H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch...

233
H. B. WIARDI BECKMAN HET SYNDICALISME IN FRANKRIJK AMSTERDAM N.V. EM. QUERIDO'S UITGEVERS - MAATSCHAPPIJ MCMXXXI

Transcript of H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch...

Page 1: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

H. B. WIARDI BECKMAN

HET SYNDICALISMEIN FRANKRIJK

AMSTERDAMN.V. EM. QUERIDO'S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ

MCMXXXI

Page 2: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HET SYNDICALISME IN FRANKRIJK

Page 3: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,
Page 4: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HET SYNDICALISIVIEIN FRANKRIJK

PROEFSCHRIFTTER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VANDOCTOR IN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE

AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN,OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUSDR. J. J. BLANKSMA, HOOGLEERAAR IN DEFACULTEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE,VOOR DE FACULTEIT DER LETTEREN EN

WIJSBEGEERTE TE VERDEDIGEN OP VRIJDAG11 DECEMBER, DES NAMIDDAGS TE 4 UUR,

DOOR

HERMAN BERNARDWIARDI BECKMANGEBOREN TE NIJMEGEN

AMSTERDAMN.V. EM. QUERIDO'S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ

MCMXXXI

Page 5: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,
Page 6: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

AAN MIJN VROUW

Page 7: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,
Page 8: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

VOORWOORDan het einde van het laatste deel van zijn boek over „De So-

cialisten" schrijft Quack in een hoofdstuk, dat hij „De driestroomingen" heeft genoemd: „Zoo splitsen zich, op het ein-de der negentiende eeuw, de twee scholen van het socialis-me. De school van Marx en van Bakunin. Maar, als op een

zekere afstand van de leiders dier twee stroomen, beweegt zich, aan dekim der rijzende twintigste eeuw, op allerlei plaatsen, zij het veelal nogin schemerende lijnen, een deel van het eigenlijke volk der arbeiders metuit eigen midden opkomende voortgang, aandrift en instellingen. Diearbeiders treden op met hun verscherpte vakvereenigingen, syndicatenen bonden. Het is veelal, op het einde der XIXde eeuw, nog maar eendoffe streep. Een organisatie voor de loonstrijd. Doch in het verschietvalt reeds hier en daar een lichtvonk op de golvende rijzing en zwellingdier volks-evolutie. Het wordt een eigen strooming van het socialisme."Quack geeft dan een korte omschrijving van het syndicalisme en deeischen, die het stelt, en besluit: „Anders staken zij -- de syndicalis-ten -- overal het werk en herhalen binnensmonds het woord van Her-wegh: heel het raderwerk staat stil, als mijn machtig' arm dat wil. In detwintigste eeuw zou de schemering van dergelijke lijnen of richtingendag-helder worden." 1)

De tijd is gekomen om deze „derde strooming", die reeds weer tot hetverleden behoort, nader te bestudeeren. Het syndicalisme uit de periode1900---1910 is dood, de Fransche vakbeweging is op andere banen ge-komen. Deze merkwaardige verandering in de jaren nä 1918 is waard,afzonderlijk te worden bestudeerd; in dit boek zal ik mij beperken tothet eigenlijke syndicalisme, zijn ontstaan, zijn ontwikkeling en zijn be-ginselen. Het te behandelen tijdperk vindt zijn aangewezen afsluiting inhet jaar 1914, het begin van de wereldoorlog, die ook de Fransche vak-beweging uit haar oude koers sloeg.Het syndicalisme is in zijn volkomen vorm een Fransche beweging.Reeds vroeger hadden zich aan het syndicalisme verwante verschijnse-len voorgedaan in de vakbeweging van Oostenrijk en Nederland, enwel in de periode, die aan het overwicht van de grootindustrie in dielanden voorafging. 2 ) Deze richting is daar echter door de „moderne",zich naar het Duitsche voorbeeld richtende, vakbeweging overvleugeldof vernietigd. Wat Duitschland betreft, daar hebben de syndicalisten,Lokalisten", nooit eenige beteekenis verkregen.Van Frankrijk uit heeft

het syndicalisme na 1900 de vakbeweging van Italië en Spanje ver-overd, terwijl in de laatste jaren vóór de wereldoorlog in Engeland enAmerika, (de Industrial Workers of the World), onder de ongeschool-den een beweging is opgekomen, die in vele opzichten met het syndi-calisme overeenstemming vertoont en ongetwijfeld de invloed van Fran-sche methoden en Fransche opvattingen heeft ondergaan 3) Doch in

1) Aldaar, 2de druk, blz. 429-430. — 3) G. Eckstein, Inleiding bij de Duitsche ver-taling van Paul Louis, Histoire du Mouvement Syndical en France, 1912, bl. 85 vlgd. —

3) M. Levenbach, Arbeid in Amerika, 1926, bi. 162 vlgd.; J. R. MacDonald, Syndi-calism, A critical examination, 1912, bi. 42 vlgd. Vgl.artikel van J. H. Harley, We-tenschappelijke Bladen, 1914, II, bi. 280 vlgd.

Page 9: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

geen ander land heeft het syndicalisme de macht ontplooid en de zelf-verzekerdheid verworven, die de Fransche vakcentrale, de Confédéra-tion Générale du Travail, in de bloeiperiode van het syndicalisme heb-ben gekenmerkt.De uitgebreide litteratuur, die reeds over het syndicalisme bestaat, heeftmij er niet van weerhouden, deze studie te ondernemen. De vele auteurshebben in de latere jaren in zoo sterke mate zich op de onderzoekingenen op het oordeel van een enkele oudere schrijver verlaten, dat er alleaanleiding was, naar de bronnen zelf terug te gaan. Bovendien geldtvoor vrijwel alle bestaande boeken over het syndicalisme, dat zij ofalleen aandacht besteden aan de leer der syndicalistische theoretici,(Sorel, Berth, Lagardelle); óf trachten uit de uitingen van theoretici envakvereenigingsbestuurders samen een afgerond beeld van het syndi-calisme af te leiden. Deze methode lijkt mij onaanvaardbaar, daar, zoo-als ik in hoofdstuk VII van deze studie hoop aan te toonen, het verbandtusschen de theoretici en de eigenlijke leiders der syndicalistische vak-beweging zeer los was en er tusschen de opvattingen van beide groe-pen wezenlijke verschillen bestonden. Wie het syndicalisme wil leerenkennen, moet zich wenden tot de beweging zelf, tot de Fédération desBourses du Travail, de Confédération Générale du Travail en de orga-nisaties, die bij deze centrale lichamen waren aangesloten. Ik kan mijhiervoor beroepen op Lagardelle, die schrijft: „De historicus zal zichniet vergissen; hij zal de geest van het syndicalisme niet elders zoeken.Hij zal hem vinden in de actie van de massa en niet in de boeken." 1 )

In de „Cultuurhistorische Verkenningen" schrijft professor Huizinga:„Ieder geeft zich rekenschap van het verleden naar de maatstaven, diezijn beschaving en zijn wereldbeschouwing hem aangeven." 2 ) En ver-der: „Inzooverre ook binnen eenzelfde cultuur elke door een bepaaldewereldbeschouwing bijeengehouden groep een eigen cultuurkring uit-maakt, is tevens toegegeven, dat een katholieke geschiedenis er andersuit moet zien dan een socialistische enz." 3)

Welnu, de lezer wete, dat in deze studie over het syndicalisme eensociaal-democraat aan het woord is. Ik heb niet de pretentie, de „ob-jectieve waarheid" over het syndicalisme te geven. Wel heb ik getracht,alle partijdigheid te vermijden en de syndicalistische strijdmethoden enbeginselen ten volle recht te doen wedervaren; wel hoop ik erin ge-slaagd te zijn, mijn eigen opvattingen zooveel mogelijk op de achter-grond te houden en uit dit boek de stem van de syndicalistische bewe-ging te laten spreken. Doch overal waar een oordeel over een leidendefiguur of een samenvatting van een behandeld onderdeel wordt gege-ven, daar is de persoon van de schrijver aan het woord.Een sociaal-democraat kan, dunkt mij, voor de beschrijving van het syn-dicalisme geschikt zijn, omdat hij eenerzijds als „buitenstaander" vol-doende kritisch tegenover zijn onderwerp staat; anderzijds door zijnkennis van de proletarische strijdorganisaties in het algemeen, door deervaringen, die hij in die beweging heeft opgedaan, de beteekenis vanuitspraken en stemmingen op vergaderingen, congressen enz, kan we-

') Mouvement Socialiste, Februari 1912, bl. 134. — 2) Aldaar, bl. 163. — ') Idem,bl. 166.

8

Page 10: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gen. De boeken, die over het syndicalisme zijn gepubliceerd, dragenschier allen het karakter, hetzij van een apologie, hetzij van een refutatie.In de volgende hoofdstukken hoop ik tusschen deze twee uitersten hetjuiste midden te hebben gevonden.

Veel dank ben ik verschuldigd aan hen, die mij bij het schrijven van ditproefschrift behulpzaam zijn geweest; o.a. aan de „camarades" van dehuidige Confédération Générale du Travail, die mij in de Rue Lafayettegastvrijheid verleenden en mij in talrijke besprekingen de gelegenheidgaven, mijn uit de bronnen geputte indrukken aan hun herinnering tetoetsen.Doch in de eerste plaats wil ik een woord van dank spreken tot mijnpromotor, professor Huizinga, die mij met zijn raad bijstond. Steeds zalik het als een groot voorrecht blijven beschouwen, dat ik in de jarenvan mijn studie in de Geschiedenis onder zijn belangstellende leidingheb mogen werken. De breede opvatting van de wetenschap, die pro-fessor Huizinga zijn leerlingen bijbrengt, de methode voor de benade-ring van een te bestudeeren onderwerp, die hij hun leert, en vooral deinvloed, die van zijn fijne, oorspronkelijke geest uitgaat, zullen mij eensteun blijven --- ook bij de arbeid op geheel ander terrein, waartoe ikmij geroepen voel.

9

Page 11: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,
Page 12: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK I

WAAROM IS FRANKRIJK HET LANDVAN HET SYNDICALISME?

syndicalisme verstaat men die strooming in de anti- Omschrijving

kapitalistische arbeidersbeweging, die de volle nadruk legt van het begripOnder

op de vakbeweging. Voor de gewone vakactie binnen het syndicalisme

kapitalisme verwerpt het syndicalisme centralisatie, hoogecontributies en het verbinden van verzekeringsfondsen aan

de vakvereenigingen; het begeeft zich zoo min mogelijk in blijvend ofincidenteel contact met de werkgevers; het voert de vakstrijd met zooscherp mogelijke middelen, grijpt iedere gelegenheid aan om een stakinguit te roepen, en zoo mogelijk deze door solidariteitsstakingen over an-dere bedrijven uit te breiden. Volgens de syndicalistische opvattingdient de vakvereeniging niet slechts voor de directe behartiging van dematerieele belangen der arbeiders, maar is zij tevens het eenige orgaan,dat geschikt is voor de politieke anti-kapitalistische actie van het pro-letariaat. Het syndicalisme streeft niet naar verovering van de staats-macht, maar bereidt de algemeene werkstaking ~ de over het geheeleland en alle bedrijven uitgebreide solidariteitsstaking — voor, waardooreenmaal het kapitalisme zal worden vernietigd. Het is anti-parlemen-tair en vertrouwt alleen op de directe actie der arbeiders en op de in-vloed en geschiktheid van een bewuste minderheid. Het syndicalistischtoekomst-ideaal is een groepen-anarchisme, een inrichting van de maat-schappij, die het best kan worden omschreven als een federatieve sa-menwerking van zelfstandige voortbrengersgroepen, die de voortbren-gingsmiddelen in eigendom zullen hebben. In de tegenwoordige vak-vereenigingen zijn, volgens de syndicalisten, deze voortbrengersgroe-pen van de toekomst reeds in kiem aanwezig.Buiten Frankrijk wordt voor deze richting algemeen de naam „syndica- Het woord

lisme" gebruikt; in Frankrijk zelf wordt zij aanvankelijk aangeduid als „syndicalis-

syndicalisme révolutionnaire". Omstreeks 1900 echter krijgen ook in„1e me"

Frankrijk de woorden „syndicalisme" en „syndicaliste" de speciale be-teekenis, die zij reeds eerder in het buitenland hadden; in zijn in 1906verschenen studie over de Fransche vakbeweging schrijft Paul Louis:„Het woord syndicalisme.... wordt zoowel gebruikt voor het geheel vande Fransche vakbeweging, als voor de richting, die daarin tegenwoor-dig overheerscht." 1) In dit boek gebruik ik het woord syndicalisme inde beteekenis, die daaraan buiten Frankrijk algemeen wordt gehecht.In de Fransche litteratuur over de arbeidersbeweging heeft het woord„militants" burgerrecht verkregen. De „militants" zijn de actieve leden De term „mi -

eener organisatie, al dan niet belast met een bestuursfunctie, die in de litants"

strijd op de voorgrond treden en het organisatiewerk verrichten. 2 )

') P. Louis, Histoire du mouvement syndical en France, bl. 269. Wordt als het„nieuwe" woord gebruikt, Mouv. Soc., 1-12-1901, bl. 667. — 2) Ook Henri Sée schrijftover de tijdelijke verdwijning van de arbeidersbeweging na de „Commune, dont la ré-pression a décimé les militants parisiens": ,.Esquisse dune histoire économique et so

11

Page 13: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Deze zoo teekenende benaming wordt door mij overgenomen, daar ergeen goede, korte Hollandsche vertaling voor bestaat; (termen als„vakvereenigingsbestuurders" of „het kader" hebben een engere be-teekenis. )

Verklaring Hoe moet het worden verklaard, dat juist in Frankrijk het syndicalismevan het ont- tot volle ontplooiing is gekomen en dat het in dat land jaren lang destaan van het vakbeweging heeft beheerscht? Van de vele schrijvers over het syndi-Fransche syn-

dicalisme calisme hebben zich slechts enkele met deze vraag beziggehouden. ' )Lagardelle De syndicalistische theoreticus Hubert Lagardelle zoekt de oorzaken van

het ontstaan van het Fransche syndicalisme in vier factoren: de volgroeideFransche democratie en haar corrupt en onvruchtbaar karakter, (stroef~heid van de wetgeving); de revolutionaire tradities, die in Frankrijk le-ven; de slechte ondervindingen, die de Fransche arbeiders met het par-lementair socialisme hebben opgedaan, (culmineerend in het minister-schap van Millerand) ; en de splitsingen in de socialistische partij, diede eenheid van de vakbeweging bedreigden. 1 ) Volgens hem is het ka-rakter der Fransche democratie de belangrijkste van deze vier factoren;zijn redeneering is deze: uitgaande van de overtuiging, dat het syndi-calisme tegenover het parlementair socialisme en de Duitsch-Engelschemethoden van vakactie, (in Frankrijk de „reformistische" methodengenoemd), een hoogere vorm van socialistische strijdmethode betee-kent, zoekt hij de verklaring voor deze „voorsprong" der Fransche vak-beweging in de „overrijpheid" van de Fransche democratie. In eenland, waar het proletariaat nog niet alle democratische rechten heeftveroverd, moet het zijn kracht in de eerste plaats aan de strijd dáárvoorgeven -- strijd bijv. voor het algemeen kiesrecht — en daarbij zoo mo-gelijk met democratische groepen uit de burgerlijke klassen samenwer-ken. Is echter de parlementaire democratie tot volle ontplooiing geko-men, zooals in Frankrijk het geval is, dan ondervindt het proletariaat,dat het ondanks het algemeen stemrecht niet kan beletten, dat de kapi-talistische klasse de staatsmacht als middel tot handhaving van haarbevoorrechte positie blijft gebruiken; de arbeidersbeweging groeit doorde democratie heen, verbreekt de banden met de burgerlijke democraten,en moet zich, om langs de weg van de revolutionaire algemeene stakinghet socialisme te kunnen vestigen, tegen democratie en staat keeren.

Berth Van minder belang zijn de opvattingen van een ander syndicalistischtheoreticus, Edouard Berth, die hij baseert op de door Georges Sorel enhem verdedigde stelling, dat bij de verdere ontwikkeling van het kapita-lisme alle ongeschoolde handenarbeid door machines zal worden vervan-gen en de productie nog slechts aan zeer geschoolde arbeidskrachten be-hoefte zal hebben voor de leiding en verzorging der geperfectioneerdemachines. Dit onwerkelijk uitgangspunt moet hem leiden tot fantastischeconclusies. Hij onderscheidt drie typen van vakbeweging: een „étatiste",tamme, op de staatsmacht vertrouwende richting, die behoort bij de on~

ciale de la France", 1929, b1.507. -- 1 ) Als G. Moreau, „Le Syndicalisme, les mouve-ments politiques et l'évolution économique", bl. 270 vlgd., de oorzaken van het ontstaanen de meer of minder snelle groei van „le syndicalisme" nagaat, neemt hij de vak-beweging als geheel en wijdt niet speciaal aandacht aan de syndicalistische richting. —2) Le Socialisme Ouvrier, bi VI vlgd., 2-9, 197-198, 229, 253 en 271--285; Syn-dicalisme et Socialisme, bi 6.

12

Page 14: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

geschoolden, (bijv. de mijnwerkers); dan volgt in Berth's waardeering derichting, die wél zelfstandig en los tegenover de staatsmacht staat, maargeheel op directe, materieele verbetering gericht is; deze behoort bij de„arbeiders-aristocratie", de tijdelijk door toevallige omstandigheden bo-ven de klassegenooten materieel-bevoorrechte groepen, als de typogra-f en; en tenslotte het hoogste, en naar zijn hoop en verwachting definitievetype, het syndicalistische; dit heeft een revolutionair doel en verwachtniets van de staat; als voorbeeld noemt hij de metaalbewerkers, in wierbedrijfstak hij de door hem voorspelde industrieele ontwikkeling reedsmeent waar te nemen. i)Buiten deze syndicalistische theoretici heeft geen Fransch schrijver zichanders dan terloops beziggehouden met de vraag, waarom de Franschearbeidersklasse meer dan die van andere landen voor het syndicalismetoegankelijk is gebleken. De factor, die ook naar mijn meening van degrootste beteekenis is ~ het speciale karakter van het Fransche be-drijfsleven, waar veel meer dan in het buitenland het kleinbedrijf enmiddenbedrijf zich tegenover het industrieele grootbedrijf hebben ge-handhaafd --- is reeds in 1905 aangewezen door Mevrouw RolandHolst in haar boek „Generalstreik und Sozialdemokratie". Bij de ontle-ding van het syndicalistisch geloof in de algemeene staking en de syn-dicalistische idealen voor de toekomststaat kwam zij tot de conclusie,dat deze opvattingen, die met de concentratie-beweging van de groot-industrie geen rekening houden, alleen kunnen ontstaan in een omge-ving, waar de „klein- en dwergbedrijven" overheerschen. 2 ) In een ar-tikel in de Neue Zeit gaf Rappoport in 1910 dezelfde redeneering. 3 )

Ook door schrijvers, die niet tot de marxistische richting behooren, isverband gelegd tusschen het syndicalisme en de bouw van het Franschebedrij fsleven.Werner Sombart houdt zich in zijn boek „Der proletarischeSozialismus" op twee plaatsen met de vraag bezig; de eerste maal onder

-scheidt hij psychologische en sociologische oorzaken; wat de eerste be-treft, brengt hij het syndicalisme in verband met de „decadentie", dievolgens hem de Parijzenaars kenmerkt; het kon slechts „bedacht" wor-den door „tot het uiterste verfijnde geesten, door geraffineerde men-schen, wier beschaving zoo overrijp is, dat zij alleen nog maar behagenscheppen in extravagante ideeën, wier zenuwen zeer sterke prikkelsnoodig hebben om in actie te worden gebracht "; en verder: „de men-schen, die de dragers der syndicalistische beweging moeten zijn, kunnenslechts Franschen zijn." 4 ) Van deze verwijzing naar het volkskarakterkomt Sombart dan op het „economisch-sociaal milieu"; hij schrijft: hetsyndicalisme kon slechts ingang vinden in een land „waar het type vande kapitalistische onderneming nog grootendeels de werkplaats vanmiddelmatige grootte is." En tenslotte komt hij in gezelschap van La-gardelle, als hij het syndicalisme beschouwt als een reactie op het wei-nig proletarisch karakter van de politiek van de Fransche socialistischepartijen, welke politiek zelf weer door Sombart met het kleinburgerlijkkarakter van de meerderheid van het Fransche kiezerscorps in verbandwordt gebracht. r') In het tweede deel van dit boek, waarin hij geheel

') Mouv. Soc., 1-5-1905, bl. 24 vlgd. - 2) Aldaar, 2de druk, bl. 28. — 3) Neue Zeit,1910--1911, I, bl. 142. —• 4) Later kom ik op die „decadentie" terug. -- 5) Der Pro-letarische Sozialismus, 1924, I, bl. 417-418.

13

Mevrouw Ro.land Holst

Sombart

Page 15: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

onder de invloed blijkt te staan van de „völkische" rassentheorieën,tracht Sombart een gemeenschappelijke verklaring te geven voor hetsyndicalisme en andere verschijnselen in de Fransche arbeidersbewe-ging. Hier erkent hij nog slechts één oorzaak: „het Fransche volkska-rakter"; alles, ook de sociale ontwikkeling in Frankrijk, moet verklaardworden uit „de oorspronkelijke aanleg van deze Keltische stam." Hijwijst ook hier op de sociale structuur van het land en herinnert tevensaan het overwegend agrarisch karakter van de Fransche bevolking enaan het tot verzet uitlokkend centralisme van de Fransche staat met zijnzeer talrijke beambten, maar al deze verschijnselen moeten volgens hemworden teruggebracht tot het „volkskarakter", dat reeds door Caesaren Strabo in zijn zwakheden is gekenschetst; hij komt tot de conclusie:„nergens zijn geschiedenis en maatschappelijke structuur zoo duidelijkbepaald door de oorspronkelijke aard van het ras, ( „ursprünglicheBlutsveranlagung"), als in Frankrijk. " 1 ) Het is hier niet de plaats,deze rassentheorie te critiseeren en uitvoerig na te gaan, hoeveel „Kel-tisch bloed" er nog in de Franschman van de twintigste eeuw stroomt.Ik moge volstaan met mij aan te sluiten bij professor Huizinga, dieschrijft: „Het proclameeren van een verschijnsel, dat u in de geschiede-nis van een volk opvalt, tot een ras- of stameigenaardigheid, is in deregel niet meer dan een dooddoener; met het uitspreken van zulk eenoordeel is de zaak bekeken; er vloeit geen levende kennis uit voort." 2)

Wie niet van een vooropgezette rassentheorie uitgaat, zoekt elders deverklaring van één van de belangrijkste elementen van het volkskarak-ter: de vorm en geestesgesteldheid der sociale bewegingen in een land.

Gottsched Gottsched behandelt het syndicalisme als onderdeel van een „Renou-veau", dat hij in de Fransche cultuur in de jaren na 1900 in verschil-lende vormen meent waar te nemen. Hij noemt het syndicalisme hetproduct van de teleurstelling van hoogstaande mannen over de moreelegesteldheid der Fransche democratie, 3 ) en beschouwt het als één vanvele reactieverschijnselen tegen voortwoekerende decadentie, naast deAction Française en andere bewegingen. Dit mag zijn geldigheid hebbenvoor de theoretici, de syndicalistische intellectueelen, het kan ons niethelpen bij de verklaring van het succes der syndicalistische opvattin-gen bij de massa der arbeiders, die andere zorgen hadden dan de reddingvan de Fransche cultuur. In ander verband toont Gottsched, dat de grootebeteekenis van de overheerschende positie van het klein- en middenbe-drijf voor de verbreiding van het syndicalisme hem niet is ontgaan. 4 )

Eckstein De hier besproken vraag is het uitvoerigst behandeld door Gustav Eck-stein in zijn inleiding bij de Duitsche vertaling van het boek van PaulLouis. Eckstein noemt eerst de belangrijkste „uiterlijke" oorzaken van hetontstaan van het Fransche syndicalisme: de invloed van het anarchisme,dat in Frankrijk sterker was dan elders; de splitsingen in de socialistischepartij; de corruptheid en onvruchtbaarheid der Fransche democratie,(vooral onvruchtbaar op het gebied der sociale wetgeving!); het centra-lisme van de Fransche staat; de politiek der Fransche parlementaire soci-alisten, die een groot deel der arbeiders moest afstooten, (het geval-Mil-

1) Der Proletarische Sozialismus, II, bl. 376-383. — ') J. Huizinga, Mensch en Menigtein Amerika, bl. 167-168. -- ') W. Gottsched, Die sozialen Grundlagen und theore-tischen Grundanschauungen des französischen revolutionären Syndikalismus, 1917, bl.58 en passim. — 4) t. a. p. bl. 69.

14

Page 16: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

lerand). Doch dan wendt hij Lich tot wat voor hein het wezenlijke is: deeconomisch-sociale verhoudingen, waaruit ook de eerst-genoemde ver-schijnselen moeten worden verklaard. Eerder dan de groot-industrieheeft zich in Frankrijk het bankkapitaal. Eckstein spreekt vooral vanhet „woekerkapitaal", ontwikkeld, dat de handwerkers-industrie aanzich schatplichtig wist te maken. Kleine ondernemers en arbeiders moes-ten zoo samen in verzet komon tegen het geldkapitaal: voor Proudhonen de socialistische schrijvers uit zijn tijd is het socialisme vooral eenvraagstuk van credietverleening; in de revolutionaire bewegingen vande 19de eeuw strijden proletariërs en kleinburgerlijke elementen zij aanzij. Het taaie leven van de Proudhonistische opvattingen is een gevolgvan het voortbestaan van het kleinbedrijf, daar de groot-industrieeleontwikkeling onder het tweede keizerrijk tot enkele bedrijfstakken be-perkt bleef; de regeering van Napoleon III bevorderde met kracht deluxe-industrie, die op handwerk is aangewezen. Ook na 1879 toon-de Frankrijk in vergelijking met andere kapitalistische landen eentrage groot-industrieele ontwikkeling. Zoo bleef de stadsbevolking eenoverwegend kleinburgerlijk karakter dragen en deze omstandigheidheeft de eigenaardigheden van de Fransche arbeidersbeweging be-paald; „de kleinburger is van huis uit individualistisch." 1 ) Als de in-vloed van Proudhon omstreeks 1870 taant, is het om plaats te makenvoor een andere vorm van anarchisme: de leer van Bakunin. Ecksteinnoemt nog de omstandigheid, dat een groot deel van het Franschekapitaal buiten de grenzen werd belegd en dus niet aan de uitbreidingvan de Fransche industrie ten goede kwam 2 ) en hij wijst met een enkelwoord op de overwegende positie van de agrarische bevolking. Hijkomt zoo tot de conclusie, dat het syndicalisme is het jeugdstadium vande vakbeweging, behoorend bij het nog niet tot volle ontplooiing geko-men kapitalisme. Deze conclusie vindt haar bevestiging in de ontwik-keling van de Fransche vakbeweging na ± 1910 en in de geschiedenisvan de Oostenrijksche en Nederlandsche vakbeweging. Tegenover deboven weergegeven opvattingen van Lagardelle en Berth is zij door defeiten in het gelijk gesteld.Adolf Braun sluit zich over het algemeen bij Eckstein aan, doch legt Adolf Braunsterker dan deze de nadruk op de toekomst-voorstelling van het syndi-calisme. Dat de productie kan worden geleid door zelfstandige voort

-brengersgroepen, kan volgens hem slechts worden aangenomen doorarbeiders, die het kleinbedrijf als de toonaangevende productieëenheidkennen.')

Ik sluit mij bij deze opvatting der marxistische schrijvers aan en zal inde volgende bladzijden de vijf factoren, die naar mijn meening het ont-staan en het bijzonder karakter van het Fransche syndicalisme hebbenbepaald, aan een nadere beschouwing onderwerpen: Iste. de trage in-dustrieele ontwikkeling en de taaiheid van het kleinbedrijf; 2de. deomstandigheid, dat Frankrijk een in de eerste plaats agrarisch land isgebleven; 3de. het eigenaardig karakter van de Fransche democratie;Ode. de aard der socialistische politiek en de verdeeldheid van de Fran-

1) t. a. p., bi. 60; voor het geheele betoog, bi. 30--88. — 2) Vgl. Sée, t. a. p., bi. 466. --3) A. Braun, Die Gewerkschaften vor dem Kriege, 3de druk, 1925, bl. 159.

15

Page 17: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

sche socialistische partij en 5de, de revolutionaire traditie en haar tegende staat gericht karakter.

Overwegend lste: Ook in Frankrijk deed de door de groot-industrieele ontwikke-kleinburger- ling veroorzaakte bedrijfsconcentratie zich voor, maar zij bleef beperktlijk karakter tot bepaalde bedrijfstakken en bepaalde gebieden. Het kleinbedrijf wist

naast de groote fabrieken zijn positie te handhaven. l) Voor een goedbegrip van de verschijnselen van het Fransche sociale leven moet nietminder belang worden gehecht aan het betrekkelijk matige tempo, waar-in de verandering in de productieverhoudingen zich voltrok. Frankrijkheeft niet de meesleepend-snelle overwinning van het industrieele groot-bedrijf gekend, die in Engeland en later in Duitschland heeft plaats ge-had en in die landen het voelen en denken der bevolkingsgroepen, dieer mede in aanraking kwamen, moest beheerschen. Een meer geleide-lijke economische omwenteling „revolutioneert" in veel mindere matede geesten. Zoo bleef, met uitzondering van enkele industrieele depar-tementen, de mentaliteit van de Fransche stadsbevolking kleinburger-lijk. In de steden met vele kleine werkplaatsen ontbrak de zakelijkegrondslag voor een uitsluitend -proletarische massabeweging; de klas-sentegenstelling sprong niet scherp in het oog; de gemeenschappelijkebelangen met de baas van het bedrijfje schenen vaak wel zoo groot alsdie met de arbeider uit een concurreerende werkplaats. De zin voororganisatie en discipline, die het industrieele grootbedrijf de arbeidersbijbrengt, ontbrak; zoo vooral zijn het gebrek aan stabiliteit der Franschearbeidersorganisaties te verklaren en het individualisme, dat de velepartijsplitsingen en het naast elkaar voortbestaan van talrijke kleine vak

-vereenigingetjes in eenzelfde bedrijf veroorzaakt heeft.De proef op de De juistheid van de hier ontwikkelde theorie kan worden getoetst aan

som de al of niet syndicalistische gezindheid van de vakbonden in de ver-schillende bedrijven en in de verschillende deelen van Frankrijk. Naastde syndicalistische meerderheid bevat de Fransche vakbeweging een„reformistische" strooming, die in groote lijnen gelijk is te stellen metde vakbeweging in overwegend industrieele landen als Duitschland enEngeland. Welnu, de vijf belangrijkste reformistische vakbonden zijnde mijnwerkers, de textielarbeiders, het spoorwegpersoneel, de mécani-ciens, (arbeiders werkzaam in de rijwiel- en automobielindustrie ) , ende typografen. De eerste vier groepen behooren tot het grootbedrijf enbevestigen dus onze theorie; de typografen kunnen daartoe echter nietworden gerekend, zij arbeiden over het algemeen in kleine werkplaatsenof in bedrijven van middelmatige grootte. De typografen alleen zoudende theorie niet aan het wankelen kunnen brengen, daar zij in de vakbe-weging van alle landen, ten gevolge van hun hoogere levensstandaarden de soort arbeid, die zij verrichten, een uitzonderingspositie inne-men. 2 )

De zuiver syndicalistische vakfederaties behooren inderdaad voor hetgrootste deel tot het kleinbedrijf: het zijn de lederbewerkers, de arbei-ders in de voedingsbedrijven, de bouwvakarbeiders, de arbeiders in demeubelindustrie, de diamantbewerkers en de kappersbedienden; (het isteekenend voor het syndicalisme, dat deze kleine, niet bij de productiebetrokken groep in de eerste jaren der C.G.T. een zoo groote rol heeft

1) Sée, t, a. p., bl. 483. — 2) Vgl. R. Michels, Zur Soziologie des Parteiwesens, bl. 278.

16

Page 18: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gespeeld); het zijn dezelfde bedrijven, die Sée noemt als de bolwerkenvan het kleinbedrijf. )Er is echter één uitzondering, die van zoo veel belang is, dat zij het be-wijs langs deze weg doet mislukken: ik bedoel de groote metaalbewer-kersfederatie, die syndicalistisch is, ook een groot deel van de arbeidersder rijwiel- en automobielfabrieken onder haar leden telt en weldra debovengenoemde, reformistische mécaniciens-federatie geheel overvleu-gelt. En dat, terwijl de metaalindustrie tot de Fransche bedrijfstakkenbehoort, waar de groot-industrieele ontwikkeling het verst is voort-geschreden. )Zoo moeten wij tot de conclusie komen, dat men, door in de verschil-lende bedrijfstakken de mate van concentratie en de richting der vak-beweging naast elkaar te stellen, de samenhang tusschen syndicalismeen kleinbedrijf niet overtuigend kan aantoonen.Dat deze samenhang bestaat, kan echter met zekerheid worden bewe-zen, als wij volgens een andere methode te werk gaan en de richtingvan de vakbeweging van een bepaalde stad of streek vergelijken methet overheerschend bedrijfstype in die stad of streek. Parijs bevat ver-schillende grootere fabrieken, vooral in het metaalbedrijf, maar hetkleinbedrijf in de luxe-industrieën bepaalt het karakter van de hoofd-stad. 3 ) In Parijs is dan ook het syndicalisme ontstaan en dat het jarenlang de Fransche vakbeweging beheerschte, was, zooals later zal wor-den besproken, voor een belangrijk deel aan de groote invloed, die deParijsche georganiseerden in de leiding der C.G.T. bezaten, toe teschrijven; typisch is, dat zelfs de Parijsche typografen door de syndica-listische stroom werden meegesleept. De socialistische partijrichting vanAllemane, die onder de politieke groepen de meeste verwantschap methet syndicalisme vertoont, is in de Faubourg Saint-Antoine te Parijsontstaan, (meubelmakerswerkplaatsen!) Daarentegen is in Noord-Frankrijk, het groot-industrieele gebied bij uitnemendheid, 4 ) de ge-heele vakbeweging reformistisch; ook de bouwvakarbeiders en anderegroepen, die niet direct in de groote fabrieken zijn opgenomen. Daarligt ook het vaste punt van de marxistisch-socialistische partij van Gues-de. In het jongere industriegebied in het Noord-Oosten, (Lotharingenen de Vogezen) , krijgen in de hier behandelde periode noch het re-formisme, noch het syndicalisme vaste voet. 5 ) Griffuelhes klaagt overde weinig-syndicalistische geest van de arbeiders in groote industrie-en havensteden als Roanne, Lyon, Bordeaux; daar volgen zij de socia-listische „politiciens" en zijn reformistisch. Het zuiverst treft hij hetware syndicalisme aan in het departement du Cher, waar geen grootefabriek te bekennen is. s) In het algemeen kan men zeggen, dat het syn-dicalisme buiten Parijs alleen vaste voet heeft gekregen in de steden inZuid-Frankrijk, West-Frankrijk en het Centrum, waar de bevolkingoverwegend kleinburgerlijk is. 7 ) Teekenend is, dat bij het meenings-verschil, dat jarenlang de mijnwerkersfederatie verscheurd heeft, tweedeelen van het land tegenover elkaar stonden: de reformistische mijn-

') t. a. p., bi. 483. — 2) Idem, bi. 476. — 3) Idem, bi. 481., Seignobos, deel VIII vanLavisse Histoire de France contemporaine, bi. 464..— 4) Seignodos, t. a. p., bi. 463.5) Vgl. V. Griffuelhes, Voyage Révolutionnaire; het boekje geeft een overzicht van detoestand der vakbeweging in de verschillende deelen van het land. — e) Idem, bi. 13,32-35 en 49. ~ 7) Seignobos. t. a. p., blz. 458.

Het bedrijfs-type, dat in een

stad over-heerscht, be-paalt het ka-rakter der ar-beidersbewe-

ging

17

Page 19: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

werkers uit Noord-Frankrijk tegenover de meer syndicalistisch gezindevan het Centrum.Zoo blijkt, dat niet de grootte van de eigen fabriek of werkplaats, maarhet geheele economische milieu, waarin de arbeider leeft, zijn denkrich-ting bepaalt. In die streken van Frankrijk, waar het oude kleinbedrijfzijn positie heeft bewaard, is het syndicalisme ontstaan en gegroeid.

Het overwicht 2de. De opvatting, dat de speciale eigenschappen van de arbeidersbe-van de land- weging in een streek of land moeten worden verklaard uit de economi-

bouw sche omgeving in haar geheel genomen, brengt ons er toe, aan het over-wicht en de structuur van de Fransche landbouw veel meer belang tehechten, dan Eckstein heeft gedaan. Anders dan in Duitschland of En-geland bleef in Frankrijk de landbouw de eerste plaats in het econo-misch leven innemen; in 1906 behoorde nog 58 % van de Fransche be-volking tot de landbouwbevolking. „In zijn geheel genomen blijftFrankrijk in wezen een land van boeren." 1 ) Die landbouw werd voorhet overgroote deel beoefend in kleinbedrijf, een omstandigheid, diehet kleinburgerlijk karakter van het politieke en sociale leven ten zeer-ste moest versterken. 2 )

De syndicats, die niet anders dan tijdelijk en over een beperkt gebiedvaste voet in de landbouw konden verkrijgen, moesten, wilden zij nietvan hun doel afzien, middelen zoeken om langs andere dan democra-tische banen de leiding der maatschappij in handen te krijgen. Trouwblijven aan de parlementaire democratie beteekende voor de Franschearbeiders, dat zij de beslissing over hun economische bevrijding aan deagrarische klassen overlieten; zoo werd de bereidheid, het anti-parle-mentarisme en de leer van de bewuste minderheid te aanvaarden, be-vorderd.

Het eigenaar- 3de. De gebreken, die de Fransche democratie in de periode van hetdig karakter ontstaan van het Fransche syndicalisme vertoonde, moeten mede voorder Fransche het anti-parlementarisme van de syndicalistische vakbeweging en haardemocratie vijandige houding tegenover de staat als zoodanig, verantwoordelijk

worden gesteld. Ik behoef hier niet uitvoerig te spreken over de cor-ruptie, die de Fransche politiek berucht heeft gemaakt; ik herinnerslechts aan het Panamaschandaal, dat de opvattingen en praktijken vaneen deel der politici aan het groote publiek toonde; en dit was maar alte geneigd, naar wat het hier te zien kreeg de geheele politiek en allepolitici te beoordeelen. Een element van bederf vormt ook de opvattingvan de gemiddelde Franschman, dat „zijn" député er is, om voor hemals bemiddelaar op te treden bij het verkrijgen van een gunst of eenbetrekking van de staat. Voor de arbeiders kwam daarbij het poover re-sultaat der sociale wetgeving, waarover later uitvoerig zal worden ge-sproken. Dit alles gaf het gevoel, dat men als kiezer voor de gek gehou-den werd en de arbeiders vroegen: wat hebben wij aan „onze" repu-bliek, tot wier verdediging men ons steeds weer oproept? Onze toestandis in de republiek minstens zoo slecht, als die van onze klassegenootenelders in een koninkrijk. Hier blijkt dus de betrekkelijke geldigheid vande boven aangehaalde redeneering van Lagardelle; de Fransche arbei-der kon niet enthusiast zijn voor de democratie, moest zich tegen haarkeeren, „omdat hij de democratie had leeren kennen," zegt Lagardelle;

1) Sée, t. a. p., bl. 498. -- 2) Idem, bl. 494 vlgd.

18

Page 20: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

„omdat hij de Fransche vorm der democratie had leeren kennen,” zegik. In ieder geval werd zijn anti-parlementarisme versterkt.Ode. Het anti-parlementarisme en de anti-democratische gezindheid Depolitiekdervonden nieuwe aanknoopingspunten in de houding der Fransche socia- socialistische

listische partijen, die, overbelast als zij in de 90er jaren waren met te- partij

leurgestelde elementen uit het kamp der burgerlijke radicalen, (Mille-rand!), veel vroeger dan elders tot „regeeringspartij" werden. Nadat zijreeds enkele malen een linksch ministerie hadden gesteund, kwam hettijdens de Dreyfus-crisis zoo ver, dat Millerand een ministerportefeuilleaanvaardde, zonder buiten de partij te worden gesloten. Ook deze be-slissende episode zal later uitvoerig besproken worden. Millerand's mi-nisterschap leidde tot de definitieve breuk tusschen vakbeweging en de-mocratie, tusschen vakbeweging en staat; het maakte het de syndicalis-ten mogelijk, de tijdelijk onbetwiste leiders van de Fransche vakbewe-ging te worden. Toch maakt men het zich te gemakkelijk, indien menhet geheele syndicalisme als een reactie op het „geval-Millerand" be-schouwt, zooals herhaaldelijk wordt gedaan. 1 ) De onhoudbaarheid de-zer verklaring blijkt reeds hieruit, dat de syndicalistische opvattingen, zijhet nog niet volkomen volgroeid, al vóór 1899 in de Fransche vakbewe-ging aanwezig waren.Niet veel minder belangrijk dan de ministerportefeuille van Millerandis de steun, die de parlementaire socialisten in de periode 1902~1906aan het ministerie-Combes verleenen, waardoor het wantrouwen derarbeiders jegens „democratische" politiek wordt versterkt. Het belangvan deze factor wordt wel het best geïllustreerd door de omstandig-heid, dat na 1906, het jaar van het optreden van Clemenceau als mi-nister-president en van de definitieve breuk tusschen de socialistischepartij en de burgerlijke linkerzijde, een geleidelijke toenadering valt waarte nemen tusschen vakbeweging en politieke partij en daarmede tusschenvakbeweging en parlementaire democratie.Deze uiterst reformistische houding der socialistische partijen, hier aan-gewezen als één van de factoren, die het ontstaan van het syndicalismehebben bewerkt, was zelf weer een gevolg van de bovenbeschrevensociale structuur van Frankrijk. In een overwegend kleinburgerlijkland als Frankrijk, is voor een socialistische partij de verleiding heelsterk, haar proletarisch karakter te verloochenen en zich op te werpenals „volkspartij" en niet als klassepartij; als de partij van de kleine man.Ook hier werkt, indirect, het overwicht van het agrarisch deel der be-volking mede aan het ontstaan van het syndicalisme. Om het onmisbaaragrarisch kiezerscorps te winnen moest de socialistische partij haar pro-paganda en haar politiek richten naar deze groep, die grootendeels uitkleine bezitters bestond; daardoor vervreemdde zij onherroepelijk hetmeest bewuste deel van het proletariaat van zich en dreef dit deel in dearmen van het syndicalisme. De socialistische partij kon niet ontkomenaan de algemeene onvastheid en onderlinge vervloeiing van het Fran-sche partijwezen, die Lagardelle, m.i, terecht, eveneens een gevolg„van het agrarisch en kleinburgerlijk karakter van de meerderheid derbevolking" 2 ) van Frankrijk noemt.

') Zoo J. Steiner, Neue Zeit, 1913-1914. I. bl. 83 vlgd. —') Mouv. Soc., Juni 1910,bl. 356.

19

Page 21: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

De splitsingen Dat de verdeeldheid van het Fransche socialisme de arbeiders huiverigin de socialis- voor partijpolitiek moest maken, behoeft niet veel toelichting. Van 1880tische partij tot 1905 stonden in Frankrijk twee of meer socialistische partijen te-

genover elkaar, die elkaar fel bestreden en het gevaar, dat deze split-singen ook verzwakking en verdeeldheid in de vakbeweging zoudenveroorzaken, was niet denkbeeldig. Deze utilitaire overweging heeftvele militants tot een a-politiek standpunt gebracht, dat, in verband metde bovengenoemde redenen, met behulp van wat anarchistische propa-ganda gemakkelijk in anti-parlementarisme omsloeg.

De revolutio- 5de. De revolutionaire traditie in Frankrijk is van tweeledige aard: zijnaire traditie valt door de geheele 19de eeuw heen uiteen in een jacobijnsch-blanquis-

tische en een anarchistische strooming. De eerste wordt sterk beïnvloeddoor herinneringen aan de groote Revolutie; 1 ) zij gelooft, dat de ge-welddadige verovering van de staatsmacht voldoende zal zijn voor deverandering van de maatschappij; ook zij is tot deze verwerping der de-mocratische methoden genoopt door de zekerheid, dat zij de agrarischemeerderheid der bevolking nooit goedschiks voor haar ideeën zal win-nen. De gecentraliseerde staat wil zij van buiten af veroveren om hemdaarna voor haar doeleinden te gebruiken. Deze opvattingen levenonder de syndicalistische militants veel sterker voort, dan men bij eenoppervlakkige beschouwing zou vermoeden; de toespelingen op de groo-te Revolutie zijn ontelbaar; het vertrouwen op de bewuste minderheidis afkomstig uit blanquistische kringen, waar men eveneens van mee-ning was, dat de groote heterogene massa ongeschikt was voor de re-volutionaire daad. En men is niet onvoorzichtig, als men de theorie vande revolutionaire algemeene werkstaking gedeeltelijk ziet als een voort-zetting van het oude blanquistische staatsgreep-geloof in modernevorm.Scherp daartegenover stond steeds de anarchistische traditie, die meerdirect door het kleinburgerlijk karakter der Fransche maatschappij be-invloed werd, (Proudhon is zelf tijdelijk een „klein baasje" geweest!) 2 ),en via Proudhon en Bakunin eveneens in het syndicalisme is uitge-loopen. Van haar heeft het syndicalisme de drang meegekregen om destaat te vernietigen in plaats van haar te veroveren; van haar ook hetzoo sterk individualistische gehalte, dat het tot zijn toekomstvoorstel-ling bracht en de zwakheid zijner organisaties principieel deed verde-digen.Het syndicalisme is niet de eenvoudige voortzetting van één van dezebeide revolutionaire stroomingen. Het heeft een eigen gezicht en eeneigen karakter. In dit hoofdstuk is gezocht naar de redenen van zijnontstaan. In de volgende hoofdstukken zullen wij ons bezig houden metzijn geschiedenis en zijn beginselen, die waard zijn, te worden gekend.

1) Sorel, Decomposition du Marxisme, bl. 22 vlgd. -- 2) Vgl. Ch. Bouglé, „Die so-ziologischen Anschauungen Proudhons in den „Contradictions Economiques", „Grün -berg's Archiv für die Geschichte des Sozialismus und der Arbeiterbewegung", II, bi.98 vlgd.

20

Page 22: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK II

VOOR EN NA DE COMMUNE

e gebeurtenissen van de jaren 1870-1871 hadden in het De revanche-

Fransche volk een dubbele wrok achtergelaten. Het verlies droom van het

van Elzas-Lotharingen aan Duitschland deed, vooral in de proletariaat

kringen der radicale republikeinen, het verlangen naar eenrevanche-oorlog levend blijven. De Parijsche arbeiders ech-

ter hadden hun eigen nederlaag te verkroppen: de harde onderdrukkingvan de Commune vernietigde tijdelijk alle durf en alle organisatie onderhet Parijsche proletariaat, maar schonk voor altijd aan hen, die in destrijd gevallen waren, het martelaarschap. Onder het regiem van scher-pe vervolgingen, dat de eerste jaren voortduurde, smeulde de haat enmoest de wensch zich vastzetten, eens „revanche" te nemen op de repu-blikeinsche regeering. Sedert 1879 vonden de jaarlijksche bedevaar tenplaats naar de „mur des fédérés", de sombere hoek van het kerkhofPère Lachaise, waar de laatste verdedigers der Commune gefusilleerden in de grond gestopt waren. 1)

Het Parijsche volk zag in de Communards martelaren voor het socia- DeCommune-lisme. De vraag, of deze opvatting historisch-juist is — of werkelijk de legende

Commune een socialistische beweging kan worden genoemd — kan hierbuiten bespreking blijven. De Commune-legende heeft het karakter derFransche arbeidersbeweging in de volgende jaren bepaald: voor steedsmeer arbeiders werd de republikeinsche burgerij de erfvijand. Onge-twijfeld hebben de talrijke geschriften, waarin de socialistische uitgewe-kenen hun kijk op de Commune gaven, deze opvatting bevorderd. 2 )

Doch sterker werkte de herinnering aan de feiten zelf. Wie bij een on-bevooroordeeld historicus als Seignobos de beschrijving van dit stukburgeroorlog leest, 3 ) kan niet ontkomen aan de indruk, dat de onder-drukking van de Commune met buitengewone hardheid is uitgevoerd;hij zal Sorel's opvatting moeten onderschrijven, dat Thiers, door onderde arbeiders deze revanche-traditie op te wekken, een groote politiekefout heeft gemaakt. 4 )

Voorloopig kon het schijnen, dat Thiers de juiste methode had gevolgd. TijdelijkeAllen, die aan een nieuwe verzetbeweging leiding hadden kunnen ge- stilte

ven, waren gedood, verbannen of uitgeweken. 5 ) Tijdelijk overheersch-te de angst alle andere gevoelens. Toen op het arbeiderscongres vanMarseille van 1879 weer enkele socialistische klanken waren gehoord,

1 ) Ch. Seignobos, l'Evolution de la 3e Republique, deel VIII van Lavisse, Histoire deFrance contemporaine, blz. 67. _ 2) G. Weill, Histoire du Mouvement Social en France,1911, bl. 154. — 3) Ch. Seignobos, Le déclin de 1'Empire et Ia 3e République, deel VIIvan Lavisse, als voren, bl. 307-314. * 4) G. Sorel, Le prétendu socialisme juridique,Mouvement Socialiste, 15-4-1907, bl. 331. Veertien jaar later zou Sorel het sterker zeg

-gen: „Men moet niet vergeten, dat zonder de bloedbaden (massacres) van Juni 1848 enMei 1871 het socialisme zeer veel moeite zou hebben gehad om het beginsel van de klas

-senstrijd in Frankrijk te doen aanvaarden." In: Matériaux d'une theorie du proletariat,1921. bl. 53. — 5) F. Pelloutier, Histoire des Bourses du Travail, bl. 70. Pelloutier ver-meldt, dat de Parijsche luxe- industrie ernstig benadeeld werd door het verlies van eengroot aantal bekwame vaklieden tengevolge van de onderdrukking der Commune.

21

Page 23: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

vond de afgevaardigde der Parijsche bouwvakarbeiders instemming bijde meerderheid der aanwezigen met zijn protest tegen die voornemens,onder verwijzing naar de afschuwelijke gevolgen, die gewelddadig op-treden in 1871 had gehad. 1 )

In hetzelfde jaar klonk ook de andere toon, die weldra de voorzichtigeonderworpenheid geheel zou overstemmen. Het rapport van de onaf-hankelijke arbeidersdelegatie naar de tentoonstelling te Philadelphiabevatte reeds revolutionaire aansporingen, die de herinnering aan de„bloedige week" van 1871 tot uitgangspunt hadden. In de conclusielezen wij: „Het proletariaat moet in de bourgeoisie de gemeenschap-pelijke vijand zien; laat het zich steeds voor oogen houden de men-schen-slachterij van Mei 1871." 2 ). Zeven jaar later, op het congresvan Lyon, waar de socialisten weer de leiding namen, had geen sprekerzoo'n succes als de afgevaardigde Heppenheimer, die in felle woordenopriep tot wraak voor het arbeidersbloed, dat in 1871 had gevloeid. 3)

In de storm van 1871 was alles, wat er op het gebied van de vakbewe-ging bestond, ten onder gegaan. Voordat met de beschrijving van haarherleving kan worden aangevangen, moet een kort overzicht vooraf-gaan van de vakorganisatie tijdens het tweede keizerrijk.

Dé mutualités De meest-verspreide vorm van vakorganisatie is onder het tweede kei-zerrijk de „mutualité", de ondersteuningskas, het onderlinge fonds terverzekering tegen de gevolgen van ziekte of ongevallen en ter be-strijding van begrafeniskosten. Na de „compagnonnages", de uit degilden-tijd stammende gezellenvereenigingen, die, als overblijfsel uiteen vorige periode, hier niet behoeven te worden besproken, is de mu-tualité de oudste vorm van organisatie, waarin arbeiders uit één bedrijfzich ter behartiging van gemeenschappelijke belangen aaneen sluiten.Na 1790 neemt het aantal mutualités geleidelijk toe. 4 ) Meestal wordenzij door de overheid ongemoeid gelaten; als de regeering ingrijpt, is het,omdat zij het exclusief vak-karakter gevaarlijk acht. In 1806 verordentde prefect van politie te Parijs, dat de mutualités voortaan voor perso-nen uit verschillende vakken toegankelijk moeten zijn r- een verorde-ning, die al spoedig niet wordt nagekomen. 5 ) Na de staatsgreep van1852 tracht de regeering van Napoleon III het laatste verzet van de ar-beiders door een dergelijke maatregel te breken. 6 ) Omstreeks 1830hadden zich in de meeste takken van industrie mutualités gevormd, 7)

die zich niet dan bij uitzondering tegen de patroons keerden en in be-ainsel niet anders bedoelden dan onderlinge steun tegen de slagen vanhet lot.

De résistances Het gezamenlijk optreden tegen de patroons werd eerst als een nood-zakelijkheid gevoeld tijdens de Julimonarchie, de periode, waarin demachinale grootindustrie zich in snel tempo over Frankrijk uitbreidde.Het was een tijd van loonsverlagingen en tegen de daling van hun le-venspeil verzetten de arbeiders zich, hetzij gebruik makend van de be-staande mutualités, hetzij door middel van nieuwe, nu opgerichte orga-

1 ) Compte Rendu, bl. 743. -- z) Weill, t. a. p. blz. 230. — a) Compte Rendu, blz. 254.4) Paul Louis, Histoire du Mouvement Syndical en France, 3e édition, 1920. Verder teciteeren als: Louis, Mouvement Syndical. — 5) Idem, bl. 76. -- °) Ch. Seignobos, LaRévolution de 1848 et le second Empire, deel VI van Lavisse, als voren, blz. 369. —7) Louis, Mouvement Syndical, blz. 79.

Page 24: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

nisaties. Dit tweede type vakvereeniging diende dus tot verdedigingvan de arbeidsvoorwaarden; het was de „résistance", de weerstands-kas. 1) Konden de mutualités openlijk werken, de résistances stondenaan scherpe vervolgingen bloot en namen daardoor het karakter vangeheime genootschappen aan. Talrijke stakingen braken, vaak ookzonder eenige voorafgaande organisatie, in deze jaren uit, 2 ) doch deontwikkeling der résistances werd door de vervolgingen en de alge

-meene onontwikkeldheid der arbeiders geremd en de vreedzame mu-tualité bleef vóór 1848 de meest voorkomende vorm van vakorganisatie.De krachtige vakvereeniging der typografen, in 1839 tot stand geko-men, was een uitzondering; zij was ondersteuningskas en weerstandskastegelijk. In 1843 dwong zij de patroons, een collectief contract te aan-vaarden en in 1848 telde zij 1500 leden. 3 ) Het gewone beeld toondende opstanden van de zijdewevers te Lyon in 1832 en 1834: in hun ver-zet tegen ingrijpende loonsverlaging maakten de wevers gebruik van debestaande mutualité, de „Devoir Mutuel", die, zonder als zoodanig be-doeld of geschikt te zijn, tijdelijk het karakter van een strijd-organisatieaannam. 4)

De Fransche wetgeving legde de vorming van zelfstandige arbeiders- Wettelijke

organisaties verschillende moeilijkheden in de weg. De wet-Le Chape- belemmerin-

lier, die tot 1884 van kracht is gebleven, was een geesteskind van de gen

Revolutie. Zij verbood „de vereeniging van arbeiders, onder elke vormen onder elk voorwendsel", omdat de beginselen der Revolutie geenorganisaties duldden, die ten doel hadden, de burgers „door het belangvan één corporatie van het algemeen belang te scheiden"; èn onder deindruk van de stakingen, die kort te voren in Parijs hadden plaats ge-had. 5 ) De straffen, in deze wet tegen stakingen voorzien, werden doorde wet van 1803 nog verzwaard. 6 ) Toen werd ook het „livret ouvrier",het werkmans-zakboekje, hersteld, dat door de Revolutie tijdelijk wasafgeschaft. In dit boekje werden de door de arbeider ontvangen voor-schotten e.d. genoteerd; waren de finantieele verplichtingen niet nage-komen, dan kon de arbeider verplicht worden, bij de patroon, aan wiehij schulden had, te blijven werken; een bepaling, die in de practijk zeerhatelijk werkte en vaak tot misbruik aanleiding gaf. „Het beteekende,"zegt Charléty, 7 ) „dat de arbeider aan het algemeene recht onttrokkenwerd en aan de patroon een recht op de vrijheid van zijn arbeider werdtoegekend." Eerst in 1890 is het „livret" afgeschaft.De Code Pénal van 1810 bevatte een stakingsverbod met extra-strengestrafbedreiging tegen de „raddraaiers", terwijl oprichting van vereeni-gingen met meer dan 20 leden slechts geoorloofd zou zijn met toestem

-ming van de overheid. Na de weversopstand van 1834 en andere grootestakingen werden deze bepalingen verscherpt. 8 )

Het is duidelijk, dat niet slechts de résistances, maar ook de mutualités

1) Louis, Mouvement Syndical, bi. 87. Vgl. J. C. Schreuder, Het bedrijf als grondslagder arbeidersorganisatie, bl. 5. _ 2) Louis, Mouvement Syndical, bl. 91. _ 3) Idem, bl. 96.4) Idem, bi. 93 vigd. -- 5) La C. G. T. et le Mouvement Syndical. Gedenkboek, in 1925door de C. G. T. uitgegeven, bi. 11; verder te citeeren als: Gedenkboek; Louis, Mou-vement Syndical, bi. 40. Voor dit en het volgende ook: A. W. IJzerman, Het modernekapitalisme van Waterloo tot Sedan, 1930, bi. 314 vlgd. -- 6) Louis, Mouvement Syn-dical, bi. 50. -- %) S. Charléty, La monarchie de juillet, deel V van Lavisse, als voren,bi. 244. -- 8) Louis, Mouvement Syndical, bi. 41.

23

Page 25: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

voortdurend met ontbinding op grond van deze wetsbepalingen werdenbedreigd en dus slechts bij de gratie van de overheid konden bestaan.Ontelbaar is in de jaren voor 1848 het aantal gerechtelijke vervolgingengeweest, wegens overtreding van het vereenigingsverbod van meerdan 20 personen en wegens stakingen, die wel verboden en gestraft,maar natuurlijk niet voorkomen konden worden. i)

De Februari- De revolutie van 1848 gaf de arbeidersorganisaties een oogenblik vanrevolutie verademing; de mutualités werden door het nieuwe bewind aangemoe-

digd, résistances geduld, stakingen niet vervolgd. Doch na de neder-laag van de Parijsche arbeiders in de straatgevechten van Juni wasdeze gunstige periode ten einde, en de nu volgende jaren brachtenweer een groot aantal vervolgingen en ontbindingen van organisatiesop grond van de herstelde wetsbepalingen. 2 ) De nationale federatie,die in 1849 was gesticht, en tijdelijk 104 arbeidersorganisaties had om-vat over geheel Frankrijk verspreid, was door de overheid spoedig ont-bonden. 3 )

Het tweede De vakbeweging vertoonde in de eerste tien jaren van het tweede kei-keizerrijk zerrijk een beeld, dat vrijwel gelijk was aan dat van de Julimonarchie.

De opbloei van talrijke productiecoöperaties na de revolutie van 1848,die tijdelijk de andere organisatievormen hadden verdrongen, 4 ) wasdoor een even snelle ondergang van die lichamen gevolgd. Geheel on~gevaarlijke mutualités mochten zich op den duur zelfs in de gunst vande keizerlijke regeering verheugen. 5 ) Daarnaast werkte menige ré-sistance onder het mom van een mutualité. Intusschen had de indu-striëele ontwikkeling nieuwe vlucht genomen, waardoor het aantal loon-arbeiders snel toenam; de toestand was sedert de Julimonarchie geheelveranderd; nu brak door de sterke toename van de arbeidersorganisatieshet inzicht baan, dat men hier met een niet te stuiten ontwikkeling hadte doen. 6 ) Geleidelijk kwam de strijd over de arbeidsvoorwaarden weermeer op de voorgrond; het tweede keizerrijk was een periode van ver

-hooging van het geldloon, 7 ) en zoo beperkten de organisaties zich nietmeer tot „weerstand" tegen loonsverlaging, maar gingen tot de aan-val over.

Tentoonstel- Het jaar 1862 beteekent een keerpunt in de geschiedenis der Franscheling te Londen arbeidersbeweging. Prins Jéróme Napoleon, die contact met de Parij-

sche arbeiders zocht, gaf zijn steun aan een plan, afgevaardigden derParijsche arbeiders te sturen naar de wereldtentoonstelling te Londenvan 1862. Een bronsbewerker, Tolain, de latere leider van de Franschesectie der 1 ste Internationale, antwoordde met een scherp artikel, waar-in hij voor de arbeiders de vrijheid opeischte, om ten deze los van elkepatronage zelfstandig op te treden.$) Na een onderhoud met Tolainaanvaardde de prins het plan, de afgevaardigden door de arbeiderszelf, door tusschenkomst van de mutualités, te laten kiezen. Een bovenverwachting groot aantal arbeiders nam aan de verkiezing voor de 200afgevaardigden deel.

1 ) Louis, Mouvem. Syndical, bi. 42 en bi. 51 vlgd. — 2) Seignobos, Lavisse deel VI, bi.365. ~ 3) Idem, bi. 369. S. Humbert, Le Mouvement Syndical, 1912, bi. 3. ~ 4) A. Tho-mas, Le second Empire, deel X van de Histoire Socialiste, bi. 187. r 5) Idem, bi. 187.6) Idem, bl. 185; Weill, t. a. p. bl. 43 vlgd. — 7) Thomas, t. a. p., bl. 175; Louis, Mou-vement Syndical, bl. 116. — 8) Idem, bl. 118; Thomas, t. a. p. bi. 194 vlgd.; Weill, t. a. p.bi. 60 vigd.; Seignobos, Lavisse deel VII, bi. 34 vigd.

24

Page 26: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Bij hun terugkeer uit Londen in het najaar brachten deze rapport uit Het Engelsche

aan hun kiezers. Zij bleken zeer onder de indruk van de werkwijze en de voorbeeld

vrijheid van beweging der Engelsche vakvereenigingen en al deze „ca-hiers de doléance" van de Parijsche arbeidersklasse, zooals Weill derapporten kenschetst, 1 ) vroegen van de regeering opheffing van dewettelijke bepalingen, die de vrijheid van ontwikkeling van de Franschevakbeweging tegenhielden en stakingen verboden. De regeering, diehet zenden van een arbeidersdelegatie had aangemoedigd, zou weldragedwongen zijn, althans iets te doen.De publieke opinie was voor een dergelijke hervorming gewonnen door Uitbreiding

de Parijsche typografenstaking van 1862, waarbij de stakers een deel van het

van de pers aan hun zijde hadden. Op grond van de stakingswetgeving stakingsrecht

werden talrijke veroordeelingen uitgesproken, doch de keizer schonkalle veroordeelden gratie. Daarmee waren de bestaande wetsbepalingen,die bovendien niet in staat bleken, de rijzende stakingsstroom te kee-ren, veroordeeld. 2 ) Bij een wet van 1864 werd inderdaad het stakings-verbod uit de Code Pénal geschrapt, doch niet ten onrechte verweet delinksche oppositie de regeering, slechts half werk te doen, omdat de be-palingen tegen aanslagen op de „vrijheid van arbeid" zoo verscherpt, entegelijkertijd zoo vaag gehouden werden, dat zij bij een ongunstige in-terpretatie het stakingsrecht weer illusoir konden maken; en vooral, om-dat de wet-Le Chapelier en de andere bepalingen tegen de arbeiders-vereenigingen gehandhaafd bleven. 3 ) Op de afkondiging van deze wetvolgde een belangrijke vermeerdering van het aantal werkstakingen; inenkele Parijsche bedrijven wisten de arbeiders de meest-gestelde eisch,invoering van een tienurige arbeidsdag, ingewilligd te krijgen. Doch detallooze veroordeelingen stelden de critici van de wet in het gelijk. 4 )

In 1864, bij één van de mislukte pogingen om met afzonderlijke „ar- Manifest

beiderscandidaten" aan de verkiezingen voor de Kamer deel te nemen, der 60

publiceerden de reeds genoemde Tolain en zijn geestverwanten hetmerkwaardige „Manifest der 60", een document voor de geest van devoorhoede der arbeiders in die jaren. ó) Het stuk is, bij al zijn gema-tigdheid, doortrokken van een als vanzelfsprekend gevoeld klassebe-wustzijn: „Wil men de in het oog springende waarheid niet ontkennen,dan zal men moeten toegeven, dat er een afzonderlijke klasse van bur-gers bestaat, die behoefte heeft aan een directe vertegenwoordiging."Met voorbeelden toonden de stellers aan, dat de burgerlijke democratende arbeiderseischen niet begrepen. Alleen door middel van eigen ver-tegenwoordigers zou de arbeidersklasse van het parlement kunnen ver-krijgen, wat zij ervan mocht verwachten: opheffing van de loonverhou-ding, (salariat) ; een eisch, dus, die tegen het wezen van het kapitalis-tisch stelsel was gericht.Had dit politieke optreden geen direct succes, de vakbeweging bleef De term

snel groeien, alle vervolgingen ten spijt. In deze jaren komt de bena- •,chambresyn-

ming „chambre syndicale" op, die de vroegere termen „corporation" of dicale"

„société corporative" verdringt. In zijn boek over het syndicalismeschrijft Gottsched, dat met de „chambre syndicale" een nieuwe vorm

') Weill, t. a. p., bi, 65. — 2) Weill, t. a. p., bi. 61 vlgd.; Gedenkboek, bi. 16. -- 3) Seig-nobos, Lavisse deel VII, bi. 37; Louis, Mouvement Syndical, bi. 43 en 53; Thomas,t. a. p., bi. 235; Weill, t. a. p., bi. 71 vlgd. — 4) Idem, bi. 73. — 5) Het manifest is af-gedrukt bij Thomas, t. a. p., bi. 216-223.

25

Page 27: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

van arbeidersorganisatie ontstaat, waarin de functies van de vroegeremutualités en résistances vereenigd zouden zijn. 1 ) Dit is onjuist. Ar

-beidersvereenigingen, die dit dubbele karakter droegen, bestonden, zoo-als boven is vermeld, reeds lang. In de jaren, dat de naam „chambresyndicale" de gebruikelijke wordt, neemt, tengevolge van de economi-sche ontwikkeling en de verminderde gestrengheid der regeering, destrijdbaarheid der organisaties inderdaad toe, doch verband bestaat erniet.Wat de term „chambre syndicale" betreft, Thomas toont aan, dat deafgevaardigden naar de tentoonstelling van 1862 hiermede nog licha-men aanduidden, waarin arbeiders en patroons, of hun wederzijdschevertegenwoordigers, samen zitting zouden hebben. 2 ) Een vakver-eeniging wordt in hun rapporten o.a. genoemd: „chambre syndicaleouvrière". De verandering van beteekenis van de term en de verwar-ring, die daaruit voortvloeide, worden ons duidelijk uit een passage inhet bovenvermelde „Manifest der 60" van 1864, waar wij lezen: „Inde kwestie van de „chambres syndicales' heeft een vreemd misverstandplaats gevat in de hoofden van hen, die deze aanbevalen. Volgens henzou een chambre syndicale worden samengesteld uit patroons en arbei-ders. ... Echter, wat wij vragen, is een kamer, samengesteld uitsluitenduit arbeiders." Uit het vervolg dezer passage blijkt, dat de stellers zicheen soort vertegenwoordigend lichaam denken, bij algemeen kiesrechtdoor de arbeiders gekozen. Voor hen heeft het woord dus weer eenandere beteekenis. 3)

In deze zin heb ik de term niet meer aangetroffen. De beteekenis„chambre syndicale ouvrière" heeft het blijkbaar weldra gewonnen,waarbij op den duur het derde woord werd weggelaten, zoodat tegen1870 de vakorganisaties algemeen „chambres syndicales" werden ge-noemd.

Arbeiders- Ter gelegenheid van de Parijsche wereldtentoonstelling van 1867 leg-eischen in den wederom een aantal arbeidersafgevaardigden hun wenschen in

1867 rapporten neer, waarbij eenstemmig en nadrukkelijk uitbreiding van deontwikkelingsvrijheid voor de vakbeweging werd gevraagd. Zij wildenvan het stakingsrecht geen afstand doen, doch duidelijk bleek, dat zijna de vele nederlagen van het stakingswapen minder verwachtten danenkele jaren tevoren. Met het stichten van wettelijk geoorloofde vak

-vereenigingen hoopten zij door middel van onderhandelingen met depatroons betere resultaten te verkrijgen. 4 )

Meer vrijheid In 1868 deed de keizerlijke regeering ook op dit punt concessies; de mi-van beweging nister van landbouw en handel maakte officieel bekend, dat de cham-

bres syndicales der arbeiders voortaan zouden worden geduld, zooalsde chambres syndicales van de patroons — het voorbeeld der patroonsspeelde bij de vorming der arbeidersorganisaties een belangrijke rol!

1 ) W. Gottsched, Die sozialen Grundlagen und theoretischen Grundanschauungen desfranzösischen revolutionären Syndikalismus, Bazel 1917, bl. 22. — 2) Thomas t. a. p.,bl. 204. — 3) Idem, bi. 219. Bernstein, Die Arbeiterbewegung, bl. 41, zegt, dat de „syn-dics" zijn de „door de vakgenooten in half-officieele vergaderingen gekozen vertegen-woordigers", die uit hun naam spreken. Van dat woord „syndic" leidt hij de termen„chambre syndicale" en „syndicat" af. — 4) Weill, t. a. p. bl. 76.

M

Page 28: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

--• reeds jaren ongemoeid waren gelaten. De vereenigingen zoudenverplicht zijn, de namen van haar bestuurders en de agenda van haarvergaderingen ter kennis van het gemeentebestuur te brengen. Zoudenzij, zoo schreef de minister, de vrijheid van arbeid bedreigen of zichmet politiek inlaten, dan zou de overheid moeten ingrijpen, „maar dearbeiders zullen de eersten zijn om in te zien, dat hun eigen belang er-mee gemoeid is, dat zij het zuiver „professionnel" (slechts op vakbe-langen betrekking hebbend) karakter van hun vergaderingen bewa-ren." 1 )

Zoo heeft, zij het met eenige beperkingen, de laatste jaren van hettweede keizerrijk de vakbeweging zich in vrijheid kunnen ontplooien.Een vijftigtal chambres syndicales, die in het geheim gewerkt hadden,constitueerden zich nu openlijk; in andere bedrijven werden nieuwe op-gericht. 2 ) In Parijs en in een drietal provinciesteden ontstonden zelfsreeds plaatselijke verbanden, waarin de chambres syndicales uit ver-schillende bedrijven vereenigd waren, voorloopers van de latere Bour-ses du Travail. 3)

1869 was een jaar van groote stakingen. Bij enkele gelegenheden achtte Stakingen in

de regeering het noodig, soldaten naar het stakingsgebied te zenden, 1869

wat tot bloedige botsingen leidde. 4 ) Hiermede was een kwade traditiegeschapen, die tot in onze tijd in Frankrijk voortleeft. Behalve een en-kele maal op het gebied van werktijdverkorting leverden deze stakin,

gen geen resultaten op. 6 ) De finantieele steun, die de organisaties el-kaar verleenden, was verre van toereikend om een staking van langereduur te financieren. Ook het geldgebrek is een hardnekkige kwaal derFransche vakbeweging!

Tenslotte een enkel woord over de vraag, hoe groot de invloed der Verband met

Eerste Internationale op de Fransche vakbeweging is geweest. Sedert de lste Inter-

1865 had de Internationale haar Fransche sectie, waarin aanvankelijk nationale?

de denkbeelden van Proudhon overheerschten. s) Mede aan de invloedvan Proudhon moet het worden toegeschreven, dat de vakbewegingook in haar eerste jaren van vrijheid minder snel groeide, dan men, ge-geven de economische ontwikkeling, zou moeten verwachten. 7 ) Tolainen zijn geestverwanten, die de leiding der Fransche sectie in handenhadden, waarschuwden tegen werkstakingen en hechtten geen waardeaan strijdbare vakvereenigingen; slechts de mutualités hadden hun sym-pathie. 8 ) Jouhaux a) kent aan de Internationale belangrijke invloed opde Fransche vakbeweging toe. Van belang is ongetwijfeld het nauwercontact geweest, dat de Fransche arbeiders via de Internationale metde Engelsche vakbeweging kregen; het Engelsche voorbeeld heeft groo-te indruk gemaakt op de leiders der Fransche vakorganisaties. Maarbijgedragen tot uitbreiding der bestaande organisaties en stichting vannieuwe, heeft de Internationale niet. Yo)

1) Humbert. t. a. p., bi. 5: Weill, t. a. p.. bl. 95; Louis, Mouvement syndical, bi. 44.2) Idem, bi. 119-130, waar de belangrijkste beschreven worden. Thomas, t. a. p., bi.351. — ') Idem, bi. 352, bi. 364, bi. 379 vigd. Te Parijs bestond al sedert enkelejaren de „Caisse du sou", bestemd voor steun bij stakingen; ook Bernstein, t. a. p.bi. 60. — 4) Thomas, t. a. p., bi. 363 en 373; Weill, t. a. p., bi. 127. — 5) Thomas, t. a. p.,bi. 350. _6) Idem, bi. 289 en 298. — 7) IJzerman, t. a. p., bi. 317. _8) Weill, t, a. p.,bi. 97 vlgd. — ') L. louhaux, Le syndicalisme et la C. G. T., bi. 47..— 10) Sombart,

27

Page 29: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Internationale De Internationale won te Parijs aan invloed door haar ondersteuningsteun van de stakende bronsbewerkers in 1867. 1 ) Tolain verklaarde deze

steun, die in strijd scheen met zijn beginsel, uit de oorzaak van dezestaking, die niet was uitgebroken ter verdediging of verbetering van dearbeidsvoorwaarden, maar ter verdediging van het organisatierecht zelf.Aanleiding tot de staking was n.l. de eisch der werkgevers, dat debronsbewerkers hun vakbond zouden verlaten. 2 ) Naast de steun van dearbeiders in andere bedrijven, die als gewoonlijk inzamelingen hielden,wist de Fransche sectie der Internationale van de Engelsche vakver-eenigingen ondersteuningsgelden te krijgen. Dit practisch optreden,waaraan niet in de laatste plaats de overwinning der bronsbewerkerste danken was, versterkte het prestige der Internationale onder de Pa-rijsche arbeiders. 3 ) Bij volgende stakingen evenwel weigerde de Fran-sche sectie, haar oude standpunt getrouw, wederom alle steun.

Stijgende in- In het volgend jaar werd de Fransche sectie der Internationale tijdelijkvloed der door vervolgingen vernietigd; Tolain en de zijnen raakten op de ach-

Internationale tergrond; terzelfder tijd werden de ideeën van Proudhon door de inter-nationale congressen afgewezen. 4 ) Toen de Fransche sectie in 1869 her-leefde was de leiding overgegaan aan revolutionaire communisten, man-nen als Benoit Malon en Varlin, die hun eerste practische scholing inde résistances hadden opgedaan. 5 ) Van een krachtige vakbewegingverwachtten zij de beste waarborg voor de hechtheid der Internationale;ook uit propagandistische overwegingen bevorderden zij de stichtingvan nieuwe syndicats en steunden zij stakingen over geheel Frank-rijk. E) In Parijs waren het bureau van de Internationale en de plaatse-lijke „Fédération des chambres syndicales" in hetzelfde gebouw ge

-vestigd.7 ) Het heftig karakter der stakingsbeweging in deze jarenmoet voor een deel aan de invloed der Internationale worden toege-schreven. 8 ) In 1870 had de regeering een nieuwe vervolging tegen deFransche sectie doen openen, toen de oorlog uitbrak. 9 )

Onderdruk- Na de onderdrukking der Commune was de arbeidersbeweging van deking na de Fransche bodem weggevaagd. De maatregelen, tegen de revolutionaireCommune politieke organisaties genomen, troffen ook de vakbeweging. In de eer-

ste jaren waren zelfs de mutualités niet veilig. Y0 ) De wetten tegen dearbeiders-organisaties, sedert 1868 geschorst, werden weer toegepasten nog verscherpt door de wet tegen de Internationale van Maart1872.Y1 ) Tevergeefs poogde Tolain, nu lid van de Nationale Vergade-ring, enkele van de meest drukkende bepalingen te doen opheffen. 12)

Al spoedig echter won onder de republikeinen, die voor de verdedigingder republiek de steun van de arbeidersklasse onmisbaar achtten, destrooming, die aan de vakbeweging wettelijke vrijheid wilde verleenen,aan kracht. In 1876 diende Lockroy zijn daartoe strekkend voorstel in;

„Dennoch", bi. 43, meent, dat in Duitschland de oprichting van verschillende vak-vereenigingen aan de Internationale te danken is. .— Mr. D. Hudig, „De vakbe-

weging in Nederland, 1866-1878", bl. 244, ontkent voor ons land iedere blijvendeinvloed van de Internationale op de vakbeweging. -- 1 ) Thomas, t. a. p., bl. 304. —2) Louis, Mouvement Syndical, bi. 125. — 3) Seignobos, Lavisse deel VII, bl. 61.— 4) Thomas, t. a. p., bi. 316. — 5) Idem, bi. 351. -- ') Idem, bi. 348 vlgd. — 7) Idem,bl. 364. -- 8) Louis, Mouvement Syndical, bi. 117. ^' 9) Thomas, t. a. p., bl. 390. --") Louis, Mouvement Syndical, bi. 133. -- 11 ) Idem bi. 45; Weill, t. a. p., bl. 165.") Idem, bi. 172 vlgd.

28

Page 30: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

de behandeling van dit ontwerp zou tenslotte tot de wet van 1884leiden.')Vorm en karakter der na 1871 spoedig herlevende vakvereenigingen Barberet en

waren door de strenge wetten bepaald. Eenerzijds werden zij tot ge- zijn richting

heimzinnigheid en wetsontduiking genoopt: een openlijk optredende„chambre syndicale" telde slechts 18 leden — 20 was het maximum,door de wet toegestaan —, waaromheen een veel grooter aantal aange-slotenen was gegroepeerd. Anderzijds waren de leiders er vóór alles opbedacht, revolutionaire en agressieve uitingen te voorkomen. De mu-tualité won tijdelijk een gedeelte van het verloren terrein terug; het lei-dende beginsel was: verzoening tusschen werkgever en werknemer. 2)

Leider dezer richting was Barberet, wiens program o.a. gemengde com-missies uit patroons en arbeiders voor de oplossing van arbeidsgeschil-len bevatte. 3 ) Radicale bladen als „La Constitution" en „Le Rappel"verleenden gastvrijheid aan zijn artikelen, waarin hij de arbeiders totoprichting van mutualités aanspoorde. Hij veroordeelde het stakings-middel en kon in Mei 1873 met trots verklaren, dat sedert zijn optredengeen enkele chambre syndicale een staking had georganiseerd. Reedseerder had „Le Rappel" geschreven: „De chambre syndicale beteekenthet einde der werkstakingen." 4 )

Ook deze gematigde organisaties werden nog zoozeer gewantrouwd,dat Barberet's poging, de plaatselijke Parijsche organisaties weder on-derling te verbinden, door de regeering werd verijdeld. De .,Cercle de1'Union syndicale ouvrière" werd terstond na haar oprichting in 1872ontbonden. Het gemis aan onderling contact en het ontbreken van eenorganisatie, die de afzonderlijke bonden bij conflicten kon steunen,moest de ontwikkeling der chambres syndicales remmen. 5)

In de jaren vóór 1871 was het zenden van arbeidersdelegaties naar een Veranderingwereldtentoonstelling voor de Fransche vakbeweging van ingrijpende 1873-1876

beteekenis gebleken. Ook de rapporten van de afgevaardigden naar detentoonstellingen van 1873 te Weenen en 1876 te Philadelphia gavende arbeiders gelegenheid, hun wenschen te formuleeren. Uit een verge-lijking der rapporten blijkt hoeveel radicaler de beweging in de drietusschenliggende jaren geworden was. Beide malen werden werksta-kingen nog verworpen, doch de aandrang voor ontwikkelingsvrijheidder vakbeweging was in de tweede serie rapporten niet alleen veelkrachtiger, doch ook anders van toon geworden; in de uit Philadelphiateruggekeerde arbeiders was het bewustzijn van eigen kracht ontwaakt.In 1873 was het voor de delegatie benoodigde geld door particulierenvan links-republikeinsche richting verschaft. In 1876 was het de Parij-sche gemeenteraad, die het subsidie verstrekte en de Kamer met succesaanspoorde, zijn voorbeeld te volgen. De kentering in de mentaliteitkwam het duidelijkst tot uiting in de weigering van een aantal Parij-sche vakbonden om in 1876 aan de officieel-gesubsidieerde delegatiedeel te nemen. Onder leiding van de „mécaniciens", toen het meest strij d-bare deel der metaalbewerkers, slaagden zij er in, geld voor een eigenafvaardiging bijeen te krijgen. Dat zij zich nadrukkelijk van de republi-

1) L. de Seilhac, Les congres ouvriers, bi. 16. — _) Pelloutier, t. a. p., bi. 72. ~3) Louis, Mouvement Syndical, bi. 140. -- *) Weill, t. a. p., bi. 187 vigd. — 5) Pellou-tier, t. a. p., bi. 73.

29

Page 31: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

keinen wilden losmaken, bleek uit de opmerking in hun voorloopig rap-port, dat de Amerikaansche arbeiders, die al zoo lang onder republi-keinsch regiem leefden, het niet beter hadden dan de Fransche, zoodatde republiek op zich zelf niet voldoende bleek. Van deze opvatting naarde eisch van een „sociale republiek", is slechts één stap, een stap, die inhet in 1879 verschenen eindrapport der onafhankelijke afgevaardigdenwerd gedaan. 1 )

Toenemende De hier geconstateerde radicaliseering blijkt ook uit de ontwikkelingradicaliseering der afzonderlijke organisaties in deze jaren. 2 ) Het algemeene beeld is:

kort na 1870 ontstaat een mutualité; reeds na enkele jaren wordt zij toteen strijdvereeniging, wat veelal met splitsing tusschen de gematigde enradicale elementen gepaard gaat. In 1881 verliest de gematigde bondvan Parijsche handelsbedienden een radicale vleugel; naast de gema-tigde bond in het wagenmakersbedrijf ontstaan omstreeks 1880 uitge-sproken socialistische organisaties voor de verschillende onderdeelenvan deze industrie. De ontwikkeling van mutualité tot strijdvereenigingop socialistisch standpunt vertoonen de bonden der mécaniciens, derfondeurs, der bronsbewerkers, der lithografen enz.

Eerste arbei- Doch het duidelijkst blijkt de geleidelijke overgang naar het bewust-derscongres, antikapitalistische standpunt uit samenstelling en besluiten der opeen-

1876 volgende arbeiderscongressen. Het initiatief tot het eerste congres nade Commune, dat in 1876 te Parijs bijeen kwam, was uitgegaan vaneen radicaal blad naar aanleiding van het vertrek der delegatie naarPhiladelphia. 3 ) De door de overheid getolereerde vakbonden, die zichdoor het verbod van plaatselijke aaneensluiting geïsoleerd voelden, gre-pen deze gelegenheid tot overleg gretig aan.

Het is anti- Het organisatiecomité besloot de politiek van het congres te weren ensocialistisch slechts handarbeiders als afgevaardigden toe te laten. In de vrij duistere

toelichting van deze maatregel — van klassebewustzijn was geen spra-ke; het was integendeel een uiting van gematigdheid, bedoeld ter ge-ruststelling van de overheid ~ schreef het comité, dat de arbeiders nietmeer te maken wilden hebben met „makers van systemen", met lieden,„die de middelen tegen de kwalen, waaraan wij lijden, zochten in theo-rieën en bedenksels, in plaats van te rade te gaan met onze nooden enmet de werkelijkheid." Barberet, wiens aanhangers de groote meerder-heid van het congres vormden, verkreeg slechts met moeite toegang.De toon van oproep en congresdebatten was uiterst gematigd. De enke-le socialistische klank, die als bij toeval in een redevoering te hoorenwas, scheen niet meer dan de laatste echo van een afgesloten periode.„Men moet goed weten," schreef het organisatiecomité, „dat het nietde bedoeling der arbeiders is, hun lot te verbeteren, door anderen teberooven." De herhaalde openlijke afkeuring der Communards nooptede uitgewekenen te Londen, in een brochure, „Les syndicaux et leurcongrès" te protesteeren tegen arbeiders, die „op het graf der vermoor-den.... voor de opgevulde gevangenissen..., om de gunst der bourgeoisievroegen."

Productie- Onder de invloed van de ideeën van Barbaret wees het congres werk-coöperaties

1 ) Weill, t, a. p., bl. 192 vigd., bl. 201 vlgd. en bi. 230. -- 2) Gegeven bij Louis, Mou-vement Syndical, bi. 141 vlgd. ~ 3) Voor dit congres: Pelloutier, t. a. p., bi. 74 vlgd.;Louis, t. a. p., bi. 138; Seignobos, Lavisse deel VIII, bi. 48; Weill, t. a. p., bi. 203vlgd.; en L. Blum. Les congrès ouvriers et socialistes frangais, 1901, bl. 6 vlgd.

30

Page 32: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

stakingen af en verklaarde het, de bevrijding der arbeidersklasse te ver-wachten van de productiecoöperaties. Deze zouden de werkloosheid op-heffen, voldoende ouderdomsvoorziening mogelijk maken, enz. Tegendeze opvatting verzette zich een minderheid onder leiding van de Pa-rijsche afgevaardigde Finance, leider van een groep „positivistische"arbeiders te Parijs, 1 ) die in een geestige rede op het gevaar wees, datdoor deze organisatievorm de energie der arbeiders alleen op onmid-dellijke materieele voordeelen zou worden gericht.Het standpunt der congressisten tegenover staatshulp bij de verhoogingvan het levenspeil was zeer onzeker. Eenerzijds bevatten de rapportentalrijke uitingen van wantrouwen tegenover de staat en ongeloof in debeteekenis van sociale wetten. Anderzijds werden in de resoluties ver-schillende wetten gevraagd; op vrouwen- en kinderarbeid, ter beper-king van de nachtarbeid, enz. Bovendien sprak het congres zich uit voorspeciale arbeidersafgevaardigden in het parlement. Eén ding vroegenallen, zonder onderscheid van richting, van de regeering der republiek,waaraan zij hun trouw betuigden: algeheele vrijheid voor de chambressyndicales, of „syndicats" f het is in deze jaren, dat de tweede termde eerste verdringt. Het congres eischte intrekking van het reeds ge-noemde wetsontwerp-Lockroy, dat nog politie-inmenging in de gestieder syndicats voorzag.Wat verwachtten de afgevaardigden van 1876 van de vakbeweging?Over het algemeen vatten sprekers en rapporten de taak der syndicatszeer uitgebreid op. Men hechtte groote waarde aan de mutualistischeinstellingen voor onderlinge verzekering tegen ziekte enz. De verdedi-ging der arbeidsvoorwaarden werd genoemd, doch niet nadrukkelijkuitgewerkt, terwijl de syndicats vooral als kernen der te vormen pro-ductie-coöperaties werden beschouwd. Bovendien werd, onder invloedvan de „positivisten", veel aandacht gegeven aan het syndicat als mid-delpunt van ontwikkelingsarbeid: de drang naar kennis, de vraag naarmeer en beter onderwijs, traden in deze periode sterk op de voor-grond. Als instrument van sociale omwenteling zag men de vakbewe-ging nog geenszins; van bewuste bestrijding van het kapitalisme alsstelsel was geen sprake.Dit congres gaf de stoot tot de vorming van vele nieuwe syndicats.Stichting van een centrale plaatselijke organisatie te Parijs, waaraan debehoefte sterk werd gevoeld, werd door de regeering wederom belet.Welwerkte in het geheim een commissie van 62 leden, vertegenwoordigersvan de meest onafhankelijke syndicats, die het wetsontwerp-Lockroyonderzocht en een tegenontwerp opstelde. In de omstandigheid, dat ditontwerp nooit bij het parlement is ingezonden, meent Pelloutier, 2 ) m.i.ten onrechte, een uiting van doordringende socialistische beginselente zien, die de commissie zouden hebben doen besluiten, niet aan dewetgeving van de vijandige staat mee te werken. Van groot belang was,dat men algemeen geregelde herhaling der arbeiderscongressen als van--zelfsprekend beschouwde en een commissie benoemde, die in de periodetot het volgend congres de uitvoering der resoluties had te bevorderen.Hiermee was de grondslag gelegd voor een alle Fransche syndicats om-

') G. Moreau, Le Syndicalisme, les mouvements politiques et I'évolution économique,1925, bi. 51. -- 2) t. a. p., bi. 84.

31

Vrijheid vanbeweginggeëischt

Watverwachtmen van desyndicats?

Page 33: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

vattende federatie, die voorloopig nog niet door de regeering zou zijngeduld.

Het socialisme Aan de behandeling van het volgende congres, dat in 1878 te Lyon bij -na de Corn- eengeroepen werd, moet een overzicht van het Fransche socialisme in

mune die jaren vooraf gaan. Het verband tusschen de ontwikkeling van desocialistische beweging en die van de vakbeweging is in de jaren vóór1894 zoo nauw, dat zij niet los van elkander kunnen worden besproken.Het Fransche socialisme leefde na 1870 onder de uitgewekenen inZwitserland en Londen voort. Bij de twisten tusschen de volgelingenvan Bakunin en de aanhangers van Marx, die weldra de splitsing en on-dergang der Eerste Internationale ten gevolge zouden hebben, schaar-den de Franschen zich voor het meerendeel achter Bakunin. 1) Zoowerkte de latere leider der Fransche marxisten, Jules Guesde, in dezejaren in de anarchistische „Fédération jurassienne", 2 ) tezamen metPaul Brousse, 3 ) die naderhand in Londen onder de invloed van Marxzou komen. Niet anders was de ontwikkelingsgang van Benoit Malon,die na zijn terugkeer in Frankrijk het middelpunt van de gematigdegroep der „Socialistes Indépendants" zou worden. Op de congressenvan de anarchistische vleugel der Internationale werden beginselen aan-vaard, o.a. inzake de algemeene werkstaking, die later tot de essentieelebestanddeelen der syndicalistische theorie zouden behooren. 4 ) Voor eenjuist begrip van de toestand in deze jaren moet men rekening houden metde wisselende beteekenis van de term „collectivistes": in 1870 werden deanarchisten om Bakunin met deze benaming aangeduid; omstreeks1878 echter waren het juist de marxisten, die zich „collectivistes"noemden. Op den duur wordt „collectiviste" synoniem met het Hol

-landsche „sociaal-democraat". 5)

Terugkeervan Het was in 1876, dat het socialisme na vijf jaren schijn-dood te zijnGuesde geweest in Frankrijk herleefde. Het is het jaar van de terugkeer van

Guesde en van de stichting van een socialistische organisatie onder destudenten door Gabriel Deville. Van een duidelijk omschreven socialis-tisch program was nog geen sprake. Voorloopig werkten alle anti -kapi-talistische elementen, van de zeer gematigden tot de anarchisten, samen.Guesde kwam naar Frankrijk met het plan, de arbeiders in een marxis-tische organisatie te vereenigen. Hij vond een vakbeweging, die nogjuist op het congres van Parijs haar afkeer van het socialisme had be-tuigd. Haar los te maken van de republikeinen, die haar door moreeleen finantieele steun aan zich hadden trachten te binden, moest heteerste doel van zijn actie worden. In 1877 stichtte hij zijn weekblad, deEgalité, waaraan naast Marx' schoonzoon Paul Lafargue ook anar-chisten medewerkten. Met andere teruggekeerden als Malon en Broussevormden zij in de arbeidersbuurten „studiegroepen". In zijn blad toon-de Guesde weinig waardeering voor de syndicats, die hij vooralnuttig achtte als vooropleiding voor de eigenlijke socialistische strijd.Hij gaf zijn moreele steun aan werkstakingen, doch verklaarde nadruk-

'I Weill, t. a. p., bl. 156. -- 2) Paul Louis, Histoire du Socialisme en France, 1925,bl. 259; te citeeren als: Louis, Socialisme. -- 3) Weill, t. a. p., bl. 215. -- 4) Seignobos,Lavisse, deel VIII, bi. 49. Vgl. H. Roland Holst, Generalstreik und Sozialdemokratie,1906, bi. 22-23. — 5) Vgl. Weill, t. a. p., bl. 214.

wi

Page 34: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

kelijk, dat op die wijze binnen het kapitalisme nooit iets van belang tebereiken zou zijn. In Juli 1878 werd de Egalité verboden, doch op hetarbeiderscongres te Lyon zou blijken, dat Guesde's woord gehoor hadgevonden. i)

De op dit congres vertegenwoordigde organisaties betuigden eerst ingroote meerderheid haar trouw aan de republiek, die zij het vorige jaartijdens de crisis tegen de monarchisten hadden gesteund.') Die meer-derheid bestond ook hier uit aanhangers van Barberet en over het alge-meen verschilden de aangenomen resoluties niet wezenlijk van die van1876. Wel werd bij de behandeling van de taak der syndicats sterkerdan te Parijs de nadruk op het strijdkarakter gelegd.Wat bij een vergelijking der twee congressen vooral treft is, dat bijongeveer gelijke samenstelling zich in deze korte tijd een zoo bewusteen betrekkelijk zoo krachtige socialistische minderheid had gevormd.Haar sprekers konden te Lyon zonder onderbroken te worden warmewoorden aan de Communards, „de martelaren der revolutie", wijden.De Parijsche kleermaker Dupire hield een geheel door Guesde geïnspi-reerde rede tegen de productiecoöperaties. Hij stelde daar tegenoverwat tegenwoordig „socialisatie" wordt genoemd, en wilde het congreszich doen uitspreken voor „het beginsel van maatschappelijk eigendomvan grond en arbeidsmiddelen".Uit de aangenomen resolutie aangaande afzonderlijke arbeiderscandi-daten voor de Kamer zou men zelfs bij oppervlakkige beschouwing ge-neigd zijn af te leiden, dat de Guesdisten ten deze de meerderheid had-den meegekregen. Zij zeide o.a.: „De candidaten zullen zich moetenvastleggen op het door hun comités opgemaakte socialistisch program";er zouden „socialistische couranten" worden gesticht en zelfs wordt determ „socialistische arbeiders-partij" gebruikt. Men moet zich echterdoor het woord „socialisme" niet op een dwaalspoor laten leiden. Debeteekenis van dat woord, immers, is in Frankrijk altijd ruimer en vagergeweest -- en gebleven r-- dan elders. In het congres kwam het verzettegen de resolutie juist van de linkerzijde, van de zich als „collectivis-te" aandienende Ballivet, die in een rede, waarin het geheele antiparle-mentarisme van de latere syndicalisten reeds aanwezig is, elke mede-werking in de organen van de onderdrukkende staat afwees. Juist zijnfelle, revolutionaire taal dreef de gematigde meerderheid tot het steunenvan de resolutie.Zeker is, dat in de debatten te Lyon de aanhangers van de Egalité ophun veelal vrij verwarde tegenstanders een belangrijk propagandistischsucces behaalden.Te Lyon was besloten, ter gelegenheid van de Parijsche wereldtentoon-stelling van dat jaar een internationaal arbeiderscongres bijeen te roe-pen. Dat ging de regeering te ver; zij verbood het congres en devakbeweging wilde niet anders, dan zich bij dit verbod neerleggen.Doch inmiddels had Guesde zich van het organisatiecomité meester ge-maakt. Hij had reeds gedaan gekregen, dat behalve de syndicats ook de

Congres vanLyon,1878

Sterke socia-listische min-

derheid

Arbeiders-candidaten

Guesde'sproces

') Weill, t. a. p., bI. 217 vlgd.; Seignobos. Lavisse deel VIII, bl. 49 vlgd. — 2) Blum,t. a. p., bl. 18 vlgd.; Pelloutier, t. a. p., bl. 85 vlgd.; Weill, t. a. p., bl. 221 vlgd.

