Hand-out COO Spijsvertering - Universiteit Utrecht · 2017. 10. 25. · Duodenum 1. Het voedsel...

18
Hand-out COO Spijsvertering 25 oktober 2017 Zelfstudie bij paragraaf 42.3 van 'Biology', Campbell (11e editie) Inhoud: dr. J.H.B. Diederen, dr. J.W.M. Freriksen, dr. J. Bogerd, dr. R.W. Schülz Realisatie: CPIO ([email protected]) Deze module behandelt paragraaf 3 (spijsvertering zoogdieren) van hoofdstuk 42 "Animal digestive systems" van Campbell's "Biology", elfde druk. Dit boek heb je ook nodig voor het beantwoorden van de vragen. Denk erom dat de COO ook TENTAMENSTOF is! Algemeen Hier zie je een overzicht van alle compartimenten van het spijsverteringsstelsel in ons lichaam. Geef de namen. 1. Nederlandse naam: Engelse naam: 2. Nederlandse naam: Engelse naam: 3. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam: 4. Naam: 5. Naam: 6. Nederlandse naam: Van het Latijns afgeleide naam: 7. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam: 8. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam: 9. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam: 10. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam: 11. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam:

Transcript of Hand-out COO Spijsvertering - Universiteit Utrecht · 2017. 10. 25. · Duodenum 1. Het voedsel...

  • Hand-out COO Spijsvertering 25 oktober 2017

    Zelfstudie bij paragraaf 42.3 van 'Biology', Campbell (11e editie) Inhoud: dr. J.H.B. Diederen, dr. J.W.M. Freriksen, dr. J. Bogerd, dr. R.W. Schülz Realisatie: CPIO ([email protected]) Deze module behandelt paragraaf 3 (spijsvertering zoogdieren) van hoofdstuk 42 "Animal digestive systems" van Campbell's "Biology", elfde druk. Dit boek heb je ook nodig voor het beantwoorden van de vragen. Denk erom dat de COO ook TENTAMENSTOF is!

    Algemeen Hier zie je een overzicht van alle compartimenten van het spijsverteringsstelsel in ons lichaam. Geef de namen.

    1. Nederlandse naam:

    Engelse naam:

    2. Nederlandse naam:

    Engelse naam:

    3. Nederlandse naam:

    Van het Grieks afgeleide naam:

    4. Naam:

    5. Naam:

    6. Nederlandse naam: Van het Latijns afgeleide naam:

    7. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam:

    8. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam:

    9. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam:

    10. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam:

    11. Nederlandse naam: Van het Grieks afgeleide naam:

  • Dit is een schematische tekening van de opbouw van de darmen. Er zijn vier te onderscheiden hoofdlagen in deze tekening. Sommige lagen bestaan uit 3 sublagen, hier aangegeven met a, b en c. Geef de juiste namen.

    1 =

    Waaruit bestaat het buitenste laagje van laag 1?

    2 =

    2a =

    2b =

    2c =

    3 =

    3a =

    4 =

    4a =

    4b =

    4c =

    In ons spijsverteringskanaal worden drie hoofdbestanddelen van ons voedsel afgebroken tot kleinere moleculen. Wat zijn de afbraakproducten van deze bestanddelen?

    Vetten worden afgebroken tot:

    Eiwitten worden afgebroken tot:

    Polysacchariden worden afgebroken tot:

  • Mond en oesofagus

    1A. In de mondholte begint de eerste stap van het spijsverteringsproces. Welke bewerkingen ondergaat ons voedsel in de mond?

    1B. In de mond start de afbraak van de polysacchariden. Welk enzym in ons speeksel is verantwoordelijk voor deze afbraak?

    2A. Uit welk type weefsel ontstaan en bestaan speekselklieren?

    2B. Wat voor type klier is de speekselklier?

  • 3A. Sereuze cellen produceren o.a. lysozym en amylase. Wat is de functie van lysozym?

    3B. Geef in deze afbeelding de afvoergang aan.

    3C. Door welk type epitheel worden de afvoergangen bekleed?

    3D. Hoe wordt de afgifte van speeksel gereguleerd?

