Hakomatic B70CL 88-60-2728 NL...De Hakomatic B 70 CL mag enkel worden gebruikt, onderhouden en...
Transcript of Hakomatic B70CL 88-60-2728 NL...De Hakomatic B 70 CL mag enkel worden gebruikt, onderhouden en...
-
1
Bedieningshandleiding
Hakomatic B 70 CL (7061.xx)
-
Inleiding
2
Woord vooraf
Geachte klant, Wij hopen dat de goede eigenschappen van de machine het vertrouwen rechtvaardigen dat u in ons hebt gesteld. Om veilig met de machine te kunnen werken, dient u eerst het hoofdstuk Veiligheidsinformatie te lezen voor u de machine in gebruik neemt. Uw eigen veiligheid en die van anderen hangt in grote mate af van uw controle over de machine. Lees daarom de bedieningshandleiding grondig voor u de machine voor het eerst gebruikt. In de bedieningshandleiding vindt u alle belangrijke informatie voor werking, onderhoud en verzorging. In deze handleiding hebben we de paragrafen die betrekking hebben op uw veiligheid, voorzien van het gevarensymbool. Voor bijkomende vragen over de machine of over de bedieningshandleiding kunt u altijd contact opnemen met uw Hako-filiaal. We wijzen er uitdrukkelijk op dat juridische aanspraken met betrekking tot de informatie in deze bedieningshandleiding niet worden aanvaard. Let er bij de nodige onderhoudswerkzaamheden op dat enkel originele onderdelen worden gebruikt. Enkel originele onderdelen waarborgen een constante en betrouwbare paraatheid van uw machine. Wijzigingen met het oog op de technische ontwikkeling voorbehouden. Geldig vanaf: oktober 2006 Hako-Belgium N.V. 9420 Erpe-Mere
Industrieweg 27
Telefoon 053/80.20.40
Juist gebruik van de machine
De Hakomatic B 70 CL is een schrobzuigmachine voor de natte reiniging van harde vloeren. Elk ander gebruik wordt beschouwd als onregelmatig gebruik. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die het gevolg is van onregelmatig gebruik. Tot het juist gebruik behoort ook de naleving van de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks-, onderhouds- en herstelbepalingen.
De Hakomatic B 70 CL mag enkel worden gebruikt, onderhouden en hersteld door personen die ermee vertrouwd zijn en die op de hoogte zijn van de gevaren. U dient de relevante ongevalpreventievoorschriften en de algemeen erkende regels in verband met de technische veiligheid en de arbeidsgeneeskunde na te leven. Eigenmachtige veranderingen aan de machine sluiten elke aansprakelijkheid van de fabrikant voor daaruit voortvloeiende schade uit.
-
Inleiding
3
Informatie over de garantie
Principieel gelden de voorwaarden van het aankoopcontract. Schade wordt niet door de garantie gedekt als ze het gevolg is van het niet naleven van de voorschriften inzake verzorging en onderhoud. Onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd door een erkende Hako-onderhoudsdienst; deze werken moeten worden bevestigd in het “onderhoudsattest”, dat als garantiebewijs geldt. Volgende zaken vallen niet onder de garantie: Natuurlijke slijtage en schade door overbelasting, zekeringen, onvakkundige behandeling of ontoelaatbare wijzigingen. De garantie geldt eveneens niet als aan de machine schade ontstaat die te wijten is aan door ons niet uitdrukkelijk erkende onderdelen en toebehoren of die te wijten is aan het verwaarlozen van de onderhoudsvoorschriften.
Aanvaarding
Zodra uw machine aankomt, moet u nagaan of er geen transportschade is opgetreden. Deze schade wordt vergoed als u de schade onmiddellijk door de spoorwegmaatschappij of door de transporteur laat bevestigen en als u het schaderapport samen met de vrachtbrief naar ons stuurt:
Hako-Belgium N.V. Industrieweg 27 9420 Erpe-Mere
-
Inhoud
4
Woord vooraf .................................................................................................................................2 Juist gebruik van de machine.........................................................................................................2 Informatie over de garantie ............................................................................................................3 Aanvaarding ..................................................................................................................................3
1 Veiligheidsinformatie ..................................................................................................................6 1.1 Veiligheids- en waarschuwingssymbolen ...........................................................................6 1.2 Algemene instructies..........................................................................................................6 1.3 Gebruiksinstructies ............................................................................................................7 1.4 Onderhoudsvoorschriften...................................................................................................7 1.5 Bijzondere gevaren ............................................................................................................8 1.6 Zorg voor het milieu ...........................................................................................................8 1.7 Plaatjes op de machine......................................................................................................9
2 In gebruik nemen....................................................................................................................10 2.1 Opleiding..........................................................................................................................10 2.2 Eerste lading....................................................................................................................10 2.3 Voor de ingebruikname....................................................................................................10 2.4 Machine inschakelen .......................................................................................................10 2.5 Gebruik ............................................................................................................................11 2.6 Machine stoppen..............................................................................................................11 2.7 Na het werk......................................................................................................................11 2.8 Transport .........................................................................................................................12
3 Bediening................................................................................................................................13 3.1 Werkwijze ........................................................................................................................13
Algemeen.................................................................................................................................13 3.1.1 Borstelkop .......................................................................................................................13 3.1.2 Schoonwatertank.............................................................................................................13 3.1.3 Zuigvoet ..........................................................................................................................14 3.1.4 Vuilwatertank...................................................................................................................14 3.1.5 Rijaandrijving...................................................................................................................14 3.1.6 Batterijen en lader ...........................................................................................................14 3.1.7 Opties..............................................................................................................................14
3.2 Bedienings- en aanwijselementen....................................................................................15 3.2.1 Bedieningspaneel............................................................................................................15 3.2.2 Op de machine ................................................................................................................18
4 Technische gegevens ............................................................................................................21
5. Onderhoud en verzorging......................................................................................................23 Algemeen.................................................................................................................................23
5.1 Hako-systeemonderhoud .................................................................................................23 5.2 Onderhoudsattest ............................................................................................................24 5.3 Onderhoudsschema.........................................................................................................25