33

Page 35: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

studiegroepen zouden worden toegelaten en bewerkte nu, dat het con-gres ondanks het verbod plaats had. De volgende gebeurtenissen wer-den door Guesde op geniale wijze propagandistisch uitgebuit; het con-gres werd uiteengedreven; tegen de organisatoren een vervolging inge-steld. In zijn verdedigingsrede gaf Guesde een bekwame en overtuigen-de samenvatting van zijn marxistisch „collectivisme", die voor de groeien de richting van het Fransche socialisme van groote beteekenis is ge-weest. In drie jaar had Guesde zich onder de Fransche arbeiders zoogroote aanhang weten te verwerven, dat zijn richting op het congresvan Marseille van 1879 reeds de meerderheid zou vormen. 1 )

Het „socialistisch dagblad", „Le Prolétaire", volgens het besluit vanhet congres van Lyon gesticht, werd een verzamelplaats voor alle rich-tingen, die onder de arbeiders aanhang hadden. Guesde voerde daar,en overal elders, waar hij zijn artikelen geplaatst kon krijgen, de propa-ganda voor het marxisme en ontwikkelde in het jaar vóór het congresvan Marseille ook als spreker een geweldige activiteit. 2 ) De talrijkestakingen, die, meestal zonder eenig verband met een syndicat, uitbra-ken, werden voor de collectivistische propaganda gebruikt.

Congres van 20 October 1879 werd te Marseille het derde „arbeiderscongres" na deMarseille, Commune geopend, dat terecht als het keerpunt in de geschiedenis van

1879 de Fransche arbeidersbeweging is beschouwd. 3 ) Het organisatiecomitéwas collectivistisch, wat van groot belang was, daar een dergelijk co-mité door haar „voorwaarden van toelating" de richting van het con-gres wezenlijk kon beïnvloeden. Zoo moet de volledige overwinning dercollectivisten te Marseille niet alleen aan hun groeiende aanhang wor-den toegeschreven, maar ook aan de omstandigheid, dat naast de syn-dicats de „studiegroepen", de collectivistische propagandaclubs, werdentoegelaten. In zijn oproep-circulaire toonde het comité zich zeer revo-lutionair. De agenda-punten waren van geheel andere aard dan die dervorige congressen; ditmaal stond de politiek in het middelpunt. Met vol-doening constateerde het comité, dat het uiteendrijven van het inter-nationaal congres „de proletarische eischen een heel eind vooruitbracht." 4)

De eerste besprekingen gelden het verslag van de commissie, die teLyon benoemd is om de uitvoering der aangenomen resoluties te bevor-deren. Als deze commissie het haar taak noemt, „in deze tusschenlig-gende periode, (n.J. tusschen twee arbeiderscongressen ) , de opvattin-gen der arbeidersklasse te vertegenwoordigen ", 5 ) gaat zij verder danhaar opdrachtgevers hebben bedoeld. Zij loopt daar vooruit op de con-clusie van haar rapport, waar zij aanbeveelt „het oprichten, in Frank-rijk, van een arbeiders-partij ". Want, betoogt zij, „wat op het oogen-blik aan het Fransche proletariaat ontbreekt om tot volle macht te ko-men, dat is samenhang, eenheid..... Buiten de plechtige gelegenheden,zooals deze, die ons nu vereenigt, hebben onze arbeidersorganisatiesniet voldoende onderling verband." s)

1 ) Weill, t. a. p., bl. 223, Blum, t. a. p., bl. 31 vlgd. — 2) Weill, t. a. p., bl. 224 vlgd.3) Voor het congres: Compte rendu du troisième congrès ouvrier de France, Mar-seille 1879; voorts Blum, t. a. p., bl. 33 vlgd.; Weill, t. a. p., bl. 230 vlgd.; Louis,Socialisme, bl. 254; Louis, Mouvement Syndical, bl. 139; Seignobos, Lavisse, deelVIII, bl. 67 vlgd. — 4) Compte rendu, bl. Ven bl. 37. — 5) Idem, bl. 21. ~ °) Compte

34

Page 36: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Deze taak, de stichting van een arbeiderspartij, is door het congres vol- Stichtingbracht; zij heette „Fédération du parti des travailleurs socialistes de la socialistische

France", en was federalistisch opgebouwd uit zes regionale federaties, partij

die hun eigen inrichting hadden te regelen en zelfstandig congressenkonden houden. 1 ) Doel van de partij was: „Het toepassen van de reso-luties van het arbeiderscongres van Marseille en van volgende congres-sen", een omschrijving, die van belang was, zoolang de partij nog geenprogram bezat. 2)

Bij het lezen der debatten treft weer, hoe verschillend de termen „socia-lisme" en „socialistisch" door de sprekers worden opgevat. Het voor-stel van de leider van het organisatiecomité, Lombard, het congres „so-cialistisch" te noemen, kon daarom door allen zonder bezwaar wordenaanvaard. De openingsrede van Lombard was vol toespelingen op degroote Revolutie — een verschijnsel, dat men telkens in de Franschearbeidersbeweging aantreft. Hij verwachtte van het congres een pro-gram voor de „arbeiders-stand", (état ouvrier) , en deze vierde stand zouin de komende revolutie het voorbeeld moeten volgen, dat de derdestand in 1789 gegeven had. 3 ) Het socialisme was voor hem niet andersdan „de verdere ontwikkeling van de groote Revolutie." 4)

Over de beteekenis van de vakbeweging liepen de meeningen veel ver- Waardeeringder uiteen dan vorige malen. Drie stroomingen kunnen daarbij worden van de vak-

onderscheiden. Een minderheid verdedigt het standpunt van Barbe- beweging

ret, 5 ) een andere minderheid verwerpt uit reactie tegen de gematigdeideeën, die tot toen toe in de vakbeweging hadden overheerscht, de ge-heele vakorganisatie; s) de derde groep, tenslotte, op dit congres demeerderheid, ziet voor de syndicats een belangrijke taak weggelegd,maar:.... ondergeschikt aan de politieke partij der arbeiders. Zij zoudenwaardevolle organen van socialistische propaganda kunnen worden. 't)De afgevaardigde Roche, uit Bordeaux, drukt het aldus uit: „De syn-dicats hebben naar mijn meening slechts één rol te vervullen: de haardte vormen voor de revolutionaire idee."$) In de resolutie over de syn-dicats worden deze genoemd „de voorbereidende school voor de kennisder maatschappij." Wonderlijk genoeg wordt tevens gewezen op dewaarde, die zij hebben, daar zij stakingen voorkomen; het congres isradicaler ten opzichte van de politiek dan van de vakbewegingstak-tiek. 9 ) De resolutie legt de syndicats een zware taak op de schoudersop het gebied van de economische statistiek: „zij moeten een kritischestudie maken van de toestand der huidige industrie, vergeleken met dievan vroeger; van de verhouding tusschen productie en consumptie, tus-schen vraag en aanbod van arbeidskrachten enz." De syndicats krijgende raad, mutualistische fondsen in te stellen, terwijl zij bovendien strijdzullen hebben te voeren tegen de wetten, die de vrijheid van organisatieaan banden leggen. 10)

Productie-coöperaties vinden bij de meerderheid nog slechts genade alshulpmiddelen voor de „verbreiding der collectivistische en revolutio-

rendu, bi. 32. — ') Compte rendu, bi. 818. — ') Compte rendu, bi. 816. ~ ') Compterendu, bi. 40. — 4) Compte rendu, bl. 43. -- 5) Zoo de afgevaardigde der timmer-lieden van Marseille. Compte rendu, bi. 269. -- ") Compte rendu, bi. 269 en 523. —7) Compte rendu, bi. 227. ~ 8) Compte rendu bi. 249. — 9) Vgl. Compte rendubi. 516, waar een minderheidsstem, die het staken aanbeveelt. ~ 10) Compte rendu,bi. 806 vlgd.

35

Page 37: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

naire beginselen". Op zich zelf kunnen zij niet anders dan „het lot vaneen klein getal bevoorrechten in geringe mate verbeteren." 1 )

Invloed van Uit redevoeringen van sprekers als Lombard, Fauché, de vertegenwoor-Guesde diger der Parijsche studiegroepen, Tranier uit Toulouse en anderen

blijkt, dat de door Guesde gepropageerde beginselen zijn begrepen enaanvaard. Zij stellen het beginsel van de klassenstrijd in zuiver-marxis-tische termen; zij willen de politieke revolutie om te komen tot „hetmaatschappelijk eigendom met al zijn consequenties." 2 ) Merkwaar-dig is dat Finance, die zich in dit debat als verdediger van het pri-vaatbezit tegenover de collectivisten stelt, zich evengoed „socialist"noemt. 3 ) De resoluties over de agendapunten „de loonverhouding" en„het eigendom" zijn duidelijk onder guesdistische invloed opgesteld. Zijspreken zich uit voor socialisatie van „de kapitalen, de mijnen, de spoor-wegen enz."; en verder nog eens voor: „gemeenschappelijk eigendomvan grond, mineralen, arbeidsmiddelen, grondstoffen ", die als het on-vervreemdbaar eigendom der maatschappij moeten worden behan-deld. ' )Bij het debat over de politieke actie namen slechts enkelen het voor derepublikeinsche partijen op, al gingen niet allen zoo ver als een afge-vaardigde uit Béziers, die Thiers' woord, dat de republiek voor Frank-rijk de eenige mogelijke staatsvorm was, aldus toelichtte: „De republiekis het best geschikt om de republikeinen te worgen." 6 ) Anderen meen-den, dat de nieuwe partij zich met een paar vertegenwoordigers tevre-den zou kunnen stellen, omdat het immers niet de bedoeling was, mede-werking te verleenen aan de staat, doch alleen om op elke mogelijkemanier „sociale agitatie" te voeren. 6 ) Doch de meerderheid wilde uitge-sproken de strijd opnemen ter verovering der politieke macht.

Het karakter De collectivisten konden te Marseille de overwinning behalen, omdat zijvan het con- temidden der algemeene verwarring als gesloten groep optraden en

gres wisten, wat zij wilden. Want verward waren de debatten in hooge ma-te. Wie het verslag van een dergelijk congres doorleest ontkomt nietaan de indruk, dat het ondragelijk vermoeiend moet zijn geweest, dezeeindelooze redevoeringen aan te hooren, waarbij geen probleem vandeze wereld buiten bespreking werd gelaten. De redevoeringen warengrootendeels van te voren opgeschreven, zoodat de sprekers elkaarvoortdurend napraatten of langs elkaar heen spraken. Van belang wa-ren zeker de verslagen over de toestand in verschillende industrieën,waaraan de eerste zittingen werden gewijd. De afgevaardigden, die,bijna steeds na een verontschuldiging over hun gebrek aan kennis enschoolopvoeding, deze rapporten uitbrachten. hebben materiaal verza-meld, dat voor de sociale geschiedenis zijn waarde zal behouden. Eenschildering, als die van leven en arbeidsvoorwaarden der Parijschefiacre-koetsiers, die 19 uur per dag in touw waren en aan een boete-stelsel waren overgeleverd, dat meermalen hun geheele loon deed in-houden, vergeet men niet meer. 7 ) Minder genietbaar zijn de lange his-

1) Tegenbetoog van de barberetistische minderheid, o.a. Compte rendu, bl. 659. —2) Compte rendu, bl. 489 vlgd., bl. 494 vlgd., bl. 602 vlgd. en bl. 612 vlgd. --') Compte rendu, bl. 614 vlgd. — 4) Compte rendu, bl. 811 vlgd. Socialisatie is hierde vertaling van „nationalisation". ~ 5) Compte rendu, bl. 523. ~ 6) Compte rendu,bl. 539. — 7) Compte rendu, bl. 239.

Page 38: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

torische beschouwingen, die ieder afgevaardigde, die zichzelf respec-teert, aan zijn rapport vooraf laat gaan; daar wordt, om één voorbeeldte noemen, gesproken over het gemeenschappelijk grondbezit, dat be-stond bij „de Atheners, de Grieken en de Romeinen," enz.') Ook treftmen zeer eigenaardige economische noties aan: zoo verzet een sprekerzich tegen de onderlinge verzekeringsfondsen der syndicats, omdat hetin die fondsen belegde geld volgens hem aan de circulatie wordt ont-trokken, wat de ontplooiing der industrie belemmert en daardoor dewerkloosheid vergroot. 2 ) Typisch voor de mentaliteit van een deel derFransche arbeiders is, dat een ander eveneens ernstig aangehoordspreker de oplossing der sociale kwestie ziet in „de vorming van kleinewerkplaatsen, waar ieder arbeider voor eigen rekening werkt, omgevendoor zijn gezin." 3 )Van verwarring in die zin, dat de vergaderingen rumoerig zouden zijngeweest, blijkt uit het verslag weinig; dat zou in later jaren veel ergerworden. In de redevoeringen, ook waar zij overdreven-fel schijnen,klint spontaniteit en idealisme; naiviteit ook, als de ingewikkeldstemaatschappelijke problemen met een zeker gemak worden opgelost ofterzijde geschoven. Op de nieuwe klasse-partij, op hun nieuwe strijd-organisatie, bouwden deze arbeiders groote verwachtingen.

Van die verwachtingen zou voorloopig weinig terecht komen. Begrijpe-lijk is de verontwaardiging van een voorstander der zelfstandige vak-beweging als Pelloutier, als hij de gevolgen bespreekt van de afhanke-lijkheid, waarin de politieke leiders de syndicats nu brachten. 4 ) Deprincipieele en persoonlijke twisten, die weldra de jonge partij zoudenverscheuren, moesten ook de actie der vakbeweging verlammen. Zon-der resultaat hadden enkelen te Marseille voor de stichting van eenlandelijke vakcentrale naast de partij gepleit. 5 ) De slotresolutie spoor-de slechts aan tot de vorming van nationale federaties in één bedrijf. 6)

De syndicats moesten genoeg hebben aan de partij, die hen als hulp-troepen dacht te gebruiken. 7 )Slechts de minderheid van Marseille, de barberetistische syndicats, wei-gerden aansluiting bij de partij en vormden daartegenover de „Union deschambres syndicales ouvrières de France", die in 1880 te Le Havre re-vanche zou nemen, doch daarna spoedig te gronde zou gaan. Waar-schijnlijk had Barberet in 1879 nog de meerderheid der syndicats ach-ter zich, maar aan het veldwinnend socialisme moest hij steeds meeraanhangers afstaan en hij verzwakte zijn positie door een regeerings-betrekking te aanvaarden, waardoor hij het de socialistische bladen ge

-makkelijk maakte, wantrouwen tegen zijn bedoelingen te verbreiden. 8 )Intusschen werkte Guesde een marxistisch program uit voor de nieuwepartij, waarmede deze in 1881 voor de kiezers zou komen. De theoreti-sche inleiding werd door Marx opgesteld, die zich echter met de voor

') Compte rendu, bl. 74. — 2) Compte rendu, bl. 272. — 3) Compte rendu, bl. 547. —4) Pelloutier, t. a. p., bl. 93 vlgd. Een dergelijk oordeel Gedenkboek C. G. T., bl. 22en Jouhaux, t. a. p., bl. 58. — 6) Compte rendu, bl. 254 en 279. — °) Compte rendu,bl. 806. — ') Ten onrechte zegt Seignobos, Lavisse VIII, t. a. p., bl. 68, dat te Mar-seille een „fédération de syndicats" in een partij was omgezet; een dergelijke fede-ratie had nog niet bestaan. ~ 8) H. Lagardelle, Le Mouvement ouvrier en France en1892, Mouvement Socialiste 15-12-1908, bl. 443.

Onder devoogdij van

Guesde

Afnemende in.vloed vanBarberet

De marxisti-sche propa-

ganda

37

Page 39: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Fransche toestanden pasklaar gemaakte practische programpuntenniet geheel kon vereenigen. 1) Dit program tot in al zijn onderdeelendoor de Fransche arbeiders te doen aanvaarden, was de moeilijke taak,die Guesde voor zijn verder leven op zich nam. Moeilijk, omdat deresten van oudere „socialistische" systemen, vooral van de anarchisti-sche van Proudhon en Bakunin, die het best bij de Fransche handwer-ker en zijn arbeidsverhoudingen pasten, vast wortel hadden geschotenin het gedachtenleven van het Fransche proletariaat. Toch ben ik over-tuigd, dat een ruimer geest dan Guesde, minder steil en onbuigzaam,minder persoonlijk-hatelijk, beter resultaat zou hebben bereikt, althansminder verdeeldheid en verwarring in de Fransche arbeidersbewegingzou hebben gebracht.Guesde's program werd door het regionaal congres van Parijs, waar deanarchist Jean Grave met de socialisten van verschillende schakeeringnog broederlijk samenwerkte, aanvaard. 2 ) Het verzet kwam van debarberetisten, bij monde van de afgevaardigde van Le Hávre, waar inhet najaar het vierde nationale congres plaats zou hebben. Het programeischte wettelijke maatregelen o.a. voor de achturendag, een wekelijk-sche rustdag en officieel vastgesteld minimumloon. Pelloutier heeft ditberoep op de wetgever gehoond; ten onrechte, want deze eischen pas-sen volkomen in de guesdistische gedachtengang en beteekent daargeen compromis met de tegenstander. 3 ) Juist is de opmerking van Pel

-loutier, dat voor Guesde en de zijnen de syndicats ondergeschikt wa-ren aan de politieke partij en het is begrijpelijk, dat de syndicats op denduur voor die positie weinig bleken te voelen. 4 )

Het congres In het organisatiecomité voor het congres van Le Hávre hadden devan Le Havre, aanhangers van Barberet de meerderheid. Zooals het comité te Mar-

1880 seille voor een collectivistische meerderheid had gezorgd, verschaftemen in Le Havre door een eenvoudige maatregel de meerderheid aande gematigden; afgevaardigden van vereenigingen met minder dan 25leden zouden niet worden toegelaten. Daarmede werd een groot aantalcollectivisten, vertegenwoordigers van kleine studie-groepen, buiten dedeur gehouden. 6 ) Kort tevoren hadden de gewestelijke congressen vanBordeaux en Lille zich nadrukkelijk van de revolutionaire resoluties vanMarseille losgemaakt. e)

Splitsing tus- De collectivisten kwamen nu in Le Havre in een ander lokaal bijeen enschen gues- de splitsing tusschen beide richtingen was hiermede definitief. Ook on-

disten en bar- der Guesde's nogg g meeningsverschillen.en heerschten grootein sverschillen.beretistea De anarchisten hadden ditmaal zoo'n invloed, dat het program vanGuesde wel werd aanvaard, doch tevens werd besloten, in 1881 vooréén keer aan de verkiezingen deel te nemen en, als de partij dan geensucces zou hebben, zich voortaan slechts aan „revolutionaire actie" tewijden. Op het congres van de barberetisten was het Auguste Keufer, debekwame leider der typografenorganisatie, die antiparlementaire klan-ken deed hooren en de syndicats aanspoorde, zich, los van alle politiekepartijen, slechts met de actie voor betere arbeidsvoorwaarden bezig te

') F. Mehring, Karl Marx, Ode druk, 1923, bl. 528. — 2) Blum, t, a. p., bl. 55 vlgd.-- 3) Pelloutier, t. a. p., bl. 93 vlgd. — 4) Voor het program, Louis, Socialisme, t. a. p.,bl. 261 vlgd. — 5) Blum, t. a. p., bl. 59 vlgd.: Weill, t. a. p., bi. 234. — ') Blum, t. a. p.,bl. 58. Seignobos, Lavisse deel VIII, t. a. p., bl. 70.

38

Page 40: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

houden. Als Keufer dertig jaar later, 1 ) zijn optreden te Le Havre me-moreert, voegt hij er aan toe, dat het de eerste maal was, dat in eenFransch arbeiderscongres het anti-parlementarisme werd verdedigd. Ditis geheel onjuist; de anti-parlementaire rede van Ballivet te Lyon in1876 heb ik reeds gememoreerd; dergelijke uitingen zijn in de verslagenvan alle Fransche arbeiderscongressen te vinden. Bij de groote invloedvan Proudhon is ook niet anders te verwachten.De federatie der barberetisten hield de twee volgende jaren nog con- Stand van de

gressen met een afnemend aantal deelnemers; daarna hield zij op te be- vakbeweging

staan. 2 ) Deze gang van zaken bewijst, hoe gevaarlijk het is uit een toe-vallige congresmeerderheid conclusies te trekken voor de sterkte derrichtingen. Marseille had van de kracht der collectivisten een geflatteerdbeeld gegeven; Le Havre scheen een uiting van barberetistische macht,die reeds niet meer bestond. Wel bleven er ook in de volgende jaren tal-rijke gematigde syndicats, die zich van de collectivistische partij, weldrapartijen, verre hielden. De geleidelijke groei der vakbeweging hield indeze jaren aan. Het ontbreken van een landelijke centrale van eenig be-lang zou ten onrechte de indruk vestigen, dat er geen vakbeweging vanbelang bestond. Zoo sloten zich in 1882 een aantal syndicats in hetvijfde arrondissement in Parijs aaneen tot een bond, die allen wilde om-vatten, die, los van de politiek, „de bevrijding der arbeiders door dearbeiders zelf" beoogden. 3 ) Als de guesdisten in 1886 naast hun partijeen eigen vakcentrale stichten, is dat vooral, omdat zij beseffen, dat hetgrootste deel der syndicats aan hun greep ontsnapt.Een nauwkeurig antwoord op de vraag, hoeveel syndicats en hoeveelgeorganiseerden Frankrijk in deze periode telde, is niet te verkrijgen.Pelloutier, ongetwijfeld één der best-geïnformeerden, deelt mede, dater in 1875, ondanks de toen nog streng toegepaste beperkende wette-lijke bepalingen, 135 vakbonden bestonden; een ledental noemt hijniet. 4 ) In 1879 wordt te Marseille medegedeeld, dat er in Parijs enbanlieu 87 syndicats bestaan, terwijl een spreker uit Lyon zegt: Dewetgeving tegen de vakbeweging is niet gevaarlijk; ziet slechts om uheen, hoe snel de vakbeweging groeit! a) In 1881 schat een parlemen-tair rapport het aantal syndicats op 500 en het aantal georganiseerdearbeiders op 60.000. 0)

Verschillende belangrijke nationale federaties zijn reeds vóór 1884 ont~ Groei ; ook

staan. Die van de hoedenmakers dateert van 1879; zij hield sedert 1881 vóór 1884

haar congressen en telde in 1884 al 4000 leden. De typografen her-stelden hun federatie, na vroegere mislukte pogingen, in 1881; het

') In de Mouvement Socialiste, April 1910, bi. 263. — ') Weill, t. a. p., bi. 252. --') Jouhaux, t. a. p., bi. 61; Gedenkboek C. G. T., bl. 23 vlgd., waar nog andereanaloge verschijnselen worden genoemd. Voor deze beide boeken is blijkbaar grooten-deels hetzelfde materiaal gebruikt. — 4) Pelloutier, t. a. p., bl. 73. — 5) Compte rendu,bi. 51 en bi. 230. Dit cijfer voor Parijs lijkt mij uit een betrouwbaarder bron af-komstig, dan het getal 112 a 117 voor 1878, door Moreau ontleend aan een Duitschboek van Lexis; Moreau, t. a. p., bl. 258. — ') Louis, Mouvement Syndical, t. a. p.,bl. 46. De cijfers, die Seignobos, Lavisse, deel VIII, geeft, zijn onbegrijpelijk. Hijvermeldt eerst voor 1884 slechts 246 syndicats, (t. a. p., bl. 104); later voor hetzelfdejaar slechts 68 syndicats, (t. a. p., bl. 467). Dit laatste cijfer kan slechts de enkelesyndicats omvatten, die nog in 1884 aan de bepalingen van de nieuwe wet van datjaar hebben voldaan. Het is wonderlijk, dat Moreau, in zijn uitvoerige beschouwingenover de omvang van de vakbeweging, t. a. p., bi. 257 vlgd., overigens even verwardals verwarrend, niet van deze voor de hand liggende verklaring rept.

39

Page 41: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

volgend jaar was haar ledental van 3679 tot 5946 gestegen. Deze Fé-dération du Livre zou de hechtste Fransche vakorganisatie worden enmet haar centralistische organisatievorm en verzet tegen de syndicalis-tische ideeën een eigen rol in de ontwikkeling der Fransche vakbewe-ging spelen; haar leider was de reeds genoemde Keufer. Een timmer

-liedenfederatie bestond sedert 1880; die van de mijnwerkers definitiefsedert 1883. De volgende jaren zette deze ontwikkeling zich in versneldtempo voort. 1) Dat deze federaties ook vóór 1884 normaal functioneer-den bewijst. hoe ver de regeering met het tolereeren der bij de wet nogsteeds verboden vakvereenigingen ging.

De blanquis- De terugkeer der uitgeweken Communards in 1879 en 1880 bracht deten socialistische beweging nieuwe leiders, doch vooral grooter verdeeld-

heid. 2 ) De „blanquistes", zich om den ouden Blanqui scharend, hiel-den zich van de aanvang af apart. Hun partij, meestal aangeduid als„comité révolutionnaire central", 3 ) had haar grootste aanhang in Parijs.Na de dood van Blanqui in 1881 nam Vaillant de leiding over. Mede on-der zijn invloed veranderde deze strooming van karakter. De oudeideeën, als het geloof in de wondermacht van een staatsgreep, het sa-menwerken met revolutionaire elementen uit de bourgeoisie — dit prin-cipe deed Blanqui de klassenstrijd verwerpen —, typische voortzettingvan de jacobinistische traditie der groote Revolutie, maakten langzamer-hand plaats voor meer modern socialisme. 4 ) De groep behield het uit-sluitend geloof in revolutionaire middelen, het communistisch einddoelen het atheïsme. In overeenstemming met het milieu, waarin zij hun aan-hang hadden, behielden de blanquisten hun federalistische organisatie-vorm en stelden de eisch van volkomen autonomie voor de verschillendemaatschappelijke organen. Autonomie, óók voor de vakbeweging, die zijin tegenstelling tot Guesde als een onafhankelijk organisme naast depolitieke partij wenschten. b) Deze laatste opvatting geeft hun een plaatsin de zeer gemengde Ahnengalerie van het syndicalisme.Het grootste deel der teruggekeerden sloot zich aan bij de partij vanGuesde.

Splitsingen in De volslagen mislukking van haar optreden bij de verkiezingen vanGuesde'spartij 1881 had de sluimerende verdeeldheid doen uitbreken; de anarchisten

hadden zich uit de collectivistische partij teruggetrokken. Op het con-gres van 1881, te Reims, kreeg Guesde te kampen met een nog gevaar-lijker oppositie van rechts, die over de meerderheid der mandaten bleekte beschikken. Zij eischte, onder leiding van Brousse, een wijziging derpartijorganisatie, waardoor aan Guesde de centrale leiding zou wordenontnomen. Zij wilde iedere afdeeling vrij laten, bij verkiezingen een aanplaatselijke omstandigheden aangepast program voor het marxistischpartijprogram in de plaats te stellen. Tot splitsing kwam het te Reimsnog niet, doch in het volgend jaar werd het debat in de partijpers voort-gezet. Tegenover Guesde, die zich slechts door het beginsel van de onver-zoenlijke klassenstrijd wilde laten leiden, stelde Brousse zijn gematigde

1) Louis, Mouvement Syndical, bl. 151 vlgd.; Gedenkboek C. G. T., t. a. p., bl. 24. ~2) Voor het volgende Weill, t. a. p. bl. 235 vlgd. — 3) De officieele naam was: „Partisocialiste révolutionnaire". -- 4) K. Kautsky, Republik und Sozial-demokratie in Frank-reich, Die Neue Zeit 1904--1905, I, bl. 474. — 5) Vgl. Lagardelle, in MouvementSocialiste, 1 Oct. 1905, bl. 256.

Page 42: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

politiek: streven naar directe, practische hervormingen, rekening hou-den met de gegeven mogelijkheden — zijn aanhangers zouden weldra„possibilistes" worden genoemd. Stond Brousse op dit punt tegenoverde blanquisten, met hen had hij het streven naar een groote autonomievoor de afzonderlijke vormen van arbeidersorganisatie gemeen. Ook hijeischte voor de vakbeweging een gelijkwaardige positie naast de poli-tieke partij; Lagardelle kenschetst deze strooming zelfs als „syndicaal,maar niet syndicalistisch." 1 )

Op het congres van Saint-Etienne, 1882, bleek de breuk tusschen Gues-de en Brousse onvermijdelijk. Na bij enkele stemmingen in de minder-heid te zijn gebleven, verlieten de guesdisten het congres en vereenigdenzich in een afzonderlijke bijeenkomst te Roanne. 2) Zij behielden denaam „parti ouvrier", terwijl de partij van Brousse, die te Saint-Etiennewerd geconstitueerd op den duur „Fédération des travailleurs socialis-tes" zou heeten. Geen van beide organisaties slaagde er voorloopig in,vat op de breede massa te krijgen, wat vooral bij de verkiezingen zoublijken. Voor het Fransche socialisme begonnen jaren van verlammendepartijversnippering, waarbij de persoonlijke veeten tusschen de leiderseen heel groote rol speelden.De syndicats, die in 1882 nog bij de partij van Guesde waren aangeslo-ten, werden door de partijtwisten uiteen geslagen. De concurreerendepolitieke groepen bleven naar de gunst der vakbeweging dingen. Hetpossibilistisch congres van 1883 legde de leden der partij de verplich-ting op, zich bij de in hun vak bestaande syndicats aan te sluiten. Hetguesdistisch congres van 1884 bleef niet achter en spoorde de ledenaan, de oprichting van landelijke federaties in hun vak te bevorderen.Tijdens dit congres werden de grondslagen gelegd voor de federatieder textielarbeiders en voor die der glasbewerkers. 3)

De debatten in de Kamer van Afgevaardigden over het reeds genoemdewetsontwerp-Lockroy leidden in 1881 tot de aanneming van een wets-ontwerp, waarbij aan de vakbeweging vrijwel volledige bewegingsvrij-heid werd toegestaan. Het ontwerp deelde het lot van zoovele pogingentot sociale wetgeving in Frankrijk: het werd door de Senaat zoodaniggewijzigd, dat het een groot deel van zijn beteekenis verloor. In 1883nam minister Waldeck Rousseau de zaak weer ter hand; hij slaagdeerin, de Senaat, die aanvankelijk overwegende bezwaren had geuit te-gen aaneensluiting van arbeiders uit verschillende vakken, te overtui-gen, en op 21 Maart 1884 kon de „Wet op de vakvereenigingen" wor-den afgekondigd. 4 )

De wet-Le Chapelier van 1791 werd opgeheven; de bepalingen van deCode Pénal tegen vereenigingen van meer dan 20 leden zouden voort-aan niet gelden voor de vakvereenigingen; het stakingsrecht werd uit

-gebreid. 5 ) Volgens artikel 3 mochten de syndicats zich alleen bezig hou-den met de bestudeering en verdediging van de materieele belangen op

1) Lagardelle in de Mouvement Socialiste van 1 Oct. 1905, bi. 254. -- ') Blum, t. a. p.,bl. 72 vlgd.; Weill, t. a. p., bi. 242 vlgd.; Seignobos, Lavisse deel VIII, bi. 98. —3) Blum, t. a. p., bI. 89 en 93. -- 4) Weill, t. a. p., bi. 253 vlgd.; Louis, MouvementSyndical, bl. 46 vlgd.; E. Martin Saint-Léon, Histoire des corporations de métiers, bi.659 vlgd. — 5) De tekst van de wet en de opgeheven bepalingen bij Pelloutier, t. a. p.,bi. 265 vlgd.

De splitsingwerkt door inde vakbewe-

ging

De wet van1884

Inhoud vande wet

41

Page 43: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

het gebied van industrie, handel en landbouw. Artikel 4 bepaalde. datde statuten en de namen der bestuurders bij het gemeentebestuur moes-

ten worden gedeponeerd; deze bepaling veroorzaakte bij de georgani-seerde arbeiders sterk wantrouwen tegen de wet. Zij vreesden, dat hetde bedoeling was, op deze wijze aan de patroons de namen van de lei-ders, — de „militants" f in handen te spelen. Artikel 5 gaf de syn-dicats het recht, zich onderling aaneen te sluiten.

De bedoeling In een circulaire aan de prefecten van Augustus 1884 betoogt de mi-van Waldeck nister, dat met de opheffing van de beperkende bepalingen de taak van

Rousseau de overheid op dit gebied niet is volbracht. De prefecten zijn verplicht„de ontwikkeling van de vereenigingsdrang onder de arbeiders te be-vorderen. — Dit is, zegt de circulaire, het doel van de wetgever geweest,omdat een syndicat is „minder een strijdmiddel, dan een middel totstoffelijke, zedelijke en intellectueele vooruitgang." Andere naties „heb-ben de bloei van hun handel, industrie en landbouw voor een groot deelaan de levenskracht van deze organen, (n.l. de syndicats), te danken."Frankrijk moet dit voorbeeld volgen. „Vol vertrouwen in de zoo her-haaldelijk gebleken bezonnenheid der arbeiders" heeft de regeering zichniet laten weerhouden door het denkbeeldig gevaar van „een tegen demaatschappij gekeerde vereeniging van alle arbeiders." 1 )Deze circulaire bewijst, dat Waldeck Rousseau verwachtte, door mid-del van zijn wet de vakbeweging in gematigde banen te kunnen hou-den. In een periode, waarin het socialisme niet zonder succes trachttezijn invloed in de arbeidersklasse, en in de vakbeweging in het bijzon-der, uit te breiden, scheen deze politiek voor de linkervleugel der repu-blikeinen aangewezen. 2 ) Van dit politiek standpunt beschouwd, is dewet een mislukking gebleken. De verbreiding der socialistische ideeënhad na 1884 met grooter snelheid voortgang; de gematigde vakbewe-ging van de richting-Barberet, (de arbeiders met de „zoo herhaaldelijkgebleken bezonnenheid"), verkwijnde meer en meer. De mogelijkheid,een alle syndicats omvattende organisatie te stichten, zou juist de revo~lutionairen ten goede komen. Het is begrijpelijk, dat Ch. Franck, eentegenstander van het syndicalisme, slechts hoon over heeft voor de toe-komstdroomen, die Waldeck Rousseau in 1884 voor oogen zweef den. 3)

Wantrouwen Anderzijds is het duidelijk, dat een wet, die zoo uitgesproken de be-bil de syndi- doeling had, de door alle socialistisch voelenden verafschuwde „sociale

cats vrede" te bewaren, bij de syndicats op wantrouwen moest stuiten. Bijhun bezwaren tegen artikel 4 kwam hun eisch, dat de wet maatregelenzou bevatten tegen de patroons, die zouden weigeren de syndicats teerkennen en de militants zouden blijven vervolgen. Zij beschouwdende wet als een uiting van „wantrouwen" tegen de arbeiders. 4 ) De pos

-sibilisten, over het algemeen geneigd, een werkelijke verbetering dank-baar te aanvaarden, raadden op hun congres van 1884 de syndicatsaan, zich tegen de wet te blijven verzetten. 5 ) Inderdaad weigerde degroote meerderheid, aan de bepalingen van artikel 4 te voldoen. Zeer felwas de kritiek op het vakvereenigingscongres van Lyon van 1886. De

1) Pelloutier, t. a. p., bl. 270 vlgd. — 2) Vgl. Emile Bourgeois, in de Cambridge Mo-dern History, XII, bl. 124; Sorel, Matériaux, t. a. p., bl. 224, noemt het een wet „vanrepublikeinsche verdediging". ~ 3) Ch. Franck, Les Bourses du Travail et la C. G.T.,1910, bl. 10 en 385. ~ 4) M. Moutet: Réforme de la loi sur les syndicats, Mouve-ment Socialiste, 15-3-1900, bl. 337. ~ 5) Blum, t. a. p., bl. 97.

W

Page 44: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

bestuurders, die de door artikel 4 geëischte opgave hadden verstrekt,werden „lafaards" genoemd. 1 ) Tijdens de uitvoerige debatten, 2 ) stel-den de gematigden voor, op verbeteringen in de wet aan te dringen.doch de resolutie van de revolutionair Dumay, waarin zij als een aan-slag op de vakbeweging werd gebrandmerkt en afgewezen, kreeg 74van de 110 stemmen. 3 ) Dumay kon er op wijzen, dat voldoening aande eischen van artikel 4 ook in het geheel niet noodig was, daar het Pa-rijsche gemeentebestuur voor een tentoonstelling officieel subsidie hadgegeven aan 70 syndicats, waarvan slechts 3 aan de bepalingen vanartikel 4 hadden voldaan. 4)

In de practijk bleek het wantrouwen tegen de wet bij de syndicats evenongegrond, als het vertrouwen, dat Waldeck Rousseau in haar mati-gende werking had gesteld. Nog tal van jaren zouden er syndicats blij-ven, die weigerden aan de gewraakte verplichtingen te voldoen; 5 ) maarlangzamerhand kwamen zij de één na de ander op hun afwijzend stand-punt terug. De gevaren, die men in de wet had meenen te ontdekken,bleken niet te bestaan. e) Pelloutier, de geestelijke vader van het in-transigente syndicalisme, geeft in zijn in 1901 verschenen boek de raad,zich rustig aan de bepalingen van de wet van 1884 te onderwerpen. 7 )

Aan de vervolgingen tegen de syndicats heeft de wet van 1884 geeneinde gemaakt. Als de overheid het noodig achtte, op te treden, vondzij daarvoor de benoodigde wettelijke bepalingen, ook als het ging te-gen organisaties, die wel aan de wet van 1884 hadden voldaan. 8)

Hoe groot was de beteekenis der wet voor de groei der Fransche vak- De beteekenis

beweging? Paul Louis ontkent, dat zij hiervoor van belang was: „De van d1e8t

wet van 1884 heeft zich er toe bepaald, een feitelijke toestand te sanc-tioneeren, die niet meer ongedaan te maken was." 9 ) Daarentegenmeent Gottsched, dat de vakbeweging in 1884 het onder de bestaandewetgeving bereikbaar maximum had bereikt en door de wet over hetdoode punt is heengeholpen. Y0 ) M.i. heeft de wet van 1884 hierdoorgroote beteekenis gehad, dat zij de syndicats de mogelijkheid gaf, zichplaatselijk en landelijk aaneen te sluiten. Terecht betoogt Louis, dat hetaantal vakbonden ook vóór de wet groeide; daar had een ontwikkelingplaats, die niet te stuiten was. Maar de geïsoleerde syndicats misten degelegenheid, elkaar materieel te steunen, ervaringen uit te wisselen enorganen te stichten, die boven de kracht van een enkel syndicat uit-gingen. In deze behoefte konden de nationale federaties in één vak,die de laatste jaren vóór 1884 werden geduld, slechts ten deele voor-zien. En vooral: nu eerst was er aanleiding, zich als organisatie, dieopenstond voor alle arbeiders, in te laten met kwesties, die de arbei-dersklasse-als-geheel raakten. Een alleenstaand syndicat komt niet tothet vormen van plannen voor de verandering der geheele maatschappe-lijke productie; voor een organisatie, echter, die zich de vertegenwoor-digster van alle arbeiders in het land voelt, ligt het vormen van derge-lijke plannen voor de hand.Het lijkt mij om deze reden juist, dat het Gedenkboek der C.G.T. 11 )

1 ) Compte rendu, congres-Lyon-1886, bi. 53. — 2) Compte rendu, idem, bl. 89 vlgd.— ') Idem, bI. 354. -- 4) Idem, bi. 350. ~ 5) Zie bijv. Compte rendu, C. G. T., Parijs,1900, bi. 21. ~ ") Louis, Mouvement Syndical, bi. 155. — 7) Pelloutier, t. a. p., bi.139. -- 8) Voorbeelden bij Louis, Mouvement Syndical, bi. 55 vlgd. -- °) Idem, b].133. — 10) Gottsched, t. a. p., bi. 24. ~ ") t. a. p., bi. 25.

43

Page 45: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gunstiger over de resultaten der wet oordeelt dan Louis. De schrijvervan dit boek wijst tevens op de moreele voldoening, die de wettelijkeerkenning de syndicats schonk. En in de bij uitstek revolutionair gere-digeerde Voix du Peuple, het orgaan der C.G.T., lezen wij zelfs in 1901de volgende passage: „De wet van 1884 heeft, hoewel niet geheel voldoening gevend aan de georganiseerde arbeiders, zeer krachtig bijge-dragen tot het ontstaan en de ontwikkeling van een groot aantal syn-dicats." 1)

') La Voix du Peuple, 17.2-1901.

44

Page 46: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK III.

DE ZEGETOCHTVAN DE ALGEMEENS WERKSTAKING

1884--1894

barberetistische syndicats van Lyon organiseerden in 1886 Congres vaneen vakvereenigingscongres, bedoeld als mobilisatie der ge- Lyon,1886De

matigde elementen tegen de veld winnende socialistische pro-paganda. 1) Van de hun welgezinde regeering, departemen-taal- en gemeente-bestuur ontvingen zij een ruime subsidie. 2)

Het initiatief was uitgegaan van de textielarbeiders te Lyon, die na eenverloren staking in 1885 sterk de behoefte gevoelden, uit hun isolementte worden verlost; punt één van de agenda luidde: „Plan voor een fe-deratie van alle vakbonden." 3)

Zóóvelen gaven aan de oproep van de congrescommissie gehoor, dat de Socialistische

gematigde organisatoren op de achtergrond werden gedrongen door meerderheid

de revolutionair-socialistische elementen. De congresoproep was ge-steld in zeer gematigde termen, die aan de toon van het congres van1876 deden denken; hij beriep zich met dankbaarheid op de wet van1884, die door het congres zelf zou worden afgewezen. 4 )Het congres van 1879 had geleid tot de stichting van een politieke De eerste vak.

partij onder guesdistische leiding. In 1886 kwam de „nationale fede- centrale

ratie" van de Fransche vakvereenigingen tot stand, die de Guesdistenook aan hun partij zouden weten te binden. Gesteund door de possibi-listische afgevaardigden behaalden zij een volkomen overwinning ophun barberetistische tegenstanders, die, nu zij in de minderheid waren,uitstel pleitten en bij monde van Delahaye een commissie vroegen, diede bestaansmogelijkheid van een nationale federatie eerst zou bestudee-ren. Van die zijde werden de bezwaren breed uitgemeten: het zou nietmogelijk zijn, de contributies binnen te krijgen; het meerendeel der syn-dicats zou zich afzijdig houden; er moest voorloopig een proef wordengenomen met een enkele departementale federatie, enz. 5 ) Doch de hef-tigste redevoeringen van de socialisten, die opkwamen voor „de fede-ratie-nu!", hadden het grootste succes. s) Heppenheimer riep op tot on-verbiddelijke strijd tegen de heerschers: laat het overwinnende prole-tariaat geen medelijden hebben „met hen, die geen medelijden met hetvolk hebben getoond, toen het overwonnen was" (Commune!). De doorhem voorgestelde resolutie, die stichting van een vak-centrale insloot,

1 ) Blum, t. a. p., II, bi. 102, geeft een andere lezing van het tot stand komen van hetcongres, die in het congresverslag geen bevestiging vindt. Pelloutier geeft, t. a. p., opbi. 128 de juiste lezing, doch stelt op bi. 106 van hetzelfde boek het congres als eencomplot van de machtbeluste guesdisten voor. Waarschijnlijk wreekt zich hier hetposthume karakter van Pelloutier's boek. — 1) Compte rendu officiel, Lyon, 1886, bl. 13vlgd. Verder voor dit congres: Blum, t. a. p. bi. 103 vlgd; Weill, t. a. p., bi. 264;Pelloutier, t. a. p., bl. 106 vlgd. en bi. 128; Humbert. t. a. p., bi. 13 vlgd.; Lagar-delle, le Mouvement ouvrier en France en 1892, Mouvement Socialiste, 15-12-1908,bi. 444 vlgd. ~ 3) Compte rendu, bi. 12. — 4) Compte rendu, bI. 11. — 5) Compterendu, bi. 41 vlgd., bi. 89, bl. 49 en bi. 58. ~ 6) Compte rendu, bi. 45.

Page 47: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Revolutionai-re besluiten

De organisatieder vakcen-

trale

Voorloopigemislukking

In de schaduwvan de Parti

Ouvrier

werd met 90 tegen 15 stemmen aangenomen. Zij verklaarde, dat denieuwe federatie niet voor de verdediging der arbeidsvoorwaarden zouopkomen, maar offensief zou optreden; zij zou zijn de zuster van allebestaande socialistische organisaties; (in de practijk zou zij bij de gues-distische zuster inwonen!); afgewezen werd „iedere arbeidersorganisa-tie, die niet doordrongen is van de klassentegenstelling." 1 )

Teekenend voor de onverzoenlijke stemming der meerderheid was ookde resolutie, waarin het in de Kamer voorgestelde wetsontwerp tot in-stelling van een „Hooge Raad van Arbeid" werd afgewezen; geen so-ciale vrede! Een amendement, strekkende om in de resolutie over de„Verhouding tusschen kapitaal en arbeid" de wenschelijkheid van on-derhandelingen met de patroons te doen uitspreken, werd met bijna al-gemeene stemmen verworpen. In deze resolutie treffen wij eerst eenblanquistische reminiscens aan: tot de strijd tegen het kapitaal wordenopgeroepen, „allen, die voortbrengen, met inbegrip van de kleine pa-troons"; de resolutie wil „socialisatie van de productiemiddelen". dieechter niet langs geleidelijke weg te verwezenlijken is: „Of gij het wiltof niet, broeders van de arbeid, het lot laat ons slechts één oplossing, zijis gelegen in de revolutie." 2 ) Na de driekleur te hebben verscheurd omer roode vlaggen van te maken, ging het congres uiteen met de kreet:Leve de sociale revolutie. 3)

De organisatie van de nieuwe federatie was grootsch opgezet. 4 ) Desyndicats uit één stad zouden een plaatselijke raad vormen; regionaleraden zouden enkele departementen vereenigen, terwijl de leiding derfederatie aan een „algemeene syndicale commissie" zou komen. Driecommissies werden ingesteld: één voor de propaganda; één voor het or-gaan; één voor de statistiek, die alle gegevens over het economisch levenin Frankrijk moest verzamelen om de salarispolitiek der vakbewegingeen hechte grondslag te verschaffen.Van dit alles is heel weinig terecht gekomen. Reeds het congres van hetvolgend jaar te Montlucon wijzigde de organisatievorm; de regionaleraden, waarvoor noch een taak, noch personen aanwezig waren, wer-den afgeschaft. 5 ) Ernstiger was, dat de federatie evenmin in staatbleek, levenskrachtige plaatselijke organisaties te stichten. En wat dedrie commissies betreft: de guesdistische organisator van het congres,Dormoy, beschreef nog eens uitvoerig het geweldige werk, dat door devakbeweging op het gebied der economische statistiek kon worden ver

-richt. 6 ) Doch Pelloutier schrijft in zijn fel requisitoir tegen deze gues-distische federatie, 7 ) dat de commissie voor de statistiek nooit iets vanzich heeft laten hooren; het was trouwens voor een met ongeschooldekrachten werkende jonge organisatie een onmogelijke opgaaf. Het or-gaan, zegt Pelloutier, bevatte nooit iets van belang en de commissie voorde propaganda is nooit bijeen gekomen. De statuten bepaalden, dat sta-kingen zouden worden gesteund, als de kas het toeliet; „de kas liet hetnooit toe," schrijft Pelloutier.De jaarlijksche congressen, slecht bezocht, en grootendeels samenge-

') Compte rendu, bl. 344. — 2) Compte rendu, bl. 374. -- 3) Compte rendu, bl. 378en 381. — 4) Compte rendu, bl. 345. Vgl. Franck, t. a. p., bl. 214 vlgd.; Louis, Mou-vement Syndical, bl. 233 vlgd. — 5) Blum, t. a. p. bl. 108. -- e) Humbert, t. a. p., bi.17. -- 7) Pelloutier, t. a. p., bl. 108 vlgd.

Mi

Page 48: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

steld uit personen, die in de eerste plaats een rol speelden in de politiekepropaganda van de parti ouvrier, konden het gebrek aan samenhangtusschen de onderdeelen der federatie niet opheffen. Meestal werd, on-middellijk na de sluiting, in dezelfde plaats het jaarlijksch congres vande parti ouvrier gehouden. De arbeiders, die tot één der andere socia-listische richtingen behoorden, werden zoo van toetreding tot de bij deguesdistische federatie aangesloten syndicats afgehouden. Bovendien,zegt Pelloutier terecht: bij deze guesdisten ontbrak het ware geloof inde noodzakelijkheid van een krachtige vakactie.Het congres van 1888 was te Bordeaux belegd, doch moest na eenvechtpartij met de politie over een roode vlag naar het naburige plaatsjeLe Bouscat worden verplaatst, waar het gemeentehuis ter beschikkingvan de afgevaardigden werd gesteld. Hier kwam, na vluchtige discus-sie, een resolutie tot stand, waarin de algemeene werkstaking als strijd-middel werd aanvaard. Zij was voorgesteld door Tortelier, een schrijn-werker, leidende figuur uit de anarchistische beweging onder de Parij-sche arbeiders in de luxe-industrieën, die zichzelf, en daarmee de alge

-meene staking, op dit congres had weten binnen te smokkelen. Het be-sluit trok nog weinig de aandacht. Binnen enkele jaren zou de alge

-meene werkstaking in de Fransche vakbeweging het brandende vraag-stuk zijn en juist door de guesdisten bestreden worden. 1 )

Latere schrijvers hebben zonder uitzondering, naar het voorbeeld vanPelloutier, aan de guesdisten de schuld gegeven van de zwakheid dezerfederatie. Zij zouden de syndicats ter versterking van hun politieke po-sitie hebben misbruikt. Waarschijnlijk moet het gemis aan werfkrachtder federatie meer als een indirect gevolg van haar nauwe verbindingmet de parti ouvrier worden beschouwd. Deze partij had slechts in be-paalde streken onder de arbeiders vaste voet gekregen. De aanhangersvan de andere socialistische richtingen en de talrijke niet-socialistenhielden zich verre van de guesdistische syndicats. In de acht jaren, datdeze federatie naar buiten de Fransche vakbeweging scheen te verte-genwoordigen, bleef steeds een veel grooter aantal syndicats los vanelk federatief verband.Daarom juist is de periodieke indeeling, die door enkele schrijvers inde geschiedenis der Fransche vakbeweging is gemaakt, slechts ondervoorbehoud te aanvaarden. Lagardelle laat de periode van het ,,corpo-ratieve type", (het barberetistische type) , loopen van 1872 tot 1880; van1880 tot 1892 zou het „politieke type" hebben overheerscht, om gevolgdte worden door het zuivere „syndicalistische type." 2 ) Gottsched geeft1885 als tijdstip van overgang van de pure vakstrijd naar een meer re-vojutionaire periode. 3 ) Zoowel 1880 als 1885 zijn echter volkomen wil-lekeurig gekozen jaartallen. Men zou kunnen zeggen, dat het jaar 1879,(Marseille, stichting der collectivistische partij), een keerpunt betee-kent. Ook laat zich de keuze van het jaar 1886, de stichting van deeerste anti-kapitalistische vakcentrale, verdedigen. Beter is het, dunktmij, zich van elke periodieke indeeling te onthouden en de algemeeneontwikkelingslijn vast te houden: na 1879 verwerven de socialistische

1 ) Humbert, t. a. p., bi. 18 vlgd.; Blum, t. a. p., bi. 110 vlgd. -- 2) Lagardelle, Lemouvement ouvrier en France en 1892, Mouvement Socialiste, 15-12-1908, bi. 439.Vrijwel gelijke indeeling bij Martin Saint-Ikon, die als einde van de politieke periodegeeft 1895; t. a. p., bi. 708. -- ') Gottsched, t. a. p., bI. 33.

Voor heteerst: de alge -meene werk-

staking

Geen duidelijkte onderschei-den ontwikke-

lingsfasen

47

Page 49: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ideeën steeds meer invloed in de vakbeweging, ook in die syndicats, dieniet bij een landelijke centrale zijn aangesloten. Daarnaast mag geenoogenblik de nadeelige invloed van de concurrentie tusschen de socia-listische partijen worden vergeten.

De Bourses du Het jaar 1886 bracht een tweede gebeurtenis, die voor de ontwikkelingTravail der Fransche vakbeweging van groote beteekenis zou zijn: de oprichting

van de Parijsche Bourse du Travail. In de Bourses du Travail, diereeds voor 1900 in vele Fransche steden bestonden, hebben wij demeest eigenaardige verschijning der Fransche vakbeweging. Zij zijnniet, zooals de naam zou doen vermoeden, eenvoudige bureaux voor ar-beidsbemiddeling; zij zijn veel meer. De Bourse is het verband, waarinde syndicats uit de verschillende vakken in één stad vereenigd zijn; zijis het best te vergelijken met de Nederlandsche „Bestuurdersbond", hetDuitsche „Kartell ", de Engelsche „trade-council"; doch zij neemt inFrankrijk een veel belangrijker plaats in dan de soortgelijke organen inhet buitenland. De Bourses waren jarenlang de meest levende en actief-ste vakorganisaties in Frankrijk. Zij waren de kernen, van waar uit demassa voor de vakbeweging gewonnen is. De landelijke federaties in éénvak hebben zich langzamer en moeilijker ontwikkeld dan de Bourses duTravail. Daartoe hebben verschillende factoren meegewerkt: de belang~rijke verschillen in temperament en politieke richting tusschen de arbei-ders in de in economische bouw sterk uiteenloopende deelen van het land;de hulp, die door vele gemeentebesturen — wij zullen later zien, in welkevorm en om welke redenen — aan de Bourses werd verleend; en vooralde omstandigheid, dat de onorganisatorische aanleg van de Fransche ar-beider, (hij betaalt slecht contributie, is niet bereid, het parool van eenelders zetelend hoofdbestuur op te volgen enz,), de groei der vak- federa-ties tegenwerkte, terwijl daarentegen de bereidheid, om een vertrouwen-wekkend, meesleepend leider in alles te volgen, de invloed van de plaat,selijke Bourse, waar het woord van deze leider in de plaats kwam van deschriftelijke, nooit beantwoorde, stukken, veelal zeer versterkte.De Bourse heeft bovendien haar plaats in het dagelijksch leven van dearbeider. Zij is de eigenaresse van het gebouw — zelf ook als „Boursedu Travail" aangeduid —, waar de arbeiders de bureaux van de syndi-cats, vergaderzalen, verwarmde wachtkamers in tijden van werkloosheid,vaak ook een bibliotheek vinden. Somtijds is dan in hetzelfde gebouween door de vakbonden beheerd bureau voor arbeidsbemiddeling geves-tigd, doch dat heeft in de meeste plaatsen in vergelijking met de parti-culiere „bureaux de placement" weinig te beteekenen. Dat gebouw isveelal door het gemeentebestuur gebouwd of afgestaan.

Verandering Als in later jaren de revolutionaire syndicats in botsing komen met hetvan beteekenis stadsbestuur en uit het Boursegebouw worden gezet, noemen zij hunvan de naam plaatselijke organisaties „ laatseli ke unies van syndicats", terwijl of fi-„Bourse du p, J g P J Y l

Travail" creel de term „Bourse" nog slechts geldt voor het gebouw, waarin debureaux van enkele gematigde syndicats zijn gebleven. Echter — enhier ligt een gevaar voor verwarring ~: in het dagelijksch gebruik, inartikelen, redevoeringen enz. blijft men de plaatselijke unies „Boursesdu Travail" noemen. De „sectie der Bourses", onderdeel van de C.G.T.,is niet een vereeniging van beheerders van volkshuizen, evenmin vanleiders van bureaux voor arbeidsbemiddeling; zij is de organisatie, waar-

48

Page 50: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

in de „plaatselijke unies", de bestuurdersbonden, van Frankrijk zijn ver-eenigd.

Deze uiteenzetting omtrent de beteekenis der Bourses du Travail moestaan de beschrijving van haar ontstaan voorafgaan. Ik heb reeds ver-meld, dat ook voor 1886 in enkele plaatsen, o.a. tijdelijk te Parijs, eenplaatselijke unie van syndicats had bestaan. Deze oudere bonden zou-den in de Bourses opgaan of erdoor worden overvleugeld. 1 )

De oprichters van de Parijsche Bourse was het in de eerste plaats te Doel van dedoen om het gebouw. In 1875 was door enkele leden van de gemeente- Parijscheraad voorgesteld een gebouw te zetten in de Rue de Flandre, „een Bourse

Bourse du Travail, of althans een schuilplaats, ten einde de talrijkegroepen arbeiders te beschermen, die iedere morgen samenkomen omwerk te zoeken in de haven of elders." De commissie, die het voorstelonderzocht, besloot, zich niet tot één quartier en één groep arbeiders tebeperken, doch de 'bouw van een onderdak voor alle werkzoekende ar-beiders te Parijs voor te bereiden. 2 ) De voorstellers bedoelden dus nieteen gebouw als onze Arbeidsbeurs, maar een gebouw, waar werkne-mers en werkgevers elkander zouden vinden ter vervanging van de„grève" in de open lucht, die trouwens voor bepaalde vakken, (vooralvoor de bouwvakarbeiders), nog jaren na de stichting der ParijscheBourse bleef bestaan.Toen het voorstel eindelijk in 1886 in de raad in behandeling kwam,verwachtte de rapporteur, Mesureur, meer en belangrijker diensten vande Bourse dan de voorstellers van 1875. Hij schreef o.a. in zijn rapport:„Gij hebt het recht en de plicht, aan de arbeiders de middelen te ver

-schaffen, die hun een strijd met gelijke, wettige wapenen tegen het ka-pitaal mogelijk maken. Zonder de Bourse du Travail zal het bestaanvan de vakbonden altijd precair zijn; de finantieele lasten, die zij opleg-gen, houden het grootste deel der arbeiders buiten hun rijen. Het is dusvan belang, dat zij lokalen en bureaux krijgen.... de duurzame vrije be-schikking over vergaderzalen zal het de arbeiders mogelijk maken, metmeer overleg en zorgvuldigheid de velerlei kwesties, die bij hun bedrijfs-tak betrokken zijn en invloed hebben op hun loonen, te bespreken." Hetwas dus de uitgesproken bedoeling van het gemeentebestuur, de positieder vakbeweging te versterken en het verwijt, later herhaaldelijk doortegenstanders uitgesproken, dat de syndicats een instituut, hun door degemeente slechts ter bevordering der arbeidsbemiddeling gegeven, voorversterking van hun strijdpositie zouden hebben misbruikt, moet als on-gerechtvaardigd worden afgewezen.In November 1886 aanvaardde de gemeenteraad dit rapport; in Februarivan het volgend jaar werd een gebouw in de Rue Jean Jacques Rous-seau plechtig aan de Parijsche syndicats overgedragen. Tevens was be-sloten tot de bouw van het groote Bourse- gebouw in de Rue de Chateaud'Eau, dat in Mei 1892 door de syndicats kon worden betrokken.De aanleiding tot het afhandelen van dit plan in 1886 moet gezocht

') Te Lyon bestond reeds sedert 1878 een plaatselijke „Union": Compte R., 1879,bi. 28. Te St. Nazaire is de van 1880 dateerende plaatselijke „Union" in 1891 toteen Bourse du Travail gemaakt; Gedenkboek C. G. T., bl. 522. ~ ') Voor het ont-staan der Bourses: Pelloutier, t. a. p., bl. 123 vlgd.; Humbert, t. a. p., bi. 27 vlgd.;Blum, t. a. p., bl. 101, Louis, Mouvement Syndical, bi. 211 vlgd.; GedenkboekC. G. T., bi. 29 vlgd.; daar ook gegevens over Bourse-plannen van vóór 1870.

49

Page 51: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

worden in de concurrentie tusschen possibilisten en guesdisten. Op huncongres van Juni hadden de eersten voor Parijs een Bourse gevraagd envervolgens oefenden zij druk uit op het gemeentebestuur. De guesdistenhadden te Lyon hun vakcentrale gekregen; zij, de possibilisten, zoudende leiding nemen van de Parijsche Bourse.

Uitbreiding In de groote provinciesteden werd het Parijsche voorbeeld gevolgd; be-over bet land staande plaatselijke unies verkregen van het gemeentebestuur lokalitei-

ten, elders kwam op initiatief van de gemeentelijke overheid bij dezegelegenheid een plaatselijke unie tot stand. In 1892 telde Frankrijk 14Bourses; in 1904 waren het er 109; in 1910 ongeveer 140. Reeds in deeerste jaren van haar bestaan ontwikkelden de Bourses een groote ac-tiviteit en waren voor de arbeiders van veel grooter beteekenis dan deguesdistische landelijke centrale.

Geringe groei Noch bij de verkiezingen van 1885, noch bij die van 1889 slaagden devan het socia- tegen elkaar ageerende socialistische partijen er in, een Kamerzetel te

lisme veroveren. Hun invloed op de arbeiders breidde zich in deze jarenslechts weinig uit. Een uitzondering maakten de industrieele departe-menten in het Noorden, waar de guesdisten de hechte organisaties op-bouwden, die hun in alle partijtwisten trouw zouden blijven.

De Boulanger- Sedert 1885 telde de Kamer een aantal afgevaardigden, die zich „socia-crisis listen" noemden, doch met de socialistische partijen geen verband had-

den. Deze groep vormde het voornaamste steunpunt ter linkerzijde voorBoulanger. 1 ) In de crisis, waarin deze generaal de republiek bracht,konden de socialistische richtingen geen eenheid van optreden berei-ken. Boulanger had veel aanhang in de rijen der blanquisten en onderde Parijsche arbeiders in het algemeen. 2 ) De guesdisten verklaarden,evenals zij later in de Dreyfus-zaak zouden doen, zich met deze twisttusschen twee deelen der bourgeoisie niet te willen bemoeien. Slechts depossibilisten, de partij van Brousse, werkten met de radicalen samen terverdediging van de republiek.

De twee inter- Het internationaal socialistisch congres te Parijs in 1889 viel, ten ge-nationale con- volge der verdeeldheid in het Fransche socialisme, in twee deelen uit-

gres18en89van een. 3 ) Op het guesdistisch congres waren eveneens de blanquisten enmet de Duitsche socialisten de meerderheid der buitenlandsche partij

-genooten vertegenwoordigd. In het andere congres waren de possibilis-ten de Bastheeren. De besluiten van beide congressen vertoonden geenwezenlijke verschillen. Het was op het guesdistisch congres, dat beslo-ten werd, voortaan op 1 Mei een internationale demonstratie voor deachturendag te organiseeren. Voor ons onderwerp is vooral van belangde omstandigheid, dat, terwijl de guesdistische delegatie de afgevaar-digden van de bij de landelijke centrale aangesloten syndicats be-vatte, op het possibilistisch congres een veel grooter aantal syndicatsvertegenwoordigd was. Meer en meer verloren de guesdisten hun greepop de vakbeweging.

De guesdisten De partij hield in 1890 haar congres te Lille, dat vooral merkwaardig istegen de alge- door de resolutie, waarin de algemeene werkstaking werd afgewezen.meene staking Het onmiddellijk volgende congres van de landelijke vakcentrale sloot

1) Weill, t. a. p., bl. 260 vlgd.; Seignobos, Lavisse VIII, t. a. p., bl. 132. ~ 2) Idem,bl. 136; Weill, t. a. p., bl. 269. — 3) Idem, bi. 271, Blum, bl. 112 vlgd.

50

Page 52: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

zich, zooals in alles, ook hierin bij de parti ouvrier aan en kwam zooin directe tegenspraak met de vroeger vermelde resolutie vóór de al-gemeene werkstaking van 1888. 1 ) De tegenstanders, die beweerden,dat deze vakcentrale niet anders was dan een filiaal van de guesdisti-sche partij, hadden in deze omzwaai een krachtig argument. Het vol-gend jaar ging de parti ouvrier op zijn congres te Lyon over tot de op-richting van een „nationaal arbeids-secretariaat", ter uitvoering van eenbesluit van het kort tevoren gehouden internationaal congres van Brus-sel. 2 ) Voorloopig zou dit lichaam, dat naast de vakcentrale geen eigentaak had, niet meer dan een schijnbestaan leiden. In 1891 werd de gues-dist Lafargue, die in de Nord een groote actie voor de stakende mijnwerkers had gevoerd, in dat departement in de Kamer gekozen. In 1892veroverden de guesdisten in een aantal gemeenten in die streek de meer-derheid.Aan de rechtervleugel van het Fransche socialisme verzamelde zich eengroep mannen met sterk uiteenloopend politiek verleden om de „RevueSocialiste" van Benoit Malon. Zij vormden de kern van de tegen 1891meer op de voorgrond komende „onafhankelijke socialisten ", die de be-schikking kregen over het dagblad van de oud-radicaal Millerand, de„Petite République". 8)

Voor de vakbeweging is van het meeste belang de ontwikkeling van depossibilistische partij, waarbij zich steeds meer losse syndicats aansloten.In 1887 kreeg zij een sterke fractie in de Parijsche gemeenteraad, diemet de radicalen samenwerkte en met haar arbeid practische resultatenbereikte. 4 ) Buiten Parijs had zij weinig aanhang; in 1888 kon haar lan-delijk congres niet doorgaan door gebrek aan deelneming. 5 )Haar reformistische politiek in de Parijsche raad stuitte op sterk verzetin de linkervleugel van de partij, die onder leiding stond van de typo-graaf Jean Allemane, oud-communard. Deze verweet Brousse, dat hijde revolutionaire beginselen der partij verloochende en, door al zijnaandacht op de Parijsche raad te concentreeren, de propaganda voorhet socialisme verwaarloosde. 6 ) Steun vond hij vooral bij de syndicats,die reeds in deze jaren blijk gaven, aan het nut van politieke actie tetwijfelen. 7 ) Het gevolg van dit meeningsverschil was een nieuwe split-sing. Op het congres van Chátellerault van 1890 scheidden Allemaneen de zijnen zich af en stichtten een vierde socialistische partij, de „partiouvrier socialiste révolutionnaire", meestal als „allemanistes" aange-duid.Daar uit deze partij een groot deel der latere syndicalistische vakbond -leiders is voortgekomen, moeten haar beginselen nader besproken wor-den. Hun intransigente houding, het voeren van de klassenstrijd in zijnscherpste vormen, hebben de allemanisten met de guesdisten gemeen,doch in tegenstelling tot dezen gelooven zij niet aan de verovering van depolitieke macht. Aan de strijd der vakbeweging —, met een verwarrende.term „economische actie" genoemd -- hechten zij meer waarde dan aan

') Blum, t. a. p., bi. 124 vlgd. — 2) Idem, bi. 131 vlgd. Tengevolge van het Brusselschbesluit is in Nederland het N.A.S. gesticht. ~ 3) Weill, t. a. p., bi. 268 en 286. -4) Idem, bi. 266. -- 5) Blum, t. a. p., bl. 107 vlgd. -- ") Idem, bi. 115 vlgd.; Weill,t. a. p., bl. 274; A. Richard, „Le parti ouvrier socialiste révolutionnaire", MouvementSocialiste 1-6-1899, b1. 617 vlgd.; Quack, „De Socialisten", VI, 3de druk 1912, bl.330 vlgd. — 7) Blum, t. a. p., bi. 110.

De Indépen-dants

De possibilis-ten

Afscheidingvan de alle

-manisten

Hun verwant-schap met het

syndicalisme

51

Page 53: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

de politieke actie; het syndicat is voor hen een belangrijker vorm vanarbeidersorganisatie dan de politieke partij. Op het congres van 1891,waar de afgevaardigden der syndicats in de meerderheid waren, werdde leden der partij de verplichting opgelegd, zich bij de in aanmerkingkomende vakbond aan te sluiten. Het congres van 1892 sprak zich uitten gunste van de Bourses du Travail en verklaarde in een resolutie,dat bij de sociale revolutie de syndicats de voornaamste rol zouden spe-len. ') Aan de verkiezingen namen de allemanisten slechts deel terwillevan de propaganda voor de revolutie. De gekozenen moesten zich be-reid verklaren, bij de eerste aansporing van hun organisatie hun zetelprijs te geven.

Vóór de alge- In tegenstelling tot de guesdisten beschouwen zij de algemeene werksta-meene staking king als één van de beste proletarische strijdmiddelen. In 1891 zegt de

resolutie van hun congres, dat de algemeene werkstaking „misschien deontketening van de sociale revolutie zal kunnen verhaasten." Op hetcongres van het volgend jaar is van „zal misschien kunnen" geen spra-ke meer en wordt de algemeene werkstaking als het socialistische strijd-middel bij uitnemendheid aanbevolen. Wij zullen op het vakvereeni-gingscongres van hetzelfde jaar een dergelijke uitspraak terugvinden.Het verband tusschen de allemanisten en de revolutionaire syndicatswerd steeds nauwer. Guérard, die in de eerste jaren in de ConfédérationGénérale du Travail, (C.G.T.), een belangrijke rol zou spelen, was éénvan de leiders der allemanistische partij. Griffuelhes, de latere secreta-ris der C.G.T., ontving in deze partij zijn politieke vorming. Congres-uitspraken der allemanisten, als die ten gunste van een revolutionairantimilitarisme, 1891, en voor extra-propaganda om de landarbeiderstot vakorganisatie te brengen, 1892, zullen wij, evenals het wantrou-wen tegen „intellectueelen", bij de syndicalisten terugvinden.Als later, om de kwade gevolgen van de verdeeldheid te ontgaan, devakbeweging zich geheel van de politieke partijen losmaakt, zal ook deallemanistische partij daaronder lijden. In 1899 zijn er nog slechts 45syndicats bij de partij aangesloten. 2)

Congres van In 1892 kwam te Marseille wederom een voor de Fransche vakbewegingMarseille, beslissend congres bijeen. Naar aanleiding van de algemeene werksta-1892

king kwam daar de groote meerderheid der syndicats tegenover deguesdisten te staan. 3 ) Eenige dagen te voren was in een gewestelijkcongres van de parti ouvrier te Tours een resolutie ten gunste van dealgemeene werkstaking aangenomen, opgesteld door de secretaris vande Bourse du Travail te Nantes, Pelloutier en in een onweerstaanbarerede verdedigd door de afgevaardigde van de Bourse te Saint-Nazaire,Aristide Briand.

De algemeene Deze resolutie werd nu te Marseille gebracht. Op het congres was eenstaking aan- veel grooter aantal syndicats vertegenwoordigd dan vorige malen; met

waard

') Congres van 1891, Blum, t. a. p., bl. 128 vlgd; congres van 1892, idem, bl. 137vigd. —') Eén voorbeeld van het gevaar voor de vakbeweging: de splitsing van depossibilistische partij in 1890 deed de sterke organisatie der Parijsche mécaniciensvoor jaren te gronde gaan. — 3) Voor dit congres: Blum, t. a. p., bl. 134 vlgd.; Pel

-loutier, t. a. p., bl. 116 vlgd.; Humbert, t. a. p., bl. 20; Jouhaux, t. a. p., bl. 77. Hetcompte rendu van dit congres is later door Lagardelle gepubliceerd in de Mouve-ment Socialiste 15-8-1908, bl. 99 vlgd., en 15-9-1908, bl. 198 vlgd.

M

Page 54: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

de kopstukken der guesdistische partij was Liebknecht aanwezig. Decommissie, die het vraagstuk der algemeene werkstaking behandelde.koos Briand tot rapporteur. De door hem verdedigde en door het con-gres, dank zij zijn welsprekendheid, met groote meerderheid aanvaarderesolutie verschilde slechts op ondergeschikte punten van die van Tours.In hun onmiddellijk volgend partijcongres zwegen de guesdisten overhet vraagstuk om een openlijke breuk met de vakcentrale te vermijdenen in de hoop, dat de syndicats wel weer op dit in enthusiasme geno-men besluit zouden terugkomen.Deze hoop bleek ijdel. De idee van de algemeene staking veroverde in De oorzaak

de volgende jaren de Fransche vakbeweging. Zij veroorzaakte de defi- van haar po-

nitieve verwijdering tusschen de syndicats en de parti ouvrier en zou pulariteit

tot 1914 de hoeksteen der syndicalistische theorie zijn. Pelloutier zegt,dat de algemeene werkstaking „onverwachts" in de Fransche vakbewe-ging opdook en dat de debatten van Tours en Marseille voor de syn-dicats „een ware openbaring" waren. 1 ) Dit is in zooverre niet juist, datreeds eerder congressen van de vakbeweging (1888) en de allemanisti-sche partij zich vóór de algemeene staking hadden uitgesproken, om nogte zwijgen van oudere uitingen, als die van de Bakuninistische vleugel derEerste Internationale. 2) Toch heeft een dergelijke bewering van Pel

-loutier, die meer dan iemand in de vakbeweging thuis was en zelf bijde gebeurtenissen een belangrijke rol speelde, haar beteekenis. Zij is,dunkt mij, deze: de steeds toenemende ruzies en verdeeldheid in de po

-litieke partijen en het uitblijven van resultaten hadden onder de arbei-ders een malaise-stemming veroorzaakt, waardoor zij bereid waren, eenander strijdmiddel, dat kans op succes scheen te beloven, te aanvaarden.Zoo werd de idee van de algemeene werkstaking, opnieuw geopperd enaangeprezen door zeer overtuigde en welsprekende mannen, „een wareopenbaring." In zijn nieuwe formuleering was het beginsel afkomstigvan de idealistische fanaticus Pelloutier; zijn snelle zege had het vooralte danken aan de handigheid en welbespraaktheid van Briand, dezelf-de, die later ~ en dit is wel een hoogst onverkwikkelijke speling van hetpolitieke lot — als minister met militair geweld de poging zou doen on-derdrukken, uitvoering te geven aan die algemeene werkstaking, wier„vader" hij zich eens met trots had genoemd. 3 )In hetzelfde jaar kwam onder allemanistische invloed tegenover de De Fédérationguesdistische vakcentrale de „Fédération des Bourses du Travail" tot des Bourses

stand. De behoefte aan deze centrale organisatie bestond, omdat devakcentrale in haar organisatorische taak volkomen tekort geschotenwas. 4 ) Het oprichtingscongres te Saint Etienne, waar tien Bourses

1 ) t. a. p., bl. 116. ~ 2) De invloed van Bakunin's ideeën onder de Fransche arbei-ders moet zeker als één der factoren worden beschouwd, die de snelle aanvaardingvan de algemeene werkstaking bevorderden. Voor de algemeene staking in de IsteInternationale o.a.: inleiding-Dave bij Pelloutier, t. a. p., bi. 11; Bernstein, Sozialis-tische Monatshefte, Aug. 1906, bi. 637: Eckstein, inleiding bij Louis, bl. 245; Georgi,t. a. p., b1. 40. — Het geloof in de algemeene staking vindt men ook in de EngelscheChartistenbeweging; Webb, History of Trade Unionisme, bl. 163 vlgd.; Quack, IV,bi. 235 vlgd.; Georgi, bl. 32 vlgd. Pouget herinnert aan dat „voorbeeld "; Mouv.Soc., 15-3-1905, bl. 365. _ 3) Vgl. Rappoport, Die Französische Arbeiterföderation,Neue Zeit, 1910-1911, I, bl. 135. — 4) Voor de Fédération des Bourses: Pellou-tier, t. a. p., bl. 113 vlgd. en 130 vlgd. Blum, t. a. p., bl. 132 vlgd.: Louis, Mouve-

53

Page 55: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

vertegenwoordigd waren, noemde de Bourses „de eenige hervorming,die de arbeiders aan de heerschende klasse hebben ontrukt." 1 ) Hetdoel van de Fédération des Bourses was: het brengen van eenheid in dedoor de syndicats gestelde eischen; de strijd voor die eischen; het stich-ten van nieuwe Bourses; het organiseeren van een economische statis-tiek; het inrichten van een kostelooze arbeidsbemiddeling. In het bestuurder federatie wees iedere Bourse één lid aan. De federatie zou het Na-tionaal Arbeids Secretariaat tot leven wekken en daarin vertegenwoor-digd zijn door vier afgevaardigden — hier spreekt reeds de geest, diede federatie zou kenmerken — „behoorend tot geen enkele politiekeroe 2)

Haard van Ondanks de moeilijkheden der eerste jaren met het vinden van de juistesyndicalisti- leiders, functioneerde deze federatie aanmerkelijk beter en bereikte zijsche ideeën op propagandistisch gebied veel meer dan de vakcentrale. Ieder jaar

nam het aantal aangesloten Bourses toe. Gewaarschuwd door het voor-beeld der vakcentrale hield de Fédération des Bourses de politiek bui-ten de deur. Deze a-politieke houding, echter, veranderde weldra ineen anti-politieke, onder de invloed van de talrijke anarchisten, die zichin deze jaren op de vakbeweging wierpen. Terecht zegt Delesalle, datvan 1892 af in deze federatie in kiem aanwezig was „alles, wat enkelejaren later karakteristiek voor het Fransche syndicalisme zal zijn en aande C.G.T. haar eigen, origineele plaats in de arbeidersbeweging van dewereld zal geven."

Groei der vak- De federatie werd geboren in een periode van nieuwe opbloei in de vak-beweging beweging en maakte daarvan uitstekend gebruik. Tegelijkertijd kwamen

belangrijke, nieuwe landelijke federaties voor één bedrijf tot stand: in1890 van het spoorwegpersoneel en de metaalbewerkers; in 1891 vande tabaksbewerkers en wagenmakers; enz. In de jaren 1890-1900 inhet geheel negentien. 3 )

Poging, de lei- Het tweede congres van de Fédération des Bourses ontleende zijn be-dingindevak- teekenis aan het besluit, een algemeen vakvereenigingscongres bijeenbeweging te te roepen met uitsluiting van de politieke partijen. De bedoeling was, de

grijpen vakcentrale aan de guesdistische invloed te onttrekken en meer eenheidin de vakbeweging te brengen. Niet ten onrechte klaagde de secretarisder federatie, Besset, dat de Fransche vakbeweging ten gevolge derverdeeldheid leed aan een „ware cholera van congressen." 4 ) Aanvan-kelijk scheen het twijfelachtig, of de vakcentrale op dit plan van haarrivale in zou gaan, doch de regeering kwam de Bourses-leiders te hulp,door de 6e Juli 1893 de Parijsche Bourse met geweld te sluiten. 5 )

De Parijsche Het gemeentebestuur had aan de syndicats het Boursegebouw en een be-Bourse ge- langrijk jaarlijksch subsidie geschonken, maar het geheel aan hen over-

sloten gelaten, het bestuur der Bourse en het gebruik van het subsidie te rege-len. Reeds twee maal had deze toestand tot een conflict geleid, daar het

ment Syndical, bl. 237 vlgd.; Lagardelle, „Les origines du syndicalisme en France",Mouvement Socialiste, 15-11-1909, bl. 242; Paul Delesalle, Les Bourses du Travailet la C. G. T., bi. 6 vlgd.; Compte rendu ier congrès, Fédération des Bourses,1892. ') Compte rendu, bi. 23. — $) Idem, bi. 5. r 3) Volledig bij Louis, Mouve-ment Syndical, bi. 188 vlgd. °) Compte rendu, 2e congrès Féd. des Bourses, Tou-louse 1893, bI. 26 vlgd. -- 5) Voor het volgende: Franck, t.a.p., bl. 38: Weill, t.a.p.,bi. 292; Louis, Mouvement Syndical, t. a. p., bi. 220 vlgd.; Seignobos, Lavisse, deelVIII, t. a. p. bi. 171.

54

Page 56: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gemeentebestuur achteraf aanspraak maakte op eenige contróle op deaanwending der gelden. Franck, een fel tegenstander van het syndica-lisme, beweert, dat met het geld op onverantwoordelijke wijze werd om-gesprongen; bij een onderzoek zou zijn gebleken, dat de bestuurders derBourse „zich ontwikkeld hadden tot beroepswerkloozen."In 1893 was de aanleiding tot het conflict niet het finantieel beheer,doch de „onwettigheid" van 120 der 270 aangesloten syndicats, die nogsteeds weigerden aan de vereischten van artikel 4 van de wet van 1884te voldoen. In de Mei-demonstratie van 1893, die de regeering vrij watongerustheid had bezorgd, had de Bourse een groot aandeel gehad ennu nam minister Dupuy de wet van 1884 te baat om tegen de Bourse opte treden. Aan de onwettige syndicats werd een maand tijd gegeven omalsnog aan hun verplichtingen te voldoen. Dat een dergelijke „uitda-ging" slechts met een weigering kon worden beantwoord, was voormenschen van de mentaliteit der Parijsche arbeiders niet anders danvanzelfsprekend. Een groote protestactie werd ontketend, waaraan allegeorganiseerden zonder onderscheid deelnamen. De 6de Juli deed deregeering de Bourse. door een sterke troepenmacht ontruimen en slui-ten; pas in 1896 zou het gebouw heropend worden. Van hoe groot be-lang voor de syndicats het gemeentelijk subsidie was, bleek uit de wei-nige animo voor een direct gestichte onafhankelijke Bourse; zij ver

-eenigde nooit meer dan 70 syndicats.Doch de verontwaardiging onder de arbeiders over deze gewelddaadwas zeer groot en beheerschte de stemming en besluiten van het kortnadien te Parijs geopende „verzoeningscongres ". 1 ) Volgens het con-gresverslag waren 300.000 georganiseerden vertegenwoordigd. 2 ) Deeenheid in de vakbeweging, die dit congres had voor te bereiden, werdalgemeen gewenscht. Sommigen weten de verdeeldheid aan de politiek,anderen aan persoonlijke rivaliteit tusschen de leiders. 3 ) Aan de opwin-ding over de sluiting der Parijsche Bourse moet het worden toegeschre-ven, dat het congres, waar talrijke guesdisten aanwezig waren, met opéén na algemeene stemmen een resolutie ten gunste der algemeenewerkstaking aanvaardde.') Een voorstel van 25 afgevaardigden omdirect tot uitroeping van de algemeene staking over te gaan, werd ver-worpen. Meer dan de over het algemeen zeer verwarde debatten, we-melend van onderlinge tegenspraak,5 ) kon dit besluit de indruk wek-ken, dat eenheid tusschen guesdisten en Fédération des Bourses bereik-baar was. De Bourses kregen opdracht te Nantes, waar in 1894 even-eens het congres van de vakcentrale zou plaats hebben, een eenheids-congres te beleggen. Men sprak de wensch uit, dat de Bourses-federatieen de vakcentrale „samensmelten in één en dezelfde organisatie." Desyndicats werden uitgenoodigd, zich aan te sluiten bij de vak-federatieen de Bourse, waarvoor zij in aanmerking kwamen; „vervolgens zullendeze federaties en deze Bourses zich moeten constitueeren tot een na-tionale federatie."

1 ) Compte rendu du congres national corporatif, Paris, 1893; Blum, t, a. p., bi. 141Pelloutier, t. a, p., bi. 119; Lagardelle, geciteerd artikel „Les origines du syndicalismeen France", bl. 243. 2) Compte rendu, bi. 12. -- 3) Idem, bi. 18 en 26. -- °) Idem,bi. 49. -- 5) Idem, bi. 20 en 22, voorbeeld van tegenstrijdige opinies over de acht-urendag.

Moeilijkhedenover de wetvan 1884

Voor-bereiding vande eenheid inde vakbewe-

ging

55

Page 57: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Socialistisch Bij de Kamerverkiezingen van 1893 hadden de socialistische partijen zichverkiezings- aaneengesloten en gezamenlijk belangrijke successen behaald. 48 à 50succes, 1893 zetels werden veroverd — het juiste getal is niet aan te geven, daar de

grens tusschen socialisten en radicalen voor die jaren niet scherp tetrekken is. Met uitzondering van de possibilisten hadden alle groepenin het land groote vorderingen gemaakt; het meest de ,,onafhankelij-ken" door een geregelde toeloop van oud-radicalen. Lagardelle ziet indeze aanwinst van „teleurgestelde democraten" — teleurgesteld overde bij de Panamazaak gebleken corruptie en in het algemeen over hetgebrek aan belangstelling voor de sociale problemen bij de oude repu-blikeinsche partijen — één van de oorzaken van de snelle ,,verburger-lijking" van het Fransche socialisme. 1 ) In de Kamer bleef samen-werking bestaan, waar slechts de allemanisten zich buiten hielden. Inhet land werd de strijd tusschen de richtingen weldra met de oude hef-tigheid hervat.

De guesdisten De guesdisten keerden na hun tijdelijke verwarring in 1893 tot hunverliezen hun principieele afwijzing van de algemeene staking terug. Door een specialeaanhang inde

erscam a ne hoopten zij de vakbeweging tot hun standpunt te bekee-vakbeweging p p g p 1 g g Pren, doch zij bereikten slechts, dat zij de syndicats definitief afstootten.De Bourse du Travail te Nantes had dus opdracht, voor 1894 zooweleen congres van de nog steeds onder guesdistische invloed verkeerendevakcentrale, als een eenheidscongres voor te bereiden. Het aanvankelijkverzet van de vakcentrale, welker leiders zeer wel de bedoeling vandeze manoeuvre doorzagen, wist de Bourse te breken, door een refe-rendum te houden onder alle in aanmerking komende syndicats, diezich in overgroote meerderheid voor één gemeenschappelijk congres uit-spraken. 2 ) Dat het congres van de Fédération des Bourses, Juni 1894te Lyon, zijn instemming met de te Nantes voorgestelde gang van za-ken betuigde, spreekt van zelf. 3 ) In een resolutie verklaarde deze fe-deratie, dat zij „geen enkel belang heeft bij de verdwijning van de vak

-centrale, doch juist de absolute noodzakelijkheid gevoelt, haar te ver-sterken." Met dat „versterken" bedoelde zij vooral een taktiekverande-ring in haar eigen, a-politieke, geest. 4 )

Het guesdis- Terwijl de allemanisten, mede dingend naar de gunst der vakbeweging,tisch congres zich haastten op hun congres van Juli de algemeene staking te aanvaar-

van1894tegen den, trachtten de guesdisten de zaak te redden, door hun partijcongresde algemeenestaking eveneens te Nantes te beleggen, en wel, in tegenstelling tot hun ge-

woonte, vóór het congres der syndicats. 6 ) Uitvoerige debatten leiddenhier tot een resolutie, die aan duidelijkheid niets te wenschen overliet.Stakingen, zoo zeide de resolutie, moeten door socialisten nooit wordenuitgelokt, slechts kunnen zij worden aanvaard als een onvermijdelijkverschijnsel in de kapitalistische maatschappij. Ook een algemeene sta-king kan nooit zijn „het middel tot bevrijding der arbeiders. Een alge

-meene staking voorbereiden, beteekent het proletariaat in een impassevoeren.... en zelf onze nederlaag organiseeren.... Slechts door de politie-ke actie, door de verovering van de politieke macht, kunnen de georgani-seerde arbeiders zich vrij maken."

1) Lagardelle, Les origines du socialisme parlementaire en France, Mouvement Socia-liste, 15-9-1909, bi. 82 vlgd. Verder Weill, t. a. p., bl. 289 vlgd.; Louis, Socialisme,t. a. p., bl. 275 vlgd. – a) Pelloutier, t. a. p., bi. 120. — 3) Blum, t. a. p., bl. 142. — 4) Ge-denkboek C. G. T., t. a. p., bi. 36. — 5) Blum, bi. 145 vlgd.

56

Page 58: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

De dag na de sluiting van dit congres, 17 September 1894, werd het Vakvereeni-

vakvereenigingscongres geopend, waar de syndicats zich definitief vrij9anscongres

maakten van de invloed der politieke partijen en de Confédération Gé- 1894nérale du Travail werd voorbereid. i) De deelname was ongekendgroot. 2 ) De 143 afgevaardigden vertegenwoordigden ieder vaak zeeruiteenloopende organisaties en de eerste debatten liepen over de vraag,of per mandaat of per afgevaardigde zou worden gestemd. 3 ) De gues-disten verkregen, dat per afgevaardigde werd gestemd; het zou hun nietbaten. Vervolgens werd drie dagen gevochten over de algemeene sta-king. 4 ) De tegenstanders betoogden, dat nog niemand had kunnen zeg-gen, hoe de algemeene staking georganiseerd zou worden; dat zij, na haaronherroepelijke mislukking, een gevaarlijke reactie zou ontketenen, waar-bij de arbeidersorganisaties te gronde zouden gaan; dat zij nu reedsleidde tot een funeste verdeeldheid onder de socialistische arbeiders. Deguesdist Pedron sprak de tegenwerping uit, die nog vaak zou wordengehoord: als wij sterk genoeg zijn om door een algemeene staking hetsocialisme te vestigen, zijn wij zeker sterk genoeg, om het langs eenandere, minder gevaarlijke, weg te bereiken.De meerderheid, die de algemeene staking verdedigde, was samenge- Meerderheid

steld uit zeer heterogene elementen: anarchisten, allemanisten en an- voordealge-

dere „linksche" socialisten, benevens „onafhankelijken" als Briand, diemeene staking

in de eerste plaats anti-guesdistisch waren. De meest overtuigende ver-dedigers waren weer Pelloutier en Briand. De eerste verklaarde op zijnsimplistische wijze: de arbeiders moeten kiezen tusschen de politiekepartijen, „die niets voor hen hebben gedaan" en de algemeene staking.Ook Briand opperde, merkwaardig genoeg, twijfel aan de mogelijkheidvan verovering van het socialisme langs electorale weg; hij wilde partij-politieke actie en propaganda voor de algemeene staking naast elkaar,elkaar aanvullend. Met 65 tegen 37 stemmen en 9 onthoudingen sprakhet congres zich tenslotte vóór de algemeene staking uit. 5)

Na hun nederlaag verlieten de guesdisten het congres. Hun vakcentrale Einde van de

hield het volgend jaar nog één slecht-bezocht congres en bloedde daar- guesdistische

na dood. vakcentrale

Om de eenheidsorganisatie voor te bereiden werd door de meerderheid De leiding aan

te Nantes een „Nationale Arbeiders Raad" benoemd, tevens bedoeld de Federation

als voortzetting van het nog steeds sluimerend „Nationaal Arbeids Se- des Bourses

cretariaat". Ook na 1894 zouden er in Frankrijk nog vele syndicats be-staan, die zich bij geen enkele federatie aansloten, maar men mag zeg-gen, dat van dit oogenblik af de Federation des Bourses de leiding heeftin de Fransche vakbeweging; dat de ideeën van haar leiders — die, alszij zich omtrent 1900 hebben geconsolideerd als „het syndicalisme" zul-

') Compte rendu du congres tenu a Nantes, Septembre 1894; Blum, bl. 148 vlgd.;Humbert, t. a. p., bi. 22 vlgd.; Pelloutier, t. a. p., bl. 121; Louis, Mouvement syndi-cal, bi. 240 vlgd.: Lagardelle, geciteerd art. „Les origines du syndicalisme", bl. 244vlgd.; Alb. Thomas, „Quelques mots d'histoire syndicale", Revue Syndicaliste, Maart-Apr. 1909, bl. 363. — 2) Het getal van 1662 vertegenwoordigde syndicats, door latereschrijvers uit het Compte Rendu, bi. 11, overgenomen, is onjuist. Het is verkregendoor op te tellen 776 syndicats, aangesloten bij 21 Bourses, 682 syndicats, bij 30vakfederaties en 204 losse syndicats. Zoo worden de syndicats, zoowel bij een Bourse,als bij een vakfederatie aangesloten, dubbel gerekend; een verleidelijke ,.rekenfout"die nog jaren lang op Fransche vakvereenigingscongressen is gemaakt. — 3) Compterendu, bi. 16 vlgd. — 4) Idem, bi. 29 vlgd. — 5) Idem, bi. 51.

57

Page 59: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

len worden aangeduid -- na 1894 als representatief voor de Franschevakbeweging moeten worden beschouwd. )

De algemeene Het geloof in de revolutionaire algemeene werkstaking en haar voort-staking en durende propageering vormen één van de wezenlijke elementen, die het

haar beteeke- syndicalisme onderscheiden van hetarlementair socialisme en van denis

vakbeweging in de andere kapitalistische landen; — Bernstein duidt hetsyndicalisme aan als ,,Generalstreikgewerkschaft". 2) Het is daaromnoodzakelijk, hier na te gaan, wat de syndicalisten onder de algemeenestaking verstaan en hoe zij zich haar uitvoering denken.Wie de bronnen nagaat, bevindt, dat de term „algemeene staking" inzeer verschillende beteekenis wordt gebruikt. Een solidariteitsstakingin verschillende bedrijven in één plaats heet algemeene staking; even-zeer een staking van alle arbeiders in één bedrijfstak over het geheeleland; in principieele beschouwingen daarentegen beteekent „algemeenestaking" een staking in alle, of de belangrijkste, bedrijven over het ge

-heele land. Om nog maar te zwijgen van de politieke protest- of pressie-staking, die ook door de socialistische politici wordt aanvaard.

De oorspron. De congressisten van Le Bouscat, 1888, (vgl. bl. 47) , namen het begripkelijke opvat- algemeene staking in zijn meest uitgebreide beteekenis. In hun resolutie

ting zeiden zij: overwegende, „dat het kapitaal niets is, als het niet in bewe-ging wordt gebracht door de arbeid; dat dus, door de arbeid te weige-ren, de arbeiders met één slag de macht van hun meesters zouden ver-nietigen,.... verklaart dat alleen de algemeene staking, het algemeenneerleggen van elke arbeid, — d.w.z. de Revolutie —, aan de arbeidersde bevrijding kan brengen." 3 ) Hier dus de opvatting: de algemeenestaking is de sociale revolutie zelf. De resolutie van Marseille, 1892, be-vat dezelfde gedachtengang: zij zegt, uitgaande van de klassenstrijd:„Na herhaaldelijk een vergeefsch beroep te hebben gedaan op de pu-blieke machten om haar het recht op een behoorlijk bestaan te ver

-schaffen, is de groote en eendrachtige familie der arbeiders tot de treu-rige en wreede overtuiging gekomen, dat alleen een revolutie van dearbeid haar de economische vrijheid en de stoffelijke welstand kanbrengen"; de resolutie betoogt, dat een geweldrevolutie tegen de goed-bewapende bourgeoisie onmogelijk is, doch er is een ander middel: „datmiddel is het algemeen en gelijktijdig stopzetten van de voortbrengendekracht in alle bedrijven, d.w.z, de algemeene staking, die, zelfs beperkttot een betrekkelijk korte periode, aan de arbeidersbeweging met zeker-heid de overwinning zou brengen van de eischen, in haar program neer

-gelegd." 4 ) Ook het rapport van het verzoeningscongres van het volgendjaar bevatte de uitspraak: de algemeene staking, „dat is de sociale re-volutie." 5)

Een vreed- De algemeene staking beteekende dus voor de syndicalisten van 1894zaam strijd- de sociale revolutie, maar een onbloedige revolutie; een „vreedzaam

middel? strijdmiddel" s), „de revolutie met de handen in de zakken," „la révo-

') Vgl. Lagardelle, „La formation du syndicalisme en France", Mouvement Socialiste,September 1911, bl. 162. 2) Sozialistische Monatshefte, Augustus 1906, bl. 636vigd. -- ') Geciteerd, Humbert, t. a. p., bl. 19. — 4) Idem, bl. 20-21. -- 5) CompteR., Verzoeningscongres 1893, bl. 38. De allemanisten vatten in 1894 de algemeenestaking in gelijke, revolutionaire, zin op; Blum, t. a. p., blz. 144..– 6) Vgl. Voix duPeuple, 9-12-1900.

