dan 0,05 m-1

.

Ontdekking van brand in een aangrenzende ruimte:

In een aangrenzende ruimte met een bezetting groter of gelijk aan de bezetting behorende

tot bezettingsklasse B2, wordt aangenomen dat de brand op het startmoment van de brand

wordt ontdekt.

Bij lagere bezettingsgraden wordt ervan uitgegaan dat de brand wordt ontdekt door-dat de-

ze wordt geroken op het moment dat én de rookdichtheid op 1,7 m boven de vloer groter is

dan 1/15.000 m-1

én de dikte van de rooklaag groter is dan 1 m.

Bij aanwezigheid van rookdetectie, in de aangrenzende ruimte, wordt aangenomen dat de

brand 60 seconden na het startmoment wordt ontdekt.

Indien bovengenoemde ontdekkingsmechanismen (personen, rookdetectie) binnen de aan-

grenzende ruimte niet aanwezig zijn, wordt aangenomen dat de brand wordt ontdekt op het

moment dat de brand door de openingen in de scheidingswand met de grote ruimte breekt.

Een brand zal uiterlijk 13 minuten na het startmoment van de brand zijn ontdekt.

5.5.2 Moment waarop bepaalde vluchtmogelijkheden onbruikbaar worden

Uitgangspunt is, dat gedurende de eerste 30 seconden na het startmoment van de brand,

één uitgang in de buurt waarvan de brand ontstaat in ieder geval nog als vluchtweg mag

worden meegerekend. Hierdoor zijn ook ruimten met slechts één uitgang nog gedurende

een korte tijd te ontvluchten.

Page 37: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 38 -

Met inachtneming van dit uitgangspunt, wordt aangenomen dat een uitgang c.q een vlucht-

weg door de straling van de brand wordt geblokkeerd, zodra deze zich bevindt binnen een

afstand van twee maal de diameter van de brand, gemeten vanuit het hart van de brand. Op

deze afstand van de brand heerst een warmtestralingsintensiteit die met de blote huid nog

gedurende ten minste 30 seconden zonder pijn kan worden doorstaan.

Een vluchtweg kan ook onbruikbaar worden door rook. Hiervoor zijn dezelfde crite-ria aan-

gehouden als voor de bepaling van het tijdstip waarop gebieden onbruikbaar worden voor

het verblijf van personen, zoals hierna in 5.5.3 behandeld.

5.5.3 Onbruikbaar worden van gebieden voor verblijf door personen

Als uitgangspunt voor een veilige ontvluchtingstijd is in het model aangehouden dat een

ruimte moet zijn ontruimd binnen 30 seconden, nadat zich één van de volgende omstandig-

heden voordoet:

- de temperatuur van de rookbuffer onder de overkapping wordt hoger dan 200 C0; of

- de onderkant van de rookbuffer komt lager dan 2,5 m boven de vloer en de zichtlengte

door de rook voor lichtgevende voorwerpen wordt minder dan 30 m.

Page 38: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 39 -

6. BEOORDELING MOGELIJKHEDEN TIJDIGE ONTVLUCHTING

Na berekening van de ontvluchtingstijden met het vluchtmodel volgens hoofdstuk 4 en van

de berekening van de ontwikkeling van brand en rook met het brandmodel volgens hoofd-

stuk 5 kunnen de mogelijkheden voor een tijdige ontvluchting van het grote brandcomparti-

ment worden beoordeeld.

Voor alle brandschema's en moet per gebied worden vergeleken op welk tijdstip het gebied

is ontruimd (Tontruimd) en op welk moment dit volgens het brandmodel had moeten zijn ont-

ruimd (Tblok).

De ontruimingstijd (Tontruimd) van een gebied, gerekend vanaf de start van de brand, is de

som van:

tmeld: de tijd vanaf de start van de brand totdat deze wordt ontdekt, zoals deze volgt uit

het brandmodel (5.5.1); en

treactie: de reactietijd die verstrijkt na het ontdekken van de brand totdat het vluchten vol-

ledig opgang komt overeenkomstig het vluchtmodel (4.6); en

tontvlucht: de tijd die, bepaald overeenkomstig het vluchtmodel, nodig is vanaf de start van

het vluchten totdat de laatste persoon het beschouwde gebied heeft verlaten.

Het tijdstip Tblok waarop een gebied moet zijn ontruimd, is de tijd vanaf de start van de

brand, tot het tijdstip waarop de berekeningen met het brandmodel aangeven dat de in 5.5.3

genoemde criteria worden overschreden, vermeerderd met 30 seconden.

Als (Tblok - Tontruimd) positief is, kan het betreffende gebied bij het beschouwde brandschema

tijdig worden ontvlucht.

Als (Tblok - Tontruimd) negatief is, kan het betreffende gebied bij het beschouwde brandschema

niet tijdig worden ontvlucht, en is de situatie dus niet toelaatbaar.

Als (Tblok - Tontruimd) negatief is, zullen er uit de uitgevoerde analyses veelal reeds direct mo-

gelijke maatregelen naar voren komen om tot een verantwoorde situatie te komen, zoals:

- verkorting van tmeld, bijvoorbeeld door het aanbrengen van automatische brandmelding in

een aangrenzende ruimte;

- verkorting van tontvlucht, bijvoorbeeld door het vergroten van de capaciteit van vluchtroutes,

of door het aanbrengen van een (extra) nooduitgang;

- verlenging van de periode totdat Tblok wordt bereikt, bijvoorbeeld door:

. het verlagen van de vuurbelasting,

. het aanbrengen van sprinklers in de aangrenzende ruimte(n),

. het aanbrengen van een rook- en warmteafvoer-installatie in de grote ruimte.

Op die punten, waar als gevolg van de voorgestelde maatregel(en) wijzigingen optreden in

de input van het vluchtmodel en/of van het brandmodel, moet de situatie met het betreffen-

de model opnieuw worden doorgerekend.

Dit proces moet zonodig worden herhaald, totdat voor alle brandschema's voor alle ver-

blijfsgebieden de term (Tblok - Tontruimd) positief is.

Page 39: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 40 -

7. VOORBEELDEN: ANALYSES VOOR TWEE FICTIEVE GEBOUWEN

In dit hoofdstuk zal een illustratie worden gegeven van de toepassing van de in deze pu-

blicatie geschetste methodiek voor de analyse van de mogelijkheden tot vluchten uit een

groot brandcompartiment. Dit zal gebeuren aan de hand van de analyses voor twee concrete

gebouwen, te weten:

- een sporthal, en

- een beursgebouw.

Uitvoering van de analyse en weergave resultaten

Bij de uitvoering van de analyse zijn overeenkomstig de in de hoofdstukken 3 tot en met 5

beschreven methodiek, de volgende stappen genomen:

1- bepaling van de gebouwgegevens;

2- keuze basisschema vluchtstromen, en

3- keuze van de 'brandschema's';

4- berekenen met het vluchtmodel van de ontvluchtingstijden bij de verschillende brand-

schema's;

5- berekenen met het brandmodel voor de verschillende brandschema's van de tijdsduur

vanaf de start van de brand tot de tijdstippen waarop

- de brand wordt ontdekt;

- het vluchten begint; respectievelijk

- vluchtroutes onbruikbaar worden, respectievelijk

- het verblijf in de verschillende gebieden onmogelijk wordt.

6- beoordeling op grond van de resultaten van deze berekeningen van de mogelijkheden

tot tijdige ontruiming.

In de navolgende paragrafen zijn voor de twee voorbeeldgebouwen de resultaten van deze

analyses stap voor stap weergegeven.

7.1 Sporthal

7.1.1 Bepaling gebouwgegevens

De sporthal omvat:

- een sportzaal met tribune en een aantal bergruimten voor evenementen- en sportattribu-

ten;

- kleedruimten en sanitaire ruimte;

- een restaurant met keuken;

- een opstelplaats voor speelautomaten.

Een overzicht met een plattegrond en doorsnede van het gebouw met daarin aangegeven de

te onderscheiden verblijfsgebieden zijn opgenomen in de figuren 8a en 8b.

Page 40: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 41 -

De (geschematiseerde) gegevens van het gebouw ten behoeve van het vluchtmodel en het

brandmodel zijn samengevat in bijlage 2.

In de tabellen 1 en 2 van deze bijlage zijn recapitulaties gegeven van de bezetting van de

verschillende ruimten, respectievelijk van de berekende capaciteiten van de vluchtmogelijk-

heden waarmee in het vluchtmodel is gerekend.

Figuur 8a: Doorsnede en plattegrond sporthal begane grond

Page 41: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 42 -

Figuur 8b: Plattegrond tribune + verdieping

7.1.2 Keuze basisschema vluchtstromen

Het 'basisschema' van de vluchtstromen is weergegeven in figuur 9. In dit basisschema is er

geen rekening mee gehouden dat door de plaats en/of omvang van de brand vlucht-

mogelijkheden onbruikbaar zijn.