Hako-systeemonderhoud klant .................................................................................................25 5.4 Batterijsysteem ................................................................................................................27
5.4.1 Batterijen laden ...............................................................................................................27 5.4.2 Batterijalarm (TSG)..........................................................................................................28 5.4.3 Verzorging van aandrijfbatterijen .....................................................................................28 5.4.4 Batterijen demonteren .....................................................................................................28 5.4.5 Batterijen plaatsen...........................................................................................................28 5.4.6 Afdanken van batterijen...................................................................................................28
5.5 Schoonwatertank .............................................................................................................29 5.5.1 Schoonwatertank vullen ..................................................................................................29
-
Inleiding
5
5.5.2 Schoonwatertank leegmaken ..........................................................................................29 5.5.3 Schoonwaterfilter reinigen ...............................................................................................29
5.6 Vuilwatertank .........................................................................................................................30 5.6.1 Vuilwatertank leegmaken.................................................................................................30 5.6.2 Vuilwatertank reinigen .....................................................................................................30 5.6.3 Aanzuigfilter reinigen .......................................................................................................31 5.7 Schotelborstelkop.........................................................................................................31 5.7.1 Borstels reinigen ..........................................................................................................31 5.7.2 Borstels vervangen ......................................................................................................31 5.7.3 Stootrol vervangen ..........................................................................................................32 5.7.4 Dichtingsrubber vervangen..............................................................................................32
5.8 Rolborstelkop...................................................................................................................32 5.8.1 Vuilvergaarbak reinigen...................................................................................................32 5.8.2 Borstels demonteren .......................................................................................................33 5.8.3 Borstels reinigen..............................................................................................................33 5.8.4 Borstels monteren ...........................................................................................................33 5.8.5 Stootrol vervangen ..........................................................................................................33
5.9 Zuigvoet...........................................................................................................................33 5.9.1 Zuigvoet reinigen.............................................................................................................33 5.9.2 Dichtingsrubbers vervangen ............................................................................................33 5.9.3 Dichtingsrubbers instellen................................................................................................34
-
Veiligheidsinformatie
6
1 Veiligheidsinformatie
1.1 Veiligheids- en waarschuwingssymbolen
In de bedieningshandleiding zijn alle plaatsen die betrekking hebben op uw veiligheid, de veiligheid van de machine en van het milieu, voorzien van volgende waarschuwingssymbolen:
Symbool Schade voor … Definitie
Veiligheidsinformatie personen of eigendommen
Veiligheidsinstructies om gevaarlijke situaties te vermijden door het onnauwkeurig of niet opvolgen van instructies of voorgeschreven werkprocessen.
Opmerking de machine Belangrijke opmerkingen om de goede werking van de machine te verzekeren
Milieugevaar het milieu Milieugevaar door gebruik van materialen die een gevaar inhouden voor de gezondheid en het milieu
1.2 Algemene instructies
• Naast de instructies in deze handleiding moet u rekening houden met de algemene veiligheidsvoorschriften en de wettelijke bepalingen in verband met het voorkomen van ongevallen.
• Voor de machine in gebruik wordt genomen, dient u de bijgeleverde bedieningshandleiding en alle andere handleidingen voor hulpuitrusting of hulpstukken zorgvuldig te lezen; tijdens het werk dient u deze handleidingen strikt op te volgen.
• De machine mag enkel worden gebruikt, onderhouden en hersteld door personen die door de Hako-specialist werden opgeleid.
• Schenk zeer goed aandacht aan de veiligheidsinformatie. Want enkel met een goede kennis kunt u fouten tijdens het gebruik van de machine vermijden of kan de machine storingsvrij worden gebruikt.
• De bedieningshandleiding moet altijd beschikbaar zijn op de plaats waar de machine wordt gebruikt. Daarom moet ze zorgvuldig op de machine worden bewaard.
• Als de machine wordt verkocht of verhuurd, moeten deze documenten aan de nieuwe eigenaar/gebruiker worden overhandigd. Laat de overhandiging bevestigen!
• De waarschuwingsstickers op de machine geven belangrijke informatie om gevaar tijdens het werk te vermijden. Als waarschuwingsstickers onleesbaar of verdwenen zijn, moeten ze worden vervangen.
• Wisselstukken moeten even veilig zijn als de originele onderdelen.
-
Veiligheidsinformatie
7
1.3 Gebruiksinstructies
• Voor de machine voor het eerst in gebruik wordt genomen, moet de gebruikte batterij op de voorgeschreven wijze volledig worden opgeladen met een eerste lading. Hou rekening met de bedieningshandleiding bij de lader en met de bedieningshandleiding van de batterijfabrikant. Hako is niet aansprakelijk voor batterijschade ten gevolge van een gebrekkige eerste lading.
• Voor elke ingebruikname moet de veilige toestand van de machine worden gecontroleerd! Storingen moeten onmiddellijk worden verholpen!
• Voor u met de machine gaat werken, dient u zich vertrouwd te maken met alle inrichtingen en bedieningselementen! Tijdens het werk is het daarvoor te laat!
• Tijdens het werk met de machine dient u stevige en slipvrije schoenen te dragen. • Enkel de door de ondernemer of zijn afgevaardigde voor aanwending van de
machine vrijgegeven oppervlakken mogen worden bereden. • Tijdens het werk met de machine dient u aandacht te schenken aan derden, met
name kinderen. • Als de borstelkop omlaag gekomen is, onmiddellijk vooruit rijden, omdat er anders
borstelafdrukken op de vloer kunnen ontstaan. Als over drempels wordt gereden, moet de borstelkop omhoog worden gezet.
• Gebruik enkel reinigingsmiddelen die geschikt zijn voor automaten (schuimremmend). Hou rekening met de gebruiks-, afvoer- en waarschuwingsinstructies van de fabrikant van de reinigingsmiddelen.
• Klap de vuilwatertank enkel open wanneer hij leeg is. • De machine is niet geschikt voor het opnemen van gevaarlijke, brandbare of
explosieve vloeistoffen, stof of materialen. • De machine mag niet worden gebruikt in omgevingen waar er gevaar is voor
explosies. • Om onbevoegd gebruik van de machine te vermijden, dient u de sleutel uit te
trekken. • Tijdens het transport van de machine moeten de zuigvoet en de borstelkop
omhoog staan. Hou tijdens het rijden rekening met de plaatselijke omstandigheden.
• De machine is enkel geschikt voor gebruik op effen terrein met een maximale hellingsgraad van 10 %.
1.4 Onderhoudsvoorschriften
• Dagelijkse en wekelijkse onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd door het bedieningspersoneel. Voor alle andere onderhoudswerken dient u contact op te nemen met de Hako-onderhoudsdienst in uw buurt.
• De in de bedieningshandleiding voorgeschreven onderhoudswerken en onderhoudsintervallen moeten worden nageleefd.
• Voor reinigings- en onderhoudswerken moet geschikt gereedschap worden gebruikt.