Page 60: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

lution des bras croisés." 1 ) Mermeix ironiseert deze opvatting, die vol-gens hem alleen in de hoofden der minst ontwikkelden kan opkomen: inplaats van naar zijn werk te gaan, gaat de arbeider met zijn gezin pick-nicken en intusschen voltrekt de sociale revolutie zich vanzelf. 2 ) Een zookinderlijke voorstelling van de algemeene staking hadden de arbeidersin 1894 wel niet; eerder schijnt het, dat zij er in het geheel geen voor-stelling van hadden. Op den duur gingen zij inzien, dat het niet zoo ge-makkelijk zou gaan; in 1900 protesteert Bourchet tegen de oude, vreed-zame opvatting: „de algemeene staking zal niet een uiting van proletari-sche lafheid zijn." 3)

Evenmin was men het eens over de vraag, wanneer de algemeene sta- De voorberei-king zou uitbreken en of er voorbereidingen moesten worden getroffen. ding

Er waren er op het congres van 1893, die redeneerden: als die alge-meene staking dan zoo eenvoudig is, dan moeten wij nu maar direct be-ginnen. De meerderheid verzette zich, omdat zij wel begreep, nog nietklaar te zijn. 4 ) Maar hoe kon de arbeidersklasse rijp worden gemaakt?Een enkele wilde een groot fonds vormen, om de steun voor de deelne-mers aan de algemeene staking uit te betalen. Instemming vond ditvoorstel niet; de staking zou worden voorbereid „zonder de hulp vanhet geld; alleen de idee moet hier werken." 5) De algemeene staking„zal ontstaan uit een incident; uit een spontane beweging." ) Zoo kreegde door de Federation des Bourses ingestelde speciale „commissie voorde organisatie van de algemeene werkstaking" in Nantes opdracht,zich geheel te wijden aan de propaganda voor de idee; georganiseerdbehoefde er niet te worden. Zij belegde, voor zoover zij daarin niet doorgeldgebrek verhinderd werd, 7 ) vergaderingen, gaf propagandabrochu-res uit, 8 ) en slaagde er in enkele plaatsen in, actieve sub--comités op terichten. 9)

Lagardelle stelt het voor, alsof de opvatting der algemeene staking zich Wijzigingenna 1892, (Marseille), geleidelijk in revolutionaire richting ontwikkelt.10 ) in de opvat-De congresverslagen leeren echter anders. Zeker, Pelloutier en de zij- tingen

nen blijven de revolutionaire algemeene staking met uitsluiting van desteun der parlementaire socialisten propageeren. 11 ) Maar in 1896neemt het C.G.T.-congres met vrijwel algemeene stemmen een rapportvan Guérard aan, dat aanmerkelijk tammer is dan de resoluties van 1892en 1894. 12) Dit rapport aanvaardt de algemeene staking, omdat het pro-letariaat geen strijdmiddel ongebruikt mag laten, (zij is dus niet heteenige middel) , en noemt haar „het voorspel van de Revolutie", (dusniet de revolutie zelf). Het congres van 1897 noemt de algemeene sta-king het aangewezen middel ter verovering van de achturendag. Y3 ) Hierwordt dus een simpele economische eisch voor de revolutie in de plaatsgesteld! Nog verder gaat het congres van 1898, dat de arbeiders aan-spoort om, als de algemeene staking uitbreekt, practische eischen te

') Gedenkboek C. G. T. bl. 649. — z) Mermeix, Syndicalisme contre Socialisme, bi.134 vlgd. -- 3) Compte R., C. G. T., Parijs, 1900, bl. 108. Vgl. bl. 113. Vgl. zijnartikel in de Voix du Peuple 3-2-1901. ~ 4) Compte R.. 1893, bl. 40 vlgd. en b]. 63vlgd.; Compte R. Nantes, 1894, bl. 24. — 5) Idem, bi. 63. — 6) Compte R. 1893, bi,42. -- 7) Vgl. Voix du Peuple, 3-3-1901. -- 8) Compte R. Rennes, 1898, C. G. T., bi.329 vlgd. -- 9) o.a. te Tours, Voix du Peuple, 9-2-1902. — 10) Le Socialisme Ou-vrier, bi. 379. -r 1 ') Vgl. t. a, p., bi. 117. ~ 12) Compte R., C. G. T., Tours, 1896,bi. 86 vlgd. -- 13) Idem, Toulouse, 1897, b]. 125.

59

Page 61: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

stellen: achturendag, ouderdomspensioen, minimumsalaris, enz. 1) Menverwacht dan blijkbaar, dat er ook na de algemeene staking een kapita-listische regeering zal blijven bestaan, waaraan eischen kunnen wordengesteld. Ook het congres van Parijs, 1900, gaf Léon Blum, die kortdaarna zijn boek over de Fransche arbeiderscongressen uitgaf, hetrecht, met vreugde vast te stellen, dat in de kringen der C.G.T. de al-gemeene staking niet meer werd opgevat als het eenige strijdmiddel, datandere vormen van politieke strijd uitsloot. 2 ) „De algemeene staking,"zeide één der sprekers, „verliest het exclusivistisch karakter, dat zij vroe-ger gehad heeft." 3 ) De resolutie van dit congres noemde de algemeenestaking „één der weinige werkzame middelen op economisch terrein"voor de ontvoogding der arbeidersklasse, „zonder middelen, die op eenander terrein liggen, uit te sluiten." 4 )

Terugkeer tot De ontwikkeling, wier begin Blum meende te zien, zette zich echter nietde oude op- voort. In de eerstvolgende jaren vormde zich de syndicalistische opvat-

vatting ting der algemeene staking; geheel en al revolutionair; wel exclusivis-tisch, doordat zij alle andere vormen van politieke strijd moest vervan-gen. Het is een terugkeer tot de ideeën van 1892 en tegelijkertijd eenuitwerking van de destijds nog vage opvatting. Vooruitloopend op deontwikkeling van de syndicalistische beweging en theorieën in het al-gemeen, wil ik hier de volgroeide leer van de revolutionaire werksta-king, in aansluiting aan het voorgaande, samenvatten.

De directe De syndicalisten beschouwen de algemeene staking als de hoogste vormactie van directe actie. Directe actie is het optreden, de actie, van de betrok-

kenen zelf, zonder hulp van een tusschenpersoon; (de parlementair~politieke strijd, waarbij de kiezers vertegenwoordigers aanwijzen, is in-directe actie). Terecht zegt Pouget: ieder optreden van vakvereeni-gingen, hoe gematigd of onderdanig ook, is directe actie. s) De directeactie kan gewelddadige vormen aannemen; zij doet dit lang niet altijd.Tegenover de staat manifesteert zij zich als „pressie van buiten af".straatdemonstraties, e.d.; tegenover de werkgevers als werkstaking, sa-botage, enz. Het belangrijkste van deze verschijnselen is volgens Pou-

Stakingen als get de staking; zij gaat niet, als vroeger, alleen om directe, stoffelijkerevolutionaire belangen van de stakers; waar de arbeiders tot „revolutionair bewust-gymnastiek zijn" zijn gekomen beteekent de staking een onderdeel van de alge

-meene sociale strijd. De revolutie is in deze gedachtengang niet meereen uitbarsting van één dag; zij is een daad, „die zich dagelijks vol-trekt, dank zij de opstandigheid der arbeidersklasse." Iedere staking,ook als zij verloren wordt, heeft waarde door haar aanwakkering vande strijdlust der arbeiders. „Deze opvatting van de staking maakt deklassenstrijd tot een levende werkelijkheid van ieder oogenblik;" uithaar vloeit de idee van de algemeene staking logisch voort. Pougetwijst er op, dat steeds vaker een staking, begonnen voor een simpelematerieele eisch, zich uitbreidt tot een solidariteitsstaking, waaraan ar-beiders, die bij de inzet van het conflict geen belang hebben, voor hunklassegenooten in de bres springen. „Het kleinste stakinkje," juicht in1901 de syndicalist Beaujardin, „breidt zich tegenwoordig uit als een

') Compte R., C. G. T., Rennes, 1898, bl. 77. — 2) t. a. p., bi. 190. ~ 3) Compte R.,C. G. T., Parijs, 1900, bi. 125. ~ 4) Idem, bi. 200. -- 5) Ook voor het volgende, EmilePouget, La C. G. T., bi. 38~44.

60

Page 62: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

olievlek." 1 ) „De algemeene staking," schrijft Victor Griffuelhes, „is deactie, waarop de voortdurende strijd van het proletariaat voor zijn ont-voogding per se moet uitloopen; zij is de slotsom van alle tegen de werkgevers geleverde gevechten." 2 ) Gewone stakingen zijn de noodzakelijkegymnastiek om het proletariaat voor die laatste, definitieve, staking ge-schikt te maken.Griffuelhes schetst de ontwikkeling van de proletarische klassenstrijdaldus: om hun eigen, directe belangen te verdedigen, sluiten de arbeiderszich aaneen in vakvereenigingen. Ondervindend, dat zij daarmede nietgenoeg kracht kunnen ontwikkelen tegen het kapitalisme, vormen zijbonden van syndicats in één vak over het geheele land en sluiten zijzich plaatselijk aaneen in de Bourses du Travail. Reeds daarmede zijnzij buiten de enge kring van hun vak-belangen en vakvegoïsme getredenen wordt hun geest op algemeene vraagstukken gericht. Nog sterker isdat het geval, als de vakfederaties en de Bourses zich in één groot li-chaam vereenigen. Door de solidariteit, die zij bij stakingen ondervin-den, en van hun kant aan anderen bewijzen, gevoelen zij hun kracht, ko-men zij „tot een hooger sociaal leven." Hun levenspeil eenigszins ver-beterend door partieele stakingen, komen zij tot het inzicht, dat zij, doordie stakingen steeds verder uit te breiden, hun definitieve bevrijdingkunnen bereiken, dat wil zeggen een einde kunnen maken aan het ka-pitalisme zelf. Voor de syndicalist, schrijft Lagardelle, is de algemeenestaking „de laatste termijn -- niet vooruit te bepalen en niet vooruit tebeschrijven — van een oneindige reeks acties en agitaties." 3 ) En el-ders: de verwachting van die eindstrijd, die in de arbeiders leeft, hetbesef, dat ieder conflict met het kapitalisme, hoe onbeteekenend ook,een onderdeel vormt van de eindstrijd zelf, geeft wijding aan hun strijd.De algemeene staking „schenkt een hoogere zin aan de kleinste inci-denten van de dagelijksche strijd, vereenigt.... de min of meer hetero-gene onderdeelen van de arbeidersklasse, behoedt de vakbeweging ertelkens weer voor, af te glijden naar vak-egoïsme en democratisch re-formisme." 4 )Met de algemeene staking blijft het proletariaat op zijn eigen terrein; dezelf geschapen vakbeweging is voldoende; het handelt niet krachtens éénof ander officieel verleend „recht", maar krachtens de functie van„voortbrenger", die het in de maatschappij bekleedt. Met politici heefthet evenmin te maken, als met diepzinnige theorieën. „De staking be-reikt meer dan de inhoud van alle bibliotheken; zij voedt op, zij maaktvoor de strijd geschikt, zij schenkt het geloof, zij is een scheppendekracht." 5 ) Alleen door de algemeene staking kunnen de arbeiders ge-volg geven aan het parool, door de Eerste Internationale uitgegeven:„de bevrijding der arbeiders moet het werk zijn der arbeiders zelf."Natuurlijk wordt in deze gedachtengang de algemeene staking weergelijk gesteld met de sociale revolutie zelf. „Anders opgevat zou zij nietmeer zijn dan een nieuw bedrog." Tegelijkertijd echter onderscheidt zij

1) Voix du Peuple, 3-3-1901. — 2) Voor dit en het volgende, l'Action syndicaliste,bi. 27 vlgd. -- 3) Mouv. Soc., 15-11-1909, bi. 247. Ik zwijg hier over de opvattin-gen van Sorel, die sterk van de hier besproken inzichten der militants afwijken. -^4) Le Socialisme Ouvrier, t. a, p., bi. 379. -- b) Griffuelhes, Mouv. Soc., 15-10-1908,bi. 295. Vgl. Pouget in de door de Mouvement Soc. uitgeschreven enquéte over dealgemeene staking, Juni.—Juli 1904, bi. 165.

De algemeenestaking als lo-gische slotsomvan het prole-tarisch verzet

Geen hulp vanbuiten

De algemeenestaking in

plaats van deverovering

van de politie-ke macht

61

Page 63: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

zich van de politieke revolutie, die, ook al is zij het werk van socialisten,slechts uiterlijk kan zijn, niet meer dan een verandering van regeering.De economische omwenteling, die aan de heerschappij van het kapita-lisme een einde zal maken, kan slechts worden uitgevoerd met economi-sche middelen; hier is de verovering van de staatsmacht, door de socia-listen voorgestaan, machteloos; alleen de algemeen gemaakte staking,het economisch strijdmiddel bij uitnemendheid, kan hier uitkomst bren-gen. Valt dan het kapitalisme ineen, doordat de arbeid, die het draagt,ophoudt, dan valt daarmee tevens het huidig staatsorganisme; 1) spe-ciale strijd is daarvoor niet meer noodig. Griffuelhes en Pouget stellenhet vreedzaam karakter van deze revolutievorm tegenover de bloedigepolitieke revolutie; zij zal geen wonden toebrengen; zij is een „verlam-ming van het maatschappelijk leven." Anders Georges Yvetot: „Latenwij het eerlijk zeggen om geen sentimenteele verwarring te stichten: dealgemeene staking kan niet vreedzaam zijn.... zij zal met gewelddaden ge-paard gaan." 2)

Opvoeding tot Of een gewone staking leidt tot een solidariteitsstaking; of de solidari-algemeene sta- teitsstaking zich uitbreidt tot een algemeene staking, hangt af van de

king mentaliteit der arbeiders. Niet van die der groote massa; deze zal altijdindolent blijven, totdat zij wordt meegesleept; wel van die van een lei-dende „bewuste minderheid." Griffuelhes: „de algemeene staking zalzich ontwikkelen in overeenstemming met de mate van bewustheid vande arbeider en met de ondervinding en strijdkracht, die hij zich zal heb-ben verworven." Pouget: „Zoolang de noodzakelijke vooropvoedingniet voltooid zal zijn, zoodat een actieve minderheid, voldoende krach-tig om de macht van de bourgeoisie te weerstaan, van haar zal zijndoortrokken, kan de hoop op volledige bevrijding niet worden verwe-zenlijkt." 3 ) Daarvoor is noodig propaganda in woord en geschrift enoefening door stakingen van minder uitgebreidheid. De parlementairesocialisten moeten wachten, totdat zij de helft van het volk hebben over-tuigd; wij, syndicalisten, hebben voor onze methode aan deze actieveminderheid genoeg. 4 )

Wanneer de Daar de algemeene staking de spontane ontwikkeling moet zijn vanrevolutionaire een voor een beperkt doel en op een beperkt gebied begonnen stakings-algemeene sta- beweging, wordt oogenblik, waaropin dt het blik zij zal uitbreken, niet van teking?

voren bepaald. Voorloopig bezigen de syndicalisten haar als middelvoor het doorzetten van beperkte, concrete eischen. 5 ) Deze „reformis-tische" algemeene staking bereidt de weg voor de revolutionaire voor.Op den duur wordt de geheele nadruk op deze vooroefeningen gelegden de definitieve eindstrijd naar steeds verder verten verschoven. Oor-spronkelijk verkondigde Pouget de meening, dat de groote dag zeer na-bij was. In 1901 schreef hij: „De algemeene staking staat meer en meerin het middelpunt van de belangstelling der strijdende arbeiders.... Wijmoeten ons gewennen aan de gedachte, dat de oplossing van het socialevraagstuk een taak is, waartoe wij weldra zullen worden geroepen." 6 )

In 1903: „de arbeiders zijn rijp voor de laatste strijd." 7 ) Op den duur

1) Vgl. Guérard op het congres van Parijs, 1900, Compte R., bi. 118. — 2) A.B.C.syndicaliste, bi. 52. — 3) Le Syndicat, bi. 20. ~ °) Voix du Peuple, 31-3-1901. —5) Antwoord van het comité voor de algemeene staking op bovengenoemde enquête,bi. 188. — 6) Voix du Peuple, 24-2-1901; vgl. Beaujardin, idem, 3-3-1901. ~ 7) Idem,16-12-1903.

62

Page 64: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

zou hij zelf gaan twijfelen aan de juistheid van deze uitspraak.De machtsmiddelen van de staat, zoo betoogen de syndicalisten, zullen De gedecen-

tegen de algemeene staking niets vermogen. Een staking in één plaats traliseerde re-

kan door troepen worden neergeslagen; tegen een revolutionaire sta- volutie

king, die tegelijkertijd in alle steden en dorpen uitbreekt, is ook het bestuitgeruste leger niet opgewassen. De algemeene staking is de ,, gede--centraliseerde revolutie." 1)

De oude opvatting van de algemeene staking „met de handen in de De arbeiderszakken" is opgegeven. Dat zou hongersnood beteekenen en algemeen nemen de pro-

gebrek, in de eerste plaats voor de arbeiders zelf. Zoo naief als de ductie in han-den

chartisten, die meenden, dat het voldoende zou zijn, als de stakers zorg-den, vóór „de groote dag" één zak aardappelen te hebben ingeslagen,zijn de syndicalisten niet. 2 ) Als door de algemeene arbeidsweigeringder arbeiders het geheele bedrijfsleven zal zijn ontredderd en de werk-gevers zich wanhopig hebben teruggetrokken — Christiaan Cornelissenmeent, dat hiervoor twee dagen voldoende zullen zijn 3 ) — zullen de ar-beiders naar de bedrijven terugkeeren en, nu onder eigen leiding, devoortgang der productie verzekeren.Treedt dus schijnbaar de nieuwe maatschappij plotseling voor de oude in De nieuwede plaats, in werkelijkheid is de syndicalistische toekomstmaatschappij werd

g ro eit

reeds binnen het kapitalisme voorbereid. In hun syndicats, Bourses, enz.,de

schrijft Pelloutier, scheppen de arbeiders reeds nu de elementen, die detoekomstige maatschappij zullen vormen. 4 ) In de syndicats, aldus Pou-get, zijn de leidende organen van de toekomst in embryonale staat aan-wezig. De syndicalistische vakbeweging is niet slechts in de huidigemaatschappij een factor van ontbinding en vernietiging; zij werkt, reedsnu, door de opbouw van haar strijdorganen zelf, aan de wereld van detoekomst. De syndicats zijn sociale cellen, die de communistische, (dezeterm wordt ook door de syndicalisten gebruikt), voortbrenging voorbe-reiden; zij, de „haarden" van het nieuwe leven, zullen de staat en degemeentebesturen „absorbeeren". Vakfederaties en Bourses zullenvoortaan de elementen vormen, die de menschen onderling verbindenen „aan hen zullen de enkele nuttige functies toevallen, die tegenwoor-dig door de publieke machten worden waargenomen." 5 ) Het C.G.T.-congres van 1906 verklaart: „Aan het syndicat, nu een strijdorganisa-tie, zullen in de toekomst voortbrenging en verdeeling toevallen." 6 ) Zoovormt, schrijft Pelloutier, de vakbeweging een „staat in de staat;" „eenware socialistische staat, economisch en anarchistisch," die bij de al-gemeene staking de oude staat zal verdringen. 7 )

Deze „socialistische, economische en anarchistische staat" van Pellou- De syndicalis-tier verlangt nadere verklaring en beschrijving. Welnu, wij kunnen die tische maat-

bij de syndicalisten vinden. Het alom herhaalde verwijt — waarschijn~ schappij

lijk door de buitenstaanders van de „reformistische" tegenstanders dersyndicalisten binnen de C.G.T. overgenomen —, dat de syndicalistenzich met de gang van zaken in hun toekomstmaatschappij niet hebbenbezig gehouden, is niet rechtvaardig. 8 ) Het congres van de Bourses-

') Idem, 31-3-1901; vgl. Mermeix, t. a. p., bi. 154. — _) Georgi, t. a. p., bl. 117. —3) C. Cornelissen „Vers la société nouvelle", bi. 108. Cornelissen behoort ± 1900in feite tot het Fransche syndicalisme. — 4) t. a. p., bI. 249. — 5) Pouget, La C. G. T.,bi. 28, 33, 47, 49. -- 6 ) Compte R., Amiens, 1906, bi. 170. — 7) t, a. p., bl. 107, 184,249. — 8) Keufer, (reformist), Mouvement Soc., April 1910, bi. 272; Mutschler, (idem),

63

Page 65: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

federatie van 1896 hield zich uitvoerig bezig met een agenda-punt, datluidde: „Over de rol van de Bourses in de toekomstmaatschappij." 1 )

Twee belangrijke rapporten — van het hoofdbestuur en van de Boursevan Nimes — bereidden de discussies voor. Daarin werd aan de syn-dicats in het algemeen, en aan de Bourses in het bijzonder, de leidingvan productie en verdeeling toegedacht. „De Bourses," zegt het rap-port van Nimes, „stellen zich op de hoogte van de hoeveelheid produc-ten, die moet worden voortgebracht, brengen dit aan de leiders van desyndicats in ieder bedrijf over, die, voor het fabriceeren van het benoo-digde, alle in hun bedrijfstak beschikbare krachten aanwenden.... Doorhaar statistiek kennen de Bourses het overschot of het tekort in haargebied. Zij regelen dus de ruil van producten" met andere Bourses. Daardan eerst alle uitvindingen van de wetenschap ten volle zullen kunnenworden aangewend, „zal de maatschappelijke rijkdom in geweldige pro-porties toenemen."

Het toekomst- Het rapport van het bestuur, van de hand van Pelloutier, zegt o.a.: 2)

beeld van Pel- de revolutie „moet de menschen niet slechts van alle gezag bevrijden,loutier maar ook van elke instelling, die niet de ontwikkeling van de voort-

brenging ten doel heeft;" zij streeft naar „de vrijwillige en vrije asso-ciatie van de voortbrengers." Ook hier staat de statistische taak van deBourses in het middelpunt. Tusschen de rapporten bestond één belang-rijk verschil; de Bourse van Nimes wilde, dat de gemeenschap eigenaresder voortbrengingsmiddelen zou zijn; Pelloutier verzet zich daartegen;daarmede zou een nieuw gezagsinstituut worden geschapen; hij stelt dezuiver-syndicalistische eisch: de voortbrengingsmiddelen aan de voort

-brengers zelf, „de mijn aan de mijnwerkers" enz. De laatste opvattingzou het onder de syndicalisten winnen; Pouget schreef in 1901: „Wijwillen, dat de werkplaats, de fabriek, of iedere andere productie-een-heid.... direct in handen gesteld worden van de betrokken vakvereeni-gingen, die daarvan zelf de leiding zullen nemen." 3 ) Een stelsel, dus,dat het best groepen-anarchisme kan worden genoemd. Steeds weerwordt de nadruk gelegd op de federalistische grondslag van de toekom-stige economische organisatie. 4 ) Overal zal het gezag worden vernie-tigd, ook binnen de werkplaats, waar de vrijwillige en gelijkberechtigdesamenwerking zal heerschen. In dit verband moet er op gewezen wor-den, dat een dergelijke theorie van losse samenwerking en voortdurendonderling overleg alleen kan ontstaan in een omgeving van kleinbe-drijf. Pelloutier zegt het met zooveel woorden, als hij spreekt van „mid-delmatige groepen." 6)

Enquête over Hoe zeer de syndicalisten zich bewust waren van de noodzakelijkheid,de „lendemain de gang van zaken na de algemeene staking voor te bereiden, bewijst dede la gréve „vragenlijst", die de C.G.T. in 1902 aan alle aangesloten organisatiesgenerale" zond. Zij bevatte zeven vragen: 1e.: Hoe zal uw syndicat zich reorga-

niseeren? 2e.: Hoe zult gij de productiemiddelen in bezit nemen? 3e.:

ibidem, April 1911, bl. 256; Martin Saint-Leon, t. a. p., bi. 746; Cazalis, Syndicalismeouvrier et évolution sociale, 1925, bl. 74 enz. — 1 ) Compte R., Bourses, 1896, bl. 104vlgd.; Pelloutier, t. a. p., bi. 249 vlgd. — ') Compte R., bi. 112 vlgd. ~ 3) Voix duPeuple, 23-12-1900. Ongetwijfeld moet hier aan invloed van Bakunin worden gedacht.Vgl. Weill, t. a. p., bi. 216 over een dergelijke eisch in de Bakuninistische vleugelder Eerste Internationale; en Louis, Le syndicalisme contre l'Etat, bi. 153 vlgd. --4) Vgl. Pouget, La C. G. T., bi. 27. — 5) t. a. p., bi. 262.

64

Page 66: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Hoe stelt gij u de werkwijze van de georganiseerde fabrieken en werk-plaatsen voor? 4e.: Indien uw syndicat werkzaam is op het gebied vanhet vervoerwezen, hoe stelt gij u dan de werkwijze in uw bedrijfstakvoor? 5e.: Hoe denkt gij u, als die reorganisatie voltooid is, uw relatiesmet uw vakfederatie? 6e.: Hoe zal de verdeeling geregeld worden, enhoe zullen de „productieve groepen" zich de benoodigde grondstoffenverschaffen? 7e.: Welke rol zullen de Bourses du Travail in de her-vormde maatschappij hebben en welke taak zal haar toevallen inzakede statistiek en de verdeeling der producten? 1 )

Er zou op deze vragen één aanmerking te maken zijn; n.l., dat de geestvan de beantwoording, en wel de syndicalistische, reeds in haar formu-leering besloten ligt. De reformistische syndicats bewaarden dan ookhet stilzwijgen, maar de talrijke, vaak goed doordachte, antwoorden dersyndicalisten vormen waardevol materiaal. Velen bleken met grootenthusiasme aan dit positieve werk deel te nemen; men had behoefte,de gouden toekomstdroom te concretiseeren. Er zijn rapporten bij, dietot in de kleinste bijzonderheden afdalen.In de antwoorden van syndicats, Bourses enz. 2 ) behield men de leiden- Uit de ant-de gedachten van de rapporten, die in 1896 op het Bourses-congres wa- Woorden op de

ren uitgebracht. Slechts op twee punten blijkt men zich van de ideeën enquéte

van Pelloutier min of meer te hebben losgemaakt: algemeen pleit mennu voor zoo sterk mogelijke mechanisatie; de Bourse van Montpellierbepleit zelfs het sluiten van kleine, te duur produceerende, fabrieken enspreekt zich uit voor centralisatie van de arbeid. Over het algemeenechter blijft de decentralisatie-gedachte overheerschen en stelt men zichvoor, de machinale bedrijven op gemoedelijke, vrije werkplaats-manieraan de gang te houden; (Bourchet: „het voornaamste is, dat er tot hetuiterste gedecentraliseerd wordt.") In de werkplaatsen „geen fluiten,geen reglementen, geen verboden meer." De arbeid zal zoo tot eenvreugde worden; „gewetensdwang" zal luiheid voorkomen. Wie zwak-ker is, zal minder werken, maar daarom niet minder eten.Het tweede onderscheid met Pelloutier's toekomstbeeld is meer een ver-schil in accent. De Bourses behouden ook in de voorstelling van de mi-litants, die hier aan het woord zijn, een deel van de regeling van pro-ductie en distributie, maar minstens zoo groot zal ten deze de taak dervakfederaties en vooral van het centrale lichaam, de C.G.T., zijn. Insamenwerking zullen deze organen, ieder op hun eigen gebied, de noo-dige statistieken bijhouden. Het geld zal worden afgeschaft en iederkan wat hij noodig heeft in de gemeenschappelijke magazijnen komenhalen. De metselaars houden zich met de woningvoorziening bezig; zon-der veel moeite, zeggen zij, zullen wij de luxe-paleizen der rijken ver-bouwen tot heldere arbeiderswoningen.De meeste antwoorden verwachten, dat de huidige bezitters zich tegen De voedsel-de algemeene staking zullen verzetten; „desnoods" zullen wij ons dan voorziening

met geweld van de werkplaatsen moeten meester maken. Velen vree-zen, dat deze algemeene staking-revolutie zich tot de steden zal beper-ken en er dus weldra voedselnood zal ontstaan; wel is er ook een rap-

') O.a. gegeven: Mouv. Soc. 15-2-1903, bl. 350. — 2) Gepubliceerd, gedeeltelijk in deVoix du Peuple, 27-4-1902 vlgd.; 10-8-1902 vlgd.; en gedeeltelijk in het CompteRendu, congres Montpellier, 1902, bl. 224 vlgd.

65

Page 67: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

port van een landarbeiderssyndicat, maar de opstellers beseffen, dat hunbeweging nog niet krachtig genoeg is om de voedselvoorziening der re-volutionaire steden te verzekeren. De meubelmakers schrijven daarom:zoodra de algemeene staking uitbreekt, zullen onze leden zich naar hetplatteland begeven om daar de noodige landbouwarbeid te verrichten;ons vak is voornamelijk een luxe-vak. Hetzelfde schrijven de arbeidersin de edelmetaalbedrijven, die er echter aan toevoegen: weldra zal er inde communistische maatschappij zoo groote welvaart heerschen, dat wijtot ons mooie, eigen werk kunnen terugkeeren.

„De mijn aan Hier, en in het algemeen in de syndicalistische pers, houdt men vast aande mijnwer- de leus: „de mijn aan de mijnwerkers." Waarschijnlijk bedoelen de me--kers" of socia-

lisatie? taalbewerkers hetzelfde, als zij in de statuten van hun vakfederatie alsdoel van hun strijd geven: „de vrije arbeid, verlost van alle kapitalisti-sche uitbuiting door middel van de socialisatie (socialisation) der pro-ductiemiddelen uitsluitend ten bate van de voortbrengers van de maat-schappelijke rijkdom en hun helpers." 1 ) Anders bedoelt het in ieder ge-val de syndicalist Beaubois, als hij de organisatie van de „post aan depostbeambten" bespreekt. 2 ) De posterijen moeten in de toekomststaathet eigendom van de gemeenschap blijven. Wel zal alle inmenging vande staatsorganen en leiding van boven af worden verwijderd; alleen zalde gemeenschap een zekere contróle houden. Het personeel zal zelf hetbestuur van het bedrijf in handen nemen; er zal discipline heerschen, be-rustend op het belang van het bedrijf. De dienst zal worden vastgesteldin overleg met de vertegenwoordigers van handel en industrie of in„gemengde congressen" van postpersoneel en publiek. Hier naderen wedus de socialisatie, zooals zij door de sociaal-democraten wordt voor-gestaan.

De productie- Binnen het kapitalisme kan de syndicalistische voortbrenging het dichtstcoöperatie benaderd worden door de productiecoöperatie. Hieraan wordt dan ook

door de syndicalisten groote beteekenis toegekend, al betoogen zij nietten onrechte, dat de ondergang van een dergelijk, uit de aard der zaakzwak, syndicalistisch scheepje in de golven van het kapitalisme nietsbewijst tegen de deugdelijkheid van deze bedrijfsvorm in andere maat-schappelijke verhoudingen. De belangrijkste van deze associaties wasde „Verrerie Ouvrière" te Albi. 3 )

De Verrerie Zij is ontstaan uit een staking, in 1895 in een glasfabriek te CarmauxOuvrière uitgebroken naar aanleiding van het ontslag van een arbeider, die in

de arrondissementsraad gekozen was. De staking duurde meer dan eenjaar en eindigde met het ontslag van alle arbeiders. Het was Jaurès, so-cialistisch Kamerlid voor het district, waar de staking plaats had, die dearbeiders aanraadde, zich te vereenigen tot een productie-coöperatie. Ineen groote campagne wist hij ook burgerlijke democraten voor het gevalte interesseeren en zoo, vooral uit enkele belangrijke particuliere giften,het benoodigde kapitaal bijeen te brengen; ook enkele arbeiders -(con-sumptie)-coöperaties en enkele syndicats, vooral de typografen, droe-

') Gegeven, Sévérac, t. a. p., bl. 135. , 2) Mouvement Soc., 15-4-1909, bl. 241 vlgd.— 3) Vooral het voortreffelijke artikel in Gedenkboek C. G. T., bl. 595 vlgd. Artikelvan E. Alibert, Mouv. Soc., 15-10-1899, bl. 485 vlgd. Ik laat de minder belangrijkeproductie-coöperaties rusten; zooals de klompenmakersassociatie te Limoges; Mouv.soc. 15-3-1900, bl. 349; vgl. Pelloutier, t. a. p., bl. 225 vlgd. enz.

66

Page 68: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gen bij. In 1896 bouwden de glasblazers zelf te Albi hun fabriek op.Aanvankelijk moesten de arbeiders zich groote opofferingen getroostenom het hoofd boven water te houden, maar na een jaar of vijf warende eerste moeilijkheden overwonnen dank zij de steun van de socialisti-sche consumptie-coöperaties en de C.G.T. 1)Merkwaardig is, dat hier het principe „de glasblazerij aan de glasbla-zers" niet werd toegepast. De Verrerie werd het eigendom van de ar-beidersorganisaties, vereenigd in de C.G.T., onder de leus, dat zij „hetgemeenschappelijk bezit van het geheele georganiseerde proletariaat"zou zijn. 2 ) In de bestuursraad hadden oorspronkelijk zes afgevaardig-den van de arbeiders der Verrerie zitting en drie der C.G.T. Na eenconflict in 1912 ~ over de invoering van nieuwe machines, noodzake-lijk, om de concurrentie te kunnen volhouden — werd het noodzakelijkgeacht, deze verhouding om te keeren. 3 ) Het ligt voor de hand, dat dekapitalistische mentaliteit niet buiten de muren van de Verrerie halt hield;op zeer ernstige wijze kwam dit tot uiting bij de staking in de Verrerie in1921, „één van de meest penibele bladzijden in de geschiedenis van devakbeweging." 4 )

Was de algemeene staking voor de theoretici vooral van opvoedende. Voor de arbei„symbolische" waarde, (vgl. de later te bespreken mythe-theorie van ders is de alge -Sorel), uit het bovenstaande blijkt voldoende, dat het de arbeiders bit- meene staking

tere ernst was. De idee was tevens een troost voor de betrekkelijk ge- een reëel be-ri

ringe resultaten, die in de practische vakstrijd werden behaald. Zij blijft g p

de geesten der arbeiders bezig houden. In de statuten der vakfederatieskrijgt zij de eereplaats. 5 ) Voorbeelden van solidariteitsstakingen, diezich over een geheele stad of streek uitbreiden ~ het naastbij liggendideaal van het syndicalisme — en van algemeene stakingen in het bui-tenland werden in het C.G.T.-orgaan, de Voix du Peuple, enthusiastbegroet en uitvoerig besproken. Zoo treffen wij daar uitvoerige berich-ten aan over de Nederlandsche algemeene staking in 1903. s) Met haaroproep aan de Fransche bootwerkers in de havens van Duinkerken, LeHávre, Bordeaux enz., geen schepen van en naar Nederlandsche ha-vens te laden en te lossen, had de C.G.T. groot succes. 7 ) De commissievoor de algemeene staking bleef als permanent orgaan der C.G.T. be-staan; zij vatte haar taak zoo op, dat zij naar iedere staking van eenig be-lang een afgevaardigde stuurde, die zoo mogelijk solidariteitsstakingenmoest uitlokken. Deze commissie „zal tusschen beide komen in alle sta-kingen, niet om onderhandelingen aan te knoopen met de uitbuitendewerkgevers, doch om de massa's op te zetten, de onbewusten te wekken,de strijdlust te verlevendigen." $)

De waardeering voor de gewone staking als strijdmiddel in de dagelijk- Wisselendesche vakactie is in de Fransche vakbeweging aan sterke wisselingen on- opvattingen

over partieelestakingen

') Dave, inleiding-Pelloutier, bi. 12; idem, bi. 224; Compte r., Bourses, Tours, bi. 27;idem, C.G.T.. Parijs, 1900, bi. 140. _2) Voix du Peuple, 14-4-1901 en 2-2-1902. —3) Vgl. Mouv. Soc., December 1912, bi. 396 vlgd. -- °) Gedenkboek C. G. T., bi. 396.Vgl. de ironiseerende beschrijving bij Moreau, t. a. p., bi. 218 vlgd. — 5) Voorbeel-den bij Louis, Mouv. Syndical, bi. 276; Mouv. Soc., 1-11-1905, bi. 349, enz. —e) Voix du Peuple, 7-4-1903, speciaal nummer over de Hollandsche staking en vlgd.Andere buitenlandsche voorbeelden, 1-5-1902; 25-5-1902 (Zweden), enz. -- ') MartinSaint-Léon, t. a. p., bl. 721. ~ 8) Voix du Peuple, 23-12-1900. Vgl. idem 17-2-1901.

67

Page 69: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

derhevig geweest. In de tachtiger jaren leidt de overgang van het bar-beretistische type naar de bewuste klassenstrijd tot een snelle oplevingder werkstakingen. 1 ) Dan verschijnt, in 1892, als alleen zalig makendmiddel, de algemeene staking; in de eerste jaren valt op haar bij de re-volutionaire syndicats alle nadruk, zoodat de partiëele stakingen in dis

-crediet komen. Moet hier gedacht worden aan de invloed van Bakuninen Proudhon, wier theorieën men ook in het bovenomschreven syndica-listisch toekomstbeeld zou kunnen herkennen? 2 ) Misschien bij een en-kele militant, als Pelloutier; bij het gros zeker niet en Pelloutier aan-vaardt van die leer der anarchistische theoretici toch slechts dat, wathem bevalt. Was Proudhon niet evenzeer een tegenstander van de vak-organisatie geweest? Reeds op het verzoeningscongres van 1893 ver-klaart de rapporteur over de algemeene staking: kleine stakingen zijnnadeelig; zij zijn een tweesnijdend wapen.') Een congres van metaal-bewerkers verklaart enkele jaren later: „Zelfs als zij slagen, zijn par-tiëele stakingen nadeelig, want onze uitbuiters vinden altijd wel het mid-del om terug te nemen, wat zij gedwongen zijn geweest ons toe testaan." 4 ) In deze gedachtengang staan partiëele stakingen tegenoverde algemeene staking. Voor de voorbereiding van de tweede moet mende eersten vermijden. Het C.G.T.-congres van 1897 spreekt de wenschuit, het aantal partiëele stakingen te zien verminderen. 5)

Het was de practijk, die de revolutionairen tegen 1900 dwong, ditstandpunt te herzien. 6 ) Met verwonderlijk gemak wordt dan de theoriebij de werkelijkheid van de klassenstrijd aangepast en neemt men de be-perkte staking in het beeld van de algemeene staking op. Dan ontstaatde gedachtengang van de gewone staking als „gymnastiek", als voor-bereiding van de algemeene staking. Een klinkend bewijs voor de juist-heid van de bewering der syndicalisten, dat hun theorie niet aan boekenis ontleend of door logische redeneering is afgeleid, maar aan de practijkder arbeidersbeweging is ontleend. 7 ) Nu vindt men in ieder nummer vande syndicalistische pers verrukte beschrijvingen van stakingen en wordtde stakingsgymnastiek door verschillende federaties, (vooral door debouwvakarbeiders! ) , met groote ijver beoefend. $) Omstreeks 1908, alsenkele federaties aan deze gymnastiek dreigen te bezwijken, treedt danopnieuw een kentering in en kan men ook van de meest revolutionai-re militants dringende waarschuwingen hooren tegen de „staak-maar-raak"-taktiek. 9)

De reformis- Binnen de C.G.T. stuit de idee van de algemeene werkstaking op ver-ten tegen de zet bij een deel der reformisten, (de rechtervleugel der C.G.T.) . Voor-algemeene

al de t o rafen verzetten zich onder Keufer's leiding ten stelligste te-staking yP g g ggen wat zij de romantiek van de algemeene staking noemen. Voor u,zegt Keufer tot Pouget, vervangt het geloof in de algemeene stakinghet geloof in het hiernamaals; gij ziet in de algemeene staking „de too-

') Pelloutier, t. a. p., bl. 103. -- 2) Eckstein, inleiding Louis, t. a. p., bi. 21 en 60; vgl.Bernstein, Die Arbeiterbewegung, bi. 65. -- 3) Compte R., bi. 38. --- 4) GeciteerdMouv. Soc., 1-11-1905, bi. 358. Vgl. Delesalle, Les Anarchistes, bi. 5. ~ 5) CompteR., bl. 105. ~ 6) Zie Lauche, C.G.T. congres 1900, Compte R., bl. 110. --- 7) Vgl.Eckstein „Die wurzeln des Syndikalismus in Frankreich", Neue Zeit, 1911-1912,II, bi. 318. — s) Voix du Peuple, 17-2-1901, 7-3.1901, 9-6-1901; Mouv. Soc., 15-10-1906, bi. 157. — 9) Griffuelhes, Voyage révolutionnaire, bi. 24 vlgd., enz.

68

Page 70: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

verkracht, die het wonder, dat altijd verwacht is, zal volbrengen." i) In1908 blijkt uit een referendum onder de leden van de typografenbond,dat de groote meerderheid der leden de syndicalistische opvatting deralgemeene staking verwerpt, doch de algemeene staking wel aanvaardtals strijdmiddel in een bepaald geval; (bijv. tegen een poging van de re-geering om de wet van 1884 op te heffen). De meerderheid van de Pa-rijsche typografen is dan echter voor de syndicalistische zienswijze ge-wonnen. 2 ) Beperkte stakingen komen bij de reformisten niet mindervoor dan bij de syndicalisten, (bij de textielarbeiders zelfs buitenge-woon veel), maar over het algemeen zijn de reformisten er voorzichtigermee. 3 ) Voor hen is de staking niet een propaganda- of opvoedings-middel, maar dient zij alleen voor de verovering van directe verbeterin-gen. 4 ) Herhaaldelijk vinden wij reformistische kritiek op het syndicalis-tische toekomstbeeld, waarbij steeds de opmerking terugkeert: in uw we-reld, waarin de voortbrengers alles te zeggen hebben, zullen de belangender verbruikers onherroepelijk in het gedrang komen. 6 )

Daarnaast blijft het verzet van die reformisten, die, als Renard van de Standpunt dertextielarbeiders, in de eerste plaats partijsocialisten zijn. Althans de sociaal-demo-

guesdisten sloten zich aan bij de klassiek geworden uitspraak van Auer: cratie

„Generalstreik ist Generalunsinn." Het is niet mogelijk, het sociaal-de-mocratisch standpunt in zake de algemeene staking in een paar zin-nen weer te geven. 8 ) In meerderheid aanvaarden de sociaal-democratenhaar als „proteststaking" of als „pressiestaking "; op de Fransche alle

-manisten na verwerpen zij allen de syndicalistische opvatting: algemee-ne staking = sociale revolutie. Hier moet vooral worden gezegd, dathet principieele verschil ten aanzien van dit probleem één van de voor-naamste oorzaken was van de tegenstelling tusschen vakbeweging en so-cialistische partij, die de Fransche arbeidersbeweging heeft verscheurd.Vooral Jaurès, de kampioen voor de verzoening tusschen de beide orga-nisaties, heeft bewerkt, dat de Fransche socialistische partij ten dezede vakbeweging een heel eind is tegemoet gekomen, maar als sociaal~democraat, die langs de weg van de verovering der politieke macht deproductiemiddelen in handen der gemeenschap wilde brengen, kon zijnomschrijving van de algemeene staking de principieele syndicalistennooit bevredigen. Wel zag ook Jaurès in de syndicats organen, die eenrol, zij het een beperkte rol, bij de regeling der productie in de socialis-tische maatschappij zouden hebben te vervullen. „Jaurès heeft.... devakvereenigingen tot publieke organen willen uitbouwen en ze deelge-noot maken van het bezit der productiemiddelen in een bepaalde ar-beidskern ." 7 )

1) Voix du Peuple, 9-8-1903. Vgl. Compte R., Limoges, 1895, bi. 70; idem, C. G. T.,Rennes, 1898, bi. 346. ~ 2) Mouv. Soc., 15-10-1908, bl. 346. — 3) Keufer, Voix duPeuple, 12-4-1903..— 4) Vgl. G. Fréville, Revue Syndicaliste, Juli 1907, bi. 51 vlgd. —5) o.a. C. Mutschier, Mouv. Soc., April 1911, bi. 258 vlgd. -- 6) Hiervoor o.a. hetgeciteerde boek van E. Georgi; de sociaal-democratische artikelen in de reeds ge-noemde Enquête in de Mouv. Soc. van 1904; de debatten op de internationalecongressen van Parijs, 1900, en Amsterdam, 1904. Vgl. H. Roland Holst, Generalstreikund Sozialdemokratie, 1906 en K. Kautsky, Der politische Massenstreik, 1914. ~7) W. Banning, Jaurés als denker, 1931, bi. 199.

69

Page 71: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK IV.

DE BREUK MET DE SOCIALISTISCHEPARTIJEN

HET ANTI-PARLEMENTARISME1895-1901

De anarchis- n de jaren na 1895 kwamen tot de vakbeweging talrijke anarchisten,ten die weldra in verschillende bonden de leiding in handen kregen. )

Na hun afscheiding van Guesde in 1881 hadden zij een groote acti-viteit ontwikkeld, doch hun aanhang was beperkt gebleven. Hun or-ganen waren „La Revolte" van Jean Grave en Elisée Reclus, en „Le

Père Peinard", door de latere syndicalist Emile Pouget naar het voor-beeld van Hébert's „Père Duchêne" geredigeerd. Zij hadden geen cen-trale organisatie en werkten in kleine groepjes, waar zich telkens politie-spionnen, „mouchards", wisten binnen te dringen. In het begin dertachtiger jaren viel een eerste periode van anarchistische „propagandavan de daad", bomaanslagen, het verwekken van plunderingen bij werk

-loozenoptochten enz. In de winter van 1883 hoorde Pouget tot de ver-oordeelden. De jaren 1892 en volgende brachten een tweede serie vannog ernstiger aanslagen. Ik herinner slechts aan de bom, door Vaillant,(niet te verwarren met de blanquistische leider) , in de Kamer geworpenen aan de moord op president Carnot. De regeering werd gedreven totscherpe repressiemaatregelen en de ondoelmatigheid van dit soort „pro-paganda" trad steeds duidelijker aan het licht.

Geen direct Het hoogtepunt van de anarchistische actie viel samen met het vakver-verband met eenigingscongres van Nantes, waar de syndicats zich definitief van de

het besluit van voogdij der politieke partijen bevrijdden. Herhaaldelijk is naar verbandNantes g 1 p p > > >tusschen deze gebeurtenissen gezocht. Het verband heeft, dunkt mij,niet bestaan. Eenerzijds hebben de aanslagen niet afschrikwekkend ge-werkt, de syndicats hebben de anarchisten, èn vele van hun ideeën, zon-der bezwaar opgenomen. Anderzijds zijn er geen teekenen, dat de vak-beweging onder de bekoring der anarchistische methoden zou zijn geko-men; zij zocht en vond andere, voor haar speciaal doel geschikte, strijd~middelen en ging, zich zoowel losmakend van de politieke socialisten alsvan de anarchisten, haar eigen weg. Samenhang bestaat er in zooverre,dat de in de geweldmethoden teleurgestelde anarchisten een nieuw ar-beidsveld zochten en dat grootendeels vonden in de vakbeweging. Zijbrachten daar hun anarchistische beginselen mede, waarvan een deel— maar ook niet meer dan een deel — in de syndicalistische theorie isopgenomen.

De anarchis- Reeds in 1894 schreef Pouget: „Een plaats, waar een groote taak voorten in de syn- de kameraden ligt, is de vakbond van hun bedrijf." 2 ) Daar moeten wij

dicats steeds herhalen: „Het syndicat dient om oorlog te voeren tegen de pa-

1) J. Prolo, Les anarchistes, 1912; Quack, t. a.p., VI, bl. 339 vlgd.; Weill, t. a. p., bl.263 en bi. 275 vlgd. -- 2) Bij Prolo, t. a. p., bl. 65 vlgd.

70

Page 72: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

troons en niet om zich met politiek op te houden." En verder: „Degroote hansen, die zich verbeelden de anarchisten te hebben gemuil-band, zullen een vies gezicht zetten, als deze van de gelegenheid ge-bruik maken, in de syndicats te dringen om daar, zonder veel kabaal,hun ideeën te verbreiden." In 1898 verscheen uit de anarchistische hoekde brochure „De anarchisten en de syndicats", waar de motieven, diede anarchisten naar de vakbeweging dreven, zijn samengevat. Als dearbeiders maar eens om materieele redenen in de syndicats gekomenzijn, wordt daar betoogd, worden zij vanzelf tot strijd tegen de patroonsen tenslotte tot opstandigheid gedreven: „het is een goed propaganda-terrein en daarom is het van belang, er binnen te komen." i)Van de zijde der anarchistische theoretici trachtte men zich tevergeefstegen deze ontwikkeling te verzetten; Kropotkin weigerde, een voor-woord voor laatstgenoemde brochure te schrijven. 2 ) Reeds in 1896kwamen vooraanstaande anarchisten op het Londensch congres als af-gevaardigden van syndicats of Bourses. Van de invloedrijke leiders vande syndicalistische beweging zijn o.a. Pelloutier, Paul Delesalle, Pouget,Merrheim, Lévy en Yvetot uit het anarchisme voortgekomen.Op het congres van de Fédération des Bourses van 1895, Nimes, had de Pelloutier ennieuwe secretaris, Pelloutier, onbestreden de leiding.') Uit het jaarver- de Bourses

slag blijkt, dat het bestuur een geweldige propagandistische activiteithad ontwikkeld. 4 ) In dit verslag had Pelloutier tevens zijn beginselver-klaring neergelegd. Zijn grondstelling is: „de emancipatie der arbeiderskan slechts het werk van de arbeiders zelf zijn." De Bourses beteekenende verwerkelijking van deze stelling, dertig jaar geleden door de EersteInternationale geponeerd. Gij hebt, zoo sprak hij tot de afgevaardig-den der Bourses, begrepen, dat „het niet noodig is voor de enkeling,de zorg voor zijn zaken aan anderen op te dragen"; hier spreekt het aanhet anarchisme ontleend anti~parlementarisme; „als vijanden van twis-ten en wetend, dat de politiek de verwoester is van elke vereeniging,waar menschen van verschillende opvattingen elkaar moeten ontmoeten,hebt gij de politiek uit de Bourses du Travail verbannen."Enkele guesdistische afgevaardigden deden op dit congres een poging, Pelloutier alsde federatie aan de invloed van de Parijsche „libertairen", (de anarchis- tacticus

tische en allemanistische leiders) , te onttrekken. Zij stelden daartoevoor, de zetel van het bestuur telkenjare te verplaatsen naar de stad,waar het volgend congres zou plaats hebben en deden daarbij een be-roep op de federalistische beginselen van de libertairen zelf! 5 ) Het isde moeite waard, de handige rede te lezen, waarin Pelloutier zoowel detrouw aan zijn beginsel, als de zetel van het bestuur te Parijs wist te be-waren. Hij wees eerst op het practische bezwaar, dat men in een pro-vinciestad nooit de noodige krachten zou vinden en dat het op die wijzeonmogelijk zou zijn, een man met voldoende bestuurservaring aan het

') Les anarchistes et les syndicats, zonder schrijver, bi. 19 vlgd. Dezelfde gedachten-gang in de brochure van P. Delesalle, l'Action syndicale et les anarchistes, 1901. —2) Lagardelle, La Formation du syndicalisme en France, Mouvement Socialiste, 1-11-1911,bi. 253 vlgd. Verder materiaal hierover in de Appendice van de door Lagardelle uit-gegeven brochure „Syndicalisme et Socialisme", bi. 59 vlgd. Zie de anti-syndicalistischebrochure van de anarchist E. Armand, „Les ouvriers, les syndicats et les anarchistes",zonder jaar. — 3) Compte Rendu du 4e congres de la Feder. des Bourses, Nimes, 1895;Blum, t. a. p., bi. 152; Gedenkboek C. G. T., bi. 36 vlgd. - a) Compte rendu, bi.26. -- 5) Idem, bi. 55--65; vgl. Pelloutier, t. a. p., bi. 237 vlgd.

71

Page 73: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

hoofd der federatie te krijgen. En hij vervolgde: „Zonder twijfel zijnwij federalisten.... Maar moeten wij die eisch op onszelf toepassen? Na-tuurlijk niet, willen wij er niet zelf de dupe van worden.... Terwijl hetproletariaat werkt aan de verzwakking van zijn vijanden, aan de onder-mijning van de centralisatie der regeering, moet het de concentratie vanzijn eigen krachten tot stand brengen." Met recht kon Pelloutier aanhet slot van deze rede zeggen: „De Fédération des Bourses is in dit uurde best georganiseerde en daardoor de machtigste van alle vakorgani-saties." Met 17-6 stemmen besloot het congres, de zetel van het be-stuur te Parijs te laten. Voorts verdient vermelding het besluit, voor dealgemeene staking een groote propaganda-actie op touw te zetten. 1 )

Congres van De Nationale Arbeiders Raad had tegen September 1895 het congres teLimoges, 1895 Limoges voorbereid, dat het eerste congres van de C.G.T. zou wor-

den. 2 ) De agenda luidde: „het vormen van een algemeen plan voor devakorganisatie en voor de actie en het werkingsterrein der bestaandeorganisaties," een formuleering, waaruit de verwarring blijkt, die op hetgebied der vakorganisatie heerschte.Naast de leiders van de Bourses waren vooraanstaande allemanisten,o.a. Allemane zelf, en blanquisten aanwezig. 3 ) Het aantal afgevaardig-den bedroeg slechts 75, terwijl groote steden als Lyon. Marseille enBordeaux in het geheel niet vertegenwoordigd waren. Van groot belangwas de krachtige medewerking van twee sterke vak-federaties, die dertypografen en der „cheminots", (het spoorwegpersoneel), wier leiders,Keufer en Guérard, de C.G.T. door de eerste moeilijke jaren zoudenloodsen en door wier kassen ongeveer alle organisatorische kosten zou-den worden betaald.

Gebrek aan Colombe beschreef de moeilijkheden, die de Arbeiders Raad had ont~belangstelling moet: tegenwerking van de guesdistische vakcentrale en van een sedert

1891 bestaande speciale commissie voor de algemeene werkstaking; on-verschilligheid en gebrek aan medewerking bij de meerderheid der syn-dicats. De ontvangsten van de Raad bedroegen in totaal 85 centimes. 4 )Het congresverslag geeft de indruk van zeer verwarde debatten. Deverhouding tot de politiek en de algemeene staking werden besproken,of het nieuwe problemen gold. Men vocht over de vraag, welke organi-satievorm meer waarde had, de Bourse of de vakfederatie, b) en er gin-gen stemmen op om zich bij de nieuw te stichten centrale tot de vak-federaties te beperken en de Bourses niet toe te laten. 6)

Stichting van De meerderheid besloot een verbond te vormen, waarin alle bestaandede C.G.T. federaties zouden opgaan: de confédération generale. Deze zou alle syn-

dicats in Frankrijk en koloniën omvatten. 7 ) De opsomming van de toete laten organisaties geeft wederom een beeld van de heerschende ver-warring; zoowel afzonderlijke Bourses als de Fédération des Bourses;losse syndicats, vakfederaties, nationale federaties, die zich over meer-dere vakken uitstrekken, gewestelijke federaties enz. Het had voor dehand gelegen, op dit congres tot vereenvoudiging van het ingewikkeldeapparaat te besluiten. Men durfde en kon het niet aan. 8 ) Een eisch als:

1 ) Compte Rendu, bl. 83. -- z) Compte rendu, Limoges, 1895; Blum, t. a. p., bl. 154vlgd.; Humbert, t. a. p., bl. 36 vlgd.; Gedenkboek C. G. T., bl. 49 vlgd. -- 3) Compterendu, bl. 9. — 4) Idem, bl. 38. -- 5) Idem, bl. 47 vlgd. ~ 6) Idem, bl. 57. — 7) Destatuten, idem, bl. 86 vlgd. ~ e) Vgl. Guérard, „La C. G .T.", Mouvement Socialiste,15-5-1899, bl. 553.

72

Page 74: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

in één plaats zal uit één bedrijf slechts één syndicat bij de C.G.T. aan-gesloten kunnen zijn, werd door Keufer als niet uitvoerbaar afge-wezen. 1)

Volgens de statuten lag het doel der C.G.T. „uitsluitend op economisch De statutenterrein." Op haar jaarlijksche congressen zouden alle syndicats — ookzij, die niet waren aangesloten -- worden toegelaten. Aan het hoofdkwam een „nationale raad", waarin de Fédération des Bourses, de vak

-federaties en nationale federaties, die verschillende vakken omvatten,ieder drie, de andere aangesloten organisaties ieder één afgevaardigdemochten benoemen. De taak van deze raad was zeer omvangrijk: pro-paganda; economische statistiek, (zooals men ziet, een steeds terugkee-rend voornemen) ; steun aan stakingen; voorbereiding van de algemeenewerkstaking, (die dus officieel in de statuten werd opgenomen) ; actievoor wettelijke maatregelen, als de achturendag en een wekelijkscherustdag; bovendien: „het tot eenheid brengen van de vakactie." De raadkreeg opdracht, verbinding te zoeken met niet-politieke vakorganisatiesin het buitenland.Dat dit uitgebreid program door de jonge organisatie niet direct volle- Wrijving metdig zou worden uitgevoerd, sprak vanzelf. Doch de resultaten van de de Fédérationeerste jaren beantwoordden zelfs niet aan de meest-bescheiden ver- des Bourses

wachtingen, in de eerste plaats ten gevolge van de voortdurende wrij-ving met de Fédération des Bourses. Estey meent, dat de conflicten eengevolg waren van richtingsverschil: de leiders der Bourses zouden „re-volutionair" zijn geweest, die der C.G.T. „reformistisch." 2 ) Hij gebruikthier voor 1895 de terminologie van een tegenstelling, die later in de vak-beweging aan den dag zou treden, maar nu zeker nog niet bewust was.Wel kan men de latere tegenstelling in de debatten van Limoges somsvoorvoelen. 3 ) Doch naar buiten kwam zij niet. Over de beginselen vanhet in deze jaren zich vormend syndicalisme -- het geloof in de directeactie en in haar hoogste uitingsvorm, de algemeene staking, en het zichlosmaken van de politiek --- waren de leiders der Bourses- federatie endie der C.G.T. het over het algemeen eens. De bepaling in de nieuweC.G.T.-statuten, „de organen, die de C.G.T. vormen, zullen zich losvan elke politieke richting houden," had ongeveer geen tegenkantinggevonden. Wel waren de leiders der C.G.T., Keufer en Guérard, la-tere reformisten, doch de laatste verkeerde nog in zijn revolutionairejaren. De wrijving was een gevolg van het overgroot gevoel van eigen-waarde aan de zijde der Bourses-leiders, die te goed wisten, dat hunfederatie de eenige krachtige vakorganisatie was, om zich in het verbandder C.G.T. te kunnen onderschikken; èn van de persoonlijke moeilijk~heden tusschen Pelloutier en de secretaris der C.G.T., Lagailse. Depersoonlijke geschillen, die reeds voor een belangrijk deel de scheuringin de gelederen van het politieke socialisme op hun geweten hadden,dreigden nu ook de vakbeweging te ondermijnen.

Onder Pelloutier's leiding ging de Fédération des Bourses steeds meer Pelloutier'sin onverzoenlijk revolutionaire richting. In het door hem opgestelde propagandaMeimanifest voor 1896 lezen wij o.a.: „Overtuigd, dat de instellingen

1 ) Compte rendu, bl. 57. -- 2) 1. A. Estey, Revolutionary Syndicalism, bl. 24. —3) Compte rendu, bl. 68 vlgd.; Alb. Thomas, t. a. p., Revue Syndicaliste, bl. 364.

73

Page 75: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

meer schuld aan de sociale nood hebben dan de menschen, omdat dezeinstellingen, door de fouten van generaties te handhaven en op te sta-pelen de levende menschen de gevangenen maken van de fouten hun-ner voorouders, verklaren de Bourses de oorlog aan alles, wat het maat-schappelijk organisme uitmaakt, ondersteunt of versterkt." Geen nieuwestaat zullen wij brengen, maar „een vrij leven op een vrije aarde." Wijleeren de arbeiders, dat alleen een algeheele omwenteling hun lot kanverbeteren. „De dag, (en hij is niet ver meer af) , dat het proletariaatzijn reusachtig verbond zal hebben voltooid.... zullen er geen onrecht,geen ellende, geen klassen, geen haat meer zijn. De sociale revolutie zaleen feit zijn." 1 )

Bourses- Het merkwaardige van de figuur van Pelloutier is, dat hij, in theoriecongres van anarchist, in de practij k een bekwaam en tactvol organisatie-leider bleek.

1896 Op het Bourses-congres van 1896 2 ) betoogde hij in verband met deuitbreiding der werkzaamheden de noodzakelijkheid, een bezoldigd se-cretaris aan te stellen. Na een interessant debat over zijn weigering omde Bourse van Bordeaux te steunen bij een geldinzameling voor verkie-zingsdoeleinden, kreeg Pelloutier ten deze van het congres gelijk. 3 )

Vervolgens kwam de toestand der C.G.T. aan de orde. De guesdisten,die nog steeds in een enkele Bourse de meerderheid hadden, raaddenaan, de C.G.T. aan haar lot over te laten. 4 ) Pelloutier verzette zichhiertegen, doch hij uitte tegelijkertijd zijn ontevredenheid over de ge-ringe resultaten der C.G.T. en over de te geringe macht, die zijn fede-ratie met haar drie zetels in de nationale raad der C.G.T. bezat. Hetcongres nam een resolutie aan, waarin de Fédération des Bourses ver-klaarde, zich slechts dan bij de C.G.T. te kunnen aansluiten, als haarstatuten gewijzigd werden in die zin, dat de C.G.T. zou zijn opgebouwduit de Bourses- federatie en de vak-federaties en geen losse Bourses ofniet bij hun vakfederatie aangesloten syndicats zouden worden opgeno-men. Pelloutier wilde de leiding der Bourses niet met anderen deelen envolgens zijn plan zou de C.G.T. zich alleen mogen bezighouden metkwesties, waarbij het gewenscht was, dat naar buiten namens de arbei-dersklasse in haar geheel werd opgetreden. 5)

Bestaan der Onmiddellijk na de sluiting van dit congres kwam, eveneens te Tours,C.G.T. be- het C.G.T.-congres bijeen. De C.G.T. had in dit jaar niet meer dan eendreigd

schijnbestaan geleid. s) In de vergaderingen van de Nationale Raadverscheen bijna niemand; slechts vier van de 31 aangesloten organisa-ties hadden haar contributie betaald. Onder die vier waren de boekdruk-kers en het „syndicat national", (gelijk te stellen met een vakfederatie,maar met zeer gecentraliseerde organisatie), der „cheminots."') Hard-nekkige geruchten hadden geloopen, dat de C.G.T. reeds ter ziele was;dat dit niet het geval was, was in de eerste plaats aan de taaie volhar-ding van Keufer te danken. S)

C.G.T.-con- In de oproep voor dit congres had het bestuur nog eens uitvoerig hetgres van 1896 nut van een blijvende eenheid der arbeiders uiteengezet. Bij een scherp

conflict met de heerschende machten, bleek steeds, dat er een „moreele

1 ) Pelloutier, t. a. p., bi. 16 vlgd. — 2) Compte rendu du 5e congres de la Féd. desBourses du Tr., 1896, bi. 30; Blum, t. a. p., bi. 158. — ') Compte rendu, bi. 37.— 4) Idem, bi. 91. — 5) Idem, bi. 98, vlgd.; Jouhaux, t. a. p., bi. 91 vlgd. — ") CompteRendu du 2e congres de la C.G.T., Tours, 1896; Gedenkboek C.G.T., bi. 53vigd.; Blum, t. a. p. bi. 159. -- 7) Compte rendu, bi. 53. — 8) Idem, bi. 39.

74

Page 76: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

eenheid" bestond. „maar zij treedt slechts tijdelijk, in bijzondere om-standigheden, aan den dag." 1 ) Het stroovuur-karakter der Franscheproletarische actie, dat hier wordt gesignaleerd, zal altijd een elementvan zwakte in de Fransche arbeidersbeweging blijven. De toestand derC.G.T. was niet zoo, dat zij de eisch van statutenwijziging, door de Fé-dération des Bourses gesteld, naast zich neer kon leggen. 2 ) Toch kreegPelloutier slechts gedeeltelijk zijn zin. 3 ) Na verwarde besprekingen,waarbij alle artikelen der statuten overhoop werden gehaald, werdende wijzigingen vastgesteld, waarvan de voornaamste waren: losse Bour-ses worden niet meer in de C.G.T. toegelaten, maar wel „plaatselijkeraden", (unions locales) , die niet bij de Bourses- federatie zijn aange-sloten; losse syndicats hebben slechts toegang, als in hun vak geen totde C.G.T. behoorende vakfederatie bestaat. 4 ) Dat de zeer ernstige te-leurstellingen de overschatting van eigen kracht niet hadden getemperd,blijkt uit het rapport over een eigen dagblad: met cijfers werd aange-toond, dat de C.G.T. een courant kon stichten, die zichzelf kon bedrui-pen en met haar groote winst de kas van de C.G.T. voor het uitblijvender contributies schadeloos zou stellen. 6 ) Natuurlijk bleef dit rapportonuitgevoerd.

Op het congres van de Fédération des Bourses van 1897, te Toulou- Bourses-con-se, 6 ) werd de leiding van Pelloutier niet zoo grif geaccepteerd als vo- gres van 1897rige jaren. Naast nieuwe aanwinsten vermeldde het jaarverslag bedank-jes van Bourses, die de steeds feller anti- politieke en anti-parlementairetaktiek van het federatie--bestuur niet wenschten te volgen. 7 ) De pas-sage in Pelloutier's jaarverslag, waar de Bourse van Toulouse eenstand je kreeg voor haar dom bijgeloof in de politieke actie besloot hetcongres te doen schrappen. $) Het aantal bij de Bourses aangeslotensyndicats was sterk gestegen; het was een jaar van veel stakingen envooruitgang der vakbeweging geweest. 9 ) Anders dan bij de C.G.T.kwamen de contributies hier vlot binnen, Y0 ) maar de grootsche enqué-tes, door Pelloutier op touw gezet — o.a. naar de werking van de bu-reaux voor arbeidsbemiddeling — waren door gebrek aan medewerkingmislukt. 11 ) Ook in deze goed functioneerende organisatie nam de lei-ding steeds veel te veel hooi op haar vork.Ook bij de kwestie, die de meeste aandacht vroeg, de verhouding tot Pelloutierde C.G.T., ging het congres niet de weg, die Pelloutier gewezen had. tegen deIn zijn jaarverslag had hij geschreven: „Wij gelooven niet, dat een C. G. T.organisme van het karakter der C.G.T. op het oogenblik levensvatbaar~heid bezit. Naar onze meening kan geen enkele „nationale raad" hetprogram uitvoeren, dat voor de C.G.T. is opgemaakt, tenzij hij drie-honderd leden telt en over de finantiën van een staat kan beschikken."De syndicats hebben voorloopig genoeg te doen met de versterking vanhun macht en hun inzicht. Y2 ) Pelloutier heeft wel eens overtuigenderargumentatie gebezigd en het pleit voor het congres, dat het zich doordeze, klaarblijkelijk in een nijdige bui tegen de concurrente opgeschre~

1 ) Humbert, t. a. p., bi. 37. -- 1) Franck, t. a. p., bi. 224. — 3) Compte rendu, bi. 175.— 4) Idem, bi. 60. — 5) Idem, bi. 97 vlgd. — 6) Compte rendu du 6e congres de la Féd.des Bourses, Toulouse, 1897; Blum, t. a. p., bi. 163 vlgd. — °) Compte rendu, bi.102. — s) Idem, bi. 29. °) Idem, bi. 107. — 10) Idem, bi. 108. -- 11 ) Idem, bi. 103.— 12) Idem, bi. 106.

75

Page 77: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ven, overwegingen niet liet leiden. Pelloutier vergat, dat het de Fédé-ration des Bourses was geweest, die onder zijn leiding de stoot had ge-geven tot de stichting der C.G.T. De moeilijkheden, die hij nu zag,had hij zelf twee jaar geleden genegeerd. Het gevaar, dat hij nuvreesde, dat n.l. de Bourses- federatie door de C.G.T. verdrongen zouworden, hij had het zelf opgeroepen. Het congres wilde dan ook niet ver-der gaan dan een nieuwe eisch tot statutenwijziging. Slechts vakfederatieszouden mogen worden toegelaten; deze zouden een algemeene raad moe-ten vormen en de losse samenwerking tusschen die raad en de Bourses-federatie zou de confederatie vormen. Plaatselijke en gewestelijke radenzouden geen toegang meer mogen hebben; wilden zij deel uitmaken vande C.G.T., dan hadden zij dat via de Fédération des Bourses te be-reiken. ' )

C.G.T.-con- Wederom dwongen de tegenslagen de C.G.T. onder het juk van Pel-gres 1897 loutier door te gaan. Het jaarverslag, door Lagailse op het eveneens te

Toulouse gehouden congres uitgebracht, bevatte vele klachten. 2 ) Washet geen wantoestand, dat in één plaats in één bedrijf ettelijke syndi-cats naast elkaar werkten? In dit verband uitte één der sprekers eenklacht, die tot beter begrip van de moeilijkheden der Fransche organi-satie moet worden weergegeven: wij hebben de gewoonte, „om, geleiddoor niet zeer lofwaardige gevoelens, naar aanleiding van een futiliteiteen vakbond te verlaten en er een andere naast te stichten." 3 ) Bij destatutenwijziging werden de eischen der Bourses- federatie volledig in-gewilligd. 4 ) Het congres besloot, dat het bestuur der C.G.T., het con-federatie-bestuur, gevormd zou worden door het geheele bestuur derBourses-federatie met vertegenwoordigers der vakfederaties. De een-heid in de vakbeweging scheen hiermee bevestigd; in werkelijkheidstond men aan het begin van een reeks nieuwe twisten.

De sabotage Op dit congres trad voor het eerst de toenemende anarchistische stroo-ming in de C.G.T. naar buiten; officieel werd naast de boycot ook desabotage als strijdmiddel aanvaard. In de eerste zitting weigerden deafgevaardigden, in te gaan op een onbezonnen idee van de anarchistPouget; hij wilde, dat het congres de Parijsche gemeentewerklieden, diezich te beklagen hadden over de prefect, zou aanraden „tot een bedragvan 100.000 francs schade aan te richten in de gemeentediensten vanParijs." 5 ) Doch toen aan het eind van het congres Pouget's geestver-want Delesalle met een rapport kwam, welks conclusie in wezen nietverschilde van het met verontwaardiging afgewezen voorstel, werd hetmet algemeene stemmen aanvaard. 6 )

Boycot als Delesalle herinnerde eraan, dat werkstakingen slechts in bepaalde om-overgang naar standigheden een bruikbaar strijdmiddel waren gebleken; voor de ge-

sabotage vallen, waarin staking onraadzaam scheen, beval hij nu de boycot aan.Hij beschreef voorbeelden van geslaagde boycot in het buitenland enbetoogde, dat dit middel, als de arbeiders zich voldoende door solidari-teit lieten leiden, ook in Frankrijk kon worden toegepast; was niet korttevoren te Le Mans een winkelier, tegen wie de Bourse du Travail eenboycot had georganiseerd, gedwongen geweest, zijn zaak naar elders

') Compte r., bi. 69. — ') Compte rendu, 3e congres de la C. G. T., Toulouse, 1897,bi. 31 vlgd. Voor dit congres ook: Blum, t. a. p., bi. 165; Gedenkboek C. G. T., bi.55 vlgd. -- 3) Compte rendu, bi. 79. — 4) Idem. bi. 88-104. -- 5) Idem, bi. 26. —6) Idem, bi. 141 vlgd.

76

Page 78: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

te verplaatsen? Arbeiders in handelszaken zouden zoo, met steun vanhun klassegenooten, bij een conflict hun werkgevers tot toegeven kun-nen dwingen. Doch wat is er op dit gebied te beginnen tegen een fa-brikant? vraagt Delesalle, die zoo een handige overgang vindt om voorde eenigszins huiverige congresmeerderheid de sabotage aannemelijkte maken. Een fabrikant heeft, anders dan de winkelier, niet de massader arbeiders tot klant en kan dus door boycot niet getroffen worden.Hier zullen wij onze toevlucht moeten nemen tot sabotage. Uit eenmanifest van Engelsche bootwerkers neemt hij dan de volgende rede

-neering over. Als een goede hoed vijf francs kost en iemand, die eenhoed wil hebben, heeft er maar vier francs voor over, dan moet hij zichtevreden stellen met een slechte hoed. Welnu, in de tegenwoordigemaatschappij is de arbeid een koopwaar; betaalt een werkgever slecht,dan moet hij er dus op rekenen slechte arbeid te ontvangen. Als con-clusie volgt de dikwijls herhaalde formule: „Bij slechte betaling, slechtwerk."Hier is nog sprake van geheel geweldlooze middelen: zijn de arbeids- Gewelddadigevoorwaarden onvoldoende, dan zorgt de arbeider, in de vastgestelde sabotagewerktijd en voor het vastgestelde loon zoo min mogelijk te presteeren.Echter, zoo vervolgt Delesalle zijn redeneering, er zijn werkgevers, diezich hiervoor trachten te behoeden, door voor stukloon te laten wer-ken; in dat geval blijft ons niets anders over dan een meer geweldda-dige sabotage: het zoo doelmatig mogelijk vernielen van waren, werk-tuigen en machines. Hij kan er op wijzen, dat Guérard, de leider derspoorwegarbeiders, reeds met succes met deze scherpste vorm van sa-botage heeft gedreigd, toen er een wet aanhangig was, waarbij aan hetspoorwegpersoneel het vereenigingsrecht zou worden ontnomen. In dedoor Delesalle voorgestelde conclusie riep het congres de arbeiders op,in het vervolg, zoo vaak daartoe aanleiding was, bij arbeidsconflictenboycot en sabotage aan te wenden. Nu was het congres enthusiast,zelfs de typograaf Hamelin toonde in felle termen zijn instemming, 1 )en met algemeene stemmen werd deze conclusie goedgekeurd.Het volgend jaar, te Rennes, zou de zaak opnieuw ter sprake komen. Het „marqueDe typografen, altijd de meest gematigden, verzetten zich hier tegen syndicale'de sabotage, maar de meerderheid handhaafde het besluit van Tou-louse. 2 ) Op voorstel der typografen werd de boycot nader onder deoogen gezien. Op hun congres van 1895 hadden zij de eisch gesteld,dat op alle drukwerk een merk zou worden aangebracht ten teeken, dathet door georganiseerde arbeiders was gedrukt. 3 ) Sedert 1897 ver-scheen dit merk op vele kranten en periodieken, die daarmede de gunstder arbeiderslezers hoopten te verwerven. Het C.G.T.-congres van1898 noodigde de arbeiders in andere bedrijven uit, het voorbeeld dertypografen te volgen. 4 ) In bedrijven, waar het merk niet op de warenzelf kon worden aangebracht, zou het aan winkeldeuren e.d. kunnenworden bevestigd. Zoo zouden alle arbeiders worden uitgenoodigd, hunmacht als verbruikers aan te wenden ten bate van hun kameraden.Het congres van 1900 kon niet anders doen, dan het besluit van 1898

') Compte Rendu, bi. 149. ~ 2) Compte R., Rennes, 1898, bi. 170. _ 3) Ook voorhet volgende: Sieurin, Le label ou marque syndicale, Mouv. Soc., 15-5-1905, bi. 87 vlgd.-- 4) Compte R., bi. 296 vlgd.

77

Page 79: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

herhalen, daar er, behalve door de typografen, voorloopig geen uitvoe-ring aan was gegeven. 1 ) Het succes, in het drukkersbedrijf behaald,spoorde tot navolging aan en in 1902 publiceerde de C.G.T. een merk,de „label confédéral", die voor alle bij haar aangesloten organisatieszou gelden. Slechts de kappersbedienden en de arbeiders in de levens

-middelenbedrijven maakten ervan gebruik, zoodat men weldra in Parijseen aantal kapperszaken en levensmiddelenwinkels zag, waarop het„label confédéral", met het onderschrift „Aanbevolen zaak ", was aan-gebracht . 2 ) De Voix du Peuple voerde voor het slagen van deze actieeen flinke propaganda, maar bevatte al gauw klachten over gebrek aanmedewerking van de zijde der georganiseerden. De Parijsche arbeiderbleek zich ook aan een dergelijke zachte dwang niet te willen onder-werpen. 3 ) Ondanks hernieuwde bespreking van het vraagstuk op vol

-gende congressen zou de zaak niet verder komen; de toestand bleef dandeze, dat een aantal Parijsche winkels het C.G.T.-bord droeg en dearbeidersvrouwen kochten, de arbeiders zich lieten scheren, waar zijwilden. Slechts het typografen-merk had succes; geen candidaat zou hetwagen, verkiezingslitteratuur te verspreiden, die niet het „marque syn-dicale" droeg.

De boycot in De hier beschreven actie wordt in de C.G.T.-publicaties steeds boycotde practijk genoemd. Van boycot in de eigenlijke zin van het woord hoort men

niet veel, al wordt de toepassing ervan wel een enkele maal gepro-beerd. 4) De discipline, die noodig is om een boycot te doen slagen,ontbrak in de Fransche vakbeweging ten eenenmale.

Propaganda Intusschen had het congres van 1900 zich eveneens met de sabotagevoor sabotage beziggehouden. Nog veel krachtiger dan twee jaren tevoren kwam hier

verzet tegen de sabotage tot uiting; vooral van de zijde der organisa-ties, die zich later als „reformisten" tegen het syndicalisme zouden ver-zetten. 6 ) Met 117 tegen 76 stemmen sprak het congres zich voor hettoepassen van sabotage uit. In de Voix du Peuple spoorde de leidenderedacteur Pouget de arbeiders tot daden van sabotage aan. ó) Als gij,winkelbedienden, schrijft hij, winkelsluiting om zeven uur wilt, zorgtdan slechts, de klanten na dat uur slecht te bedienen, gij zult spoediggenoeg uw zin hebben; hij prijst stakende metaalbewerkers in Cour

-bevoie, die, vóór de fabriek te verlaten, de machines onklaar maakten;hij omschrijft sabotage als „het ondermijnen van de belangen van dewerkgever op alle mogelijke manieren."

De sabotage Deze aansporingen bleken vooral besteed aan de kappers, die juist inder kappers- deze jaren een actie voor vroegere sluiting in de avonduren op touwbedienden

zetten. 7 ) De bedienden gingen er in de nacht op uit, om de werkgeversduidelijk te maken, dat zij hun afwijzende houding moe waren. Zijvulden een spuit met één of ander bijtend vocht en bespoten daarmededeuren, ramen en muren van de onwillige kappersbazen. Ook kwamhet voor, dat een kapper, die 's morgens zijn zaak wilde openen, zijn

') Compte R., C. G. T., Parijs, 1900, bl. 177. — 2) Voix du Peuple, 4-5-1902. —3) o.a., idem, 10-8-1902. -- 4) Zie Voix du Peuple, 17-2-1901, 2-2-1902. — 5) Voordit alles Pouget, Le Sabotage; (zonder jaar; waarschijnlijk begin 1910, daar sabota-gevoorbeelden uit 1909 wél, die uit 1910 niet vermeld worden). — 6) 20.1-1901,17-3-1901, 26-4-1903. — 7) Voor deze merkwaardige, revolutionaire federatie, A.Luquet, La Fédér. des ouvriers coiffeurs, Mouv. Soc., 15-2-1905, bl. 252 vlgd.

78

Page 80: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

luiken dichtgemetseld vond. 1 ) Daar de politie niet in staat bleek, hungevels voldoende te beschermen, waren de kapperspatroons gedwon-gen, voor een groot deel toe te geven.De sabotage is in de volgende jaren telkens weer in de Fransche vak-actie opgedoken. De bakkersgezellen hebben herhaaldelijk vuiligheidin het deeg gestopt, die het brood oneetbaar maakte; of zij „lieten eenkan petroleum vallen", waardoor het brood nog weken lang bleef stin-ken. Pouget ontkent heftig, dat ooit schadelijke stoffen in het broodzouden zijn verwerkt. De bedoeling was alleen, dat de klanten boos hetbrood aan de patroon zouden teruggeven, die dan de schade leed, inovereenstemming met het syndicalistisch sabotage-beginsel, dat niet deklanten, alleen de werkgever eronder mag lijden. Een onderscheiding,die in de practijk natuurlijk niet te handhaven was. Waar men de raadvan Pouget opvolgde, om vóór de aanvang van een staking de machi-nes onklaar te maken, zoodat het werken met onderkruipers onmogelijkwerd, was het publiek veelal minstens zoo zeer gedupeerd als de werk-gever; zoo bij de poststaking in 1909 en de spoorwegstaking in 1910.Bij één vorm van sabotage hadden de klanten inderdaad belang; datwas, als de winkelbedienden, keukenpersoneel in restaurants enz,hun patroons benadeelden door een flink stuk boven het gewicht tegeven, alleen ingrediënten van eerste, dure kwaliteit te bezigen enz.Eveneens bij de taktiek van „de open mond", waarbij koks uit restau-rants of bouwvakarbeiders het publiek inlichtten over de slechte kwa-liteit van eetwaren, bouwmaterialen e.d., die door de bazen werden ge-bruikt om hun winst te vergrooten.Voor Pouget is de sabotage één van de prachtigste vormen van directeactie. Hij verdedigt haar met een beroep op de „klassemoraal", die inde klassenstrijd, voor hem is het meer een klassenoorlog, overheerscht.Zooals in de oorlog tegenover de vijand elk middel wordt gebezigd, datgeschikt lijkt, en een terugtrekkend leger de te verlaten gebieden ver-woest, zoo benadeelen arbeiders, die in strijd staan, de werkgevers opalle mogelijke manieren en vernielen de achter te laten machines, voor-dat zij in staking gaan.In zijn laatste hoofdstuk betoogt Pouget, dat er nog een zeer aanbeve-lenswaardige vorm van sabotage is: het lijdelijk verzet. Door alle regle~menten en voorschriften naar de letter uit te voeren kunnen spoorweg~personeel, postpersoneel, enz. de geheele dienst ontwrichten. Dit mid-del was in Frankrijk nog niet toegepast, maar er was geen reden, waaromdat niet weldra het geval zou zijn. Doch hier valt Eckstein Pouget inde rede: voor lijdelijk verzet, zegt deze, zooals het o.a, met volledigsucces door het Oostenrijksche spoorwegpersoneel is toegepast, is eenstraffe discipline noodig; kalmte en groote kennis van zaken zijn ervoor vereischt; de half-anarchistische, slecht-georganiseerde Franschevakbonden, vervolgt Eckstein, zijn aangewezen op individueele dadenvan geweldpleging; aan het zoo veel werkzamer middel van het lijdelijkverzet zijn zij nog niet toe. 2 )

Men tracht al-leen de werk-gevers te tref-

fen

Pouget overde sabotage

De Franschevakbewegingte zwak voorlijdelijk verzet

In hoeverre was het congres van Toulouse van 1897, waar de sabotage Het syndicalisme is inwording

1 ) Bijv. Voix du Peuple, 7-3-1901. — 2) „Die Wurzeln des Syndikalismus in Frank-reich", Neue Zeit, 1911-1912, bl. 315.

79

Page 81: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

werd aanvaard en voor het eerst de Mephisto-figuur van Pouget onrusten opwinding onder de afgevaardigden bracht — in hoeverre was ditcongres door syndicalistische opvattingen beheerscht? Voor het geloofaan de algemeene werkstaking en het antiparlementarisme waren degrondslagen gelegd; deze elementen van het syndicalisme werdensteeds meer gemeen goed onder de georganiseerde arbeiders. Doch dementaliteit was nog in vele opzichten anders dan in de latere, zuiver-syndicalistische periode. Met zijn anarchistisch geargumenteerd verzettegen regeling van de bemiddeling in arbeidsconflicten had Pouget bijdit congres nog geen succes. 1 )

Sorel over de In ditzelfde jaar, 1897, schreef Georges Sorel zijn studie „L'Avenirtoekomst der socialiste des syndicats." 2 ) Hij besprak de nieuwe verschijnselen en

syndicats strekkingen in de Fransche vakbeweging, vergeleek deze met de prac-tijk van de tot volle ontplooiing gekomen Engelsche vakbonden, en trokdaaruit zijn conclusies, die het begin van de syndicalistische theorie vor-men. Een begin, zooals ook in de beweging zelf de syndicalistischeideeën groeien en veldwinnen, doch nog niet volgroeid zijn. In plaatsvan de voor het socialisme onbruikbare politieke democratie, schrijftSorel, stelt de practijk van de vakactie het nieuwe rechtsbeginsel: detot bewustheid harer taak en dus tot organisatie gekomen minderheid,die de niet-georganiseerde meerderheid vertegenwoordigt, leidt en, zoonoodig, dwingt. 3 ) De door de omstandigheden bepaalde ontwikkelingvan de vakactie heeft ons dit geleerd: „dat het proletariaat zich nietkan bevrijden van de uitbuiting door zich te organiseeren naar het mo-del van de oude sociale klassen..... door de oude politieke formules aanzijn nieuwe behoeften aan te passen." Noodig zijn eigen instellingen,die zich reeds onder het kapitalisme hebben gevormd en geconsoli-deerd; de syndicats. Door hun strijd moeten de arbeiders, „aan de staaten het gemeentebestuur al hun bevoegdheden één voor één ontrukken",om daarmee de syndicats te versterken. De arbeidersklasse moet zichlosmaken „van iedere leiding, die niet uit haarzelf voortkomt." De or-ganisaties moeten „uitsluitend proletarisch" blijven en de intellectuee-len uitsluiten. De syndicats „zijn geroepen om alle door de bourgeoisieovergeleverde organisatievormen te doen verdwijnen." „Om mijn ge-heele gedachtengang in één zin samen te vatten kan ik zeggen, dat degeheele toekomst van het socialisme ligt in de zelfstandige ontwikke-ling van de proletarische syndicats." 4 )

Toenemende In 1898 waren de congressen van de Fédération des Bourses en van demoeilijkheden C.G.T. na elkaar bijeengeroepen te Rennes. Persoonlijke ruzies tus-tusschen de schen Pelloutier en Lagailse en verschil van meening over de uitvoeringF

C.G.T.édérattion Pen jaarder C.G.T.-statuten hadden in het verloo aar de energie van de

des Bourses beide organisaties in beslag genomen. Algemeen was men het er overeens: de organisatievormen moesten voor de zooveelste maal herzienworden. Op het congres van de Bourses waren er, die meenden, dat numaar definitief met de C.G.T. moest worden gebroken. b ) Pelloutier be-

l ) Compte R., bl. 136. — ') Eerst verschenen in het tijdschrift „Humanité Nou-velle", van Maart --April 1898; in 1900 als brochure uitgegeven; onveranderd her-drukt in Matériaux dune théorie du prolétariat, t. a. p., bl. 55-133, waaruit hiergeciteerd. — 3) Aldaar, bi. 118 vlgd. ~ 4) Matériaux, t. a. p., bi. 131-133. _5) Blum,t. a. p., bi. 170; Gedenkboek C.G.T., bi. 39 vlgd.; vgl. J. B. Sévérac, Le Mouve-

80

Page 82: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

toogde, dat de voornaamste oorzaak der moeilijkheden lag in „het ver-schil in ontwikkelingshoogte der beide organisaties."Op het congres der C.G.T. erkende Lagailse in zijn jaarverslag, dathet verbond weer niets had gepresteerd. 1) Het verslag klaagde overgeldgebrek -- Lagailse moest alle organisatorische arbeid in zijn vrijetijd verrichten, daar er geen sprake kon zijn van de bezoldiging van eenvast secretaris! ~ en vormde verder één voortdurende polemiek tegenPelloutier. 2 ) Eén voorbeeld van de persoonlijke, hatelijke toon, waarinde besprekingen over de organisatorische moeilijkheden steeds weervervielen: Lagailse en de zijnen beschuldigden de nog dikwijls te noe-men oud-anarchist Paul Delesalle ervan, dat hij, als creatuur van Pel-loutier, de actie der C.G.T. had gesaboteerd; groote verontwaardigingbij één deel van het congres. Nog grooter woede, echter, bij het anderedeel, toen Pelloutier hierop antwoordde, dat men zeer goed kon weten,dat Delesalle door droeve huiselijke omstandigheden niet meer had kun-nen doen. 3 ) Om de persoonlijke grond aan het conflict te ontnemen dien-de Lagailse zijn ontslag in en zijn vrienden eischten, niet onhandig, datPelloutier hetzelfde zou doen. 4 ) Dit zou, zooals de afgevaardigde vande Bourse te Le Mans terecht zeide, voor de Fédération des Bourseseen onherstelbare klap hebben beteekend; liever de geheele C.G.T.opgeofferd, dan Pelloutier. 5 ) Na twee dagen vechten kreeg een com-missie de opdracht, een oplossing te zoeken. e)Deze oplossing kwam overeen met een reeds aan de orde gesteld voor- Het organisa-stel van Pelloutier: 7 ) de Fédération des Bourses en een „Nationale torisch contact

Vakvereenigingsraad", samengesteld uit de nationale vakfederaties, verbroken

zouden los van elkaar optreden en slechts in buitengewone omstandig-heden overleg plegen. Naar buiten zouden beide lichamen voor hunnaam de titel „C.G.T." dragen, om een moreele eenheid te demon-streeren. „De rivaliteit," zegt het besluit, „zal zoo veranderen in wed-ijver." 8 ) Na een nog eenmaal hartstochtelijk oplaaiende discussie namhet congres het voorstel der commissie aan. 9 ) Lagailse, voor wiens af-treden nu geen reden meer was, liet zich overeden, het secretariaat teblijven waarnemen. 10 ) Nadat dus van jaar tot jaar door statutenwijzi-gingen het organisatorische verband losser was gemaakt, werd door ditcongres erkend, dat de eenheidspogingen mislukt waren. Aan het be-sluit, de titel „C.G.T." te voeren, hield zich slechts de centrale der vak-federaties; wie over de C.G.T. sprak, bedoelde deze centrale, in tegen-stelling tot de Fédération des Bourses. De Bourses hadden de eenheid,waarin zij de onbetwiste leiding hadden kunnen nemen, onmogelijk ge-maakt; binnen enkele jaren zouden zij een eenheidsorganisatie met deC.G.T. moeten accepteeren, waarin haar een ondergeschikte positiewerd toegewezen.In de loop der debatten te Rennes was aan het C.G.T.-bestuur verwe- Verhoudingten, dat het zich, ondanks het statutair verbod, met politiek zou hebben tot de politiekingelaten. Dit verwijt was in zooverre ongegrond, dat het bestuur zich

ment Syndical, deel VII van de Encyclopédie socialiste enz., onder redactie vanCompère Morel, 1913, bl. 68. — ') Compte rendu, 4e congrès de la C. G.T., bi.26; Blum, t. a. p., bl. 170 vlgd.; Gedenkboek C. G. T., bi. 63 vlgd. — 2) Compterendu, bi. 54. ~ 3) Idem, bi. 72 en 126. ~ 4) Idem, bi. 127. — 5) Idem, bi. 133. —") Idem, bl. 145. -- 7) Idem, bi. 100 vlgd. — 8) Idem, bi. 273. —• 9) Idem, bi. 281vlgd. ~ i') Idem, bi. 287.

81

Page 83: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

niet met één van de socialistische richtingen had vereenzelvigd. Aan deandere kant was het onmogelijk, alle contact met de socialistische po-litici te vermijden: èn omdat vele „militants" zoowel in de vakbewe-ging als in de partijen een rol speelden — onder de afgevaardigden teRennes vinden wij Paul Brousse i) — en vooral, omdat de vakbewegingde steun der politici niet kon ontberen: bij de actie voor de sociale wet-geving; bij stakingen, waar de Kamerleden het ingrijpen der overheidten bate van de werkgevers tegen moesten gaan, enz. In Lagailse's ver-slag werd dank gebracht aan Vaillant, voor de steun, die de C.G.T.bij hem gevonden had. Ook in de Bourses, overigens, hadden de poli-tieke socialisten deel aan de leiding; November 1899 schreef Pelloutierzelf, dat in het bestuur der Bourses- federatie drie blanquisten en tienallemanisten zitting hadden; alleen de vijf uitgesproken guesdistischeBourses hadden zich uit de federatie teruggetrokken. 3 ) Uit de bespre-kingen te Rennes blijkt ten opzichte van de verhouding tot de staat noggroote begripsverwarring. 4 ) Van een uitgesproken bewuste tegenstel-ling tusschen „reformisten" en „syndicalisten" kan ook in 1898 nog nietgesproken worden. Onder de overdaad van welsprekende vaagheidkunnen de „militants" zich noch de consequenties van hun theorieën,noch essentieele verschillen tusschen hun opvattingen bewust worden.

Het socialisme Het politiek socialisme bleef in de negentiger jaren het beeld vertoonenna 1893 van twisten tusschen de vijf partijen eenerzijds, telkens hervatte een-

heidspogingen anderzijds. Sprak of schreef men over „de Fransche so-cialistische partij ", dan bedoelde men de twistende partijen gezamen-lijk, inclusief de antiparlementaire vakbeweging. De socialisten werk-ten in de Kamer, met uitzondering van de allemanisten, herhaaldelijkmet de radicalen samen; door hun steun aan het radicale ministerie-Bourgeois verkregen zij o.a. de heropening van de Parijsche Bourse in1896. De scherpe aanvallen der allemanisten en antiparlementairen alsPelloutier op de concessies en compromissen, die de politiek der socialis-tische fractie noodzakelijk maakte, vonden ondanks de tastbare succes-sen van die politiek bij de arbeiders veel gehoor. 5)

Het program In 1896 sprak Millerand aan een banket te Saint-Mandé zijn bekend-van Saint- geworden program-redevoering uit. Het door hem gestelde doel was

Mande zuiver socialistisch, doch dat doel zou slechts langs wettige weg wor-den nagestreefd. e) Onjuist is de bewering van Lagardelle, 7 ) dat ditprogram ook door radicalen kon worden aanvaard. Het gevolg wasjuist, dat de radicale elementen zich van de socialistische fractie af-scheidden, zoodat Jaurès, de apostel van de „socialistische eenheid",dit program als een daad van verheldering begroette. 8 ) Wel werdendoor het program van Saint-Mandé de revolutionairen afgestooten, dienu meer en meer hun krachten op de vakbeweging gingen concen-treeren.