    Slikken onder invloed van de wil drukt het voedsel richting oesofagus. Met enige oefening kun je zelfs drinken als je op je hoofd staat. Blijkbaar valt het voedsel niet alleen door de zwaartekracht door de oesofagus heen naar de maag. 4. Welke specifieke beweging stuwt het voedsel door de oesofagus naar de maag?

    5. Welk type epitheel beschermt de oesofagus tegen beschadigingen door het voedsel?

    Soms is het epitheel verhoornd, zoals bij deze doorsnede. Bindweefsel is blauw gekleurd, spierweefsel en epitheel roze/rood. De vage, roze structuren die aan de darmholte grenzen zijn de verhoornde gedeelten van het epitheel. Bij de meeste zoogdieren, inclusief de mens, is het epitheel van de oesofagus niet verhoornd.

    6. Van welk dier is deze coupe waarschijnlijk afkomstig?

  • Hier zie je de doorsnede door het begin van de oesofagus van een cavia. Het bindweefsel is blauw gekleurd, en het spierweefsel en epitheel roze/rood.

    7. Benoem de aangeduide lagen.

    1 = 2 = 3 = 4 = 5 = 6 =

    8. Dit gedeelte ligt niet in de borstholte. Hoe heet het buitenste laagje bindweefsel van de oesofagus (pijl)?

    Hier zie je een schematische dwarsdoorsnede van het darmkanaal, waarin de globale opbouw van elk compartiment is aangegeven. 9. Welk deel geeft het beste de wand van de oesofagus weer?

  • 10. Dit is een doorsnede van de muscularis externa aan het begin van de oesofagus. Uit welk type spierweefsel bestaat de muscularis externa van dit deel van de oesofagus?

    11. Wat is daarvoor de reden?

    12. De weg die het voedsel aflegt kruist de luchtweg in een korte buisvormige holte (rood aangegeven). Deze is tussen de mondholte en de oesophagus in gelegen. Hoe heet deze holte?

    Nederlands:

    Uit het Grieks:

    13. Een enkele keer verslik je je wel eens en komt er voedsel in de luchtpijp terecht. Welke structuur zorgt ervoor dat dit (meestal) niet gebeurt? Geef ook de aan het Grieks ontleende naam. Nederlands:

    Uit het Grieks:

  • Maag

    1. Vanuit de mond wordt ons voedsel via de oesofagus naar de maag getransporteerd. Welke functies heeft de maag? (beantwoord samen met vraag 2)

    2. Welke aanpassingen heeft de maag voor deze taken?

    3. Pepsine breekt eiwitten af. Toch worden de kliercellen in de maag, die het enzym produceren, er zelf niet door verteerd. In welke vorm produceren zij pepsine waardoor dit mogelijk is?

    5. In de maag zijn zoutzuur en pepsine aanwezig, stoffen die in staat zijn de maagwand aan te tasten. Ook de epitheelcellen in de maag worden er niet door verteerd. Hoe zorgt de maagwand ervoor niet aangetast te worden door het pepsine en het zoutzuur?

  • 6. Dit is een preparaat van de maag van een cavia. Bindweefsel is in deze coupe blauw gekleurd. Benoem de lagen.

    7. Welk type epitheel bekleedt de maagwand?

    8. Uit welk functioneel type cellen bestaat het epitheel dat de maagwand vormt?

    Het epitheel van de maagwand is vele malen vingervormig ingestulpt in het eronder gelegen bindweefsel. Deze vingervormige instulpingen zijn de maagklieren. Dit is een schematische weergave van enkele maagklieren. Je ziet er verschillende soorten kliercellen getekend. Op deze tekening zijn in een klier twee type cellen te zien. Hieronder is het omkaderde deel uitvergroot. 9A. Welk type cellen wordt hier aangegeven?

  • 9C. Deze cellen geven pepsinogeen en zoutzuur af aan de maag. Hoe noemt men dit type van secretie?

    Dit is een meer gedetailleerde tekening van het onderste deel van een maagklier. 1 = hoofdcellen 2 = dekcel 3 = vertakte interne kanalen 4 = endocriene cellen 5 = capillair Met name in de basis van de maagklieren zit ook nog een speciaal type kliercellen (4). Deze worden door bepaalde stoffen in onze voeding gestimuleerd hormoon af te geven dat de andere kliercellen van de maag stimuleert. Tekening afkomstig uit 'Die gewebe des Menschen und der Säugetiere, Radivoj V. Krstíc, Springer-Verlag 1978

    9D. Welk hormoon geven de cellen aangegeven met 4 af?