• Overeenkomstig de ongevalpreventievoorschriften moet de veilige toestand van de machine regelmatig (wij adviseren minstens 1 keer per jaar) en na wijzigingen of herstellingen door een specialist worden gecontroleerd.
-
Veiligheidsinformatie
8
• Wisselstukken moeten minstens voldoen aan de door de fabrikant vastgelegde technische vereisten! Dit is gewaarborgd met originele wisselstukken.
• Als u de machine reinigt of onderhoudt, of als u onderdelen vervangt, moeten de motoren worden uitgeschakeld.
• Om onbevoegd gebruik van de machine te vermijden, dient u de sleutel uit te trekken.
• Bij werken aan de elektrische installatie altijd de batterijstekker uittrekken. • Tijdens werken in de omgeving van de opgetilde vuilwatertank moet deze volledig
worden opengeklapt, zodat hij niet ongewenst kan dichtslaan of kan vallen. • De machine reinigen met hogedrukreiniger of stoomstraler is niet toegestaan. • Het gebruik van agressieve en bijtende reinigingsproducten is niet toegestaan. • De machine na het reinigen laten drogen, bijv. tijdens het weekend. • Gebruik de machine enkel als alle veiligheidsvoorzieningen aangebracht zijn en in
de beschermpositie staan.
1.5 Bijzondere gevaren Elektrisch systeem
• Gebruik enkel originele zekeringen van de voorgeschreven stroomsterkte. • Als er zich storingen in de elektrische installatie voordoen, dient u de machine
onmiddellijk uit te schakelen en de storing te verhelpen. • Werken aan de elektrische uitrusting mogen enkel worden uitgevoerd door een
daartoe opgeleide vakman overeenkomstig de elektrotechnische regels. • De elektrische uitrusting van de machine moet regelmatig worden geïnspecteerd /
gecontroleerd. Gebreken, zoals loszittende verbindingen of beschadigde kabels, moeten onmiddellijk worden verholpen.
Batterijen • De bedieningshandleidingen van de batterijfabrikant moeten worden nageleefd. • Batterijen mogen enkel worden gehanteerd en verwisseld door
onderhoudspersoneel. • Door de wijziging van het zwaartepunt mogen enkel goedgekeurde batterijen in de
daartoe voorziene positie worden gebruikt. • Leg geen metalen voorwerpen of gereedschap op de batterijen– kortsluitgevaar! • Tijdens het opladen van de batterijen moet in de laadzone voldoende ventilatie
worden voorzien. – Explosiegevaar! • Bijkomende veiligheidsaanwijzingen zie document 88-60-2554 – Instructies voor
aandrijfbatterijen
1.6 Zorg voor het milieu
• Er is voldoende kennis vereist als u moet omgaan met materialen die een gevaar inhouden voor de gezondheid en het milieu.
• Als reinigingsmiddelen worden weggedaan, dient u rekening te houden met de wetgeving terzake en met de plaatselijke voorschriften.
• Gebruikte batterijen die voorzien zijn van het recyclagesymbool, bevatten recycleerbaar materiaal. Zoals aangegeven door het logo met de doorstreepte vuilnisbak mogen deze batterijen niet worden meegegeven met het gewone huisvuil. De terugname en de verdere verwerking moeten worden afgesproken met het Hako-filiaal!
-
Veiligheidsinformatie
9
1.7 Plaatjes op de machine
Volgende veiligheids- en informatieplaatjes zijn goed leesbaar aangebracht op de machine. Als plaatjes ontbreken of onleesbaar zijn, moeten ze onmiddellijk worden vervangen.
Firmaplaatje (afb. 1/1)
Kenplaatje (afb. 1/2) Vuilwateraflaatslang (afb. 1/3)
A = Bedieningshandleiding lezen en opvolgen (afb. 1/2) B = Maximaal toegelaten stijgingspercentage 10 % (afb. 1/2) C = De machine niet reinigen met een hogedrukreiniger (afb. 1/2) Afb. 1 Bandenspanning (afb. 1/4)
-
In gebruik nemen
10
2 In gebruik nemen
2.1 Opleiding
Voor de eerste ingebruikname is een opleiding vereist. De eerste opleiding van de machine mag enkel worden gegeven door het gespecialiseerd personeel van uw Hako-filiaal. Het filiaal wordt onmiddellijk na de levering van de machine door de fabriek op de hoogte gebracht, zodat het filiaal contact met u kan opnemen om een afspraak te maken voor de opleiding.
2.2 Eerste lading
Voor de machine voor het eerst in gebruik wordt genomen, moeten de gebruikte batterijen op de voorgeschreven wijze volledig worden opgeladen met een eerste lading. Hou rekening met de bedieningshandleiding bij de
lader en met de bedieningshandleiding van de batterijfabrikant. Hako is niet aansprakelijk voor batterijschade ten gevolge van een gebrekkige eerste lading.
2.3 Voor de ingebruikname
Voor de machine in gebruik wordt genomen, moeten volgende controles worden uitgevoerd: 1. De parkeerplaats controleren op sporen van lekken. Slangen, leidingen en tanks
mogen geen lekken of beschadigingen vertonen. 2. Monteer de borstels en zuigvoet, zie hoofdstuk Onderhoud. 3. Installeer de batterijen en steek de batterijstekker in, zie hoofdstuk Onderhoud. 4. Controleer de batterijlading en laad de batterijen indien nodig op. Voor het eerste
gebruik moet altijd een eerste lading worden uitgevoerd. 5. Maak de vuilwatertank leeg en reinig hem indien nodig, zie hoofdstuk Onderhoud. 6. Vul de schoonwatertank en voeg reinigingsmiddel toe overeenkomstig de
voorschriften van de fabrikant.
Gebruik enkel reinigingsmiddelen die geschikt zijn voor automaten (schuimremmend). Het is aan te bevelen onze reinigings- en verzorgingsproducten te gebruiken, want zij zijn speciaal afgestemd op de machine. Deze producten voldoen aan de wettelijke voorschriften.
2.4 Machine inschakelen
Voor u de machine inschakelt, dient u de rijhendel in de neutrale stand te zetten. Als de rijhendel niet in de neutrale stand staat en de machine wordt ingeschakeld, verschijnt een foutmelding.
Om de machine in de bedrijfstoestand te brengen, gaat u als volgt te werk:
-
In gebruik nemen
11
• Trek eventueel de stekker van de lader uit het stopcontact en bevestig hem op de houder.