Wanneer het betreffende brandschema daar aanleiding toe geeft, moet dit basisvlucht-

schema worden gecorrigeerd om rekening te houden met het wegvallen van vlucht-

mogelijkheden.

Page 42: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 43 -

Figuur 9: Basisschema vluchtstromen sporthal

7.1.3 Keuze van de brandschema's

De brandschema's zijn primair onderscheiden naar de locatie van de brand.

Per locatie van de brand is de brandklasse van het betreffende gebied vastgesteld met de

eventuele stapelhoogte.

Dit leidt tot de volgende onderzochte brandschema's (*E1 t/m *O'w'):

NB Toelichting bij de aanduiding van de brandschema's:

- de eerste hoofdletter slaat op het verblijfsgebied waarin de brand optreedt (A t/m E);

- de achtervoegingen geven de uitgangspunten aan voor het brandmodel, zoals de aard

van de brand en de wijze van detectie zoals hieronder bij het betreffende brandschema

omschreven.

Brand ontstaat in de grote ruimte:

- in de sportzaal (E), op de vloer van de sportzaal:

*E1 - brandklasse I

*E21- brandklasse II bij een stapelhoogte van ten hoogste 1 m

*E22- brandklasse II bij een stapelhoogte van ten hoogste 2 m

Page 43: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 44 -

*E23- brandklasse II bij een stapelhoogte van ten hoogste 3 m

- op de tribune (A) nabij uitgang 9 of nabij uitgang 12:

*A21- brandklasse II bij een stapelhoogte van ten hoogste 1 m

- op het balkon (B, opstelplaats voor speelautomaten) onder de tussenvloer boven het bal-

kon:

*B'k'- brandgedrag overeenkomstig 'kantoorgebouw'

Brand ontstaat in een aangrenzende ruimte:

- in de berging van evenementen-attributen

*O'w'- brandgedrag overeenkomstig 'winkelgebouw'

met als onderverdeling

*O'w'z- zonder automatische branddetectie

*O'w'm- met automatische branddetectie

- in het restaurant (C)

*C'k'- brandgedrag overeenkomstig 'kantoorgebouw'

met als onderverdeling

*C'k'p- met publiek aanwezig

*C'k'z- zonder publiek aanwezig en zonder automatisch branddetectie

*C'k'm- zonder publiek aanwezig maar met automatisch branddetectie

Toelichting bij de keuze van de brandklasse:

Voor brandlocatie E, op de vloer van de sportzaal, hangt de brandklasse af van het gebruik

van de hal op het moment dat de brand uitbreekt; of er op dat moment sport wordt bedreven

of dat er een ander evenement plaats vindt. Daarom is voor deze brandlocatie gerekend

met meerdere brandschema's voor verschillende brandklassen.

Voor brandlocatie A (tribune) is in verband met de aanwezigheid van zitplaatsen van

brandbaar materiaal, uitgegaan van een brandklasse 2 met een stapelhoogte tot 1 meter.

Voor brandlocatie B (opstelplaats voor speelautomaten) is uitgegaan van een brandbela-

sting overeenkomstig een kantoorgebouw, evenals voor het restaurant, brandlocatie C.

Voor brandlocatie D, de berging voor de attributen voor evenementen, is een brandklasse

overeenkomstig 'winkelgebouw' aangenomen.

7.1.4 Resultaten van de berekeningen met het vluchtmodel

Bij de berekeningen van de ontvluchtingstijden van de verschillende gebieden zijn steeds

zowel berekeningen uitgevoerd voor een ongehinderde ontvluchting, als voor een ont-

vluchting waarbij overeenkomstig één van de brandschema's één of meer vluchtmogelijk-

heden (eventueel) worden geblokkeerd.

(NB. De in de berekeningen gebruikte doorstroomcapaciteiten en bezettingen van de ver-

schillende ruimten zijn ontleend aan de tabellen 1 en 2 van bijlage 2).

Page 44: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 45 -

Ontvluchtingstijd vanuit de sportzaal (E):

Op basis van looptijd:

De grootste som van de loopafstanden van enig punt in gebied E naar twee nabijgelegen

toegangen, bedraagt 44 m. Deze afstand voert geheel door verblijfsgebied. De looptijd is,

zowel bij bezetting B5 als B2, (44 m x 1,5 / 1,6 m/s =) 41 seconden.

Op basis van capaciteit:

De ontvluchtingstijd vanuit de zaal op basis van capaciteit bij een bezettingsklasse B5 be-

draagt (48 pers. / 28 pers./s =) 2 seconden.

Wordt uitgegaan van een bezettingsklasse B2 (evenementen), terwijl alle toegangen be-

schikbaar zijn, dan bedraagt de ontvluchtingstijd op basis van capaciteit (713/28=) 25 se-

conden.

Is bij deze bezettingsklasse de belangrijkste uitgang (1) door brand geblokkeerd, dan is de

ontvluchtingstijd (713/19=) 37 seconden.

De looptijd van 41 seconden is dus in alle situaties maatgevend voor de ontvluchtingstijd

vanuit de grote ruimte.

Ontvluchtingstijd vanaf de tribune (A):

Op basis van looptijd:

Omdat verblijfsgebied A een verblijfsgebied met vaste zitplaatsen is, moet worden gerekend

met de werkelijke door de looppaden af te leggen afstand. De maatgevende loopafstand is

26,5 m, waarvan 10 m over een horizontale vloer en 16,5 m over een tribunetrap voert.

Uitgaande van een maximale dichtheid bezetting in personen op de tribunetrap, bedraagt de

maximale loopsnelheid 0,32 m/s (tabel 2).

Indien iedereen op het zelfde moment opstaat, is de dichtheid in het looppad (1 / 0,4 x 0,5=)

5 pers./m2. De loopsnelheid volgens tabel 2 bedraagt dan 0,4 m/sec.

De ontvluchtingstijd op basis van af te leggen afstand is (10 m / 0,4 m/s + 16,5 m / 0,3m/s =)

80 seconden.

Op basis van capaciteit:

Omdat de tribune een verblijfsgebied is met vaste zitplaatsen, moet met het werkelijke aan-

tal toeschouwers bij volledige bezetting van alle zitplaatsen (440 stuks) worden gerekend.

De ontvluchtingstijd van de tribune op basis van capaciteit, waarbij de tribunetrappen 7, 8 en

9 bepalend zijn, bedraagt, als alle drie tribunetrappen voor het ontvluchten beschikbaar zijn

(440 pers. / 3,9 pers./s =) 114 seconden.

Wanneer één tribunetrap door brand geblokkeerd is (bij brand op de tribune nabij de bo-

venzijde van één van de trappen, wordt de ontvluchtingstijd (440/2,6 =) 169 seconden.

Wanneer twee van de drie tribunetrappen niet bruikbaar zijn (bij doorslaan van de brand uit

het restaurant), bedraagt de ontvluchtingstijd (440/1,3 =) 338 seconden.

De ontvluchtingstijd van de tribune wordt dus bepaald door de doorstroomcapaciteit van de

Page 45: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 46 -

trappen.

Ontvluchtingstijd van het restaurant (C):

Op basis van looptijd:

De grootste som van de loopafstanden vanuit enig punt in gebied C naar twee nabijgelegen

toegangen, bedraagt 23 m. Deze afstand voert geheel door verblijfsgebied met een bezet-

tingsklasse B1. De looptijd is (23 m x 1,5 / 1,1 m/s =) 31 seconden.

Op basis van capaciteit:

Bij een bezettingsklasse B1 bedraagt de bezetting van het restaurant 144 personen.

De ontvluchtingstijd op basis van capaciteit, als beide toegangen beschikbaar zijn, bedraagt

derhalve (144 pers. / 6.5 pers./s =) 22 seconden.

Is bij deze bezettingsgraad de belangrijkste uitgang (13) door brand geblokkeerd, dan is de

ontvluchtingstijd (144/2.2 =) 65 seconden.

Indien beide toegangen beschikbaar zijn, is dus de looptijd van 31 seconden maatgevend

voor de ontvluchtingstijd vanuit het restaurant.

Indien de grootste uitgang (13) door brand is geblokkeerd, is de ontvluchtingstijd op basis

van capaciteit van 65 seconden maatgevend.

Ontvluchtingstijd van het balkon (B):

Op basis van looptijd:

De loopafstand vanuit gebied B naar de twee nabijgelegen uitgangen bedraagt slechts en-

kele seconden.

Op basis van capaciteit:

In verblijfsgebied B is een bezetting van 11 personen.

De capaciteit van de nabijgelegen uitgangen 10 en 11 bedraagt 6,7 personen per s. De ont-

vluchtingstijd op basis van de capaciteit bedraagt derhalve minder dan 2 seconden.

Het balkon B is reeds ontruimd voordat de instroom naar het balkon en de overloop vanuit

de gebieden A en C op gang komt.

Ontvluchtingstijd van verkeersruimte s:

De looptijd vanaf de uitgang van de middelste tribunetrap tot deur 10 of 11 is (14 m / 1,6 m/s

=) 9 seconden.

De instroom naar de overloop s vanuit de gebieden A en C bedraagt 440 + 144 = 584 per-

sonen.