    Hier zie je een schematische dwarsdoorsnede van het darmkanaal, waarin de globale opbouw van elk compartiment is aangegeven. 10. Welk deel geeft het beste de wand van de maag weer?

  • Duodenum 1. Het voedsel wordt in de maag verwerkt tot een slijmerige brij. Wat is de

    wetenschappelijke naam voor deze spijsbrij?

    2. De maag zorgt ervoor dat de spijsbrij in de maag blijft tot het voldoende is vermengd met het maagsap. Het wordt vervolgens slechts met tussenpozen en in kleine porties tot het duodenum toegelaten. Hoe heet de structuur die hiervoor zorgt?

    3. Als de spijsbrij uit de maag komt heeft deze een pH van 2, terwijl de

    spijsverteringsenzymen in het duodenum bij deze lage pH niet werkzaam kunnen zijn. Wat wordt er in het duodenum afgescheiden om dit probleem te voorkomen?

    Dit is een doorsnede van de wand van het duodenum van een kat. De wand van het duodenum bevat klieren op een plaats waar dat bij geen van de andere darmcompartimenten het geval is. Deze klieren produceren alkalisch slijm. In deze coupe is bindweefsel blauw gekleurd. 4A. Geef de klieren aan. 4B. Hoe heet de laag waarin deze klieren liggen? 4C. Hoe noemt men deze klieren? 4D. In de lamina propria zitten weer vingervormige instulpingen van het oppervlakkige

    epitheel, die ook klieren vormen. Hoe noemt men deze klieren?

  • Pancreas Hier zie je een overzichtsfoto van de pancreas van de kat. De pancreas is een exocriene spijsverteringsklier. De acini bestaan uit:

    • sereuze cellen, piramidevormige cellen die de verschillende spijsverteringsenzymen produceren, en

    • centroacineuze cellen die een waterige vloeistof produceren die rijk is aan bicarbonaationen.

    De centroacineuze cellen zijn relatief kleine cellen die op de apicale kant van de sereuze cellen liggen. Op deze afbeeldingen zijn deze niet goed te zien. 5A. Wat is de functie van het secretieproduct

    van de centroacineuze cellen? 5B. Waarom is het fysiologisch gezien van belang dat de pH in het duodenum hoger is dan in

    de maag? Hier zie je een overzichtsfoto (boven) en een meer gedetailleerde foto (beneden) van de pancreas van de cavia. Verspreid tussen het exocriene weefsel van de pancreas liggen de endocriene eilandjes van Langerhans. Deze bestaan uit α-cellen (rose) en β-cellen (blauw). 6A. Wat produceren deze cellen?

    α-cellen:

    β-cellen:

    6B. Wat is de functie van insuline?

    6C. Hoe noemt men hormonen met een tegengestelde werking?

  • 7A. Hieronder bij vraag 8 staat dezelfde afbeelding als bij vraag 4. Geef de muscularis externa aan.

    7B. Is de afbeelding bij vraag 4 van een dwarse of van een overlangse doorsnede? 8. Geef de twee zenuwnetwerken aan, en zet de naam erbij.

    In het duodenum wordt een aantal enzymen en andere stoffen die nodig zijn voor de spijsvertering aan de chyme toegevoegd. In de mondholte startte de afbraak van polysacchariden, maar door de lage pH in de maag is het amylase uit het speeksel inactief geworden. In het duodenum wordt de afbraak van polysacchariden vervolgd. 9A. Welk enzym worden daartoe aan de chyme toegevoegd?

    9B. Waar wordt dit geproduceerd?

    10. Welke stoffen worden in de pancreas geproduceerd, al dan niet in actieve vorm?

  • 11. De pancreas produceert een aantal enzymen voor de eiwitafbraak, zoals carboxypeptidase, trypsine en chymotrypsine. Cellen bestaan ook voor het merendeel uit eiwitten. Hoe zorgen de kliercellen in de pancreas ervoor dat ze zelf niet aangetast worden?

    12. Naast de enzymen voor de afbraak van polysacchariden en polypeptiden, scheidt de pancreas ook lipase af voor de vetvertering. Welke hulpstof voor de vetvertering wordt er nog meer afgescheiden in het duodenum?