• Schakel de machine in door de sleutelschakelaar van de stand (0) naar de stand (1) te brengen.
2.5 Gebruik
1. Schakel de machine in. 2. Zet de zuigvoet omlaag met de hefboom (afb. 4/3). De zuigturbine wordt
automatisch ingeschakeld. 3. Schakel de toevoer van schoon water in met de knop (afb. 3/14). 4. Stel de hoeveelheid schoon water in met de knop (afb. 3/13). 5. Breng de borstelkop omlaag met het voetpedaal (afb. 4/9). 6. Stel het werktoerental en de rijrichting in met de rijhendel (afb. 4/1). Verhoog
eventueel de borsteldruk met het pedaal (afb. 4/10).
Als de borstelkop omlaag gekomen is, onmiddellijk vooruit rijden, omdat er anders borstelafdrukken op de vloer kunnen ontstaan. Breng de zuigvoet omhoog als u achteruit rijdt. Als over drempels wordt gereden, moet de borstelkop omhoog worden gezet.
2.6 Machine stoppen
Als u de rijhendel loslaat, keert hij automatisch terug naar de neutrale stand. Beveilig de machine tegen ongewenst starten en ongewenste bewegingen.
2.7 Na het werk
1. Rij naar een geschikte onderhoudsplaats. 2. Stop de machine, zet de borstelkop en de zuigvoet omhoog en trek de sleutel uit. 3. Maak de vuilwatertank leeg en spoel hem uit.
Als reinigingsmiddelen worden weggedaan, dient men rekening te houden met de wetgeving ter zake en met de plaatselijke voorschriften.
4. Controleer de schoonwaterfilter. 5. Controleer de dichtingsrubbers en de zuigslang. 6. Controleer de bedrijfsmiddelen, functies en instellingen. 7. Laad de batterijen op. 8. Reinig de machine. Als de machine gedurende lange tijd wordt stilgelegd, moet de schoonwatertank worden leeggemaakt.
De machine reinigen met hogedrukreiniger of stoomstraler is niet toegestaan.
-
In gebruik nemen
12
2.8 Transport
Tijdens transportritten naar de werklocatie dient u de machine in te schakelen, de zuigvoet en de borstelkop omhoog te zetten en de rijhendel in de gewenste rijrichting te zetten. Bij transport op een voertuig of aanhangwagen moet de machine worden beveiligd, zodat ze niet kan wegrollen. Sjor de machine goed vast. Bevestig de machine daartoe vooraan en achteraan op het chassis.
-
Bediening
13
3 Bediening
3.1 Werkwijze
Algemeen
De Hakomatic B 70 CL is een schrobzuigmachine voor de natte reiniging van harde vloeren.
3.1.1 Borstelkop
Om te schrobben wordt de borstelkop (afb. 2/1) met een voethefboom omlaag gezet. De borstels draaien en de watertoevoer wordt automatisch ingeschakeld. Als de rijhendel in de neutrale stand staat (machine staat stil), worden de borstels en de watertoevoer automatisch uitgeschakeld. In de afbeeldingen is de schotelborstelkop weergegeven. De machine kan ook worden uitgerust met een rolborstelkop.
3.1.2 Schoonwatertank
De schoonwatertank (afb. 2/2) kan worden gevuld via een openklapbare opening. De schoonwatertank heeft een inhoud van 70 liter. Het vulpeil is zichtbaar op een optische indicator (transparante slang). De waterdosering wordt geregeld met een knop. Afb. 2
-
Bediening
14
3.1.3 Zuigvoet
De beweegbaar opgehangen zuigvoet (afb. 2/3) trekt het vuile water met een dichtingsrubber van de vloer af. De zuigvoet wordt omlaag gebracht met een handhefboom, waardoor de zuigturbine automatisch wordt ingeschakeld. De zuigturbine werkt onafhankelijk van de rijrichting, ook als de machine stilstaat. Door de handhefboom nogmaals te bedienen, wordt de zuigvoet weer omhoog gezet en schakelt de zuigturbine na een vertragingstijd uit.
3.1.4 Vuilwatertank
Het vuile water wordt via een zuigturbine en een zuigslang van de zuigvoet naar de vuilwatertank (afb. 2/4) gevoerd. Voor de reiniging en om water op te nemen op moeilijk toegankelijke plaatsen, is de machine uitgerust met een handzuigslang.
3.1.5 Rijaandrijving
De machine beschikt over een traploos regelbare rijaandrijving (afb. 2/6). De rijsnelheid, de rijrichting en de dynamische afremming worden gerealiseerd door de elektronische rijsturing.
3.1.6 Batterijen en lader
De machine is uitgerust met onderhoudsvrije 105 Ah batterijen (afb. 2/5), een volautomatische batterijlader (afb. 2/7) en een batterijalarm (TSG) om te vermijden dat de batterijen te ver leeg lopen. Instructies voor aandrijfbatterijen, zie document 88-60-2556.
3.1.7 Opties
• Doseersysteem en vlottereenheid voor automatische vulling. • Afzuigslang, inclusief zuigbuis, voegkop en natzuigkop. • Zwabberhouder en tool-net voor reinigingsbenodigdheden. • Silence-kit voor geluidsarme werking.
-
Bediening
15
3.2 Bedienings- en aanwijselementen
3.2.1 Bedieningspaneel
1. Display 2. Sleutelschakelaar 3. Laderindicator 4. TSG-indicator 5. Symbool borstelaandrijving 6. Symbool zuigturbineaandrijving 7. Bedrijfsurenteller 8. Symbool service-indicator 9. Symbool parkeerrem 10. Symbool silence-kit (optie) 11. Symbool schoonwaterdosering 12. Knop voor silence-kit (optie) 13. Knop voor schoonwater-
dosering 14. Knop voor schoonwatertoevoer
aan/uit Display (afb. 3/1)
Op het display kunnen de functies centraal worden bewaakt en worden alle werktoestanden aangegeven.
Sleutelschakelaar (afb. 3/2)
Met de sleutelschakelaar wordt het elektrisch systeem in- of uitgeschakeld.
Om onbevoegd gebruik van de machine te vermijden, dient u de sleutel uit te trekken.