1) Compte r., bl. 20. -- 2) Idem, bl. 55. -- 3) Pelloutier, La Federation des Bourses, Mou-vement Socialiste 1-11-1899, bI. 556. — 4) Lagardelle, Formation du syndicalisme,t. a. p., bl. 164. — 5) Weill, t. a. p., bl. 311; ook voor het volgende de reeds geci-teerde artikelen van Lagardelle over het parlementair socialisme en het syndicalismein Frankrijk, Mouvement Socialiste, Oct.-Nov. 1909. -- e) Seignobos, Lavisse, deelVIII, t. a. p., bl. 189. ~ 7) t. a. p., bl. 191. ~ 8) J. Jaurès, 1'Unité Socialiste, Mouv.Soc. 15-1-1899, bl. 7.

82

Page 84: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Hetzelfde jaar verscherpte het internationaal congres van Londen de Internationaaltegenstelling tusschen parlementairen en antiparlementairen. Het be- congres vansluit van dit congres, de antiparlementaire afgevaardigden uit te slui- Londen

ten, trof ook de talrijke Fransche vakvereenigingsmannen, waaronderPelloutier. De verdeeldheid over dit punt in de Fransche delegatie, deomstandigheid, dat het meerendeel der politieke figuren op het congresbleef, terwijl de anderen aan de deur werden gezet, zouden in Frank-rijk nawerken. l) Te Londen sprak Guesde het gevaarlijke woord, dathem door de vakbondsbestuurders steeds weer voor de voeten zou wor-den geworpen: om de geringe beteekenis van het aantal aanwezige syn-dicats te bewijzen, zeide hij: „Met een blad papier en een zegel van25 stuivers maak je een syndicat." Het is bekend, hoeveel succes in hetFransche openbare leven tegenstanders met het handig exploiteerenvan een dergelijke ongelukkige uiting kunnen hebben.In dit verband moet een enkel woord over de houding der socialisten in De Dreyfus-de Dreyfuszaak worden gezegd. 2 ) Zoo lang mogelijk hebben de socia- zaak

listen zich afzijdig gehouden; de rechtervleugel van Millerand om tacti-sche redenen; de guesdisten en andere linksche elementen om princi-pieele redenen: met een strijd tusschen twee deelen der bourgeoisiehad, volgens hen, het proletariaat zich niet in te laten; bovendien vrees-den zij niet ten onrechte, dat in een dergelijke agitatie ook de meestdringende sociale problemen op de achtergrond zouden geraken. In-dividueel maakten talrijke socialisten zich van hun partijen los en wier-pen zich, door rechtsgevoel gedreven, in de strijd voor de „revisie" vanDreyfus' vonnis; onder hen stond Jaurès vooraan.De uitslag der verkiezingen van 1898 bracht geen socialistische vooruit-gang; onder de niet-herkozenen was Jaurès, die nu buiten de Kamerzich met volle kracht voor de herziening inspande. Geleidelijk won hijmeer aanhangers in het socialistische kamp en binnen een jaar stondenook de verschillende organisaties officieel aan zijn zijde.In het najaar van 1898 scheen de republiek bedreigd door een staats- Een begin vangreep der militaristische kringen. Naar aanleiding van de rumoerige eenheid

grondwerkersstaking ontving Parijs een sterke militaire bezetting, die dearbeiders in groote onrust bracht. Ter verdediging van de republieksloten de socialisten zich aaneen in een „comité van waakzaamheid".Ook de guesdisten traden toe; de leiding dier partij had aanvankelijkde principieele bezwaren willen handhaven, doch de drang uit eigenrijen, om vóór de republiek partij te kiezen, was te sterk. 3 )

Jaurès wilde van deze incidenteele samenwerking gebruik maken om De pogingende eenheid blijvend te vestigen en hij vond steun bij de talrijke jonge van Jaurèsintellectueelen, die door de Dreyfuszaak tot het socialisme gekomenwaren. Het tijdschrift „Le Mouvement Socialiste", later het orgaan vanhet theoretisch syndicalisme, vormde eerst de tribune, waar de eenheidvan alle Fransche socialisten werd gepropageerd. In het eerste num-mer schreef Jaurès hierover een artikel, 4 ) waarin hij het betrekkelijkbestaansrecht der onderscheiden groepen erkende: „iedere socialistischeorganisatie heeft haar eigen wortel in de geschiedenis van dit land." 6 )

1) Vgl. Jouhaux, t. a. p., bl. 83 vlgd. — 2) Weill, t. a. p., bi. 311 vigd.; Louis, Socia-lisme, t. a. p., bl. 276 vlgd. -- 3) Lagardelle, Le socialisme et l'Affaire, Mouv. Socia-liste 15-3-1899, bi. 288 vlgd. _4) Mouv. Soc., 15-1-1899, bl. 9 vlgd. ~ 5) Idem, bi. 12.

83

Page 85: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Hij pleitte voor het bijeenroepen van een eenheidscongres; als in 1900de Internationale te Parijs zou bijeenkomen, moest één vereenigdeFransche partij als gastvrouw kunnen optreden. Uit een eenheids-artikel van Jean Longuet, een half jaar later in het tijdschrift opgenomen,geef ik deze belangrijke passage: „De achterstand van de economischeontwikkeling in Frankrijk, en een lange rij van socialistische scholenvan Babeuf tot Proudhon, het is meer dan genoeg ter verklaring vande verdeeldheid der arbeidersklasse in verschillende, vijandige fracties,die ieder zich scharen rondom één of meer militants, die haar sticht-ten." )Werkelijk scheen de eenheid over principieele en persoonlijke geschil-len te zullen zegevieren, toen Millerand in Juni 1899 een portefeuille inhet ministerie-Waldeck Rousseau aanvaardde. 2 ) De parlementairefractie sprong uiteen; de eenheid werd voorloopig onmogelijk; in deFransche arbeidersklasse werd de kiem voor een haast onuitroeibaarwantrouwen tegen het parlementaire socialisme gelegd.

De syndicats Het was de bedoeling van de leiders der eenheidsgroep, dat ook deendeeenheids- syndicats van de te stichten ééne organisatie deel zouden uitmaken.

pogingen Zoo waren tot het eenheidscongres van December 1899 ook de syn-dicats uitgenoodigd, voor zoover zij zich op de grondslag van de klas-senstrijd stelden. Door geen der schrijvers over de Fransche vakbewe-ging is nagegaan, in hoeverre de syndicats aan die uitnoodiging gehoorgaven. In een artikel van die dagen vermeldt Fauquet, dat aan hetcongres deelnamen 252 syndicats, met tezamen 51.000 leden, terwijl opdat oogenblik 410.000 arbeiders in Frankrijk georganiseerd zoudenzijn geweest. 3 ) Zonder de juistheid van dit laatste cijfers geheel te aan-vaarden kan zeker worden aangenomen, dat slechts een klein deel dersyndicats zich op het congres deed vertegenwoordigen; men vergelijkedit cijfer 252 met de 870 syndicats, die een half jaar later door Pellou-tier voor de Fédération des Bourses worden opgegeven. 4 ) Vast staatvoorts, dat de op het congres aanwezige syndicats zich achter de ver

-dedigers van Millerand schaarden, waaruit blijkt, dat de revolutionairesyndicats zich afzijdig hadden gehouden. Toch heeft Pelloutier ge-vreesd, dat van dit congres en van Millerand's ministerschap, dat aan-vankelijk groote verwachtingen opwekte, op de syndicats een aantrek

-kingskracht zou uitgaan, die voor de door hem verdedigde beginselenfunest kon worden; aan deze vrees moet zijn felle brochure over „Hetalgemeen congres der Fransche socialistische partij" worden toege-schreven.

Het geval- Het congres loste het vraagstuk van het ministerialisme niet op. In eenMillerand resolutie werd het deelnemen aan burgerlijke kabinetten afgekeurd,

doch vervolgens werd de deur voor uitzonderingsgevallen opengelaten;een dergelijke beslissing dus, als het volgend jaar op het internationaalcongres zou worden genomen. Ook ten opzichte van de socialistischeeenheid deed het congres slechts half werk. Wat hier gesticht werd,was niet meer dan een mantelorganisatie, waarbinnen de bestaande

') Idem, 1-8-1899, bl. 154 vlgd. ~ 2) Louis, Socialisme, t. a. p., bl. 278 vlgd.; Weill,t. a. p. bl. 317 vlgd. — 1) Mouvement Socialiste, 1-2-1900, bl. 136. ~ 4) t. a. p., bl.132: Seignobos, Lavisse deel VIII, t. a. p., bl. 216 geeft voor 1899 op, dat bijalle Bourses tezamen 159.000 leden waren aangesloten; hierbij zijn de 9 Boursesgerekend, die geen deel uitmaakten van de federatie.

84

Page 86: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

stroomingen haar afzonderlijke actie zouden voortzetten. Na „het gevalMillerand" was het niet meer mogelijk, beginselen en taktiek der nieu-we organisatie vast te stellen, zonder een groot deel der georganiseer-den af te stooten. Het précair bestaan dezer schijn-eenheid behoeft hierniet verder te worden beschreven. Slechts zij het volgende feit ver-meld, dat zeer geschikt was om het antiparlementarisme der Franschesyndicats te versterken: bij een interpellatie over het optreden van detroepen bij een staking, waar slachtoffers gevallen waren, stemde eendeel der socialistische fractie vóór de regeering, en dus tegen de socia-listische interpellant, om de republikeinsche regeering te redden. Voorde massa der georganiseerde arbeiders was de dood der getroffen ka-meraden van meer belang dan het leven van een grootendeels burger-lijk ministerie. Het algemeen socialistisch congres van December 1900bracht de onvermijdelijke splitsing. De syndicats ontbraken op dit con-gres bijna geheel en de nieuwe verdeeldheid tusschen de partijen ver-sterkte de anti-politieke strooming. 1) Na een aantal verwikkelingen,waarop hier niet kan worden ingegaan, kwamen, in plaats van de vijfpartijen van vroeger, twee socialistische partijen tegenover elkaar testaan: die van Guesde en die van Jaurès. De laatste bestond in meer-derheid uit elementen, die Millerand hadden gesteund, doch bevatteook het meerendeel der vroegere allemanistische organisaties.Millerand had de leiding van het Ministerie van Handel op zich geno- Het werk vanmen, waaraan de afdeeling „Arbeid" verbonden was. Hij deed niet Millerandalleen belangrijk werk op het gebied der sociale wetgeving, hij bevor-derde ook zooveel hij kon de vakbeweging, door het toestaan van sub-sidies, door de erkenning der syndicats aan patroons op te leggen, enz.Tevens wijzigde hij het reglement der Parijsche Bourse in die geest, datde macht der syndicats werd versterkt. Na de heropening in 1896 had-den de syndicats niet hun oude invloed op de leiding der Bourse her-kregen. 2 ) Een commissie uit hun midden had niet veel meer dan advi-seerende bevoegdheid, terwijl alle belangrijke beslissingen aan de pre-fect waren gehouden. Syndicats, die niet aan de verplichtingen vanart. 4 van de wet van 1884 hadden voldaan, hadden geen toegang. Desyndicats hadden hiermee geen genoegen genomen en de Unie vande Syndicats van de Seine gesticht, die als de Parijsche Bourse bij defederatie was aangesloten. Wel maakten zij van het Bourse- gebouw ge-bruik voor vergaderingen enz. en zoo profiteerden zij van de nieuweregeling, door Millerand in 1900 ingevoerd. Het bestuur kwam weer inhanden van vertegenwoordigers der syndicats. De nationalistische Pa-rijsche gemeenteraad trok daarop het subsidie in, een klap, die bij dealgemeen zeer lage contributies ernstig aankwam.Toch is Millerand door het grootste deel der vakbeweging, wier leiding Wantrouwenjuist in die jaren in uitgesproken revolutionaire handen kwam, uitermate bij de vak-vijandig bejegend. In de bestrijding van zijn samenwerking met burger- beweging

lijke partijen, treffen telkens de herinneringen aan de Commune. Dit„verraad" kon niet worden vergeven, ook al leverde het tastbare resul-taten op. 3 ) Bovendien bestreden de syndicalisten Millerand's politiek

1 ) Weill, t. a. p., bi. 329 vlgd.; Blum, t. a. p., bl. 193 vlgd. -- 2) Franck, t. a. p.bi. 39 vlgd.; Louis, Mouvement Syndical, bi. 221 vlgd.; Voix du Peuple, 6-1-1901.') Aanvankelijk bleken die resultaten te worden gewaardeerd, o.a. Voix du Peuple,

85

Page 87: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

principieel. Zijn streven naar „sociale vrede" beschouwden zij als eenpoging om het proletariaat te paaien, zijn strijdlust te verzwakken, hette „corrumpeeren ".

Het antiparle- Het antiparlementarisme en het daaruit voortvloeiend wantrouwen inmentarisme de democratie en in de staat, vormen één van de essentieele kenmerken

van het syndicalisme. Het antiparlementarisme, vroeger in een grootdeel der syndicats als „stemming" aanwezig, is tijdens het minister-schap van Millerand tot een „leerstuk" geworden. Daarom behoort hethier te worden ontleed.

Ontwerp sta- Van doorslaande beteekenis is geweest het door Millerand ingediendekingswet wetsontwerp tot vreedzame beslechting van arbeidsgeschillen. Sedert

1892 werd deze materie beheerscht door een wet, die door haar facul-tatief karakter slechts weinig toepassing vond. 1 ) Millerand wilde hetaantal stakingen beperken door te bepalen, dat iedere staking verbodenwas, indien zij niet bij meerderheid van stemmen van te voren door dein het bedrijf werkzame arbeiders zou zijn goedgekeurd; iedere zevendagen zou een nieuwe stemming over voortzetting van de staking moe-ten worden gehouden; strenge straffen bedreigden hen, die de uitslagdezer stemmingen zouden trachten te beïnvloeden. Bovendien zoudenvoor ieder bedrijf raden worden ingesteld ter bevordering van het ge-regeld contact tusschen arbeiders en patroons. 2 ) Het wetsontwerp be-doelde in de eerste plaats, het plotseling uitbreken van stakingen tevoorkomen.

Fel verzet in Het is duidelijk, dat een dergelijk plan door geen vakbeweging, die haarde vakbewe- strijdkracht wil behouden, kan worden aanvaard. In de Voix du Peupleging verscheen de eerste geargumenteerde bestrijding van het wetsontwerp

van de hand van Louis Niel. Hij keerde zich vooral tegen het democra-tisch meerderheidsbeginsel, dat nu in de vakstrijd zou worden ingevoerd;is elke belangrijke vooruitgang in de geschiedenis niet van een voorgaan~de minderheid uitgegaan? vroeg hij. 3 ) Volgens Pouget kwam het voor-stel hierop neer, dat het stakingsrecht aan de arbeiders ontnomen werd.Is in de practijk niet de groote meerderheid der stakingen het gevolgvan het spontaan optreden van enkele overtuigden ? 4 ) Niet minder fel waseen manifest van het comité voor de algemeene staking, dat Millerandverweet „de fatale invloeden van het parlementarisme naar de werk-plaats" te willen overbrengen. 6 ) In de Mouvement Socialiste verwier-pen Sorel en Lagardelle het wetsontwerp, dat een onderscheid tusschen„wettige en onwettige stakingen" zou brengen, als een product van devoor socialisten onaanvaardbare „sociale-vrede -taktiek" der burgerlijkeregeering. 6) Vervolgens vermeldde het tijdschrift met instemming deopinie van het orgaan van de Duitsche socialistische vakbeweging, dat

23-12-1900; Mouv. Socialiste, 15-1-1900, bi. 97. Latere erkenning van Lagardelle,idem, 19-4-1902, bi. 724.. 1 ) Vgl. de door het Office du Travail ingestelde enquête.In de jaren, dat deze wet gold -- zij is pas na de oorlog herzien -- is slechts in éénvan de zes stakingsgevallen een beroep op haar gedaan (bi. 19). — 2) Het ontwerpis gegeven, Mouvement Soc., 1-5-1901, bl. 561 vlgd.; vgl. idem, 1-4-1901, bi. 435vlgd. en Martin Saint-Léon, t. a. p., bl. 693 vlgd. — ') Voix du Peuple, 1-12-1900.— 4) Idem, 30-12-1901. — 5) Idem, 13-1-1901. _6) Mouvement Socialiste, 1-11-1900,bi. 564 en 1-1-1901, bi. 36 vlgd.

86

Page 88: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

eveneens een dergelijk „fabrieksparlementarisme" als schadelijk voorde vakbeweging had afgewezen. 1)

Kort voor het congres van Lyon, waar de C.G.T. zich over het wets-ontwerp zou uitspreken, zond het bestuur der Bourses-federatie een cir-culaire aan de leden, waarin het wetsontwerp een daad van „hypocri-sie" werd genoemd. Zooals van alle wetten, door de kapitalistische re-geeringen gemaakt, zou ook van een dergelijke regeling de arbeiders-klasse de dupe worden. „De arbeider, die aan de rechtspraak gelooft, iseen naieveling, omdat die rechtspraak wordt uitgeoefend door mannen,die niet dezelfde opvoeding hebben als hij en wier behoeften en belan-gen absoluut tegengesteld zijn aan de zijne." Door de stemmingen, dereglementeeringen, enz., in één woord, door alle bepalingen, die uitstelbeteekenen, „hopen de makers van het ontwerp het initiatief van de be-wuste minderheid te verstikken.... Zij weten, dat zij, door de stakingente parlementariseeren, de geest van rechtmatige opstandigheid zullendooden." 2)

Zoo was de stemming op het congres van Lyon, September 1901, voor- Congres vanbereid. Met algemeene stemmen verwierp de C.G.T. daar de reglemen- Lyon, 1901

teering der werkstakingen; de meerderheid wees ook de gemengde ra-den van patroons en arbeiders af. s) Dit besluit beteekende de bekrach-tiging van de opvattingen van Pelloutier, die zich reeds vroeger tegen„parlementariseering" der vakbeweging had verzet; 4 ) het beteekendetevens een onvermijdelijke verwijdering van de socialistische politici,die, als Jaurès, Millerand's plannen hadden verdedigd. 5 ) Het is niettoevallig, dat hetzelfde congres nadrukkelijk het besluit van Limogesherhaalde, geen syndicats in de C.G.T. toe te laten, die organisatorischaan een politieke partij verbonden waren. e) Lagardelle heeft het recht,de besluiten van Lyon te kenschetsen als de bewust-wording van hetsyndicalisme.'r) Dat het ontwerp-Millerand nooit wet is geworden, za-gen de syndicalisten als het resultaat van hun verzet. Dat verzet wasook daarom zoo krachtig, omdat de reformisten, die de gemengde radenvan werkgevers en arbeiders wel aanvaardden, 8 ) zich ten aanzien vande wettelijke regeling der werkstakingen overtuigd aan de zijde der re-volutionairen schaarden. s)

Hetzelfde congres van Lyon sprak zich nog met kleine meerderheid uit De Conseilvoor het behoud van de Conseil Superieur du Travail. 10 ) Nog in 1897 Superieur du

had de C.G.T. medewerking aan die Raad geweigerd — in 1891 was hij Travail

in het leven geroepen 11 ) — maar sedert dien had Millerand de samen-stelling van de Raad aldus gewijzigd, dat voortaan een derde deel derleden, die vroeger allen door de regeering benoemd werden, door de

')Idem 1-2-1901,bí. 180.—) Compte Rendu,Bourses- congres, Nice, 1901, bl. 12 vlgd.;de geheele circulaire bij Pelloutier, t. a. p., bl. 336 vlgd. — 3) Louis, Mouvement Syn-dical, t. a. p., bi. 277. Lagardelle, La formation du syndicalisme en France, Mouv.Socialiste, Sept. 1911, bl. 166 vlgd. -- 4) O.a.: Compte Rendu, C. G. T.-Rennes. 1898,bi. 44. --- 5) Voix du Peuple, 27-1-1901. -- °) Gedenkboek C. G. T., bi. 77. — 7) t.a.p.,bl. 167. In de jaren tot 1914 zijn nog herhaaldelijk wetsontwerpen van analogestrekking ingediend, die op even fel verzet bij de C. G. T., stuitten. — s) Bijv. detypografen en de textielarbeiders, Compte Rendu. Amiens, 1906, bi. 129. — 9) O.a.artikel van Lauche, Revue Syndicaliste, Oct. 1906, bl. 138 vlgd. — 10) Hooge Raadvan Arbeid; Louis, Mouvement Syndical, bl. 277..- U) Compte R., Toulouse, 1897,bl. 137. Zie de Enquéte over de „réglémentation amiable" van arbeidsconflicten,ingesteld door het Office du Travail, bl. 3 en passim.

87

Page 89: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

arbeiders zouden worden gekozen. Het congres van Lyon zegde mede-werking der C.G.T. toe, als twee belangrijke veranderingen zoudenworden aangebracht; de Raad zou, met uitschakeling van de regeerings-vertegenwoordigers, geheel moeten bestaan uit een gelijk getal af gevaar

-digden van arbeiders en werkgevers; en de arbeidersgedelegeerdenzouden direct door de syndicats gekozen moeten worden. 1 )

Griffuelhes' In Maart 1903 kwam de regeering gedeeltelijk aan deze wenschen te-argumentatie gemoet, doch de omstandigheid, dat de eischen niet geheel waren in-

gewilligd, gaf de revolutionaire C.G.T.-leiding gelegenheid, een cam-pagne tegen de Raad te openen en de arbeiders aan te raden, de ver-kiezingen voor de Raad te boycotten. 2 ) De argumentatie, nu door Grif

-fuelhes gebezigd, toont, hoe principieel het verzet tegen „sociale-vrede" politiek geworden is. Iedere regeering, schrijft hij, wil voogdspelen over de vakbeweging om haar ongevaarlijk te maken; door deleiders in allerhande officieele commissies te halen, tracht zij het strijd-baar karakter der vakbeweging te temperen. Doen wij aan deze Raadmede, dan wordt de vakbeweging een gewoon „organisme van de staat."Met vreugde constateert Griffuelhes, dat steeds meer syndicats dejaarlijksche verkiezingen voor de Raad negeeren; alleen door een der-gelijke houding kan de onafhankelijkheid der vakbeweging volgens hemworden bewaard.Vele federaties besloten, de aangesloten syndicats aan te raden, zichvan deelname aan de verkiezingen voor de Raad te onthouden, de mou-leurs, 3 ) de lederbewerkers, 4 ) de arbeiders in de kleedingbedrijven, 5)

enz. De reformisten --- typografen, textielarbeiders enz. e) — blevenhun afgevaardigden naar de Raad zenden, al gaf Keufer toe, dat ditlichaam, dat niet het recht had voorstellen te doen en slechts adviesmocht uitbrengen over door de regeering voorgelegde onderwerpen, 7 )

niet veel te beduiden had. 8)

De bewuste In het voorgaande zijn de argumenten, waarmede de militants het ont-minderheid werp-Millerand en de Conseil Superieur du Travail bestreden, uitvoe-

rig weergegeven, omdat hier ideeën geformuleerd worden, die in desyndicalistische publicaties telkens zullen terugkeeren. Zoo het geloofaan de kracht van de bewuste, actieve minderheid. Ongetwijfeld wasdeze opvatting reeds vroeger in verschillende syndicats aanwezig.')Pelloutier formuleerde haar in deze jaren. 10 ) In 1904 schrijft Pouget:wij hebben ons ontdaan van het „democratisch vooroordeel ", dat dehelft plus één gelijk zou hebben; een dergelijk systeem zou ook in dearbeidersklasse de macht geven aan de „onbewusten", de trage, nietdenkende massa. Bij ons „wordt geen rekening gehouden met de mas-sa, die weigert een eigen wil te hebben en alleen de bewusten hebbenhet recht, te besluiten en te handelen." 11 ) Het is niet anders dan recht-vaardig, zoo redeneeren de syndicalisten, dat de minderheid van geor-

1 ) Gedenkboek C. G. T., bi. 78 vigd. -- 2) Delesalle, Voix du Peuple, 21-6-1903 enGriffuelhes, Mouv. Soc., 15-10-1903, bl. 225 vlgd. -- 3) Mouv. Soc., 15-9-1908, bi.174. — 4) Idem, 15-7-1908, bi. 84. - 5) Louis, „Le syndicalisme francais d'Amiens àSaint Etienne", 1924, (te citeeren als: Louis II), bi. 62. — 6) Revue Syndicaliste,September 1906, bi 117. -- 7) Mouv. Soc., 1-7-1900, bl. 45 vlgd. ~ 8) Revue Syndica-liste, November 1907, bi. 147. — 9) Uiting in deze geest op het congres van 1879,Compte R., bi. 256. — 10) t. a. p., bi. 324. — 11) Mouvement Socialiste, 1-11-1904,bi. 45.

88

Page 90: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ganiseerden, zij die de offers brengen en door hun toetreden tot desyndicats toonen, hun maatschappelijke plicht te begrijpen, namens dearbeidersklasse spreken en optreden. De arbeiderselite, schrijft Pougetelders, die in de C.G.T. georganiseerd is, zal op het psychologisch mo-ment de massa meesleepen. Hij gelooft in „de minderheden, die de toe-komst in zich dragen." 1 )

In de eerste jaren troostten deze overwegingen de leiders met het ge-ringe succes van hun pogingen, het ledental te vergrooten. In 1913 zouook Griffuelhes schrijven, dat het versterken van het ledental de eersteeisch was: 2 ) een opvatting, die door de reformisten steeds was ver-dedigd. 3)

Via de verwerping der meerderheidstheorie kregen de oud-anarchistende meerderheid der militants mee tot een uitgesproken antidemocra-tisch standpunt. 4 ) En daar de staat, die zij tegenover zich vonden,welks wetten hun ontwikkeling remden, welks regeeringen hen herhaal-delijk met ontbinding hunner organisaties bedreigden en welks politie zijbij stakingen tegenover zich vonden, de pretentie had, een bij uitstekdemocratische staat te zijn, leidde de verwerping der democratie totvijandschap tegen de staat als zoodanig. Natuurlijk, het zij nog eensherhaald, speelden hierbij anarchistische tradities een rol. Maar deschampere vraag: „wat hebben wij, proletariërs, aan deze democratischerepubliek?" keert na 1879 op alle congressen terug. 6 ) Noch het alge-meen kiesrecht, noch de ontelbare ontroerende redevoeringen over de„democratie" konden het feit ongedaan maken, dat de toestand derarbeidersklasse in de Fransche republiek slechter was dan in menigemonarchie. De republiek had zich het vertrouwen der arbeiders nietwaardig gemaakt en daardoor slechts vonden de anarchistische argu-menten ingang. Deze leerden hun, dat het parlementarisme, de demo-cratie e.d. niet anders waren dan een „leurre", (een fopperij) , en dearbeiders hadden wel reden, dit te gelooven.Als de C.G.T. de troepen van een „linksche" regeering tegenover zichvindt, verklaart een manifest, dat deze democraten zijn „nog erger danhet keizerrijk"; maar in zijn brochure over de C.G.T. schrijft Pouget:de vorm van het staatsgezag is ons niet onverschillig; wij willen het zoomin mogelijk straf en onderdrukkend. Alleen: wij vechten daarvoordoor pressie van buiten, door directe actie, en niet langs parlementaireweg, waarlangs wij onherroepelijk bij het burgerlijk regeeringssysteemzouden worden ingelijfd. e) Albert Thomas, die schrijft: voor mij isde vakactie „de zuiverste verwerkelijking van de democratie", vormt ookhier de reformistische uitzondering op de syndicalistische regel. 7 )

Democratie beteekende op den duur voor de syndicalistische militant:mooie woorden zonder inhoud -- vriendelijk doen, om de revolutionairearbeider te paaien en ongevaarlijk te maken. Steeds weer meenen desyndicalisten, dat regeering en politici bezig zijn, „verwarring te stich

-ten" in de vakbeweging. 8 ) Het wantrouwen jegens de overheid en je-

') La C. G. T., bi. 35 vlgd. ~ ') Bataille Syndicaliste, 23-1-1913. — 3) Bijv. Lauche,Revue Syndicaliste, 1-10-1908, bl. 181. — ') Robert Michels, Zur Soziologie desParteiwesens, begroet dit anti-democratisch element met vreugde: bi. 332 vlgd. —5) Gedenkboek C. G. T., bi. V. enz. Vgl. een dergelijke'uiting van reformistische zijde,Revue Syndicaliste, Mei 1907, bl. 3. --- 6) t. a. p., bi. 47. — 7) Revue Syndicaliste,Dec. 1907, bl. 172. — 8) o.a. Voix du Peuple, 26-7-1903.

Het belangvan het leden-

tal

Tegen dedemocratie

De staatsvormis de syndica-listen niet on-

verschillig

Geen officieelproletariaat

89

Page 91: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gens die kameraden, die te vertrouwelijk met officieele personen ver-keeren, wordt aangewakkerd door de vele voorbeelden van oud-extre-

misten, die zich door een baantje hebben laten temmen. Over de pe-riode-Millerand schrijft Lagardelle: „Men had secretarissen van Bour-ses, die zich het zwijgen lieten opleggen en aan de verdediging hunnerklasse onttrokken werden door middel van een sigarenwinkel." 1 ) Sorelvermeldt een voorbeeld van een militant, die in officieele ambten is ge-haald: „De oud-anarchist Briat is op deze wijze een curiosum van diekermis der ijdelheden geworden, waar hij vertegenwoordigt, wat eengrappenmaker het „of ficieele proletariaat" heeft genoemd."2 ) Men moetover de druk, die zoo door zich socialistisch noemende ministers en Ka-merleden op de militants werd uitgeoefend, niet te gering denken. Erwas karakter èn inzicht voor noodig om niet vrijwel ongemerkt, stapvoor stap, voor de verleiding te bezwijken. Op het congres van 1906herinnerde Griffuelhes aan de jaren 1900-1901, en noemde voorbeel-den van pogingen van Millerand, de militants tot zich te trekken —invitaties voor officieele feesten e.d. —: „Anarchisten, guesdisten,blanquisten, allemanisten en andere elementen werkten samen, om desyndicats van de overheid los te maken; deze samenwerking heeft zichgehandhaafd; zij is het leven van de C.G.T. geworden." 3 )

De trage wet- Voor het ontstaan van het antiparlementarisme zijn ook verantwoorde -geving lijk de ervaringen, die de arbeiders met de practijk der Fransche wet-

geving opdeden. Hoeveel sociale wetten zijn niet in de Kamer inge-diend om daar in commissies te blijven hangen, telkens te worden ver-anderd en verzwakt, om tenslotte in de Senaat dood te loopen? Voor deafhandeling van de onbruikbare wet van 1892 ter beperking van dearbeidsduur van vrouwen en kinderen had de Senaat 11 jaar noodig;voor de Ongevallenwet van 1898 tien jaar, enz. 4 ) In 1898 verklaart debond van spoorwegpersoneel in een manifest: van het parlement kun-nen wij niets meer verwachten; de Senaat maakt in Frankrijk alle so-ciale wetgeving onmogelijk. 6 ) Ondanks alle verzoeken, protesten enz.der schildersgezellen is het wetsontwerp, bevattende bepalingen om hentegen loodwitvergiftiging te beschermen, steeds weer in de Senaat ge-strand. 6 ) Hetzelfde geschiedde met een wetsontwerp ter beperking vande kinderarbeid in de glasblazerijen. 7 )

De Arbeids- Erger nog was, dat de sociale wetten, die na veel horten en stootenwet-Millerand eindelijk door de parlementaire machine waren afgeleverd, absoluut on-

voldoende werden nageleefd. De arbeidswet van 1892 stelde de maxi-mum-arbeidsdag voor vrouwen en kinderen op 10 uur. In 1896 toondeGuesde in de Kamer aan, dat er zelfs geen pogingen werden gedaan om

') „bureau de tabac"; in Frankrijk is de fabricage en verkoop van tabaksartikeleneen regeeringsmonopolie; de sigarenwinkeliers — een zeer geambieerde positie -- wor-den door de regeering aangesteld. Mouv. Socialiste, 19-4-1902, bl. 727. -- ') Mouv.Soc. 1-9-1905, bl. 7. Vgl. het felle, doch beheerschte artikel van de militant Bour-chet in de Voix du Peuple, 24-8-1902. Michels, t, a. p., bl. 337, noemt Briand alsvoorbeeld van de oud - syndicalistische „arrivé". Dit voorbeeld is niet gelukkig, daarBriand nooit een proletarische militant is geweest en bovendien niet via de vak-beweging maar langs de parlementaire weg zijn carrière heeft gemaakt. — 3) Mouve-ment Soc., 15-8-1907, bi. 44. — 4) Deze en vele andere voorbeelden, Revue Syndica-liste, 1-6-1908, bl. 32. — 5) Geciteerd, Mouvement Soc., 15-5-1909 b1. 378. —e) Robert, La Fédération des syndicats de peinture, ibidem, 1-1-1905, bl. 51. ~7) Zie ibidem, Mei 1912, bl. 402.

90

Page 92: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

de schijn te wekken, alsof deze wet werd gehandhaafd. 1 ) De arbeids-inspectie moest in haar rapporten verklaren, dat de patroons de wetsystematisch saboteerden, zoodat vervolging der overtredingen onbe-gonnen werk was. Toen Millerand als minister optrad, kondigde hij aan,dat de wet van 1892 voortaan zou worden uitgevoerd. De werkgeversantwoordden, dat zij in dat geval een aanzienlijke loonsverlaging zou-den invoeren, waarop Millerand in overeenstemming met de wenschender vakbeweging, 2 ) een overgangsbesluit afkondigde: de geoorloofdearbeidstijd voor kinderen werd tot 11 uur verhoogd en die voor vrouwenen mannen moest in de bedrijven, waar kinderen werkzaam waren,daarbij worden aangepast. Na vier jaar zou daar de arbeidstijd tot 10uur worden teruggebracht, met een tweejarige overgangsperiode van10% uur. Aan deze bepalingen werd nu krachtig de hand gehouden;toch werd nog een zeer groot aantal overtredingen geconstateerd 3 ) enbovendien verleenden niet-onbevooroordeelde plaatselijke autoriteiten,vooral aan de groote patroons, zooveel vrijstellingen, dat in verschillen-de departementen de wet op de arbeidsduur feitelijk niet gold. 4 ) Diewerkgevers, die werden gedwongen de wet na te komen, trachtten deloonen te verlagen, wat in de jaren 1901 en volgende tot een groot aan-tal stakingen leidde. 5)

De arbeidsinspectie werd door Millerand uitgebreid en gereorgani-seerd, maar bleef onvoldoende en veelal machteloos. De ervaring heeftbewezen, dat de arbeidsinspecteurs als afhankelijke ambtenaren redenhadden, met het aanpakken van de ook op politiek gebied machtigegroote fabrikanten voorzichtig te zijn. 6 ) Om aan deze bezwaren tege-moet te komen, eischte de C.G.T. herhaaldelijk het aanstellen van ar-beidsinspecteurs uit de vakbeweging. 7 ) De arbeidsinspectie zelf hadzich te beklagen over de tegenwerking der rechterlijke macht, die zichdoor vrijspraak of ongeproportioneerd lage straffen veelal aan de zijdeder werkgevers schaarde, 8 ) wat de arbeiders het gevoel moest geven,dat zij machteloos tegenover de „klassejustitie" stonden.Zoo ontstond in Frankrijk deze eigenaardige toestand, dat de arbeidersin staking moesten gaan, om de werkgevers tot naleving van de socialewetten te dwingen. Ontelbaar zijn de voorbeelden van dergelijke sta-kingen over de wet-Millerand, de Ongevallenwet, de wet op de weke

-lijksche rustdag, enz. e) Bij deze gang van zaken kostte het de anti-

1 ) Lagardelle, La nouvelle loi sur la durée du travail, Mouv. Soc., 1-3-1900, bI. 293 vlgd.en 15-4-1900, bi. 453 vlgd. Vgl. Kautsky, Republik und Sozial-demokratie in Frank-reich, Neue Zeit, 1904-1905, I, bi. 437 vlgd. — 2) O.a., Voix du Peuple, 1-12-1900.— 3) J. Uhry, l'Application des lois ouvrières en 1902, Mouv. Social., 15-11-1903,bi. 423 vlgd. De klacht van de Voix du Peuple, 19-4-1903, dat de wet hoogstensvoor 10 0/0 van de betrokken arbeiders werd uitgevoerd, is zeker overdreven. Ookde conclusies van het rapport over deze wet, gepubliceerd in De Nieuwe Tijd, Fe-bruari 1907, bl. 128 vigd. schijnen te somber. Vgl. het meer optimistische oordeelvan L. Prost, Revue Syndicaliste, Oct. 1906, bl. 137. -- 4) Vgl. Voix du Peuple,10-8-1902. —' 5) O.a., J. Uhry, Les grèves en 1901, Mouv. Soc., 15-3-1903, bl. 542;Voix du Peuple, 18-5-1902, enz. ~ ") Geciteerd artikel J. Uhry, Mouv. Soc. 15-11-1903,bi. 423. Artikelen van Montélimard en X..., Revue Syndicaliste, Maart en April1907, bl. 314 vlgd. en 333 vlgd. ~ 7) Zoo in Rennes, 1898, Gedenkboek C. G. T.,bi. 67, enz. -- 8) Voorbeelden in het bovengenoemde rapport in De Nieuwe Tijd. --9) O.a. Voix du Peuple, 1-5-1902; Compte Rendu, Bourses-Alger, 1902, bl. 116;Compte Rendu, Marseille, 1908, bl. 12; Revue Syndicaliste, 15-11-1908 bl. 202 vigd.

Sociale wettenonvoldoende

nageleefd

De conclusievan de arbei-

ders

91

Page 93: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

parlementaire leiders niet veel moeite de arbeiders ervan te overtuigen,dat van de sociale wetgeving en van de staat in het algemeen niets teverwachten was en dat verbetering van hun levenspeil slechts door huneigen machtsvorming, door directe actie buiten het parlement, te ver-krijgen was. In de Voix du Peuple schrijft een militant: „Hoe de wetook luidt, die men ten gunste der arbeiders fabriceert, de gezindheidten opzichte van de arbeidersklasse bij de ambtenaren der republiek, dietot taak hebben, haar toe te passen, is zoodanig, dat zij dit steeds tennadeele der arbeiders zullen weten te doen."') Of een ander maal:„Omdat de rechters, als hun dat behaagt, de wetten, die regeering enKamers ten onzen bate maakten, buiten werking kunnen stellen, blijftons niets anders over dan zelf voor onze wetten te zorgen.' 2 )

Antiparle- De formuleering en aanwakkering van deze intransigente gezindheidmentaire pro- vormt een belangrijk deel van het werk van Pelloutier. Na een jeugdpaganda van van activiteit op politiek terrein had hij zich, vol verachting voor alle

Pelloutier parlementaire methoden en compromissen, in het anarchisme terugge-trokken. 3 ) De klassentegenstelling, schrijft hij, is voor het politiek so-cialisme slechts één uit vele programpunten, dat, als het voor electoraledoeleinden noodig schijnt, tijdelijk in de schaduw kan worden gelaten;voor de vakbeweging, echter, is zij de werkelijke grondslag, ge-schapen door het materieele en moreele lijden van iedere dag. " 4 ) Doorhet parlementarisme wordt de wil om zich met alle middelen tegen demacht van het kapitalisme te verzetten, gebroken. De boven beschrevenonmacht van de Fransche sociale wetgeving is voor hem dankbaar ma-teriaal ter illustratie van de nutteloosheid van parlementaire actie. Metniet minder vaardigheid bezigt hij steeds weer het argument, dat deverdeeldheid in het Fransche socialisme de eenheid van de vakbewegingin gevaar brengt. 5 ) Hij bezweert de syndicats, zich geheel buiten depolitiek te houden, e) (wat nog als neutraal, als a-politiek, kan wordenbeschouwd), en neemt zijn hoorders en lezers zoo, als tot een van zelfsprekende conclusie, mee tot zijn anarchistische bestrijding van allewetten, van de staat zelf, (wordt dus anti-parlementair). In 1900 zegthij tot de Bourses-bestuurders: „Een vrij man is niet hij, die zich bezighoudt met de vraag, binnen welke wettelijke grenzen hij mag handelen,doch vrij is slechts de man, die zich buiten de wetten stelt, hoe liberaalzij ook zijn, met de bedoeling haar tenslotte te vernietigen." 7 )

Invloed van De arbeiders, tot wie Pelloutier deze woorden richtte, schonken hemBakunin? grif gehoor. M.i. meer ten gevolge van hun practische ervaringen in de

jaren 1885~1900, dan ten gevolge van het voortleven van vroegereanarchistische stroomingen. Men heeft de oorsprong van het antiparle-mentarisme der syndicalistische beweging gezocht in Proudhon of inBakunin. Voor beider geestelijk vaderschap zijn zeker argumenten tevinden. Wat Bakunin betreft, heeft Bernstein er op gewezen, dat Ba-kunin in 1870 bij de Fransch-Zwitsersche sectie der Eerste Internatio-nale een resolutie heeft ingediend, waarin hij de leden wilde opdragen„hun actie uitsluitend op de federatieve verbinding van vakvereenigin-gen te richten, daar dit het eenige middel is om het succes der sociale

— ') 9-12-1900. -- ') Idem, 27-4-1902. — 3) Histoire des Bourses, bl. 90 vlgd. envoorwoord -Dave, bl. 8. — 4) t. a. p., bl. 106; vgl., bi. 95. ~ 5) Vgl. Gedenkboek,C. G. T., bl. 37. — 6) Zie bijv, de door hem ontworpen model-statuten. artikel 15,t. a. p., b]. 303. — 7) Geciteerd idem, bl. 325.

Page 94: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

revolutie te verzekeren ", en tevens alle politieke acties afwees. 1 ) In-derdaad, Pelloutier zou het niet anders formuleeren. Ook Challaye ziethet syndicalisme als de voortzetting van de Bakuninistische vleugel vande Eerste Internationale, 2 ) en deze theorie vindt schijnbaar haar beves-tiging in een anoniem artikel in de Bataille Syndicaliste van Mei 1911,waarin, met felle uitvallen tegen de „dictatuur" van Marx, hetzelfdewordt betoogd. 3 ) Maar meer dan de persoonlijke opvatting van eenenkel militant schijnt dit niet.Sterker zijn de aanwijzingen voor een proudhonnistische traditie. Op Van

ieder arbeiderscongres, te beginnen met 1879, zijn er sprekers, die zich Proudhon?

op Proudhon beroepen. 4 ) Ook in de naam van het C.G.T.-orgaan,de Voix du Peuple, zou men een aanwijzing kunnen zien, daar ookProudhon een blad onder die naam had uitgegeven. 6 ) De Voix duPeuple bevat dan steeds citaten en langere aanhalingen van Proudhon,maar dat bewijst niet meer dan dat Pouget, de leidende redacteur, eenkenner en bewonderaar van Proudhon was. 6)

Zeker, het antiparlementaire, het verwerpen van de staat in al zijnverschijningsvormen, vindt men bij Proudhon. 7 ) Maar had diezelfdeProudhon niet even positief alle vakactie afgewezen? De conclusie kangeen andere zijn, dan dat men van Proudhon die denkbeelden aan-vaardde, die men bruikbaar en juist achtte, terwijl de andere zonderbezwaar werden genegeerd. s) Bovendien heeft Moreau, 9 ) zeker gelijk,als hij betoogt, dat de doorsnee-militant van 1900 dank zij de propa-ganda van Guesde en de zijnen heel wat meer opvattingen van Marxdan van Proudhon had meegekregen. De „terugkeer tot Proudhon"van het syndicalisme beteekent de blijde ontdekking in de werken vandeze anti-kapitalistische schrijver van opvattingen, waartoe de mili-tants zelf door de ervaringen van de vakactie waren gekomen. Dezelfdeoorzaken van economische en politieke aard, die eenmaal Proudhon enBakunin aanhang verschaften, dreven nu de syndicalistische opvattingenin analoge richting.Bij dit alles moet niet vergeten worden, dat de „syndicalistische leer" De syndicalis-der militants geen gesloten geheel vormde. Waar hier syndicalistische tische theorie

stellingen worden ontleed, hebben wij te doen met in de C.G.T. over- geen logisch

heerschende tendenties, niet met door allen onderschreven program- systeem

punten. Er blijft, ook bij de meest-ontwikkelde militants, veel tegen -strijdigs en veel vaags. Zij voelen het zelf. Het syndicalisme, schrijftPouget, „is de quintessence van verschillende sociale theorieën, metuitschakeling van alles, wat deze aan vooropgezetheid en systemati-sche redeneeringen bevatten." En: „In de syndicats philosopheeren wijweinig. Wij doen beter; wij handelen." Y0 ) Het syndicalisme, schrijftGriffuelhes, is noch een voortzetting van de socialistische, noch vande anarchistische stroom „het is het resultaat van een langdurige prac-

1 ) E. Bernstein, Die Generalstreikgewerkschaft, Sozialistische Monatshefte, August. 1906,bi. 635. — 2) Félicien Challaye, Syndicalisme révolutionnaire et syndicalisme réfor-miste, 1909, bl. 29.— 3) 3-5-1911. -- 4) Compte Rendu, Marseille, 1879, bi. 40, bl.772, enz. ~ 5) Quack, De Socialisten, III, bi. 556. — 6) o.a. 26-1-1902; 21-6-1903. —T) Vgl. Louis, Contre l'Etat, bi. 150. Ook in de 60er jaren waren de Proudhonnistentegenstanders van staatsinmenging, Weill, t. a. p., bi. 85. ~ 8) Estey, t. a. p., bl. 23, kentaan „de blijvende invloed van Proudhon" veel grooter beteekenis toe. — 9) t. a. p., bi.47-48. — 10) Mouv. Socialiste, 1-11-1904, bl. 42.

93

Page 95: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

tijk, veeleer door de omstandigheden, dan door deze of gene persoongeschapen." 1)

Antiparle- Het bovenstaande vindt zijn bevestiging in de ontwikkeling van hetmentarisme antiparlementarisme en het verzet tegen samenwerking met de socia-

nietprinc pisel listische partijen in de vakbeweging. Bij de militants, die in 1894 teNantes voor politieke neutraliteit pleitten, was de motiveering nog uit-sluitend van practische aard; zij wilden voorkomen, dat de socialisti~sche verdeeldheid scheuring in de vakbeweging zou brengen. 2 ) Buitende syndicats, zoo wordt herhaaldelijk uitgesproken, kan de arbeiderzich vrij met politiek bezig houden. 3 ) Te Nantes was de meerderheid,die de breuk met de guesdisten forceerde, nog zoo weinig antiparle-mentair, dat zij besloot alle socialistische Kamerleden, raadsleden enz.uit te noodigen, als zoodanig aan de organisatie van de algemeenewerkstaking deel te nemen. 4 ) Op het Bourses-congres van 1895 besluitmen, de syndicats uit te noodigen, zich voor goed aan alle politiek teonttrekken; doch even later blijkt, dat de meerderheid de arbeiders per-soonlijk vooral wel bij de a.s. gemeenteraadsverkiezingen tegen de reac-tionairen wil doen stemmen. 5)

Steeds scher- In 1897 wordt dat anders. Dan besluit het congres van Toulouse, datper antiparle. in het op te richten dagblad — waarvan, zooals gemeld, nooit iets ge-

mentair komen is -- absoluut geen politiek zal mogen worden behandeld. ó)Tevens blijkt daar een tweede argument van practische aard: de poli-tiek neemt de arbeiders zoozeer in beslag, dat zij daarvoor de vakactieverwaarloozen. 7 ) In 1900 stuit, in directe tegenspraak tot het besluitvan 1894, het betrekken van politici bij de algemeene staking op on-overkomelijk verzet. 8 ) Toch klaagt Pouget nog in 1901, dat er veelte veel belangstelling voor politiek bestaat. 9 ) In 1902, te Montpellier,verzet Hardy zich tegen het steeds meer overheerschend antiparle-mentarisme. 10 ) Zijn voorstel een „parlementair comité" in te stellen,dat namens de vakbeweging de onderhandelingen met de partijen ende regeering zal voeren, wordt met groote meerderheid verworpen.

Formuleering De propaganda voor het intransigente antiparlementarisme werd navan het anti- Pelloutier's dood voortgezet door hen, die zich zijn directe leerlingen ge-parlementaris- voelden, Delesalle, 11 ) Yvetot en Pouget. Yvetot kon geen alinea schrij-me

ven zonder een sneer op de socialistische politici. 12 ) Vooral Yvetot'svenijnige anarchistische agitatie schiep een nieuwe verlammende tegen-stelling binnen de C.G.T., n.l. tusschen anti-parlementairen en parle-mentair~neutralen. Y3 ) Pouget, oud-Communard, had zich eerst in depolitieke strijd begeven, totdat tijdens de Boulangercrisis hem „de oogengeopend" waren. 14 ) Zijn haat tegen alle partijen verleidt hem er toe,het voor te stellen, alsof de socialistische partij bedoelt het behoud van

') l'Action Syndicaliste, 1907, bl. 3. -- ') Voorbeelden bij Louis, Mouvement syndical,bl. 34-35. ~ 3) Compte Rendu, 1886, bl. 55. Vgl. A. Thomas, Quelques mots d'histoire,Revue Syndicaliste, Maart 1909, bl. 355 vlgd. ~ 4) Compte R., Nantes, 1895, bI. 75.Ten onrechte beweert Pouget, dat de meerderheid te Nantes reeds bewust antiparle-mentair was, Mouv. Soc., 1-12-1901, bl. 667. ~ 5) Compte R., Nimes, 1895, bl.85 en 87. — °) Compte R., bl. 72. — 7) Idem, bl, 104. -- 8) Compte R„ C. G. T.,Parijs, 1900, bl. 109. ~ 9) Mouv. Soc., 1-12-1901, bl. 668. — ")Compte R. bl. 127.Vgl. Mouv. Soc., 15-2-1903, bl. 346. ~ ") Zijn brochure, Les Bourses du Travail,bl. 48 en passim. — 12) Zie zijn jaarverslagen, o.a. Toulouse, 1910, bl. 54 en arti-kelen in de Mouvement Soc., o.a. 15-11-1901, biz. 621. — 13) Vgl. Compte R.,Amiens, 1906, bl. 41. ~ 14) Almanach du Père Peinard, bl. 33 vlgd.

94

Page 96: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

de kapitalistische maatschappij. 1 ) Ook zij, betoogt hij, moet zich be-wegen binnen het kader der bourgeois-maatschappij en zich tevredenstellen met „veranderingen aan de facade." De partij doet een beroepop de geest van personen uit alle klassen; alleen wij, de syndicats, be-perken ons tot personen uit één klasse en dus voeren wij alleen de klas-senstrijd. Met de opinies van de menschen hebben wij niet te maken;de arbeiders worden in de syndicats samengebracht door hun belang.Ons doel is de vernietiging der loonverhouding en daarvoor is noodigde vernietiging van alle organen van onderdrukking, ook van de staat.Niet, dat wij hiervan een geloofsartikel maken, dat onze leden moetenonderschrijven. „Slechts één voorwaarde behoeft vervuld te wordenvoor toetreding tot het syndicat; dat is, dat men een loonarbeider is, eenuitgebuite.... Is de arbeider eenmaal lid, dan duurt het niet lang, of hijontdoet zich van zijn oude opvattingen; in dit vruchtbaar milieu.... zalzijn sociale opvoeding weldra voltooid zijn." De „neutraliteit" van deC.G.T. beteekent dus niet passiviteit; geen enkel sociaal of politiekprobleem laat ons koud, maar wij verwerpen de parlementaire middelenen hebben onze eigen strijdvorm tegen de staat en het kapitalisme, dedirecte actie, de pressie van buiten. 2 ) Voor een „wijziging in het re-geeringspersoneel" maken wij ons niet druk, wij willen de staat vernie-tigen en zijn functies op de vakorganisaties overdragen. 3 )Tot zoover Pouget, die één van de twee invloedrijkste schrijvers en pro- Argumentenpagandisten van het syndicalisme was. De ander was Griffuelhes, over van Griffuel-wiens opvattingen nu een enkel woord. Al kwam hij niet uit het anar- hes

chistische, doch uit het allemanistische kamp, toch is zijn standpuntvrijwel hetzelfde. Ook voor hem is de klassenstrijd alleen werkelijk tevoeren door middel van de syndicats; hij sluit immers in bestrijdingvan de staat en daartoe is de politieke partij, die in de organen van destaat wordt ingelijfd, ongeschikt.') Tegenover de kuddegeest van deDuitsche arbeider stelt hij de Fransche: „Hij is stoutmoedig en onaf-hankelijk. Niets kan hem angst aanjagen. Hij voelt zich boven elk ge-zag, elk respect, elke hiërarchie;.... (tegenover een bevel van boven)verzet hij zich en protesteert; hij kritiseert en komt in opstand; en hijgaat tot daden over, onmiddellijk.... Dit juist is de diepe zin van dedirecte actie, die beteekent de persoonlijke actie der arbeiders, los vanelke wettelijke overweging en van elke toestemming van boven af." 5 )Bij haar pogingen tot toenadering tot de C.G.T. heeft de socialistischepartij geen onverzoenlijker tegenstander gehad dan Griffuelhes. 8 ) Vol-gens hem hebben de guesdisten van de textielarbeiders in de Nord tam-me, volgzame kiezers, en dus geen strijdbare proletariërs gemaakt. 7 )Dat de vakbeweging in steden met een socialistisch gemeentebestuur ofeen socialistisch Kamerlid lamlendig en zwak is, spreekt voor hem van-zelf. 8) Socialistische partijpolitiek en krachtige vakactie vormen voorhem een onoverbrugbare tegenstelling. 9 )

1) Pouget, La C. G. T., bi. 15. _ 2) La C.G.T., bi. 25-30. — 3) Idem, bi. 47. —') Griffuelhes, 1'Action syndicaliste, bi. 44. — 5) Uit een redevoering van 1907, afge-drukt in de bundel, „Syndicalisme et Socialisme", bi. 57. Dat hij ook de défauts vandeze qualités bij de Fransche arbeider erkent, het gebrek aan doorzettingsvermogen,blijkt uit zijn boekje, ..Voyage Révolutionnaire", bi. 7. -- 6) Voor zijn denigreerendoordeel over het politiek socialisme, idem bi. 8 vlgd. ~ 7) Idem, bi. 12. -- 8) Idem, bi.21, 33, 35. ~ 9) Idem, bi. 38 vlgd.

95

Page 97: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Meerderheid Het meerendeel der militants hadden zij in hun strijd tegen democratieder C. G. T. en parlementaire actie achter zich. In 1904 gaf de C.G.T. een manifestantiparle- uit, waarin zij de leden aanraadde, zich bij de gemeenteraadsverkiezin-mentair

gen van stemming te onthouden. 1 ) Bousquet, leider van de bakkersge-zellenbond, dichtte in variatie op een bekende spreekwijze: „Toujourspoliticien varie, — Pol est prolo, qui s'y fie." 2 ) In hun argumentatiekeert altijd de leuze der Eerste Internationale terug: de bevrijding derarbeiders moet het werk zijn van de arbeiders zelf. De syndicalisten za-gen hierin de bevestiging van hun geloof aan de directe actie; zij vattenhet zoo op, dat elke tusschenkomst van afgevaardigden of steun vanniet-proletarische elementen in de klassenstrijd moest worden buiten.gesloten.

Tegenstrijdig- In de beginselverklaring, voorafgaande aan de door de C.G.T. voor deheden aangesloten syndicats opgestelde modelstatuten, lezen wij naast elkaar:

de uitspraak, dat van de openbare machten voor de arbeiders niets teverwachten is --- dat de klassenstrijd de grondslag van elke vakactiemoet zijn — de boven-geciteerde leuze der Eerste Internationale — en...de stelling: de C.G.T. vereenigt alle loonarbeiders, welke philosophiessche, politieke of religieuze opvattingen zij ook aanhangen. 3 )

Het syndica- Hier blijkt wel heel duidelijk de innerlijke tegenstrijdigheid in het anti-lisme zelf een politieke standpunt van het revolutionaire syndicalisme. Men kondigtpolitieke be- aan, het kapitalisme op leven en dood te zullen bestrijden en verklaartweging

tegelijkertijd, dat er in de C.G.T. ook plaats is voor een arbeider, die radi-caal of conservatief stemt. ') Iedere vakbeweging, die de strijd tegenhet kapitalisme-als-stelsel aanvaardt, die voor meer vecht, dan alleenvoor „het centje meer en het uurtje minder", die het bestaan van engegrenzen van proletarische lotsverbetering binnen het kapitalistisch stel-sel heeft erkend, moet, hoe luide zij zich ook „neutraal" noemt, per seop politiek terrein belanden. De consequente syndicalisten trekken danook de lijn door; zij zijn niet slechts antiparlementair, doch betoogendaarnaast, dat de vakbeweging, behalve het orgaan voor de eigenlijkevakactie, ook het aangewezen orgaan voor de politieke strijd der arbei-ders is. 6 ) Eckstein, die overigens een juiste kijk op het syndicalismeheeft, schrijft dan ook ten onrechte: „De politieke strijd verschijnt hem,(n.l. de syndicalist) , slechts in de vorm van het parlementair gedoe." 6)Neen, de syndicalisten nemen het begrip politiek in de ruimste zin; zijverwerpen slechts de parlementair-politieke methode, om daarvoor dedirecte actie in de plaats te stellen. Meer nog: zij voelen zich als eenafzonderlijke politieke beweging naast de officieele partijen. In de op-roep voor het tweede C.G.T.-congres, 1896, is sprake van de vormingvan „een waarachtige partij van de Arbeid." 7 ) Pouget schreef over hetC.G.T.-congres van 1901: de C.G.T. is een „economische partij, losvan de reeds bestaande politieke partijen ~ een partij met haar eigen

1 ) Mouv, Socialiste, 1-11-1904, bl. 57. ~ 2) Voix du Peuple, 2-2-1902. — 3) Gege-ven bij Pouget, La C.G.T., bl. 10 vlgd. Het uitsluiten van politieke actie is in destatuten van vele federaties, Bourses en syndicats vastgelegd; in die van de bouw

-vakarbeidersfederatie, Sévérac, t. a. p., bl. 86; van de metaalbewerkers, Mouv. Soc.,1-11-1905, bl. 351; enz. Andere voorbeelden bij Louis, II, bl. 59 en 67 _4) Voixdu Peuple, 2-2-1902. ~ 5) Vgl. de term „Nurgewerkschaftertum" ter aanduiding vanhet syndicalisme, Michels, t. a. p., bl. 8. ~ °) Eckstein, Demokratie und syndikalistischeIllusionen, Neue Zeit, 1911-1912,1, bl. 672. ~ 7) Humbert, t. a. p., bl. 38.

96

Page 98: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

taktiek, haar eigen theorieën, haar eigen doel." 1) Elders noemt hij deC.G.T. een „klassepartij", 2 ) terwijl de C.G.T. een brochure van hemuitgaf, getiteld „De partij van de Arbeid". 3 ) Dat met deze opvattinghet vrij laten der leden, om buiten de syndicats aan de partijstrijd deelte nemen, onvereenigbaar was, is duidelijk. Toch hebben de leidersmoeten ervaren, dat de massa der leden wel hun antiparlementaire enanti-democratische artikelen en redevoeringen toejuichte, doch als heter op aan kwam, zich telkens weer door de verkiezingsstrijd liet mee

-sleepen. 4 ) De democratisch-politieke natuur van de Franschman toon-de zich sterker dan de syndicalistische leer. In de statuten van de Bour-ses-sectie, van de metaalbewerkersfederatie, e.a. was bepaald, dat wiezich candidaat liet stellen voor een politieke functie daardoor automa-tisch van zijn functie in de vakbeweging was ontheven. 5 ) Wat niet be-lette, dat in de laatste jaren voor de oorlog steeds meer militants eensocialistische candidatuur aanvaardden. e)In dit verband moet het tweeslachtig standpunt der syndicalisten te- Geen afwijzengenover de sociale wetgeving worden besproken. Dezelfde personen, van sociale

die de staat op leven en dood bestrijden, die de arbeiders voorhouden, wetten

dat sociale maatregelen van de overheid slechts een „fopperij" betee-kenen om de arbeiders zoet te houden — die syndicalisten eischensteeds weer nieuwe sociale wetten, (voor de achturendag, de wekelijk-sche rustdag, enz.) en vechten ervoor, dat zij zullen worden nageko-men. Gaat men in het Gedenkboek der C.G.T. de resoluties der opeen-volgende congressen na, dan blijkt er geen congres te zijn geweest,waar niet van de regeering sociale maatregelen werden gevraagd. 1895:achturenwet, ouderdomswet, ongevallenwet enz.; 7 ) 1896: wettelijkemaatregelen tegen concurreerende arbeid in gevangenissen, kloosterse.d.; regeling van het vakonderwijs, enz.; 8 ) 1897: naast herhaling vande oude eischen vinden wij een uitgewerkt plan voor een ouderdoms-wet. Ik spring enkele congressen over en geef nog een voorbeeld uit debloeiperiode van het onverzoenlijk syndicalisme: Marseille, 1908: hetcongres eischt o.a. uitbreiding van de ongevallenwet en een wettelijkminimumsalaris voor de werkende vrouw. 9 ) Daarnaast interesseerenalle congressen zich voor een betere handhaving der afgekondigdewetten. 10 ) Dezelfde tegenstrijdigheid treft op de congressen van de re-volutionaire vakfederaties: de revolutionaire houthakkers eischen her-haaldelijk, dat ook zij onder de ongevallenwet zullen vallen. 11 ) In destatuten van de federatie der schildersgezellen wordt naleving der so-ciale wetten en een wettelijk minimum-loon gevraagd. Y2 ) De statutenvan de metaalbewerkers bevatten eerst de stelling, dat de arbeiders nietsvan de „Voorzienigheid-staat" te verwachten hebben en eischen ver-volgens strikte naleving van de veiligheidswetten en uitvoering van

1) Mouv. Soc., 1-12-1901, bi. 666. — 2) La C.G.T., bl. 3. — 3) Tallooze uitingenvan gelijke strekking zouden nog zijn te geven; o.a. Voix du Peuple, 31-5-1903;Mouv. Soc., 1-11-1904; idem, 1-12-1905, waar blijkt, dat deze opvatting ook in dereformistische typografenbond is binnengedrongen. — °) Compte R., Rennes, 1898, bl.64; Mouv. Soc., 15-11-1903, bi. 454, enz. — 5) Mouv. Soc., Juli 1911, bl. 130; Sévérac,t. a. p., bi. 140. ~ 6) Vgl. Michels, t. a. p., bi. 335. -- 7) bi. 51. ~ 8) bl. 54..— 9)) Ge-denkboek, C. G. T., bi. 105. -- 10) Compte Rendu, Tours, C. G. T., 1896, bl. 146,enz. — 11 ) Mouv. Soc. 15-2-1908. bl. 127 en 15-12-1908, bi. 401. — 12, Gegeven Voixdu Peuple, 19-1-1902.

97

Page 99: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

staats- en gemeentewerken in overheidsbeheer. 1)Directe verbe- Pelloutier, in alles een realistisch revolutionair, stelde voor de vakbewe-teringen gaar- g ingin een dubbel doel: le. het veroveren van directe verbeteringen; 2e.ne aanvaard

de strijd voor een andere maatschappij.') Pouget staat op hetzelfdestandpunt; de syndicalisten zijn niet zoo, schrijft hij in het eerste num-mer van de Voix du Peuple, dat zij, droomende van een betere toe-komstwereld, de gedeeltelijke verbeteringen van dit oogenblik zoudenverachten. 3 ) Elders schrijft hij, dat door directe hervormingen juist derevolutionaire mentaliteit wordt versterkt. 4 ) De zeeliedenleider Vig-nols, die alle sociale wetten wil afwijzen, is een uitzondering. 5 ) De re-volutionair Beausoleil komt als rapporteur over de wekelijksche rustdagtot de in de C.G.T. niet aangevochten conclusie, dat hiervoor ingrijpenvan de wetgever noodzakelijk is. e) Merrheim, die in 1906 te Amienseen principieele bestrijding van de overheidsinmenging in de vakstrijdlevert, verklaart drie jaar later met trots, dat de goede sociale wetten,die op dat oogenblik aanhangig zijn, als een gevolg van de activiteit derC.G.T. moeten worden beschouwd. 7 ) Onder leiding van haar juridi-sche adviseur Quillent spant de Parijsche Bourse zich in, om doormiddel van brochures, cursussen e.d. haar leden volledige kennis vande bestaande sociale wetten bij te brengen. $) Lagardelle vertelt, dat,toen het er om ging, de wet op de wekelijksche rustdag te doen toe-passen, ook de felste antiparlementairen optrokken onder de kreet „Levede wet." 9 ) In 1908 kan Albert Thomas met voldoening vaststellen, dater omtrent de beteekenis der sociale wetten en de noodzakelijkheid, haarte doen uitvoeren, tusschen revolutionairen en reformisten vrijwel geenonderscheid meer bestaat. Y 0 ) Keufer, minder verzoeningsgezind, houdtzijn revolutionaire tegenstanders steeds weer spottend de halfslachtig-heid van hun standpunt voor. 11)

De tegenstrij- Het is niet billijk, de syndicalisten hun houding tegenover de socialedigheid is on- wetgeving te scherp te verwijten. Natuurlijk konden zij slechts aanhangvermijdelijk

onder de massa verwerven door zich voor directe verbeteringen in tespannen en daarbij de arbeidswetgeving niet te versmaden. Zij toondenzich toegankelijk voor de lessen van de practijk, de eerste eisch, die aanleiders van een levende beweging moet worden gesteld. Het boven-staande is bovendien een bevestiging van de stelling, dat de syndica-listische theorie der militants niet een gesloten, logisch geheel vormt,maar dat zij zonder gewetenswroeging de tegenstrijdigheden aanvaardt,die in de dagelijksche vakstrijd vereischt schijnen.

') Gegeven bij Sévérac, t. a. p., bl. 134 vlgd.: vgl. Motiv. Soc., 1-11-1905, bi. 351. ^-2) t.a. p. bi. 200. — )1-l2-190l. -- 4) Idem, 5-4-1903. _5) Revue Syndicaliste, Octo-ber 1906, bi. 170. -- 6) Compte Rendu, C.G.T., Rennes, bi. 225. ~ 7) Mouv. Socialiste.15-12-1906, bl. 392 en 15-12-1909, bi. 298. — e) La Vie Ouvrière, 20-5-1910, bi. 579.Vgl. de artikelen van Quillent, Voix du Peuple, 27-4-1902 vlgd. ~ °) MouvementSoc., November 1911, bi. 247. — 1 u) A. Thomas, Pour les lois ouvrières, RevueSyndicaliste, Maart 1908, bi. 251 vlgd. — U) O.a., Voix du Peuple, 9-8-1903;Compte R., Bourges, 1904, bi. 131.

98

Page 100: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK V

EENHEID EN GROEI1901-1903

p het Bourses-congres van 1900 te Parijs bleek de meerder- Over het doo-

heid nog geen nauwer verband met de C.G.T. te wen~ de punt heen

schen. Deze van haar kant had zich bij de zelfstandigheidwel bevonden. Ook zij hield dit jaar haar congres te Pa-L) rijs. 1 ) Het aantal afgevaardigden was van 69 in 1896, via

76 in 1897 en 101 in 1898 tot 171 gestegen. In zijn jaarverslag kwam desecretaris, Copigneaux, op tegen de pessimisten, „die denken, dat destichting van de C.G.T. geen resultaat heeft opgeleverd." Hij gaf toe,dat deze opvatting in schijn juist was, dat de finantieele toestand on-houdbaar bleef, dat talrijke organisaties, die wel aan de C.G.T.-con-gressen deelnamen, zich verder niet aan de resoluties stoorden, enz.Doch ondanks dat alles, schreef hij, is de C.G.T. over de kritieke jarenheen. En de uitkomst zou bewijzen, dat Copigneaux gelijk had. 2 )

Op de kwesties, die op dit congres behandeld werden, wordt later te- Stichting vanruggekomen. Hier zij vermeld, dat het congres de onmogelijke, fantas- de Voix du

tische plannen voor een eigen dagblad liet vallen en besloot tot de stich- Peupie

ting van een weekblad, „La Voix du Peuple", dat eens in een dagbladzou moeten worden omgezet. 3 ) Het eerste nummer verscheen in De-cember 1900; de redactie was opgedragen aan een commissie, waarinPouget weldra de leiding kreeg.Tot 1901 had de C.G.T. naast de steeds krachtiger en invloedrijker Sorel over de

Fédération des Bourses een zeer precair bestaan geleid. Toen Sorel in C. G. T.

December 1901 zijn voorwoord schreef voor Pelloutier's „Histoire desBourses du Travail" verwachtte hij slechts heil van de Bourses enschreef hij van de C.G.T.: „men kan haar hoogstens beschouwen alseen genootschap, dat zich belast met de formuleering van de wenschenvan de massa der arbeiders." Zij zal zich genoopt voelen steeds minderrevolutionair op te treden om met de regeerders op goede voet te blij-ven. „De C.G.T. schijnt mij voorbestemd, een soort officieuze raad vanarbeid te worden, een academie van proletarische ideeën, die verzoek-schriften tot de regeering zal richten." 4 ) Dit beteekende in de oogenvan Sorel een zeer ondergeschikte, zoo niet minderwaardige rol. Gauwgenoeg zou hij van opinie veranderen en de groote verdiensten van deC.G.T. als draagster van de syndicalistische beginselen erkennen. Dathij in 1901 nog zoo kon schrijven, bewijst, dat van de nieuwe kracht enhet zich vormend revolutionair bewustzijn der C.G.T. nog weinig naarbuiten bleek.Toch was het in 1901, dat zich de groote verandering in de verhouding Veranderingtusschen C.G.T. en Fédération des Bourses voltrok. De laatste was èn in de verhou-

door de dood van Pelloutier in dat jaar, èn door haar afhankelijkheiddi G.T.

tusschen hen

dération des') Compte rendu, 5e congrès de la C. G. T., Parijs 1900; Blum, t. a. p., bi. 189 vlgd. BoursesGedenkboek C. G. T., t. a. p., bi. 73 vlgd. — 2) Compte rendu, bi. 36 vlgd. — 3) Compterendu, bi. 189. — ') Pelloutier, t. a. p., bi. 57-58.

99

Page 101: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

van de door de gemeentebesturen aan de Bourses geschonken -- ensoms plotseling onthouden ~ subsidies, over het hoogtepunt van haarbloei heen. 1 ) Als een natuurlijk gevolg van de geleidelijke uitbreidingder vakbeweging, ook in afgelegen streken, nam het aantal aangeslotenBourses steeds toe, maar de innerlijke kracht was gebroken. De C.G.T.daarentegen vond nu haar richting en strijdmethode, de syndicalisti-sche, en won verwonderlijk snel het vertrouwen van duizenden ar-beiders.

Pelloutier's Pelloutier's dood, Maart 1901, beteekent niet het einde van zijn invloedfiguur op de Fransche vakbeweging. Hij had een school van vereerende vol-

gelingen gevormd, die zijn opvattingen zouden blijven verdedigen. Wiede kracht wil begrijpen, die van hem is uitgegaan, kan niet beter doendan één van deze volgelingen, bijv. Paul Delesalle, naar hem vragen.Hij zal daar een vereering ontmoeten, die nog steeds behoefte heeft tegetuigen van de uitzonderlijke gaven, die de nietige teringlijder tot dewekker van een massabeweging hebben gemaakt.

De grondves- Met Eckstein 2 ) ben ik van oordeel, dat Pelloutier de eigenlijke grond-ter van het vester van het syndicalisme is; en niet alleen van de theorie, zooalssyndicalisme Eckstein zegt, maar ook van de strijdmethoden. In zijn geschriften

vindt men reeds alle essentieele kenmerken van het syndicalisme; daarspreekt tevens de ervaren organisator en militant, die zijn volgelingenkent en weet, wat er wel en wat er niet met hen te bereiken is. Ditlaatste zullen de latere theoretici tot hun schade missen; (Sorel enBerth; Lagardelle zonder ik hier uit). Indien aan het syndicalisme denaam van één man moet worden verbonden, is het die van Pellou-tier. 3)

Zijn leven Zijn levensloop is gegeven door Dave in een voorrede bij Pelloutier's„Geschiedenis van de Bourses du Travail", die door zijn vrienden nazijn dood is uitgegeven. Fernand Pelloutier, geboren in 1867, wordt op-gevoed in een burgerlijk-radicaal milieu, waarmede hij spoedig breekt.Hij gaat vervolgens naar een seminarium om een priesteropleiding teontvangen, die afgebroken wordt door zijn verwijdering van het semina-rium wegens „oproerige ideeën". Volgt een periode van velerlei jour-nalistiek werk in dienst van radicale opvattingen en candidaten. Hijleest alles, wat hem in handen valt en werkt, wetend, dat hij slechts kortzal hebben te leven. In 1890 treedt hij toe tot de guesdistische richting;twee jaren later hebben wij hem reeds als de verdediger van de doordeze partij afgewezen algemeene staking aangetroffen. In 1893 verhuisthij van Saint-Nazaire, waar hij reeds een leidende rol in de plaatselijkeBourse heeft gespeeld, naar Parijs; hier sluit hij zich aan bij het anar-chisme, waaraan hij tot zijn dood trouw zal blijven.

Pelloutier als Zijn koortsachtige werkkracht vindt haar bestemming, als hij in 1895leider gekozen wordt tot secretaris van de Fédération des Bourses; hij is dan

dus 28 jaar. Hij geeft zich geheel aan dit „werk, waarvoor hij leefde,en waaraan hij in zekere zin stierf door de overdaad van arbeid, die hijop zich had genomen." 4 ) Hij wordt de onbetwiste leider, de ziel dezer

1) Lagardelle, geciteerd artikel, „Les Origines du syndicalisme", Mouv. Socialiste, Nov.1909, bl. 260. — 2) Eckstein, Inleiding-Louis, bl. 65. — 3) He volmaakt onjuiste vande naam „Sorelismus" die Sombart aan het syndicalisme geeft, zal later worden aange-toond. Sorel zelf gevoelde zich in zijn syndicalistische periode een volgeling van Pellou-tier; (Pirou, Georges Sorel, 1927, bi. 28). ~ 4) Delesalle, geciteerd door Dave, t. a. p., bi. 14

100

Page 102: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

federatie; een niet altijd soepel, en, ondanks zijn oprechte anarchistischegezindheid, wel eens dictatoriaal leider. In ieder verslag van de con-gressen der Bourses- federatie blijkt op verschillende plaatsen, dat af-gevaardigden, overtuigd door de dwingende argumentatie en vooraldoor de persoonlijkheid van Pelloutier, in strijd met het hun meegegevenmandaat hun stem uitbrengen. 1) Zooals zoo vaak in de geschiedenisvan de Fransche arbeidersbeweging personifieert één man de geheelenieuwe strooming in de vakbeweging; doch dank zij Pelloutier's onzelf-zuchtigheid en de afwezigheid van ijdelheid in zijn persoon, wordt hier hetgevaar van sectevorming voorkomen. Volgeling vooral van Proudhon,aan wie hij in verschillende opzichten herinnert, 2 ) ontkent hij, dat derevolutionair moet kiezen tusschen het zich opsluiten met ongeschon-den idealen in een ivoren toren of het medewerken in en dus aan hetkapitalisme; hij betoogt en bewijst gedeeltelijk, dat men practisch, op-bouwend werk kan doen, door de arbeidersklasse op te voeden tot eeneigen leven, door haar te steunen bij het scheppen van volkomen nieu-we organen, die alle contact of gelijkenis met de kapitalistische wereldvermijden. Naast zijn onverbiddelijke scherpte, zijn afstootende en vaakhinderlijke onbillijkheid tegenover zijn tegenstanders, treft in hem hetgroote geduld tegenover de onvolkomenheden der arbeiders.Pelloutier was de eerste, die het eigenaardig karakter der Bourses duTravail en de onvergelijkelijke waarde, die zij voor de scholing der ar-beiders konden hebben, ten volle begreep. Ongetwijfeld heeft hij in zijnenthusiasme de mogelijkheden van deze organisatievorm overschat; vande veelzijdige taak, die hij in zijn „Geschiedenis der Bourses" voor deBourses zag weggelegd, is slechts een deel volbracht. De zelfstandigeregeling der arbeidsbemiddeling; het bijhouden, door de Bourses zelf,van een volledige economische statistiek; het stichten van Musées So-ciales om de arbeiders aanschouwelijk revolutionair onderwijs te geven— van dit alles is niets terecht gekomen.Toch was hij een bij uitstek practisch man. Ook tegenstanders hebbenwaardeering getoond voor zijn organisatorische gaven. 3 ) Sorel schrijft,dat hij had „een merkwaardig ontwikkeld talent voor zaken doen." 4)Ook toen hij secretaris van de Fédération des Bourses was, liet het in-drukwekkende aantal hem koud; hij wilde slechts in die plaatsen mede-werken tot het stichten van nieuwe Bourses, waar zij levensvatbaarheidhadden 6) Hoe hoonde hij in 1898 de fantastische plannen van zijn kame-raden inzake de eigen krant! e) In tegenstelling tot zijn engere geest-verwanten was hij geen tegenstander van het verbinden van mutuellis-tische instellingen aan de syndicats; zelfs wilde hij, waar ze onmisbaarwaren, de overheidssubsidies voor de Bourses aanvaarden.Ook deze man, die zich in de letterlijke zin van het woord voor zijnorganisatie dood werkte, heeft wantrouwen ontmoet. In 1899 had hijzich, doodziek en door geldgebrek niet in staat zich behoorlijk te ver-zorgen, na herhaalde aandrang van zijn vrienden een officieele betrek-king laten welgevallen. Door tusschenkomst van Jaurès benoemde Mil-lerand hem aan een afdeeling voor historisch onderzoek van het Office

o.a. Compte R., Bourses, Tours, 1896, bl. 88. — ') bijv. Histoire des Bourses,bl. 99. _ 3) Zoo Martin Saint-Lon, t. a. p., bl. 711. _ 4) Inleiding bij Histoire desBourses, bl. 27. -- 5) Compte R., Bourses, Tours, 1896, bl. 25. — 6) Compte R.,Rennes, bl. 251.

Zijn over-schatting vande Bourses

Zijn prac-tische zin

Hij ontmoetwantrouwen

101

Page 103: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

du Travail. Hij werkte daar mede aan een groot verzamelwerk over degeschiedenis der vakbeweging 1) en behield volle vrijheid, zijn actietegen de regeering, en tegen Millerand in het bijzonder, in het open-baar voort te zetten; wat bij de strijd tegen Millerand's wetsontwerptot regeling der werkstakingen ten duidelijkste bleek. Toch grepen zijnvijanden — hij had er, door zijn scherp optreden, vele — deze gelegen-heid aan om te pogen zijn positie te ondermijnen. Op het congres vanParijs van 1900, het laatste voor zijn dood, had hij zich te verdedigentegen de beschuldiging, dat hij zich door de regeering had laten kno-pen. „Ik dacht," zeide Pelloutier daar, „dat na de bewijzen van mijngezindheid, die ik gegeven heb, dergelijke beschuldigingen niet tegenmij zouden worden opgeworpen." 2 ) Gelukkig bleek het vertrouwenvan de groote meerderheid der afgevaardigden ongeschokt.Tot enkele weken voor zijn dood bleef hij zijn zware taak als secretarisder Bourses-federatie vervullen. In zijn In Memoriam schreef Pouget:„Een leven zonder propaganda, zonder revolutionaire activiteit, scheenhem niet waard te worden geleefd." 3 )

Vergelijking Een groot man? In ieder geval een zuivere persoonlijkheid, een man metmet Domela ongelooflijke wilskracht, een geboren leider. De vergelijking met deNieuwenhuis figuur van Domela Nieuwenhuis dringt zich op. Beide van burgerlijke

afkomst, door het marxisme heengegaan en in het anarchisme geëin-digd; beide gave karakters, doch zonder eenige rem en onbillijk tegen-over hun tegenstanders, vooral binnen de arbeidersbeweging; beide dewekkers en eerste leiders van een volksbeweging. Toch wint bij dezevergelijking Pelloutier het, omdat in hem, veel meer dan in DomelaNieuwenhuis, theoretisch extremisme en practisch organisatievermogentot een harmonisch geheel vereenigd waren.

Yvetot opvol- Op het congres van de Fédération des Bourses van 1901, te Nice, werdger van Pel- als opvolger van Pelloutier aangewezen de anarchist Yvetot. 4 ) Yvetotroutier meende, dat hiermede ook de leidende positie, die Pelloutier in de ar-

beidersbeweging had ingenomen, op hem was overgegaan. 5 ) In werke-lijkheid maakt Yvetot, met zijn querulante felheid en apodictische be-weerderigheid, waarnaar al gauw schier niemand luistert, meer de in-druk van een caratuur van Pelloutier dan van een gelijkwaardig op-volger.

De eenheids- Op dit congres opende de energieke secretaris van de Bourse van Mont-campagne van pellier, Niel, zijn campagne voor de „eenheid" tusschen Bourses-fede-

Niel ratie en C.G.T. s) Het bestaan van twee centrale lichamen naast elkaarwerd steeds duidelijker als een bron van zwakheid gezien; men gevoel-de het als een dwaasheid, dat steeds na elkaar twee congressen werdengehouden, waar dezelfde kwesties, gedeeltelijk door dezelfde personen,werden besproken. 7 ) Tusschen de regels van het congresverslag doorleest men het besef, dat door de dood van Pelloutier de verwezenlijkingvan de eenheid mogelijk was geworden. Yvetot zou zich blijven ver-

1 ) Tegelijkertijd publiceerde hij met zijn broer Maurice een zeer gedocumenteerd boekover het dagelijksch leven van de Fransche arbeider, „La vie ouvrière en France".— 2) Zijn verdediging gegeven in Gedenkboek C. G. T., bi. 42-43. ~ 3) Voix duPeuple, 17-3-1901. -- 4) Compte Rendu, 9e congrès de la Féd. des Bourses, 1901;Gedenkboek C. G. T., bl. 44. — 5) Compte R., bi. 16. — 6) Idem, bi. 42. — 7) Idem,bi. 61.

Page 104: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

zetten -- hij zag in de actie voor de eenheid slechts gestook vanliticiens" 1 ) — doch hij had niet genoeg invloed en gezag om de voorde hand liggende ontwikkeling langer tegen te houden. Eén van zijnaanhangers betoogde, dat de C.G.T. het overbodige lichaam was: „Eris één organisatie te veel en zonder nut; dat is zij. die ontstaan is uitrivaliteit." 2 ) Men besloot, de zaak op het a.s. C.G.T.-congres tersprake te brengen. 3 )Dit congres had plaats te Lyon. 4 ) Het aantal afgevaardigden bedroeg De C. G. T.

293 en de nieuwe secretaris, Guérard, kon in verschillende opzichten voor de een-heidvooruitgang constateeren. In zijn jaarverslag schreef hij over de zwak-

heid, speciaal de finantieele zwakheid, der Fransche vakbeweging: „Deorganisatie verkeert bij ons nog in rudimentaire staat, wat ons niet ver-hindert om ons elke dag met de revolutie bezig te houden en ons gereedte verklaren, haar te volbrengen." De inkomsten der C.G.T. haddenover het geheele jaar 4125 francs bedragen. 6 ) De belangstelling voorde Voix du Peuple was zeer tegengevallen; van de aangesloten orga-nisaties had slechts 14 % een abonnement genomen. Het bestuur kreegopdracht, tegen het volgend congres de eenheid voor te bereiden. Hetbesluit, voortaan slechts bij de C.G.T. aangesloten organisaties op decongressen toe te laten, moet als een uiting van kracht worden be-schouwd. e) Voorts werd een vast secretaris aangesteld op een salarisvan 3600 francs per jaar; het volgend jaar is dit salaris verlaagd tot3000 francs.De drang naar eenheid werd in 1902 versterkt door de talrijke stakin-gen, uitgelokt door de wet-Millerand ter beperking van de arbeids-tijd. 7 ) Bovendien bleek de Voix du Peuple een goed middel, om dedoorsnee-vakbondsbestuurder voor de eenheid warm te maken. Wie inde oude jaargangen van het weekblad de eenheidsartikelen van Nieldoorleest, moet wel onder de indruk komen van hun overtuigings-kracht. 8) Steeds weer treft in de Fransche arbeidersbeweging dedoorslaande invloed van een krachtige figuur; zoo moet de „eenheid"in de vakbeweging van 1902 het werk van Niel worden genoemd.Op het congres van de Bourses- federatie van 1902. te Algiers, 9 ) moest De Bourses-het jaarverslag erkennen, dat van de bijzondere diensten nog niet veel federatie geeft

was terecht gekomen. 10 ) Weer nam Niel op even krachtige als tact- toe

volle wijze de leiding in de debatten over de „eenheid", die twee dagenduurden. „Naar mijn meening," zeide hij, „is het de Fédération desBourses, die moet verdwijnen. Verdwijnen? Begrijpt mij wel: verdwij-nen als centrale organisatie, ja; maar verdwijnen met haar functies endiensten, neen." 11 ) Zij zou een zelfstandig werkend onderdeel blijvenvan een centrale organisatie. Met vreugde constateerde hij, dat nie-mand zich voor het voortbestaan der verdeeldheid had uitgesproken. 12)

Slechts beginselverschillen zouden aan de verdeeldheid recht van be-staan kunnen verschaffen; zonder gevaar voor tegenspraak kon hijvaststellen, dat die beginselverschillen niet aanwezig waren. Y3 ) Vol-

') Idem, bl. 62. — ') Idem, bl. 57. — 3) Idem, bl. 65. -- 4) Gedenkboek C. G. T.,t. a. p., bl. 77 vlgd.; Pouget, Le congrès de Lyon, Mouv. Socialiste, 1-12-1901, bl.668 vlgd. ~ 5) Louis, Mouvement Syndical, t. a. p., bl. 244. — 6) Franck, t. a. p., bl. 326.— 7) Jouhaux, t. a. p., bl. 107. — 8) Bijv. Voix du Peuple, 25-5-1902. -- 9) Compterendu, 10e congres Fed. des Bourses, Alger, 1902: Gedenkboek C. G. T., t. a. p., bl.45. 10) Compte rendu, bl. 111. ~ 11 ) Idem, bl. 41. -- ' 2) Idem, bl. 50. — ") Idem, bl. 37.

103

Page 105: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gens het hier opgestelde ontwerp voor eenheidsstatuten zou de fede-ratie als „Comité voor de Bourses du Travail" een onderdeel van deC.G.T. worden. l)

Teleurstelling Na afloop van het congres schreef Yvetot een artikel in de Mouvementbij Yvetot Socialiste, waarin men zijn teleurstelling over de gevallen beslissing

duidelijk gevoelt. 2 ) Hij trachtte het voor te stellen, alsof er eigenlijkniets veranderde en de autonomie der Bourses- federatie intact bleef.Hij ontkende, dat ooit persoonlijke kwesties de eenheid hadden geremd;zijn organisatie was altijd geweest „de machtigste en minst dictatorialearbeidersorganisatie." 3 ) In deze laatste woorden spreekt het argu-ment, dat vooral van de zijde der vroegere anarchisten tegen de een-heid was ingebracht: zij zou centralisatie brengen en afbreuk doen aanhet federalistisch beginsel.

Congresvan Op het C.G.T.-congres te Montpellier van hetzelfde jaar,') betoogdeMontpellier, Niel hiertegenover, dat er een essentieel verschil bestond tusschen de

1902 door hem bepleite „concentratie", en de ook door hem verafschuwde„centralisatie". Hij had hier ook te strijden tegen de onverdraagzaam-heid der C.G.T.-leiding, die eerst weigerde de Bourses-afgevaardigdenals gelijkgerechtigden aan de discussies over de eenheid te laten deel-nemen. 6 ) Na de debatten werd een commissie voor de nieuwe statu-ten benoemd, die in het te Algiers opgestelde ontwerp ingrijpende ver-anderingen aanbracht. Als haar rapporteur haalde Niel de oogst vaneen jaar stoere actie binnen. Vijftien uur had hij nog in de commissiemoeten vechten; toen hadden zoowel de „centralisten", de aanhangersvan een geheele samensmelting, als zij, die de Bourses als de eenigevolwaardige arbeidersorganisaties beschouwden, gecapituleerd. Nieldeelde mede, dat slechts door „groote wederzijdsche concessies" in decommissie resultaat was bereikt. 8 ) In het congres dreigde de zaak nogte stranden op een prestigekwestie. De commissie sprak van „Sectievan de Bourses", en niet van „Comité van de Bourses", zooals te Al-giers was voorgesteld. Het kostte Niel veel overredingskracht, deBourses-leiders hiermee genoegen te doen nemen. Tenslotte werden deeenheidsvoorstellen met slechts één stem tegen goedgekeurd.

De nieuwe De te Montpellier vastgestelde statuten zijn tot 1918 niet ingrijpend ge-statuten wijzigd. De C.G.T. werd gevormd door de „sectie der vakfederaties"

en de „sectie van de fédération des Bourses" 7 ) ; in de naam der tweedesectie voelt men een concessie aan de Bourses-federatie. Het hoofd

-bestuur was samengesteld uit de vereenigde besturen der twee sec-ties. 8 ) Dat als secretaris der C.G.T. zal optreden de secretaris van desectie der vakfederaties, is de eenige bepaling in deze statuten, dietoont, dat het deze sectie is, die voortaan in de C.G.T. de leiding zal heb-ben. 9) Volgens artikel 1 stelt de C.G.T. zich ten doel „de organisatieder loonarbeiders ter verdediging van hun moreele en materieele, eco-nomische- en vak-belangen. Zij vereenigt, los van elke politieke rich-ting, alle arbeiders, die zich bewust zijn van de noodzakelijkheid, destrijd te voeren voor de opheffing van de loonverhouding. Niemandkan zich op zijn lidmaatschap van of een functie in de C.G.T. beroe-

1) Idem, bl. 63. — 2) Mouv. Soc. 15-11-1902 en 15-12-1902. _3) bl. 2074. — 4) Compterendu, 7e congrès de la C. G. T., Montpellier 1902; Gedenkboek C. G. T., bl. 87vlgd.; Pouget, Mouv. Social„ 15-2-1903, bl. 338 vlgd. — 5) Compte rendu, bl. 38. —6) Idem, bl. 141. — 7) Idem, bl. 161. — 8) Idem, bl. 175. —') Idem, bl. 176.

104

Page 106: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

pen bij een verkiezingsactie voor een politiek lichaam." 1 ) Toetredenkunnen: a. de vakfederaties; b. „De Bourses du Travail beschouwd alsplaatselijke of departementale of gewestelijke unies van verschillendevakbonden"; (deze omschrijving geeft een goed begrip van de betee-kenis, die de term Bourse du Travail in 1902 verkregen had); c. syn-dicats in bedrijven of vakken, waarin nog geen bij de C.G.T. aange-sloten vakfederatie bestaat. 2)

Voorts bepaalden de statuten, dat ieder syndicat verplicht was, zich,indien de mogelijkheid daartoe bestond, zoowel bij zijn Bourse als bijzijn vakfederatie aan te sluiten. 3 ) De veroordeeling van de „hinkendesyndicats", de syndicats, die niet aan deze „dubbele verplichting" had-den voldaan, zou op ieder congres terugkeeren, doch hun aantal bleefsteeds zoo groot, dat men nooit tot sancties durfde besluiten. Iedereaangesloten organisatie, had, onafhankelijk van haar ledental, recht opéén afgevaardigde in het sectiebestuur. 4 )

De organisatie der C.G.T. is geheel naar federalistische beginselen op- Federalistische

gebouwd. Ten deze is het voorbeeld der Fédération des Bourses inder- organisatie

daad gevolgd. De practische noodzakelijkheid --- gebrek aan organi-satorische zin bij de Fransche arbeiders — en de aan het anarchismeontleende federalistische principes loopen hier zoo zeer dooreen, dat ikniet zou durven zeggen, op welke van de twee factoren de meeste na-druk moet worden gelegd.Het plaatselijk syndicat vormt de grondslag der organisatie; op deC.G.T.-congressen hebben alleen de syndicats stemrecht. (Dit in te-genstelling tot bijv. de Duitsche socialistische vakbeweging, waar degeheele nadruk op de vakfederatie valt.) 6 ) De statuten, contributiesenz. van de bij één vakfederatie aangesloten syndicats kunnen onder-ling sterk verschillen. In het syndicat zelf zijn het weer de leden, diealles te zeggen hebben; althans in theorie heeft het bestuur niet anderste doen „dan de besluiten van de ledenvergadering uit te voeren ", dieover elke belangrijke kwestie geraadpleegd wordt. 6 ) Binnen de vak-federatie en binnen de C.G.T. blijft ieder aangesloten syndicat auto-noom. ') Natuurlijk, zegt Delesalle in Montpellier, zou het wenschelijkzijn, dat in één plaats in één vak slechts één syndicat bestond; maar onsbeginsel verbiedt ons, de bestaande syndicats tot fusie te dwingen. 8 )

Pouget waarschuwt na Montpellier, de eenheidsregels vooral niet testreng door te voeren: hoe gevarieerder een organisatie is, des te vat-baarder is zij voor alle impulsen uit de massa. 9 ) Om de decentralisatiete bevorderen en beter met de belangen van een speciale streek reke-ning te kunnen houden, organiseeren verschillende federaties naasthaar algemeene ook gewestelijke congressen.In tegenstelling tot de C.G.T. en de meerderheid der vakfederaties, is Detypografende typografenfederatie zeer centralistisch. Y0 ) Hetzelfde geldt voor die en anderen

organisaties, die over het geheele land één of enkele weinige werk- centralistisch

1 ) Idem, bl. 142. — 2 ) Idem, bl. 142. — 3) Idem, bl. 151. -- 4) Idem, bl. 152. — 5) E.Bernstein, Die Arbeiterbewegung, bi. 96. -- 6) Pouget, La C. G. T., bl. 7. -- 7) Art.17 der C. G. T. statuten luidt: „De C. G. T., gebaseerd op federalisme en vrijheid,waarborgt en respecteert de volledige autonomie van de organisaties, die deze sta-tuten onderschrijven ". Dergelijke bepalingen in de statuten der vakfederaties, bijv.artikel 4 van de schildersgezellenbond. -- 8) Compte R., bi. 191. -- 9) Mouv. Soc.,15-2-1903, bl. 335. — 10) Vgl. artikel Hamelin, idem, 15-1-1900.