Wanneer er geen uitgangen zijn geblokkeerd, bedraagt de capaciteit van de uitgangen 10,

11 en 12 te zamen 11,0 personen per s. De minimale ontvluchtingstijd voor een instroom

Page 46: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 47 -

van 584 personen bedraagt derhalve (584/11,0 =) 53 seconden.

De ontvluchtingstijd van de overloop, berekend op basis van capaciteit (53 seconden), is

aanmerkelijk korter dan die van de tribune (114 seconden). Dit betekent dat er in de ver-

keersruimte s geen opstuwing optreedt.

De ontvluchtingstijd van de gebieden A+s bedraagt derhalve de som van de ontvluch-

tingstijd van gebied A en de looptijd door gebied s.

Zonder blokkade van uitgangen bedraagt de totale ontvluchtingstijd van de gebieden A (+B)

+s derhalve (114+9=) 123 seconden.

Wanneer uitgang 10 of 12 is geblokkeerd, bedraagt de capaciteit van de resterende uit-

gangen te zamen 6,7 personen per s. De minimale ontvluchtingstijd voor een instroom van

584 personen bedraagt in deze situatie derhalve (584/6,7 =) 87 seconden.

De ontvluchtingstijd van de overloop is ook in deze situatie aanmerkelijk korter dan die van

de tribune. Dit betekent dat voor de ontvluchtingstijd van de gebieden A+s bepalend is, de

som van de ontvluchtingstijd van gebied A en de looptijd door gebied s.

Bij één tribunetrap (9) geblokkeerd wordt dit dus (169 + 9=) 178 s.

De situatie dat twee tribunetrappen (7 en 8) geblokkeerd zijn, treedt op bij het brandschema

met een uitslaande brand uit de openingen van het restaurant. In dit geval vindt de ontvluch-

ting van de tribune geheel via trap 9 en uitgang 10 plaats. De looptijd tussen trap 9 en uit-

gang 10 bedraagt 2 seconden. De totale ontvluchtingstijd van A + s wordt in dit geval dus

(338 + 2=) 340 s.

Invloed trappenhuizen met overloop t en v op de ontvluchtingstijd vanuit s.

Voor beide trappenhuizen geldt dat de capaciteit van de trappen kleiner is dan die van de

toegangen die tot de overloop leiden, maar dat de overloop een zekere opvangcapaciteit

heeft, die er voor kan zorgen dat er mogelijk geen 'achterwaartse stuwing' optreedt naar de

verkeersruimte s.

De instroom op de verkeersruimte s vanuit de gebieden A en C bedraagt 584 personen.

Aangenomen wordt dat deze zich evenredig met de doorstroomcapaciteit van de uitgangen

10, 11 en 12 over deze uitgangen verdeelt, dan wel, bij blokkering van één van de uitgan-

gen, evenredig met de capaciteiten van de resterende vrije uitgangen.

Wanneer alle uitgangen beschikbaar zijn, verdeelt de uitstroom vanuit gebied s zich als

volgt:

- naar t vluchten (6,7/11 x 584 =) 356 personen, en

- naar v vluchten (4,3/11 x 584 =) 228 personen.

Dit aanbod is gespreid over een periode van 114 seconden.

Page 47: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 48 -

Wanneer alleen de uitgangen 11 en 12 beschikbaar zijn (brandschema met blokkering van

uitgang 10), verdeelt de uitstroom vanuit gebied s zich als volgt:

- naar t vluchten (2,4/6,7 x 584 =) 209 personen, en

- naar v vluchten (4,3/6,7 x 584 =) 375 personen.

Dit aanbod treedt op bij brandschema *A21 (tribunetrap 9 geblokkeerd) en is gespreid over

een periode van 169 seconden.

Wanneer alleen de uitgangen 10 en 11 beschikbaar zijn, moeten alle personen vanuit s (en

B) via trappenhuis t vluchten.

Deze situatie kan zich voordoen bij een variant op brandschema *A21, waarbij de brand op

de tribune nabij uitgang 12 plaats vindt.

Het aanbod van 584 personen zal dan gespreid zijn over een periode van 169 seconden.

Een ander brandschema waarbij uitgang 12 wordt geblokkeerd, is bij een uitslaande brand

uit het restaurant.

Trappenhuis t

De capaciteit van de trap is 1,6 personen per s.

De capaciteit van de toegangen 10 en 11 is 6,7 personen per seconde, zodat bij een vol-

doend 'aanbod' van vluchtenden, 'achterwaartse opstuwing' kan plaatsvinden.

De opvangcapaciteit van de overloop t is (76 m2 x 5 pers/m

2 =) 380 personen.

Als alle uitgangen beschikbaar zijn, is het maximale aanbod 356 personen, gespreid over

114 seconden, ofwel 3,1 personen per s. De capaciteit van de trap is 1,6 personen per s,

zodat de opvangcapaciteit van de overloop volstroomt met een tempo van (3,1 - 1,6 =) 1,5

personen per s.

Na (380 / 1,5 =) 253 seconden zou de opvangcapaciteit van de overloop volledig benut zijn.

Deze situatie treedt niet op, omdat het aanbod van vluchtenden slechts 114 seconden aan-

houdt. Er treedt in deze situatie bij trappenhuis t dus geen 'achterwaartse stuwing' op, en

geen verlenging van de ontvluchtingstijd van s.

Het brandschema waarbij trappenhuis t het zwaarst wordt belast, is dat waarbij alleen uit-

gang 12 door brand wordt geblokkeerd, en alle 584 personen via t moeten vluchten.

In dit geval bedraagt het aanbod 584 personen gespreid over 114 seconden, ofwel 5,1 per-

sonen per s. De capaciteit van de trap is 1,6 personen per s, zodat de opvangcapaciteit van

de overloop volstroomt met een tempo van (5,1 - 1,6 =) 3,5 personen per s.

Na (380 pers / 3,5 pers/s =) 109 seconden is de opvangcapaciteit van de overloop volledig

benut. Omdat het aanbod 114 seconden aanhoudt, zal hier een lichte 'achterwaartse opstu-

wing' plaatsvinden. Daarvoor moet hiervoor de berekening, als geschetst in 4.7, worden uit-

gevoerd.

Page 48: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 49 -

p1 : Looptijd op overloop tot trap (9,5 m / 1,6 m/s =) 6 sec.

In die tijd zijn (5,1 pers/s x 6 s =) 31 personen het trappenhuis binnengestroomd.

p2: Benutting resterende opvangcapaciteit overloop ((380 -31) pers / 3,5 pers/s =) 100

seconden. Gedurende deze periode vluchten (100 x 5,1 =) 510 personen het trap-

penhuis in.

p3: Na periode 1 en 2 zijn er (31 + 510 =) 541 personen het trappenhuis ingevlucht.

Voor de ontvluchting van de resterende (584 - 541 =) 43 personen is de capaciteit

van de trap maatgevend en bedraagt de resterende ontvluchtingstijd (43 pers / 1,6

pers/s =) 27 seconden.

De totale ontvluchtingstijd van gebied s komt hierdoor op (6 + 100 + 27 =) 133 seconden,

een verlenging van de eerder gevonden tijd met (133 - 114 =) 19 seconden.

Trappenhuis v

De capaciteit van de trap is 1,2 personen per s.

De capaciteit van toegang 12 is 4,3 personen per seconde, zodat bij een voldoende 'aan-

bod' van vluchtenden, achterwaartse opstuwing kan plaatsvinden.

De opvangcapaciteit van de overloop v is (26 m2 x 5 pers/m

2 =) 130 personen.

Als alle uitgangen beschikbaar zijn, is het maximale aanbod 228 personen, gespreid over

114 seconden, ofwel 2,0 personen per s. De capaciteit van de trap is 1,2 personen per s,

zodat de opvangcapaciteit van de overloop volstroomt met een tempo van (2,0 - 1,2 =) 0,8

personen per s.

Na (130 / 0,8 =) 163 seconden zou de opvangcapaciteit van de overloop volledig benut zijn.

Deze situatie treedt niet op, omdat het aanbod van vluchtenden slechts 114 seconden aan-

houdt. Er treedt in deze situatie bij trappenhuis v dus geen 'achterwaartse stuwing' op, en

geen verlenging van de ontvluchtingstijd van s.

Het brandschema waarbij trappenhuis v het zwaarst wordt belast, is dat waarbij uitgang 10

door brand wordt geblokkeerd, en er 375 personen via v zullen vluchten. Dit is het geval bij

brandschema *A21 met brand op de tribune nabij de uitgangen 9 en 10.

In dit geval bedraagt het aanbod 375 personen gespreid over 169 seconden, ofwel (375

pers / 169 s =) 2,2 personen per s. De capaciteit van de trap is 1,2 personen per s, zodat de

opvangcapaciteit van de overloop volstroomt met een tempo van (2,2 - 1,2 =) 1,0 personen

per s.