    13. Waar wordt gal geproduceerd?

    Hier zie je een overzichtsfoto (boven) en een detailfoto (onder) van de lever van het varken. De lever is sterk doorbloed en opgebouwd uit leverlobjes (zeshoekige eenheden). Elk leverlobje bestaat uit hepatocyten (levercellen) die in platen van één tot enkele cellagen dik gerangschikt zijn. Tussen de platen in lopen bloedcapillairen die zich verwijden tot bloedsinusoïden. 14A. Via welk bloedvat krijgt de lever bloed toegevoerd

    vanuit het darmkanaal?

    14B. Het bloed uit het darmkanaal is voedselrijk maar zuurstofarm. Hoe wordt de lever voorzien van zuurstofrijk bloed?

    Hier zie je een schematische tekening van een lever. Het bloed uit de sinusoïden wordt per leverlobje verzameld in een centrale vene die samen met vele andere centrale venen uitmondt in een leverader. 15A. Geef de juiste namen aan de onderdelen.

    1 =

    2 =

    3 =

    4 =

  • 5 =

    6 =

    15B. Wat zijn de vier belangrijkste functies van de lever?

    1.

    2.

    3.

    4.

    16. De lever produceert gal, die uiteindelijk in het duodenum terecht komt. Waar wordt de geproduceerde gal tijdelijk opgeslagen?

    17. Gal bevat o.a. galzure zouten, die van belang zijn bij de vetvertering. Hoe bevorderen de galzure zouten de vetvertering?

    18. Welk verschil in epitheel bestaat er tussen maag en duodenum?

    Hier zie je een schematische dwarsdoorsnede van het darmkanaal, waarin de globale opbouw van elk compartiment is aangegeven. 19. Welk deel geeft het beste de wand van het duodenum weer?

  • Dunne darm

    1. De dunne darm heeft twee belangrijke functies. Eén daarvan is de vertering. Wat is de andere belangrijke taak van de dunne darm?

    2. Welke andere, met de lichtmicroscoop waarneembare anatomische aanpassingen heeft de dunne darm voor het absorberen?

    3. Benoem in de afbeelding hieronder alle lagen die zijn aangegeven met een pijl.

    4. Hier zie je een vergroting van de apicale zijde van twee absorberende epitheelcellen. Welke aanpassingen hebben deze cellen voor het absorberen?

  • 5. Wat is de eindbestemming van de geabsorbeerde stoffen nadat ze zijn geabsorbeerd?

    Naar bloedcapillairen: Naar lymfecapillairen: Naar tussencelvloeistof:

    6. De voedingsstoffen worden aan lymfe zowel als aan bloed afgegeven. Dit betekent dat zich in de villi zowel bloedvaten als lymfevaten moeten bevinden. Zet de juiste namen bij de nummers.

    1 =

    2 =

    3 =

    4 =

    7. Hier zie je een preparaat van de mucosa van de dunne darm. In de mucosa zitten niet alleen absorberende cellen. Hoe heten de hier aangegeven cellen?

    Hier zie je een schematische dwarsdoorsnede van het darmkanaal, waarin de globale opbouw van elk compartiment is aangegeven. 8. Welk deel geeft het beste de wand van de dunne darm weer?

  • Dikke darm 1. Wat is de voornaamste taak van het colon? 2. Aan het begin van de dikke darm zie je nog een klein doodlopend stukje darm dat

    uitmondt in een dun buisje.Deze zijn hier uitvergroot. Zet de juiste namen bij de nummers.

    1 = 2 = 3 = 4 =

    3. Wat zijn de Nederlandse namen voor 2 en 3?

    2 = 3 =

    4. Ook in de dikke darm wordt de voedselmassa nog ten dele afgebroken. Hoe wordt dit afgebroken?

    5A. Door instulpingen vormt de epitheellaag een groot aantal slijmproducerende klieren. De

    epitheelcellen bestaan voornamelijk uit slijmbekercellen. Hoe noemt men deze klieren in de dikke darm?

  • 5B. Benoem de lagen van de dikke darm.

    Hier zie je een schematische dwarsdoorsnede van het darmkanaal, waarin de globale opbouw van elk compartiment is aangegeven. 6. Welk deel geeft het beste de wand van de dikke darm weer?