105

Page 107: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gevers tegenover zich hebben; zoo het postpersoneel en het spoorweg-personeel, die georganiseerd zijn in een „syndicat national"; hier ligtde geheele nadruk op het landelijk orgaan, terwijl de plaatselijke sectieseen ondergeschikte rol spelen. 1)

Pelloutier's fe- In zijn boek over de Bourses du Travail juicht Pelloutier over de metderalisme het federalisme behaalde resultaten. De beraadslagingen in het hoofd-

bestuur hebben zonder voorzitter plaats; er wordt overlegd, zelden ofnooit gestemd. 2 ) ( In de Fransche vakbeweging is de secretaris de leidervan de organisatie). Dit hoofdbestuur geeft adviezen, nooit bevelen; hetis niet meer dan „een correspondentie- en informatiebureau." 3 ) Wijleiders, zegt Pelloutier, doen niet anders dan de evolutie van de denk-beelden onzer leden registreeren; te groote bescheidenheid, natuurlijk.Congresbesluiten zijn niet bindend, het zijn adviezen. 4 ) Het reglementvoor het C.G.T.-congres van 1900 bevat de bepaling: „stemmingenover de beginselkwesties zullen niet bindend zijn; zij zullen slechts eenaanwijzing zijn van de meerderheid aan de minderheid." 6 )

In hoeverre Volgens Michels was de C.G.T. in werkelijkheid even weinig federa-werkelijkfe- listisch en hadden de leden er even weinig in te brengen, als in elkederalistisch andere omassabewe i , (n.l. de syndicalisten), doen, alsof alg'g;zil ( Y )• e-g

meen geldige wetten der sociologie alleen voor hen geen geldigheidhebben." e) Ook de syndicalistische beweging wordt volgens hem eenoligarchie; met hoon verwerpt hij de opvatting, dat leiding door uit dearbeidersklasse voortgekomen leiders gelijk zou staan met leiding doorde arbeiders zelf. 7 ) Vooral in het optreden van Griffuelhes meent hijde trekken van de alleenheerscher te herkennen. $) Cazalis spreektzelfs van een tyrannie, maar de voorbeelden, waarmee hij deze uitspraaktracht te staven, zijn alles behalve overtuigend. 9 ) Michels heeft onge-twijfeld voor een groot deel gelijk; toch mag niet worden vergeten, datinderdaad de enkele syndicats, eveneens de afzonderlijke personen, bin-nen de C.G.T. aanmerkelijk meer vrijheid gelaten wordt dan in anderemassa-organisaties; congresbesluiten, als die over de verplichting dersyndicats, zich zoowel bij hun vakfederatie als bij hun Bourse aan tesluiten, of tot het betalen van extra-contributies voor bepaalde doel-einden, blijven onuitgevoerd, zonder dat de leiding tot sancties over~gaat. Ook op kritieke momenten is er geen discipline, die de C.G.T.-militants tot eendrachtig handelen noopt; steeds blijft men eigen mee

-ningen verkondigen, de in een conflict gewikkelde leiders in de rugaanvallen, enz. Mag al bij enkele leiders een neiging tot autocratie be-staan, in meerderheid trachten zij oprecht de wil en de wenschen vande massa, die achter hen staat, tot uiting te brengen en te kanaliseeren.Een opvatting van het leiderschap, trouwens, die ook in beter gedisci-plineerde bewegingen gevonden wordt, en die, naar mijn meening, inde arbeidersbeweging de eenig juiste is. De organisatorische zwakteder C.G.T. is niet in de laatste plaats het gevolg van de te groote vrij-heid, die aan onderdeelen en personen gelaten werd om, ook op be-slissende oogenblikken, hun eigen zin te doen.

Overwegende In één opzicht was kritiek op de C.G.T. van federalistisch standpuntinvloed van

Parijs 1) Vgl. Sévérac, t. a. p., bl. 205. -- _) t. a. p., bl. 235. — 3) t. a. p., bl. 239. ~ 4) Vgl.artikel van Pelloutier, Mouv. Soc., 1-11-1899, bi. 553 vlgd. _5) Compte R., bi. 19.^' °) Zur Soziologie des Parteiwesens, bi. 334 vlgd. — ') Idem, bi. 285. — e) Gott-sched, t. a. p., bi. 154, komt tot dezelfde conclusie. — 9) t. a. p., bi. 20 vlgd.

106

Page 108: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gerechtvaardigd; ik bedoel de protesten tegen de overwegende invloedvan Parijs. Klachten daarover werden ook op de congressen gehoord. 1 )

Bij elke gelegenheid reisden de leden van het hoofdbestuur naar de pro-vincie; de organisaties in de verder afgelegen plaatsen, die geen geldhadden om afgevaardigden naar de hoofdbestuursvergaderingen te Pa-rijs te zenden f waarin, reglementair, ieder syndicat één afgevaardigdeen één stem had —, verzochten deze reizende hoofdbestuurders, eengeschikt Parijsch kameraad als hun afgevaardigde aan te wijzen. Hetcontact tusschen de vertegenwoordigde afdeeling en haar vertegen-woordiger ontbrak hierdoor geheel en het gevaar van kliek-vormingwas niet denkbeeldig. 2 ) Eén van de oudere militants verzekerde mij ineen gesprek, dat het uitermate revolutionair karakter van de besluiten uitde eerste jaren van de C.G.T. mede een gevolg was van de omstandig-heid, dat de provincie door Parijzenaars vertegenwoordigd was. Zoo zoude stijging der contributies in de laatste jaren voor de oorlog, waardoorde plaatselijke afdeelingen gelegenheid kregen, hun eigen menschen naarParijs te zenden, één van de oorzaken van de gematigder taktiek in diejaren zijn. Belangrijk is in dit verband, dat de reformistische typogra-fenorganisatie de reiskosten der provinciale afgevaardigden uit decentrale kas betaalde. 3 )

De typografenstatuten bevatten de bepaling, dat alleen voor stakingen, Waarborgendie met toestemming van het hoofdbestuur waren uitgeroepen, steun uit tegen onbera-

de centrale kas zou worden verleend; in uitzonderingsgevallen kon deze den stakingen

„autorisatie" later volgen. 4 ) Op den duur zagen ook revolutionaire fede-raties zich gedwongen, dit voorbeeld te volgen, ondanks het fede-ralisme, en ondanks de theorie, dat juist de spontaniteit aan de stakin-gen haar grootste waarde verleent. De bijbehoorende bepaling vande typografen, dat in het algemeen een staking slechts mocht uit-breken, als alle middelen van overleg waren uitgeput, 5 ) namen zij nietover. Pouget wijst natuurlijk de voor stakingen vereischte goedkeuringvan het hoofdbestuur af en prijst de lederbewerkers, die het oude, zui-ver federalistische, systeem handhaaf den. 8 ) Maar, zooals gezegd, demeerderheid der federaties verkoos de veiliger weg; zoo de schilders~gezellen, 7 ) de metaalbewerkers, $) de later gevormde, overigens zeerstrijdlustige bouwvakarbeidersfederatie, 9 ) en anderen. Merkwaardig ishet voorbeeld van de zeeliedenbond, die ten deze tot meerdere centra-lisatie besloot onmiddellijk na een groot conflict, waarin zij door hetoptreden van enkele leden was meegesleept. 10)

Kautsky maakt de opmerking, dat sterke vakbonden voorzichtiger ple- Gebrek aangen te zijn met het stakingswapen dan zwakke, niet alleen om finanti- stabiliteit

eele redenen, maar ook, omdat van het blijvend vertrouwen der ledende stabiliteit afhankelijk is. Ii) Deze stabiliteit ontbreekt vooral in deeerste levensjaren van de C.G.T. Hoe dikwijls kwamen niet syndicatsuit spontaan uitgebroken stakingen voort om na korte tijd weer te

1) Bijv. Cornpte R., Amiens, 1906, bi. 114; zelfde klacht in de bouwvakarbeiders -federatie, Mouv. Soc., Mei 1912, bi. 389. — 2) Mermeix, t. a. p., bi. 194 vlgd.; J. Stei-ner, Die Organisationskrise der franz. Gewerkschaften, Neue Zeit, 1908--1909, II,bi. 16. — 3) Artikel G. Fréville over die organisatie, Revue Syndicaliste. Juni 1907,bi. 29. — 4) Idem, bi. 30 vlgd. — 5) Vgl. Sévérac, t. a. p., bl. 107. — °) La C. G. T.,bi. 42. -- 7) Voix du Peuple, 19-1-1902. — 8) Sévérac, t. a. p., bl. 141. — 9) Louis, II, bi.57. -- 10) Mouv. Soc., Jan. 1913, bi. 104. —' 1 ) Der politische Mattenstreik, bi. 11.

107

Page 109: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gronde te gaan. De beschrijving, die Griffuelhes in zijn Voyage Révo-lutionnaire van de arbeidersbeweging in de verschillende deelen vanFrankrijk geeft, is één aaneenschakeling van verhalen over plotselingopgevlamde strijdlust en syndicat-vorming, waarvan in de meeste ge-vallen na korte tijd vrijwel niets over was.

Verwarring De congressen waren regelmatig terugkeerende bewijzen van het ge-op de con- brek aan organisatievermogen. Wat uit de congresverslagen aan verwar -

gressen ring blijkt, en dat is natuurlijk slechts een klein beetje, is al erg genoeg.De leiding is over het algemeen zwak — iedere zitting wordt door eenandere voorzitter gepresideerd —, zoodat de sprekers ongestoord in her-halingen kunnen vervallen en buiten de orde gaan. In de eerste jarenslaagt men er nooit in, de helft van de agenda af te handelen; in delaatste zitting van het congres wordt dan over de overgebleven kwestieszonder discussie, zonder behoorlijke overweging ook, in een reeds halfleeg geloopen congres gestemd. Aanvankelijk meende men aan het fe-deralisme verplicht te zijn, ieder vertegenwoordigd syndicat de vrij-heid te laten, punten, die het van belang achtte, op de agenda te plaat-sen; het congres van 1879 had zoo een agenda van 500 punten. i) Pasin 1906 besloot men, dat in het vervolg de congresagenda vier hoof d-punten zou bevatten, bij referendum door de aangesloten syndicatsvastgesteld. Een agendapunt werd eerst in vrije discussie gebracht;vervolgens benoemde het congres een commissie, om over de zaak terapporteeren; over dit rapport werd dan de discussie heropend, waarbijveelal dezelfde argumenten werden herhaald.Een ernstige wantoestand was de gewoonte, de geloofsbrieven door hetgeheele congres te laten goedkeuren. Hiermede gingen gemiddeld tweecongresdagen verloren. 2 ) In 1910 pas maakt Jouhaux hieraan eeneinde; voortaan zal een speciale commissie voor het onderzoek der ge-loofsbrieven drie dagen voor de aanvang van het congres bijeen komen.Ontelbaar zijn de klachten over onordelijkheid en kabaal, waardoor despreker onverstaanbaar is. Op het Bourses-congres van 1892 zegt eenafgevaardigde: onze congressen zijn lawaaiige publieke vermakelijkhe-den. 3 ) Het C.G.T.-congres van 1897 verloor een dag, doordat de ver

-gaderlokalen voor de commissievergaderingen onvindbaar waren. 4)

Doch het zouden geen Fransche congressen zijn, als bij deze wanordeniet de vroolijkheid en de humor de ontevredenheid over de gang vanzaken overheerschten; hiervan is in de congresverslagen helaas slechtsweinig bewaard, al voelt de lezer het wel op enkele plaatsen. Het con-gresverslag van 1897 eindigt aldus: „En ongenoemde geeft 5000 literwijn ten Beschenke, opdat ieder drinke op de gezondheid van de socialerevolutie." 5)

Mutuellisti- In het algemeen is men van meening, dat het bezit van onderlinge ver-sche instellin- zekeringsfondsen een vakvereeniging minder strijdbaar maakt. Het is

gen merkwaardig, dat Pelloutier, de revolutionaire vechter bij uitnemend~heid, dit anders gevoeld heeft en herhaaldelijk de vakbeweging tot hetstichten van mutuellistische fondsen heeft aangespoord. 6 ) Hij heeft de

') Compte R., bl. VII. -- 2) Compte R., Bourges, 1904, bl. 54 vlgd.; idem Marseille,1908, bl. 15 vlgd.: idem, Toulouse, 1910, bl. 59, enz. — 3) Compte R., bl. 4. —4) Compte R., bl. 52. Vgl. idem, Rennes, C. G. T., 1898, bl. 30 en 123; Bourges,1904, bl. 188; Toulouse, 1910, bl. 256 enz. — 5) Compte R., bl. 184. — ") Histoiredes Bourses, bl. 106; bl. 148.

108

Page 110: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

grondslag gelegd voor een onderlinge werkloosheidsverzekering doorde Bourses du Travail. Delesalle moet later toegeven, dat dit plan ismislukt. 1) Na 1900 komt dan de tijd, dat de syndicalisten principieelhet organiseeren van mutuellistische fondsen verwerpen. 2 ) Zij zoudenhet egoïsme der arbeiders bevorderen; de vakbeweging verlagen vaneen strijdend leger tot een verzekeringsmaatschappij.Ook hier vormen de typografen een uitzondering. In 1900 had dezefederatie na lang aarzelen besloten voor haar leden een werkloosheids-en ziekteverzekering in te stellen. 3 ) Keufer legde er de nadruk op, dathet bedoeld was als propagandamiddel en werkelijk toonden de vol-gende jaren een belangrijke ledengroei. Bij werkloosheid of ziektewerd twee francs per dag uitgekeerd; de duur der uitkeering werd vast-gesteld naar verhouding van het aantal jaren, dat de getroffene lid vande federatie was. Een dergelijke regeling bezat de federatie der refor-mistische mécaniciens, die eveneens de leden aan het geregeld betalenvan behoorlijke contributies had gewend. 4 )

Na 1906 treedt een kentering in en gaan ook de revolutionaire bonden Verzekering

de werkloosheidsverzekering organiseeren; doch ook alleen deze, onder tegen werk -loosheid

het motief, dat werkloosheid de loonen der werkenden bedreigt en ver-zekering daartegen dus een onderdeel van de strijd tegen de werkge-vers vormt. Geldgebrek dwong hen echter, dit op zeer gebrekkige wijzete doen. De beste oplossing vond de metaalbewerkersfederatie, die losvan de gewone administratie een facultatieve werkloosheidsverzekeringinstelde, waartoe de plaatselijke syndicats al dan niet konden toetredenen waarvoor een speciale contributie werd geheven. 5 ) De meeste fede-raties vergenoegden zich ermee, de aangesloten syndicats aan te spo-ren, zelf, als los filiaal van het syndicat, een werkloosheidskas te stich-ten. Talrijke syndicats gingen hiertoe over, doch de decentralisatiewerkte ten deze funest; slechts enkele syndicats hadden een groot ge-noeg ledental om van deze dienst iets terecht te brengen, terwijl dannog het bezwaar bleef, dat een lid bij verhuizing al zijn rechten ver-loor. 6)

Reeds in het voorgaande was sprake van het cardinale gebrek der De contribu-Fransche vakbeweging: de te lage contributies en de onmogelijkheid, ties slecht be-

taalddeze regelmatig te doen betalen. 7 ) Wat het laatste betreft, is er, in deperiode, die in dit boek behandeld wordt, eenige, doch niet afdoendeverbetering te constateeren. Het gevolg was, dat ook de syndicats zel-den in staat waren, aan hun reglementaire verplichtingen tegenover hunfederatie, Bourse enz. te voldoen, terwijl deze organen op hun beurthet centrale lichaam, de C.G.T., zonder geld lieten. Op het congresvan Le Havre van 1912 werd bijv. meegedeeld, dat de federatie dertextielarbeiders 48.000 leden telde volgens de ledenboeken, doch slechtsvoor 11.000 leden aan de C.G.T. afdroeg. $) Bij de Bourses-federatiewas de toestand, dank zij het optreden van Pelloutier, sedert 1895

1 ) Les Bourses du Travail, bi. 22. -- 2) Mouv. Soc., 15-9-1908, bl. 167. -- 3) Vgl.artikel G. Guéuard hierover, Mouv. Soc., 15-6-1902, bl. 1116 vlgd. en 1175 vlgd.— 4) Artikel Coupat, idem, 15-12-1900. -- 5) Sévérac, t. a. p., bi. 144. Vgl. voordeze enandere statuten Louis Il, bi. 55 vlgd. — 6) Revue Syndicaliste, Februari 1908, bi. 248;J. Steiner, geciteerd artikel, Neue Zeit, 1908--1909, II, bi. 17; ouder voorbeeld Voixdu Peuple, 26-4-1903. — 7) Vgl. Louis, Mouvement Syndical, bi. 24. -- e) Louis, II,bi. 54.

109

Page 111: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

beter; 1 ) te Amiens bleken van de 136 aangesloten Bourses 129 haarbijdrage aan de sectie te hebben betaald; in volgende jaren zou die ver

-houding ongeveer gelijk blijven. 2 )

Budget der In het laatste jaar voor de eenheid van Montpellier bedroegen de uit-C.G.T. gaven van de Bourses- federatie 4320 francs; over de periode 1906-

1908, dus twee jaren, waren zij gestegen tot 16.100 francs; van 1 Juli1908 tot 1 Januari 1910, (anderhalf jaar), 13.600 francs. 3 ) De C.G.T.moest het in 1898 met 1100 francs inkomsten stellen. 4) Voor het jaar1900---1901 was dat 4125 geworden. Dan wordt de contributieafdrachtaan het centrale lichaam geregeld en wel zoo, dat een aangesloten fede-ratie maandelijks aan de C.G.T. per 100 leden 40 centimes betaalt.Door deze maatregel stijgen de inkomsten in het volgende jaar tot17.680 francs. 6 ) Deze cijfers zeggen, zooals boven reeds is aangege-ven, niets voor het aantal aangeslotenen. De moeilijkheden blijven be-staan en het jaar 1901-1902 blijkt een record-jaar te zijn geweest. Tus-schen 1904~ 1906 bedragen de inkomsten van de Section des Fédérations20.500 francs; tusschen 1906-1908 iets meer: 24.700 francs; van 1 Juli1908 tot 1 Januari 1910: 23.750 francs. 6 ) Deze gewone inkomsten wor-den geheel besteed voor salarissen der bezoldigden, drukwerk enz.Voor zoover bij stakingen finantieele steun wordt verleend, wordt dezegeput uit een speciale stakingskas.

Pogingen tot De administratieve conferentie van 1909 besluit onder de invloed vanverbetering Jouhaux tot een radicale verbetering van de finantieele toestand. Niet

alleen wordt de contributie aan de Section des Bourses verhoogd en dieaan de Section des Fédérations gebracht op 60 centimes maandelijksper 100 leden, maar tevens wordt een zegelsysteem ingevoerd, (nietvoor de leden, zooals veelal in het buitenland geschiedt, maar nog al-leen voor de syndicats), zoodat steeds zal kunnen worden gecontro-leerd, of zij aan de „dubbele verplichting" hebben voldaan. 7 ) Natuur-lijk wordt deze maatregel door de extremisten als in strijd met het fe-deralisme bestreden, (Yvetot!) 8); maar de groote meerderheid ziet denoodzakelijkheid ervan in. Met de toepassing van de nieuwe bepalin-gen wordt trouwens nog zeer groote soepelheid betracht. Het congresvan 1912 verhoogt de contributie aan de sectie der federaties tot 1 francper honderd leden. 9 ) De inkomsten der C.G.T. stijgen in deze laatstejaren voor de oorlog aanzienlijk. 10)

Hoogte der Ook de vakfederaties en de syndicats zelf moesten het met zeer be-contributies scheiden geldmiddelen zien te stellen; juist daardoor hadden zij vaak

meer het karakter van centra van propaganda dan van eigenlijke vak-organisaties. Vóór 1900 vroegen de syndicats zelden meer dan 50 cen-times contributie per maand, in vele gevallen minder. 11 ) Slechts bijenkele groepen, als de typografen en de mécaniciens, vindt men hoo-gere contributies; (een typograaf betaalde aan zijn organisatie 36 francsper jaar; hier, zooals overal, stond het syndicat daarvan ongeveer de

1 ) Compte R., Bourses, Nimes, 1895, bi. 34. — 2) Compte R., Amiens, 1906, bl. 58;Marseille, 1908, bi. 56; Toulouse 1910, bi. 91. -- 3) Vgl. Humbert, t. a. p., bi. 52;Pouget, La C.G.T., bi. 31. -- 4) Compte R., Rennes, 1898, C. G. T., bi. 90. --5) Vgl. Franck, t. a. p., bl. 234 vlgd. — 6) Vgl. Martin Saint Léon, t. a. p., bi. 728.7) Gedenkboek C. G. T., bi. 108. -- 8) Gedenkboek C. G. T., bi. 125. — 9) Zijn boos-heid hierover, Mouv. Soc., Juni 1910, bl. 373 vlgd. — 10) Vgl. Louis II, bi. 54. ~11) Louis, Mouv. Syndical, bi. 24 vlgd. en 141 vlgd.

110

Page 112: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

helft af aan de vakfederatie). De hoogere contributie is niet alleen eengevolg van de reformistische richting dezer bonden, maar ook van dehoogere loonen der leden; de reformistische textielarbeiders-syndicats,immers, behoorden tot de groep met de laagste contributies. (Contri-butie blijft lang gemiddeld 5 centimes per maand.) 1 ) Tot de federatiesmet de laagste contributies behoorden ook de schilders, de kappersbe-dienden en, merkwaardig genoeg, de diamantbewerkers. 2 ) Als in 1907de lederbewerkers de afdracht aan de vakfederatie bepalen op 25 cen-times per lid per maand, (de aan het syndicat betaalde contributie doorde leden bedraagt dan dus ongeveer 50 centimes) , plaatsen zij zichdaarmede op de zevende plaats onder de bij de C.G.T. aangeslotenfederaties. 3 ) De „mouleurs en métaux", die één van de zes federatiesmet hoogere contributie zijn, hebben in 1902 de verhooging van 20 op40 centimes met ledenverlies moeten bekoopen. 4 ) De metaalbewerkersstijgen in 1905 van 20 op 30 centimes; voor de oorlog zouden zij hetniet hooger brengen dan 45 centimes. b) Het nationaal syndicat van hetspoorwegpersoneel draagt de aangesloten secties op, van de leden eencontributie te vragen van tenminste 6 francs per jaar. 6)

Over het algemeen valt na 1906 een duidelijke neiging tot contributie-verhooging waar te nemen. 7 ) De bouwvakarbeiders, die zich in 1907constitueeren, vragen direct 1 franc per maand per lid voor de federa-tie. 8 ) In de verschillende congressen van federaties, aan de vooravondvan de oorlog gehouden, blijkt deze ontwikkeling zich in versneld tempovoort te zetten. 9)

Pelloutier en zijn geestelijke erfgenamen hebben steeds de lage contri- Lagecontribu-buties principieel verdedigd. 10 ) Het zou onbillijk zijn, deze theorie als ties principieel

een goedpraterij van een eigenlijk betreurde wantoestand voor de stel- verdedigd

len; daarvoor past deze idee te zuiver in de geheele syndicalistische ge-dachtengang; en het is niet te ontkennen, dat overal het bezit van goed-gevulde kassen de vakbonden tot grooter voorzichtigheid brengt. „Hetontbreken van sterke kassen," schrijft Griffuelhes, „wordt in de Fran-sche vakbeweging vergoed door enthusiasme, energie, opofferingsge-zindheid en een grootere strijdbaarheid." il) Pouget verzekert, dat deFransche arbeiders zich nooit zullen laten bewegen, om „het revolu-tionaire élan te vervangen door schatkistpolitiek." 12 ) Het C.G.T.-con-gres van 1896 noodigt de aangesloten syndicats uit, van hun ledenslechts een lage contributie te vragen. 13)

De aansporingen, de contributies te verhoogen, kwamen aanvankelijk Wijziging invan de zijde der reformisten, Y4 ) naast wie zich een steeds grooter aantal dezeopvattingdoor de practijk overtuigde revolutionairen schaarde. De reformistischeRevue Syndicaliste voerde een onvermoeide propaganda voor „meergeld", noodig om de vakorganisaties zoo sterk te maken, dat zij te-gen de macht van de zich steeds meer concentreerende werkgevers

1) G. Fréville in Revue Syndicaliste, Maart 1908, bl. 257 vlgd. ~ s) Louis, Mouv.Syndical, bi 198. —'1 Griffuelhes in de Mouv. Soc., 15-7-1908, bi. 33. ~ 4) Lenoir,idem, 15-9-1908, bi. 165. — 5) Artikel Dumas, Mouv. Soc., 1-12-1905, bl. 501 vlgd.en idem, Sept. 1913, bi. 221. -- s) Sévérac, t. a. p., bi. 128. — 7) Vgl. A. Thomas,Revue Syndicaliste, Mei 1906, bl. 14. — e) Sévérac, t. a. p., bl. 85. — 9) Louis, II,bi. 109. ~ 10) Pelloutier, o a., Compte R., Bourses, Nímes, 1895, bi. 24. ~ 11) Mouv.Soc., 15-3-1906, bl. 255. — 12) La C. G. T., bi. 54; vgl. bi. 22; voor Yvetot, Mouv.Soc.. Juni 1912, bl. 40. — 13) Gedenkboek C.G.T. bi. 53. ~ 14) Reeds Voix du Peuple,17-2-1901, artikel van L. Prost.

111

Page 113: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

zullen op kunnen. Hoe vaak, vraagt bitter een typograaf, hebben in hetkritieke moment revolutionaire syndicats geld gevraagd „van die rijkeorganisaties, die zij steeds zoo fel hadden gekritiseerd?" 1 ) Twijfel aande juistheid van hun standpunt ten deze voelen de revolutionairen heteerst, als zij ondervinden, dat zij niet in staat zijn om bij groote arbeids-conflicten in het buitenland hun internationale solidariteit met daden tetoonen. Zoo bij de groote Deensche uitsluiting van 1900; met schaamtevermelden zoowel de Voix du Peuple als de Mouvement Socialiste, datde Fransche vakbeweging slechts 1900 francs steun stuurde, tegen270.000 uit Duitschland, 100.000 francs uit Engeland, 32.000 francs uitNederland. 2 ) Later zijn het vooral de revolutionaire bouwvakarbeidersen metaalbewerkers, die de reformistische eisch van hoogere contribu-ties steunen. Tien jaar practijk, schrijft Lenoir, hebben de oude syndi-calistische theorie vernietigd; wij vervloeken dit „principe ", als bij eenstaking onze vrouwen en kinderen in nood zijn. En nu wij altijd de ar-beiders hebben voorgehouden, dat het revolutionair beginsel lage bij-dragen vereischt, nu zal het jaren duren, voordat wij het tegengestelde,juiste, inzicht voldoende kunnen doen doordringen. s)

De vrijgestel- Een eerste vereischte voor het behoorlijk functioneeren van een organi-den satie is het hebben van vaste bestuurders, die zich geheel aan dat werk

kunnen geven, „vrijgestelden" of „bezoldigden". In deze behoefte kon-den de kleine Fransche kassen niet in voldoende mate voorzien; voorzoover federaties vrijgestelden aanstelden, bleef hun salaris zoo laag,dat het zeer moeilijk was, de werkelijk bekwame krachten voor dit ver-antwoordelijk werk te krijgen. In de laatste jaren voor de oorlog gaf deC.G.T. aan salarissen uit 10.000 francs per jaar; 3000 francs, (1500gulden!) voor Jouhaux en Yvetot ieder, 2400 francs aan de penning-meester en 1600 francs aan de tweede secretaris; dat was alles! 4 ) Debezoldigde secretarissen van enkele groote Bourses ontvingen minderdan 3000 francs; 6 ) kort voor de oorlog werd dit voor de ParijscheBourse verbeterd; de secretaris werd toen betaald met 1 franc 25 peruur tot een maximum van acht uur per dag. 0 ) Alleen enkele reformis-tische federaties betaalden hun bezoldigden meer dan 3000 francs perjaar, terwijl ook de bouwvakarbeidersfederatie, tegelijk de meest revo-lutionaire en één van de best georganiseerde, 3600 francs per jaar gafen tevens de vergoeding voor verzuimde uren aan de niet vast aange-stelde militants behoorlijk had geregeld. 7 ) Bij de kleinere federatiesmoesten alle bestuurders het organisatiewerk in hun vrije tijd doen,waarvoor dan soms, zooals bij de houthakkers, een kleine vergoedingwerd gegeven, (40 francs per maand); 8 ) andere federaties, zooals dievan de arbeiders in de kleedingindustrie en van de bootwerkers, behiel-den tot kort voor de oorlog de onpractische, maar bij uitstek federalisti-sche gewoonte, de zetel van het hoofdbestuur ieder jaar te verplaat-sen. )

1 ) E. Cahelli, Revue Syndicaliste, Juli 1908, bl. 56; C. Mutschier, idem, Februari 1908,bi. 232 vlgd.; A. Hamelin, idem, October 1908, bí.185. _2) Voix du Peuple, 1-12-1900;Mouv. Soc., 1-10-1900, bi. 445. — 3) Artikel in zijn vakblad, overgenomen Mouv. Soc.,Juli 1913, bi. 132 vlgd. Hij reeds vroeger in die geest: Mouv. Soc., 15-9-1908, b]. 175.4) Compte R., Amiens, 1906, bi. 4 en 52; Sévérac, t. a. p., bi. 223. ~ 5) Louis, Mouv.Syndical, bi. 218. — 6) Louis, II, bi. 67. — 7) Idem, bi. 64. -- 8) Mouv. Soc., 1-12-1904,bi. 233. ~ 9) Gedenkboek C. G. T., bi. 381 en 412.

112

Page 114: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

VII

De scherpe kritiek van Louis Madelin („La Révolution", bl.81 vlgd.) op de houding der Assemblée Nationale in de nachtvan 4 op 5 Augustus 1789 is onaanvaardbaar, daar Madelingeen rekening houdt met de politieke onvermijdelijkheid derin die nacht genomen besluiten.

VIII

De voorstelling, als zou de gelijktijdige behandeling van hetalgemeen kiesrecht en de onderwijspacificatie bij de Grond

-wetsherziening van 1917 een gevolg zijn van het speculeerenop een „politieke koehandel", op een soort ruil van het alge-meen kiesrecht tegen de onderwijspacificatie, is onjuist.

IX

Ontstaan en verloop van de socialistische vredesconferentiete Stockholm van 1917 kunnen alleen begrepen worden doorte letten op de zeer nauwe samenhang met de ontwikkelingvan de Russische revolutie.

X

„La Vie de Gracchus Babeuf", door Ilja Ehrenburg, is eenuit litterair oogpunt voortreffelijk „vie romancée", dat de we-tenschappelijke kritiek volkomen kan doorstaan.

Page 115: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

STELLINGEN

Het syndicalisme is een jeugdverschijnsel van de anti-kapita-listische vakbeweging, behoorend bij een nog slechts op be-perkte schaal doorgedrongen grootindustrieele ontwikkeling.

II

De beschouwingen der syndicalistische theoretici verschillenwezenlijk van de opvattingen, die de syndicalistische bewe-ging in Frankrijk beheerschten, en kunnen daarom niet geldenals kenmerkend voor het syndicalisme.

III

De ontwikkeling van de Fransche syndicalistische vakbewe-ging in de richting van de Duitsche opvattingen en strijd~methoden is reeds in 1906 begonnen.

IV

De toeneme.ide onverschilligheid voor staatkundige vraag-stukken is één van de belangrijke factoren van verval in het

Romeinsche keizerrijk.

V

De „Oosterlingenvaart", die tot ± 1250 haar weg nam langsde waterwegen van het Sticht, verplaatste zich daarna, inieder geval voor een belangrijk gedeelte, naar de door dr. J.G. Nanninga aangewezen binnenweg door de Hollandschewateren.

VI

De wrijving tusschen St. Franciscus en kardinaal Ugolinovan Ostia in zake de organisatie van de Orde moet, in tegenstelling tot de opvatting van Paul Sabatier, gezien worden alseen conflict tusschen recht en recht.

Page 116: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Enkele reformistische organisaties, als de typografen en de mécani- Uitkeeringen

ciens, verleenden bij staking een vaste uitkeering aan de stakers; (typo- bij staking

grafen 3 francs 50 per dag; mécaniciens 2 francs per dag.) 1) Doch dit

waren uitzonderingen; in 1900 vonden 552 stakingen plaats, waarbijsyndicats betrokken waren; slechts in 42 gevallen werd een uitkeeringin geld gegeven; in 1904 waren deze cijfers 770 en 39; in 1908: 837 en46. 2) De metaalbewerkers constateeren in 1905 op hun congres, dat destakingen zoo talrijk zijn, dat het vaststellen van een geldelijke uit-keering onmogelijk is. 3 ) Pas in 1913 besluiten zij, een uitkeering van1 franc 50 per dag in de statuten op te nemen, waarvoor een extra-contributie zal worden geheven. 4 ) Dergelijke besluiten zijn door an-dere federaties wel eens vroeger genomen, maar zelden uitgevoerd. DeParijsche Bourse bezit een „facultatieve stakingskas", waaruit bij grootestakingen enkele tientallen francs kunnen worden geput. 6 ) De confe-rentie van de Bourses-sectie besluit in 1910, dat in geval van staking deBourses haar leden moeten verplichten tot een extra-bijdrage; een cijferwordt in dit verband niet genoemd en men heeft er verder niet van ge-hoord.e)Beteekent dit, dat bij de C.G.T. aangesloten stakers geheel zonder De soupes

steun bleven? Geenszins, maar de syndicalisten verkozen boven de gel- communistes

delijke uitkeering de steun in natura; de statuten van de metaalbewer-kers (vóór 1913) en van de bouwvakarbeiders bevatten nadrukkelijkde uitspraak, dat uitkeeringen in natura „de voorkeur verdienen." 7 )

Meestal gaat dit in de vorm van de „communistische soep", (soupescommunistes); de voor steun beschikbare gelden worden gebruikt voorhet koopen van brood en andere etenswaren in het groot, die aan destakers worden verstrekt, terwijl de warme maaltijd door allen geza-menlijk wordt gebruikt, de soupe communiste. s) Alle Bourses van eenigbelang hebben het materiaal voor deze kokerij in het groot in voorraad.Het is een middel, dat tevens het saamhoorigheidsgevoel onder de sta-kers en hun gezinnen versterkt, en.... het is goedkoop; bij de uitgebreidemetaalarbeidersstaking in het bassin van Longwy in 1905 werd in 29dagen voor de soupes communistes uitgegeven 2730 francs. 9 ) Natuur-lijk is deze steunvorm voor een langdurige staking onvoldoende; geldvoor huishuur, nieuwe kleeding enz. ontvangen de stakers niet; eenFransche staking moet snel slagen, anders is zij in de meeste gevallenverloren, doordat stuk voor stuk de stakers het opgeven en weer aanhet werk gaan.Na 1906 komt een nieuwe vorm van steun in zwang, die door de Bour- De uittochtses onderling wordt geregeld: het is de „uittocht der kinderen"; de kin- der kinderen

deren van door de staking getroffen gezinnen worden bij werkendekameraden in naburige streken ondergebracht. 10 )

1 ) Sévérac, t. a. p., bi. 109; Louis, Mouv. Syndical, bi. 196. -- 3) Gegeven, idem, bi.181. -- 3) Mouv. Soc., 1-12-1905, bi. 507. — ') Idem, November 1913, bi. 376. —5) Louis, II, bi. 68. — 6) Gedenkboek, C. G. T., bi. 116. — 7) Louis, II, bi. 57 en 60;Sévérac, t. a. p., bi. 91. — 8) Pouget, La C. G. T., bi. 43. Voorbeelden in bijna allebeschrijvingen van stakingen in de syndicalistische pers: o.a. mijnwerkers St. Eloy,1901, Voix du Peuple, 6-1-1901; textielarbeiders in Vézille, 1905, Mouv. Soc., 15-6-1908,bi. 420; bootwerkers te Marseille, 1912, idem, Januari 1913, bi. 103. — ') Verslagvan die staking van Merrheim, idem, 1-12-1905, bl. 440 en 470. -- 10) GedenkboekC. G. T., bi. 104; Revue Syndicaliste, Oct. 1908, bi. 160; Delesalle, Les Bourses,bl. 38.

113

Page 117: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Steunlijsten Ook voor de soupes communistes, het kindervervoer e.d. was geld noo-dig. Veelal werd dit bijeengebracht op speciale steunlijsten. Ziet mende bedragen, die deze lijsten opbrengen — schier in elk nummer vande Voix du Peuple zijn er opgenomen —, dan is het duidelijk, dat deFransche arbeider eerder bereid is geld te geven voor een bepaald doel,voor de steun aan klassegenooten in een bepaald geval, dan in contri-buties, wier doel hij niet direct kent. 1 ) Doch ook het lijsten-systeem kanhoogstens enkele weken dienst doen; dan vermindert onherroepelijk deoffervaardigheid der inteekenaren en vele stakingen zijn door dit gelei-delijk opdrogen van de steunbron mislukt. Op den duur werden deze lijs-ten gecentraliseerd bij een aparte commissie voor stakingssteun. Ecksteinberekent, dat deze commissie in het jaar 1909 gemiddeld nog niet 10 cen-times per stakende arbeider heeft uitgegeven. 2 ) Deze berekening is on-juist, daar de syndicats zich deze centralisatie niet lieten opleggen en er,behalve van de officieele commissie, nog van verschillende andere kantengeld binnenkwam. Zoo had bijv. de bouwvakarbeidersfederatie over hetjaar 1911 aan stakingssteun uitgegeven 100.000 francs. 3 ) Vergelijktmen met dit cijfer de totale som verzamelde bijdragen door de officieelecommissie in de periode zomer 1910 —zomer 1912, nl. 25.900 francs, teverdeelen over alle aangesloten federaties, dan blijkt, dat het geld, doordeze commissie uitgegeven, geen maatstaf kan zijn voor de hoogte vande door alle syndicale organen verleende steun. 4 )

Andere steun- De glasarbeiders hadden al vroeg de bepaling in hun statuten opgeno-bronnen men, dat in geval van staking de leden, die aan het werk bleven, weke-

lijks 10 % van hun loon zouden afstaan. 6 ) Daar deze methode in depractijk voldeed en een stabiele stakingsuitkeering verzekerde, s) tracht-en andere federaties dit voorbeeld te volgen; zoo konden de Parijsche

taxichauffeurs in 1911 vijf maanden hun staking volhouden dank zij dezes francs, dagelijks afgestaan door hun kameraden in dienst van werk-gevers, die de eischen van het syndicat hadden ingewilligd. 7 )

Verbruiks- Eén van de gevolgen van het voortdurend nijpend geldgebrek was, datcoöperaties de Bourses du Travail gedwongen waren, overal, waar zij er kans toe

zagen, het overheidssubsidie te accepteeren, dat met de revolutionairebeginselen allerminst te rijmen was. (In ander verband wordt hierop uit-voerig teruggekomen). Het ligt voor de hand, dat militants, zoowel omdeze misstand te beëindigen, als om in geval van staking over ruimersteunmiddelen te beschikken, op de gedachte kwamen finantieele hulpte zoeken bij arbeiderscoöperaties. Te meer, waar inderdaad in enkeleFransche steden consumptiecoöperaties de hier bedoelde diensten be-wezen. Dit geldt voor de coöperatie van St. Claude in de Jura, die hetgebouw voor de plaatselijke Bourse schonk en werkstakingen finantieelsteunde; eveneens voor de coöperatie „1'Economie" te Nantes, die geldgaf voor stakingen en waar alleen in de C.G.T. georganiseerd perso-neel werd aangenomen. 8 ) Hetzelfde was het geval bij alle leden van deBourse van socialistische coöperaties, terwijl het bovendien de bedoeling

') Voorbeelden Voix du Peuple, 3-1-1904; Mouv. Soc., 1-5-1899, bl. 482; 15-3-1906,bl. 362 vlgd., enz. -- 2) Die Wurzeln des Syndikalismus in Frankreich, Neue Zeit,1911-1912, II, bi. 248. — ') Mouv. Soc., Mei 1912, bi. 388. -- 4) Bedrag bij Sévérac,t. a. p., bi. 232. Vgl. Martin Saint-Leon, t. a. p., bl. 732. -- 5) Louis, Mouv. Syndical,bl. 194. — 6) Mouv. Soc., 15-2-1906, bi. 209. ~ 7) Idem, April 1912, bi. 281. — 8) Idem,15-3-1904, bi. 438.

114

Page 118: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

was, dat deze coöperaties door haar arbeidsvoorwaarden aan het parti-culier winstbedrijf het voorbeeld zouden geven. 1) Het centrum dezerbeweging lag in de Noordelijke departementen, waar men de verbruiks-coöperatie geheel naar Belgisch model had ingericht en in nauw con-tact leefde met de socialistische, (guesdistische) , partij. 2 ) Verschillen-de van deze socialistische coöperaties organiseerden voor hun leden te-vens de onderlinge ziekteverzekering en andere mutuellistische dien-sten. Winstdeeling had bij allen plaats, terwijl volgens de statuten eenzeker percentage van de winst voor steun aan partij en vakbewegingwerd besteed. 3 )

De reformisten waren zonder uitzondering overtuigde voorstanders van Het syndica-

hartelijke samenwerking met deze coöperaties. 4 ) Het zou echter on- listisch Stand -punt ten dezejuist zijn, het zoo voor te stellen, alsof alle revolutionairen tegenstan-

ders der coöperatie waren. Men gevoelt, dat zij steeds weer aarzelentusschen de practische voordeelen, die zij van de coöperaties kondenverwachten en de principieele bezwaren, die zij moesten gevoelen, vooraltegen de hechte band met de socialistische partij, tegen de winstdeelingen tegen de pretenties van vele coöperatoren, alsof zij langs hun weg al-leen het kapitalisme zouden kunnen opheffen. Pelloutier, bij wie ook indezen de practische argumenten overwogen, was een voorstander vansamenwerking met de coöperaties, van wie hij blijkbaar verwachtte, datzij zich weldra even scherp tegenover de politici zouden stellen, als dehem volgende syndicats. 6 ) Hij was overtuigd, dat de coöperatieve bewe-ging een verlaging van de levenskosten voor de arbeiders zou kunnenbereiken en tegelijkertijd zou uitblinken door haar arbeidsvoorwaarden.De verdeeling onder de leden van een klein gedeelte van de winst wildehij voorloopig wel dulden; weldra, hoopte hij, zouden de coöperaties ge-heel onder de invloed der syndicats en hun beginselen komen. OokPouget kwam omtrent 1900 van zijn oorspronkelijk verzet tegen decoöperatie terug. s)Op het C.G.T. congres van 1900 vielen harde woorden over de arbeids- Geen eenstem -voorwaarden bij de coöperaties. 7 ) Het congres besloot de leden uit te migheid

noodigen, zich bij de coöperaties aan te sluiten, „om er te strijden tegenhet egoïsme, vooral tegen de winstdeeling." $) In de volgende jarenwerd de toon tegen de coöperaties steeds onvriendelijker; werkelijkhadden zij aan de verwachtingen van Pelloutier allerminst beantwoord.Zij bleven samenwerken met de socialistische partij; de arbeidsvoor-waarden lieten veel te wenschen over, 9 ) wat ook door een overtuigdcoöperator als Marie werd toegegeven; Y0 ) het congres van socialistischecoöperaties weigerde, het personeel medezeggenschap in de leiding tegeven, 11 ) wat geheel in strijd was met de syndicalistische opvattin-gen. Over de wenschelijkheid van winstdeeling waren de revolutio-nairen het oneens; Yvetot en Niel, die dat „egoïsme" bestreden, 12)

stonden hier tegenover de revolutionair Latapie. Y3 ) De overwegende

') Algemeen overzicht van Ph. Landrieu, Mouv. Soc., 15-7-1903, bi. 469. — 2) Zie o.a.artikel Marie, Mouv. Soc., 15-6-1903, bi. 305 vlgd. ~ 3) Dezelfde, idem, 15-10-1903,bi. 265 vlgd. en 1-8-1905, bl. 511 vlgd. — 4) Bijv. A. Thomas, Revue Syndicaliste,April 1908, bi. 275. — 5) Les Bourses du Travail, bi. 223 vlgd. _6) Mouv. Soc., 1-9-1899,bi. 317. — 7) Compte R., Parijs 1900, bi. 135. -- 8) Gedenkboek C. G. T., bi. 76. -- 9) Feldaarover Voix du Peuple, 26-1-1902. — 10) Mouv. Soc., 15-10-1903, bi. 271. -- ") Idem,15-7-1903, bi. 470. -- 12) Voix du Peuple, 2-2-1902, vlgd. — 13) Mouv. Soc., 15-1-1906,bi. 92.

115

Page 119: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

opvatting was: coöperatie is nuttig, maar dan moet de leiding in han-den komen van syndicalisten, met uitsluiting van de partij -socialisten.Op haar congres van Amiens, 1906, herhaalde de C.G.T. de tot deleden in 1900 gerichte aansporing, maar wees een officieel verbondmet de Bourse van socialistische coöperaties af Y) Hier was men zeerte spreken over de Parijsche coöperaties, die bij de invoering van dewekelijksche rustdag voor het personeel waren voorgegaan; de maat-regel kostte deze coöperaties echter een niet onbelangrijk deel van haarklanten 2) In 1910 besloot de conferentie van de Bourses-sectie, dat,om aan de overheidssubidies te ontkomen, overal door de Bourses ver-bruikscoöperaties zouden worden opgericht, die het eigendom van degezamenlijke syndicats zouden zijn en dus aan hen de winst zoudenafstaan; het is een vrome wensch gebleven 3) In de laatste jaren voorde oorlog werd de kloof tusschen de C.G.T. en de bestaande coöperatiessteeds dieper, én door de opheffing van de Bourse van socialistischecoöperaties, die zich, om practische redenen, met opoffering van haarspeciaal socialistisch karakter bij de neutrale coöperatieve beweginghad aangesloten; 4 ) én ten gevolge van de Parijsche bakkersstaking vanMei 1913, waarbij het syndicat de staking over de coöperaties uit-breidde. 5)

Organisatie In dit verband moet worden gesproken over een probleem van organi-naar vak- satorische aard, dat de vakbeweging heel wat energie, de C.G.T.-con-

ken of naar gressen een groot deel van hun tijd heeft gekost: de vraag, of organisatiesbedrijven

naar het vak dan wel naar het bedrijf, „fédérations de métiers", dan wel„fédérations d'industries", de voorkeur verdienden. Ik kan hierover kortzijn, daar het geenszins een speciaal syndicalistisch of speciaal Franschvraagstuk is. Wel is voor Fransche verhoudingen typisch de organi-satorische verwarring, waartoe deze zaak leidde en de onmogelijkheid,de congresbesluiten uitgevoerd te krijgen. e)

Geen direct De syndicalistische meerderheid verdedigde veelal de fédérations d'in-verband met dustries, de reformisten de fédérations de métiers, doch het zou onjuistde beginselen zijn, hieruit af te leiden, dat deze standpunten uit de algemeene opvat-

tingen aangaande taak en wezen der vakbeweging voortvloeiden. Degroote fédérations d'industries, de metaalbewerkers en de bouwvakarbei-ders, waren zuiver syndicalistisch en daar de eersten de oude vakfedera-tie der mécaniciens, die uiterst reformistisch was, op hun weg vonden,bracht ook deze kwestie de twee scherp gescheiden richtingen op deverschillende congressen tegenover elkaar. De typografen, echter, zelfeen fédération d'industrie, stuitten bij hun streven, deze volledig te ma-ken, op de tegenstand der revolutionaire lithografen. Bovendien, vanprincipieel syndicalistisch standpunt schenen de grootere en minder be-wegelijke fédérations d'industries eerder nadeelen dan voordeelen tebrengen. Aan de andere kant vreesden de syndicalisten van de beroeps-bonden versterking van het vak-egoïsme. De argumenten, die de fédéra-tions d'industries steeds meer aanhangers verschaften, waren vooral van

1) Compte R., bl. 192 vlgd. ~ 2) Mededeeling van Mutschier, Mouv. Soc., Juni 1911,bl. 16, in een artikel, dat deel uitmaakt van een uitvoerige polemiek over „coöperatiesen syndicats", in deze en volgende maanden in het tijdschrift verschenen. _ 3) Gedenk-boek C.G.T., bl. 115. -- 4) Mouv. Soc., Januari 1913, bl. 62 vlgd. -- 5) Artikel Lévy,idem, Juli 1913, bi. 74 vlgd. -- ") Vgl. J. C. Schreuder, Het bedrijf als grondslag derarbeidersorganisatie, 1920.

116

Page 120: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

practische aard: tegenover de toenemende concentratie van het kapita-lisme achtten militants als Grif fuelhes en Merrheim concentratie van deproletarische krachten noodzakelijk; de hopelooze versnippering van devakbeweging, vooral in Parijs, werd steeds meer als een bron van zwak-heid erkend, (Parijs telde in 1903 zeventien syndicats van schilders-gezellen, negen van bakkersgezellen; ) 1 ) daar tegenover bewezen de eer-ste industriefederaties, als die der lederbewerkers,2 ) dat langs dezeweg grootere stabiliteit kon worden bereikt.De bouwvakarbeiders en de metaalbewerkers, in wier bedrijfstak zoo Het standpunttalrijke verschillende categorieën te onderscheiden waren, dat doorvoe- der C.G.T.

ring van het beginsel der beroepsorganisatie onmogelijk was, telden vanhet begin af aanhangers van de industrie-federatie. Tegen hun wenschbesloot het congres van 1897, dat de beroepsfederatie de voorkeur ver-diende. 3 ) Op het congres van 1900 werd het debat over de kwestie her-opend; de revolutionair Bourchet verdedigde daar de stelling: wensche-lijk is een zoo groot mogelijk aantal kleine beroepsbonden, steeds meerhaarden van opstandigheid, die het kapitalisme zullen ondermijnen. 4 )

Ook zijn tegenstanders waren revolutionairen, in de eerste plaats Grif-fuelhes, die onvermoeid voor de industriefederaties zou blijven ijveren.De eigenlijke beslissing werd uitgesteld. Zij kwam tot stand op hetcongres van Amiens, 1906, waar besloten werd — zij het in voorzich-tige termen — dat geleidelijk alle beroepsfederaties in industriefederatieszouden moeten opgaan. 5 )

Dit besluit leidde in de practijk tot groote moeilijkheden, zoowel in het Moeilijkhedenbouwvak als in de metaalindustrie. De schilders — even revolutionair, derfédérations

het zij nog eens gezegd, als de rest der bouwvakarbeiders — weigerden d industries

hun oude federatie op te geven; het C.G.T.-congres van Marseille hieldzich met hun tegenstand bezig en men bereikte, dat zij zich in 1909 ge-wonnen gaven. Nog meer tijd moest dit congres besteden aan de moei-lijkheden van de metaalbewerkers; s) deze revolutionaire industriefede-ratie stuitte zoowel bij de revolutionaire „mouleurs", 7 ) als bij de re-formistische mécaniciens op verzet. In de debatten en polemieken overdit vraagstuk treft de lezer de hartstochtelijke felheid, waarmede zij,die zich in hun zelfstandigheid bedreigd voelen, zich verdedigen. Menbeseft eens te meer, hoe hecht de arbeider, ook de Fransche, met „zijn"organisatie vergroeid is. Er bestaat organisatie-liefde en organisatie-trouw; er bestaat ook organisatie-chauvinisme, waarbij het middel totdoel is geworden.De verdedigers van de beroepsorganisatie beroepen zich op de eerbiedvoor de autonomie en het federalisme der C.G.T.-leiders. Zij wijzen opde onderling sterk verschillende organisatievormen van de bonden, diemen „met geweld" wil vereenigen; (verschil in contributie-hoogte; demécaniciens bezitten een oude werkloosheidsverzekering, terwijl demeerderheid der metaalbewerkers daar niet aan wil, enz.); zij stellen

1 ) Vgl. Longuet in de Neue Zeit, 1903-1904, II, bi. 199. -- 2) Gedenkboek C. G. T.,bi. 363 vlgd. -- 3) Compte R., C. G. T. Toulouse, 1897, bl. 80 vlgd. -- 4) DebatCompte R., Parijs, 1900, C.G.T., bi. 156 vlgd. -- 5) Compte R., Amiens. 1906,bi. 186 vlgd. Vgl. Louis, TI, bi. 75 vlgd. — °) Compte R., Marseille, 1908, bi. 93-148.— 7) O.a. de artikelen van hun secretaris R. Lenoir, Revue Syndicaliste. Febr. 1908,bi. 217 vlgd. en Motiv. Soc., 15-9-1908, bi. 168 vlgd. ~

117

Page 121: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

een tusschenvorm voor, een soort los verbond, waardoor de onderlingetegenwerking bij arbeidsconflicten zou kunnen worden voorkomen. 1 )

Bouwvak- Het congres van Toulouse, 1910, kon vaststellen, dat steeds meer be-arbeiders en roepsfederaties aan de door de C.G.T. gestelde eisch voldeden. 2 ) Tochmetaalbewer- bleef bi de metaalbewerkers de verwarring zoo root — jarenlang waskers

één gedeelte der mécaniciens in de industriefederatie georganiseerd,terwijl een ander deel bij de oude beroepsbond aangesloten bleef! —dat in 1913 nog niet alle moeilijkheden overwonnen waren. 3 ) De bloeivan de industriefederaties, vooral die van de bouwvakarbeiders, gaf devoorstanders gelijk. 4 ) In 1906 hadden de beroepsbonden in dit bedrijfsamen 4500 leden; na de vorming der industrie-federatie in 1907 — metuitzondering van de schilders dus — groeiden zij in enkele maanden tot22.000 leden. 6 ) In 1908 tellen zij 40.000 leden en zijn te Parijs in staatom een algemeene uitsluiting, waarin de werkgevers de organisatietrachten te fnuiken, volkomen te doen mislukken. e) In 1910 bedraagthet ledental 59.000; een mislukte staking in 1911 doet dit aantal tijde-lijk dalen, doch in 1912 zijn zij reeds weer tot 72.000 gestegen. ') Bij demetaalbewerkers 8 ) was de groei minder snel, niet in de laatste plaats,omdat in dit bedrijf tot 1914 rivale kleine bondjes bleven bestaan; in1910 telde deze federatie 30.000 leden. s)

Opgang na Het congres van Montpellier ligt aan het begin van een periode vanMontpellier sterke groei en machtsontplooiing der Fransche vakbeweging. 10 ) De

nieuwe secretaris, Griffuelhes, had nog in zijn jaarverslag geschreven,dat de C.G.T. een preca`r bestaan had geleid. 11 ) Dat het na 1902 zoogeheel anders werd, schreven de vroegere Bourse- leiders gaarne toe aanhun invloed en aan de heilzame beginselen, die zij hadden meegebracht.Zoo stelt Delesalle het in 1908 voor, alsof in 1902 de C.G.T. als een uit-breiding van de Fédération des Bourses tot stand is gekomen.Y 2 ) Pouget,sedert 1901 adjunct- secretaris der C.G.T., schrijft de opgang na 1902toe aan de omstandigheid, dat de „reformisten" in de C.G.T.- leidingvoor werkelijke revolutionairen hadden moeten plaats maken. Y3 ) Dezevoorstelling is onjuist, daar er, zooals vroeger is aangetoond, in de jarenvan hun concurrentiestrijd tusschen C.G.T. en Fédération des Boursesgeen uitgesproken richtingsverschil had bestaan. Eerst op het congresvan Montpellier kan men zeggen, dat, vooral naar aanleiding van deevenredige vertegenwoordiging, de twee stroomingen, de „reformisten"

') Dit is ook het standpunt van A. Thomas, Revue Syndicaliste, Februari 1908, bi. 247.— ') Compte R., bi. 32. — 3) Mouv. Soc., September 1913, bi. 221. In dezelfde jarenkwamen eveneens andere bedrijfsfederaties tot stand; zoo de houtbewerkers, Ge-denkboek C. G. T., bi. 334. Bootwerkers en zeelieden besloten tot een vaste orga-nisatorische samenwerking, Mouv. Soc., Januari 1913, bi. 104 vlgd. -- 4) Over devoorgeschiedenis dezer federatie artikel van A. Thomas, Revue Syndicaliste, Mei 1908,bl. 1 vlgd.; Gedenkboek C. G. T., bi. 326 vlgd. — 5) Revue Syndicaliste, Nov. 1907,bi. 166. - ') Hierover A. Picard, Mouv. Soc., 15-7-1908, b1.70 vlgd.; vgl. 15-12-1909,bi. 374 vlgd. ~ 7) Mouv. Soc., Mei 1912, bl. 388. Sévérac, t. a. p., bl. 315, geeftvoor 1912 een veel lager cijfer, maar dat slaat op de betalende leden. — 8) Over de voor-geschiedenis dezer federatie, o.a. E. Dumas, Mouv. Soc., 1-11-1905, bl. 339 vlgd. en1-12-1905, bl. 497 vlgd. — ') Vgl. artikel van Merrheim in zijn vakblad, overgenomen,Mouv. Soc., Januari 1913, bi. 121 vlgd. -- 10) Vgl. Sévérac, t. a. p., bi. 69. — 11) Compterendu, bi. 43. — 12) Les Bourses du Tr, et leurs difficultés actuelles, Mouv. Socialiste,15-3-1908, bi. 161. ~ ") Le congres de Montpellier, Mouv. Soc., 1-1-1903, bl. 61.

118

Page 122: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

en de „syndicalisten" f in Frankrijk als „revolutionairen" aangeduid— tegenover elkaar stonden.Het jaarverslag vermeldt, dat in 1902 bij de C.G.T. waren aangesloten29 landelijke federaties. 1 ) Van de vakfederaties, die zich nog afzijdighielden, waren de belangrijkste: de mijnwerkers, de arbeiders in de luci-ferfabrieken, de arbeiders van de staatsmarine en de zeelieden. 2 ) In dejaren 1901-1905, de vruchtbaarste periode der Fransche vakbewe-ging, kwamen talrijke nieuwe vakfederaties tot stand. 3 ) Op enkele uit-zonderingen na hebben ook de federaties, die reeds eerder bestonden,zich eerst in deze tijd geconsolideerd. 4 )De afzijdigheid der mijnwerkers vond haar oorzaak in een verschil van De mijnwer-richting, dat, toen het zich in de practijk manifesteerde, tot formeele vij- kers

andschap werd. De eerste mijnwerkers-syndicats ontstonden in het ko-lenbekken in de departementen Loire en Saone-et-Loire; die in de Norden Pas de Calais waren van later datum, doch overvleugelden weldra inkracht de oudere broeders, die bij hun oprichting hadden geholpen 5) Desyndicats in het Zuid-Oosten, in de tachtiger jaren ten gevolge van ver

-loren stakingen te gronde gegaan, kwamen in 1899 weer op de been. InMontceau-les-Mines vonden zij tegenover zich een directie, die beslo-ten was, tot elke prijs de zelfstandige organisatie der mijnwerkers tebeletten. Zij gebruikte daartoe twee middelen: de oprichting van doorde directie finantieel gesteunde tegensyndicats, de „gelen", en, toendeze maatregel niet voldoende bleek en zij zeker was, over een voldoendaantal onderkruipers te beschikken, het uitlokken van een conflict, datinderdaad met de volkomen nederlaag der roode syndicats eindigde.Aan het typisch-Fransche verschijnsel van de „gele" vakbonden moet De „gele 'vak-hier een apart woord worden gewijd; zij hebben er ten zeerste toe bij- bonden

gedragen, aan vele werkstakingen haar gewelddadig karakter te gevenen lokten de handtastelijkheden en aanslagen op onderkruipers van dezijde der stakers uit. 6 ) In 1899 gingen zoowel de mijndirectie in Mont-ceau-les-Mines, als Schneider, de wapenfabrikant in het nabijgelegenCreusot, tot stichting van deze bonden over. In Montceau had dezevereeniging een vaandel met een geel kwastje, waaraan waarschijnlijkde naam ontleend is. 7 ) Het succes was groot — Schneider wist zelf-standige organisatie van zijn arbeiders te voorkomen -- en vele grootefabrikanten hadden er in de volgende jaren geld voor over om dit voor-beeld te volgen. Natuurlijk waren er arbeiders, die zich door de aanhet lidmaatschap dezer bonden verbonden voordeelen lieten verleiden;als propagandist dezer richting verwierf vooral de oud-revolutionairBiétry zich lauweren. In enkele plaatsen stichtten zij eigen, „onafhan-kelijke", Bourses du Travail; in 1902 kwam onder patronaat van de me-taalindustrieel Japy een nationale federatie van „gelen" tot stand. Zijtrad vooral op als centraal bureau voor het leveren van onderkruipers.Over het ledental der federatie werden fantastische cijfers gepubliceerd;waarschijnlijk waren het er nooit meer dan een paar duizend. In 1908

') Compte rendu, bi. 13. _ 2) Compte R., bi. 50. — 3) Louis, Mouv. Syndical, bi.188--189. — 4) Louis, Die Berufs- und Industrieverbände in Frankreich, Neue Zeit,1906-1907, I, bi. 302. — 5) Louis, Mouv. Syndical, bi. 146 vlgd.; Gedenkboek C. G. T.,bi. 430 vlgd. en 555 vlgd. ~ 6) Vgl. A. Pawlowsky, Les syndicats jaunes, 1911; P.Landrieu, Les syndicats jaunes, Mouv. Soc., 15-1-1902, bi. 338 vlgd.; Martin Saint-Léon, t. a. p., bi. 754 vlgd. — ') Seignobos, Lavisse deel VIII, bi. 467.

119

Page 123: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

bleek alle levenskracht uit de federatie geweken en werd zij opge-doekt. )Dat de „gelen" bij de C.G.T.-aanhangers zeer gehaat waren, ligt voorde hand. 2 ) Op den duur wordt de term „jaune" synoniem met onder-kruiper; 3 ) tevens wordt het een scheldwoord, door de syndicalistentoegepast op alle arbeiders, die in hun oogen een gebrek aan strijdbaar

-heid vertoonen; op de christelijke vakvereenigingen, die zich, daar zijlos van de werkgevers optreden, essentieel van de officieele „gelen"onderscheiden, en zelfs op de ref ormisten. 4 )

De staking in Januari 1901 brak in Montceau-les-Mines het conflict uit, waarin deMontceau roode bonden, die zich naast de gele gehandhaafd hadden, de genade-

slag zouden krijgen. 5 ) Onmiddellijk deden de bedreigden een beroep opde nationale federatie, waarvan zij deel uitmaakten. Deze stond echtergeheel onder de invloed van de mijnwerkers in Pas-de-Calais en vanhun leider Basly. Deze, die in zijn jeugd met groote offers de eerstesyndicats in Noord-Frankrijk had opgebouwd, was reeds in 1885 alsrepublikein in de Kamer gekozen en had zich steeds meer in parlemen-tair-reformistische richting ontwikkeld; in 1901 was zijn voornaamstezorg, het kabinet, waarin Millerand zitting had, geen moeilijkhedente bereiden. De verhouding tusschen de mijnwerkersfederatie en deC.G.T. was zeer koel. De syndicalistische theorieën daarentegen had-den onder de mijnwerkers in Montceau vast wortel geschoten.

De uitgestelde Zoo kwam het, dat Montceau op het mijnwerkerscongres van April„algemeene 1901 vroeg om steun in de vorm van de „algemeene staking" der mijn-staking"der werkers en Basly op alle manieren daaraan trachtte te ontkomen. Hijmijnwerkers

betoogde, dat een algemeene mijnwerkersstaking slechts mogelijk was,als daartoe per referendum was besloten. De afdeeling Montceau pro-testeerde hiertegen, gesteund door de Voix du Peuple en afgevaardig-den van het revolutionaire C.G.T.-bestuur, die een dergelijk ,, parle-mentair" instituut als het referendum onaanvaardbaar achtten. ß) Hetreferendum ging echter door en leverde 30.000 stemmen voor, 20.000tegen de algemeene staking. 7 ) Basly zocht een nieuwe uitvlucht en be-weerde, dat het referendum niet gold, omdat de mijnwerkers in Mont-ceau, die reeds in staking waren, hadden meegestemd; dus werd er op-nieuw gestemd over de vraag, of men voor of tegen het voorbereiden vaneen mijnwerkersstaking tegen November 1901 was; de meerderheid dervoorstemmers was ditmaal nog grooter; de C.G.T., zelf officieel niet bij dekwestie betrokken, deed wat zij kon om het revolutionaire vuur onder demijnwerkers aan te blazen. In October, echter, onderhandelde Basly metWaldeck Rousseau, die spoedige invoering van enkele reeds lang doorde mijnwerkers geëischte wettelijke maatregelen beloofde, waarop hetbestuur de algemeene staking wederom voor onbepaalde tijd uitstelde.

Nederlaag in Intusschen was de staking in Montceau verloopen. Na zeven wekenMontceau had de directie een compromis voorgesteld, waarbij de arbeiders het

1) Vgl. Moreau, t.a.p., bi. 38. - —') bijv. Voix du Peuple, 3-3-1901. — ') Bijv. BatailleSyndicaliste, 29-4-1911. — -') Andere aanduidingen voor onderkruipers:.,bédouins',,,sar-rassins", -- de afkomst van deze benamingen is duidelijk — of „renards', een scheldnaam,die stamt uit de periode van de onderlinge strijd der gezellenorganisaties, zie Seignobos,Lavisse deel VI, bi. 366. -- 5) Bouveri, La grève de M., Mouv. Soc., 15-3-1901, bi. 321vlgd.; M. Landrieu artikel over de mijnwerkersfederatie, ibidem. 1-5-1901 en G. Dumoulin,idem, ibidem, 15-10-1908. -- 6) Voix du Peuple, 21-4-1901; 28-41901.---' 7) Idem, 5-5-1901,

120

Page 124: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ontslag van 500 der actiefste organisatieleden hadden moeten slikken.Dit werd geweigerd en de strijd werd nu volgehouden, totdat hij vol-komen verloren was; het meerendeel der stakers keerde niet naar demijn terug.In Maart 1902 kwam de mijnwerkersfederatie te Alais in congres bij- De mijnwer-een. Weer kwam de algemeene mijnwerkersstaking ter tafel; nu niet kersstaking

meer ter ondersteuning van Montceau, waar niet meer te steunen viel, van 1902

maar om kracht bij te zetten aan verschillende practische eischen, metwelker inwilliging het parlement geen haast bleek te maken. Basly wistweer uitstel te verkrijgen: tot de herfst zou men de regeering tijd laten.De voorstanders van staking waren toen zoo verstandig niet langer ophet parool van de klaarblijkelijk onwillige leiding te wachten en in hetnajaar van 1902 braken spontaan aan alle kanten mij nwerkersstakingenuit. Werkelijk was de staking vrijwel algemeen; twee bassins ontbra-ken: Pas de Calais, de streek, waar Basly het onbeperkt voor het zeg-gen had — door na korte tijd de staking te beëindigen, wist men daar vande werkgevers belangrijke concessies los te krijgen — en Montceau-les-Mines, waar de roode syndicats na de verloren staking van 1901machteloos waren. Een steunaanbod van de C.G.T. werd eerst afge-wezen. Toen de staking echter begon te verloopen en in bassin na bas-sin de mijnwerkers, grootendeels als overwonnenen, weer in de mijngingen, deed de mijnwerkersfederatie eind November een beroep op deC.G.T. Begrijpelijk is het antwoord van Griffuelhes: het is nu te laat. 1)

In enkele mijnstreken, vooral in de Loire, werden verbeteringen be-reikt, dank zij de tusschenkomst van socialistische Kamerleden bij hetdoor hen gesteunde ministerie-Combes.De roode mijnwerkers in Montceau gevoelden zich door de federatie, en Splitsing in despeciaal door Basly, verraden en scheidden zich af; zij zochten contact mijnwerkers -met de C.G.T., die tegelijkertijd de oprichting van dissidente syndicats in bond

het bassin van Pas de Calais trachtte te bevorderen. 2 ) De mijnwerkers-federatie, die zich tot op dat oogenblik nooit met de C.G.T. had willeninlaten, zag het gevaar, dat haar hier bedreigde, en vroeg toegelaten teworden tot de C.G.T. Deze bood toen op voor de federatie onaanne-melijke voorwaarden arbitrage tusschen de twee mijnwerkersorganisa-ties aan en liet, daar Basly weigerde hierop in te gaan, alleen de dis-sidenten toe, de „union fédérative", die echter nooit meer dan een 500leden heeft geteld.Op de C.G.T.-congressen zal het mijnwerkersconflict één van de meestopwindende onderwerpen van debat vormen tusschen de leiding ende reformisten, die het voor de oude mijnwerkersfederatie opnemen. 3 )

In 1906 weet Jaurès tijdelijk de eenheid tusschen de twee mijnwerkers-federaties te herstellen; na drie maanden is zij wederom door voortzetting der oude twisten uiteengevallen. 4 ) Twee jaar lang stelt de C.G.T.

t) Hierover artikel van R. Briquet, Mouv. Soc., 1-1-1903, bl. 60 vlgd. en 1-15-1903,bl. 171 vlgd. Zijn voorstelling over de behaalde resultaten is zeker te gunstig. Vgl.Compte R., Bourges. 1904, bl. 98. — 2) Vgl. Voix du Peuple, 19-4-1903. -- 3) CompteR., Bourges, bl. 94; idem, Marseille, 1908, bl. 79, 249. Vgl. Artikel van Merzet,secretaris van de Union fédérative, Mouv. Soc., 15-1-1907, bl. 75 vlgd. In zijn Voyagerévolutionnaire, bl. 9, toont Griffuelhes zijn verachting voor de „verpolitiekte" mijn-werkers. -- 4 ) Vgl. behalve het bovengenoemde artikel van G. Dumoulin en zijn ver-volg, Mouv. Soc., 15-11-1908; Louis II, bl. 61-62.

121

Page 125: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

zich dan op het standpunt, dat zij een bond, die Basly aan zijn hoofdhandhaaft, niet wenscht op te nemen. Eindelijk, in 1908, komt de aan-sluiting der mijnwerkersfederatie bij de C.G.T. tot stand; zij versterktdaar het reformistisch element. In Pas de Calais blijven kleine groepjesrebelleerenden weigeren, zich bij de federatie aan te sluiten; later zoudaar nieuwe verdeeldheid onder de mijnwerkers uit groeien.

Ledental der Men heeft van het aantal leden der mijnwerkersfederatie altijd hoogmijnwerkers- opgegeven. Op het oogenblik van haar aansluiting bij de C.G.T. zoufederatie zij 30.000 leden hebben geteld. 1 ) Enkele jaren tevoren had Paul Louis

haar ledental op 58.000 geschat en daaruit afgeleid dat 50 % derFransche mijnwerkers bij haar was aangesloten. 2 ) In 1912 gaf defederatie zelf op, 40.000 leden te hebben. In het Gedenkboek derC.G.T., echter, heeft de latere secretaris meegedeeld, dat deze cijferswel het aantal ingeschreven leden weergeven, doch dat slechts een kleingedeelte daarvan actief was en de contributies betaalde; voor 1911geeft hij 6000 leden, het hoogste aantal, dat nog ooit was bereikt; voor1912 in plaats van 40.000 slechts 11.000. 3 ) Men moet hier waarschijn-lijk aan bluf van het bestuur tegenover directies en regeering denken.

1) Revue Syndicaliste, 1-10-1908..– 2) Neue Zeit, 1905-1906, I, bi. 247. — 3) bi. 431.

122

Page 126: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK VI

BOURGES EN AMIENS1903-1906

n de jaren tusschen Montpellier en Bourges, 1904, valt de grootscheactie der C.G.T. tegen de particuliere bureaux voor arbeidsbemidde-ling. Zij vereischt een uitvoerige bespreking, daar zij, beter dan eeni-ge andere actie, een beeld geeft van de syndicalistische methoden. Hetis van belang vast te stellen, dat deze beweging uit ging van vakeer~

eenigingen in bedrijfstakken, waar het kleinbedrijf volkomen over-heerscht: die van de arbeiders in de levensmiddelenbedrijven en van dekappersbedienden. In de kappersbedienden-bond, onder leiding van dezeer radicale Luquet, was slechts een klein deel van de in aanmerkingkomenden georganiseerd. De „landelijke federatie van de arbeiders inde levensmiddelenbedrijven" was tot stand gekomen in 1902 door sa-mensmelting van de bakkersgezellen en de „fédération culinaire". i)Haar leider was de extremistische syndicalist Bousquet. Over het jaar1902 was van alle organiseerbare arbeiders in deze bedrijven 4.38 %bij de vakbeweging aangesloten; over 1903 werd dit 6,72 %. 2 ) Dat deleiders der betrokken bonden met dit kleine percentage aangeslotenenhet geheele bedrijf in beroering wisten te brengen en hun doel voor eendeel konden bereiken, was voor hen een schitterende bevestiging vanhet syndicalistische leerstuk der „bewuste minderheden".De arbeiders gevoelden zich aan de willekeur van de bezitters der par-ticuliere bemiddelingsbureaux overgeleverd. Zij verweten hun, toegan-kelijk te zijn voor allerhande omkooperij; op alle manieren de voor dearbeiders uit de bemiddeling voortvloeiende kosten op te drijven; werk-zoekenden opzettelijk naar een betrekking van korte duur te dirigeerenom de klanten spoedig te zien terugkeeren; van hun overmacht misbruikte maken bij de plaatsing van vrouwen en meisjes; enz. Voor hen warendeze „placeurs", die hun geld verdienden aan de nood der werkloozen,„uitbuiters van de ellende, nog verachtelijker dan de uitbuiters van dearbeid." 3 ) De Nederlandsche „Economist" noemde de particuliere bu-reaux „woekerplanten op het gebied der arbeidsbezorging. " 4 ) Ook inhet parlement bleken velen de klachten gerechtvaardigd te achten.In naam stonden andere mogelijkheden van arbeidsbemiddeling open:gemeentelijke bureaux en de bemiddelingsdienst van de Bourses duTravail. 5 ) Daar de patroons echter aan de particuliere bureaux de voor-keur gaven, waren werkzoekende arbeiders wel gedwongen, zich aanhun eischen te onderwerpen. In de jaren 1897-1898 waren te Parijsgeplaatst: door de gemeentelijke bureaux 49.000 arbeiders; door de be-middelingsdiensten van Bourses en syndicats slechts 36.000; door departiculiere bureaux echter 493.000.

1) Gedenkboek C.G.T., bl. 314; Compte Rendu, Montpellier, 1902, bl. 49. — s) 1.Uhry, Mouv. Soc., 15-6-1903, bl. 302 en idem, 15-12-1903, bl. 568. -- a) Voix duPeuple, 1-12-1900. — 4) „De Economist", 1904, bl. 351. — 5) Pelloutier had van ditonderdeel van de taak der zelfstandige Bourses groote verwachtingen gekoesterd;t. a. p., bl. 144.

Actie tegen departiculiere

bureaux voorarbeidsbemid-

deling

Verzet tegendie bureaux

Hun aandeelin de arbeids-bemiddeling

123

Page 127: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Vroegere Reeds in 1881 was er sprake van verzet tegen de particuliere bureauxactie onder de kappersbedienden en de arbeiders in de levensmiddelenbedrij-

ven, de twee groepen, die het meest onder de misbruiken te lijden had-den. 1 ) Zeven jaar later kwam het tot een zeer woelige staking, waar-bij --- het was in de periode van de aanslagen der anarchisten, dievooral onder deze arbeiders in het kleinbedrijf hun aanhangers hadden-- een bom werd geworpen. Het parlement ging zich met de zaak bezighouden. In 1891 vormde zich een speciale „Ligue" voor de bestrijdingder particuliere bureaux, typisch verschijnsel voor een periode, dat ernog geen krachtige vakbeweging of politieke arbeiderspartij bestaat.(Vgl. in Nederland het comité voor staatspensionneering, de comitésvoor het algemeen kiesrecht, enz.) ; in 1902, toen de C.G.T. een machtgeworden was, kon zij worden opgeheven. Reeds in 1898 had hetC.G.T.-congres zich uitgesproken voor kostelooze arbeidsbemiddeling„door de vakvereenigingen, de Bourses du Travail, of, waar dat onmo-gelijk is, door de gemeente." 2 )

Geen hulp van Ook in deze zaak bleek weer, hoe langzaam de parlementaire molen inhet parlement Frankrijk maalt. Talrijke wetsontwerpen tot opheffing of beperking

van de particuliere bureaux zijn ingediend, onderzocht, besproken, heenen weer gezonden tusschen Kamer en Senaat, totdat hun door her-haalde amendeering alle kracht was ontnomen en zij onafgehandeldbleven liggen. Het moet de syndicalisten worden toegegeven: pas toende slachtoffers zich roerden en de directe actie in al haar scherpte aan-wendden, kwam er een wet tot stand.

Nieuwe actie Januari 1902 gaf de C.G.T. een manifest uit: gij ziet het, arbeiders, alsvoorbereid het van het parlement afhangt, hebben de particuliere bureaux het

eeuwige leven; vertrouwt alleen op eigen kracht; ontketent een actie!De Voix du Peuple gaf door haar wekelijksche, zorgvuldig opgesteldeartikelen, de actie haar inhoud; vermeldde telkens nieuwe staaltjes vanplaceurs-willekeur. Met steeds korter tusschenpoozen werden te Parijsprotestvergaderingen belegd. Stelselmatig werd de geest der arbeidersrijp gemaakt voor het felste optreden, dat — geheel overeenkomstighet syndicalistisch inzicht -- niet voor een bepaalde datum werd voor-bereid, doch inderdaad spontaan losbrak.

De Kamer 21 October 1903 ontstond bij één van de kappersbureaux een relletje;geeft toe acht dagen later leidde een protestvergadering der betrokken bonden in

de Parijsche Bourse tot een vechtpartij met de politie, waarbij aan dezijde der arbeiders slachtoffers vielen. Nu kwam de solidariteitsactieder arbeiders in andere bedrijven los; voor de C.G.T. was het oogen-blik gekomen om de leiding in handen te nemen. De dag na het gevechtin de Bourse werd bij de Kamer een nieuw wetsontwerp ingediend; vierdagen later was het reeds aangenomen. „Deze haast," juichte Luquet,„is welsprekend en bergt een leering in zich, die niet vergeten magworden." 3 ) Delesalle schreef: „De Kamer heeft gehoorzaamd aan dedruk van de straat." 4)

De nieuwe Tegelijkertijd werd de anti-parlementaire stemming versterkt door eenwet conflict met de socialistische Kamerfractie. De C.G.T. beschuldigde

1 ) Voor de geheele actie het artikel van Luquet, Mouv. Soc., 15-4-1904, bi. 500 vlgd.;de eerste jaargangen van de Voix du Peuple; speciaal de nummers van 9-12-1900;19-1-1902; 2-11-1903; 8-11-1903; enz. -- 2) Gedenkboek C. G. T., bi. 71. — 3) t. a. p.,bi. 510. -- *) Voix du Peuple, 6-12-1903.

124

Page 128: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Jaurès en de zijnen van verraad, omdat zij om de regeering een parle-mentaire nederlaag te besparen, haar steunden bij een interpellatie overde incidenten in de Bourse op 29 October. Bovendien gaven de socia-listen hun stem aan een wetsontwerp, dat de syndicalisten lang niet vergenoeg ging. Het bepaalde, dat nieuwe particuliere bureaux niet zou-den mogen worden opgericht, terwijl iedere gemeenteraad het rechtkreeg, (niet verplicht was), de bestaande tegen vergoeding aan deeigenaars te sluiten. 1 ) De syndicalisten verzetten zich zoowel tegen hetfacultatieve karakter van het wetsontwerp, als tegen de vergoeding.Regeeringsaanhangers, waaronder enkele socialisten, beweerden — ge-heel zonder grond —, dat de C.G.T. haar actie tegen de regeering metgeld van de nationalisten zou voeren.In werkelijkheid leed deze, overigens voortreffelijk georganiseerde, be- Het hoogte-weging ten zeerste onder het traditioneele geldgebrek. In het geheel Punt der actie

kostte zij de C.G.T. 5682 francs, waarvan 3819 francs door de op deuitgegeven steunlijsten ingekomen gelden werd gedekt. Over eigenmiddelen voor een dergelijke actie beschikte de C.G.T. niet. Voor zoo-ver dat onder die omstandigheden mogelijk was, werd het geheele landin de strijd betrokken. De tweede week van November leverde vijftienmeetings in Parijs op en veertig in de provincie, waar de leden van hetC.G.T.-bestuur als sprekers optraden. De politie te Parijs werd ver-sterkt en kreeg order, krachtig op te treden; zij kon niet verhinderen,dat dagelijks particuliere bureaux werden geplunderd, winkels van pa-troons, die de placeurs steunden, werden vernield, de placeurs zelf aanhandtastelijkheden bloot stonden. 2 ) Steeds meer arbeiders werden inde strijd meegesleept. De gemeenteraad van Toulouse zwichtte beginDecember voor de pressie en sloot, nog voordat het aanhangige wets-ontwerp door de Senaat was goedgekeurd, alle particuliere bureaux.Tegen 5 December belegde de C.G.T. over geheel Frankrijk meer danhonderd protestvergaderingen, die bijna overal slaagden; een voorFrankrijk ongekend staaltje van organisatorisch kunnen, waar Grif-fuelhes dan ook heel trotsch op was. 3)

Intusschen liet de Senaat de behandeling van het door de Kamer goed-gekeurde wetsontwerp sleepen. Een commissie uit haar midden, die dezaak opnieuw zou onderzoeken, verzocht de C.G.T. een arbeidersaf-vaardiging te zenden om haar voor te lichten. Doch Griffuelhes ant-woordde: er is genoeg onderzocht; de heeren kunnen de verslagen vande enquêtes van de laatste vijftien jaren doorlezen; nu een wet.Voor de Kerstdagen werd een verscherping van de actie voorbereid, Mislukte sta-doch nu bleken de grenzen van het kunnen der C.G.T. De staking van kingde arbeiders in de levensmiddelenbedrijven, op 23 December afgekon-digd, mislukte volkomen; slechts een gedeelte der bakkersgezellen bleefbuiten de bakkerijen, doch van broodgebrek was in Parijs geen sprake.De publieke opinie, verschrikt door de gewelddaden van de vorige we-ken, keerde zich scherp tegen de arbeiders.Van deze situatie maakte Combes gebruik om een schikking te treffen. Het compro-Hij verklaarde, dat de regeering haar lot aan de onverzwakte tekst van mishet oorspronkelijk wetsontwerp zou verbinden; het ontwerp, dus, dat de

1 ) Revue Syndicaliste, Januari 1907, bl. 251. -- 2) Vgl. Compte rendu, Bourges, 1904,bl. 8 vlgd. — 3) Voix du Peuple, 13-12-1903.

125

Page 129: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Senaat veel te ver, de syndicalisten echter lang niet ver genoeg ging.Toch was de C.G.T. gedwongen, deze uitgestoken hand aan te grijpen.Zij trok het stakingsparool in en kondigde een wapenstilstand af. Watwas dit anders dan aanvaarding van het geminachte politieke compro-mis en vertrouwen in de steeds als onbetrouwbaar afgeschilderde demo-cratische regeering? Werkelijk werd reeds de 14de Maart de wet inhaar onverzwakte vorm afgekondigd. De C.G.T. kwam niet met leegehanden uit de strijd; al zou de actie nu tegen de afzonderlijke gemeen-tebesturen moeten worden voortgezet.

De resultaten De onverzoenlijken, als Delesalle, waren en bleven onvoldaan. 1 ) Tochmaakten de gemeentebesturen van Parijs en een aantal andere stedenvan hun bevoegdheid, de particuliere bureaux op te heffen, gebruik,waardoor de beteekenis van de arbeidsbemiddeling door de Boursesdu Travail zeer toenam. 2)

Deze actie, die door de syndicalisten zelf als hun meest geslaagde veld-tocht werd beschouwd, leidde dus slechts tot een gedeeltelijk resultaat.De voldoening, die de militants gevoelden, moet, meer dan aan het di-recte succes, worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat ditmaaldoor middel van onvervalschte directe actie de overheid tot onmiddellijkeconcessies was gedwongen. Het triomfgejuich van de syndicalistischepers was niet opgeschroefd; de syndicalisten hadden hun kracht gevoelden achtten zich nu tot grooter dingen in staat.

Het syndica- In ieder nummer van de Voix du Peuple ziet men in deze jaren, dat delisme vol- dagelijksche vakstrijd volgens de syndicalistische methoden wordt ge -groeid voerd. Zuiver syndicalistisch is ook de maatstaf, waarnaar de verschijn-

selen van het maatschappelijk leven in het weekblad worden beoor-deeld. De bewering van schrijvers als Acht, 3 ) of Gottsched 4) dat eerstop het congres van Bourges de syndicalisten de leiding der C.G.T. ver-overden, is geheel onjuist. Het syndicalisme is niet een school, die zichop een bepaald moment van de leiding der C.G.T. heeft meester ge-maakt; het is de methode van vakvereenigingstaktiek, die in de practijkvan de Fransche vakstrijd is ontstaan en de theorie, die op die methodeis gebouwd. Dat de leiders uit vroeger jaren anarchistische, allemanisti-sche of andere ideeën medebrachten, doet daaraan niet af. Zij hebbendie ideeën slechts in zooverre aan de vakbeweging kunnen mededee-len, als zij door de gewone bestuurders der syndicats als nuttig enjuist werden erkend. In de Voix du Peuple vindt men het syndica-lisme van de eerste nummers af in de artikelen van zeer uiteenloo-pende personen: het geloof in de directe actie, in de algemeene werk

-staking, in de overwegende waarde der „actieve minderheden"; het af-wijzen van partijpolitiek, van de democratische meerderheidsmethoden,van samenwerking met de overheid, enz. Weliswaar zijn deze opvattin-gen in de eerste jaargangen nog vaag en niet consequent doorgedacht;met uitzondering van het streven naar de algemeene staking zijn zij nogweinig of niet omschreven; het gemak, waarmee in de grond tegenstrij-dige beginselen, ieder als vanzelfsprekend aanvaard, naast elkaar wor-

') Delesalle, Bourses, t. a. p., bl. 19. -- ') Sévérac, t. a. p., bi. 157. In later jarenschijnen de particuliere bureaux weer te zijn opgedoken en vele van de oude mis-standen te zijn herleefd; zie het C. G. T. dagblad, „Le Peuple", 6-2-1928. -- 3) A. Acht,Der französische Syndikalismus, 1911, bl. 63. — 4) t. a. p., bi. 54.

126

Page 130: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

den afgedrukt, bewijst, dat de meerderheid van de militants, die decopie voor de Voix du Peuple leverde, deze nog niet heeft doordacht.Men kan zeggen, dat op het congres van Bourges de syndicalisten zichhet eerst van hun syndicalisme bewust worden. Het beteekent geenbreuk met hun verleden; het beteekent de bewuste voortzetting van eenin de practijk van de dagelijksche vakstrijd empirisch gevonden taktiek.

Te Montpellier was besloten, dat de nieuwe statuten de eerste Januari Organisatori-1904 in werking zouden treden; op die datum zouden dus alle syndi- sche moeilijk-

hedencats aan de „dubbele verplichting" moeten hebben voldaan. Tegen defatale datum bevatte de Voix du Peuple herhaalde noodkreten van be-stuurders, zoowel uit Parijs als uit de provincie, die de grootste ver-warring voorspelden, als het besluit straf zou worden doorgevoerd. 1 )Het hoofdbestuur, daartoe o.a. door Niel zelf aangespoord, 2 ) kon nietanders doen, dan het besluit practisch buiten werking stellen. Nu konhet jaarverslag te Bourges met voldoening constateeren, dat de samen-smelting zonder ernstige schokken verloopen was, maar het was ge-gaan ten koste van het prestige van het congresbesluit, waarbij aan allesyndicats de „dubbele verplichting" werd opgelegd. 3 ) Het jaarverslagsprak tot de tragen ernstig-vermanende woorden: het wordt hoog tijd,dat jullie nu eens ernst maakt met de aansluiting, zoowel bij je Bourse,als bij je vakfederatie, maar sancties werden ook nu nog niet voorzienen op ieder congres zou dezelfde vermaning, met hetzelfde negatiefresultaat, terugkeeren. Op een zoo belangrijk punt van organisatie le-verde de C.G.T. dus steeds weer het bewijs van haar zwakte. In 1913pas scheen de toenmalige leider, Jouhaux, voornemens te zijn, de zaakdefinitief op te lossen; de besturenconferentie van Juli van dat jaar be-sloot, dat na een bepaalde datum tot royeering van de „hinkende syn-dicats" zou worden overgegaan. 4 ) Daar er in 1914 geen congres is ge-houden en evenmin een jaarverslag is uitgebracht, is het niet mogelijkna te gaan, in hoeverre dit straffer besluit is uitgevoerd.Gerechtvaardigd is de voldoening, waarmede het te Bourges 6 ) uitge- Groei der vak-brachte jaarverslag zegt: vergelijk de macht en de invloed, die de beweging

C.G.T. nu heeft, met haar toestand van vijf jaar geleden! s) De veran-dering was inderdaad zeer merkwaardig; de C.G.T. had met haar feloptreden in de strijd tegen de particuliere bureaux voor arbeidsbemid-deling de overwinning behaald; in de laatste twee jaren was het aantalaangesloten Bourses gestegen van 83 tot 110; 7 ) en, wat nog wel zoobelangrijk was, dat der vakfederaties van 30 tot 52, terwijl bij de nieuw-aangeslotene de belangrijkste oudere federaties waren, die zich vroe-ger afzijdig hadden gehouden. $) De teleurstelling over de zwakheid enverdeeldheid van het politiek socialisme eenerzijds, de aantrekkings-kracht, die de ongekend snelle groei en consolidatie der C.G.T. op veleintellectueelen uitoefende, anderzijds, verschafte het zich vormend syn-dicalisme zijn theoretici: steeds meer wordt de Mouvement Socialiste, dievoorheen voor alle richtingen had open gestaan, een syndicalistisch tijd--

') o.a. Voix du Peuple 15-11-1903. — 2) Idem, 22-11-1903. ~ 3) Compte rendu, 8econgrès de la C. G. T., Bourges, 1904, bl. 3 vlgd. -- 4) Louis II, bl. 79. — 5) VoorBourges behalve Compte rendu: Gedenkboek C. G. T., t. a. p., bl. 92 vlgd.; Louis,Mouvement Syndical, t. a. p., bl. 248 vlgd. ^— °) Compte Rendu, bi. 19. — 7) Idem,bl. 25. ~ 8) Idem, bl. 13.

127

Page 131: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

schrift. l) Het is de heroïsche periode der C.G.T., waaraan Lagardellereeds zeven jaar later met weemoed zal terugdenken. 2 )

De strijd tus- Toch vindt men reeds in het verslag van het congres van Bourges deschen revolu- twee oorzaken van zwakheid, die de verwonderlijke groei in aantal entionairen en macht weer zullen stuiten en tegen 1908 tot de „syndicalistische crisis"reformisten

zullen leiden: de zelfoverschatting en de richtingstrijd.De evenredige De laatste was het onvermijdelijk gevolg van de klare formuleering der

vertegen- syndicalistische theorie. Hadden de militants elkander vroeger slechtswoordiging over bepaalde onderdeelen bestreden, nu moesten allen, die het met de

ideeën der C.G.T.-leiders niet eens waren, zich wel tot een min of meergesloten oppositie aaneen sluiten: de reformisten. Het congres van Bour-ges werd het strijdperk der beide richtingen en dat wel voor een zoofelle strijd, bedorven door wederzijdsche verdachtmakingen en scheld-woorden, dat velen na afloop splitsing onvermijdelijk achtten. 3 ) Deinzet was de „evenredige vertegenwoordiging ", de vraag, of elkeorganisatie één stem zou hebben, of meer, in verhouding tot het le-dental.De bepaling, dat op een congres ieder syndicat, onafhankelijk van hetaantal leden, één stem zou hebben, iedere federatie een gelijk aantalstemmen in het hoofdbestuur, enz., was in Limoges, ondanks een enkelestem voor de evenredigheid, algemeen aanvaard; ook Keufer had zichtoen niet verzet. 4 ) In Lyon, in 1901, deden de typografen reeds een ver

-geefsche poging, de oude regel door de evenredige vertegenwoordigingte vervangen. 6 ) In Montpellier, bij de vaststelling der statuten voor deeenheidsorganisatie, was het debat reeds heftiger. Als pleiter voor eenmeer evenredig stem-systeem trad nu Guérard op; 6 ) de revolutionaire

De syndicalis- sprekers, o.a. Bourchet en Luquet, bleken voor een te groote invloed vantische bezwa- de sterke federaties zeer beducht; zij vreesden, dat deze de algemeene

ren staking zouden tegenhouden. Met 392 tegen 76 stemmen bleven derevolutionairen in de meerderheid. In zijn nabeschouwing over het con-gres schreef Pouget: „De aanvaarding van de evenredige vertegen-woordiging zou beteekend hebben de ontkenning van het wezen dervakactie, die het resultaat is van de revolutionaire activiteit van de min-derheden." 7)

Hier blijkt de principieele kant van de zaak, die in Bourges nog sterkerop de voorgrond zou worden geplaatst. Wie de democratische meer-derheidsmethoden verwerpelijk acht, aanvaardt niet de evenredige ver-tegenwoordiging; wie gelooft in de scheppende kracht van bewusteminderheden, verzet zich tegen een stem-systeem, waarbij de grootemassa de doorslag geeft. Niel, die hier aan de zijde der revolutionairenstaat, zegt: „een algebraïsche of rekenkundige solidariteit zou in deplaats worden gesteld van de levende proletarische solidariteit." Vol-gens de revolutionairen moet „de qualiteit de quantiteit overheerschen";

1) Vgl. Voorwoord Lagardelle voor de inhoudsopgave van het tijdschrift, 1899-1904.2)Lagardelle, Formation du Syndicalisme en France, Mouvement Socialiste, Septem-ber 1911, bl. 167 vlgd. — 3) Vooral, Compte R., bl. 144 vlgd. en bl. 220 vlgd. —4) Compte R., Limoges 1895, bl. 64. -- 5) Gedenkboek C. G. T. bl. 78. In de typo-grafenfederatie had men evenredige vertegenwoordiging, benevens het referendum voorde bekrachtiging van belangrijke congresbesluiten. De details van deze regeling in deRevue Syndicaliste, 1-10-1908, bl. 172 vlgd. — 6) Compte R., Montpellier, 1902, bI. 152vlgd. - 7) Mouv. Soc., 15-2-1903, bl. 345.

128

Page 132: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

het komt aan op de mentaliteit van de federaties, niet op haar ledental.

Men gevoelt het gewrongene in deze redeneering; is dan per se de re-volutionaire qualiteit van een kleine federatie zooveel beter dan die van

een groote; terwijl toch het aantal leden van een federatie voor eengroot stuk wordt bepaald door het aantal organiseerbare arbeiders inhet betrokken bedrijf? Deze tegenwerping vindt men dan ook bij de re-formistische voorstanders van de evenredige vertegenwoordiging. Zijvoegen er aan toe: wij, de groote federaties, moeten wel naar verhou-ding van ons ledental contributie betalen; geeft ons nu ook de bijbehoo-rende rechten.')De scherpte van de debatten was vooral een gevolg van de practischezijde van het vraagstuk. Uit het jaarverslag blijkt namelijk, 2 ) dat detwee reformistische organisaties, de typografen en de spoorwegarbei-ders, (cheminots) , de sterkste in ledental waren. Achter het principieelegeschil over de democratische methoden speelde zich de strijd om demacht tusschen de twee richtingen af.Voorloopig behoefden de revolutionairen niet bevreesd te zijn voor deuitslag. De stemming over de evenredige vertegenwoordiging had na-tuurlijk plaats volgens de geldende regeling en zoo werd zij met 822tegen 388 stemmen verworpen. 3 ) ( Tevoren had Griffuelhes bij destemming over het revolutionaire bestuursbeleid een iets grooter meer-derheid behaald.) 4 ) Ten onrechte trokken de revolutionairen uit dezecijfers de conclusie, dat zij ruim twee derde van de aangeslotenen ach-ter zich hadden 5) Is echter de bewering der reformisten juist, dat hunaanhang in werkelijkheid grooter was dan die der tegenpartij? s) Het isniet mogelijk, deze vraag te beantwoorden, ook niet door onderlingevergelijking van de ledencijfers der verschillende vakfederaties, voorzoover deze bekend zijn. Een reformistische organisatie, immers, be-vatte vrijwel steeds een niet te schatten revolutionaire minderheid, enomgekeerd.In ieder geval is het begrijpelijk, dat de reformisten zich niet definitiefverslagen gevoelden, en de noodzakelijkheid inzagen, zich tegenoverde revolutionairen te organiseeren. 1 Mei 1905 verscheen het eerstenummer van de reformistische Revue Syndicaliste, bedoeld als tegen-hanger van de Mouvement Socialiste. De leider van dit tijdschrift wasAlbert Thomas, die weldra onder de reformisten minstens even veelinvloed zou hebben als Keufer.