Na (130 pers / 1,0 pers/s =) 130 seconden is de opvangcapaciteit van de overloop volledig

benut. Omdat het aanbod 169 seconden aanhoudt, zal hier 'achterwaartse opstuwing'

plaatsvinden. Daarvoor zal ook hier de berekening, als geschetst in 4.7, worden uitgevoerd.

p1: Looptijd op overloop tot trap (8,4 m / 1,6 m/s =) 5 sec.

In die tijd zijn (2,2 pers/s x 5 s =) 11 personen het trappenhuis binnengestroomd.

p2: Benutting resterende opvangcapaciteit overloop ((130 -11) pers / 1,0 pers/s =) 119

seconden. Gedurende deze periode vluchten (119 x 2,2 =) 262 personen het trap-

penhuis in.

Page 49: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 50 -

p3: Na periode 1 en 2 zijn er (11 + 262 =) 273 personen het trappenhuis ingevlucht.

Voor de ontvluchting van de resterende (375 - 273 =) 102 personen is de capaciteit

van de trap maatgevend en bedraagt de resterende ontvluchtingstijd (102 pers / 1,2

pers/s =) 85 seconden.

De totale ontvluchtingstijd van gebied s komt hierdoor op (5 + 119 + 85 =) 209 seconden,

een verlenging van de eerder gevonden tijd met (209 - 169 =) 40 seconden.

7.1.5 Resultaten berekeningen met het brandmodel

De resultaten van de berekeningen met het brandmodel voor de verschillende brandsche-

ma's zijn samengevat in tabel 3.

De kolom Tmeld geeft het tijdstip aan waarop de brand wordt ontdekt, terwijl in de kolom

daarachter de wijze van ontdekking is vermeld.

De kolom Tblok geeft het tijdstip weer waarop voor het betreffende gebied de randvoor-

waarden worden overschreden die in 5.5.3 voor een veilig verblijf zijn genoemd. In de kolom

erachter is de reden aangegeven, waardoor het gebied ongeschikt wordt voor verblijf van

mensen (rooktemperatuur of dichtheid/nabijheid van de rooklaag).

Beide tijdstippen zijn gemeten vanaf het startmoment van de brand.

7.1.6 Beoordeling mogelijkheden tot een tijdige ontruiming

In tabel 3 zijn voor alle brandschema's achter de resultaten van het brandmodel en die van

het vluchtmodel achter elkaar geplaatst.

Vergelijking van deze resultaten geeft een overzicht van de potentieel onveilige situaties.

Page 50: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 51 -

Tabel 3: Overzicht resultaten berekeningen 'sporthal'

input brandmodel

output brandmodel

output vluchtmodel

brand-schema

ruimte met brand

klasse

sta-pel-hoogte

Tdet

Tmeld

meld. mech.

te ont-vluchten ruimte

Tblok

blokkage door:

reac-tietijd

vluchttijd tot veilig

ont-rui-mingstijd

Tont-

ruimd

Tblok-Tont-

ruimd

*E1

sportvloer

1

nvt

351 ruiken

zaal

1343

h.rooklaag

120

41

161

512

831

351 ruiken

tribune

839

h.rooklaag

120

123

243

594

245

*E21

sportvloer

2

1

108 ruiken

zaal

516

h.rooklaag

120

41

161

269

247

108 ruiken

tribune

355

h.rooklaag

120

123

243

351

4

*E22

sportvloer

2

2

95 ruiken

zaal

439

h.rooklaag

120

41

161

256

183

95 ruiken

tribune

311

h.rooklaag

120

123

243

338

-27

*E23

sportvloer

2

3

89 ruiken

zaal

390

temp.

120

41

161

250

140

89 ruiken

tribune

287

h.rooklaag

120

123

243

332

-45

*E23m

sportvloer

2

3

84

84

det.

zaal

390

temp.

120

41

161

245

145

84 det.

tribune

287

h.rooklaag

120

123

243

327

-40

*A21

tribune/balk.

2

1

0 zien

zaal

485

temp.

120

41

161

161

324

nabij 9

0 zien

tribune

397

h.rooklaag

120

178

298

298

99

*A21

tribune/balk.

2

1

0 zien

zaal

485

temp.

120

41

161

161

324

nabij 12

0 zien

tribune

397

h.rooklaag

120

133

253

253

144

*B'k'

balkon

303 ruiken

zaal

925

h.rooklaag

120

41

161

464

461

303 ruiken

tribune

740

h.rooklaag

120

123

243

546

194

*O'w'z

berging

202 br.glas

zaal

416

h.rooklaag

120

41

161

363

53

202 br.glas

tribune

320

h.rooklaag

120

123

243

445

-125

*O'w'm

berging

60

60 det.

zaal

416

h.rooklaag

120

41

161

221

195

60 det.

tribune

320

h.rooklaag

120

123

243

303

17

*C'k'z

restaurant

289 br.glas

zaal

677

h.rooklaag

120

41

161

450

227

geen aanw.

289 br.glas

tribune

531

h.rooklaag

120

340

460

749

-218

*C'k'm

restaurant

60

60 det.

zaal

677

h.rooklaag

120

41

161

221

456

geen aanw.

60 det.

tribune

531

h.rooklaag

120

123

243

303

228

*C'k'p

restaurant

0 zien

zaal

677

h.rooklaag

120

41

161

161

516

aanw.

0 zien

tribune

531

h.rooklaag

120

123

243

243

288

Page 51: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 52 -

De gegevens in de kolommen betreffende het vluchtmodel moeten als volgt worden gele-

zen:

- 'reactietijd' (treactie):

de vaste gemiddelde tijd van 120 seconden die is aangenomen tussen het ontdekken

van de brand en het moment dat het vluchten op gang is gekomen.

- ' vluchttijd veilig' (tontvlucht):

de ontvluchtingstijd in seconden vanuit het betreffende gebied totdat de laatste persoon

uit dat gebied een 'veilig' gebied buiten het brandcompartiment heeft bereikt.

- 'ontruimingstijd':

de tijd in seconden tussen het ontdekken van de brand en het tijdstip dat het betreffende

gebied is ontruimd

-'Tontruimd':

de tijd in seconden tussen de start van de brand en het tijdstip waarop het betreffende ge-

bied is ontruimd

-'Tblok - Tontruimd':

de tijdsduur tussen het tijdstip waarop het gebied volgens het brandmodel zou moeten

zijn ontruimd, en het tijdstip dat dit volgens het vluchtmodel inderdaad het geval is.

Een positief getal in de kolom 'Tblok - Tontruimd' geeft aan dat het betreffende gebied bij het be-

treffende brandschema tijdig is ontruimd. Het getal geeft het aantal seconden veilige 'spe-

ling' aan tussen het moment dat het gebied ontruimd is, en dat het uit veiligheids-

overwegingen uiterlijk ontruimd had moeten zijn.

Een negatief getal in de kolom 'Tblok - Tontruimd' geeft aan dat bij het betreffende brandschema

voor het betreffende gebied onvoldoende mogelijkheden aanwezig zijn om tijdig te ontvluch-

ten.

In tabel 3 komt dit bij 5 brandschema's voor. Deze zullen we hieronder nader analyseren.

Brandschema *C'k'z:

In geval van brand in het restaurant, zonder publiek en zonder detectie in die ruimte, wordt

het publiek op de tribune verrast, wanneer de brand achter hun rug uit de openingen van het

restaurant naar buiten slaat.

De ontruiming van de tribune moet dan via één tribunetrap plaatsvinden. De ontruimingstijd

duurt dan bijna 4 minuten (tabel 3, laatste kolom: Tblok - Tontr. = - 218 s) langer dan wat ge-

zien de ontwikkeling van de rook toelaatbaar is.

Indien er in het restaurant een brandmelder wordt aangebracht (brandschema *C'k'm), vindt

de ontdekking zoveel eerder plaats, dat ook de andere tribunetrappen nog voor het ont-

vluchten kunnen worden gebruikt. In dit geval blijft er een veilige marge van bijna 4 minuten

(228 s) over tussen het tijdstip waarop de tribune ontruimd is en waarop dit volgens het

brandmodel noodzakelijk is.

Brandschema *O'w'z:

Evenals bij *C'k'z betreft het hier brand in een aangrenzende ruimte zonder publiek, in dit

geval de berging voor de attributen voor evenementen.

Ook hier is de brand zover ontwikkeld voor deze naar buiten treedt, dat de hal relatief snel

Page 52: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 53 -

gevuld is met rook, waardoor het publiek op de tribune niet tijdig kan ontvluchten.

Evenals bij het restaurant kan hier eenvoudig een voldoende veilige situatie worden bereikt

door het aanbrengen van een rookmelder in de berging (brandschema *O'w'm).

Brandschema's *E22, *E23 en *E23m:

Bij een brandklasse 2 bij een stapelhoogte van 2 à 3 meter is de snelheid van de rookont-

wikkeling in de sportzaal zodanig, dat er iets te weinig tijd overblijft voor het publiek om de

tribune te verlaten (tabel 3, *E22, laatste kolom: Tblok - Tontr. = - 27 s; *E23, laatste kolom:

Tblok - Tontr. = - 45 s ).