Laderindicator (afb. 3/3) Tijdens het laden verschijnt de laderindicator op het display. Hiermee wordt de actuele laadtoestand van de batterijen tijdens het laden aangegeven. Volgende symbolen worden gebruikt:
Afb. 3
-
Bediening
16
Batterijsymbool A < 20 % geladen Batterijsymbool B = 80% geladen Batterijsymbool C = 100 % geladen Batterijsymbool D (knippert) = storing
TSG-indicator (afb. 3/4) Na het inschakelen verschijnt de TSG-indicator op het display. Hiermee wordt de actuele laadtoestand van de batterijen tijdens de werking aangegeven. Meer informatie zie Batterijsysteem hoofdstuk Onderhoud.
Symbool borstelaandrijving (afb. 3/5) Dit symbool verschijnt als de borstelaandrijving ingeschakeld is.
Symbool zuigturbineaandrijving (afb. 3/6) Dit symbool verschijnt als de zuigturbineaandrijving ingeschakeld is. 1.1.1.1 Bedrijfsurenteller (afb. 3/7) Op de bedrijfsurenteller wordt na het inschakelen gedurende korte tijd de softwareversie en de laatste servicecode weergegeven. Daarna wordt het actuele aantal bedrijfsuren weergegeven.
Service-indicator (afb. 3/8) De service-indicator gaat aan als er zich een storing heeft voorgedaan in het systeem en als de reinigingsprocedure of de rijprocedure wordt onderbroken. Naast de service-indicator wordt een servicecode van 4 tekens weergegeven in de plaats van de bedrijfsurenteller. Noteer de servicecode en verwittig uw Hako-filiaal.
-
Bediening
17
Symbool parkeerrem (afb. 3/9) Dit symbool verschijnt als de rijhendel in de neutrale stand staat en de rijaandrijving wordt vastgezet. Symbool voor silence-kit (optie) (afb. 3/10) Dit symbool verschijnt als de knop voor de silence-kit ingeschakeld is.
Symbool voor schoonwaterdosering (afb. 3/11) Dit symbool verschijnt als de knop voor de schoonwatertoevoer wordt bediend en de borstelkop omlaag staat.
Knop voor silence-kit (optie) (afb. 3/12) Met deze knop wordt de zuigturbine in silent-werking geschakeld. Op het display verschijnt het symbool voor de silent-werking.
Knop voor schoonwaterdosering (afb. 3/13) Met deze knop wordt de hoeveelheid schoon water geregeld. Bovendien wordt de hoeveelheid schoon water aangepast aan de rijsnelheid. Op het display wordt de toegevoerde hoeveelheid schoon water aangegeven met een symbool met zes standen. Knop voor schoonwatertoevoer aan/uit (afb. 3/14) Met deze knop wordt de schoonwatertoevoer ingeschakeld of uitgeschakeld.
-
Bediening
18
3.2.2 Op de machine
Rijhendel Vulopening schoonwatertank Hendel optillen zuigvoet Schoonwaterfilter Aflaatslang vuil water Aflaatslang schoon water (indicator schoonwaterpeil) Borsteluitwerper Netaansluiting lader Voetpedaal opheffen borstelkop Voetpedaal borstelkopdruk Afb. 4 Rijhendel (afb. 4/1)
Als de machine ingeschakeld is, kan de rijrichting en de snelheid traploos worden geregeld met de rijhendel. De maximale snelheid wordt bereikt als de hendel maximaal wordt verplaatst. De snelheid kan weer worden verminderd door de hendel langzaam terug te brengen. Als de rijhendel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de neutrale stand; de machine stopt (dodemansfunctie). De parkeerrem van de rijaandrijving wordt geactiveerd en het symbool voor de parkeerrem verschijnt op het display.
Bij het parkeren moet de machine worden beveiligd, zodat ze niet kan wegrollen. Als de machine wordt ingeschakeld, moet de rijhendel in de neutrale stand staan.
-
Bediening
19
Vulopening schoon water (afb. 4/2) De schoonwatertank wordt gevuld via een openklapbare vulopening. Handhendel optillen zuigvoet (afb. 4/3) Met de handhendel wordt de zuigvoet omhoog of omlaag gebracht. Schoonwaterfilter (afb. 4/4) Bij de watertoevoer van de schoonwatertank naar de zuigvoet wordt het schone water door een filterelement gereinigd. Aflaatslang vuil water (afb. 4/5) Met de aflaatslang van de vuilwatertank wordt het opgenomen vuile water afgelaten. Aflaatslang schoon water (afb. 4/6) Met de aflaatslang van de schoonwatertank wordt het schone water afgelaten.
Uitwerper voor schotelborstels (afb. 4/7) Met de borsteluitwerper kunnen de borstels snel en zonder gereedschap worden gedemonteerd. Netaansluiting (afb. 4/8)
De netaansluiting voorziet de lader van spanning.
Voetpedaal borstelkop (afb. 4/9) Met dit pedaal wordt de borstelkop omhoog en omlaag gezet.
Voetpedaal schotelborstelkopdruk (afb. 4/10) Met dit pedaal wordt de druk voor de schotelborstelkop verhoogd. Geleidingsrail vuilvergaarbak (afb. 5/1)
Op de rolborstelkop bevindt zich een vuilvergaarbak, die met een geleidingsrail bevestigd is. Om te reinigen kan de vuilvergaarbak worden weggenomen.
Afb. 5 11. Geleidingsrail vuilvergaarbak 2. Hefboom voor rolborstelhouder 3. Arreteerpen
-
Bediening
20
Hefboom voor rolborstelhouder (afb. 5/2) Met deze hefboom (aan beide zijden) wordt de rolborstelhouder ontgrendeld of vergrendeld. De rolborstels kunnen snel en zonder gereedschap worden gedemonteerd. Zuigvoet zwenken Als de doorgang smal is, kan de omhoog geplaatste zuigvoet opzij worden gezwenkt. Daartoe met de voet of de hand ter hoogte van de stootbeugel / stootrol de zuigvoet naar links zwenken, tot de arreteerpen (afb. 5/3) vergrendelt. Om de zuigvoet los te maken, moet de handhendel (afb. 4/3) van de zuigvoetopheffing worden bediend (omlaag brengen).