Scherpte derdiscussies

Sterktever-houding derrichtingen

De RevueSyndicaliste

Het is hier de plaats, de verschillen tusschen revolutionairen en refor-misten nader aan te geven. Jouhaux zegt terecht, dat het zeer moeilijkis, deze verschillen te omschrijven en doet daar, helaas, ook geen pogingtoe. 7 ) Toch is het noodzakelijk en mogelijk, de op de voorgrond tre-dende punten van onderscheid te formuleeren; wel moet daarbij in hetoog worden gehouden, dat in werkelijkheid de tegenstelling niet zooscherp was, daar enkele vakfederaties en een aantal „militants" eentusschenstandpunt innamen. Op het beeld, dat de revolutionairen van

') Compte R., bl. 148, in de rede van de typograaf Maroux. — 2) Idem, bi. 13. --3) Idem, bl. 192. — 4) Idem, bi. 143. -- 5) Vgl. Pouget, Mouvement Soc., 1-11-1904,bi. 62. — ") Compte R., bi. 150. Vgl. Keufer, Mouvement Soc., April 1910, bi. 267.Moreau, t. a. p., bi. 181, neemt die bewering over, echter zonder argumentatie. —7) t. a. p., bi. 133.

Het verschiltusschen revo-lutionairen en

reformisten

129

Page 133: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

hun tegenstanders geven, kan men zich niet verlaten. Zoo stelt Bour-chet de reformisten gelijk met de barberetisten en noemt hen aanhan-gers van een „braaf vooruitstrevende wettelijkheid" 1 ); even onjuistis de bewering van Sévérac, één der medewerkers van de Mou-vement Socialiste, dat de reformisten zich ten doel stellen „de toestandvan de arbeiders te verbeteren zonder het bestaande maatschappelijkstelsel te verbreken;" 2 ) om nu maar niet te spreken over telkens her-haalde gemeenigheidjes, als die van Yvetot, die over de reformisten alsover „regeeringshandlangers" spreekt. 3 ) Het ergst maakt het wel So-rel, die in Mei 1907 in de Mouvement Socialiste zegt: „de reformistenzijn „gelen", die niet daarheen durven gaan, waar hun eigenlijke plaatsis om niet alle gezag bij de arbeidersklasse te verliezen." 4 )

In het volgende wil ik een poging doen, de tegenstelling tusschen revo-lutionairen en reformisten, zooals zij sedert 1904 telkens aan den dagtrad, te ontleden. 5)

De directe I. De revolutionairen verlaten zich alleen op de „directe actie" van hetactie proletariaat; (in tegenstelling tot indirecte actie door middel van geko-

zen vertegenwoordigers); hiervan is de staking de hoogste uiting; bijde staking worden zich de arbeiders de onoverbrugbare tegenstellingtot de bezittende klasse bewust; direct hiermee te behalen voordeelenop het gebied van arbeidsloon en werktijd zijn bijzaak, al moeten zij opde voorgrond worden gebracht om de nog onbewuste massa mee te krij-gen; stakingen moeten zich zooveel mogelijk uitbreiden door middel der„solidariteitsstakingen", waardoor ook niet direct betrokken arbeidersworden meegesleept. Andere gepropageerde vormen van directe actiezijn: boycot en sabotage. — De reformisten passen eveneens de directeactie toe, zoowel in de vorm van stakingen als van boycot, (niet vansabotage), maar zij laten haar gepaard gaan met indirecte actie. (AlsKeufer, die zelf herhaaldelijk stakingen leidde, na Bourges de „directeactie" verwerpt, kan hij niet anders bedoelen dan een verwerping vande revolutionaire opvatting van de directe actie.) e) Zij willen de sta-kingen gebruiken voor directe verbeteringen in loon en werktijd en zijntegenstanders van onnoodige uitbreiding over andere vakken. Zij be-schouwen de staking alleen als een goed middel, als er kans op succesbestaat, anders dan de revolutionairen, die ook een verloren stakingprijzen om haar revolutionaire waarde. De reformisten trachten zoo mo-gelijk door onderhandelingen met de patroons strijd te vermijden.

De algemeene H. Voor de revolutionairen is, in aansluiting aan het bovenstaande, destaking zich tot een algemeene staking uitbreidende solidariteitsstaking het

steeds weer nagestreefde doel. De algemeene staking zal eens de so-ciale revolutie, het einde van het kapitalisme, zijn. Daar wordt op aan-gestuurd; de revolutionaire algemeene staking vormt het einddoel vanelke actie, staat in het middelpunt van alle propaganda. — De refor-misten verwerpen de algemeen staking niet per se als één strijdmiddelnaast andere voor een zeer buitengewoon geval; zij kennen haar ech-

') Voix du Peuple, 24-8-1902. — 2) t. a. p., bi. 74. — ') Zie bijv. Mouvement Socia-liste, 1-2-1905, bi. 200. — 4) Aldaar, bi. 480. ~ 5) Vgl. artikelen-Keufer, Voix duPeuple, 12-4-1903 en 9-8-1903; en de artikelen van Griffuelhes en Keufer „Les deuxconceptions du syndicalisme ', Mouv. Soc., 1-1-1905, bi. 1 vlgd. -- e) Mouvement So-cialiste, 1-11-1904, bi. 96.

130

Page 134: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ter niet de kracht toe, het kapitalisme met één slag te breken en tegelijkde grondslag voor een nieuwe maatschappij te leggen; daarom veroor-deelen zij het voortdurend in het centrum der belangstelling plaatsenvan de algemeene staking. Hierbij moet een opmerking worden ge-maakt: ook de reformisten sluiten zich grootendeels van harte aan bijartikel 1 van de C.G.T.-statuten, waarin opheffing van het kapitalis-tisch stelsel als doel wordt gesteld; zij zijn grootendeels aanhangers vansocialisatie, in ieder geval tegenstanders van het kapitalisme; zij stellenzich, evenals de revolutionairen, op het standpunt van de klassenstrijd.Door de buitenlandsche schrijvers over het syndicalisme wordt ditveelal anders voorgesteld; zij hebben zich blijkbaar door de syndicalis-tische onbillijkheden en onjuistheden over de reformisten van de wijslaten brengen. Er zijn er, die het, zooals Acht, voorstellen, alsof de syn-dicalisten de klassenstrijd hebben uitgevonden! 1)

III. Nauw samenhangend met het voorgaande is de houding der revo-lutionairen tegenover de sociale wetgeving. Deze kan volgens hen nietswezenlijks aan het kapitalisme veranderen en heeft slechts ten doel dearbeiders zoet te houden. Reeds is aangetoond, dat zij, door hun volge-lingen daartoe genoopt, in de practijk wel degelijk belangstelling voorde sociale wetgeving en vooral voor haar naleving toonen. — De ref or-misten apprecieeren sociale wetten en willen ook langs die weg zooveelmogelijk verbeteringen verkrijgen; 2 ) zij werken mede aan het tot standkomen ervan, ook in de Hooge Raad van Arbeid enz.IV. Bij het voorgaande behoort een geheel uiteenloopende waardeeringvan de staat. De revolutionairen toonen een aan de anarchisten ont-leende anti-parlementaire gezindheid; zij zien in de staat niet andersdan een machtsinstrument van het kapitalisme, en roepen de arbeidersop, hem te vernietigen; in de toekomst zal de vakbeweging de leidingvan de productie en daarmede van alle gemeenschapsfuncties hebben,de staat zal verdwijnen. Hun leuze is: de mijn aan de mijnwerkers.De reformisten willen de staat gebruiken ter versterking van de positievan het proletariaat; daartoe meenen zij de staat in hun geest te kun

-nen hervormen. Voor de toekomst willen zij socialisatie, waarbij eenwezenlijk hervormde staat zijn diensten zal bewijzen. Hun leus is: demijn aan de gemeenschap.V. De revolutionairen voeren een felle anti-patriottische en anti-mili-taristische actie; zij sporen de onder de wapenen geroepen arbeidersaan tot muiterij e.d. -- De reformisten meenen, dat een dergelijke actieniet op de weg van de vakbeweging ligt; in de practijk zullen zij, vooralals de catastrophe van 1914 nadert, van harte aan de internationaleactie tegen de oorlog deelnemen.VI. De revolutionairen willen syndicats met lage contributies; zij ver-zetten zich tegen „brandkasttaktiek", die de vakbeweging haar strijd~lust ontrooft en te voorzichtig maakt; bij stakingen doen zij een inci-denteel beroep op de solidariteit en offervaardigheid der arbeiders; zijwillen een federalistische organisatie-vorm, waarbij de autonomie derafzonderlijke syndicats ongerept blijft; deze moeten zelfstandig een

') t. a. p. bl. 70. Waarschijnlijk heeft hij zich op een dwaalspoor laten leiden doorPouget, die deze eer voor zijn richting opeischt, t. a. p., bl. 39. — ') Vgl. bovengeciteerd artikel van Keufer, bl. 93.

131

Waardeeringder socialewetgeving

De staat enzijn organen

Antimilitaris-me

Organisatori-sche verschil-

punten

Page 135: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

staking kunnen uitroepen; om de syndicats strijd-bereid te houden, ver-binden zij er geen mutuellistische instellingen aan, kassen voor onderlinge steun tegen de gevolgen van werkloosheid, ziekte, enz. — De re-formisten zijn voorstanders van hooge contributie, die aan de vakbon-den stabiliteit verleenen; stakingen financieren zij in de eerste plaatsuit hun kassen, omdat volgens hen dit de eenige manier is, om grootestakingen van langere duur mogelijk te maken; zij bouwen hun organi-saties centralistisch op; slechts in uitzonderingsgevallen mogen de af-zonderlijke syndicats zelfstandig een besluit tot staking nemen; zij ver-binden wèl mutuellistische instellingen aan de syndicats, om de arbei-ders te binden en de kassen te versterken.VII. De revolutionairen hechten weinig waarde aan groote ledentallen;voor hen komt het aan op de vorming van een kern, de „bewuste min-derheid", die op het kritieke moment de massa zal meesleepen. De re-formisten zijn voorstanders van groote vakbonden en richten daarop hunpropaganda in.Dit zijn de essentieele kwesties, waarover in de volgende jaren op con-gressen en in de pers de discussie zou loopen. Het is duidelijk, dat derevolutionairen de geestelijke erfgenamen zijn van de anarchisten enallemanisten. Daartegenover steunen de reformisten vooral op de oude-re syndicats, die gevormd zijn en hun taktiek hebben gevonden in dedagen van de possibilistische en guesdistische invloed.')

Vele punten Tenslotte zij er nog eens op gewezen, dat men door deze verschillen devan overeen- vele punten van overeenstemming niet uit het oog mag verliezen. Zoo

stemming zou op het congres van 1906 blijken, dat beide richtingen evenzeerwaarde hechtten aan het bewaren van de onafhankelijkheid der vakbe-weging tegenover de politieke partijen. „In werkelijkheid," zegt PaulLouis, „is het antagonisme tusschen de beide stroomingen minder ern-stig dan het schijnt, omdat de revolutionaire federaties nooit de hervor-mingen als zoodanig hebben bestreden, ....en de zoogenaamde reformis-tische federaties zich nooit van het collectivistisch of communistischeinddoel hebben losgemaakt." 2 )

De tegenstel- Dat door de debatten te Bourges vooral de tegenstellingen op de voor-lingverscherpt grond gekomen waren, blijkt uit de serie nabeschouwingen over het

congres van een aantal op de voorgrond tredende „militants", in deMouvement Socialiste van de volgende maanden opgenomen. Wij re-volutionairen, schrijft Pouget, aanvaarden hervormingen alleen als zijin zich sluiten „een vermindering van de kapitalistische voorrechten." 3 )Met de hem eigen simplistische argumentatie „bewijst" hij het gelijk derrevolutionairen aan de hand van de groei der C.G.T., sedert zij onderrevolutionaire leiding staat.') Grif fuelhes en anderen hoonen over demoeite en kosten, die de reformisten zich zouden hebben getroost in demaanden, die aan het congres voorafgingen, om daar de meerderheid tekrijgen. 6 ) Latapie doet weinig anders dan schelden op de reformisten,„die zich geregeld plegen op te houden in de antichambres der minis-ters." 6 ) Luquet stelt met vreugde vast, dat de vakbeweging nu voor

') Vgl. Lagardelle, Mouvement Socialiste 1-10-1905, bi. 256. _ 2) Louis, MouvementSyndical, t. a. p., bi. 270. — 3) Mouvement Socialiste, 1-11-1904, bi. 34. -- 4) Idem,bi. 37. — 5) Idem, bi. 78. -- 6) Idem, bi. 82.

132

Page 136: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

goed heeft afgerekend „met mutuellisme en sentimentaliteit." i) Keufervan zijn kant spreekt van een maandenlang voorbereide campagne tegende reformisten en de typografenfederatie in het bijzonder. 2 ) De meer-derheid op het congres bestond volgens hem grootendeels uit menschenzonder ondervinding in de vakstrijd, die, gedreven door een begrijpe-lijk ongeduld, zich lieten meesleepen door „de anarchisten, die, na devakbeweging bestreden te hebben, nu haar leiding in handen heb-ben. " 3 ) Hij waarschuwt, dat een scheuring dreigt. De laatste schrijveris Yvetot, in wiens verbeelding de reformisten een actie tot desorgani-satie der C.G.T. voeren; hij beschuldigt hen van „laaghartige en genie-pige kuiperijen." 4 )

Het was met een volkomen overschatten van eigen kracht, dat deC.G.T. op het congres van Bourges besloot, op 1 Mei 1906 voor allearbeiders eens en vooral de achturendag te veroveren. Wij hebben dewet tegen de particuliere bemiddelingsbureaux afgedwongen; dus kun

-nen wij met dezelfde strijdmiddelen de kapitalistische klasse nopen, onsde achturendag te geven. Door dit besluit werd de grootste actie in-geluid, die vóór 1914 door de C.G.T. op touw is gezet, een actie, die èndoor haar karakter, èn door haar mislukking typeerend is voor de syn-dicalistische methoden.Sedert het congres van 1886, 5 ) hadden alle vakvereenigingscongressenmet meer of minder nadruk de eisch van verkorting van de arbeidsduurgesteld; oorspronkelijk was daarbij slechts gedacht aan een wettelijkeregeling. In 1904, echter, achtte de C.G.T. zich in staat, de achturen-dag te verkrijgen buiten alle steun van politici of parlement, door directedruk op de werkgevers. Slechts drie van de vijftien leden der commis-sie, die te Bourges de acht-uren-resolutie opstelde, hadden zich nogvoor een wettelijke regeling uitgesproken. 6 )

Pouget had in een stelselmatige campagne de grondslag voor dit be-sluit gelegd. Sedert 1 Mei 1901 had hij telkenjare in het Meinummervan de Voix du Peuple een uitvoerige en enthusiaste beschrijving ge-geven van de Meibeweging voor de achturendag, in 1886 door de Ame-rikaansche Knights of Labour georganiseerd. Zoo waren te Bourges degeesten bereid om het voorstel, dat aan het initiatief van Pouget te dan

-ken was, te ontvangen. 7 ) Het plan, door Pouget met vuur onder ver-wijzing naar het Amerikaansche voorbeeld verdedigd, $) werd met

groote meerderheid in een stemming van opwinding aangenomen. Slechtseen enkele stem verhief zich ter waarschuwing, Keufer natuurlijk en ookGuérard. 9 ) Ook vele revolutionairen zouden weldra met schrik de volledraagwijdte van dit besluit overwegen. 10 ) Bij enkelen, waarschijnlijk,kwam de reactie op het enthusiasme reeds op het congres van Bourgeszelf, toen bleek, dat de meerderheid geen extra-contributie voor dezeactie wilde accepteeren, zoodat men zich tot een vrijwillige bijdragemoest bepalen.In de resolutie lezen wij: met als uitgangspunt de 1 Mei-viering van

1 ) Idem, bl. 87. -- 2) Vgl. Compte R., bi. 92 vlgd.: Voix du Peuple, 13-12-1903. --

3) Mouv. Soc., 1-11-1904, bi. 93 vlgd. -- 4) Idem, 1-2-1905, bi. 201 vlgd. -- 5) CompteR., Lyon, 1886, bl. 170 vlgd. — 6) Compte R., b]. 205. — 7) Men weet, dat ook hetinternationaal socialistisch congres van Parijs, 1889, de strijd voor de achturendagaan de eerste Mei verbonden heeft. 8) Compte R., bi. 215 vlgd. — 9) Idem, bi.208 vlgd. — 10) Thil, Revue Syndicaliste, September 1906, bi. 104.

Zelfover-schatting

Verkortingvan arbeidstijd

Het besluitvan Bourges

De bedoelingvan het besluit

133

Page 137: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

1905 zal een geweldige campagne van propaganda en voorlichting wor-den gevoerd, „opdat op de eerste Mei 1906 geen enkele arbeider er intoestemt, langer te werken dan acht uur per dag, noch voor een lagerloon dan het door de betrokken vakvereeniging vastgestelde minimum."En verder: „Op 1 Mei 1906 houden de arbeiders zelf op, langer danacht uur te werken." 1 ) Deze tekst is duidelijk en niet voor twee uit-leggingen vatbaar. Pouget en de zijnen hebben het later voorgesteld,alsof zij 1 Mei 1906 slechts hadden genoemd als „datum van actie"; deresolutie zou geen „imperatief' karakter hebben gehad. 2 ) Doch hetcongresverslag van Bourges laat geen twijfel toe: de groote meerder-heid der congressisten begreep het zoo, dat, met welk middel dan ook,op 1 Mei 1906 de achturendag zou worden afgedwongen. De door deC.G.T. kort na dit congres uitgegeven propaganda-brochure zegt: na1 Mei 1906 zullen, „zoodra het achtste arbeidsuur voleindigd is, allenhun werktuigen neergooien en geen enkele arbeider zal in de werkplaats,de fabriek, de winkel, blijven."

Pouget reti- Niet te ontkennen is, dat ook Pouget zeer spoedig het onmogelijke vanreert de oorspronkelijke opzet heeft ingezien. In Maart 1905 schrijft hij een

artikel in de Mouvement Socialiste, dat blijkbaar de terugtocht moet in-leiden. 3 ) De formule „verovering van de achturendag" moet niet „striktconcreet" worden uitgelegd. „De actie zal zóó zijn, dat aan de patroonszooveel mogelijk zal worden ontrukt, en, in overeenstemming met detoestanden in de verschillende streken en in de verschillende vakkenzal de pressie zich toespitsen op één of ander speciaal punt.... Zoo wor-den bij de arbeiders in de levensmiddelenbedrijven en de kappersbe-dienden alle krachten gericht op de verovering van de wekelijksche rust-dag." Deze bonden hadden n.l. aan de C.G.T. laten weten, dat voorhen het eischen van de achturendag onzinnig zou zijn en dat hun ledenhen dwongen, de wekelijksche rustdag in het middelpunt van hun actiete stellen. 4 )

De grootsche Zoo was dus de eenheid reeds gebroken al bleef de propaganda geheelcampagne en al op de achturendag gericht. Dat de campagne voor Frankrijk on-

gekend grootsch en goed georganiseerd was, moet worden toegegeven.De ledentallen der organisaties stegen snel; tallooze onverschilligenwerden wakker geschud. Het meerendeel der militants, ook al erkendenzij achteraf, in Bourges te haastig te zijn geweest, gevoelden het als„een eereplicht" de actie, waarvoor zij zelf mede verantwoordelijk wa-ren, zoo goed mogelijk te doen slagen. 5 ) Anderen, als de textielarbei-ders en, wat voor deze „algemeene staking" funest was, het spoorweg~personeel, verklaarden van te voren, niet te zullen meedoen.

Propaganda Onder groote groepen van Fransche arbeiders bestond tot 1904 wan-voor de acht- trouwen tegen de achturendag, omdat zij meenden, dat de verkorte ar-

urendag beidsdag per se tot loonsverlaging zou moeten leiden. Deze aarzelingschijnt door de grandiose campagne vrijwel te zijn overwonnen. e) Hel-der en knap was de voor deze gelegenheid geschreven brochure van

1) Compte R., bl. 207..— 2) Pouget, La C. G. T., bi. 58. — 3) 15-3-1905, bi. 375vlgd. Ten onrechte zegt Eckstein, inleiding Louis, bi. 17, dat de oorspronkelijke op-zet eerst na de nederlaag zou zijn opgegeven. — 4) Vgl. Louis II, bi. 65 en Luquet,Le repos hebdomadaire, Mouv. Soc., 15-6-1905, bi. 237 vlgd. --. 5) Thil, als boven. —°) Compte Rendu, Amiens, 1906, bl. 3; voorbeeld van deze bedenking bij de glasbla-zers, Mouv. Soc., 15-2-1906, bi. 208.

134

Page 138: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Niel; hij hield de arbeiders voor, dat verkorting van de arbeidstijd no-dig was, om de werkloosheid te verminderen; anderen, als de syndica-list Beaubois, betwijfelden dit; de werkloosheid zou volgens hem min-stens even groot blijven, maar de kortere arbeidsdag zou de werkgeversdwingen tot het invoeren van de noodige technische verbeteringen. 1 )

De agitatie bereikte, dat de Fransche arbeidersklasse in sterke gistinggeraakte; en, als natuurlijke reactie, de burgerij in onrust. Moet hier ge-dacht worden aan invloed van de Russische revolutie van 1905? Het isniet onwaarschijnlijk, hoewel ik er geen bepaalde aanwijzingen voor hebgevonden. Teekenend voor de zuigkracht van de beweging is, dat ookfederaties, wier reformistische besturen zich eerst aan de actie haddenwillen onttrekken, door drang uit de massa der leden zelf zich genooptzagen, mede te doen. Zoo de mécaniciens en de mijnwerkers. Bij delaatsten wel is waar bestond er voor de reeds op 10 Maart 1906 uitge-broken staking in de kolenbekkens in Noord-Frankrijk een speciale.tragische aanleiding. Ik bedoel de mijnramp van Courrières, die de ver-bittering der mijnwerkers tot het kookpunt bracht en hen in stakingdeed gaan voor eischen, waarover reeds maanden onderhandeld werd.De achturendag was daar niet bij, maar het verband met de niet strengop dit ééne punt gerichte campagne der C.G.T. is onmiskenbaar. 2 )

Een voorbeeldig gevoerde agitatie dus; voldoende organisatie echternog niet. Door het voorbeeld der mijnwerkers aangestoken, gaan beginApril andere groepen in staking, de brievenbestellers, de typografen,de diamantbewerkers, enz. 3 ) De besturen kunnen hun leden niet tegen

-houden; aan de beweging op 1 Mei zelf, die als één geweldige, afdoen~de stoot bedoeld was, werd zoo weer een deel van haar kracht ontno-men. Vooral de poststaking bracht de publieke opinie in opschudding;de boulevardpers hing dagelijks afschuwelijke tafereelen op van hetanarchistisch complot", dat het leven van staat en bourgeoisie zou be-

dreigen. Half April leidde de mijnwerkersstaking in Lens tot een stukjeburgeroorlog, waarbij het huis van een mijneigenaar werd verwoest. Deregeering-Sarrien, die aan de vooravond van de verkiezingen voor deKamer de publieke opinie dubbel moest ontzien, bereidde voor 1 Meischerpe onderdrukkingsmaatregelen voor. 4 )

In deze omstandigheden kwamen te Parijs de vertegenwoordigers van devakfederaties en Bourses bijeen om aan de vooravond van de groote slagkrijgsraad te houden. Het resultaat der besprekingen werd neergelegdin een resolutie, die de arbeiders opriep, hun eischen te stellen „ter ver

-korting van de werktijd, (er wordt niet gesproken van achturendag!),of voor een andere verbetering, die, gezien de speciale verhoudingen inhet bedrijf, gewenscht is, en deze aan de werkgevers te onderwerpen,waarop vóór 1 Mei antwoord moet worden gevraagd." De resolutielaat de syndicats dan de keus tusschen twee strijdmethoden: hetzij hetverlaten van het werk, als de achturendag vol is, hetzij algeheele sta-king, „die dan moet worden volgehouden, totdat volledige voldoeningzal zijn verkregen." Hoe is dit verstandige besluit, tegelijk soepel enkrachtig, tot stand gekomen en waarom hebben de beraadslagingen

1 ) Mouv. Soc., 15-4-1906, bl. 431 vlgd. — 2) Dumoulin, La Fédération des mineurs,Mouv. Soc., 15-10-1908, bl. 251 vlgd. — 3) Vgl. Louis, II, bl. 97. — 4) Voor de ge-heele beweging vooral de knappe overzichten van A. Thomas, Revue Synd., Mei 1906en vlgd.

Resultaten deragitatie

Fouten der or-ganisatie

Aarzeling kortvoor 1 Mei

1906

135

Page 139: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

daarover twee dagen geduurd? Het antwoord op deze vragen geeft eenartikel van Merrheim, in December 1909 in de Mouvement Socialisteverschenen, dat, als ik het wel heb, door geen der schrijvers over hetsyndicalisme bij de bespreking van de Mei-beweging van 1906 is ge-bruikt. i) Het blijkt, dat toen de groote meerderheid der militants angstheeft gekregen voor hun eigen moed, vooral nu steeds duidelijker hetvoornemen van werkgevers en regeering bleek, om de toegeworpenhandschoen op te nemen. Merrheim schrijft: Wij kwamen daar bijeenter bespreking van de eerste Mei na een grootsche actie van vijftienmaanden, die georganiseerden en ongeorganiseerden als geëlectriseerdhad. „De eerste Mei overheerschte al het andere in de gedachten der ar-beiders. Echter, zijn resultaten bleken de secretarissen der vakfederatiesonverschillig te laten. Diezelfde mannen, die de arbeiders vijftien maan-den lang het vertrouwen in en het besef der noodzakelijkheid van de be-weging op 1 Mei hadden ingegoten, zij geloofden er niet meer aan.... Zijdachten slechts aan middelen om van de verantwoordelijkheid af tekomen.... Daar zij zich lieten leiden door hun theorieën, hadden zij ge-meend, de achturendag onmiddellijk te kunnen verwerven. Nu voorvoe-lend, dat hij niet geheel werkelijkheid zou worden, deinsden zij terugvoor hun verantwoordelijkheid. Niet één van hen had begrepen, dat hetvoldoende was, uit deze vijftien maanden propaganda een maximumvan resultaat te halen.... Op dat oogenblik waren het volle gezag en allehandigheid van Griffuelhes en Pouget noodig om te voorkomen, datdoor deze conferentie een resolutie werd aangenomen, die de geheeleMeibeweging zou hebben afgelast." Het is geen vermetele gissing, alsmen hier naast Griffuelhes en Pouget ook Merrheim zelf noemt; hij iséén van de beste onder de syndicalistische militants, een man van ka-rakter, met verantwoordelijkheidsgevoel èn met moed. Zijn verhaal isongetwijfeld juist.

Regeerings- Aan de vooravond van de Iste Mei trok de regeering een groote troe-maatregelen penmacht om Parijs samen. In de gebouwen van de C.G.T. werd een

huiszoeking gedaan en Griffuelhes en Lévy, penningmeester der C.G.T.,werden gearresteerd, terwijl tevens huiszoekingen plaats hadden —hier spreekt de „voorbereiding" van de Kamerverkiezingen door hetlinksche ministerie — bij royalisten en bonapartisten, wat de suggestiemoest wekken, dat deze groepen mede in het „revolutionair complot"betrokken waren. De Parijsche burgerij leefde een paar dagen in grooteangst; de anti-syndicalistische Martin Saint-Léon schrijft over „deschrikbeelden, die de nadering van de lste Mei 1906 aan de minderheldhaftige deelen van de Parijsche aristocratie en bourgeoisie bezorg-de." 2 ) De revolutie, die in werkelijkheid niet gedreigd had ~ als eenrevolutionaire algemeene staking was deze actie door geen syndicalistbedoeld -- scheen nu door het manmoedig optreden van de ministervan Binnenlandsche Zaken, Clemenceau, voorkomen. Zijn partij bij deverkiezingen, hij zelf bij de daarop volgende kabinetsformatie, (Cle-menceau werd toen eerste minister), zouden van de Mei-beweging de

Toenadering vruchten oogsten. 3 ) Aan de andere kant had deze gang van zaken tentot de socialis- gevolge, dat alle deelen der zelfstandige arbeidersbeweging, reformis-tische partij

1) Aldaar, bl. 293. — ') t. a. p., bl. 726. — 3) Vgl., ook voor het volgende, Compte R.,Amiens, 1906, bl. 13 vlgd. en Pouget, Les résultats du Ier mai, Mouv. Soc., 15-7-1906.

136

Page 140: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ten en revolutionairen, C.G.T. en socialistische partij, zich aaneenslotentegenover de regeering, die zich, voor hun gevoel, zonder dat daar aan

-leiding voor was geweest, als verdedigster der werkgeversbelangen hadopgeworpen. Bij een interpellatie over het hardhandig militair optredenbij de mijnwerkersstaking in Noord-Frankrijk en over de arrestatie vanGriffuelhes c.s. kwam het tot de definitieve breuk tusschen Jaurès enClemenceau en daarmede tusschen de socialistische partij en de burger-lijke linkerzijde; een breuk, die niet slechts parlementair-politieke betee-kenis had, maar ook de grond legde voor de sedert 1906 langzaam dochgestadig voortgaande toenadering tusschen partij en vakbeweging. Indit geweldig stuk klassenstrijd, door Clemenceau ook op politiek terreinovergebracht, stelde de socialistische partij zich volledig, zonder te re-kenen met eventueele nadeelige gevolgen bij de naderende verkiezin-gen, aan de zijde der arbeiders en luidde daarmede de nieuwe periodein, waarin de fouten van de episode-Millerand zouden worden goed-gemaakt. 1 )

Was dus de eenheid der Mei-beweging, zoowel door gebrek aan disci- De materieelepline binnen de C.G.T., als door de regeeringsmaatregelen gebroken, resultaten

het aantal stakers op 1 Mei was nog aanzienlijk. De statistiek van hetOffice du Travail geeft voor 1906 op 9.438.594 staakdagen tegen2.746.684 in 1905 en 3.562.220 in 1907. De metaalbewerkers, bouwvak-arbeiders en meubelmakers gingen vooraan. 2 ) Van de 14.000 leden,die de metaalbewerkersbond over het geheele land telde, staakten er13.000; vooral op het gebied van werktijdverkorting en de vrije Zater-dagmiddag bereikten zij resultaat; elders werden zij verslagen en moes-ten een ledenverlies boeken, dat na jaren nog niet zou zijn hersteld. 3 )

De bouwvakarbeiders behaalden hier en daar loonsverhoogingen en devrije Zaterdagmiddag; de Parijsche metselaars, daarentegen, leden nade strijd 42 dagen te hebben volgehouden een volkomen nederlaag. 4 )

Voor de bouwvakorganisaties in het algemeen beteekende de Mei-beweging het begin van een periode van groote bloei. Ernstig was de

nederlaag van de Parijsche meubelmakers; na een staking van wekenmoesten zij weer aan het werk gaan op voorwaarden, die aanmerkelijkslechter waren dan de vroegere. 5 ) De militants werden ontslagen, desyndicats vielen uit elkaar. De mijnwerkersstaking, die tot na 1 Meivoortduurde, eindigde met een belangrijke loonsverhooging. e) De hout-hakkers, die een half jaar tevoren besloten hadden, aan de actie deel tenemen, slaagden er niet in, hun leden tot staken te bewegen. 7 ) De wa-genmakers bekwam de gehoorzaamheid aan het parool van Bourgeseven slecht als de meubelmakers. $) De mécaniciens, die, zooals gezegd,tegen de wensch van hun bestuur zich bij de staking aansloten, eischteneen 54-urige werkweek. Enkele werkgevers gaven na een paar dagentoe, maar in de meeste fabrieken verliep de staking om te eindigen met

1) Vgl. Seignobos, Lavisse, deel VIII, bl. 253. -- 2) Nabetrachtingen op congres Amiens,Compte R., bl. 102 vlgd.; Pouget, La C. G. T., bl. 60 vlgd. — 3) R. Lenoir, La Fédé-ration des mouleurs, Mouv. Soc., 15-9-1908, bi. 165. -- 4) Picard, La Maconnerie pa-risienne, Mouv. Soc., 15-7-1908, bl. 70. — 5) Arbogast en Mutschler, Revue Syndi-caliste, Augustus 1906, bi. 80 vlgd. en December 1906, bl. 226 vlgd. — 6) A. Thomas,maandelijksch overzicht, Revue Syndicaliste, Augustus 1906, bl. 91 vlgd. — 7) Mouv.Soc., 15-1-1906, bi. 74 en 15-11-1906, bl. 276.—s) Revue Syndicaliste, Juni 1906. --

137

Page 141: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

de nederlaag en het ontslag der militants. 1 ) Nog een jaar later zoudende mécaniciens zich loonsverlagingen moeten laten welgevallen, tengevolge van de verzwakking hunner organisaties in deze weken. 2 )

De typografen traden los van de algemeene actie op, daarbij toch ge-bruik makend van de heerschende gisting. Zij eischten de negenuren-dag, die zij in 150 steden veroverden. In de meeste gevallen was dedreiging met staking voldoende; waar dat niet ging bewezen deze re-formisten, dat zij, als het moest, voor de strijd niet terugdeinsden endeze, dank zij hun hechte organisatie, ook wisten te winnen. 3 ) De li-thografen, die op samenwerking met de typografen waren aangewezen,doch in tegenstelling tot dezen revolutionair waren, volgden de revolu-tionaire leiding en eischten de achturendag; zij werden na een langdu-rige staking geheel verslagen en mochten blij zijn, in verschillende be-drijven, dank zij de actie der typografen, de negenurendag te verwer-ven. )

De staking in Ook in de provincie sleepte de beweging vele arbeiders mede. Als voor-Hennebont beeld geef ik een beschrijving van de metaalbewerkersstaking in Hen-

nebont, omdat daarover een knap, samenvattend artikel van Merrheimter beschikking staat. 5 ) In deze plaats was, ondanks een gewonnenstaking in 1903, het gemiddeld dagloon van een metaalbewerker niethooger dan 2 fr. 50 per dag. Oorspronkelijk schenen zij van 1 Mei 1906te zullen gebruik maken, om een niet boven het bereikbare liggendewerktijdverkorting en loonsverhooging te eischen. Plotseling echterwerden ondanks het dringend afraden van het hoofdbestuur op insti-gatie van de plaatselijke leider de eischen tot het onmogelijke opgedre-ven. (Merrheim vermoedt hier verraad, daar die leider bij de aanvangvan de staking door de directie tot onderbaas werd gepromoveerd.) Dewerkgever, tevens burgemeester, vroeg en verkreeg militaire bezetting;tegenover 1800 stakers stonden 3000 soldaten. De verbittering onderde arbeiders was zeer groot; in de nachten werd een ware guerillaoor-log gevoerd. Merrheim, (hij noemt zichzelf ongeveer niet, maar ik leiddit uit het artikel af,) wist eerst te Parijs gedaan te krijgen, dat dewerkgever als burgemeester werd geschorst en de bezetting vermin-derd; toen restte de niet minder moeilijke taak, de arbeiders tot matiginghunner eens gestelde eischen te brengen en een compromis voor te be-reiden. De ondersteuning der stakers bestond slechts in brood en eensper dag een warme maaltijd voor het gezin; toch wilden zij vooreerst vangeen toegeven weten. Ook de directie van de fabriek blijft onverzette-lijk. Dan komen er, na drie maanden ontberingen, enkele onderkrui-pers; vooreerst brengt dit slechts een verscherping van de toestand; hunhuizen worden 's nachts in brand gestoken; de bezetting weer uitge-breid. Doch tevens beginnen de arbeiders nu in te zien, dat zij water inhun wijn zullen moeten doen. En dan weet Merrheim, die als hun ge-volmachtigde bij de door de prefect geleide onderhandelingen optreedt,

1) Les gréves de la mécanique, idem, Juni 1906, bl. 27 vlgd. — z) Mededeeling van A.Loyau, idem, Aug. 1907, bl. 81, — ') Uitvoerig artikel van Keufer, idem, Aug. 1906,bl. 83 vlgd; Compte R., Amiens, bl. 93 vlgd.: vgl. het protesteerend artikel van derevolutionair Villeval, Mouv. Soc., 1-12-1905, bl. 491 vlgd. — 4) Hierover Thil, Re-vue Syndicaliste, Sept. 1906, bl. 104 vlgd. — 5) A. Merrheim, La grève d'Hennebont;Mouv. Soc., 15-11-1906, bl. 193 vlgd. en 15-12-1906, bl. 348 vlgd. Hennebont ligt inBretagne, departement Morbihan.

138

Page 142: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ondanks de verzwakte positie der stakers, van de werkgever belang-rijke concessies los te krijgen. 10 Augustus wordt de staking opgehe-ven; enkele dagen later, als de arbeiders, waarschijnlijk ten onrechte,het gevoel hebben, dat de directie de toezeggingen niet zal nakomen,besluiten zij per referendum, de staking opnieuw te beginnen. Doch nutoont de syndicalist Merrheim, dat een enkele maal zijn verantwoorde-lijkheidsgevoel boven zijn syndicalistische eerbied voor de spontanestrijdlust der arbeiders gaat: hij weigert het per referendum genomenbesluit uit te voeren en nadat hij enkele dagen de ergste beschuldigin-gen van verraad enz. heeft moeten hooren, is het resultaat, dat de di-rectie de overeenkomst volledig uitvoert en de arbeiders eendrachtig enmet een versterkt syndicat uit de strijd komen.Uit dit ééne geval kan men het karakter van de door syndicalisten ge-leide stakingen in het algemeen leeren kennen: het gewelddadig karak-ter, van beide kanten; de onmogelijkheid, van te voren een strijdkas tevormen, zoodat de te verleenen steun uiterst gering moet zijn, maar dan,als de strijd eens begonnen is, moedig volhouden van de stakers, on-danks die geringe steun; als zij maar eens, waardoor dan ook, worden„meegesleept", kunnen de Fransche arbeiders veel; ook de syndicalisti-sche militants zijn vaak bezonnen genoeg en versmaden niet het com-promis; in één opzicht is deze staking een uitzonderingsgeval: niet elkefederatie heeft een secretaris als Merrheim!Wat was nu het resultaat van de Meibeweging van 1906 over de ge

-heele linie? De syndicalisten beschouwden haar als geslaagd; 1 ) nietalleen verkondigden zij dat op het oogenblik zelf; zij zouden het blijvenvolhouden. 2 ) Zij wezen vooral op de moreele resultaten: de achturen

-eisch zou niet meer worden losgelaten; de klassenstrijd was voor de ar-beiders meer dan ooit werkelijkheid geworden; meer dan alle materieeleverbeteringen was voor hen de strijd zelf waard; een prachtige „gym-nastiek". 3 ) Was de voldoening onder de syndicalistische militantswerkelijk zoo groot? Merrheim vertelt in het bovengenoemde artikel vanDecember 1909, dat na 1 Mei 1906 de overheerschende gedachte was:zoo iets nooit meer. 4)

Anders de reformisten; zoo Thomas, die bovendien deze les uit het ge-beurde trekt: een volgend maal moeten wij meer aandacht aan de pu-blieke opinie besteden en niet, zooals nu geschied is, deze door overdre-ven revolutionaire taal onnoodig opschrikken. 6 ) Keufer is veel feller,wijst met trots op de resultaten, die de typografen met hun meer be-zonnen taktiek hebben behaald en noemt het geheel een „verspilling vanproletarische strijdkracht." 6 ) Later schreef hij: er zijn in 1906 in deC.G.T. gaten geslagen, die nooit meer zijn aangevuld. 7 ) Bovendienzette de regeering haar scherpe, waar mogelijk onderdrukkende, taktiekin de volgende jaren voort, waarmee zij de C.G.T. wezenlijk nadeel zoutoebrengen.Een onmiddellijk practisch resultaat van de actie was de goedkeuringdoor het parlement van de wet op de wekelijksche rustdag; jarenlanghad ook ditmaal de Senaat met behandeling gewacht; nu kwam de wet

3 ) Bijv. de genoemde artikelen van Pouget; Compte R., Amiens, bI. 2, enz. — 2) Bijv.Bataille Syndicaliste, 1-5-1911 ; Jouhaux, t. a. p., bl. 138. -- ') Pouget, La C. G. T.,bl. 59. — 1) t. a. p., bl. 294. --- 5) Revue Syndicaliste, Mei 1906, bl. 13. — ") Idem,Juni 1906, bl. 53 vlgd. — ') Mouv. Soc., April 1910, blz. 268.

De syndicalis-ten als leiders

De overwin-ning geprocla-

meerd

Reformistischekritiek

De wekelijk-sche rustdag

139

Page 143: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

in enkele weken tot stand. 1) Hiermee was althans één van de eischen,op 1 Mei gesteld, ingewilligd, al zouden de arbeiders nog door mani-festaties enz. de noodige pressie op de overheid moeten uitoefenen, omde wet ook werkelijk uitgevoerd te krijgen. 2 )

De financie- Het gebrek aan geld was één van de oorzaken van de organisatorischering der actie zwakheid dezer actie. Het klinkt ongelooflijk, als Pouget mededeelt, dat

de C.G.T. in het geheel voor de Meibeweging 22.000 francs besteed-de; 3 ) de typograf en, die grootendeels zonder staking tot het gewensch-te resultaat kwamen, gaven voor de actie in hun vak alleen bij deze ge-legenheid 500.000 francs uit. 4 ) Zij waren de eenige federatie, die haarleden na Bourges had weten te bewegen tot een extra contributie van10 centimes per week. Eén van de gevolgen van de Meibeweging van1906 was, dat steeds meer revolutionairen de noodzakelijkheid vanhooger contributies gingen erkennen.

Toch: een mis- Was er dus wel één en ander bereikt, zoowel aan materieele verbete-lukking ringen, als aan verbreiding van een revolutionaire mentaliteit, als laat-

ste manoeuvre voor de revolutionaire algemeene staking moet de Mei-beweging van 1906 als mislukt worden beschouwd. Vóór 1914 heeftde heerschende klasse zich nooit zoo door de C.G.T. bedreigd gevoeldals aan de vooravond van deze eerste Mei. Doch daar vooral ligt demislukking; wat er na de zeer groote woorden der syndicalisten ge-beurde, viel nogal mee. De C.G.T. veroverde de achturendag niet enlegde zich daar onder protest bij neer. En wat voor de tegenstanderseen opluchting beteekende, moest, bij nadere overweging, bij de aan-hangers een zekere katterigheid en toenemend wantrouwen tegen deleiding en de gevolgde methoden opwekken.De jaren tusschen Bourges en Amiens vormen een periode van ver-dere groei en toenemend krachtsbesef van de C.G.T. De revolutionaireleiders gevoelen zich volkomen zeker van zichzelf en van de juist-heid van hun tactisch standpunt; hetzelfde geldt voor hun intellectu-eele geestverwanten van de Mouvement Socialiste. Er is nog geenspoor van aarzeling te bekennen, als enkele maanden na de groote Mei-beweging het congres van Amiens bijeenkomt. 5 ) Al ontbreekt er inorganisatorisch opzicht nog heel wat aan de C.G.T. — vele besluitenblijven onuitgevoerd; de contributies komen als altijd slecht binnentoch is zij in de handen van de bekwame secretaris Griffuelhes eeneenheid en een macht, die de tegenstanders ontzag inboezemt.

Het congres De gevolgen van de Meibeweging konden nog niet worden overzien envan Amiens zoo bood de revolutionaire taktiek de reformisten weinig punten van

1906 aanval. Amiens werd, zooals Thomas erkende, een groote overwinningvoor de revolutionairen. s) Dit was mede te danken aan het vraagstuk,dat door de reformist Renard aan de orde werd gesteld, en dat in hetmiddelpunt van het congres kwam te staan: de verhouding tot de poli-tieke partij. Daar de groote meerderheid der reformisten in dezen dich-ter bij de revolutionairen dan bij Renard stond, konden de revolutionai-

1) Vgl. Louis II, bl. 13. — 2) Revue Syndicaliste, januari 1907, bl. 247; Compte R.,Marseille, 1908, bl. 15. 3) Mouv. Soc., 15-7-1906, bl. 274. — *) Revue Syndica-liste, September 1906, bl. 115. — 5) Compte R., 9e congres de la C. G. T., Amiens1906: Gedenkboek C. G. T., bl. 96 vlgd.; Pouget, le congres d'Amiens, Mouv. Soc.,15-1-1907, bl. 27 vigd. -- 6) A. Thomas, Notre tache, Revue Syndicaliste, November1906, bl. 200.

140

Page 144: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ren een verpletterende zege behalen, die ook in het algemeen hun gezagmoest versterken.Het standpunt van de consequente syndicalisten ten aanzien van de Dereformistensocialistische partij (en) is op bl. 94 vlgd. ontleed. Hier een enkel woord en de politiek

over de denkbeelden van de groote meerderheid der reformisten, die in-derdaad „politiek-neutraal" wilden zijn en zich daarom verzetten tegende voorstelling, alsof de C.G.T. de „partij van de Arbeid" zou zijn ofmoeten worden. Zij verzetten zich, gesteund door een steeds grooteraantal revolutionairen (Niel!) , tegen wat zij de „anarchistische" be-strijding van parlementarisme en staat noemden. Zoo Guérard, de lei-der van het spoorwegpersoneel, die reeds in 1896 waarschuwde tegende verdeeldheid brengende politiek en tegelijkertijd verklaarde, zelfwel politiek te zijn georganiseerd. 1 ) In 1901 schreef hij in de Voix duPeuple: „zich buiten de politiek houden wil niet zeggen, de politiekeactie bestrijden. " 2 ) En later: „Ik meen, dat wij, overeenkomend, depolitiek buiten de syndicats te houden, niet de anarchisten alleen hetprivilege kunnen toestaan, daar hun „politieke" opvattingen te propa-geeren." 3)

Principieel neutraal is ook Keufer en met hem de geheele typografen-federatie. Hij noemt zich „collectiviste" en is voorstander van sociali-satie, doch is niet bij de socialistische partij aangesloten. 4 ) Op de eersteC.G.T.-congressen is hij één van de vurigste verdedigers van het sta-tutair verbod van samenwerking met politieke partijen; 5 ) natuurlijkis zijn argumentatie niet anti-parlementair, doch beroept hij zich slechtsop het gevaar van verdeeldheid. Hij verzet zich steeds tegen de anti-militaristische actie der C.G.T., die volgens hem evenzeer een politiekkarakter heeft. Hij wenscht de politiek op het tweede plan te houden,doch, waar het mogelijk is, wel degelijk van de steun van socialistischeraads- en Kamerfracties gebruik te maken. e )Tot deze groep behoort op den duur ook de oud-anarchist Niel. 7 )

Steeds scherper stelt hij zich tegenover de anarchistische neigingender C.G.T.- leiding en hij accepteert voor deze campagne zelfs de gast-vrijheid van het partijorgaan, de Humanité. s ) Hij spoort dan de arbei-ders aan, buiten de syndicats aan de politieke strijd deel te nemen, daarde vakactie alleen volgens hem niet voldoende is.De geestelijke leider van deze richting is Albert Thomas. Soms schijnt Opvatting vanhij, hoewel al jaren actief partijlid, niet ver van de syndicalistische Albert Tho-

opvattingen af te staan. De naam van de Revue Syndicaliste toelichtend mas

schrijft hij: voor ons is „de vakactie de voornaamste, de essentieeleactie der arbeidersklasse, omdat wij, zonder anti-parlementair te zijn,meenen, dat iedere andere vorm van proletarische strijd, ook de poli

-tieke, ondergeschikt moet zijn aan de vakbeweging, waar de funda-menteele klassentegenstelling zich het duidelijkst openbaart." 9 ) Ver-gelijkt men echter zijn zakelijke, kameraadschappelijke toon tegenoverde politieke leiders met de hatelijkheden en insinuaties van Yvetot,

1 ) Compte R., Tours, 1896, C. G. T., bi. 62. -- 2) 10-3-1901. -- ') Idem, 3-8-1902. —4) A. Keufer, l'Education syndicale, 1910, bi. 14. — 5) Compte R., Limoges, 1895, bi. 54;Jouhaux, t. a. p., bi. 94. -- 6) i'Education syndicale, bi. 7; Voix du Peuple, 9-8-1903;Revue Syndicaliste, 1-7-1908, bi. 64 vlgd. — 7) Vgl. zijn anti-parlementaire uitlating,Voix du Peuple, 16-12-1900. -- e) Humanité, 29-10-1908. -- 9) Revue Syndicaliste, Mei1907. bi. 27; Vgl. idem, October 1907, bi. 130.

141

Page 145: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Griffuelhes enz., dan blijkt duidelijk, dat hier twee scherp gescheidengedachtenwerelden tegenover elkaar staan. Hij erkent, dat het bestaanvan een krachtige socialistische partij afhankelijk is van een krachtigevakbeweging; 1 ) hij schrijft: „Het syndicat schijnt mij het beste orgaanvoor de vorming van het proletariaat,.... omdat het aan de arbeiders-klasse nieuwe zeden schenkt en haar van binnen uit hervormt;" 2 ) ( eenmerkwaardige toenadering tot het syndicalistische standpunt). Aan deandere kant verdedigt hij het goed recht der partijsocialisten om zichook in de syndicats tegen de daar gevoerde anti-parlementaire propa-ganda te verdedigen en bestrijdt hij fel de opvatting, dat de C.G.T. eenafzonderlijke „partij van de Arbeid" zou zijn. Zijn partijgenooten waar-schuwt hij, de toenadering tot de C.G.T. niet te forceeren. 3 )

De toestand in Zoo verstandig was Renard niet, waardoor hij de door hem verdedigdede Nord zaak dezer toenadering te Amiens een ernstige klap bezorgde. In het

departement du Nord, het centrum der textielindustrie, bestond eennauwe en vruchtbare samenwerking tusschen partij, vakbeweging ensocialistische coöperaties. 4 ) Typeerend is, dat de textielarbeiders-orga-nisaties vooral gegroeid waren in de strijd voor naleving van de ar-beidswet van Millerand. 5 ) De syndicats ondervonden bij hun actiewaardevolle steun van socialistische Kamerleden en gemeentebestu-ren. Toen Renard echter dezelfde taktiek in het textielgebied in de Vo-gezen trachtte in te voeren, leidde dit tot ondergang der syndicats, daarde arbeiders weigerden, in de verkiezingsstrijd de in politiek opzicht ra-dicale fabrikanten, hun directe tegenstanders, te steunen. e)

De motie- Op grond van hun gunstige ondervindingen vatten nu de textielarbeidersRenard het vermetele plan op, te Amiens de geheele C.G.T. tot een formeel

bondgenootschap met de socialistische partij te brengen. Zij kondeneen zeer reëel nieuw argument in het geding brengen: in 1905 was deeenheid in het Fransche socialisme hersteld; het oude argument, datcontact met de socialistische beweging een oorzaak van verdeeldheidzou zijn, had hiermee aan kracht verloren. De ontwerp-resolutie, doorde textielarbeidersfederatie in een voorafgaand congres vastgesteld endoor Renard te Amiens ingediend, ging uit van het belang der socialewetgeving ter versterking van de positie der arbeidersklasse in de klas-senstrijd; de arbeiders, vervolgde het ontwerp, hebben er dus belangbij, voorstanders van sociale wetgeving in de wetgevende lichamen tebrengen; die voorstanders vinden zij in de socialistische partij, waarmeede C.G.T. hiervoor moet samenwerken. Het slot van het ontwerp luid-de: „Het C.G.T.-bestuur wordt uitgenoodigd, zich, zoo dikwijls de om-standigheden dat vereischen, te verstaan met de leiding der socialisti-sche partij, ..... om de voornaamste hervormingen, die de arbeidersklasseeischt, tot stand te doen komen." 7 ) In een niet zeer handig artikel, aande vooravond van het congres verschenen, lichtte Renard zijn voorsteltoe. 8 ) Behalve ontelbare uitvallen tegen de revolutionairen lezen wij

1 ) Idem, Sept. 1906, bi. 126 vlgd. — 2) Idem, November 1906, bi. 201. — 3) Idem,Sept. 1907, bl. 100 vlgd. en October 1907, bi. 123 vlgd. -- 4) Vgl. Artikel van G.Fréville over de situatie in Lille en omgeving, Revue Syndicaliste, Maart 1908, bi.256 vlgd. — 5) Vgl. Paul Louis, Das französische Gewerkschaftswesen, Neue Zeit,1905--1906, I, bi. 247. — e) G. Airelle, Le mouvement ouvrier dans les Vosges, Mou-vement Soc., 15-3-1906, bi. 342 en Griffuelhes, Voyage révolutionnaire, bi. 18. —7) Compte R., Amiens, 1906, bl. 136. ~ 8) Revue Syndicaliste, October 1906, bi. 148 vlgd.

142

Page 146: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

daar: de vakbond spant zich alleen in voor directe verbeteringen —voor de strijd tegen het kapitalistisch stelsel is de socialistische partijaangewezen. Wij moeten de staatsmacht veroveren, om „de omvormingvan privaatbezit in gemeenschapsbezit" te kunnen bewerkstelligen.Het is vaak voorgesteld, alsof het anti-politiek resultaat van Amiens de De oude toe-uiting was van een nieuwe strooming in de C.G.T. Ten onrechte; om de stand gehand-debatten te begrijpen, moet men er van uitgaan, dat de regel, zich af- haafd

zijdig te houden van de politiek, reeds jarenlang door de militants ge-huldigd werd. Griffuelhes schrijft: ik deed te Amiens niet anders, dande statu quo verdedigen. 1 ) Aanvaarding van Renard's voorstel had be-teekend het radicaal breken met een taktiek, waarbij de C.G.T. voor

-loopig zeer wel gevaren was.De congresrede van Renard was weer vooral een aanval op de revolutio- De debattennaire leiding. Wij, socialisten, mogen niet aan politiek doen. „Maar gij,wat doet gij, als gij tot de anti-kapitalistische algemeene staking be-sluit? Respecteert gij dan de opvattingen van de radicaal? Evenminhoudt gij rekening met een nationalistische overtuiging, als gij uw anti-patriottische en anti-militaristische actie voert." 2 ) Dan wees hij op deEngelsche vakbeweging, die ook door de omstandigheden gedwongenwas, zich in politieke banen te begeven. Keufer verdedigde de neutrali-teit en wees daarom de resolutie-Renard af, doch zijn rede was éénaanval op de revolutionairen, die volgens hem de neutraliteit steedsweer schonden. 3 ) Bij Broutchoux en Bousquet hoort men de conse-quent-syndicalistische toon: de C.G.T. is de ware „partij van de Ar-beid" en op haar alleen moeten de arbeiders ook voor hun politiekeactie vertrouwen. 4 ) Eveneens bij Latapie: men stelt het hier ten on-rechte voor, alsof het een conflict tusschen socialisme en anarchisme is;„het syndicalisme is een nieuwe sociale theorie..., onafhankelijk zoowelvan het socialisme als van het anarchisme." 5 )

De rede, waarin Niel een tusschenstandpunt verdedigde, was als altijd Nielknap en overtuigend. s ) Hij bestreed zoowel het hatelijk antiparlemen-tarisme van een deel der militants, als het voorstel van Renard. „Alsmen een bondgenootschap met de socialistische partij aangaat betee-kent dat of een onmiddellijke scheuring, of het provoceeren van deanarchisten tot een dan gerechtvaardigde anarchistische propaganda inde syndicats.....Wat zouden de socialisten er van zeggen, als hier eenofficieel bondgenootschap met de anarchisten werd voorgesteld?.... (in-terruptie van Coupat: dat bestaat reeds feitelijk!) .... (Niel:) Als dat be-staat, betreur ik het, en ik zal al mijn krachten geven om aan die toestandeen einde te maken."Als laatste spreker kwam Griffuelhes aan het woord. 7 ) Zijn rede was Griffuelheseen meesterstuk van congrestaktiek. Na het ongeëvenaard vinnig woord-gevecht tusschen de felle antiparlementairen en de politiek-neutrale re-formisten, wist hij deze twee groepen te vereenigen op een resolutie, diemet 830 tegen 8 stemmen boven die van Renard werd verkozen. Zijn be-langrijkste argument was een beroep op het verleden: wie kan ontken-nen, vroeg hij, dat de C.G.T. eerst krachtig is geworden, nadat zij zich

1) l'Action syndicaliste, bl. 48..- Z) Compte R., bl. 135. Vgl. voor het volgende,Louis II, bl. 81 vlgd. -- 3) Compte R., bl. 154; zelfde geluid bij Coupat, bl. 163 vlgd. —4) Idem, bl. 141 vlgd. — 5) Vgl. de bundel Syndicalisme et Socialisme, bl. 62. - -') CompteR. bl. 143 vlgd. -- 7) Idem, bl. 166 vlgd.

143

Page 147: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

in de periode-Millerand van alle contact met partijen en overheid hadbevrijd? Strikte autonomie is de eerste levensvoorwaarde voor deC.G.T. 1 )

De .,charte' Deze resolutie van Griffuelhes is de befaamde „charte d'Amiens". Zijvan Amiens bevestigt artikel 2 der statuten: „De C.G.T. vereenigt, los van elke po-

litieke school, alle arbeiders, die strijd voeren voor de vernietiging derloonverhouding." In de dagelijksche vakstrijd streeft de C.G.T. naar„verhooging van het levenspeil der arbeiders door het verwerven vanonmiddellijke verbeteringen, vermindering van de werktijd, verhoogingvan de loonen, enz."; tegelijkertijd strijdt de vakbeweging voor ophef-fing van het kapitalistisch stelsel. Alle arbeiders, „van welke politiekeof philosophische overtuiging of richting ook," hooren thuis in de vak-beweging. De C.G.T. laat haar leden vrij om buiten de vakbewegingdeel te nemen aan andere acties, doch noodigt hen uit, „de opvattingen,die zij daarbuiten aanhangen, niet in het syndicat te brengen." De vak-organisaties hebben zich niet te bemoeien met „partijen en sectes, diebuiten haar en naast haar hun actie voor maatschappelijke veranderin-gen in alle vrijheid kunnen voeren." 2 )

Haar beteeke- Teveel heeft men in deze resolutie alleen gezien de afwijzing van de sa-nis menwerking met de socialistische partij. Natuurlijk juichen de revolu-

tionairen over „hun" overwinning en Pouget stelt het in zijn nabeschou-wing over het congres voor, alsof hij nooit iets anders gewild heeft, danwat in de resolutie wordt uitgesproken. 3 ) Hij verzwijgt, dat er in de reso-lutie geen sprake is van antiparlementarisme; dat Griffuelhes, (waar-schijnlijk om tactische redenen) elk woord heeft vermeden, dat voet kongeven aan de pretentie, dat de C.G.T. de eigenlijke „partij van de ar-beid" was; dat het voeren van politieke actie buiten de syndicats na-drukkelijk wordt vrijgelaten. De charte van Amiens is neutraal, nietanti-politiek, en de eigenlijke overwinnaars zijn niet Pouget, Latapie,Bousquet c.s., al heeft men dit, ten gevolge van de omstandigheden,waaronder de resolutie tot stand kwam, vrijwel algemeen gemeend. Detekst van de resolutie, echter, nadert het dichtst tot het standpunt vanNiel, Thomas, Keufer, c.s., en Thomas, te voorzichtig om zijn verzoe-ningswerk door triomfgejuich in de waagschaal te stellen, laat dat on-middellijk na Amiens reeds fijntjes voelen. 4 ) Geen militant heeft hetna 1906 gewaagd, de charte van Amiens te verloochenen. Dat was mo-gelijk, omdat de charte ruimte liet voor de voorzichtige, officieuse toe-nadering tot de socialistische partij, die wij in de laatste jaren voor dewereldoorlog zullen constateeren.

De afkeer van Dat de verhouding tusschen socialistische partij en vakbeweging in Frank-het politiek re- rijk zooveel koeler was dan in de andere kapitalistische landen, was medeformisme

de schuld van het politiek socialisme zelf. In de eerste plaats moet hierbijnatuurlijk gedacht worden aan de socialistische verdeeldheid. Maar erwaren andere oorzaken, die ten gevolge hadden, dat na het herstel derpartijeenheid in 1905 het wantrouwen jegens de politiek -- tot eensyndicalistisch leerstuk geworden — maar niet in eens kon worden over-

') Vgl. Griffuelhes, 1'Action syndicaliste, bl. 49. -- 2) Compte R., bl. 170-171. —3) Mouv. Soc., 15-1-1907, bl. 24 vlgd. ~ 4) Revue Syndicaliste, November 1906,bi. 199.

144

Page 148: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

wonnen. 1 ) Van even groote beteekenis was de uiterst reformistischetaktiek der Fransche partij, die zich, om parlementaire redenen, telkensweer liet verleiden tot een houding, die voor het gros der arbeiders on-begrijpelijk moest zijn. Ik bedoel hiermede niet in de eerste plaats de deel-name aan de regeering; Millerand's ministerschap is het eenige geval ge-weest, waarvoor de partij verantwoordelijk kon worden gesteld; Briandverliet de partij, toen hij in Maart 1906 een portefeuille in het ministe-rie-Sarrien aanvaardde; 2 ) Viviani. die met Briand deel uitmaakte vanhet tegen de C.G.T. scherp optredende ministerie -Clemenceau, (najaar1906 tot zomer 1909) , 3 ) was reeds bij het tot stand komen van de een-heid in 1905 uitgetreden; wel trachtten enkele syndicalisten het optre-den van deze „regeering der renegaten" tegen het politiek socialisme inhet algemeen uit te buiten. ¢) Meer kwaad heeft gedaan de trouwesteun, door de socialistische Kamerleden aan het ministerie-Combesverleend. (Zomer 1902 tot Januari 1905.) 6 ) Zooals eens, om redenenvan hoogere politiek, Waldeck Rousseau gesteund was bij de interpel-latie over het zenden van troepen tegen de stakende mijnwerkers inMontceau-les~Mines, 6) zoo werd onder gelijke omstandigheden Com~bes gesteund bij de Kamerdebatten over het militair optreden tegen destakende landarbeiders in de Midi, 7 ) zoo stemde zelfs, omdat zij depositie der regeering bedreigd achtten, een aantal socialisten voor Com-bes bij de interpellatie over de gewelddadige sluiting van de ParijscheBourse du Travail. En de antiparlementaire militants verzuimden niet,deze gebeurtenissen .— ik gaf slechts enkele voorbeelden uit een ge

-heele reeks — uit te buiten.De syndicalisten redeneerden: wij houden ons buiten de politiek; numoeten de politici zich ook buiten onze zaken houden. 8 ) Graag zoudenzij een einde hebben gemaakt aan de gewoonte, dat bij een belangrijkestaking onmiddellijk één of meer socialistische Kamerleden zich naarhet terrein van de strijd begaven. 9 ) Doch de stakers konden deze in-vloedrijke hulp, vaak ook bemiddeling, te goed gebruiken. Talrijk warende conflicten met de Petite République, omstreeks 1900 het voornaam~ste orgaan van het socialisme, die zich het recht, om te zijner tijd beslui-ten en daden der C.G.T. te kritiseeren, niet liet ontzeggen. 10)

In de hereenigde socialistische partij bestond over de tegenover de Het standpuntC.G.T. aan te nemen houding geen eenstemmigheid. De vroegere guesdis- der partij

ten handhaafden hun oude theorie, dat de vakbeweging aan de politiekepartij ondergeschikt behoorde te zijn ") Daartegenover stond een groeponder leiding van Jaurès en Vaillant, die bereid was aan de aansprakenop zelfstandigheid van de C.G.T. tegemoet te komen en ook op andere

') Vgl. J. Steiner, Neue Zeit, 1914--1915, I, bl. 329. Onbegrijpelijk is de opvatting vanLouis, Neue Zeit, 1905-1906, I, bl. 250, dat door het herstel der partijeenheid de klooftusschen partij en C. G. T. zou zijn verdiept. ~ 2) Seignobos, Lavisse, deel VIII,t. a. p., bl. 247. -- 3) Idem bl. 253. — 4) O.a. Compte R., Marseille, 1908, bl. 6; Mouv.Soc., 15-3-1909, bl. 163. — 5) Seignobos, t. a. p., bl. 226 vlgd. De groep-Jaurès wasofficieel in de „delegation des Bauches" vertegenwoordigd; de groep-Guesde steundeofficieus, maar niet minder consequent. -- 6) De verontwaardiging daarover, Voix duPeuple, 3-2-1901. — 7) Mouv. Soc. 15-11-1904, bl. 191. -- 8) Zoo Besset, Compte R.,Montpellier, 1902, bl. 90. -- °) Pouget, Mouv. Soc., 1-12-1901, bl. 672; Griffuelhes,Voyage Révolutionnaire, bl. 8. — 10) Voix du Peuple, 3-8-1902; 25-10-1903; CompteR., Montpellier, bl. 94 vlgd. -- ") Guesde's rede op het partijcongres te Limoges, afge-drukt bij Mermeix, .,Syndicalisme contre Socialisme", bi. 237 vlgd.

14510

Page 149: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

punten, zooals ten aanzien van de algemeene werkstaking, een eind methaar mede te gaan. Zij achtten verzoening tusschen partij en C.G.T.noodzakelijk en waren genegen, daarvoor de noodige offers te bren-gen. 1 ) Hun voortdurende pogingen tot toenadering, ondanks de felle enpersoonlijke aanvallen, die zij van vooraanstaande leiders der C.G.T.te verduren hebben, doen denken aan de volhardende liefdesverklarin-gen van een steeds weer afgewezen minnaar. 2 ) Al die vriendelijkhedenvan de socialistische partij, schrijft Delesalle in 1909, zijn een gevolgvan de vrees, die wij haar inboezemen; in haar hart wenscht zij onzeondergang. 3)

Het partijcon- Kort na het C.G.T.-congres van Amiens besprak de socialistische partijgres van Limo- op haar congres van Limoges de verhouding tot de vakbeweging. 4 ) Het

ges, 1906 is hier niet de plaats, om de debatten over deze kwestie op dit en detwee volgende congressen uitvoerig te ontleden. Met een korte karak-teriseering van de reacties, die het syndicalisme bij de verschillendestroomingen in de Partij opriep, moet worden volstaan. Te Limogesbrachten Renard en de zijnen namens de socialistische organisatie inde Nord een ontwerp-resolutie, dat het door hen te Amiens verdedigdestandpunt scherp formuleerde. Ook hier leden zij, zij het als krachtigeminderheid, de nederlaag tegenover een door Jaurès voorgestelde reso-lutie, die „gegeven de resolutie van het congres van Amiens, die de on-afhankelijkheid van de vakbeweging ten opzichte van alle politieke par-tijen inhoudt en tegelijkertijd aan de vakbeweging een einddoel voor-houdt, dat het socialisme, als eenige politieke partij, erkent en na-streeft, — uit dit laatste concludeerde, dat samenwerking tusschen debeide organisaties, „zonder ondergeschiktheid of wantrouwen" voor dehand lag, de „vakactie, daarbij inbegrepen de algemeene werkstaking,"aanvaardde en de militants opriep om te ijveren voor het uit de wegruimen van „ieder misverstand tusschen C.G.T. en socialistische par-tij. " Lagardelle gaf op dit besluit het volgend commentaar: „de socialis-tische partij heeft zich op haar eigen gebied gewonnen gegeven en derevolutionaire kracht van de vakbeweging erkend." 5)

Nancy en De verhouding tusschen partij en vakbeweging was op de agenda vanStuttgart het Internationaal Socialistisch Congres van Stuttgart geplaatst en op

het partijcongres van Nancy, 1907, moest de Fransche partij haar hou-ding bepalen. Het syndicalistische standpunt werd hier verdedigd doorLagardelle, die steeds lid der partij gebleven was. Duidelijk bleek, hoediep de kloof tusschen zijn kijk en die van Jaurès-Vaillant was; hijnoemde de resolutie-Jaurès, in Limoges door de partij aangenomen, ge-heel onvoldoende — van waardeering voor de essentieele, nieuwe waar-de van het syndicalisme, „het proletarisch socialisme", bleek daarin vol-gens hem niets --, maar hij aanvaardde haar, omdat men meer van desocialistische partij niet kon verwachten. 6) Ook ditmaal behaalde zij

1) Zie de als brochure uitgegeven rede van Jaurès op het partijcongres van Toulouse,1908. Ten onrechte zegt Gottsched, t. a. p., bl. 7, dat Jaurès een „verbitterd tegen-stander" van het syndicalisme was. Voor Vaillant, zijn rede op het partijcongres teNancy, 1907, in de bundel „Le Parti Socialiste et la C. G. T.", bi. 51~72. Vgl.Sorel, Matériaux, t. a. p., bl. 248. ~ 2) Zie bijv. de broederlijke begroetingstelegram

-men aan de C. G. T.-congressen, o.a. Compte R., Bourges, 1904, bl. 87. -- 3) LesBourses du Travail, bi. 11. -- 4) Voor het congres en de tekst der resoluties, P. Louis,Histoire du Socialisme, bl. 320 vlgd. — 5) Le Socialisme ouvrier, bi. 205..— ") De rede-

146

Page 150: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

een kleine meerderheid. Te Stuttgart bevestigde de Internationale hetminderheidsstandpunt van Guesde; 1) op de houding van de Franschepartij ten opzichte van de C.G.T. heeft dit besluit geen merkbare in-vloed gehad.In 1908, te Toulouse, werd de kwestie wederom uitvoerig besproken; zijwas aanleiding tot een schitterend debat tusschen Jaurès en Lagardel-le. 2 ) De partij formuleerde hier uitvoeriger haar instemming met dealgemeene staking; zij aanvaardde deze „ter verdediging van bedreigdeproletarische vrijheden en sociale hervormingen en voor iedere geza-menlijke actie van het georganiseerde proletariaat, die ten doel heeft devernietiging van het kapitalisme." 3 ) In 1894 was de algemeene stakingde wig geweest, die syndicats en politieke beweging van elkander ge-scheiden had; Jaurès en de zijnen wilden haar nu maken tot de brugover de in hun oogen fatale kloof.Toch was die kloof in de dagelijksche practijk van de klassenstrijd nietzoo diep, als de theoretische uitlatingen van syndicalistische zijde zou-den doen vermoeden. Als de regeering, door militair geweld of op an-dere wijze, een staking dreigde te breken, als zij hun houding moestenbepalen, tegenover een aanhangig wetsontwerp en in tallooze anderegevallen konden de C.G.T.-leiders niet buiten het contact met en desteun van een politiek organisme. Reformisten als de mijnwerkers en detextielarbeiders, die hun eigen menschen in de socialistische Kamerfrac-tie hadden, konden dit openlijk doen. De revolutionairen waren aange-wezen op de achterdeur; ook zij werden, als de belangen van hun ledendat vereischten, in de wandelgangen van de Kamer aangetroffen. 4 )

Yvetot verdedigt deze taktiek openlijk. s)Zijn in theorie alle partijen voor de syndicalisten gelijk, in feite komenzij steeds om steun bij de socialisten terecht. Een vakfederatie aanvaardtvoor haar congres dankbaar een door het socialistisch gemeentebestuurvan Narbonne gratis verschafte vergaderruimte. 8 ) In de Voix du Peu

-ple lezen wij, direct onder een fel antiparlementair artikel, de raadge-ving aan de kiezers van Clichy, een socialistisch gemeentebestuur tekiezen, daar de meer behoudende gemeenteraad juist de subsidie voorde plaatselijke Bourse du Travail had geschrapt. 7 ) De door de Parij-sche Bourse in het leven geroepen „juridische raad" werkt openlijk metde socialistische fractie samen. $) De socialistische burgemeester vanMarseille krijgt zelfs van Pouget een complimentje voor zijn houdingtijdens een bootwerkersstaking. 9 ) Als in 1901 de Parijsche Bourse doorde politie gesloten wordt, wendt haar bestuur zich onmiddellijk tot desocialistische fractie, met het verzoek, een interpellatie aan te vragen.10 )

Er zou een lange lijst te geven zijn van gevallen, dat socialistische Ka-merleden, in overleg met syndicalistische militants, voor stakende arbei-

voeringen van Lagardelle, Guesde en Vaillant zijn afgedrukt in de door Lagardelleuitgegeven bundel, „Le Parti Socialiste et la C. G. T.", 1908..— 1) Compte RenduAnalytique, (van congres Stuttgart), uitgegeven door het Intern. Social. Bureau, bl. 184vlgd. en 352 vlgd. Vgl. P. J. Troelstra, „Branding", bi. 25--26. — 2) Zijn rede af-gedrukt in Le Socialisme Ouvrier, bi. 358-400. — 3) Louis, t. a. p., bi. 324. — 4) Vgl.Compte Rendu, Bourges, 1904, bi. 30 en R. Michels, t. a. p., bi. 340. -- 5) Mou-vement Socialiste, 1-2-1905, bl. 192. — 6) Idem, 15-12-1904, bi. 273. — 7) 6-1-1901. —8) Mouvement Socialiste, 1-10-1901, bl. 416. — 9) Voix du Peuple, 24-3-1901,10) Idem, 7-7-1901.

Jaurès houdtvol

Contact metde partij on-vermijdelijk

147

Page 151: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ders in de bres springen. i) Vóór en na Amiens waren deze onderhand-sche betrekkingen vrij levendig. Na het optreden van het ministerie

-Clemenceau in het najaar van 1906 en de daarmee gepaard gaandebreuk tusschen de socialistische fractie en de radicale linkerzijde, konde socialistische partij zich consequenter dan in vroeger jaren in allevoorkomende conflicten aan de zijde der arbeiders scharen.

1 ) Mouvement Socialiste, 1-12-1905. Franck vermeldt, dat de werkgevers zich hier-over beklagen, t. a. p., bl. 402.

148

Page 152: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK VII

DE THEORETICI: HUN LEER EN HUNINVLOED

e syndicalistische theorie is voor de syndicalistische beweging Het werk der

zelf slechts van bijkomstige beteekenis geweest; daarom zal theoreticivoor

in dit hoofdstuk niet meer e even worden dan een korte sa-g gbeweging

van bijkomsti-menvatting van de ideeën van Hubert Lagardelle, Georges So-I) ge beteekenisrel en Edouard Berth. Daarbij zal op het geleidelijk duidelij-

ker wordend verschil in standpunt tusschen Lagardelle, r- die veel meerdan de beide anderen de naam van „theoreticus van het syndicalisme"verdient -- eenerzijds, en Sorel-Berth anderzijds sterker de nadruk wor-den gelegd, dan in de bestaande studies over het syndicalisme is ge-schied.Van de oprichting in Januari 1899 tot de opheffing in Mei 1914 is La-gardelle de leider geweest van het tijdschrift „Le Mouvement Socia-liste", een voortreffelijk geredigeerd tijdschrift, dat in de jaren vóór dewereldoorlog in de internationale arbeidersbeweging een positie had, dievoor die van Kautsky's Neue Zeit niet onder deed. Daar is, eerst weekvoor week, later maand voor maand, het ontstaan en de ontwikkelingvan de syndicalistische theorie te volgen.Januari 1899: de tijd van de eerste socialistische eenheidspoging van De Mouve-Jaurès; het doel van de Mouvement Socialiste is, blijkens de beginsel- mentSocialiste

verklaring, Jaurès te steunen; hij zal geen partij kiezen voor één der aanvankelijk

Fransche richtingen, openstaan voor allen. 1 ) Lagardelle verdedigt metachter jaurès

warmte de houding van Jaurès in de Dreyfus- affaire; zeker, het is eenstrijd tusschen twee deelen der bourgeoisie, maar daarbij hebben desocialisten het democratische deel te steunen; „zij leven niet buiten deburgerlijke wereld en niets, van wat er in het kapitalisme geschiedt, ishun vreemd." 2 ) In de Affaire is het proletariaat gebleken „de onmis-bare basis, de wachter van de democratie." 3)

Dan aanvaardt Millerand een portefeuille in het ministerie Waldeck De socialis-Rousseau; Lagardelle veroordeelt Millerand, doch verzet zich evenzeer tische eenheidtegen de felle bestrijding, die hij van guesdistische zijde ondervindt. 4) vóór alles

Vóór alles gaat hem het behoud van de juist bereikte socialistische een-heid. 6 ) Hij verwerpt de algemeene politiek van Millerand, doch aan-vaardt dankbaar enkele van zijn practische maatregelen. s) Tegelijker~tijd bepleit hij samenwerking van vakbeweging en politieke partij, die„elkaar aanvullen." 7 ) Met zorg houdt hij zich tusschen het „revolutio-nisme" van Guesde en het „opportunisme" van Millerand; „het aanne-men van een intransigente houding behoort bij een periode van de so-cialistische beweging, die achter ons ligt." 8 )

Niet anders schrijven Sorel en zijn onafscheidelijke schildknaap Berth. Sorel en BerthZij hebben zich sedert kort van het marxisme afgewend. Eind 1899 als reformisten

1) 15-1-1899; bl. 1 vigd. — ') 15-2-1899; bl. 160 vlgd. — 3) 15-3-1899, bl. 296. —*) 1-7-1899, bl. 2 vlgd. — )1-8-1899, bl. 129. — 8) 15-4-1900, bl. 450. — )1-1-1900,bl. 4. -- 8) 15-4-1900, bl. 461.

149

Page 153: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

juicht Sorel niet slechts Jaurès' houding in de Dreyfuszaak, maar ookMillerand's ministerschap toe, „het is de overgang van secte-geest naarpolitieke geest, van de abstracte speculatie naar het werkelijke leven."Het socialisme wordt nu gelukkig een politieke partij, die samenwerktmet anderen „om de wetgeving te verbeteren en de staat te bestu-ren." 1 ) Hij verwacht in deze jaren, dat de socialistische beweging doorhaar beslissend optreden in de Dreyfus-crisis zoo zeer aan prestige zalwinnen, dat zij de kleinburgerlijke groepen zal meesleepen in de strijdvoor het socialisme. 2 ) Tegenover Marx neemt hij de democratie in be-scherming. 3) Nadrukkelijk betoogt hij, dat het socialisme van het ge-weld, (la violence), niets te verwachten heeft. 4 ) Het waren de afwik-keling van de Dreyfus-zaak, de practijk van de samenwerking met bur-gerlijke groepen van links en het geval-Millerand niet het minst, diehem in alle hier besproken kwesties tot een volkomen tegengesteld in-zicht zouden brengen. 5)

Sorel's stand- Tegelijkertijd, echter, vindt men in de Sorel van 1900 elementen, diepunt om- met het bovenstaande moeilijk te rijmen zijn en zijn tijdelijk syndicalis-

streeks 1900 tisch enthusiasme doen voorvoelen. In zijn reeds besproken studie uit1897, „L'avenir socialiste des syndicats" 6 ) , toont hij groote bewonde-ring voor de Engelsche vakbonden, die zonder hulp van politieke par-tijen, staat of intellectueelen, hun zaken zelf regelen. Zijn kritiek op dedemocratie, 7 ) de opvatting, dat de arbeiders eigen organen moetenscheppen om de functies van de staat over te nemen, 8 ) zijn wantrouwentegen de intellectueelen als leiders van de arbeidersbeweging, 9 ) zelfsde theorie, dat een bewuste, georganiseerde minderheid het recht heeftde niet georganiseerde meerderheid te leiden 10), dit alles is, zij het ingematigde vorm en nog niet uitgewerkt, in „L'Avenir socialiste dessyndicats" reeds aanwezig. Men vindt het terug in het in 1901 geschre-ven voorwoord bij Pelloutier's boek. il) Sorel zoekt zijn vaste punt reedsin de vakbeweging, doch eerst nog in de reformistische Engelschevorm, waarin hij ook de mutuellistische instellingen en de samenwer-king met de coöperaties prijst; de in Engeland door hooge contributiesverkregen stabiliteit stelt hij de Fransche syndicats ten voorbeeld. 12)

Later zou hij schrijven: in 1900 „was ik er nog verre van af te beseffen,waarheen mijn bestudeering der vakbeweging mij zou voeren. "Y3 )

Vooral onder de invloed van Pelloutier wordt hij dan in de volgendejaren een steeds vuriger aanhanger van de Fransche, revolutionair -syndicalistische vakactie en in zijn „Réflexions sur la violence" heeft hijvoor de gematigde Engelsche taktiek nog slechts hoon over. 14)

De omkeer bij In de eerste jaargangen van de Mouvement Socialiste toont ook BerthBerth

zich een aanhanger van Millerand en het program van Saint Mandé. 15 )

„Oorspronkelijk een zuiver proletarische beweging, breidt het socialis-

1 ) Herdrukt, Matériaux, t. a. p., bi. 177 vlgd. — 2) Blijkt idem, bi. 172-173. -- 3) Vgl.G. Pirou, G. Sorel, 1927, bi. 22. Sorel's eigen weergave van zijn toenmalig stand-punt in een artikel uit 1910, Matériaux, bi. 262 vigd. ~ 4) Mouv. Soc., 15-3-1899.-- 5) Vgl. zijn studie: La Révolution dreyfusienne, 1909. — 1) Herdrukt, Matériaux,bi. 78 vlgd. — 7) t. a. p., bi. 88. -- 8) t. a. p., bi. 132. -- ') t. a. p., bl. 87 en passim.— 10) t. a. p., bl, 118 vlgd. — ") Histoire des Bourses, bi. 27 vlgd. --- 12) Artikel uit1901, Matériaux, bi. 217 vlgd. — 13) Mouv. Soc., 15-4-1907, bi. 323. -- 14) Aldaar,bi. 174. Vgl. Pirou, bi. 27 vigd. In de Mouv. Soc. is Sorel's ontwikkeling niet tevolgen, daar hij van 1902 tot 1905 niet aan het tijdschrift meewerkte. -- 15) 1-4-1899,bi. 373 vlgd.

150

Page 154: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

me zich in zijn groei over steeds breeder sociale groepen uit," schrijfthij. i) In 1900 publiceert hij een boek, Dialogues Socialistes, waarin hijhet parlementair-reformistisch standpunt met kracht van argumenten,zij het in vrijwel onleesbare vorm, verdedigt; zelden is de dialoog-vormdoor een schrijver op zoo onbeholpen wijze aangewend. Hij is hier opvrijwel alle gebied de antipode van de Berth van vier jaar later: hij kentaan de parlementaire actie opvoedende waarde toe, verdedigt de anti-clericale politiek van het linksche blok, verwacht veel van tot de arbei-dersbeweging gekomen intellectueelen, bewondert Jaurès, verheerlijktde democratie, is vurig feminist, enz. 2) Reeds in 1902 blijkt de om-keer te zijn voltrokken; met dezelfde zekerheid verdedigt Berth dan destrijd tegen de staat, de superioriteit van de bewuste minderheid, deverwerpelijkheid van de democratie en van de socialistische partijpoli-tiek, en de alles overheerschende beteekenis van de algemeene werk-staking. 3)

Bij Lagardelle is het een geleidelijke overgang van parlementair refor- en bij Lagar-misme naar syndicalisme onder de indruk van de gebeurtenissen. Het delle

eerst duikt de notie op, die voor Lagardelle het essentieele van het syn-dicalisme zal blijven: de groote waarde van de door de arbeidersklassezelfstandig in de strijd geschapen organen, vooral de syndicats. 4 )

Voor hem zou het syndicalisme worden „le socialisme des institutions".In 1901 verzet hij zich scherp tegen de halfslachtige oplossing van deDreyfus-zaak, (de amnestie), en leidt daaruit af, dat Jaurès en de zijnen„zich hebben laten verlammen door de ministerieele obsessie." 6 ) Menvoelt, hoe hij door bestudeering van de politiek van Millerand tot deconclusie komt, dat het streven naar „sociale vrede" funest moet wor-den voor de arbeidersbeweging. e) Tegelijkertijd blijft hij nog aan eengoede arbeidswetgeving waarde hechten. 7 ) Maar in plaats van voorsamenwerking met burgerlijke democraten, pleit hij nu voor een zooscherp mogelijk voeren van de klassenstrijd; $) het zou een ramp zijn,als humanitair socialisme voor revolutionair socialisme in de plaatskwam; de groote vraag is: „zal het socialisme worden opgeslokt door dedemocratie, of zal het, de democratie voor zijn eigen doeleinden gebrui-kend, zichzelf blijven." a) En verder, in het volgende nummer van zijntijdschrift: „Het is noodzakelijk, dat de socialisten steeds weer de arbei-ders voorhouden, dat ons doel niet is het veroveren van de administra-tieve en politieke organen van de burgerlijke maatschappij, maar hetscheppen, naast en tegenover deze, van nieuwe, zuiver proletarische,organen." 10 ) Zeker, schrijft hij een maand later, op politiek gebiedhebben proletariaat en kleine burgerij gelijke belangen, doch op econo-misch terrein staan zij onverzoenlijk tegenover elkaar, en dát is het be-langrijkste. 1 ) Van de bourgeoisie kan het proletariaat niets overnemen;het zal „aan de wereld brengen een geheel van nieuwe opvattingen opeconomisch en geestelijk gebied, dat uitsluitend zijn eigen scheppingis"; de proletarische democratie gebruikt de politieke democratie slechts

1 ) 1-1-1900, bl. 30. -- 2) Aldaar, bi. 36, 77, 104, 196, 241, 266, enz. — 3) Zie Mouv.Soc., 1-1-1902, bi. 10 vlgd.; 1-1-1903, bi. 1 vlgd.; 15-1-1904, bi. 31 vlgd.; 15-11-1904,bi. 136 vlgd. enz. - 4) Idem, 1-9-1900, bl. 308 vlgd. en vooral, 15-4-1902, bi. 675. —5) Idem, 1-1-1901, bi. 6. -- 6) Idem, 15-7-1901, bi. 68 vlgd. — 7) Idem, 1-10-1901, bI.430. -- 8) Idem, 1-1-1902, bi. 1 vlgd. — °) Idem, 1-4-1902, bi. 625 vlgd. -- 10) Idem,15-4-1902, bl. 676. -- ") Idem, 10-5-1902, bl. 893 vlgd.

151

Page 155: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

om haar beter te kunnen vernietigen. 1 ) In de jaren 1902--1904 komenin het tijdschrift twee stroomingen aan het woord: de revolutionaire,guesdistische politici, die hier de partij van Jaurès bestrijden, ') en opdat speciale gebied door Lagardelle worden gesteund; en de syndica-listische militants, die over een steeds grooter deel van de MouvementSocialiste de beschikking krijgen.

De Mouve- Het hier gegeven overzicht van Lagardelle's ontwikkeling weerlegt vol-mentSocialiste doende de gebruikelijke voorstelling, dat in 1904 een plotselinge om-geheet synth- g vankeer in de richting de Mouvement Socialiste en zijn leidende redac-calistisch

teur zou hebben plaats gehad. 3 ) Toen in October 1904 Lagardelle zijninleiding schreef voor het register over de verschenen jaargangen vande Mouvement Socialiste en daar aankondigde, dat het tijdschriftvoortaan geheel syndicalistisch zou zijn, sloot hij een geleidelijke ont-wikkeling af, die drie en een half jaar te voren begonnen was. Nu er-kende hij, dat de Dreyfuszaak en de daaraan verbonden samenwerkingmet de burgerlijke democraten het socialisme met de ondergang haddenbedreigd; nu verklaarde hij, dat ook de revolutionaire, guesdistischepartij geen redding kon brengen, omdat zij niet voldoende de beteeke-nis zag van de „elementen van vernieuwing", die de Fransche vakbe-weging bood; nu gaf hij de formule, die telkens terug zou keeren: „hetproletarisch socialisme". Hij schreef: „Het zijn de revolutionaire syn-dicalisten, die de arbeidersbeweging gered hebben van de regeerings-inmenging en haar haar eigen taak bewust hebben gemaakt.... Het wer-kelijke klassebewustzijn ontstaat alleen in de revolutionair gevoerdevakactie." 4 )

De medewer- In de volgende jaren zullen voornamelijk syndicalisten aan het tijdschriftkers aan het medewerken; Sorel en Berth; talrijke actieve militants uit de C.G.T.,

tijdschrift die monografieën over de congressen, de verschillende vakfederaties enbelangrijke werkstakingen bijdragen. Naast de drie bekende theoreticitreden hier voor Frankrijk Guieysse en, in later jaren, J. B. Sévérac opde voorgrond. Lagardelle stelt verschillende enquêtes in, waarvan voor-al die over „de algemeene staking en het socialisme" en over „het be-grip vaderland en de arbeidersklasse" een reeks antwoorden van blij-vende beteekenis hebben opgeleverd. Aan de enquêtes verleenden ookaanhangers van andere richtingen uit Frankrijk en het buitenland hunmedewerking. Van de verdere buitenlandsche medewerkers moeten inde eerste plaats de Italianen worden genoemd, Arturo Labriola, be-wonderaar en vriend van Sorel en S. Panunzio. r» Ook Italië zag, kortna Frankrijk, een krachtige syndicalistische beweging ontstaan, wierleiders gaarne bij de Fransche geestverwanten in de leer gingen. Te-vens werden artikelen opgenomen van Robert Michels, die vóór deoorlog met onbezweken zelfverzekerdheid in de internationale arbei-dersbeweging de rol van de beste stuurman aan de wal heeft ver-vuld. 6)

De Mouve- Omstreeks 1910 valt dan opnieuw een wijziging in het karakter van dement Socialis- Mouvement Socialiste waar te nemen. Sorel en Berth zijn inmiddels

te na 1910

1) Idem, 31-5-1902, b1. 104 vlgd. ~ 2) o.a. artikelen van Lafargue en Renaudel, 15-3-1903,bi. 485 vlgd. — 3) o.a. Challaye, t. a. p., bi. 149. -- 4) Mouv. Soc., 1-10-1904, bi. 1 vlgd.5) Mouv, Soc., 15-6-1905 enz. Panunzio is tegenwoordig één van de officieele theo-retici van het fascisme: vgl. A. Labriola in „Die Gesellschaft", Sept. 1931, bl. 215.

B) Mouv. Soc., 1-4-1905, enz.

152

Page 156: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

naar de uiterste rechterzijde omgezwaaid en Lagardelle, op wie het tijdschrift blijft drijven, is minder stellig in zijn syndicalistische uiteenzet-tingen dan enkele jaren tevoren. Steeds meer plaats wordt ingeruimdaan socialisten, die buiten het syndicalisme staan; de internationale so-cialistische beweging krijgt weer meer aandacht; de congressen derFransche socialistische partij worden uitvoerig en op kameraadschap~pelijke toon besproken. l) Een wijziging, die, zooals wij later zullenzien, aansluit bij de ontwikkeling van de C.G.T. zelf. December 1911kondigt Lagardelle aan, dat de periode van de vorming der syndicalis-tische theorie is afgesloten, en dat de Mouvement Socialiste zich metde algemeene socialistische problemen zal gaan bezighouden. 2 )Teleurgesteld door het parlementarisme, zoekend naar de mogelijkheid,het socialisme te vernieuwen, wenden de theoretici om de MouvementSocialiste zich tot de syndicalistische vakbeweging, die in het tijdvak1900--1904 haar beginselen geformuleerd en uitgewerkt heeft. Centraalwordt voor hen de idee van de algemeene staking, die reeds een tientaljaren tevoren de harten der georganiseerde arbeiders had veroverd. 3 )„De tijd is wellicht niet ver af," schrijft Sorel in 1905, „dat men het so-cialisme niet beter zal kunnen definiëeren, dan als: de algemeene-sta-king-beweging." 4 ) Dit zal beteekenen, dat de arbeidersklasse definitiefbreekt met alle parlementair-politieke strijdmiddelen; het is de eenigemanier, om de door schier alle socialisten noodzakelijk geachte „gelei-delijke" vernietiging van het kapitalisme te bewerkstelligen; zij staatboven alle theorieën, omdat zij niet in de studeerkamer is bedacht, maardoor de arbeiders in de loop van hun strijd is gevonden. Een jaar te-voren had Lagardelle geschreven: het socialisme, missend een actueeleformuleering van het revolutionair beginsel, heeft deze gevonden in dealgemeene staking. b) En later: de algemeene staking „is de zelfstan-dige daad van een tot volle rijpheid gekomen arbeidersklasse; zij is desociale revolutie.... Zij is het beste middel voor de moreele opvoedingvan de massa's," omdat zij haar leert, slechts op zichzelf te vertrouwenen van geen machten van buiten iets te verwachten. e) Berth schrijft,eveneens in 1904, dat in de algemeene staking „de geheele revolutio-naire essentie van het socialisme" besloten ligt. ') Zoo is, schrijft hijelders, in de algemeene staking de oude catastrophe-theorie herleefd;doch het is nu niet meer een onontkoombare, buiten de menschelijke wilomgaande, economische ineenstorting, maar de soevereine, door deeigen wil opgeroepen daad der arbeiders, die, door hun arbeidsweige-ring, zich van de voortbrengingsmiddelen meester maken. 8)

Lagardelle's opvatting van de algemeene staking wijkt niet wezenlijkvan die der militants af. Het laatste bedrijf van de klassenstrijd is voorhem „een geweldige algemeene staking, ontketend door de voortbren-gers, die tot een dergelijke hoogte van organisatie en bekwaamheid ge-

1) October 1910 bevat de Mouv. Soc. een artikel van Jaurès over het congres vanKopenhagen, enz. — s) Nouveaux problèmes. Dec. 1911, bi. 321 vlgd. - 3) Gottsched,t. a, p., bi. 174, tracht ten onrechte de algemeene staking als logische conclusie uit deandere syndicalistische opvattingen af te leiden; zij is door de theoretici aan de practijkontleend. — 4) Voor dit en het volgende: Mouv. Soc., 1-11-1905, bi. 268 vlgd. –. 5) Mouv.Soc., 15-5-1904, bi. 137. _ 6) Mouv. Soc., 15-12-1904, bi. 333 vlgd. — 7) Idem, 15-4-1904,bi. 435. — 8) Idem, 15-11-1904, bl. 121 vlgd.