Het aanbrengen van een rookmelder in de sportzaal (*E23m) vormt hierbij geen afdoende

oplossing (Tblok - Tontr. = - 40 s ).

Als een gebruik als aangenomen in deze brandscenario's inderdaad wordt voorzien, moeten

maatregelen worden genomen in de vorm van speciale gebruiksvoorschriften voor dit soort

situaties of moeten er extra ontvluchtingsmogelijkheden voor de tribune worden geschapen.

Het hoogteverschil tussen de tribune en de vloer van de sportzaal is beperkt (aan de voor-

zijde circa 1 meter), terwijl de ontvluchtingsmogelijkheden voor de sportzaal zelf blijkens de

uitgevoerde berekeningen onder alle omstandigheden zeer royaal zijn.

Daarom zou kunnen worden overwogen om één of twee 'veilige' vluchtmogelijkheden van

de tribune via de sportvloer te creëren, bijvoorbeeld via trappen van de zijkanten van de tri-

bune naar de sportvloer.

Voor de situatie met de geplande maatregelen, moet uiteraard een nieuwe berekening wor-

den gemaakt met het vluchtmodel, om te beoordelen of met deze maatregelen de gewenste

mogelijkheden voor een tijdige ontvluchting worden gerealiseerd.

7.2 Beursgebouw

7.2.1 Bepaling gebouwgegevens

Het beursgebouw omvat een beurshal, waarin tentoonstellingen, congressen en popconcer-

ten worden gehouden, met daaraan grenzend een tweetal bergruimten.

Een plattegrond en een doorsnede van het gebouw zijn opgenomen in figuur 10.

Page 53: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 54 -

Figuur 10: Plattegrond en doorsnede beursgebouw

De (geschematiseerde) gegevens van het gebouw ten behoeve van het vluchtmodel en het

brandmodel zijn samengevat in bijlage 3.

In deze bijlage zijn onder meer de bezetting van het verblijfsgebied en de berekende totale

capaciteit van de vluchtmogelijkheden vermeld, waarmee in het vluchtmodel is gerekend.

7.2.2 Keuze basisschema vluchtstromen

Het 'basis-schema' van de vluchtstromen is weergegeven in figuur 11. In dit basisschema is

er geen rekening mee gehouden dat door de plaats en/of omvang van de brand vlucht-

mogelijkheden onbruikbaar zijn.

Wanneer het betreffende brandschema daar aanleiding toe geeft, moet dit basis-vlucht-

schema worden gecorrigeerd om rekening te houden met het wegvallen van vluchtmogelijk-

heden.

Page 54: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 55 -

Figuur 11: Basisschema vluchtstromen beursgebouw

7.2.3 Keuze van de brandschema's

De brandschema's zijn primair onderscheiden naar de locatie van de brand.

Dit leidt tot de volgende onderzochte brandschema's:

Brand ontstaat in de grote ruimte:

- in de beurshal (A), nabij de grootste uitgang bij bezettingsgraadklasse B1 of B3:

*A21z brandklasse II bij een stapelhoogte van ten hoogste 1 m zonder automatische

branddetectie en zonder rook-warmteafvoer

*A23z brandklasse II bij een stapelhoogte van ten hoogste 3 m zonder automatische

branddetectie en zonder rook-warmteafvoer

De brand ontstaat in een aangrenzende ruimte:

- in één van de bergingen:

*O'w'z- brandgedrag overeenkomstig 'winkelgebouw' zonder automatische brand-

detectie en zonder rookwarmteafvoer

*O'k'z- brandgedrag overeenkomstig 'kantoorgebouw' zonder automatische brandde-

tectie en zonder rookwarmteafvoer

Page 55: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 56 -

Toelichting bij de keuze van de brandklasse:

Voor brandlocatie A, de beurshal, hangt de brandklasse af van het momentane gebruik van

de hal. Daarom is voor deze brandlocatie gerekend met twee brandschema's voor verschil-

lende brandklassen:

- voor het gebruik voor tentoonstellingen is uitgegaan van een brandklasse 2 met een sta-

pelhoogte tot 3 meter;

- voor het gebruik voor concerten en congressen is, in verband met het plaatsen van hou-

ten klapstoelen, uitgegaan van een brandklasse 2, met een stapelhoogte tot 1 meter.

NB: Hierbij is voorbijgegaan aan een eventuele hogere stapeling en/of vuurbelasting ter

plaatse van een podium. Daarvoor zou kunnen worden uitgegaan van een klein deelge-

bied binnen de hal met een brandklasse 2 met een stapelhoogte van 2 tot 3 meter.

Voor brandlocatie O, de berging(en) voor de attributen voor evenementen, hangt de vuur-

belasting af van de aard, hoeveelheid en de stapeling van de erin opgeslagen attributen.

Daarom is gerekend met beide in het brandmodel ter beschikking staande brandschema's,

te weten:

- met een brandklasse overeenkomstig 'winkelgebouw'; en

- met een brandklasse overeenkomstig 'kantoorgebouw'.

7.2.4 Resultaten van de berekeningen met het vluchtmodel

Bij de berekeningen van de ontvluchtingstijden van de verschillende gebieden zijn steeds

zowel berekeningen uitgevoerd voor een ongehinderde ontvluchting als voor een ont-

vluchting, waarbij overeenkomstig één van de brandschema's één of meer vluchtmoge-

lijkheden (eventueel) worden geblokkeerd.

Ontvluchtingstijd vanuit de beurshal

Op basis van looptijd:

De grootste loopafstand vanuit gebied A naar twee nabijgelegen toegangen bedraagt 91 m.

Deze afstand voert geheel door verblijfsgebied.

De looptijd bij bezettingsgraadklasse B5 tot en met B2 bedraagt (91 m x 1,5 / 1,6 m/s =) 85

seconden, en bij bezettingsgraadklasse B1 (91 m x 1,5 / 1,1 m/s =) 124 seconden.

Op basis van capaciteit:

De ontvluchtingstijd vanuit gebied A op basis van capaciteit bedraagt bij een bezettings-

graadklasse B1 (18.000 pers. / 298 pers./s =) 60 seconden. Bij een bezettingsgraadklasse

B3 bedraagt deze (1.920 pers. / 298 pers./s =) 6 seconden.

Deze ontvluchtingstijden zijn beduidend korter dan die op basis van looptijd zijn berekend.

Page 56: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 57 -

Bij het brandschema waarin de belangrijkste uitgang (met een capaciteit van 52 pers/s) door

brand is geblokkeerd, bedraagt de ontvluchtingstijd op basis van capaciteit bij een bezet-

tingsgraadklasse van B1 (18.000 pers. / (298 - 52 pers./s =) 73 seconden en bij een bezet-

tingsgraadklasse van B3 (1.920 pers. / (298 - 52 pers./s =) 8 seconden.

De looptijden zijn dus ook bij dit ongunstigste brandschema maatgevend voor de ont-

vluchtingstijd.

7.2.5 Resultaten berekeningen met het brandmodel

De resultaten van de berekeningen met het brandmodel voor de verschillende brandsche-

ma's zijn samengevat in tabel 5.

De kolom Tmeld geeft het tijdstip aan waarop de brand wordt ontdekt, terwijl in de kolom

daarachter de wijze van ontdekking is vermeld.

De kolom Tblok geeft het tijdstip weer waarop voor het betreffende gebied de randvoor-

waarden worden overschreden die in 5.5.3 voor een veilig verblijf zijn genoemd. In de kolom

erachter is de reden aangegeven, waardoor het gebied ongeschikt wordt voor verblijf van

mensen (rooktemperatuur of dichtheid/nabijheid van de rooklaag).

Beide tijdstippen zijn gemeten vanaf het startmoment van de brand.

7.2.6 Beoordeling mogelijkheden tot een tijdige ontruiming

In tabel 5 zijn voor alle brandschema's de resultaten van het brandmodel en die van het

vluchtmodel achter elkaar geplaatst.

Vergelijking van deze resultaten geeft een overzicht van de potentieel onveilige situaties.

Tabel 5: Overzicht resultaten berekeningen 'sporthal'

Page 57: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 58 -

De gegevens in de kolommen betreffende het vluchtmodel moeten als volgt worden ge-

lezen:

- 'reactietijd' (treactie):

de vaste gemiddelde tijd van 120 seconden die is aangenomen tussen het ontdekken van

de brand en het moment dat het vluchten op gang is gekomen.

- ' vluchttijd veilig' (tontvlucht):

de ontvluchtingstijd in seconden vanuit het betreffende gebied, totdat de laatste persoon uit

dat gebied een 'veilig' gebied buiten het brandcompartiment heeft bereikt.

- 'ontruimingstijd':

de tijd in seconden tussen het ontdekken van de brand en het tijdstip dat het betreffende

gebied is ontruimd.

-'Tontruimd':

de tijd in seconden tussen de start van de brand en het tijdstip waarop het betreffende ge-

bied is ontruimd.