-
Technische gegevens
21
4 Technische gegevens
Eenheid Schotelborstelkop Rolborstelkop
Lengte van de machine cm 151 159
Hoogte van de machine cm 111 111 Breedte van de machine zonder zuigvoet
cm 68 68
Breedte van de machine met zuigvoet cm 95 95 Werkbreedte cm 65 60 Breedte van de zuigvoet cm 95 95 Oppervlakterendement theoretisch m²/h 3250 3000 Nominale spanning V 24 24 Verbruik rijmotor W 310 310 Verbruik zuigmotor W 520 520 Verbruik borstelmotor W 2x720 2x720 Aantal borstels Aantal 2 2 Borsteldiameter cm 33 15 Werksnelheid km/h 5,0 5,0 Schoonwatertank liter 70 70 Vuilwatertank liter 75 75 Gewicht zonder water en batterijen kg 189 181 Gewicht met water en batterijen kg 388 380 Geluidsemissiewaarde Een-
heid Stan-daard
Geluid-dempend pakket
Geluid-dempend pakket – silence-kit
Het volgens DIN EN 60335-2-72 bij maximale gebruiksomstandigheden gemeten geluidsvermogensniveau (LwA) bedraagt:
dB (A)
82
80
79 Het volgens DIN EN 60335-2-72 bij normale gebruiksomstandigheden gemeten geluidsdrukniveau (LpA) bedraagt (aan het oor van de bestuurder):
dB (A)
67
65
63 Meetonzekerheid (KpA): dB (A) 1,6 1,6 1,6
-
Technische gegevens
22
Trillingen De volgens DIN EN ISO 5349 berekende gewogen effectieve waarde van de versnelling waaraan de bovenste ledematen (hand-arm) blootgesteld zijn, bedraagt in normale gebruiksomstandigheden:
m/s²
< 2,5
< 2,5
< 2,5
-
Onderhoud en verzorging
23
5. Onderhoud en verzorging
Algemeen
Voor u verzorgings- en onderhoudswerken uitvoert, dient u absoluut rekening te houden met het hoofdstuk Veiligheidsinformatie! Als de door ons voorgeschreven onderhoudswerken worden uitgevoerd, bent u zeker steeds een bedrijfsklare machine ter beschikking te hebben. Dagelijkse en wekelijkse onderhouds- en herstellingswerken kunnen worden uitgevoerd door een daartoe opgeleide bestuurder; alle andere
Hako-systeemonderhoud mag enkel worden uitgevoerd door geschoold en gekwalificeerd personeel. Neem contact op met de Hako-onderhoudsdienst of het Hako-filiaal in uw buurt. Als u hiermee geen rekening houdt en als daardoor schade ontstaat, vervalt elke aanspraak op de garantie. Vermeld bij alle vragen en bestellingen van wisselstukken altijd het serienummer, zie paragraaf 1.7 - Kenplaatje.
5.1 Hako-systeemonderhoud
Het Hako-systeemonderhoud: • waarborgt de betrouwbare werking van Hako-machines (preventief onderhoud) • beperkt de werkingskosten, herstellingskosten en kosten voor instandhouding tot
een minimum • waarborgt een lange levensduur en de paraatheid van de machine. Het Hako-systeemonderhoud vermeldt in verschillende modules de uit te voeren speciale technische werken en definieert de intervallen voor het onderhoud. Voor de verschillende onderhoudssystemen zijn de te vervangen onderdelen vastgelegd en in ET-kits gedefinieerd. Hako-systeemonderhoud K: Door de klant uit te voeren werken aan de hand van de in de bedieningshandleiding beschreven verzorgings- en onderhoudsinstructies (dagelijks of wekelijks). Bij levering van de machine wordt de bestuurder/gebruiker vakkundig opgeleid. Hako-systeemonderhoud I:
(om de 125 bedrijfsuren) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Hako-systeemonderhoud II:
(om de 250 bedrijfsuren) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Hako-systeemonderhoud S: (om de 500 bedrijfsuren veiligheidscontrole) Uitgevoerd door een specialist van een erkende Hako-onderhoudsdienst aan de hand van het voor de machine specifieke systeemonderhoud met ET-kit. Uitvoeren van alle wettelijk voorgeschreven veiligheidsrelevante controles overeenkomstig UVV-BGV-TÜV-VDE.
-
Onderhoud en verzorging
24
5.2 Onderhoudsattest
Overhandiging Uitrusting Proefrit Overdracht aan klant Opleiding uitgevoerd op: bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud I 125 bedrijfsuren
Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud II 250 bedrijfsuren
Stempel werkplaats uitgevoerd op: bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud III 375 bedrijfsuren
Stempel werkplaats uitgevoerd op: bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud S 500 bedrijfsuren
Stempel werkplaats uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud I 625 bedrijfsuren
Stempel werkplaats uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud II 750 bedrijfsuren
Stempel werkplaats uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud III 875 bedrijfsuren
Stempel werkplaats uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud S
1000 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud I 1125 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud II 1250 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren
Hako-systeemonderhoud III 1375 bedrijfsuren Stempel werkplaats
uitgevoerd op:
bij bedrijfsuren .
-
Onderhoud en verzorging
25
5.3 Onderhoudsschema
Hako-systeemonderhoud klant Volgende onderhoudsintervallen moeten door de klant worden uitgevoerd.
Intervallen Activiteit
dagelijks wekelijks
De schoonwatertank vullen en chemicaliën doseren o De batterijlading controleren, evt. opladen o De borstelkop controleren, eventueel reinigen o De zuigvoet controleren, eventueel reinigen o De vuilwatertank leegmaken, de vuilwatertank en de aanzuigfilter reinigen
o
De dekseldichting van de vuilwatertank controleren, evt. reinigen
o
Het dichtingsrubber op de borstelkop controleren, evt. vervangen
o
Het waterpeil controleren bij GiS/PzS-batterijen o De borstels/pads controleren, evt. vervangen o De zuigslang van de vuilwatertank reinigen o De schoonwaterfilter controleren, evt. reinigen of vervangen
o
De dichtingsrubbers op de zuigvoet controleren, evt. omdraaien of vervangen.
o
De schoonwatertoevoer naar de borstels controleren, evt. reinigen
o
De stootrol op de borstelkop controleren, evt. vervangen
o
Proefrit en functietest o
-
Onderhoud en verzorging
26
Hako-systeemonderhoud I:
Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd.
Interval Activiteit
om de 125 bedrijfsuren
De lader controleren o De dekseldichting van de vuilwatertank controleren, evt. vervangen
o
De aflaatslang van de schoonwatertank op transparantie controleren, evt. vervangen
o
De scharnierpunten op de borstelopheffing invetten o De wielschroeven controleren, eventueel aandraaien (32 Nm)
o
Bij luchtbanden: Bandluchtdruk (4,5 bar) en toestand van de banden controleren
o
De scharnierpunten op de zuigvoethouder invetten o Proefrit en functietest o
Hako-systeemonderhoud II:
Volgende onderhoudsintervallen moeten door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd.