De algemeenewerkstaking

bij de theoretici

Het geloof aande algemeene

staking alsnieuwe vormvan de cata-strophe-theo-

rie

153

Page 157: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

komen zijn, dat zij de leiding van de werkplaats kunnen overnemen....In deze opvatting is de sociale omwenteling niet een sprong in het duis-ter", maar de laatste schakel in een lange keten van economische op-bouw. 1) Immers, voor Lagardelle zijn de eigen organen, door de arbei-ders gevormd, de hoofdzaak. „Een klasse kan slechts tot volle ontplooi

-ing komen door middel van de organen, die zij opbouwt.... Er is nietswerkelijks in de wereld, dan de organen, (les institutions)." 2 ) Dezeconstructieve arbeid, nog binnen de kapitalistische wereld, plaatst hetsyndicalisme boven de politiek-revolutionaire ideeën; „een klasse, diezich geheel in beslag zou laten nemen door de droom van het toekomstigdoel, zonder rekening te houden met de werkelijke beweging, zou te-recht tot de nederlaag veroordeeld zijn "; in de loop van de vakstrijdbreekt het proletariaat telkens een stukje van de kapitalistische machten de kapitalistische ideologieën af: „het is deze opeenhooping vankleine omwentelingen, die eens de sociale omwenteling mogelijkmaakt." 3 ) Zoo heeft het syndicalisme bovenal actueele waarde, is hetde philosophie van de actie. 4 ) Het socialisme is een geleidelijke op-bouw, welks dagelijksche voortgang onmiskenbaar is. Het oude socialis-tische probeem, hoe de practische actie met het revolutionair beginselte vereenigen, is zoo opgelost. In het syndicalisme „daalt de revolutio-naire geest uit de hemel af op de aarde, wordt vleesch, manifesteert zichin nieuwe organen, wordt één met het leven zel£." De arbeider behoeftgeen diepzinnige theorieën te begrijpen, om de waarde van de algemee-ne staking te erkennen; door de ervaring, bij partieele stakingen opge-daan, is hij van zelf tot de idee gekomen, dat het algemeen maken vande arbeidsweigering het einde van de kapitalistische maatschappij moetbeteekenen. 5)

De beteekenis Lagardelle heeft nooit gezegd, dat de definitieve algemeene staking na-van de alge- bij was. „Datum noch plan voor de proletarische revolutie kunnen wor-meene staking den vastgesteld!" s) Aanvankelijk is het echter voor hem zeker, datligt in haar

de revolutie eenmaal zal plaats hebben; de arbeidersklasse moet zichvoorbereiding volgens hem de noodige macht en bekwaamheid verwerven, dan zalniets de algemeene staking kunnen stuiten. 7 ) Al spoedig wordt hij voor-zichtiger en verlegt de geheele waarde van het algemeene-staking-be-ginsel naar het heden. „Ik weet niet," schrijft hij in het najaar van1906, „of de toekomstmaatschappij werkelijkheid zal worden. Ik beken,dat dat mij niet kan schelen, als het leven van de menschen, die haarvoorbereiden, slechts door die voorbereiding op een ander plan wordtgebracht." 8 ) En een jaar later: „Zelfs als de toekomstdroomen van hetsyndicalistisch socialisme nooit verwezenlijkt worden...., is het mij vol-doende, als ik zie, dat het op dit moment de essentieele beschavings-factor in de wereld is." 9 ) In 1909 blijkt een opkomend scepticisme tenopzichte van de beweging zelf: de ware proletarische organen bestaanmeer in hope dan in werkelijkheid. 10 ) Een jaar later zegt hij, te moetenerkennen, dat het proletariaat nog verre van rijp is, 11 ) doch dat doet nietaf aan de huidige waarde van de algemeene staking, die voor de arbei-

1 ) Idem, 15-6-1908, bi. 435. — 2) Idem, 15-7-1909, bi. 11. — 3) Idem, bl. 14 vlgd. —4) Le Socialisme Ouvrier, bi. 268 vlgd., herdrukt artikel uit 1906. — 5) Le SocialismeOuvrier, bl. 286 vlgd.: rede uit 1907. — 6) Idem, bi. 290. — 7) Mouv. Soc., 15-6-1904,bl. 140 vlgd. -- 8) Herdrukt, Le Socialisme Ouvrier, bi. 269. -- 9) Idem, bi. 292. —10) Mouv. Soc., 15-7-1909, bi. 6. — H) Idem, Sept. 1910, bi. 159.

154

Page 158: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

dersklasse het middel is geweest, om zich in alle opzichten van de ka-pitalistische organen en ideologieën te bevrijden. 1)

De opvatting, dat de waarde van het geloof in de algemeene stakingligt in zijn opvoedende en bezielende kracht in het heden, is door Soreluitgewerkt tot zijn theorie van de „mythe". Reeds in 1899 noemde hijMarx' catastrophe-theorie een, niet aan de werkelijkheid beantwoor-dend, „beeld, dat hij geschapen had om het bewustzijn (der arbeiders)te vormen." 2 ) Later zou hij voor zoo'n „beeld" de term „mythe" gebrui-ken. De algemeene staking is voor de syndicalistische arbeiders de „my-the", waarin zij gelooven, die hun strijdlust brandende houdt, hen mo-reel opheft, hun persoonlijk leven en hun dagelijksche vakstrijd een die-pere zin geeft. De mythe is niet bedacht of logisch afgeleid; zij is ont-staan uit de wanhoop en de hoop der uitgebuite klasse. De vraag, ofhaar verwezenlijking zeker of zelfs maar mogelijk is, is van geen betee-kenis; zij is de schepping en tegelijk de geestelijke steun van de strij-dende massa nG, en daaraan ontleent zij haar bestaansrecht en haarwaarde.In zijn hoofdwerk, de „Gedachten over het geweld", schrijft Sorel: „demenschen, die deelnemen aan de groote sociale bewegingen, stellenzich hun toekomstige actie voor in de vorm van beelden van een strijd,waarin hun overwinning vaststaat"; de mythen. 3 ) De mythe is niet om-schreven, niet practisch uitgewerkt; daarom is zij onkwetsbaar voor elkeverstandelijke kritiek; men kan honderd maal „bewijzen ", dat de alge

-meene staking onuitvoerbaar is, het geloof der arbeiders in de mytheblijft ongeschokt. De mythe is de antipode van de utopie, die wel ver-standelijk uitgewerkt is; de utopie is niet, als de mythe, de onbewusteschepping van de massa, maar de bewuste, min of meer vernuftige con-structie van een intellectueel, die door iedere bekwame kritiek verzwaktwordt. Het socialisme, vóór Marx een aaneenschakeling van onvrucht-bare utopieën, is door deze niet gebracht „van utopie tot wetenschap",(wat volgens Sorel nauwelijks een verbetering zou zijn), maar van uto-pie tot mythe, (zie zijn catastrophe-theorie) , 4 ) „voortaan zal men nietmeer zoeken vast te stellen, hoe de menschen hun toekomstig geluk pre-cies zullen inrichten; het geheel is teruggebracht tot de revolutionaireopvoeding van het proletariaat." 6 ) En verder: „Geen mislukking kanmeer iets tegen het socialisme bewijzen, sedert het een werk van voor-bereiding geworden is." 6)

Voor het op volle kracht brengen van de strijdlust der arbeiders, is hetnoodig het beeld te vinden, dat alle uitingen van de oorlog tusschen deklassen omvat; „de syndicalisten lossen dit probleem definitief op, doorhet geheele socialisme te concentreeren in het drama van de algemeenestaking." °) Het is onmogelijk, langs wetenschappelijke weg iets aan-gaande de toekomst te weten te komen; toch kunnen wij niet handelenzonder bepaalde gedachten over die toekomst. De onmisbare toekomst-voorstelling wordt ons geschonken door de mythe, die zich „aan degeest opdringt met de kracht van de instincten" en „die het karakter

') Idem, Sept. 1911, bl. 178. — ') Herdrukt, Matériaux, bl. 189. Hij werkte deze ge-dachte in 1903 uit, Introduction à l'économie moderne, 2e druk, 1922, bl. 394 vlgd. —3) Réflexions sur Ia Violence, bl. 32 vlgd. 4) Voor Marx uitvoerig uitgewerkt in „LaDécomposition du marxisme", 1907, bl. 58-59. — 5) Réflexions, bl. 48. -- 6) Idem, bl.50. -- 7) Voor dit en het volgende: idem, bl. 173 vlgd.

De ..mythe"van Sorel

Andere my-then

De algemeenestaking de so-

cialistischemythe

155

Page 159: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

van volkomen werkelijkheid verleent aan de verwachtingen aangaandeonze toekomstige daden." De eerste Christenen hadden hun mythe inhet geloof aan de spoedige komst van de Christus; de Fransche Revo-lutie putte haar kracht uit de mythen, die haar eerste enthusiaste aan-hangers verbreidden, al werd van hun verwachtingen niets verwezen-lijkt, enz. De waarde van een mythe moet worden afgemeten naar haarinvloed op het heden. Het geloof in de algemeene staking is de aange-wezen mythe voor het socialistisch proletariaat, als het „aan het geheelvan revolutionaire opvattingen een zekerheid en een kracht heeft ver-leend, die van geen ander denkbeeld hadden kunnen uitgaan." DeFransche vakbeweging bewijst dan, volgens Sorel, dat de algemeenestaking is „de mythe, waarin het geheele socialisme besloten ligt." Zijheeft bovendien de verdienste, de definitieve breuk tusschen de parle-mentaire „socialistische" politici en de proletarische massa te bewerk-stelligen. 1) Zij vernietigt elke hoop op tusschenkomst van de staat enbrengt de arbeiders tot bestrijding van de staat. 2 ) In dit verband wijstSorel de dictatuur van het proletariaat af. De mythe, tenslotte, behoedtde arbeiders voor opportunisme en compromissen. 3)

Producenten- Onder de verheffende invloed van de mythe -- in en door de voorbe-heerschappij reiding van de algemeene staking -- verkrijgen de syndicats hun groote

moreele waarde. 4 ) De politiek beschouwt de mensch als burger, alsverbruiker; als zoodanig zijn allen gelijk. In de syndicats krijgen demenschen hun plaats krachtens hun functie als voortbrengers; zij, dieniet medewerken in de voortbrenging, vinden daar geen plaats en mis-sen het recht, deel te hebben in de leiding der gemeenschap. Het syn-dicalisme is „de philosophie der voortbrengers"; niet de abstracte „bur-gers", maar de actieve „voortbrengers" zijn de eenheden, waaruit demaatschappij wordt opgebouwd. Alleen wie op de één of andere wijzebij het voortbrengingsproces in fabriek of werkplaats betrokken is, heefthet recht, zich voortbrenger te noemen. Voor Lagardelle is „de produc-tiedaad de hoogste uiting van de menschelijke persoonlijkheid." 5 ) Om-dat het proletariaat „de klasse der voortbrengers" is, moet het de lei-ding der maatschappij veroveren; onze leer, zegt Berth, is de rechtvaar-diging van „het proletarisch imperialisme." s) In de klassenstrijd vormtde in haar syndicats vereenigde arbeidersklasse een nieuw recht, dat zijdoor middel van de algemeene staking aan de geheele maatschappij zalopleggen. 7 )

Geen van te De algemeene vorming van de bekwaamheid („capacité") der arbei-voren opge- ders in de syndicats, is de eenige voorbereiding, die de syndicalistischesteld plan

theoretici mogelijk achten. Het uitwerken van plannen is utopistisch; deomstandigheden zullen de weg wijzen en een van te voren opgesteldschema kan slechts hinderlijk zijn. 8 ) De enquéte over „de dag na de al-gemeene staking", door de militants uitgeschreven en met ijver beant-woord, moet Sorel een doorn in het oog zijn geweest.

De syndicalis- Desondanks zijn ook in de geschriften der theoretici wel enkele alge-tische maat. meene aanduidingen van het karakter der syndicalistische maatschappijschappij

1) Réflexions, bl. 246. -- 2) Idem, bi. 250. -- 3) Berth, Mouv. Soc., 15-7-1908; bi. 63. —') Vgl. Berth, idem, 15-1-1904, bi. 24. 5) Le Socialisme Ouvrier, bi. 285. — 8) Mouv.Soc., 15-7-1908, bi. 56. — 7) Sorel, Matériaux, bi. 101 vlgd., bl. 171 enz. — 8) Steedsweer is Sorel hierop teruggekomen, Matériaux, bi. 21 vlgd., bi. 65-'66, bi. 341; voor-woord Pelloutier, bi. 30; Introduction, bi. 391; Réflexions, bi. 368 vlgd.

156

Page 160: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

te vinden. Zij willen een „industrieele republiek, waarin de werkplaats,de vereeniging van vrije en gelijke arbeiders, de maatschappelijke kernzal vormen, de fundamenteele maatschappelijke eenheid, waarvan alleandere organen afhankelijk zullen zijn" 1 ); een wereld „zonder mees-ters en zonder parasieten." 2 ) Niet de gemeenschap zal het eigen-dom hebben der productiemiddelen — dat moet volgens de syndica-listen leiden tot staatsslavernij 3 ) — maar de voortbrengers zelf zul-len eigenaars zijn; ook bij de theoretici dus: de mijn aan de mijnwer-kers. ') Geen anarchisme, maar een federalistische republiek van auto-nome productiegroepen. Alle maatschappelijke functies, zegt Sorel, zul-len worden „teruggebracht tot het plan van de werkplaats, die ordelijk,zonder tijdverlies en zonder willekeur werkt." 6 ) De heerschende moraalzal een voortbrengersmoraal zijn; geen andere dan moreele dwang zalde menschen er toe brengen, zich geheel aan de voortbrenging te ge-ven; de arbeidsvreugde, zoo ontstaan, zal een groote vermeerdering vanhet menschelijk geluk beteekenen. e) De arbeid in de werkplaats, (detheoretici gebruiken steeds het woord „atelier", nooit „usine") , zal be-heerscht worden door twee beginselen: volledige vrijheid en collectieveverantwoordelijkheid. 7 ) ~ Er zij hier nog eens op gewezen, dat dezetheorie volkomen aansluit bij het nog betrekkelijk gemoedelijk klein-bedrijf, doch absurd wordt, als men haar toepast op het industrieelegrootbedrijf.

In directe aansluiting aan hun beschouwingen over de algemeene sta-king hebben de theoretici het leerstuk van het proletarisch geweld ont-wikkeld. Alleen de daad heeft voor hen waarde: de daad in de produc-tie en de daad in de klassenstrijd. Ook hier nemen zij een onder demilitants levende opvatting op, $) en werken die verder uit.Sorel's uitgangspunt is negatief: de politiek van sociale vrede en paaienvan de arbeiders door de overheid werkt corrumpeerend; verburgerlij-king is het grootste moreele gevaar, dat de arbeidersklasse bedreigt.Geen gedeeltelijke verzoening met het kapitalisme maar onverbiddelijkeklassenstrijd. Zoo komt hij tot de opvatting, dat die strijd in zichzelfwaarde heeft. 9 ) Slechts de strijd en het geweld, dat in die strijdwordt aangewend, kunnen de wereld van de decadentie redden, waar-mede de degeneratie der bourgeoisie haar bedreigt. De kapitalistischeklasse is slap en in plaats van in de klassenstrijd haar standpunt onver-zwakt te handhaven, geeft zij de arbeiders, onder het mom van idea-lisme en humanitaire beginselen, telkens wat toe. Y0 ) Een proletariaat,dat zich door de mooie frases liet verblinden, zou in strijdkracht ver-zwakken en ongeschikt worden, de reeds door Marx aangegeven „his-torische taak" te vervullen; slechts door het geloof in de algemeene sta-king, het scherp trekken van de grens tusschen de klassen, kan het pro-letariaat zijn eigen „oorlogsmentaliteit" en daarmede het moreele peilvan de geheele maatschappij redden; 11 ) nu dreigen alle edele en moe-

1 ) Berth, Mouv. Soc., 1-8-1905, bl. 534. -- 2) Lagardelle, idem, 15-2-1907, bl. 109. --S) Vgl. Berth, idem, 15-1-1907, bi. 93 vlgd. -- 4) Vgl. Lagardelle, idem, 15-2-1908,bi. 464. ~ 5) Matériaux, bi. 70. -- 6) Vgl. Sorel, Introduction, bi. 216 vlgd. ~ 7) Vgl.Lagardelle Mouv. Soc., Maart 1911, bi. 163. -- 8) Zie bijv. Pouget in 1901, Voix duPeuple, 3-3-1901. — 9) Artikel uit 1905, herdrukt Matériaux, bi. 68 vlgd. — 10) Ré,

flexions, bi. 109. -- ") Idem, bi. 114 vlgd.

Het proleta-risch geweld

De opvoeden-de waarde van

de strijd

157

Page 161: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

dige karaktereigenschappen onder te gaan in „het democratisch moe-ras"; het proletarisch geweld „is het eenige middel, waarover de doorde humanitaire theorieën afgestompte Europeesche naties beschikken,om haar oude energie terug te krijgen." 1 ) Bij een verovering van destaatsmacht onder leiding der politieke socialisten, zouden de schijnbareoverwinnaars in werkelijkheid de knechten worden van de burgerlijkeideologieën en burgerlijke instellingen. 2 )

Geweld tegen- Het proletarisch geweld, betoogt Sorel verder, zal geen overeenkomstover machts- vertoonen met de wreedheden en machtswellust van de overwinnaarsmisbruik

in de groote Revolutie. 3 ) Het zal zijn als het zooveel edeler oorlogsge-weld; „wat met de oorlog te maken heeft, voltrekt zich zonder haat,zonder wraakzucht; in de oorlog doodt men de overwonnenen niet." Desyndicalisten misbruiken niet de staatsmacht om hun haatgevoelens tebevredigen; wat er bij stakingen aan geweld voorkomt, ontstaat juistuit de behoefte, de geheele staatsmacht, met haar politie, leger en an-dere brute machtsmiddelen, te vernietigen. 4 ) De revolutionaire alge

-meene werkstaking is gelijk te stellen met de edelste vormen van oorlog-voering; het proletariaat streeft naar strijdersroem, waardig aan degrootheid van zijn historische taak; geen strijd is beter geschikt om dehoogste vormen van heldendom te doen herleven. 6 ) De machtsmiddelenvan de staat kunnen, ook als zij in handen van zoogenaamde democratenzijn, slechts worden gebruikt ter onderdrukking; daartegenover staathet proletarisch geweld, dat niet onderdrukt, maar vrijheid brengt. 6 )Marx heeft deze overwegende beteekenis van het de staat ondermij-nend geweld niet gezien; het kan hem vergeven worden, omdat in zijntijd de arbeiders nog niet het huidig geloof in de algemeene staking heb

-ben verworven, In geen enkel opzicht mag de vakbeweging de demo-cratische methoden navolgen; liever een zwakke, chaotische beweging,dan de democratische organisatie en daarmee de democratische lam-lendigheid van de Engelsche of Duitsche vakbeweging.

Het geweld als Ook Sorel wil zoo min mogelijk van wapens gebruik maken en hij wijstschepper van bloedvergieten af; maar van de slappe democratische, humanitaire op-moreele waar -

voeding , die de staat laat even in zij n scholen, wil hi niets weten. Hiden 9^ g j j jwil een verheerlijking van de strijd, zij het met zoo edel mogelijke wa-penen; een zoo scherp mogelijke klassentegenstelling, zij het met onder

-linge waardeering der tegenstanders. De „blatende kudde" van moder-ne moralisten heeft de menschen geleerd, dat elke vorm van geweld eenterugval in barbarisme is; Sorel echter acht het openlijk geweld van deoorlog en van de onverzoenlijke klassenstrijd veel moreeler dan het ge-scharrel van eerzuchtige, op eigen eer en voordeel bedachte politici. Demoraliteit wordt gediend door „een oorlogstoestand, waarin de menschenzich vrijwillig begeven." 7 ) In het proletariaat worden in de klassen.strijd de „meest verheffende gevoelens gewekt in overeenstemming metde grootsche strijd", die het heeft aangebonden. In de arbeiders, die dealgemeene staking voorbereiden, wordt dezelfde geloovende en enthu-siaste heldhaftigheid opgewekt, die de soldaten van de Revolutie-legerskenmerkte. 8 ) De arbeiders zijn niet meer pionnen op het politiekeschaakbord; ieder voor zich voelt zich verantwoordelijk en spant zich

1) Réflexions, bi. 120. — 2) Idem, bi. 127. -- 3) Idem, bi. 135 vlgd. -- 4) Idem, bi. 161vigd. — 5) Idem, bi. 249 vlgd. — 6) Idem, bi. 256~286. --- 7) bi. 319. — e) bi. 372 vlgd.

158

Page 162: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

tot het uiterste in; het wordt „de geweldigste manifestatie van de per-soonlijke kracht." 1 ) In de algemeene staking geen hoop op persoonlijkvoordeel of op belooning, maar de werking van „de verborgen deugd,die de voortdurende vooruitgang van de wereld verzekert." 2 ) „In detegenwoordige tijd is er slechts één kracht, die dat enthusiasme kan op-wekken, zonder hetwelk moraal onbestaanbaar is: dat is de kracht, dieuitgaat van de propaganda voor de algemeene staking." 3 ) En de con-clusie van Sorel's boek over het geweld luidt: „Aan het geweld ont-leent het socialisme de moreele waarden, waarmede het aan de modernewereld het heil brengen zal." 4 )Na het voorgaande is het niet noodig, de geweldtheorie van Berth af-zonderlijk te ontleden. Hij volgt geheel Sorel, gebruikt veelal dezelfdetermen en onderscheidt zich slechts hierin van zijn leermeester, dat hijduidelijker dan deze de nauwe verwantschap tusschen de leer van hetgeweld en de opvattingen van Proudhon aangeeft. 5 )Evenmin als Lagardelle ooit de term „mythe" heeft gebruikt, heeft hijzich geheel aan de geweld-theorie van Sorel overgegeven. Hij blijft hetaanwenden van geweld in de klassenstrijd verwerpen. a) Wel bevattenzijn geschriften vele verwante gedachten. Hij prijst het syndicalisme,omdat het de arbeiders een strijdlust geeft, die groeit bij ieder arbeids-conflict. Het proletariaat „moet zijn strijdkracht steeds bereid houdenen nooit de lust aan avontuurlijke daden verliezen, die veroveraars ken-merkt.- Zoo gaat van het syndicalisme een verjonging van het socia-lisme uit. 7 ) Geen gemarchandeer meer, maar „de strijd met zijn geva-ren en zijn overgave." 8 ) Nog in 1913 verwerpt hij alle „sociaal paci-fisme" en betoogt, dat de maatschappelijke ontwikkeling vereischt, datde klassen ongehinderd, met volle kracht, op elkaar botsen. a)Het is duidelijk, dat het humanitaire pacifisme voor de syndicalistengeheel onaanvaardbaar is. Toch moeten de theoretici het in de C.G.T.levend fel antimilitarisme in hun theorie een plaats geven. Voorop staanhier de aanvallen op het pacifisme der parlementaire socialisten. Vol-gens Berth is Jaurès ook als pacifist niet anders dan de woordvoerdervan de bourgeoisie, wier pacifisme een uiting is van haar decadentie;„deze heeft elk gevoel voor recht en eer verloren, is bereid tot alle com-promissen, tot alle laagheden." Y 0 ) Voor hen zijn de pogingen van Jaurèsen de zijnen, hun internationale principes met vaderlandsliefde te ver

-eenigen, niet anders dan huichelarij. 11 ) Het kapitalisme, dat slechtsdenkt aan geld verdienen, is volgens Lagardelle uit eigenbelang paci-fistisch geworden; het behaalt liever gemakkelijke en voordeelige over-winningen in de koloniën; het wordt zelf steeds meer internationaal. 12 )Het vaderland is voor de huidige bourgeoisie niet meer een ideaal, waar-voor het zich zoo noodig opoffert; het is slechts een onmisbaar middelbij het geld verdienen. 13)

Aan oorlogsgevaar gelooven zij niet; Lagardelle voorspelt in 1906 een

') bi. 376. -- 2) bi. 385. — 3) bi. 388. — 4) bl. 389. ~ 5) Van hem vooral .,La Guerreet La Paix", Mouv. Soc., 15-1-1909, bi. 52. Verder voor Berth, idem, 15-11-1904,bi. 127 vlgd.; 15-2-1906, bi. 245 enz. — e) Mouv. Soc., Sept. 1912, bl. 164. -- 1) Voor-woord Syndicalisme et Socialisme, bi. 8. -- 8) Mouv, Soc. 15-6-1908, bi. 435.9) Idem, Jan. 1913, bl. 27. -- 10) Idem, 15-1-1907, bi. 98. -- 11) Lagardelle, idem 15-7-1905, bl. 415 vlgd. en 15-6-1906, bi. 5 vlgd. -- 12) Aldaar, bi. 17 vlgd. — ^s) Idem,15-10-1906, bi. 148 vlgd.

Invloed vanProudhon

Verwante op-vatting vanLagerdelle

Tegen huma-nitair pacifis-

me

Anti-militaris-me als onder-deel van de

strijd tegen destaat

159

Page 163: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

geleidelijk afnemen van de militaire lasten. l) Zij nemen de voorstel-ling van de militants over, dat de staat het leger onderhoudt om het bijstakingen en revolutiegevaar op de arbeiders te kunnen loslaten. Dochvooral moet men het antimilitarisme der theoretici zien als een onder-deel van hun streven naar vernietiging van de staat. 2 ) Het patriottis-me veronderstelt de eenheid van de natie, ook boven de klassentegen-stelling; daarom, en niet om zijn strijdlust, is het voor de syndicalistenonaanvaardbaar. 3) Voor het gemak vooropstellend, dat het tijdperkder nationale oorlogen is afgesloten, komen zij zonder moeite tot deconclusie, dat zij, de syndicalisten, de ware erfgenamen van de oorlogs-geest zijn. Berth zegt: „de tegenwoordige klassenstrijd is de historischeplaatsvervanger van de nationale oorlogen." 4 ) De werkstaking is „deoorlog in economische vorm." 5)

De kritiek op Het voorstaan van de zoo scherp mogelijke klassenstrijd leidt de syndi-de democratie calisten tot het afwijzen van de democratie, die volgens hen de strek-

king heeft, de klassentegenstellingen te verdoezelen en tegenover hetmoreele geweld, de immoreele halfslachtigheid vertegenwoordigt. Geenthema is in de syndicalistische litteratuur zoo uitgesponnen en steedsweer herhaald, als de kritiek op de democratie. Zij wordt principieel be-streden, omdat zij de politieke vorm voor de heerschappij der kapitalis-tische klasse is; zij wordt vooral aangevallen met aan de practijk ont-leende argumenten, die haar immoreele, corrumpeerende werking moe-

De politiek als ten bewijzen. Mèt de democratie worden de politieke partijen verwor-bederf pen en de staat, die haar op onderdrukking gerichte schepping is. Een

politieke partij kan geen zuivere klasseorganisatie zijn, daar zij een be-roep moet doen op de stemmen van personen uit alle klassen. Alleende syndicats staan op een zuivere klassebasis. Berth zegt: het parle-mentaire stelsel sluit onherroepelijk in de ontkenning van de klassen~strijd; zitting nemen in het parlement beteekent „medewerken aan deregeering der bourgeoisie." e) En elders: „In de vredige atmosfeer vaneen parlement..... veranderen de kreten van het proletariaat in vriende-lijke redevoeringen." 7 ) Bovendien: in het parlementaire stelsel dragende kiezers hun belangen op aan tusschenpersonen; dat is doodend voorde activiteit. 8 ) Berth drukt zich weer het scherpst uit: „vertegenwoor-diging kan niet anders zijn dan verraad." 9 ) Daartegenover leert hetsyndicalisme de arbeiders, slechts op hun eigen kracht, op de directeactie te vertrouwen. 10 ) Is Berth de felste, Sorel is zeker de meest cyni-sche van het drietal. „Politieke partijen," schrijft hij, „zijn vereenigin-gen, die zich ten doel stellen, de voordeelen te verwerven, die het bezitvan de staatsmacht kan bieden, hetzij haar leiders gedreven wordendoor haat, hetzij zij materieel voordeel nastreven, hetzij zij hun machts-begeerte willen bevredigen." Zij doen een beroep op de ontevredenmassa, opdat deze hun „de staatsmacht, het voorwerp van hun begeer-ten, in handen speelt." Zijn zij aan de macht gekomen, dan moeten zij,om de steun der kiezers te behouden, deze door gunsten op kosten van

1 ) Idem, bl. 135. -- 2) Berth, idem, 15-4-1906, bl. 501. Sorel, Réflexions, bl. 162 en282. — 3) Berth, Mouv. Soc., 15-5-1907, bl. 488. — 4) Mouv. Soc., 15-7-1905, bl.431. — 5) Idem, 15-1-1909, bl. 53. Vgl. Lagardelle, idem, 15-7-1905, bl. 416. -' 6) Idem,15-5-1907, bl. 488..— 7) Idem, 1-12-1904, bl. 221. — 8) Idem, 15-7-1909, bl. 23. —9) Idem, 15-10-1906, bl. 166. -- 10) Idem, Lagardelle, 15-7-1907, bl. 5.

160

Page 164: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

de gemeenschap zoet houden. 1 ) Om te kunnen bewijzen, dat de demo-cratie altijd tot partijcorruptie moet leiden, beweert hij, dat Amerika dezuiverste vorm van de democratie vertoont. 2 ) Het is hem onmogelijk, dewoorden en daden der politici uit andere dan kleine en baatzuchtigemotieven te verklaren. 3 ) Hij spaart geen scheldwoorden en verdacht

-makingen en vervalt op iedere bladzijde in een zoo klein mogelijke be-strijding van personen. 4 ) Al het kwade van zijn eeuw vat hij samenin de term „de radicalen", waaronder natuurlijk ook de parlementairesocialisten begrepen zijn. Het ergste vindt hij het indringen van politie-ke praktijken in de vakbeweging, langs de weg van de „sociale vre-de", 6 ) die hij noemt, „de philosophie van de veinzende lafheid." s) Indit verband waarschuwt hij de vakbeweging voor mutuellistische instel-lingen en coöperaties, die alleen bij een zeer krachtige syndicalistischementaliteit zuiver kunnen blijven. 7 ) Met bitterheid erkent hij, dat ookde syndicalistische arbeiders zich door algemeene politieke stroomingen,als het anticlericalisme, ja zelfs door de verkiezingsstrijd laten mee

-sleepen. 8 ) Evenals de militants beschouwt hij het syndicalisme als eenpolitieke beweging; a) maar „de verovering van de politieke macht" be-staat voor hem in het scheppen van de eigen proletarische organen,die de staat zullen moeten verdringen, niet in het in bezit nemen en ge-bruiken van de staatsmacht. 10)

Berth heeft steeds weer deze opvattingen van Sorel in eenigszins anderewoorden herhaald. Het gevaar van verburgerlijking acht hij zeer drei-gend; het syndicalisme wil voorkomen, dat wij „prolétaires bourgeois"krijgen, zooals wij „bourgeois gentilhommes" hebben gehad. 11 ) Het in-dividu, schrijft hij, is uit de Katholieke kathedraal verlost, maar werdtoen gevangen in een nieuwe kathedraal, „men bad er niet meer, mendiscussieerde en redevoerde.... de politicus leidde de dienst in plaats vande priester." 12 ) En later: „het abacadabra van de Rechten van deMensch is een even duistere theologie als die van de katholieke kerk." 13)

In de wereld van de parlementaire democratie overheerscht volgenshem de koehandel, „de list vervangt de eer, de letter van de wet het ge-weld, de vrede de oorlog en iedere dag worden de individuen kleiner,middelmatiger,.... omdat niets hen boven zichzelf uitheft." 14)

Principieel is Lagardelle het met Sorel en Berth eens, maar hoe geheel Lagardelie isanders is zijn geluid; bij hem geen persoonlijke verdachtmakingen, maar gematigderde beginselkwestie alleen. Zijn zin voor het constructieve doet hem dein de syndicats ontstaande nieuwe organen bewonderen en de demo-cratie verwerpen, omdat hij meent, dat deze niet meer in staat is, nieu-we waarden voort te brengen. 15 ) Het is er hem vooral om te doen, „hetantagonisme te toonen tusschen de politiek en de economie, de partij ende klasse, de burger en de voortbrenger, de democratie en het socialis-me;" en hij erkent in 1911, daarbij wel eens de nuances uit het oog tehebben verloren. 16 ) Om de arbeiders de noodzakelijkheid van het

1 ) Decomposition du marxisme, bl. 25~27. -- 2) Mouv. Soc., 15-7-1908, bi. 78. — 3) Ziebijv. het heele pamflet La Revolution dreyfusienne. ~ 4) Vgl. bijv. Réflexions, bi. 77,vlgd. _5) O.a., Matériaux, bi. 145 vlgd. _6) Revolution dreyfusienne, bi. 21. — 7) Mouv.Soc., 1-9-1905, bl. 10 vlgd. — 8) Idem, 1-11-1905, bl. 277 en Matériaux, bi. 71 vlgd.— ') Idem, bi. 106. — 10) Idem, bi. 120 vlgd. ~ ' 1 ) Mouv. Soc., 15-5-1908, bi. 394.— 12) Idem, 15-1-1904, bl. 6 vlgd. ~ 13) Idem, 1-2-1905, bl. 206. ~ 14) Idem, 15-10-1906,bi. 180. — 15) Idem, 15-6-1908, bi. 429 vlgd. ~ ") Le Socialisme Ouvrier, bi. XII--XIII.

16111

Page 165: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

scheppen van eigen organen te toonen, moest hij zoo fel mogelijk hetoude geloof in de scheppende macht van de staat bestrijden. 1) De ookonder de arbeiders levende Jacobijnsche traditie wilde hij voor goed uit-bannen. 2 ) Proletarische politiek beteekent „het profiteeren van de her-vormingen, die nuttig zijn voor de revolutionaire activiteit en het ver

-werpen van iedere gewelddadige of beschermende inmenging van destaat." 3 ) De gevaren van de verslappende democratie bedreigen de ar-beiders ook via de socialistische partij, omdat deze, ook al wil zij an-ders, als onderdeel van het parlementair systeem niet anders kán doendan de klassenstrijd temperen. 4 )

De democratie Lagardelle onderscheidt zich van Sorel, waar hij aan de democratie haarals onmisbaar waarde voor het syndicalisme toekent. Zij is volgens hem een onmis-overd umssta- baar stadium in de ontwikkeling van het syndicalisme. Alleen in de de-

mocratie kan het proletariaat de grenzen van het parlementarisme lee-ren zien en zich de klassentegenstelling in al haar scherpte bewust ma-ken. 5 ) Zoolang de democratie nog niet volgroeid is, is het onvermijde-lijk, dat het proletariaat samen met groepen uit de burgerlijke klassenvoor democratische rechten, bijv. voor het algemeen kiesrecht, strijdt. 6 )

Hij wil niet terug uit de democratie maar door de democratie heen; hijziet het syndicalisme als een beweging „uit de democratie voortgeko-men . " 7 ) De democratie, zegt hij elders, is „de voorwaarde voor hetontstaan van het syndicalisme;" zij is het tijdperk van de ontbindingvan de staat. Haar voordeelen mogen negatief zijn, zij maken, dat zijverre te verkiezen is boven elke andere regeeringsvorm. 8 )

Tegen staats- De staat, bedoeld als orgaan van onderdrukking, is volgens de syndica-bedrijven listen volkomen ongeschikt om als leider van bedrijven op te treden;

naasting van particuliere bedrijven door de staat achten zij geen voor-uitgang. 9 ) En omdat hierdoor de staat, die vernietigd moet worden,

juist versterkt wordt; èn omdat de staat op het gebied van de productieabsoluut incompetent is. Y 0 ) Lagardelle eischt van de socialistische partij,dat zij haar invloed zal gebruiken om de leiding van de bestaande over-heidsbedrijven geheel in handen te brengen van de personen, die in diebedrijven werkzaam zijn. Geen werkgever, betoogt hij, beperkt zoozeerde vrijheid van zijn arbeiders en maakt zich zoo aan willekeur schuldigals de staat. 11 ) De kenmerken van de staat zijn „incompetentie, onver-antwoordelijkheid, verspilling, het scheppen van baantjes voor vriend-jes, willekeur." Y2 ) Overheidsbedrijven beteekenen alleen dan een voor-uitgang, als gewaarborgd is „de vrijheid en eigen verantwoordelijkheidder voortbrengers." 13)

Van intellec- De drie theoretici zijn eenstemmig in hun veroordeeling van de „heer-tueelen is niets schappij der intellectueelen", die bij de democratie behoort. Het is eente verwachten maatschappelijke groep, die met theoretiseeren geld moet verdienen en

dus aangewezen is op de exploitatie van de politiek. 14 ) Zij vervullen

') Idem, bl. VII. — 2) Le Socialisme Ouvrier, bi. 30. — 3) Idem, bi. 96. ~ 4) Idem, bl. 335.5) Syndicalisme et Socialisme, bi. 36 vlgd. — °) Mouv. Soc., 15-2-1907, bi. 106. — 7) LeSocialisme Ouvrier bi. XIV —XV. -- 8) Mouv. Soc., Febr. 1911, bl. 84. -- 9) Zie Sorel,Introduction, bi. 264 vlgd. Over wat hij wél wil als overgang naar het syndicalisme, idem,bi. 236 vlgd. en 349 vlgd. De leiding van het transportwezen, de banken, enz., van alles,wat hij het ,.economisch milieu" noemt, wil hij desnoods aan de tegenwoordige overheidin handen geven. -- 10) Lagardelle, Le Socialisme Ouv , ier, bl. 389 vlgd. — 11 ) Mouv.Soc., Maart 1911, bl. 161 vlgd. -- 12) Idem, Sept. 1910, bl. 153. ~ 13) Idem, juli 1910,bi. 73. — 14) Sorel, Réllexions, bl. 200 en 240; Décomposition, bl. 28 en passim, enz.

162

Page 166: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

geen rol in het productieproces en moeten dus als parasieten wordenbeschouwd; in de politiek achten zij het hun taak, in naam van de massate spreken en te denken, wat, als het aanvaard wordt, de spontaniteiten activiteit der massa doodt. Treden zij op in een arbeiderspartij, danvervallen zij óf in reformistische, of in politiek-revolutionaire, (utopis-tische), uitersten. 1 ) Berth zou in 1913 een bundel oude artikelen uit-geven onder de titel: „De misdaden van de intellectueelen". Het syn-dicalistisch ideaal is de „dienende intellectueel", die nooit eigen wil ofeigen ideeën aan de arbeidersbeweging tracht op te leggen, maar dezichzelf wegcijferende tolk en verklaarder is van de beginselen, die dearbeiders zelf in hun strijd en hun organisaties vormen.Evenals de militants gelooven zij in de actieve minderheid, die de on- De leidende

bewuste massa zal meesleepen en uit haar naam moet spreken en han- élite

delen; een proletarische minderheid, natuurlijk, niet een uit de kapitalis-tische klasse gerecruteerde leidersgroep. Men heeft het wel genoemdeen proletarische Uebermensch-theorie, en inderdaad wordt Nietzschedoor Berth herhaaldelijk geciteerd. 2 ) Weinig „intellectueelen - hebbenzoo duidelijk hun minachting voor de massa getoond als Sorel en Berth!In de kleine, Fransche syndicats is het een élite, die de leiding heeft. 3)

Sorel vergelijkt de taak van de kleine, veel geloof en opofferingsgezind-heid vereischende syndicats in het socialisme, met de rol van de mon-niksorden in de kerk, die daar tegenover de compromissen -sluitende lei-ding de leer zuiver hielden. 4 ) Lagardelle betoogt eenvoudig, dat het de-mocratisch meerderheidsprincipe voor de strijd onbruikbaar is; daar zijnhet steeds de moedigsten, die voorop gaan en zich aan de slagen blootstellen. 5 ) De leer van de bewuste minderheid noemt hij „het nieuwepolitieke principe van het proletariaat." Hier geen overdragen van deverantwoordelijkheid aan in wezen vreemde vertegenwoordigers, maareen nauwe belangengemeenschap en een dagelijksch contact tusschende minderheid en de door haar geleide massa. e)Lagardelle staat dicht genoeg bij de arbeiders om de betrekkelijke waar- Lagardelle ende van sociale wetten, die het levenspeil der arbeidersklasse verhoogen, de socialis-te erkennen. 7 ) Hij blijft het anarchistisch antiparlementarisme bestrij- tische partij

den en wil niet anders dan „extra-parlementair" genoemd worden. 8)

Zelfs reserveert hij voor de socialistische partij een eigen, zij het volko-men ondergeschikte, taak, 9) Zij moet de door de syndicats gesteldeeischen in het parlement verdedigen, haar parlementaire invloed gebrui-ken om de macht van de vakbeweging te versterken en die van de staatte ondermijnen. Zij moet dus onvoorwaardelijk de leiding van deC.G.T. aanvaarden. 10 ) Hij had de moed, dit voor de partij weinig aan-trekkelijk standpunt op de partijcongressen te gaan verdedigen. 11)

Terwijl Sorel en Berth zijn doorgedraafd op de eens ingeslagen anti- „Syndicalisa-democratische weg en zoo tijdelijk bij de Action Française terecht moes- tion" van hetten komen, ontstaat bij Lagardelle omstreeks 1910 eenige aarzeling ten politieke leven

1 ) Lagardelle, Les intellectuels et le socialisme ouvrier. Mouv. Soc., 15-2-1907, 15-3-1907en 15-4-1907. — 2) O.a., idem. 15-7-1908, bl. 52 vlgd. ~ 3) Berth, idem, 15-1-1904,bi. 8. — 1) Réfexions, bi. 428 vlgd. — 5) Le Soc. Ouvrier, bi. 60 en 344. — e) Mouv.Soc., Sept. 1911, bi. 182 vlgd. — 7) Idem, 15-12-1908, bi. 460. 8) Idem, 15-6-1908,b]. 432. — 9) Idem, 1-4-1905, bl. 497, Soc. Ouvrier, bi. 156 vlgd. ~ 10) Idem, bi. 166,181, 191, 195. -- ") Zijn rede op het congres van Toulouse, 1908, herdrukt idem,bi. 358-400.

163

Page 167: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gevolge van de instemming, die de kritiek op de parlementaire demo-cratie in de kringen van het groot-kapitaal heeft gevonden. Zóó washet niet bedoeld! Hij zegt dan, dat de Fransche democratie wel veran-dert en zich verbetert, maar niet verdwijnen zal. „Hoe men het ookwendt, altijd zal noodzakelijk blijven een minimum van politiek, vanparlementarisme, van centraal staatsgezag." 1 ) Aan de andere kant kenthij het syndicalisme de eer toe, tot deze zuivering van de democratie destoot te hebben gegeven. Niet alleen de socialistische partij, schrijft hij,ook de burgerlijke politici en kranten hebben de invloed van onze kri-tiek op de democratie ondergaan. Ja, hij meent een „syndicalisation"van het geheele publieke leven waar te nemen. Sluiten niet de wijnbou-wers, de boeren en andere maatschappelijke groepen zich in speciale,op een bepaald concreet doel gerichte, organisaties aaneen om doordruk van buiten af op de staat, door directe actie, hun doel te be-reiken! 2)

Bewondering Het belang van de toeneming der productie, die zij als één van de gevol-voor een actief gen van het proletarisch geweld verwachten, weegt bij de theoretici

kapitalisme zeer zwaar. Productieve arbeid is voor hen het hoogste in het mensche-lijk leven. 3 ) De economische ontwikkeling kan hun nooit snel genoeggaan. 4 ) De syndicalist vindt het kapitalisme het meest verachtelijk, alshet slap is, conservatief, als het de nieuwe technische mogelijkheden nietgretig aangrijpt. 5 ) Voor het snel-groeiende, veroverende kapitalisme,zooals het zich vooral in Amerika heeft getoond, gevoelt Sorel de groot-ste bewondering. Na de algemeene staking zullen de syndicats zijn pro-ductiemiddelen en productiemethoden met dankbaarheid overnemen. 6 )

Door de scherpe directe actie dwingen de syndicalistische syndicats, hetaandeel der arbeiders in de opbrengst van het arbeidsproduct verhoo-gend, de kapitalisten tot steeds hooger technische volmaking. 7 ) -Geluk-kig het kapitalisme, dat tegenover zich een strijdbaar en veeleischendproletariaat vindt!" s) Ten deze deelen de militants de opvattingen dertheoretici. Mannen als Pelloutier en Grif fuelhes hebben van het beginaf het spontaan verzet der arbeiders tegen de invoering van arbeid-besparende machines bestreden. 9 ) Grif fuelhes wordt niet moe, de Fran-sche werkgevers van gebrek aan ondernemersdurf te beschuldigen;„Wij willen Frankrijk actief, bloeiend, hard werkend, bezaaid met on-dernemingen." 10 ) De latere secretaris der C.G.T., Jouhaux, zou ditthema overnemen. 11 )

Verschil van De theoretici achten het daarnaast van even groot belang, dat de arbei-meening over ders reeds nu eerbied voor de arbeid leeren en zich inspannen, hunde sabotage werk zoo goed mogelijk te doen. De klassenstrijd, immers, heeft voor

hen vooral een moreele, opvoedende waarde, moet de arbeiders voor deleiding van de productie rijp maken. Y2 ) Daarom verzetten zij zich met

1) Mouv. Soc., Dec. 1912, bi. 322 vlgd. en Jan. 1913, bi. 23 vlgd. — 2) Idem, Dec.1910, bi. 345 vlgd.; Dec. 1911, bi. 322; Febr. 1912, bl. 145; Jan. 1913, bi. 18. —3) Bijv. Sorel, Introduction, bi. 131. — 4) Dezelfde, Mouv. Soc., 15-5-1907, bi. 481;Lagardelle, idem, Jan. 1910, bi. 48. -- 5) Berth, idem, 15-11-1903, bl. 328. — °) Idem,1-11-1905, 276. -- 7) Lagardelle, idem, 15-12-1908, bl. 457. — 8) Le Soc. Ouvrier, bl.293. — 9) Pelloutier, t. a. p., bi. 257. Voor Griffuelhes, Mouv. Soc., 15-7-1908, bl. 30,10) Idem, Juni 1910, bl. 341, jan. 1911, bi. 34 vlgd., Jan. 1912, bi. 30 vlgd. — 11) Vgl.idem Dec. 1912, bi. 391. -- 12) Sorel, voorwoord Peiloutier, bi. 65 enz.

164

Page 168: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

nadruk tegen de sabotage. l) Hier echter vinden zij Pouget en anderemilitants tegenover zich. Pouget toont niet alleen in de brochure, waarinhij het Taylor-stelsel bestrijdt, weinig eerbied voor de verhooging vande productiviteit van de arbeid, 2 ) hij predikt luide de sabotage; als hij,ten gevolge van de groei der vakbeweging, een afneming van de ar-beidsproductiviteit in het bouwvak constateert, vervult hem dit metvreugde. 3 ) Van Sorel's verzet maakt hij zich met een spottend schou-derophalen af. 4 )

Zooals Sorel, die gaarne anderen „utopisme" verwijt, de stelling heeft Hoe Sorel zichgeponeerd, dat de periode der nationale oorlogen voorbij is, om het de ontwikke-

anti-militarisme der C.G.T. met zijn geweldtheorie te kunnen rijmen, ling der acht

l g l ductiewenschtzoo heeft hij, om zijn op de werkplaats berekend ideaal voor de toe-komst-productie te kunnen handhaven, een ontwikkelingswet van hetkapitalisme uitgedacht, die volkomen in strijd is met de tastbare werke

-lijkheid. De oude socialistische opvatting van de ontscholing der arbei-ders hoort volgens hem bij het voor-kapitalisme; het syndicalisme, ech-ter, past bij het volgroeide kapitalisme, waarin de geheel volmaakte ma-chines alle mechanische arbeid van de mensch hebben overgenomen ennog slechts behoefte is aan zeer geschoolde arbeiders om de verfijndemachines te bedienen en te verzorgen. 6 ) Zoo zullen wij in zekere zineen terugkeer tot de arbeidsvreugde en de persoonlijke arbeid van hethandwerk beleven; de arbeid zal tot het peil van de kunst worden opge-heven; een goede arbeider zal een „artiest" moeten zijn. e) Sorel meen-de de eerste teekenen van deze, door hem zoo zeer gewenschte, ont-wikkeling waar te nemen; in werkelijkheid leefde hij aan het begin vande periode van de „loopende band". Op gelijke wijze bracht zijn ver-achting voor intellectueel werk hem tot de willekeurige voorspelling, datverdere mechanisatie een belangrijke vermindering van het aandeel vaningenieurs en administratief personeel in de productie zou brengen; 7)

ook in dezen zou vooral de rationalisatie van de laatste jaren juist hetomgekeerde toonen.

De vraag, in welke verhouding de syndicalistische theorie staat tot VerhoudingMarx en Proudhon, kan hier niet tot in onderdeelen worden beant- tot Marxwoord; zij vereischt een studie op zichzelf. In het algemeen kan menzeggen: Sorel en de zijnen aanvaarden de historisch-materialistische ge-schiedenis- en maatschappijbeschouwing en passen haar, vaak metgroote bekwaamheid, toe; s) dat Sorel de caricatuur, die Lafargue vanhet historisch materialisme gemaakt heeft, verwerpt, spreekt van zelf. s)De marxistische opvatting van de klassenstrijd, het geloof in de histo-rische taak van het proletariaat en de voorbereiding van de sociale re-volutie, hebben de syndicalisten als basis voor hun theorie genomen.Voorts hebben zij uit Marx' werk de argumenten voor hun strijd tegende staat verzameld, die daar ongetwijfeld te vinden zijn. Y0 ) Zij eerenMarx vooral als socioloog, als de man, die voor het eerst het ware ka-

1) Sorel, Mouv, Soc., 1-11-1905, bi. 277, Lagardelle, idem, Sept. 1911, bi. 163. —2) L'organisation du surmenage, passim. — 3) La C. G. T., bi. 63. -- 4) Le Sabotage,bi. 29. — S) Mouv. Soc., 15-3-1906, bi. 374 vlgd.; Introduction, bi. 69 vlgd. —6) Matériaux, bi. 137. 7) Idem, bi. 96. -- 8) Bijv. idem, bi. 78 vigd. -- 9) LaDécomposition du marxisme, bi. 6. 10) Idem, bi. 52 vlgd.; Lagardelle, Mouv. Soc.15-3-1908, bi. 195 vlgd.; v. d. Goes v. Naters, t. a. p., bi. 37 vlgd.

165

Page 169: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

rakter van de sociale bewegingen en de sociale botsingen heeft ontdekten verklaard. 1) Daarentegen staan zij kritisch tegenover Marx' econo-mische opvattingen, de waardeleer, 2 ) de concentratievoorspellingen,enz. Volgens hen komt het socialisme niet met fatale zekerheid, maar iszijn verwezenlijking afhankelijk van de activiteit en de rijpheid van dearbeidersklasse. 3 ) Zij verwijten Marx, niet voldoende aandacht te heb-ben geschonken aan de geestelijke opvoeding van het proletariaat enaan de moreele problemen in het algemeen. 4 )

De syndicalisten gaan bij voorkeur terug naar de oude Marx van hetCommunistisch Manifest en beroepen zich verder graag op Marx'brief over het Duitsche program van Gotha van 1875, waarin hij hetLassalleaansche vertrouwen in de staat hekelt. 5) Lagardelle schrijft:„het syndicalisme is in wezen volkomen marxistisch." e) De „nieuweschool", (n.l. de syndicalisten), schrijft Sorel, schrapte uit Marx' werkstuk voor stuk alle elementen, die, hetzij uit het utopisme, hetzij uit depolitiek-revolutionaire jacobinistische traditie, — het „blanquisme" —daarin waren binnengedrongen. „Zij zuiverde zoo het traditioneelemarxisme van alles, wat niet specifiek marxistisch was en wilde slechtsbehouden, wat volgens haar de kern van Marx' leer vormt." 7 ) En el-ders: „De nieuwe school voelt zich niet verplicht, ook de illusies, foutenen vergissingen te bewonderen van de man, die zooveel voor de vormingvan de revolutionaire idee heeft gedaan; zij stelt zich tot taak, de elemen-ten, die het werk van Marx ontsieren, te scheiden van de gedachten, diezijn eeuwige roem verzekeren." $) De syndicalisten waren overtuigd,dat de vernieuwing van het door de Duitschers tot een dogmatiek ver-laagd marxisme van de revolutionaire Romaansche landen zou moetenuitgaan. 9 ) Lagardelle ziet in het marxisme vooral „een theorie van deactie en een Philosophie van de practijk." Y0 ) De theorie was voor hennooit meer dan een illustratie van de levende beweging; geen kader,waarbinnen het leven zou moeten worden gedrongen. 11)

Sterke invloed Bestudeering van de syndicalistische theorie leert echter, dat de invloedvan Proudhon van Proudhon belangrijk grooter is dan die van Marx. Bij Berth blijkt

dat altijd; 12 ) Sorel zou het later toegeven, toen hij in 1919 zijn „Ge-dachten over het Geweld" noemde „een door Proudhon geïnspireerdboek ",Y3 ) terwijl in dat boek de citaten van Marx veel talrijker zijn dandie van Proudhon. In zijn latere geschriften neemt Proudhon een steedsgrooter plaats in. 14 ) Wij accepteeren, zegt Lagardelle, van Proudhonslechts die ideeën, die door de werkelijkheid bevestigd zijn, Y5 ) maarzijn boeken zijn voor ons een onuitputtelijke bron van geestelijke rijk-dom; buitenlanders zullen dat nooit kunnen begrijpen, omdat Proudhonzoo door en door Fransch is. 16 ) Kautsky kenschetst het syndicalisme

t) Decomposition, bi. 35. ~ 2) Zoo Sorel, Matériaux, bi. 208. — ') Bijv. Lagardelle,Mouv. Soc., 15-7-1909, bl. 6 vlgd. ~ 4) Mouv. Soc., 15-1-1909, bl. 51; Matériaux,bl. 124 vlgd. — 5) O.a., idem, bi. 276. De brief was in 1894 in Fransche vertalingin de Revue d'Economie politique opgenomen. ~ 6) Mouv. Soc., 1-10-1905, bi. 259.— 7) Decomposition, bi. 63. 8) — Réflexions, bi. 266; geheel onjuist is dus de bewe-ring van Em. Bourgeois, Cambridge Modern History, XII, bi. 128, dat het syndica-lisme „vijandig tegenover het marxisme" staat. — o) Berth, Mouv. Soc., 1-3-1905,bl. 354. — 10) Le Soc. Ouvrier, bi. 346 vlgd. -- 11 ) Sorel, Mouv. Soc., 1-11-1905,bi. 272. -- 12) Idem, 15-5-1908, bl. 392; 15-1-1909, bi. 50 vlgd. ~ i3) Appendix bijde 4de druk, bi. 452. -- i4) Introduction, bi. II; Matériaux, bi. 250. — 1 s) Mouv.Soc., Juli 1912, bi. 138 vlgd. — 16) Mouv. Soc., Maart 1913, bi. 259 vlgd.

166

Page 170: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

als „de verandering van het Proudhonisme van het kleinburgerlijke inhet proletarische, van het vreedzame in het revolutionaire." 1 )

Zoo moet het syndicalisme worden gezien als een combinatie van Marxen Proudhon; of liever een combinatie van bepaalde deelen van hetmarxisme met zorgvuldig uitgekozen elementen uit het zoo onsamen-hangende oeuvre van Proudhon. Vooral Berth noemt de twee meestersgraag in één adem en spreekt van het syndicalisme als van „marxistischanarchisme". 2 ) Verwijzingen naar Bakunin treft men vrijwel niet aan.In de periode van het grootste zelfvertrouwen noemden de syndicalistenzich „de nieuwe school". Later zouden zij deze term verwerpen, Berth,omdat de term hem te intellectualistisch klinkt; 3 ) Lagardelle, omdat hijgeen andere theorie wil, dan „ideeën, die voortdurend herzien en ver-jongd worden." 4 )

Wat de syndicalistische theorie aan origineele elementen bevat, is over-genomen van de militants der syndicalistische vakbeweging. De rest iszuiver eclectisch, hoe krachtig Sorel dit ook mag hebben ontkend. Sorelen Berth stellen hun eigen opvattingen voorop en zoeken vervolgens,wat Marx, Proudhon en anderen ter staving van die opvattingen bie-den. Na iedere verandering van standpunt verzekert Sorel, dat hij nude „ware Marx" zal openbaren. 6 ) Bij Lagardelle, minder uitsluitendvervuld van eigen ideeën, is de roep, „terug naar Marx" oprechter. 6)

Hij zoekt in Marx-Marx en niet in de eerste plaats de echo van deeigen stem.Aan de ééne kant trekken de syndicalistische theoretici scherp de grenstusschen zichzelf en het vertrouwen in de staat van Lassalle, wiens ver

-derfelijke invloed, naar hun opvatting, de socialistische partijen in allelanden tot hun slaafsch geloof in de staatsmacht heeft gebracht. 7 )

Slechts bij Lagardelle blijkt, ondanks het theoretisch verschil, iets vande bij een Franschman zoo begrijpelijke waardeering voor de figuur vanLassalle. 8 ) Aan de andere kant leggen de syndicalisten sterk de nadrukop de verschillen, die hen van de anarchisten scheiden. Het anarchismedoet een beroep op alle menschen van goede wil en ontkent de klassen~strijd. 9 ) De anarchisten, zegt Berth, zijn rationalistisch, gelooven inde heilzame kracht van de verstandelijke overreding; wij echter laten deopvoeding van de arbeiders aan de actie en aan de beweging zelf over.De anarchisten leggen de nadruk op de rechten van de mensch als ver-bruiker, wij op de taak van de arbeider als voortbrenger. 10 ) Zij nemende individu als kern voor hun toekomststaat, de syndicalisten de voort

-brengersgroep, waaraan de individu zich zal hebben te onderwer-pen. 11 )

In de strijd tusschen de revisionisten om Bernstein en de orthodoxemarxisten om Kautsky zijn de sympathieën van de syndicalistische theo-retici aan de zijde van de eersten. Bernstein, zegt Sorel, heeft tenminsteeen poging gedaan, het star en onvruchtbaar geworden marxisme tot het

') Neue Zeit, 1904-1905.1, bi. 481. — 2) Mouv. Soc., 15-5-1904, bi. 37; idem 1-5-1905,bi. 8. — 3) Idem, 15-5-1908, bi. 391. — 4) Idem, Dec. 1911, bi. 323. --- 5) Vgl. Ma-tériaux, bi. 250. — ") Mouv. Soc. 15-3-1903, bi. 481. — 7) Sorel, idem, 15-4-1906,bl. 476 vlgd. Berth, idem, 1-8-1905, bl. 527. -- s) Idem, Mei 1913, bl. 51. — 9) LeSoc. Ouvrier, bi. 336 vlgd. — 10) Berth, Mouv. Soc., 1-5-1905, bl. 5 vlgd. — 11) Vgl.Sorel, Réflexions, bi. 54 vlgd.; Lagardelle, Mouv. Soc., 15-6-1908, bi. 426.

Het eclectischkarakter van

de syndicalis-tische theorie

Tusschenstaatssocialis-me en anar-

chisme

Syndicalismeen revisionis-

me

167

Page 171: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

leven terug te roepen. 1) Zijn uitspraak, dat de beteekenis van heteinddoel bij die van de levende beweging in het niet valt, wordt door desyndicalisten gretig overgenomen. Zijn boek, waarin hij met de revolu-tionaire frase afrekende en uitsprak, volgens Sorel, wat de groote meer-derheid der leiders van het Duitsche socialisme dacht, noemt deze een„daad van moed en eerlijkheid." 2 ) Natuurlijk verwerpen de syndicalis-ten de reformistische conclusies, waartoe Bernstein komt, maar zij ne-men zijn methode over: de verjonging van het marxisme te bewerkstel-ligen door een terugkeer naar de realiteit, en de eenige realiteit, die voorhen geldt, is de syndicalistische beweging. 3 ) Zelfs vinden wij bij Sorelde onwaarschijnlijke bewering — en hier vergeet hij, als zoo dikwijls,de geheele practijk om zich door zijn theoretische speculaties te latenmeesleepen -- dat Bernstein, als hij in Frankrijk had geleefd, syndica-list zou zijn geweest. 4 ) Wij, zeggen de syndicalisten, zijn de ware re-visionisten, „de revisionisten van links." 5)

Het buiten- In vergelijking met de „eerlijke" Bernstein, e) valt er dan van de dog-landsch soda- matische Kautsky en de zijnen geen goed woord te zeggen. In plaatslisme in de ban van volgens de door Marx gegeven wetten zijn leer uit te werken en

aan de veranderde omstandigheden aan te passen, hebben zij zich slaafsaan de letter van zijn leer vastgeklampt. 7 ) In de Neue Zeit bespeurtBerth de muffe geur van een oude, bijna geheel door de geloovigen ver-laten, kapel. $) Tezamen met de „officieele" marxisten worden de so-cialistische partijleiders in binnen- en buitenland in de ban gedaan, die,verleid door Lassalle en misleid door de jacobinistische tradities, dievan Frankrijk uit Europa hebben vergiftigd, allen in meerdere of min-dere mate in een onproletarisch staatssocialisme zijn vervallen. 9 ) DeOostenrijksche partij is één van de meest verwaterde en verslapte; 10 )

Bebel is een klein kereltje, 11 ) en de geheele Duitsche beweging heefthaar revolutionair beginsel onder de centralistische bureaucratie begra-ven. Y2 ) Berth kan zijn leedvermaak over een Duitsche verkiezingsne-derlaag niet behoorlijk verbergen. 13 ) Aan zijn verachting voor de Bel-gische socialistische beweging, en in het bijzonder voor haar leiderVandervelde, moet Sorel te pas en te onpas uiting geven. Y4 )

De bestrijding Wat Frankrijk betreft, concentreeren zich de aanvallen van Sorel envan laurès en Berth op de figuur en de persoon van Jaurès; (Lagardelle moet hierhaar karakter worden uitgezonderd). Hier toonen zij zich van hun kleinste kant en

dringt zich telkens het beeld op van kleine keffertjes, die van een veiligeafstand tegen de strijdbare leeuw zitten te schetteren. Zelfs in hethoofdwerk van Sorel, de „Gedachten over het Geweld", neemt de be-strijding van de parlementaire socialisten en van Jaurès in het bijzon-der, meer dan de helft van de plaats in beslag. Nergens treft men bijhem of Berth ook maar een poging aan om het standpunt van hun te-genstanders te begrijpen. Laster en insinuaties zijn de wapenen, die in

1) Decomposition, bi. 12. — ') Réflexions, bi. 328. — 3) Berth, Mouv. Soc., 15-5-1907,bi. 490. — 4) Réflexions, bi. 206. — 5) Matériaux, bi. 286; Lagardelle, Mouv. Soc.,15-12-1909, bl. 393. — 6) Berth, idem, 15-3-1908, bl. 302. — 7) Sorel, Decomposition,bi. 8; Matériaux, bi. 21; Réflexions, bi. 369. — 8) Mouv. Soc., 15-5-1907, bl. 486.— 9) Bijv. Berth, idem, 15-3-1906, bi. 370. -- 1 °) Idem, 15-11-1904, bl. 190. — 11) Sorel,idem, 15-2-1906. bi. 196. ~ 12) Berth, idem, 1-11-1905, bi. 376. -- 13) idem, 15-5-1907.bi. 482. — 14) o.a. Réflexions, bi. 67 en 228.

168

Page 172: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

deze strijd worden gebruikt. Diepte van inzicht is Jaurès vreemd; i) zijngeheele bekwaamheid is terug te brengen tot de boeren-slimheid vaneen veekooper. 2) Zijn prestige berust op het vertrouwen van de bour-geoisie, dat hij elke revolutionaire beweging wel zal weten te smoren. 3)

Het socialisme van Jaurès is „oratorisch, philanthropisch, demago-gisch."') De welsprekendheid van Jaurès hindert hen blijkbaar zoo, datBerth er een geheel hoonend artikel aan wijdt. 5 ) Telkens laat Sorelvoelen, dat Jaurès zich laat leiden door bankiers, speciaal Joodsche ban-kiers; het geheim van zijn standpunt ligt in zijn contact met „dreyfu-sards van de Beurs" en „socialistische gravinnen." e) Sorel twijfelt aande zuiverheid van de motieven, die Jaurès in de Dreyfuszaak drevenen geeft te verstaan, dat hij zich bij de halfslachtige oplossing dezerzaak zou hebben neergelegd in ruil voor finantieele steun voor zijnkrant. 7 ) Het zou niet moeilijk zijn, nog bladzijden te vullen met voor-beelden van deze minderwaardige bestrijding, die de figuur van Jaurèsongerept laat, maar die van Sorel zelf onherstelbaar schendt.

De meest positieve zijde van de syndicalistische theorie is de nadruk, die Sorel moralist

gelegd wordt op de moraal. Dit is het element in Sorel's theorie, dat bijde verschillende wisselingen van standpunt onveranderd blijft. Het isvooral de moreele werking, die hij in het proletarisch geweld zoekt; hetis ook op moreele gronden, dat hij de democratische methoden ver-werpt. Van eerbied voor de productie en voor de eigen arbeid in hetbijzonder verwacht hij moreele verheffing voor de persoonlijkheid vande arbeider. Zijn uitspraak van 1898, „het socialisme is een kwestie vanmoraal", zou hij trouw blijven. $) Beschouwt men Sorel als moralist,beter misschien als boetprediker, dan is hij het best te waardeeren. OokLagardelle hecht groote beteekenis aan de waarde van het voorbeeld,dat de strijders voor het socialisme in hun persoonlijk leven geven. 9)

Het syndicalisme wil vóór alles de arbeiders de gelegenheid geven, dewaarde van hun menschelijke persoonlijkheid te beseffen. 10)

Bij Sorel valt de nadruk vooral op de zuiverheid der sexueele verhou- Verwerping

ding; ten deze sluiten Berth en hij zich geheel bij Proudhon aan; ook van de eman-

volgens hen hoort de vrouw in het gezin en daar alleen; een harmonisch cipatoü`der

familieleven is de onmisbare basis voor een gezonde toestand van demaatschappij. 11 ) Het democratisch feminisme wordt door de syndicalis-ten als „immoreel" verworpen. Dat de vrouw uit haar huis is gehaalden in het productieproces is ingelijfd, is één van de grootste zonden vanhet kapitalisme. Y2 ) „De wereld kan slechts rechtvaardiger worden, naar

-mate zij kuischer wordt", schrijft Sorel. 13 ) Niemand heeft zich meer danhij ongerust gemaakt over de daling van het geboortecijfer in Frank-rijk. Y4 ) Nog één citaat van Sorel: „Gelukkig de man, die een vrouw ge-vonden heeft, toegewijd, energiek en trotsch op haar liefde, die hemzijn jeugd doet behouden, zijn geest voor vervlakking behoedt, hem her-

1 ) Sorel, Introduction, bi. 6 vlgd. en 42 vlgd. — ') Réflexions, bi. 106 vlgd. —3) Idem, bi. 103. -- 4) Matériaux, bi. 284. — 5) Mouv. Soc., 1-12-1904 en 15-12-1904.°)Idem, 1-11-1905, bl. 267; Matériaux, bi. 151, enz. _') Révolution dreyfusienne, bi. 22en 48. — 8) Matériaux, bi. 170. — 9) Mouv. Soc., 1-9-1900, bl. 306. Vgl. Soc. Ouvrier,bi. 294. — 10) Idem, bi. 310. Vgl. Griffuelhes, Voyage révolutionnaire, bi. 58 vlgd. —U) Sorel, Matériaux, bi. 296, bi. 386 enz. — 12) Berth, Mouv. Soc., 15-1-1909, bi. 54vigd. — 13) Matériaux, bi. 199. — 14) Idem, bi. 227.

169

Page 173: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

innert aan de verplichtingen van zijn taak, en hem, een enkele maal, zijngenie openbaart." 1 ) Alleen als Sorel over de vrouw spreekt, een enkelemaal met schroom over zijn eigen vrouw, weet hij ons te ontroeren.

De militants Doch nergens is Sorel verder verwijderd van de militants der C.G.T.op een ander dan op dit gebied, waar hij het meest zichzelf is. Ik zeg hiermede niets

standpunt van hun persoonlijk leven, dat zeker niet minder is dan dat van de ge-middelde mensch uit andere kringen, maar ik bedoel hun opvattingen.Over het algemeen is hun toekomstideaal de volkomen vrijheid van desexueele verhouding. 2 ) Voor het tegenwoordige prijzen zij het neo-malthusianisme aan; van beperking van het kindertal verwachten zij ver

-mindering van de ellende, waaraan groote arbeidersgezinnen ten prooizijn, en vermindering van de werkloosheid. 3 ) In de Voix du Peuplewordt voortdurend propaganda voor het neo-malthusianisme gemaakt,vooral door Sieurin. Kinderen voortbrengen, schrijft hij, beteekent „hetverschaffen van arbeidsvleesch, kanonnenvleesch en pleizier-vleesch"aan de kapitalisten. 4)

Voor zoover de syndicats zich tegen vrouwenarbeid pogen te verzet-ten, is het om de concurrentie van deze goedkoopere arbeidskrachten opde arbeidsmarkt tegen te gaan. De typografen, die niet alleen trachtenin hun collectief contract de vrouwenarbeid te verbieden, maar ook wei-geren, vrouwen in hun syndicats toe te laten, zijn om deze „onsocialisti-sche" houding steeds hevig aangevallen. 5 ) In de andere syndicatsworden de vrouwen gaarne als gelijkwaardige leden opgenomen. e) Deartikelen van vrouwelijke medewerksters in de Voix du Peuple zijn vol-komen in feministische toon. 7 ) De vakvereenigingscongressen eischenvoor de werkende vrouw gelijke rechten en gelijk loon. 8) Slechts deresolutie van het congres van Rennes, 1898, nadert op enkele puntende syndicalistische theoretici: zij spreekt uit, dat in principe de vrouwin het gezin hoort en eischt, naast gelijkheid van loon voor vrouwelijkearbeidskrachten, het beëindigen van vrouwenarbeid in bepaalde bedrij-ven, als in de café's, waar hij een „oorzaak van demoralisatie" kanworden. 9)

Tegen staats- Meer in overeenstemming met de opvattingen der militants, verwer-onderwijs pen de theoretici het of ficieele onderwijs van de burgerlijke staat. Waar

zij in hun opvatting der sociale revolutie zoo sterk de nadruk leggen opde voor-opvoeding der arbeiders in syndicalistische geest, is het hun on-verdragelijk, dat de burgerlijk-democratische vooroordeelen de arbei-derskinderen in de school worden ingegoten. De syndicalisten, die het ra-tionalisme verfoeien en geen waardeering hebben voor intellectueele ar-beid, kunnen zich niet bij het bestaande onderwijs neerleggen, dat vanalle arbeiders semi-intellectueelen wil maken. De klassieke opvoedingen de invloed der 18de eeuwsche Verlichting worden door Sorel gelij-kelijk bestreden, YO) en Berth hoont het „burgerlijk" ideaal van Jaurès,die de klassieke oudheid voor de arbeiders toegankelijk wil maken. "T )

1) Mouv. Soc., 15-6-1907, bl. 513; vgl. idem, 1-9-1901, bl. 257. --- 2) Vgl. Pirou,t. a. p., bl. 37. -- 3) Bijv. Mouv. Soc., Nov. 1912, bl. 302. -- 4) Voix du Peuple,27-12-1903. -- 5) Mouv. Soc., 15-12-1899, bl. 724; Co. Rendu, C.G.T., Rennes, 1898,bl. 179 vlgd. Bourges, 1904, bl. 115. — 6) Mouv. Soc., 15-10-1909, artikel over vrou-wenarbeid. — 7) o.a., 23-12-1900. -- 8) Co. Rendu, Bourses, 1893, bl. 36, enz. Louis, II,bl. 62. — 9) Gedenkboek C. G. T., bl. 66. — 16) Introduction, bl. 20 vigd. — 11) Mouv.Soc., 15-12-1904, bi. 312 vigd.

170

Page 174: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

De steun, door de parlementaire socialisten aan de anticlericale politiekvan het ministerie-Combes verleend, achten zij in strijd met het proleta-risch socialisme. 1) Inderdaad kunnen zij zich bij hun bestrijding van de„neutrale" — dat is, volgens hen, democratisch-intellectualistische —staatsschool, zoowel op Marx als op Proudhon met het volste recht be-roepen. 2 )Door het tegenwoordig onderwijs, betoogt Sorel, wordt de kinderen Opvoedingtot

overschatting van de wetenschap en daardoor minachting voor handen - voortbrenger

arbeid bijgebracht. Zoo ondermijnt men de arbeidsvreugde, zoo „maaktmen de banden los, die de arbeider aan zijn vak verbinden." 3 ) Om dearbeider eerbied voor de voortbrenging bij te brengen hechten de syn-dicalisten groote waarde aan goed vakonderwijs. 4 ) In het algemeenverwachten zij de „syndicalistische opvoeding" vooral van de syndicatsen de klassenstrijd zelf. 5 ) Maar daarnaast duikt in de vakbeweging alvroeg het plan op, eigen syndicalistische scholen naast de overheids-scholen te stichten; een plan, dat bij de theoretici warme instemmingvindt. e ) Hier zal de aanstaande voortbrengers niet kennis maar kunnenmoeten worden bijgebracht; de opvoeding zal er uitsluitend op de pro-ductie gericht zijn. 7 ) Op het laatste congres van de Fédération desBourses, dat hij leidde, Parijs, 1900, stelde Pelloutier voor, in principete besluiten, dat de Bourses scholen zouden stichten, die onder de con-trble van de syndicats zouden staan. Zijn voorstel vond bij de af gevaar

-digden, die de staatsschool vooral als een instituut voor „chauvinistischepropaganda" zagen, algeheele instemming. 8 ) Dat de materieele mid-delen ontbraken om dit plan uit te voeren, behoeft nauwelijks te wordenvermeld, maar het teekent het standpunt van de militants. De Bourses-conferentie van 1908 handhaafde het principe, doch besloot zich te be-perken tot een meer bescheiden opzet: de Bourses zouden cursussenorganiseeren, waar stelselmatig het „gif" van het staatsonderwijs zouworden geneutraliseerd. 9) Het congres van 1910 werkte deze plannenverder uit, doch tot uitvoering zijn zij voor de oorlog niet gekomen.

Na dit korte overzicht van de syndicalistische theorie een enkel woord De evolutieover de figuren der theoretici. Sorel, aanvankelijk ingenieur bij de wa- van Sorel enterstaat, heeft pas na zijn veertigste jaar zijn eerste artikel over een Berth

sociaal vraagstuk gepubliceerd. Y0 ) In 1892 nam hij zijn ontslag om zichgeheel aan zijn studies te kunnen wijden en betrok een eenzaam huis,waar hij, na de vroege dood van zijn vrouw, in steeds grooter afzonde-ring leefde. Meer bewogen dan de ontwikkeling van zijn uiterlijke om-standigheden is die van zijn denkbeelden. Aanvankelijk is hij, zooalsreeds vermeld is, orthodox marxist; omstreeks 1898 wendt hij zich vanhet marxisme af en steunt Jaurès en de reformistische politiek in het al-

t) Idem, 15-4-1906, bi. 498. — 2) Idem, 12-4-1902, bi. 773. Deze opvatting bij Sorel reedsin 1897, Matériaux, bl. 89 vigd. Zij is uitvoerig uitgewerkt door Paul Louis, Contrel'état, bi. 71 vlgd. - 3) Introduction, bi. 72. — ') Vgl. de enquête over „de crisisin de vakopleiding ", in de jaargang 1908 van de Mouv. Soc. — 5) Berth, Mouv.Soc., 15-6-1906, bi. 182. Hetzelfde bij de militants van beide richtingen: Pouget, laC. G. T., bi. 8; Keufer, l'Education syndicale, passim. 6) Sorel, Matériaux, bi.135 vlgd.; Lagardelle, Mouv. Soc., 15-12-1908, bi. 466. — 7) Vgl. Le Soc. Ouvrier,bi. 27 vlgd. en Laurin, Mouv. Soc. 15-1-1909, bi. 40 vlgd. — 8) Compte Rendu,bi. 105 vlgd. -- ') Idem, Marseille, bl. 311 vlgd. -- ^ 0) Ook voor het volgende destudie van de Sorel sympathiek gezinde Gaétan Pirou: Georges Sorel.

171

Page 175: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gemeen. Enkele jaren later hebben wij hem gevonden als leider van de„nieuwe school", de syndicalistische, die de in de C.G.T. geleidelijk ge-groeide denkbeelden met enthusiasme heeft omhelsd. Niet slechts bijdeze evoluties, doch ook bij de volgende, de meest dramatische, heefthij in Berth een blind bewonderend volgeling.

Toenadering In 1910 namelijk wenden zij beiden zich van het syndicalisme af entot de Action zoeken aansluiting bij uiterst rechts, bij de royalisten van de Action

Française Française. 1) En toch, is deze overgang zoo'n radicale bekeering als zijop het eerste gezicht lijkt? Sloten Sorel en Berth ook vóór 1910 met hunkritiek op de „immoreele" democratie, op de parlementire socialisten,op het gecentraliseerde Duitsche type van vakorganisatie en vooral methun verachting voor de domme massa en met hun verheerlijking vanhet geweld niet nauw bij de Action Française, bij het latere fascisme,aan? Bernstein zag goed, toen hij in 1906 schreef: wat Sorel over hetparlementarisme schrijft „kon even goed in iedere conservatieve krantstaan." 2 ) Antisemiet was Sorel reeds in zijn syndicalistische periode;uitvallen tegen de Joodsche bankiers, die de democratische republiekzouden beheerschen, treft men herhaaldelijk bij hem aan. 3 )

De pogingen tot toenadering schijnen van de Action Française, met na-me van Valois, te zijn uitgegaan. Deze werd bij zijn eerste poging doortheoretici en militants eenstemmig afgewezen; Sorel herinnerde hemaan de Commune van 1871, toen de in meerderheid monarchistischeNationale Vergadering duizenden arbeiders had laten vermoorden.')Op den duur echter wendde hij zich tot de kring van de Action Fran-çaise, waar zijn werk bewonderende belangstelling vond. Valois schreefzijn „La Révolution sociale ou le roi" en „La Monarchie et la classeouvrière", waarin hij de antidemocratische vakbeweging naar het roya-lisme trachtte te trekken. 6 ) In 1910 werd een stuk van Paul Bourgetopgevoerd, „La Barricade", waarin ideeën van Sorel waren verwerkt.Sorel en Berth werkten mede aan het rechtsche tijdschrift La Revuecritique des Idées et des Livres en in 1910 werd het plan gepubliceerdvoor de uitgave van La Cité Française, een nieuw tijdschrift, in welksredactie Valois naast Sorel en Berth zou zitting hebben. Het is nooitverschenen, maar de voorbereidende brochure is geheel nationalistisch.Merkwaardig is, dat Sorel-Berth en de royalisten elkander vonden inhun gemeenschappelijke bewondering voor Proudhon; °) in 1914 zetteook Berth zijn naam onder een oproep voor herstel der erfelijke mo-narchie .

Sorel-Berthen In zijn syndicalistische periode had Sorel grooter verwachtingen vanhet fascisme Italië dan van Frankrijk. 7 ) In de Italiaansche arbeidersbeweging vond

hij inderdaad meer lezers en meer waardeering dan in Frankrijk. Endeze Italiaansche volgelingen hebben, zij het twaalf jaar later, de doorSorel in 1910 gewezen weg betreden: zij hebben zich aangesloten bijhet fascisme, zij vormen een aanzienlijk deel van de kern van dat fascis-me. 8 ) Mussolini zelf erkent gaarne Sorel als één van zijn leermeesters.

1) Vgl. Berth, Les Méfaits des Intellectuels, bl. 8 vlgd. — 2) Sozialist. Monatshefte,Aug. 1906, bl. 638. — 3) Matériaux, bl. 114; Mouv. Soc., 15-2-1906, enz. -- 4) La-gardelle, idem, Oct. 1910, b). 240. — 5) Michels, t. a. p., bl. 5; Weill, t. a. p. bl. 408.°) Zij werkten samen in .,Le Cercle Proudhon". — 7) Matériaux, bl. 74. --. 8) Bijv.Lanzillo, Olivetti en S. Panunzio; Michels, Sozialismus und Fascismus in Italien, bi. 312en het artikel van de zijn verleden trouw gebleven syndicalist Arturo Labriola, Die

172

Page 176: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Opmerkelijk is, dat het verband tusschen het fascisme en Sorel zich be-paalt tot Sorel's negatieve ideeën. De kritiek op de democratie, op desocialistische arbeidersbeweging, op het idealistisch, humanitair paci-fisme, zij, en zij alleen, is door de fascisten overgenomen. Het positievein het fascisme, als de groote macht van de staat en de afhankelijkepositie, waarin deze de vakbeweging brengt, is geheel met Sorel's op-vattingen in strijd. De fascisten vergeten deze tegenstrijdigheid gemak-kelijk, en niet ten onrechte, daar in Sorel's werk het negatieve volkomenoverheerscht.Wij keeren tot Sorel en Berth terug, wier dwaaltocht bij de ActionFrançaise geen einde vond. De oorlog brengt Sorel opnieuw in het ge-weer tegen de democratische frases, waarmede de geallieerden hun oor-logsdoeleinden bekleeden. In 1918 vindt hij dan zijn vaste punt inSovjet-Rusland. l) Berth, in 1914 monarchist, schrijft in 1921: „De so-cialisten, die het vaandel van Moscou niet volgen, moeten beschouwdworden als verraders." 2 ) Als bewonderaar van de Russische dictatuuris Sorel, de bestrijder van alle staatsgezag, de verdediger van het bur-gerlijk huisgezin, in 1922 gestorven. Vroeg genoeg, om het boek vanAlexandra Kollontay niet meer te behoeven lezen en de film „Bed enSofa" niet meer te behoeven zien. Berth zou in 1926 ook tegenover hetcommunisme weer een kritische houding aannemen. 3)

Sorel is — wie hem gekend hebben, verzekeren het eenstemmig — eenvoortreffelijk en onbaatzuchtig mensch geweest. Hij moet ook een warmhart hebben gehad, dat in zijn geschriften echter niet tot uiting komt.Daar toont hij zich meer spitsvondig, dan origineel, meer afstootend danovertuigend. In zijn polemiek — en hij heeft vrijwel nooit anders danin polemische toon geschreven -- is hij onuitstaanbaar en tegenover detegenpartij in de hoogste mate onbillijk. Zijn oeuvre bestaat vrijwel ge-heel uit boekbesprekingen en inleidingen, die met het besproken werkslechts in verwijderd verband staan. Ook in zijn hoofdwerk, de Gedach-ten over het Geweld, heeft hij geen overzichtelijke samenvatting vanzijn opvattingen gegeven. Hij is een man van een ongelooflijk uitgebrei-de philosophische, theologische, juridische en niet in de laatste plaatshistorische belezenheid, maar men heeft vaak de indruk, dat die uitge-breide kennis hem meer bezwaart dan baat. Het gebrek aan samenhangin zijn werk heeft hij zelf gevoeld; hij zegt, dat het hem voldoende is,als hij zijn lezers aan het denken brengt, 4 ) maar hij vergeet, dat hij hendoor zijn overdaad van uitwijdingen en buiten het eigenlijke onderwerpomgaande beschouwingen in de eerste plaats vermoeit.Sorel haat en mijdt de „immoreele" grootestad; Parijs bezocht hij zoo minmogelijk. Herhaaldelijk spoort hij zijn lezers aan, vooral hun aandachtte richten op het platte land en de in de landbouw heerschende arbeids-methoden. 6 ) Is er dan iets in hem te ontdekken van de vitaliteit van deboer? Neen; het is weer uitsluitend negatief; hij mist evenzeer de ele-mentaire verbondenheid met de landbouw van Proudhon, als de onver-woestbare eenheid met de oer-krachten der natuur van Jaurès. Hij is

Gesellschaft, Sept. 1931, bl. 215 vlgd. — 1 ) Zie het in 1918 geschreven Voorwoordbij de 2de druk van de Matériaux, bl. 53 en het in 1919 geschreven artikel „VoorLenin", Reflexions, 6de druk, bl. 437 vlgd. — 2) Voorwoord bij Max Ascoli, G.Sorel, bl. 10. -- 3) Inleiding bij de 2de druk van de Méfaits, bl. 37 vlgd. — 4) Ré-flexions, bl. 6 vlgd. -- 5) Matériaux, bl. 233, 390, enz.

Hun laatstestation: HetBolsjewisme

De figuur vanSorel

Een negatievegeest

173

Page 177: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

slechts een „intellectueel" r in de slechtste beteekenis, die hij en zijnvolgelingen ooit aan dat woord hebben gehecht. Een pessimist, die inzijn medemenschen alleen het slechte en kleine wil zien. Een zoekendeziel, die, steeds weer „teleurgesteld" van de ééne maatschappelijkestrooming naar de andere zwenkt. Nergens gaat er van zijn werk bezie-ling uit; hij is een kamergeleerde, die dweept met „beweging" en „acti-viteit", doch de actieve beweging steeds weer kritiseert, zonder dekracht te vinden, zich er in te werpen. Het bovenstaande moet, naarmijn meening, ook voor Berth gelden, voor zoover deze figuur — diealtijd in de schaduw van zijn meester gebleven is —, uit zijn geschriftenkan worden beoordeeld. Kritische geesten, die, door de aard van hungeschriften, wel de theoretici der reactie moesten worden. De socialisti-sche arbeidersbeweging heeft aan hen niets te danken.

Lagardelle Hoe geheel anders is de figuur van Lagardelle. Een helder, beheerschten boeiend schrijver.') Wie de vijftien jaargangen van de MouvementSocialiste doorwerkt moet getroffen worden door de bekwaamheid,waarmede Lagardelle dit tijdschrift in zijn verschillende stadiën heeftgeredigeerd. Onder zijn constructieve leiding wordt het tijdschrift,waaraan theoretici en militants naast elkaar medewerken, een eenheid,terwijl toch in zeer sterke mate aan tegenstanders gelegenheid wordtgegeven, hun standpunt te verdedigen. Lagardelle heeft ongetwijfeldonder de invloed van Sorel gestaan; toch is hij steeds zichzelf gebleven,ook in de jaren van hun samenwerking. Alleen in Lagardelle is het syn-dicalistisch ideaal van de „dienende intellectueel" vleesch geworden;nooit heeft hij getracht, de militants te beïnvloeden in een richting, dieniet de hunne was. Mijn artikelen, zegt hij, zijn niet meer dan de echovan wat er in de vakbeweging leeft. 2 ) Wel is hij, behalve verklaarderen verdediger van de syndicalistische ideeën, de eerlijke criticus ge-weest, die de militants op de vingers tikte, als zij zichzelf ontrouw dreig-den te worden. De ook in geestelijk opzicht onbaatzuchtige figuur vanLagardelle staat voor mij veel hooger dan de door de faam zoo veel meerbegunstigde Sorel en Berth. Door de laatsten zijn velen op een dwaal-spoor geleid, die in hun ontboezemingen het wezen van het levendesyndicalisme hebben gezocht. Doch wie het syndicalisme wil begrijpenkan niet buiten de studies van Lagardelle, die, zichzelf op de achtergrond houdend, de beweging en haar ontwikkeling met liefde èn scherp-te heeft ontleed. Tegen 1914 blijft Lagardelle vereenzaamd achter; zijntheoretische medewerkers hebben hem de rug toegewend; de bewegingzelf ontwikkelt zich in een richting, die hij niet kan volgen, doch waar-tegen hij zich niet wil verzetten. Mei 1914 verschijnt de MouvementSocialiste voor het laatst; het blad heeft zijn werk gedaan. Lagardelletrekt zich terug in zijn vaderstad Toulouse en zal voortaan op de ach-tergrond blijven.Lagardelle is op zijn best, als hij het vertrek van zijn medewerkers Sorelen Berth naar de royalisten bespreekt. „Het was verre van ons te ver-moeden, dat onze kritiek op de democratie tot een pleidooi voor de mo-narchie kon worden gemaakt." 3 ) En later: „Het is monstrueus, te spre-

1) Zie bijv. zijn ontroerende beschouwing bij de dood van Wilhelm Liebknecht, Mouv.Soc., 1-3-1900 en zijn fel, doch waardig artikel over Briand, als deze minister is gewor-den, idem, 15-4-1907. — ') Mouv. Soc., Februari 1912, bl. 134. -- 3) Idem, Oct.1910, bl. 239.

174

Page 178: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ken van een gemeenschappelijke actie van syndicalisten en monarchis-ten. Dat is beneden de waardigheid zoowel van hen als van ons. Demeest elementaire eischen van geestelijke eerlijkheid verbieden een der-gelijke dubbelzinnigheid." i)Toen Sorel en Berth zich van het syndicalisme afwendden, is niet alleengeen enkele militant uit de C.G.T. hen gevolgd, doch er is geen aanwij-zing, dat deze stap in de C.G.T. zelf ook maar eenige indruk heeft ge-maakt. Wij vinden hier reeds een belangrijke aanwijzing voor de be-antwoording van de laatste vraag, die in dit hoofdstuk moet wordenbehandeld: hoe groot was de invloed van Sorel op de militants?Het antwoord moet luiden: een dergelijke invloed heeft niet bestaan. 2 )

Men zal zeggen: de syndicalistische theoretici zelf hebben het zoo ge-wild; zij wilden niet anders doen dan commentaar geven op de ver-schijnselen van het maatschappelijk leven. Maar het merkwaardige is,dat juist van Lagardelle, die de eenige is geweest, die zich aan deze stel-regel heeft gehouden, invloed op de militants is uitgegaan. Zij kendenhem, lazen hem, vertrouwden hem, raadpleegden hem. Sorel was voorhen een vreemde; het gebouw van de C.G.T. heeft hij nooit betreden.Wat de verantwoordelijkheid beteekent, die ieder leider, ook van dekleinste organisatie, heeft te dragen, heeft Sorel nooit bevroed. Vraagtmen een oudere militant naar Sorel, dan zal hij zich veelal zijn naamnauwelijks herinneren. Het is onbegrijpelijk, hoe een scherpzinnig ken-ner van de arbeidersbeweging als Sombart op het idee is gekomen, hetsyndicalisme „Sorelismus" te noemen. Deze benaming is reeds chrono

-logisch onhoudbaar. Omstreeks 1902, toen Sorel zijn eerste syndicalisti-sche artikelen publiceerde, waren in de syndicats de syndicalistische op-vattingen reeds volkomen volgroeid. De gemiddelde militant was boven-dien weinig geneigd, naar de beschouwingen van een theoreticus te luis-teren. Voor hem gold het woord van Pelloutier: „De vakbeweging lachtom de theorie en haar empirisme.... is meer waard dan alle systemenvan de wereld, die geen langer leven hebben en niet meer waarheid be-vatten dan de voorspellingen van een almanak." 3)

In dit hoofdstuk zijn verschillende concrete verschilpunten tusschen detheoretici en de militants genoemd: ik herinner aan de sabotage, hetnieuw-malthusianisme, enz. Wij zullen zien, dat ook ten aanzien vanhet militarisme een wezenlijk verschil in standpunt bestaat. Teekenendis ook, dat de traditie van de groote Revolutie, die door de theoretici als„jacobinistisch" verworpen wordt, 4 ) bij de militants sterk blijkt te le-ven. 6 ) Men kan zeggen, dat de geheele mentaliteit, de levenshoudingder militants, tegenovergesteld was aan die der theoretici. Voor de ar-beiders was de algemeene staking geen mythe maar een realiteit; zij be-zigden het „proletarisch geweld", als zij meenden, er niet buiten te kun-nen, doch de beschouwingen over de moreele waarde van het strijdmid-del lieten hen koud. Bij velen van hen ging de strijd niet alleen om eenmaterieel-betere, maar ook om een rechtvaardiger maatschappij, dochniettemin waren de moreele overwegingen van Sorel hun vreemd. Alsdeze, in navolging van Proudhon, de armoede verheerlijkt, 6 ) spreekt

') Idem, Jan. 1911, bl. 52. Vgl. Jan. 1912, bl. 65 vlgd.; Juli 1912, bl. 101 vlgd. —2) Vgl. Pirou, t. a. p., bl. 37 vlgd. , 3) Motiv. Soc., 1-1-1899, bl. 560. -- 4) Bijv.Sorel, Introduction, bl. 341; Réflexions, bl. 137 vlgd. — 5) Voix du Peuple, 14-4-1901,1-5-1902; Compte Rendu Montpellier, 1902, bl. 206, enz. — e) Matériaux, bl. 294.

Geen invloedvan Sorel opde militants

De kloof tus-schen de theo-rie en de syn-dicalistische

practijk

175

Page 179: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

hij voor de arbeider, die de armoede aan den lijve ondervindt, een on-verstaanbare taal.Het kan onbegrijpelijk schijnen. dat Sorel, die jaren van zijn leven ge-heel onbaatzuchtig aan de arbeidersbeweging heeft gegeven, in die be-weging niet de minste weerklank heeft gevonden. Het is, dunkt mij, nietbeter te verklaren dan door Sorel te vergelijken met de fascineerend-meesleepende figuur van Lassalle, van wie Quack zegt: „Hij is sterkgewapend met de uitrusting der wetenschap, maar draagt dat pantser.het zware harnas, zoo licht alsof het een veer was." i) Bij Sorel daaren-tegen wordt de wetenschap tot onverteerbare geleerdheid. Hij mist hetprofetisch element, dat voor een volksleider onmisbaar is.

1 ) De Socialisten. V. bl. 195.

176

Page 180: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK VIII

CRISISJAREN, 1906.1910

et congres van Amiens, zegt Lagardelle, „sluit de periodevan theoretische vorming van het syndicalisme af." 1 ) Ikvoeg daaraan toe: het beteekent tevens het einde van de on-geschokte opgang van het syndicalisme. Er treedt een ken-tering in, die nog meer de overwegende invloed van de syn-

dicalistische opvattingen dan de macht van de C.G.T. als vakcentraleaantast. Voor de reformisten komt na 1906 de tijd om hun kritiek op desyndicalistische taktiek met aan de practijk ontleende argumenten testaven.Nadat bij de 1 Mei-beweging van 1906 de C.G.T. geheel Frankrijk inangstige spanning had gebracht, ging de regeering tot de tegenaanvalover. Zoodra een aanleiding zich voordeed, werden de leiders gearres-teerd; het hardhandig optreden van militairen bij stakingen werd eenvaste gewoonte. Daartegenover bleek het meerendeel der militants nietde vereischte vaste taktiek te kunnen vinden: steeds grooter en dreigen~der woorden, die veelal op niets uitliepen. Nu komt het er op aan, schreefAlbert Thomas in Mei 1907, te toonen, dat onze vakbeweging innerlijkekracht bezit; en voor zoover die te kort schiet, moeten wij haar verster-ken. „Het gevaar voor de vakbeweging komt niet van buiten; het komtvan binnen uit. Het ligt in het onophoudelijke politieke optreden, (tegende regeering) , dat het proletariaat moet afmatten." 2 ) Enkele maandenlater waarschuwde Grif fuelhes, de onverdacht-revolutionaire secretarisder C.G.T., voor „overbodige gewelddaden ", en, voegde hij daaraantoe, het moet nu maar eens gezegd, al zal niet iedereen het prettig vin-den, „onze actie zal er slechts bij winnen, als wij meer voorzichtigheidbetrachten." 3 ) In het algemeen toonden de leiders neiging, zuiniger teworden met stakingen. 4)

Wat niet wil zeggen, dat in de jaren 1906-1908 niet talrijke grootestakingen uitbraken; maar zij waren een gevolg van het initiatief derbetrokkenen zelf en niet, zooals die omtrent 1 Mei 1906, grootendeelsdoor de C.G.T.-leiding uitgelokt. In Maart 1907 staakten de arbeidersvan het Parijsche electriciteitsbedrijf; soldaten kregen opdracht, hen tevervangen; April, Parijs was weer door militairen bezet naar aanleidingvan de staking in de voedingsbedrijven, bakkers enz., om naleving vande wet op de wekelijksche rustdag af te dwingen. De 1 Meidemonstra-tie der C.G.T. te Parijs leidde tot een bloedige botsing met de troepen.Tegelijkertijd bootwerkersstaking in Nantes, waar de gewapende machteveneens slachtoffers maakte. Yvetot, door de C.G.T. naar het terreinvan de strijd afgevaardigd, spoorde de soldaten tot dienstweigering aanen werd tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld. 5 ) In April 1908kwam hij weer vrij, tegelijk met drie andere leden van het hoofdbestuur

1) Mouvement Socialiste, 1-12-1905. — 2) Alb. Thomas, Plus de force, Revue Syndi-caliste, Mei 1907 bi. 4. -- 3) Met instemming geciteerd door Thomas, ibidem, Febr.1908, bi. 228. ~ 4) Louis, II, bi. 26 en 98. ~ 5) Gedenkboek C. G. T., t. a. p., bi. 525.