-'Tblok - Tontruimd':

de tijdsduur tussen het tijdstip waarop het gebied volgens het brandmodel zou moeten zijn

ontruimd, en het tijdstip dat dit volgens het vluchtmodel inderdaad het geval is.

Een positief getal in de kolom 'Tblok - Tontruimd' geeft aan dat het betreffende gebied bij het be-

treffende brandschema tijdig is ontruimd. Het getal geeft het aantal seconden veilige 'spe-

ling' aan tussen het moment dat het gebied ontruimd is, en dat het uit veiligheids-

overwegingen uiterlijk ontruimd had moeten zijn.

Een negatief getal in de kolom 'Tblok - Tontruimd' geeft aan dat bij het betreffende brandschema

voor het betreffende gebied onvoldoende mogelijkheden aanwezig zijn om tijdig te ontvluch-

ten.

In tabel 5 komen in de kolom 'Tblok - Tontruimd' uitsluitend grote positieve waarden voor. Dit be-

tekent dat de hal voor de in deze analyse in beschouwing genomen gebruiksdoelen, uit het

oogpunt van een tijdige ontruiming bij brand, als zeer veilig mag worden beschouwd.

Page 58: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997

Bijlage 1

Literatuurlijst

Page 59: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 1 -

Literatuurlijst

Lit. 1 : Onderzoeksrapportage Brandbeveiligingsconcept - Beheersbaarheid van brand.

Opdrachtgever: Ministerie van Binnenlandse Zaken - Directie van Brandweer en Ra-

mpenbestrijding - Afdeling Preventiebeleid.

Auteur: Ir. C.D.J. Cieraad, Ingenieursbureau/adviesbureau SAVE.

Den Haag, oktober 1995.

1a : Reken-/beslismodel Brandbeveiligingsconcept - Beheersbaarheid van brand.

Opdrachtgever: Ministerie van Binnenlandse Zaken - Directie van Brandweer en Ra-

mpenbestrijding - Afdeling Preventiebeleid.

Auteur: Ir. C.D.J. Cieraad, Ingenieursbureau/adviesbureau SAVE.

Den Haag, november 1995.

Lit. 2 : Richtlijn vultijdenmodel grote brandcompartimenten (96-CVB-R1172).

Opdrachtgever: Ministerie van VROM, Den Haag.

Auteurs: ir. N.J. van Oerle, ir. E.W. Janse, ir. P.H.E. van de Leur - Centrum voor Brand-

veiligheid, oktober 1996.

2a : Achtergronden vultijdenmodel grote brandcompartimenten (96-CVB-R1173)

Opdrachtgever: Ministerie van VROM, Den Haag,

Auteurs: ir. N.J. van Oerle, ir. E.W. Janse, ir. P.H.E. van de Leur - Centrum voor Brand-

veiligheid, oktober 1996.

Lit. 3 : Concept-eindrapport "Grote brandcompartimenten - Uitgangspunten vluchtmodel" (dos-

sier M0778-01-001).

Opdrachtgever: Ministerie van VROM, GDVH, Den Haag.

Auteur: ir. J.H. van der Veek, Amersfoort, 21 oktober 1996.

Lit. 4 : Brandbeveiligingsconcept - Gebouwen met een publieksfunctie.

Ministerie van Binnenlandse Zaken - Directie van Brandweer en Rampenbestrijding - Af-

deling Preventiebeleid, Den Haag, mei 1995.

Lit. 5 : Menselijk gedrag bij brand (B 29-2).

Stichting Bouwresearch, Rotterdam, 1984.

Page 60: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997

Bijlage 2

Samenvatting (geschematiseerde) gebouwgegevens 'sporthal'

Page 61: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 1 -

Samenvatting (geschematiseerde) gebouwgegevens 'sporthal'

Voor de berekeningen is uitgegaan van de volgende geschematiseerde gegevens:

Tribune (gebied A):

- De tribune is een verblijfsgebied met stoelen in vaste opstelling.

- De vloeroppervlakte van de tribune bedraagt 264 m2.

- Er bevinden zich op de tribune 440 personen.

- De tribune bestaat uit 4 vakken met elk 11 rijen stoelen, in totaal 440 stuks, gescheiden door 3

trappen met een effectieve breedte van 1,00 meter.

- De tribune heeft drie uitgangen (7, 8 en 9) met een effectieve breedte van 1,00 meter. Iedere uit-

gang sluit aan op de bovenzijde van een trap.

- De breedte van een zitplaats is 0,5 meter.

- De diepte van een rij is 0,75 m en de effectieve breedte van de looppaden is 0,4 m.

- De tribune wordt aan de bovenzijde verlaten.

- De vloer aan de voorkant van de tribune ligt op een niveau van 1 m boven de zaalvloer.

- De trappen zijn zo gelegen dat op één trap 440/3 = circa 147 personen zijn aangewezen.

- De uitgangen van de tribune sluiten aan op verkeersgebied s.

- De grootste afstand vanuit een uitgang van de tribune naar de meest nabijgelegen uitgang van het

brandcompartiment bedraagt 14 m. De overige twee uitgangen liggen op een afstand van 4,5 m,

respectievelijk 2,5 m.

Balkons met automatiek (gebied B+s):

- Gebieden B+s hebben een gezamenlijke oppervlakte van 134,5 m2.

- Gebied B is aangemerkt als horecagebouw als bedoeld in het Bouwbesluit.

- De vloer van de gebieden B+s ligt op een hoogte van 3,4 meter boven de zaalvloer.

- In gebied B is een verblijfsgebied gelegen met een vloeroppervlakte van 50,5 m2 en een bezet-

tingsklasse als bedoeld in het Bouwbesluit van B4. De rekenbezetting van dit verblijfsgebied be-

draagt (50,5/5=) 11 personen. De afstand vanuit een maatgevend punt in het verblijfsgebied, naar

twee meest nabij gelegen toegangen bedraagt 15,5 m, waarvan 9 m door verblijfsgebied.

- Het verblijfsgebied van 50,5 m2, en een niet in het verblijfsgebied gelegen oppervlakte van 9,9 m

2

(gang 11) zijn gelegen onder een tussenvloer met een hoogte van 3,4 m en een overstek van 6,4

meter.

- De opening tussen de onder de tussenvloer gelegen ruimte en de grote ruimte heeft een hoogte

van 3 m bij een breedte van 8 m. De onderzijde van de opening ligt op de zelfde hoogte als de

vloer van gebied B.

- Gebieden B+s hebben gezamenlijk 3 uitgangen die toegang geven tot ruimten die buiten het

brandcompartiment zijn gelegen waaruit moet worden gevlucht.

- Uitgang 10 heeft een breedte van 1,80 meter. Voor deze uitgang is een versmalling met een breed-

te van 2,60 m en een effectieve breedte van (2,60 - 1*0,15 =) 2,45 m over een afstand van 4 m

(deze versmalling heeft géén invloed op de doorstroomcapaciteit).

- Uitgang 11 heeft een breedte van 0,90 meter. Voor deze uitgang is een versmalling met een

breedte van 1,50 m en een effectieve breedte van (1,50 - 2*0,15 =) 1,20 m over een afstand van 4

m (deze versmalling heeft géén invloed op de doorstroomcapaciteit).

Page 62: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 2 -

- Uitgang 12 heeft een breedte van 1,8 meter. Voor deze uitgang passeert men een vernauwing met

een breedte van 2,60 m en een effectieve breedte van (2,60 - 1* 0,15 =) 2,45 m over een afstand

van 8 m (geen vernauwing).

- De uitgangen 10 en 11 geven toegang tot de overloop (bovenbordes) van het hoofdtrappenhuis.

Uitgang 12 geeft toegang op het bovenbordes van het secondaire trappenhuis.

Restaurant (gebied C):

- Gebied C is een verblijfsgebied met een vloeroppervlakte van 115 m2 en een bezettingsklasse als

bedoeld in het Bouwbesluit van B1. De maximale bezetting van dit verblijfsgebied bedraagt 144

personen.

- Gebied C is aangemerkt als een horecagebouw als bedoeld in het Bouwbesluit.

- Tussen het restaurant en de grote ruimte bevindt zich één pui met een opening voorzien van spie-

gelglas (niet brandwerend). De opening heeft een hoogte van 3 m bij een breedte van 18 m. De

onderzijde van de opening ligt op de zelfde hoogte als de vloer van het restaurant.

- De grootste afstand vanuit een punt in gebied C naar twee nabijgelegen toegangen bedraagt 23

m.

- De uitgangen van gebied C, met een breedte van 1,8 m, respectievelijk 0,9 m, sluiten aan op ge-

bieden B+s.

Keuken (gebied D):

- Gebied D is een verblijfsgebied met een vloeroppervlakte van 51 m2 en een bezettingsklasse als

bedoeld in het Bouwbesluit van B5. De maximale bezetting van dit verblijfsgebied bedraagt 2 per-

sonen.

- gebied D is aangemerkt als een industriegebouw als bedoeld in het Bouwbesluit.