Interval Activiteit
om de 250 bedrijfsuren
Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud I
o
Het loopvlak en de lagerspeling van de zwenkwielen controleren, evt. vervangen
o
De aflaatslang van de vuilwatertank controleren, evt. vervangen
o
De stootrol van de borstelkop controleren, evt. vervangen o Nagaan of de zuigslang goed vast zit en niet beschadigd is, evt. vervangen
o
Het steunwiel op de zuigvoet controleren, evt. vervangen o Proefrit en functietest o
-
Onderhoud en verzorging
27
Hako-systeemonderhoud S (veiligheidscontrole) De hierna vermelde onderhoudsintervallen moeten minstens 1 keer per jaar door een erkende Hako-onderhoudsdienst worden uitgevoerd.
Interval Activiteit
om de 500 bedrijfsuren
Alle onderhoudswerken volgens Hako-systeemonderhoud II
o
Koolstof van rijaandrijfmotor verwijderen en nagaan of koolborstels vlot werken en niet versleten zijn, eventueel koolborstels vervangen
o
Koolstof van borstelmotoren verwijderen en nagaan of koolborstels vlot werken en niet versleten zijn, eventueel koolborstels vervangen
o
Proefrit en functietest o
5.4 Batterijsysteem
1. TSG-indicator 2. Laderindicator 3. Lader 4. Netkabel lader 5. Batterijstekker 6. Batterijen 7. Vuilwatertank 8. Steun 9. Aansluitschema
Batterijen mogen enkel worden gehanteerd en verwisseld door onderhoudspersoneel.
Afb. 6
5.4.1 Batterijen laden
De batterijen worden opgeladen met de geïntegreerde batterijlader (afb. 6/3). De lader wordt aangesloten met de netkabel (afb. 6/4) met aardingsstekker. Het is aan te bevelen de batterij op te laden als na het gebruik van de machine minstens één balkje van de TSG-indicator uit is. Hou in dit verband rekening met de bedieningshandleiding van de lader 88-60-2723 en met de bedieningshandleiding van de batterijfabrikant.
-
Onderhoud en verzorging
28
Voor de machine voor het eerst in gebruik wordt genomen, moeten de gebruikte batterijen op de voorgeschreven wijze volledig worden opgeladen met een eerste lading. Hako is niet aansprakelijk voor batterijschade ten gevolge van een gebrekkige eerste lading.
Tijdens het opladen van de batterijen moet in de laadzone voldoende ventilatie worden voorzien - Explosiegevaar!
5.4.2 Batterijalarm (TSG)
De machine is uitgerust met een laadcontrole om te vermijden dat de batterijen te ver ontladen raken. Het batterijalarm is geïntegreerd in de elektronica. Als andere batterijen worden gebruikt, moet het batterijalarm worden aangepast.
De instelling van het batterijalarm mag enkel worden uitgevoerd door een erkende Hako-werkplaats.
5.4.3 Verzorging van aandrijfbatterijen
Instructies voor de verzorging van aandrijfbatterijen vindt u in de bedieningshandleiding 88-60-2556.
5.4.4 Batterijen demonteren
1. Parkeer de machine op een effen ondergrond. 2. Schakel de machine uit met de sleutelschakelaar. 3. Open de lege vuilwatertank (afb. 6/7) en zet hem vast met de steun (afb. 6/8). 4. Koppel de batterijstekker (afb. 6/5) los. 5. Maak de verbindingskabels van de batterijen los. 6. Neem de batterijen uit.
5.4.5 Batterijen plaatsen
Door de wijziging van het zwaartepunt mogen enkel goedgekeurde batterijen in de daartoe voorziene positie worden gebruikt.
1. Schakel de machine uit met de sleutelschakelaar. 2. Open de lege vuilwatertank (afb. 6/7) en zet hem vast met de steun (afb. 6/8). 3. Plaats de batterijen in de batterijbak, zoals aangegeven in de afbeelding. 4. Verbind de batterijpolen overeenkomstig het aansluitschema (afb. 6/9) met de
bijgeleverde verbindingskabels. Zorg voor een stevige bevestiging en smeer de polen in met vet.
5.4.6 Afdanken van batterijen
Gebruikte batterijen die voorzien zijn van het recyclagesymbool, bevatten recycleerbaar materiaal. Zoals aangegeven door het logo met de doorstreepte vuilnisbak mogen deze batterijen niet worden meegegeven met het gewone huisvuil. De terugname en de verdere verwerking moeten worden afgesproken met het Hako-filiaal!
-
Onderhoud en verzorging
29
5.5 Schoonwatertank
1. Schoonwatertank 2. Markering 3. Vulpeilslang 4. Schoonwaterfilter 5. Tankdeksel Afb. 7
5.5.1 Schoonwatertank vullen
Vul de schoonwatertank (afb. 7/1) voor u met het werk begint of wanneer nodig. Parkeer het voertuig op een effen ondergrond. Open het tankdeksel (afb. 7/5) en vul de schoonwatertank tot aan de maximale (1/1) markering (afb. 7/2).
5.5.2 Schoonwatertank leegmaken
Plaats het voertuig zo, dat de vulpeilslang (afb. 7/3) zich boven een afvoer in de vloer bevindt. Neem de vulpeilslang uit de houder en neem het deksel af.
5.5.3 Schoonwaterfilter reinigen
Controleer de schoonwaterfilter (afb. 7/4) wekelijks en reinig of vervang hem indien nodig.
Reinig de schoonwaterfilter enkel wanneer de tank leeg is.
1. Maak de schoonwatertank (afb. 7/1) leeg, zie paragraaf 5.5.2. 2. Draai het filterdeksel uit. 3. Neem het filterelement uit het filterhuis om het te reinigen. Vervang indien nodig. 4. Zet het filterelement en het filterdeksel terug.
-
Onderhoud en verzorging
30
5.6 Vuilwatertank
1. Vuilwatertank 2. Aflaatslang 3. Aanzuigfilter 4. Tankdeksel Afb. 8
5.6.1 Vuilwatertank leegmaken
Leeg de vuilwatertank (afb. 8/1) dagelijks, indien nodig of bij een akoestisch signaal (verhoogd toerental zuigturbine). 1. Rij naar een geschikte afvoerplaats. 2. Parkeer de machine zo, dat de aflaatslang tot bij een afvoer in de vloer komt. 3. Schakel de machine uit.
Als reinigingsmiddelen worden weggedaan, dient men rekening te houden met de wetgeving terzake en met de plaatselijke voorschriften.