- De uitgang van gebied D, met een breedte van 0,9 m, sluit aan op de overloop (bovenbordes) van

het trappenhuis 'v'.

Sportruimte (gebied E):

- Gebied E is aangemerkt als een sportgebouw als bedoeld in het Bouwbesluit.

- Gebied E is een verblijfsgebied met een vloeroppervlakte van 1.426 m2 en een bezettingsklasse

als bedoeld in het Bouwbesluit van B5. De rekenbezetting van dit verblijfsgebied bedraagt

(1.426/30=) 48 personen.

- Gebied E is tevens aangemerkt als een bijeenkomstengebouw met bezettingsklasse B2 (voor

tentoonstellingen en evenementen). De rekenbezetting bedraagt in dit geval (1.426/2=) 713 per-

sonen.

- Vier uitgangen (2, 3, 4 en 5) van gebied E met een breedte van 1,80 m per uitgang, geven direct

toegang tot het aansluitende terrein. Eén uitgang (1) met een breedte van 2 x 1.80 m sluit aan op

de buiten het brandcompartiment waaruit men ontvlucht gelegen hoofdtoegangshal. Een andere

uitgang (6) met een breedte van 0,9 meter sluit aan op verkeersgebied x.

- De grootste loopafstand vanuit gebied E naar twee nabijgelegen toegangen bedraagt 44 m. Deze

afstand voert geheel door verblijfsgebied.

Page 63: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 3 -

Toestel- en evenementenberging:

- De toestel- en evenementenberging is een ruimte, bestemd voor het opbergen van sporttoestellen,

sportattributen, verplaatsbare tribunes en podia. De vloeroppervlakte van de berging is 60,8 m2.

De hoogte boven deze vloeroppervlakte is 3,4 m.

- De vloer van de toestel- en evenementenberging ligt op de zelfde hoogte als de vloer van de spor-

truimte (gebied E).

- In de scheidingsconstructie tussen de toestel- en evenementenberging en de sportruimte bevinden

zich twee niet-brandwerende deuren met per deur een hoogte van 3 m en een breedte van 3 m.

Hoofdtrappenhuis (verkeersgebieden t en u):

- De overloop (t) op de verdieping van het hoofdtrappenhuis heeft een vloeroppervlakte van 76 m2.

- De trap heeft een effectieve breedte van (1,40 - 1 x 0,15 m =) 1,25 m.

- De loopafstand tussen de toegang van het trappenhuis en de trap bedraagt 9,5 m.

- Het trappenhuis, alsmede de vluchtmogelijkheden vanaf het trappenhuis naar het aansluitende

terrein, zijn gelegen buiten het brandcompartiment waaruit moet worden ontvlucht.

- Na het passeren van de trap zijn er geen maatgevende vernauwingen

Secundair trappenhuis (verkeersgebieden v en w):

- De op de verdieping gelegen overloop (v) van het secundair trappenhuis heeft een vloer-

oppervlakte van 26 m2.

- De trap heeft een effectieve breedte van (1,1 m - 0,15 m =) 0,95 m.

- De loopafstand tussen de toegang van het trappenhuis en de trap bedraagt 7 m.

- Het trappenhuis, alsmede de vluchtmogelijkheden vanaf het trappenhuis naar het aansluitende

terrein, zijn gelegen buiten het brandcompartiment waaruit moet worden ontvlucht.

- Na het passeren van de trap zijn er geen maatgevende vernauwingen.

Grote ruimte:

- De grote ruimte, waarin de gebieden A, C en E liggen, heeft een hoogte van 9,8 m boven de vloer.

- De oppervlakte van de hoogste relevante horizontale doorsnede bedraagt 1.958 m2. Deze door-

snede geldt van 3,4 tot 0 m onder het plafond. De omtrek van deze doorsnede bedraagt 186 m.

- De oppervlakte van de tweede relevante horizontale doorsnede bedraagt 1.827 m2. Deze door-

snede geldt van 6,4 (balkon) tot 3,4 m onder het plafond. De omtrek van deze doorsnede bedraagt

194 m.

- De oppervlakte van de derde en laagste relevante horizontale doorsnede bedraagt 1.574 m2. Deze

doorsnede geldt van 9,8 (zaalvloer) tot 6,4 m onder het plafond. De omtrek van deze doorsnede

bedraagt 168 m.

- De wanden en het plafond van de grote ruimte zijn aan de binnenzijde geïsoleerd met steenwol.

Daar waar personen in direct contact kunnen komen met de wand, is deze afgewerkt met steen-

achtige materialen.

- De vloeren in de grote ruimte zijn uitgevoerd in linoleum (balkon en tribune) en plastic (sportruim-

te).

Page 64: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 4 -

Op grond van de hiervoor gegeven omschrijvingen zijn de doorstroomcapaciteiten van de aan de

verschillende ruimten grenzende doorgangen/vernauwingen en de bezettingen van de verschillende

verblijfsgebieden berekend, en samengevat weergegeven in de hier volgende tabellen 1 en 2.

Tabel 1: Doorstroomcapaciteiten per ruimte, per vernauwing:

(verblijfs-)gebied

vernauwing

capaciteit in pers./sec.

7

1,3

8

1,3

9

1,3

A

totaal

3,9

13

4,3

C

14

2,2

10

4,3

11

2,4

12

4,3

s

totaal

11,0

1

8,6

2

4,3

3

4,3

4

4,3

5

4,3

6

2,2

E

totaal

28,0

t

19

1,6

v

16

1,2

w

17

4,3

x

18

4,3

u

20

12,9

Page 65: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 5 -

Tabel 2: Bezetting per (verblijfs-)gebied:

gebied

bezettingsgraad

klasse

oppervlakte [in m

2]

rekenbezetting

[pers.]

A

Bwerkelijk

264

440

B

B4

50,5

11

C

B1

115

144

D

B5

51

2

E (sport)

B5

1.426

48

E (evenemen-

ten)

B2

1.426

713

Page 66: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997

Bijlage 3

Samenvatting (geschematiseerde) gebouwgegevens 'Beursgebouw'

Page 67: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997 - 1 -

Samenvatting (geschematiseerde) gebouwgegevens 'Beursgebouw'

Voor de berekeningen is uitgegaan van de volgende geschematiseerde gegevens:

Grote ruimte (gebied A):

- Gebied A is aangemerkt als een bijeenkomstengebouw als bedoeld in het Bouwbesluit.

- De gehele gebruiksoppervlakte (14.400 m2) van Gebied A is aangemerkt als liggende in een ver-

blijfsgebied met een bezettingsklasse als bedoeld in het Bouwbesluit van B1. De rekenbezetting

van dit verblijfsgebied bedraagt (14.400/0,8=) 18.000 personen. Bij een bezettingklasse als be-

doeld van B3 bedraagt de rekenbezetting (14.400/7,5 =) 1.920 personen.

- De 30 uitgangen van gebied A, met een gezamenlijke breedte van 124 m, sluiten direct aan op het

aansluitende terrein. De breedte van de grootste uitgang bedraagt 21,6 m.

- De grootste som van de loopafstanden naar twee nabijgelegen toegangen vanuit enig punt in ge-

bied A, bedraagt 91 meter. Deze afstand voert volledig door verblijfsgebied.

- De grote ruimte heeft een hoogte van 13,5 m boven de vloer.

- De oppervlakte van de horizontale doorsnede bedraagt 14.712,5 m2. Deze doorsnede geldt over

de volledige hoogte van vloer tot onder het plafond. De omtrek van deze doorsnede bedraagt 550

m.

- De wanden en het plafond van de grote ruimte zijn aan de binnenzijde geïsoleerd met steenwol.

Daar waar personen in direct contact kunnen komen met de wand, is deze afgewerkt met steen-

achtige materialen.

- De vloer in de grote ruimte is uitgevoerd in beton en kan afhankelijk van het gebruik van verschil-

lende vloerafwerkingen worden voorzien.

Bergruimten:

- Aan gebied A grenst een bergruimte, bestemd voor het opbergen van klapstoeltjes, podia, schoon-

maakapparatuur, etcetera.

- De bergruimte heeft een vloeroppervlakte van 10 x 20 = 200 m2, de hoogte boven deze oppervlak-

te is 4 m.

- De vloer van de bergruimte ligt op de zelfde hoogte als de vloer van de grote ruimte (gebied A).

- In de scheidingswand tussen de bergruimte en de grote ruimte bevindt zich een niet- brandweren-

de roldeur met een hoogte van 3 m en een breedte van 5 m.

- Aan gebied A grenst een tweede bergruimte die identiek is aan de hierboven beschreven berg-

ruimte.

Page 68: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) 26 februari 1997

Bijlage 4

Overzicht brandschema's ten behoeve van brandmodel

Page 69: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) - 1 - 26 februari 1997

Brand in aangrenzende ruimte

Keuze uit twee brandschema's:

- 'kantoorfunctie': Kref = 0,3 W/m2; tc = 300 s.

- 'winkelfunctie': Kref = 0,5 W/m2; tc = 150 s.