4. Neem de afvoerslang (afb. 8/2) uit de houder en maak de vuilwatertank volledig leeg.
5.6.2 Vuilwatertank reinigen
Reinig de vuilwatertank (afb. 8/1) dagelijks of indien nodig. 1. Maak de vuilwatertank leeg, zie paragraaf 5.6.1. 2. Open het tankdeksel (afb. 8/4) op de vuilwatertank. 3. Neem de afvoerslang (afb. 8/2) uit de houder en maak de vuilwatertank volledig
leeg. 4. Spoel het resterende vuil weg met schoon water. 5. Spoel de aflaatslang eveneens uit.
2
-
Onderhoud en verzorging
31
5.6.3 Aanzuigfilter reinigen
Controleer de functie van de aanzuigfilter (afb. 8/3) dagelijks en reinig de aanzuigfilter indien nodig. De aanzuigfilter kan met een klemsluiting worden gedemonteerd.
5.7 Schotelborstelkop
1. Hefboom optillen borstelkop 2. Borstelkop 3. Borsteluitwerper 4. Stootrol 5. Dichtingsrubber
5.7.1 Borstels reinigen
Reinig de borstels in de borstelkop (afb. 9/2) dagelijks of indien nodig. 1. Breng de borstelkop omhoog met het pedaal (afb. 9/1). 2. Duw de borsteluitwerper (afb. 9/3) omlaag en neem de borstels uit om ze te
reinigen.
5.7.2 Borstels vervangen
Controleer de borstels in de borstelkop wekelijks op slijtage. Als de borstels zo erg versleten zijn dat ze nog slechts een lengte van 1,5 cm hebben, moeten ze worden vervangen. 1. Breng de borstelkop omhoog met het pedaal (afb. 9/1). 2. Duw de borsteluitwerper (afb. 9/3) omlaag en neem de oude borstels uit. 3. Schuif de nieuwe borstel onder de borstelkop en duw hem met beide handen in
de bevestiging. Afb. 9
-
Onderhoud en verzorging
32
5.7.3 Stootrol vervangen
Controleer de stootrol (afb. 9/4) wekelijks en vervang ze indien nodig.
5.7.4 Dichtingsrubber vervangen
Controleer het dichtingsrubber (afb. 9/5) wekelijks en vervang indien nodig. Maak daartoe de klemsluiting los en neem het dichtingsrubber af. De montage gebeurt in omgekeerde volgorde.
5.8 Rolborstelkop 1. Pedaal borstelkop omhoog 2. Vuilvergaarbak 3. Rolborstelkop 4. Stootrollen 5. Snelsluiting 6. Inwerpkant 7. Borstelhouder 8. Vergrendelhefboom
5.8.1 Vuilvergaarbak reinigen
Reinig de vuilvergaarbak (afb. 10/2) dagelijks of indien nodig. Neem de vuilvergaarbak in de rijrichting rechts af. Maak de inwerpkant (afb. 10/6) met de snelsluitingen (afb. 10/5) los en reinig de vuilvergaarbak. Afb. 10
-
Onderhoud en verzorging
33
5.8.2 Borstels demonteren
1. Zet de rolborstelkop (afb. 10/3) omhoog met het pedaal (afb. 10/1). 2. Ontgrendel de borstelhouder (afb. 10/7) met de vergrendelhefboom (afb. 10/8). 3. Zet de borstelhouder omlaag en neem hem langs voor weg. 4. Neem de borstel uit en controleer hem.
5.8.3 Borstels reinigen
Reinig de borstels in de borstelkop dagelijks of indien nodig.
5.8.4 Borstels monteren
Controleer de borstels in de borstelkop wekelijks op slijtage en vervang ze indien nodig. 1. Schuif de borstel in de borstelkop en laat hem vergrendelen (vertanding A moet
naar buiten staan). 2. Plaats de borstelhouder en vergrendel hem met de vergrendelhefboom.
5.8.5 Stootrol vervangen
Controleer de stootrol (afb. 10/4) wekelijks en vervang ze indien nodig.
5.9 Zuigvoet
1. Zuigvoet 2. Stergreep 3. Stelschroef 4. Zuigslang 5. Klemsluiting
5.9.1 Zuigvoet reinigen
Controleer de zuigvoet (afb. 11/1) dagelijks en reinig indien nodig. Om te reinigen brengt u de zuigvoet omhoog, trek dan de zuigslang (afb. 11/4) af, maak de twee stergrepen (afb. 11/2) los en neem de zuigvoet af.
5.9.2 Dichtingsrubbers vervangen
Controleer het binnenste en buitenste dichtingsrubber op de zuigvoet (afb. 11/1) wekelijks op slijtage. De dichtingsrubbers kunnen vier keer worden gebruikt. 1. Zet de zuigvoet omhoog. 2. Trek de zuigslang af, maak de twee stergrepen los en neem de zuigvoet af. 3. Maak de klemsluiting (afb. 11/5) los en neem het buitenste dichtingsrubber af.
Draai het dichtingsrubber om of vervang het indien nodig. Vervang het binnenste dichtingsrubber op analoge wijze.
-
Onderhoud en verzorging
34
5.9.3 Dichtingsrubbers instellen
1. Parkeer de machine op een effen ondergrond. 2. Draai de vleugelmoer van de stelschroef (afb. 11/3) los en stel de
dichtingsrubbers parallel in ten opzichte van de vloer. Stelschroef in uurwijzerszin draaien: De afstand tussen dichtingsrubber en vloer wordt in het midden groter. Stelschroef in tegenuurwijzerszin draaien: afstand tussen dichtingsrubber en vloer wordt in het midden kleiner.
3. Schakel de machine in, zet de zuigvoet omlaag en controleer het zuigbeeld.
-
EG-conformiteitsverklaring (overeenkomstig EG-richtlijn 98/37/EG)
35
Hako-Belgium N.V. Industrieweg 27 9420 Erpe-Mere
verklaart in eigen verantwoording dat het product Hakomatic B 70 CL Type: 7061
waarop deze verklaring betrekking heeft, voldoet aan de desbetreffende fundamentele veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EG-richtlijn 98/37/EG en de vereisten van 89/336/EEG. Voor de vakkundige omzetting van de in de EG-richtlijnen vermelde veiligheids- en gezondheidsvereisten werd(en) volgende norm(en) en/of technische specificatie(s) gebruikt: DIN EN 60335-2-72 DIN EN 61000-6-2 DIN EN 61000-6-3 Erpe-Mere, 26.09.2006 Bernd Heilmann Directie
-
36