Brand in grote ruimte

Keuze uit vier klassen, afhankelijk van de aard van het gebruik:

Klasse I - Niet-industriegebouw én vuurbelasting ≤ 152 MJ/m2.

Brandschema met:

- een 'lage' vermogensdichtheid (kref = 0,2.106 W/m

2), en

- een 'langzame' uitbreiding van de brand (tc = 600 s)

De gekozen grens voor de maximale vuurbelasting komt ongeveer overeen met een equivalent van

8 kg vurenhout per m2.

Bij deze laagste klasse moet worden gedacht aan ruimte als een sporthal of een stationshal.

Klasse II - Niet-industriegebouw, én vuurbelasting ≥ 152 MJ/m2 én vuurbelasting is geconcentreerd

in een zone van maximaal 3 m boven de vloer.

Brandschema met:

- een 'normale' vermogensdichtheid (kref = 0,5.106 W/m

2 per m hoogte van de stapeling van de goe-

deren, met een minimum van 0,5.106 W/m

2 voor stapelingen tot 1 m), en

- een 'snelle' uitbreiding van de brand (tc = 150 s).

Bij deze klasse kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een ruimte met meubels (stapelhoogte tot 1

meter) of een beurs met stands die niet hoger zijn dan 3 meter.

Klasse III - Niet-industriegebouw, én past niet in klasse I of II, óf industrie-gebouw met opslag-

functie.

Dit is een klasse met meerdere brandschema's, met:

- een 'normale' vermogensdichtheid (kref = 0,5.106 W/m

2), en

- een onderverdeling in vier sub-klassen met betrekking tot de uitbreidingsnelheid van de brand (tc =

600 s, 300 s, 150 s of 75 s) en daaraan gekoppelde maximale stapelhoogtes.

Voor de vuurbelasting in gebouwen met een opslagfunctie zijn de aard van de goederen en de aard

van de verpakkingswijze belangrijke kenmerken. In [lit. 2] wordt aanbevolen om op de volgende wijze

het brandschema te bepalen:

Page 70: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) - 2 - 26 februari 1997

Kies een indeling van de goederen en verpakkingswijze volgens de volgende tabel.

goederen (klasse)

G1

G2

G3

G4

- NEN 6064, onbrandbaar óf

- NEN 6065, klasse 2 of beter, óf

- voedingsmiddelen in blik/glas

- NEN 6065, klasse 3 of beter, én schuim% < 5%

- NEN 6065, klasse 4 of beter, óf 5% < schuim% <

15%

- NEN 6065, klasse 5 of beter, óf schuim% < 15%

verpakking (klasse)

V1

V2

V3

V4

- NEN 6064, onbrandbaar, óf

- NEN 6065, klasse 2 of beter

- NEN 6065, klasse 3 of beter, én schuim% < 5%

- NEN 6065, klasse 4 of beter, óf 5% < schuim% <

15%

- NEN 6065, klasse 5, óf schuim% > 15%

Voor gerede producten moeten alle materialen, die aanwezig zijn over een diepte van 15 cm vanaf

het productoppervlak, afzonderlijk worden beoordeeld; het ongunstigste materiaal is bepalend voor

de indeling. Om te voorkomen dat zeer geringe hoeveelheden van een 'slecht' materiaal een oneven-

redige invloed krijgen op de indeling, worden alleen die materialen beoordeeld, die ten minste 1%

(massa) uitmaken van de totale massa van alle materialen in de genoemde 15 cm diepte.

Kies vervolgens de van toepassing zijnde sub-klasse brandgedrag (F1-F4) uit de volgende tabel.

Tabel 1: Sub-klasse brandgedrag voor de combinatie verpakking en goederen

goederen/verpakking

V1

V2

V3

V4

G1

1

2

3

4

G2

2

2

3

4

G3

3

3

3

4

G4

4

4

4

4

Bepaal de waarde voor tc en de maximaal toegestane stapelhoogte uit tabel 2, op basis van de ge-

vonden sub-klasse brandgedrag.

Page 71: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) - 3 - 26 februari 1997

Tabel 2: Tijdconstante tc voor de bepaling van het brandschema voor de diverse sub-klassen brand-

gedrag en de maximaal toegestane stapelhoogte

sub-klasse brandgedrag

tijdconstante tc [s]

maximaal toegestane

stapelhoogte Sh;max [m]

1

600

8

2

300

6

3

150

5

4

75

3

Klasse IV - Industriegebouw met productiefunctie.

Dit is een klasse met een onderverdeling in zes sub-klassen, waarvan de vermogensdichtheid (kref)

en de uitbreidingsnelheid van de brand (tc) in tabel 3 zijn gegeven.:

Tabel 3: Parameters Kref en tc behorende bij de brandschema's voor de verschillende sub-klassen

productiebedrijven

sub-klasse

kref [106 . W/m²]

tijdconstante tc [s]

1

0,4

600

2

0,7

600

3

1,5

300

4

2,0

300

5

2,5

300

6

2,5

150

Voor de bepaling van de sub-klasse van een bepaalde productie-activiteit wordt in [lit. 2] het volgende

overzicht met voorbeelden gegeven:

productie

sub-

klasse

productie

sub-

klasse

Accufabriek

3

Edelsteenbewerking

1

Alcoholdestillatie

4

Elektrische huishoudapparaten-

fabriek

3

Aluminiumbewerking

3

Elektronicafabriek

3

Aluminiumfabriek

2

Fietsfabriek

2

Autofabriek

3

Filmstudio

4

Autowerkplaats (garage)

2

Fotomateriaalfabriek

2

Page 72: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) - 4 - 26 februari 1997

productie

sub-

klasse

productie

sub-

klasse

Azijnfabriek 1 Gedroogde levensmiddelenfa-

briek

3

Bitumenbewerking

4

Geneesmiddelenfabriek

2

Boekbinderij

3

Glasfabriek

2

Bootswerf

4

Houtbewerkingsbedrijf

3

Brouwerij

1

Houtwolfabriek

6

Chocoladefabriek

2

Jutebewerking

4

Cacaobewerking

2

Kabelfabriek

3

Cellulosefabriek

6

Kartonfabriek

3

Confectiefabriek

3

Katoenbewerking

4

Conservenfabriek

1

Keramiekfabriek

1

Cosmeticafabriek

6

Kledingreiniging (chemisch)

4

Deurenfabriek (aluminium)

2

Kledingwasserij

2

Deurenfabriek (hout/kunststof)

3

Klokkenfabriek

2

Drukkerij

3

Koelkastenfabriek

2

Koffiebewerking

2

Pelsbewerking

2

Kozijnfabriek (aluminium)

2

Platenindustrie

2

Kozijnfabriek (hout)

3

Rubberfabriek

3

Kunstmestfabriek

2

Schoenfabriek

3

Kunstrubberfabriek

4

Sleurhuttenfabriek

4

Kunststofbewerking (geen

schuim)

3

Spinnerij

3

Kunststoffabriek (geen schuim)

3

Spuitgietfabriek (kunststof)

2

Kunststoffabriek, schuim

5

Spuitgieterij (metaal)

1

Laboratorium, chemisch

4

Slachthuis

1

Laboratorium, fysisch

2

Suikerfabriek

3

Leerbewerking

2

Tabaksfabriek

2

Linoleumfabriek

4

Tapijtfabriek (zonder schuim)

3

Luciferfabriek

4

Tapijtfabriek (met schuim)

4

Lijmfabriek

5

Tegelfabriek (steen/dakpan)

1

Machinefabriek

2

Textielbewerking

3

Machinefabriek, elektrische

apparaten

3

Transformatorfabriek

2

Mandenmakerij

2

Treinstelfabriek

3

Matrassenfabriek (zonder

schuim)

3

Veevoederfabriek

4

Page 73: VLUCHTEN BIJ BRAND U IT GROTE COMPARTIMENTEN · Het vluchten uit een bepaald gebied A naar buiten of naar een ander (op dat moment nog voldoende) van brand en rook gevrijwaard gebied

072033/EG/JWP/IZ (2717) - 5 - 26 februari 1997

productie

sub-

klasse

productie

sub-

klasse

Matrassenfabriek (met schuim) 5 Verffabriek 4 Meelfabriek

2

Verfspuiterij

4

Melkpoederfabriek

2

Vliegtuigfabriek

5

Metaalbewerking (licht metaal)

2

Voedingsmiddelenfabriek

3

Meubelfabriek (zonder schuim)

3

Vulcaniseerbedrijf

3

Meubelfabriek (met schuim)

3

Wapenfabriek

2

Motorfietsenfabriek

2

Wasmachinefabriek

2

Naaiatelier

2

Wasmiddelenfabriek

2

Olieverwerking (restolie)

3

Weverij

3

Ontwikkelcentrale (foto/film)

2

Zeepfabriek

3

Oplosmiddelenfabriek (destilla-

tie)

4

Zoetwarenfabriek

2

Papierfabriek

3

Zuivelfabriek

1

Papier-recycling

2

Zijdefabriek (natuur- en kunst-)

3

Parketfabriek

3