17712

Algemeen ka-rakter der pe-

riode

Niet tegen destaatsmachtopgewassen

Smeulendeburgeroorlog

Page 181: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

der C.G.T., die om dergelijke redenen veroordeeld waren.') Als pro-test tegen deze arrestaties, die de noodige verontwaardiging hadden ge-wekt, werd aan de vooravond van het feest van de 14de Juli 1907 Parijsin opschudding gebracht. Steeds feller werd de toon van de elkaarsnel opvolgende manifesten der C.G.T.-leiding. 2 ) Juli gaf twee ge-vallen van bloedige stakersbestrijding, die in de herinnering van deFransche arbeiders zijn blijven voortleven: de bootwerkersstaking inNarbonne en de staking in de schoenenfabrieken in Raon-1'Etape. Zoo-wel in dit plaatsje in de Vogezen, als in de havenstad aan de Middel

-landsche Zee, had de vakbeweging de indruk, dat op bevel van de cen-trale regeering zoo fel werd opgetreden. De Revue Syndicaliste nam overde gebeurtenissen te Raon-1'Etappe het relaas op van een ooggetuige,een buitenstaander, volgens wie de straatgevechten geprovoceerd wa-ren. 3 ) De slachtoffers te Narbonne werden door de C.G.T. herdacht ineen manifest, getiteld „moordenaarsregeering", dat het geheele C.G.T.-bestuur een gerechtelijke vervolging bezorgde. Het kabinet Clemenceaunam reeds maatregelen om tot ontbinding der C.G.T. over te gaan, toendit proces tegen de verwachting met vrijspraak eindigde. 4 )

De arbeiders gevoelden het zoo, dat de regeering haar macht in dienstvan de patroons stelde en een stelselmatige actie tegen de vakbewegingvoerde. Het is begrijpelijk, dat één der C.G.T.-manifesten in dit verbandvan een smeulende „burgeroorlog" spreekt. 5 ) Onder de arbeidersheerschte verontwaardiging en drang tot verzet, maar de leiding was on-zeker; van de groote zelfverzekerdheid, die in de periode vóór 1 Mei1906 haar optreden kenmerkte, was weinig overgebleven.

De botsing te De crisis bereikte haar hoogtepunt in de zomer van 1908. Te Draveil-Villeneuve- Vigneux, bij Corbeil, waren de grondwerkers in staking; de patroons

Saint-Georges wisten van elders onderkruipers te doen aanvoeren, die alles behalvevriendelijk werden ontvangen. Er deden zich enkele betrekkelijk onbe-langrijke incidenten voor, die eindigden met een bloedbad. Dit was heteerste bedrijf; de leiding der C.G.T., de stemming en wenschen der re-geering kennend, deed alles om te voorkomen, dat de begrafenis derslachtoffers het tooneel van nieuwe gevechten zou worden en zij wasvoornemens, aan deze gebeurtenissen geen nieuwe actie vast te knoo-pen. Toen is in de Parijsche vakbeweging het plan opgedoken, geza-menlijk naar Draveil te trekken om op het terrein van het conflict zelfeen protestmeeting te houden. Van wie was dit plan afkomstig? Nietvan Griffuelhes, die er zich met alle kracht tegen heeft verzet, noch vanéén van zijn medebestuurders. Latere schrijvers bevestigen de opvatting,die reeds alle afgevaardigden te Marseille zonder onderscheid van rich-ting huldigden, dat de Parijsche arbeiders in de val van een provocatiezijn geloopen; in dit verband noemen zij een zekere Métivier, die zichsedert kort als de revolutionairste onder de revolutionairen had voor-gedaan. Wie eenigszins op de hoogte is met de Fransche politiemetho-den, kan in de gebeurtenissen van 30 Juli slechts de bevestiging dezer

1)Yvetot, Les Bourses du Travail en France, Mouvement Social., 15-2-1909, bl. 152. —2) Voor dit en het volgende, Compte Rendu, Xe congres de la C. G. T., Marseille,1908, bl. 7 vlgd. -- 3) M. Legendre, La Tragedie de Raon-l'Etape, Revue Syndica-liste, Aug. 1907, bl. 90 vlgd. -- 4) Vgl. Alb. Thomas, Tactique Confédérale, ibidem,Febr. 1908, bl. 227 vlgd. Ten onrechte leest men bij Louis, II, t.a.p., bl. 92, dat het mani-fest „moordenaarsregeering" van Mei 1908 is. 5) Compte rendu, Marseille, bi. 9.

178

Page 182: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

opvatting vinden: de Parijsche bouwvakarbeiders staken die dag en be-geven zich in massa naar Draveil; ondanks de groote voorzichtigheidvan Griffuelhes en andere leiders, die het gevaar beseffen, hebbenvoortdurend kleine botsingen met de politie plaats. Op de terugweg vanDraveil naar het station Villeneuve-Saint-Georges zien de Parijschebetoogers zich door de begeleidende dragonders in een smalle straatgedrongen, waar zij weldra andere troepen tegenover zich vinden. Hetis niet mogelijk, uit krantenberichten van de twee partijen op te maken,van welke zijde de vijandelijkheden toen begonnen zijn; zeker is, dat erop de dichtopeengepakte massa betoogers, die voor- noch achteruit kon,van twee kanten is geschoten, waarbij verschillende dooden zijn geval-len. Vraag nu, na bijna vijf en twintig jaar, een ouder Parijsch arbeidernaar Villeneuve-Saint-Georges; gij zult een verontwaardigd verhaalhooren. Men kan de vaak overdreven-felle uitingen der Fransche arbei-dersbeweging niet begrijpen, als men niet de „rücksichtslose" geweld-dadigheid kent, waarmee de gewapende macht steeds weer tegen haaroptrad.Wat was begrijpelijker, dan dat de Parijsche arbeiders, na het bekend Geen alge-

worden van dit straatgevecht, aan de algemeene staking dachten als meene staking

eenig mogelijk antwoord? Een poging, haar uit te roepen, werd doorenkele lagere instanties gedaan, doch „algemeen" was zij geenszins. Deregeering had, na de eerste berichten uit Villeneuve, 24 leiders der vak-beweging, waaronder Griffuelhes, Yvetot en Pouget, laten arresteeren;de C.G.T. was als een schip zonder stuur en de beweging zakte in en-kele dagen in elkaar. Niet ten onrechte moest Pouget later in de Voixdu Peuple klagen, dat de arbeiders niet genoeg zelfbewustzijn haddengehad, om uit zichzelf op te treden en als gewone reformisten haddengewacht op de order van hun hoofdbestuur, die uitbleef, omdat dathoofdbestuur intusschen onschadelijk was gemaakt. Van rechts werdop het ministerie-Clemenceau sterke aandrang uitgeoefend, om nu deC.G.T. te ontbinden. Minister Viviani verklaarde echter in de Kamer,dat de regeering in ontbinding geen heil zag, daar de georganiseerdearbeiders in dat geval wel een andere vorm van samenwerking zoudenvinden. 1 )

Terwijl de leiders nog in de gevangenis waren en iedereen in opwinding Congres vanverkeerde over wat er wel en wat er niet was gebeurd, kwam in Octo~ Marseille,1908

ber 1908 in Marseille het tiende congres der C.G.T. bijeen. Eén van demannen der uiterste linkervleugel, Luquet, secretaris van de federatieder kappersbedienden, nam het secretariaat waar en verdedigde hier hetbeleid van het bestuur. In plaats van in de gegeven omstandighedennaar buiten een indruk van kracht te maken, verviel dit congres in extra-hatelijke en persoonlijke harrewarrerijen. Wel werd herhaaldelijk be-weerd, dat de onderdrukkingsmaatregelen de C.G.T. juist ten goede

') Voor deze gebeurtenissen: Alb. Thomas, Draveil-Vigneux, Revue Syndicaliste.1-7-1908, bl. 49 vlgd.; H. Leduc, Encore du sang, ibidem, 15-8-1908, bl. 97 vlgd.;Louis, II, t. a. p., bi. 24 vlgd.; Gedenkboek C. G. T., t. a. p., bl. 579 en 585 vlgd.Compte Rendu, Marseille, passim; Jouhaux, t. a. p., bi. 177; vgl. A. Boudet, la 21esection du Livre, Mouvem. Socialiste, 15-10-1908, bl. 296 vlgd.

179

Page 183: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

waren gekomen, 1 ) maar wie het verslag dezer debatten doorleest, ziet,dat het omgekeerde het geval was.Een jaarverslag kon niet worden uitgebracht, daar de notulenboeken enandere gegevens in beslag genomen waren. Een zakelijke besprekingder meeningsverschillen bleek onmogelijk, daar een deel van het con-gres ieder woord tegen de revolutionaire taktiek als verraad aan de op-gesloten kameraden opvatte. In deze sfeer kreeg het optreden van Re-nard, die de debatten van Amiens heropende en betoogde, dat de doorde meerderheid gevolgde taktiek tot moordpartijen moest leiden, het ka-rakter van een provocatie. Men verweet hem, door zijn kritiek op de lei-ding de regeering materiaal in handen te spelen; tegen het eind van hetcongres zag men in iedere tegenstander een agent van de regeering.Toch kwam de raad tot grooter voorzichtigheid ook van een onverdachtrevolutionair als Latapie: „Ik behoor tot hen, die voortaan zullen wei-geren, de arbeiders naar het abattoir of de slachtbank te voeren." 2 )

De revolutio- Veel meer dan op één van de vorige congressen, waar Griffuelhes deHeiren triom- leiding had en hield, voerden hier de anarchisten de boventoon. Zoofeeren

moest de poging van Thomas, een toenadering tusschen de twee rich-tingen tot stand te brengen op de basis van het vele, dat de twee stroo-mingen gemeen hadden, mislukken. Kort te voren had Niel, oud-anar-chist, een artikel geschreven in de Humanité, „naar het centrum", waar-in hij betoogde, dat er èn van links èn van rechts een sterke stroom naarhet centrum en naar verzoening was waar te nemen. In andere omstan-digheden hadden velen hem en Thomas willen volgen; nu was dat on-mogelijk, en werd Niel, toen hij op de tribune kwam, begroet met de uit-roep: „Hij is een werktuig van de regeering." 3 ) In zijn nabeschouwingover het congres erkent Thomas, zijn gewoonte getrouw, onomwondende volkomen nederlaag van de reformisten: „vele reformisten hebbenMarseille met een beklemd gemoed verlaten "; zal het niet toch op split-sing uitloopen? Wij kunnen niet blijvend dulden, dat wij als een min-derwaardig soort kameraden worden beschouwd en „bloot staan aande meest perfide beschuldigingen." 4)

Het congres verwierp weer met groote meerderheid de evenredige ver-tegenwoordiging; 5 ) het nam, onder de indruk van Villeneuve, een zeerfelle resolutie tegen het militarisme aan ^- „van oordeel, dat het sta-kingsrecht een wassen neus is, zoolang de soldaten in plaats van destakers aan het werk gaan en bereid zijn de arbeiders te vermoorden,besluit het congres.... de jonge mannen te overtuigen...., dat zij bij deconflicten tusschen kapitaal en arbeid de plicht hebben, hun wapensniet tegen hun broeders, de arbeiders, te gebruiken." 6 ) Ten slotte werdbesloten, in het jaar tusschen de tweejaarlijksche congressen een admi-nistratieve conferentie van de beide secties der C.G.T. te houden terbehandeling van de dringende zaken. 7 )

Aftreden van Het geciteerde artikel van Thomas eindigde met een nieuwe oproep,Griffuelhes met de wederzijdsche beschuldigingen en provocaties op te houden en

1 ) Voor dit congres het geciteerde Compte Rendu; A. Thomas, Après le congrès,Revue Syndicaliste, 1-11-1908, bi. 186 vlgd.; E. Lafont, Le congres syndical de Mar-seille, Mouv, Socialiste, 15-11-1908, bi. 386 vigd.; Challaye, t. a. p., bi. 133; Louis,II, bi. 86 vlgd. -- 2) Compte rendu, bi. 50. — 3) Idem, bi. 169. --- 4) t. a. p., bi. 188.5) Compte rendu, bi. 292. — °) Compte Rendu, bi. 213. -- 7) Idem, bi. 228.

180

Page 184: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

van de C.G.T. een moreele eenheid te maken. Intusschen geraakte deC.G.T. in een crisis, die haar tijdelijk met de ondergang bedreigde. Dealgemeen secretaris, Griffuelhes, was niet alleen een zeer bekwaam,maar ook een onkreukbaar en zelfopofferend man. Toch werd hij inFebruari 1909 gedwongen zijn ontslag te nemen, ten gevolge van hetbeleedigend wantrouwen, dat hij ontmoette. Het ging om de in anderverband uitvoerig te bespreken kwestie van het eigen gebouw, dat deC.G.T., na uit de Parijsche Bourse te zijn verdreven, door zijn bemid-deling verkregen had; men beschuldigde hem ervan, daarbij zich zelf tehebben bevoordeeld. Hij verdedigde zich voorloopig niet, maar ging.Bij de stemming over een opvolger liet Niel zich als „verzoeningsman" Het secretari-candidaat stellen tegenover de door de revolutionaire bouwvakarbeiders aat van Niel

gestelde Nicolet; met één stem meerderheid werd Niel gekozen. Hij hadde stemmen der reformisten gekregen benevens die van enkele revolu-tionaire federaties, die zijn poging, de eenheid op een „centrum"-pro-gram te verwezenlijken, wilden steunen.') Zou hij, die de vader derorganisatorische eenheid was, ook de moreele eenheid kunnen brengen?Het resultaat was bedroevend; zijn verkiezing was het sein voor eennieuw oplaaien der richtingstwisten, met ongekende felheid. De revo-lutionairen traden hem als vijanden tegemoet; hij ondervond van hunkant een verlammende tegenwerking. Zij beschouwden hem, waar-schijnlijk ten onrechte, als een geheel onbekwame veelprater. 2 ) Zij ver-gaven hem niet, dat hij, de oud-anarchist, nu in enkele punten ^- langniet op alle — het reformistisch standpunt verdedigde. 3 ) Had dezeNiel niet in 1903 in de Voix du Peuple geschreven, dat de reformistende fatale „twistappel" in de C.G.T. wierpen; dat zij „gelen" waren? 4 )

Merrheim, overigens een heldere kerel, zegt, dat Niel op zijn plaats zitals werktuig der regeering, al wil hij desnoods aannemen, dat Niel datniet beseft. 5)

Zoo was Niel volkomen op de steun der reformisten aangewezen, dieechter zeer wel inzagen van dit succesje, dat niet in overeenstemmingwas met hun invloed in de C.G.T., weinig pleizier te zullen beleven. Hetartikel, waarin Thomas de verkiezing van Niel besprak, was koel envoorzichtig. 6 ) Hij noemde de stemming op zichzelf een uiting van„grondige verwarring "; zijn eenige hoop op een slagen van Niel's een-heidsstreven bouwde hij op de sterke behoefte aan consolidatie, die inde grootendeels buiten de twisten staande massa der georganiseerdenleefde. Als goed tacticus wachtte hij zich ervoor. Niel bij de reformistenin te lijven.Dit belette niet, dat de revolutionaire campagne tegen Niel onverzwakt Niel tot heen -werd voortgezet. Als hij, algemeen secretaris der C.G.T., een artikel gaan gedwon-schreef voor het officieel orgaan, de Voix du Peuple, werd het telkens gen

weer geplaatst met een hatelijk, denigreerend antwoord van Yvetot oféén der andere „zuiveren" eronder. Toen er, naar aanleiding van eenstaking der postbeambten, om een algemeene staking werd geroepen,

1 ) Jos. Steiner, Die Organisationskrise der franz. Gewerkschaften, Neue Zeit,1908---1909,II, bi. 15. — 2) Merrheim, La crise syndicaliste, Mouvement Soc., 15-12-1909, bi. 296vlgd.; vgl. verdedigingsrede van Niel op het congres van Toulouse en de daarop ge-volgde debatten, compte rendu, bi. 205 vlgd. — 3) Lenoir, La crise syndicaliste, Mouv.Soc., Sept. 1910, bi.119. — 4) Voix du Peuple, 26-4-1903. — 5) t. a. p., bi. 297. --e) Revue Syndicaliste, 1-2-1909, bi. 281.

181

Page 185: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

had hij de moed, in een rede te Lens openlijk uit te spreken, dat bij dezwakte van de Fransche vakbeweging een algemeene staking eendwaasheid zou zijn. Reeds voordien had hij zijn ontslagbrief gereed. Hetkwam nu tot een handgemeen in de hoofdbestuursvergadering tusschenhem en Yvetot en Niel verdween na drie maanden secretaris te zijn ge-weest, de C.G.T. vrijwel in staat van ontbinding achterlatend. 1 )

Jouhaux tot Het was duidelijk, dat de revolutionairen zijn opvolger moesten leveren;secretaris bij de verkiezing onthielden de reformisten zich van stemming. Het wasgekozen voor de C.G.T. van onschatbare waarde, dat de revolutionairen op dit

kritieke moment de man in hun midden vonden, die werkelijk een leiders-figuur was in de beste zin van het woord en zich in staat toonde om op

de grondslag van de beginselen van de revolutionaire meerderheid, deC.G.T. te consolideeren. Een taak, het zij hier direct gezegd, die jarenzou vorderen, waarin de C.G.T. nog vrijwel krachteloos zou zijn. Hetwas een nog jonge man, Léon Jouhaux, de leider van de sterke organi-satie van de arbeiders in de luciferfabrieken, een figuur, die tot op datoogenblik niet op de voorgrond was gekomen. Met hem ging de C.G.T.een nuchterder tijdperk in van bezinning, van zelf kritiek, van moeizameversterking der organisatie; een periode, waarin de onvermengde syn-dicalistische woorden een steeds dunner laagje schijnen, dat zorgvuldigover de voortdurend meer reformistische practijk blijft uitgespreid.

Eerste teeke- Eén van de kenmerken van deze verandering is, dat zij voorloopig naarnen van ken- buiten niet blijkt, terwijl ook in de C.G.T. slechts weinigen beseffen,tering ; het ge- wat er g aande is. Pougetet schrift met aplomb in zijn brochure over deloof in de syn- dicalistische C.G.T., dat de reformisten naar links zwenken en dat hun school uit-

methoden ge- sterft. 2 ) Paul Louis, in die dagen een groot bewonderaar van het syn-schokt dicalisme, schrijft in 1910, dat het syndicalisme meer en meer de over-

hand krijgt. 3 ) Maar Lagardelle ziet scherper; in Juli 1909 schrijft hij,dat de syndicalistische beweging op een dood punt is gekomen. 4 ) InJanuari van dat jaar had Thomas in één van zijn steeds knappe be-schouwingen geschreven: „De revolutionairen hebben op het gebied dertheorie niet meer de zekerheid, die zij op het congres van Amiens be-zaten.- 5)

De „syndics- In December 1909 opende Lagardelle in de Mouvement Socialiste eenlistischecrisis" enquête onder de „militants" over de syndicalistische crisis; de ant-

woorden vormen een kostbare bron voor de kennis van de geestesge-steldheid der C.G.T. op dat oogenblik. Allereerst blijkt, zooals bovenreeds is aangeduid, dat de revolutionairen zich zelf niet bewust zijn vande verandering, die bezig is zich te voltrekken. e ) Jouhaux had in deVoix du Peuple geschreven: laten wij de richtingstrijd als geëindigd be-schouwen; in een zoo groote beweging als de C.G.T., met een zoo veel-zijdige taak, is er plaats voor de beide methoden van vakactie. Dewensch naar het einde der verlammende, inwendige twisten spreekt ookuit de artikelen in de Mouvement Socialiste, maar de schrijvers van debeide richtingen werken tegelijkertijd die verzoening tegen door aan detegenpartij de volle schuld voor de crisis te geven.

') Merrheim, t. a. p., bl. 297. -- 2) Pouget, La C. G. T., bl. 39. -- a) Paul Louis, Le Syn-dicalisme contre l'Etat, 1910, bl. 3. — 4) Lagardelle in zijn chronique, Mouv. Socia-liste, 15-7-1909, bl. 80. -- 5) Revue Syndicaliste, 15-1-1909, bl. 266. — 6) Artikelen overLa crise syndicaliste, Mouv. Socialiste, Dec. 1909—Sept. 1910. Vgl. Moreau, t. a. p.,bl. 186.

182

Page 186: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Daar is allereerst Yvetot, die beweert: er is in het geheel geen crisis; hetgepraat erover is een relletje van de reformisten, die op deze wijze trach-ten hun standje te redden. Na hun nederlaag te Amiens hebben zijhun intriges voortgezet, wat „bewezen" is door de verkiezing van deverrader Niel. Volgens Merrheim zijn Briand en Viviani, nu ministergeworden, er in geslaagd, een aantal oud-anarchistische vakbondleidersaan zich te binden en hen voor hun manoeuvres in de C.G.T. te gebrui-ken. De reformisten hebben de kwestie van het eigen gebouw aangegre-pen, om hun bekwaamste tegenstander, Griffuelhes, eruit te werken —wij zullen zien, dat deze beschuldiging niet ongerechtvaardigd lijkt. Hetgevaar voor omkooperij, dat ons op het oogenblik bedreigt, zal pas wij-ken, als de Bourses, die nog steeds voor een groot deel van officieelesubsidies afhankelijk zijn, zich daarvan vrij maken. Lenoir, eveneenseen revolutionair, betoogt, dat het voortdurend getwist tusschen de tweerichtingen de massa der aangeslotenen in verwarring heeft gebracht.Vervolgens vervalt hij in een scheldpartij op de reformisten, die aanéén banket hebben willen aanzitten met de ministers, die de C.G.T. ver-volgen; die een ridderorde hebben geaccepteerd, enz. De Revue Syndi-caliste noemt hij „een orgaan van polemiek en beleediging der gema-tigde reformisten."Keufer betoogt, dat de mentaliteit der revolutionairen zoodanig is, datalle hoop op een verzoening moet worden opgegeven. Als hij de oorza-ken van de crisis opsomt, noemt hij stuk voor stuk de beginselen van hetsyndicalisme: het geloof aan de algemeene staking, de actie tegen hetleger en tegen de democratie, het ontbreken van evenredige vertegen-woordiging, enz. Merkwaardig is zijn uitval tegen de „maatschappelijkmislukte intellectueelen" — bedoeld zijn Sorel c.s. — waar de „anar-chistische" meerderheid der „militants" achter aan loopt. Het belang-rijkst is het artikel van Klemzynski, die tot het centrum blijkt te behoo-ren. Eén van de groote fouten is volgens hem het vasthouden aan lagecontributies, en, daarmee samenhangend, de slechte betaling en hettotaal onvoldoend aantal der bezoldigde bestuurders. Zoo ontstaat eenwanverhouding tusschen de geweldige maatschappelijke functie derC.G.T. en haar onvoldoende materieele kracht. Op het congres van1910 hoort men de weerklank van dit artikel. 1 )

De jaren 1908-1910 zijn gevuld met een groot aantal arbeidsconflic- Talrijke sta-ten, die weer hetzelfde beeld vertoonen: straatgevechten met de mili- kingen

taire macht, arrestaties, processen, ontslagen, waar het personen indienst der overheid betreft, bij groote aantallen tegelijk. Het is niet noo-dig, daarvan hier nog meer voorbeelden te geven; ik noem slechts detwee stakingen der postbeambten van Maart en Mei 1909, die van dezeelieden in dezelfde maand en de werkelijk vrijwel geslaagde steundoor middel van boycot van Spaansche goederen aan de actie, die doorde Spaansche arbeidersbeweging tegen de veroordeeling van de anar-chist Ferrer werd gevoerd (October 1909.) 2)

Op het congres van de Bourses- federatie van 1901 was besloten, dat, De ontwikke-terwille van grooter onafhankelijkheid van de overheid, alle Bourses ling der Bour-

ses du Travail1 ) Compte Rendu, lie congrès de la C.G.T., Toulouse, 1910, bi. 44. -- 2) Louis,II, bi. 28, bi. 39 vlgd. en bi. 93 vlgd.; Compte Rendu, Toulouse, bi. 5 vlgd. en bi.44 en Monbruneau, La grève des postes, Mouv. Socialiste 15-4-1909.

183

Page 187: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

zich zouden reorganiseeren tot plaatselijke raden van syndicats. 1) InParijs was het eerst duidelijk de scheiding voltrokken tusschen het aaneen door de regeering opgesteld reglement onderworpen Bourse-ge-bouw, en de plaatselijke raad, die, zoo mogelijk, van dat gebouw zooveelmogelijk profijt trekt en die in het dagelijksch spraakgebruik eveneensBourse wordt genoemd. 2 ) In 1905 stelde Klemzynski, die als leider vaneen regionale raad van syndicats, verspreid over een aantal plaatsen,die niet voor een eigen Bourse in aanmerking kwamen, veel succes hadgehad, voor, in de Bourses-sectie der C.G.T. ook dergelijke raden toe telaten. 3 ) De zwakheid der Bourses in kleine plaatsen bewoog de aanhet congres van 1906 verbonden conferentie der Bourses-sectie, aan de-ze aandrang gehoor te geven. 4 ) Tegenover Yvetot, die het voorstel ver-dedigde, opperde Niel het bezwaar, dat men nu naast plaatselijke ookregionale raden zou krijgen, wier onderlinge verhouding niet was gere-geld; hij vreesde nog grooter organisatorische verwarring. Slechts metkleine meerderheid besloot men de sectie open te stellen voor de regio-nale en departementale raden, niet vermoedend, dat deze in enkele jarende plaatselijke raden geheel op de achtergrond zouden dringen. Yvetotzag in dit invoegen van een nieuwe instantie tusschen syndicats enC.G.T.-bestuur een bevorderen van decentralisatie; hetzelfde betoogdezijn nauwere geestverwant Delesalle, toen hij in 1909 de snelle toenamevan het aantal departementale raden constateerde. 5 ) De jaarverslagenvan 1908 en 1910 memoreeren deze ontwikkeling met voldoening. s)

De Bourses Terwijl Yvetot nog in 1909 met sympathie over de departementale ra-verdrongen den spreekt, 7 ) vinden wij al in het najaar van 1906 de waarschuwingdoor de de- van de secretaris van de Bourse van Saint Quentin, die vreest, dat departementa-

8dzullenkddnieuwe raden de plaatselijke Bourses zuen verrin en. Pasle raden P j 9 ) op deconferentie van 1910 bemerkt Yvetot met schrik, welke richting de ont-wikkeling neemt; dan bestrijdt hij fel een voorstel, alle Bourses door ge

-westelijke raden te vervangen met een ietwat sentimenteel beroep ophet verleden der Bourses. 9 ) Hij laat de conferentie zijner sectie eenresolutie aannemen, die de wensch uitspreekt, „dat de plaatselijke radenniet opgeofferd worden en zich vrij zullen kunnen bewegen binnen denieuwe lichamen," die „voorloopig" worden geduld. io )Toen in 1912 het congres van Le Havre bijeen kwam, had de practijkzoo duidelijk de grootere werfkracht van de departementale raden be-wezen, dat men besloot, voortaan slechts deze lichamen in de Bourses-sectie toe te laten. `1 ) De op het congres volgende conferentie van deBourses- sectie besloot de plaatselijke raden te laten voortbestaan in devorm van „intersyndicale comitees". 12 ) De uitvoering van het besluitleidde tot veel wrijving; in tal van plaatsen weigerden de Bourses meteen beroep op het federalisme, zich aan de departementale raden te on-

') Vgl. Delesalle, t. a. p., bi. 42. -- 2) Jouhaux, t. a. p., bi. 116 vlgd. -- 3) Yvetot, La 2econférence des Bourses, Mouv. Socialiste, 15-5-1907, bi. 442 vlgd. — 4) Teekenendis het bericht in de Voix du Peuple van 20-7-1903, dat er zich te Givors een Bourseheeft gevormd uit twee syndicats, die zich bij de Bourses-sectie aansluit. -- 5) Delesalle,t. a. p., bi. 45. -- 6) Compte rendu, 1908, bi. 42, idem, 1910, bi. 58. — 7) Yvetot, LesBourses de France, Mouv. Socialiste, 15-2-1909, bi. 155. -- 8) A. Nicolas, Fédérationsdépartementales et Bourses, Revue Syndicaliste, Oct. 1906, bi. 173 vlgd. -- 9) J. B. Sé-vérac, La conférence des Bourses et des unions, Mouv. Socialiste, Juli 1910, bi. 130vigd. — 1 o) Gedenkboek C. G. T., t. a. p., bi. 115. -- ") Idem, bi. 125. — ") Idem,bi. 127. Voor de werkwijze dier organen, Louis II, bi. 68.

184

Page 188: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

derschikken. Op de administratieve conferentie van 1913 zeide Luquet,behoorend tot de „oude garde", die de glorietijd der Bourses had ge-kend, dat het besluit van 1912 te niet moest worden gedaan; de Bourseszullen zeker ten onder gaan, betoogde hij, al was het alleen, omdat desyndicats, die nu aan de departementale raad moeten contribueeren, nietook geld voor een plaatselijke organisatie zullen over hebben. Jouhaux,handhaving van het besluit vragend en verkrijgend, verzoende de op-positie, door met vuur te spreken over de grootsche rol der Bourses, eenrol, die zij nu voortaan tezamen met de departementale raden zoudenvoortzetten. 1 )

In werkelijkheid was de positie der Bourses na 1902 geleidelijk ver-zwakt. In de zuiver syndicalistische actie tegen de particuliere bureaux

voor arbeidsbemiddeling in 1903 waren het nog de Bourses, die de groot-ste activiteit ontwikkelden. 2 ) In later jaren blijven zij bij stakingen ge-wichtige diensten bewijzen, doch de leiding komt in handen der vakfe-deraties. De Seilhac noemt de Bourse „de societeit van de arbeider",maar hij drukt zich later juister uit, als hij zegt, dat zij „een centrum vanverzet" is. 3 ) In zijn „Histoire des Bourses" betoogt Pelloutier uitvoerig,wat de beteekenis van deze origineele organisatie-vorm kan zijn. Juistomdat zij arbeiders uit meer dan één vak omvatten, kunnen zij vak-egoïsme vermijden en zijn zij aangewezen, om haar leden van hun groo-te revolutionaire taak bewust, en voor die taak geschikt te maken. 4)

Kenmerkend is zijn klacht over het te groote ledental der ParijscheBourse, dat tengevolge heeft, dat zij minder dan een kleine Bourse in deprovincie is „een kleine, fel-brandende haard van activiteit." 5)

In 1905 schrijft Berth, dat de Fransche vakbeweging daarom superieuris boven die van andere landen, omdat in Frankrijk de Bourses het ka-rakter der geheele beweging bepalen. 6 ) Ook Paul Louis kent in zijnin 1906 verschenen boek aan de Bourses een door geen andere organi-satievorm te overtreffen beteekenis toe. De Bourse is „de meest hechteoperatiebasis, die voor de proletariërs denkbaar is." „Zij heeft vooralde mentaliteit der Fransche arbeidersklasse gevormd, die mentaliteit,die men in andere landen, behalve misschien in Italië, slechts flauweren zwakker terugvindt. Zij heeft honderdduizenden menschen aan hetvakegoïsme ontrukt." 7 ) De in 1909 verschenen brochure van Delesalle,die jarenlang naast Yvetot had gewerkt, is één lofzang op de Bourses,waarin voor hem en vele anderen het communistisch toekomstideaalreeds binnen het kapitalisme verwerkelijkt wordt. 8 ) Nog in 1912 trachtYvetot het voor te stellen, alsof er sedert de dagen van Pelloutier eigi.n-lijk niets veranderd is; in de Bourses en departementale raden ligt „detoekomst van de vakbeweging "; ieder moet zich „buigen voor hun be-teekenis en hun onbetwistbaar nut." 9)

Toch was de achteruitgang der Bourses voor een deel aan Yvetot tewijten. Zijn altijd hatelijke en wantrouwende toon stootte velen af; zoohooren wij op het congres van Bourges van syndicats van typografen,die weigerden zich bij een Bourse aan te sluiten, omdat zij geen deel wil-

1 ) Verslag dezer conferentie, Mouv. Socialiste, Juli 1913, bl. 110 vlgd. — 2) Dele-salle, t. a. p., bi. 39. — -1) L. de Seilhac, Les Bourses du Travail, 1906, bl. 7 en bi.

82. — 4) t. a, p., bi. 202. — fi) Idem, bi. 194. -- e) Mouv. Socialiste, 15-7-1905, bi.426. — 7) Mouvement Syndical, bi. 207 vlgd. — e) t. a. p., bi. 16 en passim. — 9) Fé-dérilisme syndicale, Bataille Syndicaliste, 16-8-1912.

Het oorspron-kelijk over-wicht der

Bourses ty-pisch voor hetsyndicalisme

Haar vermin-derende betee-

kenis

185

Page 189: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

den uitmaken van een organisatie, waar zij dagelijks werden uitgeschol-den. 1) Steeds meer gaf Yvetot zijn aandacht aan antimilitaristischepropaganda, waarbij de practische arbeid voor de gewone vakactie inhet gedrang moest komen. Keufer hoonde: wat is er nu eigenlijk terechtgekomen van de groote rol, die Pelloutier aan de Bourses had toege-dacht? 2 ) Om de rivaliteit, die onder de steeds meer achteruit gedron-gen Bourses-leiders veld won, te bezweren, sprak de administratieveconferentie van 1913 in een resolutie uit, „dat er geen meerderwaardig

-heid is van de ééne organisatievorm boven de andere, omdat zij beidenduidelijk onderscheiden functies hebben." 3 )

Tegen 1914 hoort men steeds vaker de wensch uiten, dat het eenheids-werk, dat in Montpellier slechts ten halve was voltooid, zal wordenvoortgezet door de twee vrijwel autonome secties, die de C.G.T. vor-men, te doen samensmelten; het sprak vanzelf, dat in dat geval de door-slaggevende invloed aan de vakfederaties zou komen. 4 ) Deze laatstestap is pas na de oorlog gezet.Als centra van revolutionair verzet trokken de Bourses in dagen vanspanning het eerst de aandacht van politie en militairen. De Boursein Parijs werd periodiek met geweld ontruimd; 5 ) was de storm bedaard,dan trokken de syndicats er weer in en namen weer bezit van hun bu-reaux en vergaderlokalen. Ten gevolge van zoo'n botsing met de politiezag de Parijsche Bourse zich in 1905 de haar door Millerand verleendezelfstandigheid in een nieuw reglement ontnomen. e) Na die tijd werdde band tusschen de bij de Bourses-sectie aangesloten plaatselijke raaden het Boursegebouw steeds losser. 7 )

Pelloutier's Hier moet nog een enkel woord gezegd over Pelloutier's plan, de ar-plan voor re- beidsbemiddeling van geheel Frankrijk in handen van de Bourses-fede-geling der ar- ratie te brengen. Dit plan scheen tijdelijk te zullen worden uitgevoerdbeidsbemidde-

ling met regeeringssteun, en Pelloutier heeft, toen het om deze practischekwestie ging, het subsidie niet versmaad. $) De minister, die dit subsi-die toestond, was Millerand en met spijt moet worden geconstateerd,dat zelfs een man als Pelloutier kleingeestig genoeg is, om in de talrijkebladzijden, die hij aan de zaak wijdt, te spreken van „de minister",maar zijn lezers niet mede te deelen, dat die minister de om zijn verraadaan de arbeiders geminachte Millerand was. Na de beëindiging van dewerken aan de wereldtentoonstelling in het najaar van 1899 zat de re-geering met duizenden vrijgekomen werkkrachten, waarvoor in Parijsalleen geen werk te vinden was. Met dit argument kreeg Millerand toe-stemming van de Kamer voor een subsidie van 5000 francs aan de Fé-dération des Bourses. 9 )

Pelloutier, die dit werk vol vuur had aangevat, werd weldra door eenfatale ziekte aangetast. De plaatsingsdienst, zoo had hij gehoopt, zoude gevolgen van de economische crisissen kunnen verlichten ") Eén jaar

1) Compte rendu, bi. 124. — 2) Keufer, La crise syndicaliste, Mouv. Socialiste, April 1910,bi. 269. — ') Gedenkboek C. G. T., bi. 130. — 4) o.a.: Lauche, Revue Syndicaliste,1-10-1908, bi. 18; Liochon, geciteerd Mouv. Socialiste, juli 1911, bi. 131. — 5) Beschrij-ving van zoo'n ontruiming, Voix du Peuple, 3-7-1901. Gedenkboek C. G. T., bi. 575.°) Franck, t. a. p., bi. 42. — 7) Vgl. Desplanques, La campagne contre la Bourse de Paris,Mouv. Socialiste, 15-7-1905, bi. 372 vlgd. — 8) Pelloutier's plan: t. a. p., bl. 158 vlgd. en300 vlgd. — °) Mouv. Socialiste, 15-6-1900, bi. 707. — 10) Pelloutier, t. a. p., bi. 174.

186

Page 190: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

heeft de dienst gefunctioneerd. Weill zegt, dat hij in belangrijke matetot het voorkomen van werkloosheid in dat jaar heeft bijgedragen. 1 )

Het Bourses-congres van 1901 toonde zich minder tevreden. 2 ) In to-taal waren 490 arbeiders aan een betrekking geholpen. De regeering,die blijkbaar in de opvolger van Pelloutier weinig vertrouwen stelde, hadjuist het subsidie tot op 1000 francs verminderd. Tevergeefs trachtteYvetot nu van de Bourses zelf finantieele steun te verkrijgen. Toen in1902 het oorspronkelijk subsidie werd hersteld, gaf men zich over aandebatten en polemieken over de vraag, of dat regeeringsgeld kon wor-den aanvaard, maar het hoofdbestuur moest de wekelijks uit de provin-cie gevraagde gegevens ontberen. 3 ) Op volgende congressen en con-ferenties werd de discussie op hetzelfde punt opgevat; Yvetot uitte zijngewone klachten over gebrek aan medewerking, doch men kwam nietsverder. Delesalle heeft later medegedeeld, dat het Bourses-bestuur ten-slotte een wekelijksche lijst over de stand van de arbeidsmarkt opmaak~te, die slechts diende om de schijn te redden en zoo het belangrijk regee-ringssubsidie te behouden, dat voor propagandistische doeleinden werdgebruikt. 4 ) In 1906, eindelijk, trok de regeering het subsidie in, wat on-middellijk de opheffing van de plaatsingsdienst ten gevolge had. 5 )

Ook over de altijd weer mislukkende algemeene regeling van de onder- Het viaticum

steuning voor rondtrekkende werkzoekenden zou een uitvoerige lijdens~geschiedenis te geven zijn. De extra-contributie voor deze zaak, waartoede Bourses op haar congressen besluiten, wordt niet betaald; B) het eenecongres besluit, dat alle syndicats verplicht zijn, aan de organisatie vanhet viaticum deel te nemen; 7 ) een ander congres is gedwongen, dit teherroepen om zich tot vrijwillige deelnemers te bepalen. 8 ) Delesalle, diedit échec tracht te verbergen, drukt dat zoo uit: „door voortdurendestudie trachten de Bourses, steunend op de ondervinding, iedere keerweer de inrichting van het „viaticum" te verbeteren." e) Ondanks allestudie komt het benoodigde geld niet binnen, terwijl er, voor zoover eenenkele Bourse er geld voor ter beschikking stelt, door het gebrek aanorganisatie veel misbruik van wordt gemaakt. Y0 ) Dit bewijs van organi-satorische onmacht was voor de Bourses des te pijnlijker, daar verschil-lende vakfederaties er wel in geslaagd waren, de zaak behoorlijk te re-gelen. 11 )

In 1908 is men gedwongen, de hulp van de sectie der vakfederatiesin te roepen. Y2 ) Het vervolg der historie blijft eentonig: de C.G.T. ont-werpt op de administratieve conferentie van 1909 een plan, dat aan debetrokken organisaties ter beoordeeling wordt gestuurd. Y3 ) Op de con-ferentie van 1911 zijn nog niet genoeg antwoorden ingekomen om tot eenbeslissing over te gaan. Y4 ) Eerst het congres van 1912 besluit tot de con-tributieverhooging, die noodig is voor een afdoende regeling. Y6 ) In 1914

1) t. a. p., bi. 350. — 2) Compte Rendu, bi. 16 vlgd. — 3) Compte rendu Bourses-congres 1902, bi. 122 vlgd. — 4) Delesalle, Les Bourses et leurs difcultés actuelles,Mouv. Social. 15-3-1908, bi. 165 vigd. — s) Compte Rendu, Amiens 1906, bi. 51.~ 6) Yvetot over de conférence der Bourses van 1909, Mouv. Socialiste, Sept. 1910,bi. 136; enz. Voor Pelloutier's plan, t. a. p., bi. 148 vlgd. — 7) Yvetot, Mouv. Socia-liste, 1-11-1901, bi. 545; compte rendu Amiens, 1906, bi. 235; enz. — 8) Mouv. So-cialiste, 15-5-1907, bi. 442. — 9) t. a. p., bi. 24. — 11) Franck, t. a. p., bi. 82. --11 ) o.a. de typografen, Sévérac, t. a. p., bi. 110; de leerbewerkers, Mouv. Socialiste,15-7-1908, bi. 33; de metaalbewerkers, Louis II, bi. 60 enz. — 12) Gedenkboek C.G.T.,bi. 106. — i3) Idem, bi. 108. — 14) Idem, bi. 118. — 's Idem bi. 126.

187

Page 191: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

begon deze dienst juist eenigszins te loopen, toen de oorlog uitbrak.De juridische Meer succes hadden de Bourses met de juridische commissies voor het

commissies verleenen van gratis rechtskundige bijstand aan de leden. De bekwamesecretaris van de Parijsche commissie, Quillent, publiceerde belangrijkegevallen in de Voix du Peuple ter voorlichting van de adviseurs in deprovincie. 1 )

Propaganda Van nog grooter belang was de door Pelloutier in zijn Histoire desonder de land- Bourses uitvoerig ontworpen propagandistische actie onder zeelieden

arbeiders en landarbeiders. 2 ) De weldra zeer krachtige zeeliedenfederatie hadhaar ontstaan aan de speciale propaganda der Bourses in de havenste-den door middel van „zeeliedentehuizen" te danken. 3 ) De Bourse vanNantes, aanvankelijk onder leiding van Pelloutier werkend, kon reeds in1895 op resultaten van haar actie onder de landarbeiders wijzen. 4 ) In1901 meldde de Voix du Peuple, dat de Bourse van Bourges een clubvan fietspropagandisten had opgericht voor de propaganda op het platteland. 5 ) In Mei 1902 kon het blad mededeelen, dat, dank zij het werkvan die Bourse, een flinke federatie van houthakkers in het leven wasgeroepen. e) De organisatie onder de arbeiders in de wijnbouw in Zuid-Frankrijk ging van de Bourses van Narbonne en Carcassonne uit. 7 )

De zwakte der Van de talrijke stakingen der landarbeiders in 1904 en volgende jarenlandarbeiders- maakte de C.G.T. gebruik om haar invloed onder hen te versterken.

syndicats Daar deze beweging ook in haar sterkste jaren tot enkele uiteengelegengebieden beperkt bleef, vereenigden de syndicats der landarbeiders zichin gewestelijke federaties, die zich in 1905, na herhaalde aandrang derC.G.T.-leiding, in een los landelijk verband aaneensloten. 8 ) Van deze„federatie der landbouw" ging de organisatie in andere landbouwgebie-den uit, waar de syndicats echter meestal niet meer dan een kortstondigleven hadden; zoo de landarbeiders in het departement Seine-et-Mar-ne; s ) de arbeiders werkzaam bij het winnen van hars in de Landes, 10)

en de tuinlieden in de Parijsche banlieu. 11 ) De verspreid wonende land-arbeiders, veelal tevens bewerkers van een eigen lap grond, vormdeneen zeer moeilijk te organiseeren materiaal; de contributies waren bijhen lager dan bij één andere categorie — de federatie ontving permaand 1 centime per betalend lid —; tot de aanstelling van een vast,bezoldigd organisator hebben de landarbeiders het daardoor nooit kun-nen brengen. 12 ) Bovendien leefde onder de Fransche landbouwbevol-king, voor zoover zij niet de leiding der Kerk volgde, een zeer sterke re-publikeinsch- democratische traditie, die veroorzaakte, dat zij veel tijden aandacht aan de politiek besteedde en weinig ontvankelijk was voorde antiparlementaire propaganda van het syndicalisme. 13)

In 1904 hadden de syndicats in de wijnbouw in het Zuiden belangrijkesuccessen behaald. Na dat jaar trad een crisis in het bedrijf in, die de

') Co. Rendu, Bourses, 1901, bi. 88; idem, Amiens, 1906, bl. 43; J. Uhry, Le Conseil judi-ciaire, Mouv. Soc., 1-10-1901, bi. 414 vlgd. — 2) t. a. p., bi. 204 vlgd., 214 vlgd. en303. — 3) Franck, t. a. p., bi. 156; vgl. Delesalle, t. a. p., bi. 32. — 4) Co. Rendu, Li-moges, 1895, bi. 28. -- 5) 6-1-1901. — 6) 25-5-1902. — 7) P. Ader, L'organisationrurale dans le midi viticole, Mouv. Soc., 15-12-1904, bi. 266 vlgd. — 8) GedenkboekC. G. T., bi. 307 vlgd.; Sévérac, t, a. p., bi. 33; vgl. Voix du Peuple, 10-1-1904; Grif

-fuelhes, Voyage révol. bi. 31; artikel van J. Bled, Mouv. Soc., 15-6-1907, bi. 545 vlgd.— 9) Dezelfde, idem, 15-2-1907, bi. 161 vigd. — 70) Griffuelhes, idem, 15-6-1907, bi.493 vigd. — ' 1 ) Vgl. 1. Delmas, idem, Nov. 1912, bI. 302 vlgd. — 12) Geciteerd ar-tikel. P. Ader, bi. 278. — ") Vgl. Sévérac, Mouv. soc. 15-3-1907, bi. 275 vlgd.

188

Page 192: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

volgende jaren steeds ernstiger werd en de vakbeweging ineen deedstorten. Toen in 1907 de wijnboeren in hun rumoerige, demonstratieveactie ingrijpen van de regeering eischten, kregen zij de landarbeiders enhun syndicats mede, die hun revolutionair, anti-kapitalistisch standpuntvan de vorige jaren vergeten schenen. Blijvende invloed heeft de C.G.T.zich onder hen niet kunnen verwerven. 1 ) Terwijl de landarbeiders-federatie in 1904 tijdelijk een ledental van 15.000 bereikte, was het in1908 tot 3360 gedaald, 2 ) om tot de oorlog op die hoogte te blijven.Grooter stabiliteit had de organisatie der houthakkers in het departe- De organisatie

ment van de Cher. Zij hadden de werkgevers genoopt, het werk in zijn der houthak-kers

geheel aan de syndicats op te dragen, die daarvoor een zoo hoog moge-lijke prijs bedongen en zelf onder hun leden de arbeid verdeelden. Daar-mede bestond voor de houthakkers feitelijk het verplicht lidmaatschapvan de revolutionaire syndicats. Zij waren sterk genoeg om zonderwerkstaking de inwilliging hunner eischen af te dwingen. Opmerkelijkis, dat deze federatie zich sterk interesseerde voor de technische pro-blemen van het bedrijf en herhaaldelijk van de regeering maatregelentegen het stelselloos vernietigen van de bosschen wist te verkrijgen. 3 )Wat de activiteit der Bourses betreft, moet nog vermeld worden, dateen dertigtal een eigen orgaan bezat. 4 ) Voorts organiseerden zij vak-cursussen, cursussen voor algemeene ontwikkeling en bibliotheken.Er was één punt, waarop Yvetot niet principieel-syndicalistisch was, De Bourses entot zijn spijt niet kón zijn: de subsidies, door de gemeentebesturen aan de gemeente-

subsidiesde Bourses verleend en door deze aanvaard. In naam waren zij slechtsbestemd voor onderhoud van het gebouw; in werkelijkheid dienden zijmeestentijds ook voor de bestrijding van de kosten der propaganda enagitatie. Deze ongezonde toestand was het onvermijdelijk gevolg vande lage contributie der Fransche vakbeweging. b) Met het opportunis-tische argument, dat een goed-functioneerende Bourse nu eenmaal veelgeld noodig heeft, had Pelloutier het vragen van subsidie verdedigd enaangeraden. 6 ) Terwijl aanvankelijk vrijwel alle Bourses met gemeente-geld werkten, zagen steeds meer Bourses zich door het vervallen dersubsidies gedwongen, naar eigen middelen om te zien. Niet slechts teParijs, ook te Nantes 7 ) en elders was de Bourse door de gemeente ge-bouwd; die te Parijs kostte de gemeente 3 millioen francs. 8 ) In 1911ontvingen 40 Bourses geen en 103 Bourses wel subsidie. (Hierbij zijnook de „gele" en andere niet bij de C.G.T. aangesloten Bourses gere-kend.) 9 ) In 1914 gaven nog 86 gemeenten subsidie, terwijl andereBourses, en vaak ook dezelfde, door het departementaal bestuur finan-tieel werden gesteund. Te Parijs gaf het gemeentebestuur jaarlijks137.000 francs, waarvan nog een belangrijk deel bij de „roode" syndi-cats terecht kwam. 10)

De Bourse van Ivry, die zich om principieele redenen op eigen initiatief

') Griffuelhes, Voyage, bi. 32; P. Grosz, Die Weinkrise und die Landarbeitergewerk-schaften im Languedoc, Neue Zeit, 1906- 1907, II, bi. 329 vlgd. -- z) Mouv. Soc.,15-10-1908, bi. 268. ~ 3) Artikel van Mauger, idem, 15-11-1904, bi. 158 vlgd. en1-12-1904, bi. 230 vigd. en artikelen van J. Bernet, idem, 15-11-1906, bi. 274 vlgd.,15-2-1908, bi. 126 vlgd. en 15-12-1908, bi. 401 vlgd. Griffuelhes, Voyage, bi. 33'-34. —4) Delesalle, t. a. p., bi. 34. — 5) Herhaaldelijk klaagt Yvetot over geldgebrek; o.a. Mouv.Soc., 15-2-1909, bi. 156. — 6) t. a. p., bi. 137 vigd. — 7) Gedenkboek C.G.T., bi. 552;Delesalle, t. a. p., bi. 46. — s) de Seilhac, t. a. p., bi. 12. — ') Idem. bi. 150. — 10) Louis,II, bi. 52.

189

Page 193: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

van de subsidie los maakt, vormt een uitzondering. 1) Meestal gaat hetzoo, dat een gemeenteraad naar aanleiding van bepaalde incidenten, ofbij verschuiving der meerderheid na een verkiezing, plotseling het geldinhoudt. Het ligt voor de hand, dat in zoon geval de geheele organi-satie althans tijdelijk in elkaar moet zakken. 2 ) In December 1903 ver-liest de Bourse van Clermont Ferrand haar subsidie na een woeligestaking van het trampersoneel. 3 ) In Calais is het zelfs een socialisti-sche burgemeester, die het subsidie intrekt. 4 ) Telkens bevat de Voixdu Peuple oproepen tot steun aan een Bourse, die plotseling zondergeld zit. ó) In enkele gevallen slagen de arbeiders er in, uit eigen mid-delen een nieuw gebouw te verwerven; zoo te Rennes en te Fougè

-res; in de laatste plaats bouwen de bouwvakarbeiders de Bourse inhun vrije tijd op. 6)

Vergeefsche Het grootste nadeel van de subsidieering was, dat zij de Bourses her-pogingen tot haaldelijk noopte, uit angst, het geld te zullen verliezen, ondanks alleverbetering revolutionaire theorie de gemeentebesturen naar de oogen te zien. Daar-

om deden de verantwoordelijke leiders van 1902 af pogingen, op een an-dere manier aan geld te komen; wat niet gemakkelijk viel, daar het voorde hand liggende middel, contributieverhooging, voorloopig uitgeslo-ten was. In 1902 verklaarde Yvetot zich daartegen, „omdat ik meen, datmen geen vliegen vangt met azijn." 7 ) Telkens keert het vraagstuk opde congressen terug. $) Bij het lezen dezer debatten komt de gedachteop: hoe veel sneller zouden de minder revolutionaire vakbonden in an-dere landen zich van deze overheidsvoogdij hebben weten vrij te ma-ken! Eindelijk, in 1910, besluit de conferentie der Bourses-sectie, dat desyndicats, op grond van het beginsel, dat de arbeiders zichzelf hebbente bevrijden, zoo spoedig mogelijk tot de oprichting van consumptie

-coöperaties moeten overgaan, om uit haar opbrengst onafhankelijkeBourses te bekostigen. e) Dat deze methode vrucht kon dragen, haddende syndicats te Saint Claude bewezen. 10 ) Uit de boven gegeven cijfersblijkt, dat de uitvoering van dit besluit in 1914 nog op zich liet wach-ten.Merkwaardigerwijze waren het in de eerste plaats de reformisten, dieer op aandrongen, dat de Bourses zich van de subsidies zouden vrij ma-ken. In 1901 had Guérard daarom het, tijdelijk, vervallen van het Parij-sche subsidie met vreugde begroet: „laten wij arm, maar vrij zijn!" il)

Pouget maakt zich in zijn brochure van 1909 heel makkelijk van hetvraagstuk af. Hij doet een aanval op „democratische" gemeentebestu-ren, die, na eerst met geld getracht te hebben de syndicats te koopenen tam te houden, nu zij zien, dat dit hun „nooit" zal lukken, uit wraakde subsidies inhouden. Volgt deze onjuiste algemeenheid: de Bourses„hebben begrepen, welke gevaren deze voogdij meebracht en zij hebbenmiddelen gevonden, zich daarvan te bevrijden." Welke die middelenzijn, vermeldt hij niet. 12)

') Compte Rendu. Amiens, 1906, bi. 43. — 2) Voorbeelden bij Louis, II, bi. 27. — 3) Voixdu Peuple, 13-12-1903. — 4) Compte Rendu, Toulouse 1910, bi. 55. — 5) Voix du Peuple,2-6-1901 enz. — 6) Gedenkboek C. G. T., bl. 505 vlgd. — 7) Yvetot over congresvan Algiers, Mouv. Socialiste, 15-12-1902, bi. 2292. — °) Comptes rendus Algiers,1902, bi. 56 vlgd en 82; Montpellier, 1902, bi. 115 en 128; Amiens, 1906, bi. 236 vlgd.°) Gedenkboek C. G. T., bi. 115. -- 10) Idem, bi. 514. — ^) Voix du Peuple, 13-1-1901.12) t. a. p., bi. 14 vlgd.

190

Page 194: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Het was vooral Delesalle, die zich bij de tegenspraak tusschen de sub-sidies en de syndicalistische beginselen niet kon neerleggen, en voort-durend de zaak aan de orde stelde. Zoo noodig trad hij daarbij ook te-gen zijn vriend Yvetot op. 1 ) In zijn brochure van 1909 erkent hij „eenmalaise, veroorzaakt door het subventionisme"; 2 ) nog verder gaat hijin een artikel in de Mouvement Socialiste over de moeilijkheden van deBourses. Hij geeft daar voorbeelden van zeer on-syndicalistische voor-zichtigheid uit angst voor gemeenteraad en kiezers. Schaamt gij u niet,zegt hij tot zijn oude vrienden uit de Bourses- federatie, dat gij deze toe-stand duldt, terwijl Griffuelhes er wel in geslaagd is, voor de C.G.T.een eigen gebouw te verwerven? 3 )

Over dit gebouw, het „Huis der Federaties", dat Griffuelhes gekochthad, toen de C.G.T. in 1905 door de politie uit de Parijsche Bourse wasverdreven, heeft zich een conflict ontwikkeld, dat tot het aftreden vanGriffuelhes in Februari 1909 leidde. Het vormt één van de onverkwik-kelijkste episodes in de geschiedenis van het Fransche syndicalisme.Weer moet het ontbreken van behoorlijke contributies als de eigenlijkeoorzaak van deze moeilijkheden worden aangewezen. De C.G.T. staatmet haar geheele organisatie op straat; heeft geld noch crediet; wil dein wezen wankele organisatie niet ineen storten, dan moet er snel ge-handeld worden. Griffuelhes gaat naar een vermogend vriend, die, on-der de invloed van Sorel, sympathiek tegenover het syndicalisme staat,en krijgt van hem het geld, om een aan de eischen beantwoordend ge-bouw in de Rue Grange aux Belles te koopen. De gever moet één voor-waarde stellen: over de bron van het geld mag niet worden gesproken;behalve Griffuelhes weet slechts Pouget ervan. Om de verhuis- en in-richtingskosten te dekken staan Griffuelhes en andere bestuurders eendeel van hun salaris af. In een zeer kritiek moment van haar bestaan isop deze wijze de C.G.T. gered. 4 )

Lévy, de penningmeester der C.G.T., gaat kort hierna voor maandenin de gevangenis. Griffuelhes moet nu naast zijn andere werk ook hetgeld beheeren en doet dat slordig. Lévy komt terug en vraagt verant-woording, die hij niet voldoende krijgt. Hij vraagt, waar het geld voorhet Huis der Federaties vandaan gekomen is; hij ontvangt geen ant-woord. Hij gevoelt wantrouwen .-- en acht zich gepasseerd, daar hijklaarblijkelijk buiten alles gehouden wordt r- en begint een campagnetegen Griffuelhes, waarbij geen laster wordt gespaard. Spoedig mom-pelt men, dat Griffuelhes zich heeft laten omkoopen; de revolutionairenruiken verraad; de reformisten grijpen de gelegenheid aan, om van hunsterke tegenstander Griffuelhes af te komen. De zaak komt in een be-stuursvergadering; Griffuelhes weigert, op de gestelde vragen te ant-woorden en neemt zijn ontslag.Intusschen heeft hij tegenover de geldgever zekere verplichtingen op zichgenomen, die hij per se wil nakomen. Als het gebouw schuldvrij is, wilhij het aan de C.G.T. aanbieden, maar tot die tijd staat het op naam

') Vgl. Yvetot over de Bourses-conferentie van 1906, Mouv. Socialiste 15-5-1907,bl. 443. — 2) t. a. p., bl. 47. — 3) Mouv. socialiste 15-3-1908, bl. 161 vlgd. -4) Lagardelle, La formation du syndicalisme en France, Mouv. Socialiste, Februari1912, bl. 143. Uitvoerig overzicht der zaak in de debatten te Toulouse, 1910, CompteRendu, bl. 81-- 179.

Delesalle overde subsidies

Griffuelhes enhet „Huis der

Federaties"

Griffuelhesontmoet wan-

trouwen enlaster

191

Page 195: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

van „de maatschappij Griffuelhes en Cie." Deze regeling is uit psy-chologisch oogpunt een ernstige fout. De groote meerderheid der mili-tants is van dergelijk particulier optreden niet gediend. Het „Huis derFederaties" behoort het eigendom van de C.G.T. te zijn. Griffuelhesdoet ten deze stellige beloften voor „later", maar ook op dit punt weigerthij, om dezelfde reden, tekst en uitleg. Het is wel begrijpelijk, dat het eensgezaaide wantrouwen hier nieuw voedsel vindt. Dan komen er nog moei-lijkheden bij over de door Griffuelhes aan het Huis der Federaties ver-bonden eigen drukkerij, waarover hij voortdurend conflicten heeft metde reformistische typografenorganisatie.De boulevardpers maakte zich van de zaak meester en trachtte haar tegebruiken, om de C.G.T. in discrediet te brengen. Bij Franck vindt mende weerklank van de daar gegeven lezing. l) Op de conferentie van deBourses-sectie van 1909 bleek er onder de Bourses in de provincie zoo'nopwinding te bestaan over het geval, dat men het, ondanks verzet vanYvetot, die liever „zaken" wou doen, in behandeling nam. 2 ). Veelwijzer werden de afgevaardigden niet, want Griffuelhes weigerde tekomen; hij zweeg nog steeds. Ook een aantal van zijn oude vriendenbegon aan zijn eerlijkheid te twijfelen.

Oplossing van In Toulouse, 1910, verscheen Grif fuelhes wel; hij had van de geldgeverhet conflict in verlof gekregen, alles mede te deelen. Zelf drong hij op een openlijke

1910 bespreking en een uitvoerig onderzoek aan. 3 ) Jouhaux sloot zich bijzijn aandrang aan; deze kwestie, die de C.G.T. anderhalf jaar had ver

-lamd, moest worden afgedaan: „Wij leven in een atmosfeer van dub-belzinnigheid en wantrouwen." Onder rumoer en met wantrouwen be-groet nam Griffuelhes het woord voor zijn verdediging; toen hij hetspreekgestoelte verliet ontving hij een grootsche ovatie; niemand sprakmeer van de beschuldigingen. Met 1025~65 stemmen en 303 (refor-mistische ) onthoudingen nam het congres een resolutie aan, waarin hetvaststelde „dat alleen het belang van de C.G.T. en van het georgani-seerde proletariaat kameraad Griffuelhes bij zijn optreden heeft be-zield" en hem zijn volle vertrouwen uitsprak. 4 ) Verder besloot hetcongres, met instemming van Griffuelhes, dat voortaan het _Huis derFederaties" onder controle der C.G.T. zou staan. 6 )

Congres van Toen dit congres deze zaak had beëindigd en de reeds besproken nahe-Toulouse, schouwingen over het interimbestuur van Niel, met alles, wat er aan

1910 vast zat, had afgedaan, bleef er voor ander werk weinig tijd over. Overhet algemeen maakt het dezelfde indruk als dat van Marseille in 1908.Naar de terminologie der resoluties te oordeelen hebben de revolutio-nairen nog onbetwist de leiding. Van de verandering in meer gematigderichting, die toch reeds had ingezet, was aan de oppervlakte nog vrijwelniets te bespeuren. s) Als een grappenmaker voorstelt, het bureau vanhet congres samen te stellen uit Niel en de reformisten Renard en Cou-pat, breekt een gelach en gejuich los, als hoon voor de betrokkenen be-doeld! 7 ) Het woord „reformist", zegt Niel, is een gewoon scheldwoord

1 ) t. a. p., bl. 280. -- _) Yvetot over die conferentie, Mouv. Socialiste, Juni 1910, bi. 370en Sept. 1910, bi. 140. — 3) Compte rendu, bi. 79. — 4) Compte Rendu, bi. 175. —5) Idem, bi. 179. — 6) Naast het Compte Rendu, Gedenkboek C.G.T., bi. 110 vlgd.;Rappoport, Die franz. Arbeiterkonföderation, Neue Zeit, 1910-1911, bi 141. Geheelten onrechte zegt Estey, t. a. p., bi. 202, dat de besluiten van Toulouse in reformistischerichting gaan. — 7) Compte rendu, bi. 76.

192

Page 196: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

geworden. 1 ) Het is haast onbegrijpelijk, dat de reformisten dit allestelkens weer duldden en de C.G.T. niet de rug toe keerden. Dat dit nietgebeurde, moet vooral aan de invloed van Albert Thomas worden toe-geschreven, terwijl, van de andere kant, van nu af aan ook Jouhauxzijn best doet, de C.G.T. langzamerhand voor de reformisten bewoon-baar te maken.

Toen op 1 December 1900 het eerste nummer van het weekblad La Het weekblad

Voix du Peuple verscheen, was het de bedoeling, het zoo spoedig mo- ..La Voix du

gelijk in een dagblad om te zetten. 2 ) Het blad zal een tribune zijn, Peuplé'

schreef de redactie aan de aanvang, „waar de arbeiders in alle open-hartigheid hun klachten kunnen uitspreken, hun woede kunnen uiten,hun eischen en hun revolutionaire verwachtingen kunnen formuleeren."Het zal zijn „een krant voor het volk en, — wat nog meer zegt -- doorhet volk." De abonnementsprijs zou vijf francs per jaar bedragen enmen rekende er vast op, dat althans alle bij de C.G.T. aangesloten syn-dicats een abonnement zouden nemen. In 1902 moest Pouget, de leidervan het blad, met verontwaardiging vaststellen, dat van de 3600 aange-sloten syndicats, zich slechts 650 hadden geabonneerd. 3)Het eerste jaar leverde een groot tekort; in 1902 was dat vrijwel over-wonnen; het aantal abonnés bedroeg toen 1600. 4 ) In 1906 was dat aan-gegroeid tot 2350; in 1910 tot 2600. De oplaag bleef ruim 6000. 5)Met 1 Mei verscheen een propagandanummer, met een oplaag vanruim 60.000 exemplaren, waarin in de eerste jaren teekeningen vanSteinlen werden opgenomen. Dergelijke nummers, met fel-antimilitaris-tische artikelen, kwamen jaarlijks uit op de dag van opkomst van de nieu-we lichting. s ) Deze laatste nummers brachten de bestuurders herhaal,delijk in botsing met de justitie; dan werd de krant in beslag genomen,waardoor voor weken de organisatie in de war was. 7 ) Door de geringebelangstelling, — vele Bourses en vakfederaties hadden eigen organen,waarvoor zij zich in de eerste plaats inspanden, — kon van omzettingin een dagblad geen sprake zijn. Toen in 1901 een reeds geheel voor-bereide poging, om door een loterij het kapitaal voor een dagblad te krij-gen, door de justitie met geweld was verijdeld, was de C.G.T. gedwon-gen, van de plannen in die richting af te zien. 8)Het weekblad bevatte in de eerste plaats algemeen-tactische beschou-wingen van „militants". Voorts vindt men er beschrijvingen van sta-kingen; berichten over onbillijke behandeling van arbeiders in zeer ge-kruide termen; een rubriek over het inwendig leven der vak-organisa-ties, met aankondigingen van vergaderingen enz. Herhaaldelijk nam deredactie een aanloopje, om meer en geregelder nieuws over de buiten

-landsche vakbeweging te geven, 9 ) doch daar kwam nooit veel van.Pouget heeft zeker gelijk, als hij zegt, dat de invloed van de Voix duPeuple veel grooter is, dan men uit haar abonnementental zou aflei-den. Y0 ) De leiders in en buiten Parijs, de redacteuren van de vak- enBourse-bladen, zij staken bij de Voix du Peuple hun licht op. Pouget

') Idem, bi. 223. — 2) Voix du Peuple, 1-12-1900. _3) Compte rendu Montpellier, bi. 81. —4) Idem, bi. 79. — 5) Compte rendu, Amiens, 1906, bi. 62; idem, Toulouse, 1 910,bi. 115. -- 6) Idem, Marseille, bi. 60. —' 7) Idem, Amiens, bi. 61; idem, Marseille,bi. 60. — 8) Plan: Voix du Peuple, 13-1-1901; beschrijving van de inbeslagnemingvan de stukken, idem, 16-2-1902. — °) bijv. 4-5-1902. -- 10) La C. G.T., bi. 32.

19313

Page 197: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

acht het blad ook van groot belang voor de vorming van de syndicalis-tische beginselen: „vóór de stichting van de Voix du Peuple bleef desyndicalistische theorie vaag, bij gebrek aan mogelijkheid, zich te con-cretiseeren in een orgaan en zich te vormen in het vuur van discus-sies." 1 )

De Bataille Voor vele lezers bood het blad van die discussies teveel; aanvankelijkSyndicaliste bracht het artikelen van alle richtingen; tegen 1906 kwam het vrijwel

uitsluitend in handen van revolutionairen. De reformisten maakten zichtoen veelal van het blad los en hun syndicats weigerden, zich te abon-neeren. 2 ) De administratieve conferentie van 1911 besloot definitief,dat de Voix du Peuple een weekblad zou blijven. 3 ) 27 April van datjaar was het eerste nummer verschenen van een syndicalistisch dagbladonder redactie van Griffuelhes, de „Bataille Syndicaliste", waarvoordeze weer persoonlijk de middelen had weten te vinden. Hij had devolle medewerking van Jouhaux, die een dergelijk officieus C.G.T.-dagblad de meest wenschelijke vorm achtte. 4 ) De bouwvak-federatiesteunde met 25.000 francs per jaar — wij zijn in de periode, dat einde-lijk hooger contributies worden geheven —i 6 ) talrijke federaties ensyndicats namen aandeelen in het blad. s)Het blad verscheen met het devies: „Met het proletariaat, altijd enoveral, wat er geheure." 7 ) Leest men een jaargang door, dan blijkeninhoud en toon ongeveer met die van de Voix du Peuple overeen testemmen. De „Bataille" was bedoeld als een on-politieke tegenhangervan Jaurès' Humanité, die onder de Parijsche arbeiders steeds popu-lairder werd, doch kon het peil van haar concurrente lang niet be-reiken.

Andere orga- De richtingstrijd met zijn voortdurend gepolemiseer riep verschillendenen periodieken in het leven. De ontwikkeling van het belangrijkste tijd-

schrift, de Mouvement Socialiste, is reeds besproken. Van de reformisti-sche Revue Syndicaliste is eveneens melding gemaakt; zij stond, evenalsde Mouvement Socialiste, voor beide richtingen open, doch bevattevoornamelijk bijdragen van de geestverwanten van Albert Thomas. Deenquêtes over actueele onderwerpen, door beide tijdschriften georgani-seerd, vormen één van de beste bronnen voor de geschiedenis van deFransche vakbeweging. In Januari 1909 bevatte de Revue een noodkreetvan Thomas; er bleken slechts 515 abonnés te zijn; met zijn vader enzijn vrouw had hij drie jaar lang zonder eenige belooning voor redac-tie, administratie enz, gezorgd; nu was er een groot tekort. 8 ) Dat deknap-geredigeerde Revue de sympathie vond, die zij verdiende, bleekuit Thomas' bericht van veertien dagen later: het benoodigde geld washem van verschillende kanten aangeboden. 9 ) In 1910 moest het tijd

-schrift desondanks worden opgeheven.Sedert Januari 1908 verscheen een revolutionair strijdorgaan, de „Ac-tion directe", verzorgd door dezelfde personen, die in de Voix du Peu

-ple aan het woord waren. Anderhalf jaar later werd het opgevolgd door

1) Compte rendu, Montpellier, 1902, bl. 86. — 2) Idem, Bourges, bl. 97 enz. -- 3) Sé-vérac over die conferentie, Mouv. Social., Juli 1911, bl. 131. — 4) Gedenkboek C. G.T.,bl. 674. ~ 5) R. Claes, le 4e congrès de la Fédér. du Bátiment, Mouv. Socialiste, Mei1912, bl. 189. — °) Bijv. de sous-agents van de P. T. T., Mouv. Socialiste, Juli 1912,bi. 136. — 1) Bataille Syndicaliste, 27-4-1911. — s) Revue syndicaliste, 1-1-1909, bl.249 vlgd. — 9) Idem, 15-1-1909. bl. 265.

194

Page 198: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

„La Vie Ouvrière". In October 1909 kwamen de reformisten daar te-genover met „1'Action Ouvrière". 1)

De onverzoenlijke en „autoritaire” 2 ) houding van Clemenceau als Mi-nister van Binnenlandsche Zaken bracht een conflict tot uitbarsting, datreeds lange tijd broeide; het betrof de positie en de rechten van het per-soneel in overheidsdienst, waarvan het lagere postpersoneel en de on-derwijzers zich het meest roerden. Nooit was definitief uitgemaakt, ofdeze groepen al dan niet het recht hadden, van de wet op de vakver-eenigingen van 1884 gebruik te maken. Reeds in 1887 stichtten de Pa-rijsche gemeentewerklieden syndicats, wier wettigheid eerst officieelwerd ontkend, maar die vervolgens feitelijk werden erkend, daar hetgemeentebestuur met hen als met dé vertegenwoordigers van het per-soneel onderhandelde. 3 ) Verder werd door regeeringen met linkschesignatuur de vakbeweging van de arbeiders in de aan de staat toebe-hoorende industrieën geduld; de sigarenmakers gaven hier het voor-beeld; de arbeiders in de lucifersfabrieken volgden weldra en zoudenéén van de sterkste vakfederaties vormen. In het begin van de 20steeeuw sloten deze federaties zich bij de C.G.T. aan, zonder daaroverdoor de regeering te worden lastig gevallen. Moeilijker was reeds depositie van de arbeiders der marinewerven en van het spoorweg- enpostpersoneel, aan wie, omdat zij werkzaam waren in een „publiekedienst", het stakingsrecht werd ontzegd. Het spoorwegpersoneel, ookdat van de „réseau d'Etat", vormde al vroeg syndicats, die werden ge-duld; bij het postpersoneel was daarvan vooreerst geen sprake.Deze categorie en de in vrijwel gelijke positie verkeerende onderwijzersnamen tegen 1900 hun toevlucht tot minder agressieve vereenigings-vormen. Zij stichtten „Associations amicales" of „Fraternelles", wierstatuten zich nadrukkelijk van die van gewone syndicats onderscheid-den, doch die, als het te pas kwam, wel degelijk bij de overheid voor debelangen harer leden opkwamen. Verband tusschen deze over het alge-meen gematigd democratische, op zijn hoogst reformistisch-socialisti-sche, vereenigingen en de C.G.T. bestond er niet. Tijdens het minister-schap van Millerand werden deze organisaties officieel door de over-heid begunstigd en in 1901 kwam een wettelijke regeling en erkenningharer positie tot stand.Tot zoover was er van een eigenlijk conflict nog geen sprake. De zaakwerd anders, toen de syndicalistische ideeën, die in de jaren 1903-1906een groote aantrekkingskracht hadden, ook ingang vonden bij postper-soneel en onderwijzers. Het was vooral de kritiek op de democratischestaat en zijn inrichting, die bij deze groepen, die niet alleen goeds vande „staat-patroon" ondervonden, ingang vond. Het was diezelfde open-lijk vijandige houding van de C.G.T. tegenover de staat, die het de re-geeringen heel moeilijk maakte, haar personeel toe te staan, syndicatste vormen en zich bij de Bourses en de C.G.T. aan te sluiten. De nieuwerichting kwam tot uiting in voorstellen, om de bestaande „amicales" insyndicats om te zetten, die voorloopig nog slechts in enkele steden bij de

') Humbert, t. a. p., bi. 64 vlgd. — 2) Deze m.i. juiste kenschetsing is van Seignobos,Lavisse deel VIII, bi. 265. — 3) Artikel van Larminier, Mouv. Soc., 1-3-1905, bi. 316vlgd. Ook voor het volgende: Uhry, idem, 11-1-1902, bi. 68 vlgd.; Sévérac, t.a.p..bi. 35 vlgd.; Martin Saint-Leon, t. a. p.. bl. 700 vlgd.; Louis II, bl. 33 vlgd.

De positie vanhet overheids-

personeel

Maatregelenten deze van

Millerand

Syndicalis-tische infiltra-

tie

195

Page 199: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

onderwijzers een meerderheid vonden. Het was het begin van een fellestrijd in deze organisaties tusschen „wettelijken" en syndicalisten, die inde meeste gevallen met splitsing eindigde. 1 )

Is het over- In het voorjaar van 1905 publiceerde de Mouvement Socialiste een drie-heidspersoneel tal artikelen, waarin van syndicalistisch standpunt de lauwheid vanvoor het postpersoneelpersonee en onderwijzers werd gelaakt.l di d elaakt. Beaubois, zelf werkzaamdicalisme toe-

gankelijk? bij de post, waarschuwde: men maakt van de postmannen nooit syndica-listen; zij mogen slecht betaald worden en onder het arbitrair karaktervan de staat hebben te lijden, hun vaste positie maakt hen ongeschiktvoor klassenstrijders. Nergens is het kleinburgerlijk reformisme zoosterk doorgedrongen, als bij deze groepen; zij zweren bij Jaurès. Als erten koste van de gemeenschap nieuwe baantjes geschapen worden,werken zij van harte mee. Toetreding van deze lieden tot de C.G.T.zou slechts de reformistische richting versterken. 2 ) Twee maanden la-ter herhaalde de postman Monbruneau de waarschuwing van Beau-bois. 3 ) Een dergelijk betoog leverde de onderwijzer Laurain. Voor zooverde onderwijzers socialist zijn, zijn zij „jaurèsistes"; eigenlijk bekomme-ren zij zich om niet veel anders dan om hun materieele belangen. Hetbesluit van het Bourses-congres van 1902, de onderwijzers tot de Bour-ses toe te laten, noemt hij zeer gevaarlijk voor het ware, proletarischesyndicalisme, waarbij hij zich beroept op de kritiek op de intellectueelenvan Sorel; (in tegenstelling tot de arbeiders-militants heeft deze onder-wijzer Sorel wèl gelezen.) 4 ) Maar Lagardelle heeft een juiste kijk opde toekomst, als hij deze twijfelaars antwoordt: laat de postmannen ende onderwijzers in de C.G.T. komen; de omstandigheden zullen hen re-volutionair maken en in tegenstelling tot de „staat-patroon" brengen 5 )

Beweging on- Reeds in het einde van hetzelfde jaar kreeg hij gelijk. In de zomerva-der postperso- cantie van 1905 was te Parijs de postdienst in de war geloopen; de re-neel en onder-

eerin gaf hiervan de schuld aan het personeel, dat nu, verontwaar-wijzers geering g Pdigd, in beweging kwam; zijn woordvoerders hekelden de fouten in deorganisatie en het teveel aan hoogere naast een tekort aan lagere amb-tenaren. 6) Tegelijkertijd nam de gisting in onderwijzerskringen toedoor het harde optreden van de regeering tegen een te Parijs gestichtonderwijzerssyndicat. Het syndicat publiceerde een manifest, dat vrij-wel syndicalistisch klinkt: de geheele leiding van het onderwijs werdopgeëischt voor het onderwijzend personeel. 7 ) Het conflict bracht ookandere groepen van staatsambtenaren in beweging voor de veroveringvan het recht van vakvereeniging, waarvoor een speciaal comité werdgesticht. De C.G.T. steunde de actie; talrijke protestvergaderingen wer-den gehouden en de onderwijzers publiceerden een nieuw, fel antikapi-talistisch manifest, waarin zij o.a. zeiden: „Voor ons is de staat een pa-troon als een ander." s) Intusschen was Clemenceau minister van Bin-nenlandsche Zaken geworden en nam het conflict steeds scherper vor-men aan. Dezelfde Beaubois, die kort tevoren het postpersoneel hope-loos reformistisch had genoemd, geloofde nu aan de mogelijkheid van

1) Verg. maandelijksch overzicht Revue Syndicaliste, April 1909, bl. 373 vlgd. —2) 1-4-1905, bl, 429 vlgd. -- 3) 15-6-1905, bl. 273 vlgd. — 4) Idem, 1-3-1905, bl.298 vlgd. en 15-4-1905, bl. 529 vlgd. — 5) Idem, 15-7-1905, bl. 209. — 6) Beaubois,La crise postale, idem, 1-8-1905, bl. 502 vlgd. — 7) Laurin, idem, 15-2-1906, bl.180 vlgd. — 8) Sévérac, t. a. p., bl. 42. Compte Rendu, Amiens, 1906, bl. 9.

196

Page 200: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

een algemeene staking in het bedrijf.') Meegesleept door de grooteagitatie voor 1 Mei 1906 ging op 11 April van dat jaar het gedeelte derParijsche brievenbestellers, dat een syndicat gevormd had, in staking.Daar echter de andere categorieën niet tot meedoen waren te bewegen,was de staking reeds na enkele dagen verloren; niet minder dan driehonderd stakers werden door de regeering ontslagen. 2 ) In dezelfdemaand besloten de onderwijzers in principe tot aansluiting bij deC.G.T. De tegenstelling, die jarenlang tusschen het „bevoorrechte"overheidspersoneel en de arbeiders in de particuliere bedrijven had be-staan, was weggevallen en op het congres van Amiens verklaarde deC.G.T. zich met het overheidspersoneel solidair.De regeering, die de staking als „een daad van insubordinatie" had be- Conflicten inhandeld, wilde van de door haar gewekte verontwaardiging bij het 1907

groote publiek gebruik maken, om de rechtspositie van het overheids-personeel definitief te regelen in die geest, dat het onder geen omstan-digheden het stakingsrecht zou bezitten en organisatorisch contact metde Bourses en de C.G.T. verboden zou zijn; aan de andere kant zouaan enkele oude grieven van het personeel tegen de onbeperkte machtvan onverantwoordelijke departementsambtenaren in vragen van bevor-dering e.d. een eind worden gemaakt. 3 ) Het eerste deel van het voor-stel vond in het radicale deel van haar parlementaire meerderheid zoo-veel verzet, dat het niet is afgehandeld. Tot 1914 zou ieder kabinetde regeling van het „statut des fonctionnaires" in zijn regeeringspro-gram hebben, zonder er echter ooit ernst mee te maken. 4 ) De publi-catie van het voorstel-Clemenceau in Maart 1907 bracht de organisatiesvan de verschillende categorieën van overheidspersoneel weer tot tij-delijke samenwerking; zij gaven een manifest uit, waarin zij verklaar-den: ons recht, syndicats te vormen, zullen wij met alle middelen ver-dedigen; wij willen geen agenten van het onderdrukkend staatsgezagzijn, maar gewone arbeiders en als zoodanig behandeld worden; juistvoor ons is het dubbel noodig, ons ter verdediging van onze positie tevereenigen, omdat de macht van de staat-patroon, die wij tegenover onsvinden, nog versterkt wordt door de machtsmiddelen, die de staat uithoofde van zijn politieke functie bezit; in hem zijn „de willekeur van destaat en de economische macht van de werkgever vereenigd." 6 )

Niet alleen om de vechtlustige toon moet dit manifest syndicalistisch Het karakter

worden genoemd; geheel in overeenstemming met de in de C.G.T. heer- der actie

schende denkbeelden is ook de kritiek op de staat als zoodanig, op zijngebrek aan deskundigheid en aan geschiktheid, om als leider van bedrij-ven op te treden. Wij verdedigen, zegt het manifest, de belangen van devoortbrenging. Wat de opvoeding betreft, zegt de aan de onderwijzersgewijde passage, willen wij in plaats van het huidige abstracte „ency-clopaedische" onderwijs stellen „practisch, concreet onderwijs, beant-woordend aan de werkelijke behoefte van de voortbrengers...., want dehandenarbeid, vroeger verdrukt, uitgeplunderd en veracht, moet hetideaal van de toekomst worden, het beginsel van alle deugd, het cementvan de nieuwe wereld." De zorg voor het zoo goed mogelijk functionee-

1 ) Mouv. Soc., 15-2-1906, bI. 17. — 2) Uitvoerig over deze staking. Monbruneau, idem,15-6-1906, bi. 147 vlgd. — 3) Zie het geheel hieraan gewijde nummer van de RevueSyndicaliste, Dec. 1907. — 4) Vgl. Lagardelle, Mouv. Soc., Jan. 1913, bi. 18. — 5) Af-gedrukt, idem, 15-4-1907, bl. 314 vlgd.

197

Page 201: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ren van de dienst vindt men in de publicaties van de syndicats vanpostpersoneel steeds terug. Met een beroep op de in hun eigen dienstopgedane ervaringen concludeeren zij, dat de staat niet anders dan in-competent voor de leiding van welke tak van bedrijf ook kan zijn. 1 )

Verdere ont- Op het manifest van Maart 1907 volgde het onvermijdelijk ontslag derwikkeling van onderteekenaars, waaronder enkele onderwijzers. Toch nam Briand,de ondervet)- minister van Onderwijs in het ministerie-Clemenceau, over het algemeen1 emeeng

een verzoenende houding aan en hij wist te bereiken, dat weldra degroote meerderheid der onderwijzers zich van de C.G.T. afkeerde. Ditgeldt niet alleen voor de oude Amicales maar ook voor de syndicats, dieoogluikend werden geduld, nu zij aan het besluit, zich bij de C.G.T. aante sluiten, geen uitvoering gaven. Pas in 1912 kwamen de onderwijzers

-syndicats opnieuw in conflict met de regeering door hun openlijke on-dersteuning van de antimilitaristische actie der C.G.T.

en van de syn- Onder het postpersoneel daarentegen bleef de syndicalistische stroo-dicats van ming groeien. De weigering der regeering, de syndicats te erkennen, en

postbeambten concrete grieven tegen de willekeur van enkele superieuren deden inMaart 1909 een tweede staking onder het lager postpersoneel uitbre-ken, die ditmaal alle groepen omvatte. In Parijs en in de groote provin-ciesteden lag de dienst geheel stil. In de Kamer liet minister Barthou,momenteel machteloos, verzoenende woorden hooren en de staking ein-digde na tien dagen met een schijnbare overwinning, die in de kringenvan het overheidspersoneel groot enthusiasme en een gevaarlijke over-schatting van de eigen kracht veroorzaakte. 2 )

Zoodra de regeering haar handen vrij had bereidde zij zorgvuldig haartegenaanval voor. Tegen de stakers van Maart werden eind April dis-ciplinaire maatregelen genomen; bij kleine groepjes werden zij geschorstof ontslagen, terwijl de regeering tegelijkertijd maatregelen trof, om bijeen nieuwe staking de dienst met militair personeel te verzekeren. Dederde poststaking, die onder deze omstandigheden niet kón uitblijven,brak 12 Mei 1909 uit en eindigde na enkele dagen met een volkomennederlaag; honderden ontslagen volgden. Over de vergeefsche pogingder C.G.T. om met een algemeene staking de postmenschen te steunen,is reeds gesproken. Het postpersoneel was verslagen, doch bleek nietgetemd. Het volgend jaar sloten zijn syndicats zich bij de C.G.T. aanen het latente conflict met de regeering over het recht van staking enaansluiting bij de C.G.T. was in 1914 nog onopgelost. 3 )

1 ) Vgl. Mouv. Soc., 15-1-1909, bi. 16 vlgd. en 15-4-1909, bi. 241 vlgd. — ') Arti-kelen van Monbruneau, idem, 15-3-1909, bi. 161 vlgd. en 15-4-1909, bi. 253 vlgd.;Revue Syndicaliste, April 1909, bi. 313 vlgd. — 3) Co. Rendu, Toulouse, 1910, bi.6 vlgd.; Bataille Syndicaliste, 20-4-1911; Mouv. Soc., Juli 1912, bi. 133 vlgd. en Met1913, bi. 360 vlgd.

198

Page 202: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

HOOFDSTUK IX.

OP VASTER BODEM1910-1914

de debatten van het congres van Toulouse, 1910,hoort men reeds het rommelen van de dreigende spoorweg-Onder

staking, waartegen Briand, minister-president van Juli1909 tot Maart 1911, scherpe tegenmaatregelen voorbe-reidde. Er vielen harde woorden over de „renegaat". 1 ) De

dag, waarop het congres gesloten werd, brak de staking uit.Het Syndicat National van de „cheminots" had van 1891 tot 1909 on- De organisatie

der leiding gestaan van Guérard. 2 ) Hoewel het met talrijke concurree- van het spoor-

rende organisaties te kampen had gehad, was het toch dé vakbond van wegpersoneel

het spoorwegpersoneel geworden. Van 11.000 leden in 1891 was het in1894 gestegen tot 55.000, toen het groote conflict met de regeering overhet vereenigingsrecht van het spoorwegpersoneel uitbrak. De Ministervan Openbare Werken, Jonnart, die onder het motief, dat de wet van1884 niet op het spoorwegpersoneel van toepassing was, aan enkelearbeiders op het staatsnet verlof tot het bijwonen van het congres vanhet Syndicat National had geweigerd, werd daarover door de socialis-ten geïnterpelleerd. Daar de meerderheid der Kamer het standpunt vanJonnart wraakte, leidde deze interpellatie tot het aftreden van het mi-nisterie-Casimir-Perier. 3 ) In 1896 nam de Senaat een voorstel van mi-nister Trarieux aan, waarbij aan het spoorwegpersoneel en andere over-heidsarbeiders het stakingsrecht en het recht tot het vormen van syndi-cats volgens de wet van 1884 werd ontzegd.Het National Syndicat ontketende tegen dit wetsontwerp een geweldige Strijd voor hetactie, die sterk genoeg was om te voorkomen, dat de Kamer het in be- vereenigings-

handeling nam. Guérard bereidde een spoorwegstaking voor en kondig- recht

de, voor het geval het ontwerp wet zou worden, stelselmatige sabotageaan. 4 ) In 1896 was het ledental tot 73.000 gestegen; Guérard zond aanalle bij de C.G.T. en de Fédération des Bourses aangesloten syndicatseen vragenlijst om van hen te vernemen, of en onder welke voorwaar-den zij bereid waren door een algemeene staking het vereenigingsrechtder cheminots te helpen verdedigen. Dit systeem was bij de toenmaligeprimitieve staat der Fransche organisaties weinig deugdelijk en toenmen in 1898 de som van de ingekomen antwoorden wilde opmaken,bleek ook onder het spoorwegpersoneel zelf het stakingsvuur aanmer-kelijk bekoeld. 6 ) Bij de door de bouwvakarbeiders te Parijs uitgeloktealgemeene staking van de herfst van dat jaar was het vooral de laksch-heid van het Syndicat National, die tot een spoedige mislukking leidde.Van dit oogenblik af kwam de cheminots-organisatie in gematigder ha- De periode-nen; Guérard hebben wij reeds als een centrum-man leeren kennen. Zoo Guérard

1 ) Compte Rendu, bl. 3 en 43. — ') Ook voor het volgende: Gedenkboek C. G. T.,bl. 347 vlgd.; artikelen van Le Guennic, Mouv. Soc., 15-2-1909, bi. 93 vlgd.; 15-3-1909,bi. 216, 15-5-1909, bi. 676 vlgd. — 3) Vgl. Seignobos, Lavisse deel VIII bl. 178. —4) Gompte R., Limoges, 1895, bl. 110 vlgd. — 5) Idem, Rennes, C. G. T., 1898, bl.75 vlgd. en 334 vlgd.

199

Page 203: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

bleef hij zitting houden in de Conseil Superieur du Travail, ook nadatde C.G.T. zich had teruggetrokken. 1 ) Het ledental was na 1898 ach

-teruitgeloopen en bedroeg in 1907 na een nieuwe stijging 52.000. In datjaar werd het Syndicat National door Clemenceau in de Kamer aange-haald als een voorbeeld van bezadigdheid. 2 ) Intusschen had zich eenrevolutionaire oppositie geopenbaard onder leiding van Le Guennic, dieGuérard het leven zuur maakte, 3 ) en, toen zij niet langs de gewone wegde meerderheid kon verwerven, met de steun van anarchistische orga-nen een lastercampagne tegen Guérard op touw zette. Op een buiten-gewoon congres van het Syndicat National, 1909, werden de beschuldi-gingen onderzocht en geheel zonder grond bevonden; doch Guérardtrad verbitterd af en de leiding kwam in revolutionaire handen.

De Spoorweg- Het nieuwe bestuur ontketende een geweldige agitatie voor loonsver-staking van hooging; de eisch was een minimumloon van 5 francs per dag. Opnieuw

1910 werd een spoorwegstaking voorbereid; het ledental steeg in enkelemaanden tot 90.000. Het congres van April 1910 besloot nog eenmaaleen delegatie met de eischen naar de regeering en de compagnieën testuren; zou het antwoord niet voldoende zijn, dan: spoorwegstaking.Het antwoord was onvoldoende, maar het bestuur voorvoelde de neder-laag en weifelde. Toen brak, de 1Ode October 1910, een spontane sta-king uit onder de arbeiders van de Compagnie du Nord te Parijs en hetbestuur was door zijn vroegere verklaringen gedwongen, de stakingover alle spoorwegarbeiders uit te breiden. De C.G.T. zag zich op haarbeurt genoopt, zich, zij het tegen haar zin, achter de cheminots teplaatsen. 4 )

De nederlaag Nog dezelfde dag stelde Briand zijn zorgvuldig voorbereide tegenactiein werking. Hij liet 15.000 gereed liggende mobilisatie-bevelen aan che-minots verzenden, die zoo onder militair recht werden gesteld en, als zijaan de staking deelnamen, volgens dat recht voor dienstweigering zou-den worden gestraft. Het geheele stakingscomité werd onmiddellijk ge-arresteerd, wat de verwarring onder de cheminots, die door het onver-wachte uitbreken van de staking toch reeds groot was, ten top voerde.De staking, die de eerste dag verre van algemeen was, vertoonde na dearrestaties eenige uitbreiding, om na enkele dagen geheel te verloopen.In de wanhoopsstrijd van de laatste dagen bedienden de cheminots zichvan het sabotagewapen: treinen werden tot stilstand gebracht, tele-graafdraden doorgesneden, enz. De regeering behaalde een volledigeoverwinning. 3000 cheminots werden ontslagen.De socialisten en een deel der radicalen openden na enkele maandeneen campagne om de wederindienststelling van deze slachtoffers te ver

-krijgen; de weigering van Briand vond instemming bij de rechterzijde,maar bracht hem met een deel van zijn meerderheid in conflict. 6 ) Inde loop van 1911 werden op het staatsnet de ontslagenen geleidelijkweer teruggenomen; de particuliere maatschappijen bleven weigeren tevoldoen aan de herhaalde aandrang van regeering en parlement, ditvoorbeeld te volgen. 6)

Verzwakking Na de verloren staking liep het ledental van het Syndicat National te-van de orga-

nisatie 1) Zie bl. 87 vlgd. — 2) Geciteerd Sorel, Réflexions, bl. 223. — 3) Compte R., Marseille,1908, bl. 204 vigd. — 4) Louis II, bl. 22 vlgd. en 31 vlgd.; L. de Seilhac, La grèvedes cheminots, brochure, 1911. — 5) Seignobos, t. a. p., bl. 277. — ") Vgl. Bataille Syndi-caliste, 27-4-1911 vigd.

200

Page 204: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

rug tot 20.000; de leiding bleef in handen van mannen, die de ont-wikkeling van de leiding der C.G.T. volgden, doch een extra-revolu-tionaire minderheid — grootendeels samengesteld uit de slachtoffersvan 1910 ~ lokte een splitsing uit en stichtte een tegenorganisatie, deFédération de la voie ferrée. De C.G.T. trachtte tevergeefs te bemid-delen en door de onderlinge strijd zakte het ledental eind 1911 tot be-neden de 15.000. Toen de oorlog uitbrak was het gestegen tot 27.000leden. In samenwerking met de C.G.T. voerde het Syndicat Natio-nal een actie voor nationalisatie van de particuliere spoorwegnetten.Natuurlijk deden zij daarbij de oude syndicalistische bezwaren te-gen de overheidsbedrijven duidelijk uitkomen, doch zij bepleitten denationalisatie als een overgangsvorm naar de syndicalistische inrichtingvan het spoorwegbedrijf en eischten als eerste stap in die richting reedsbinnen het kapitalisme: le. alle Fransche spoorwegen worden gebrachtonder het beheer van een autonoom lichaam; 2e. aan het personeelwordt medezeggenschap verleend in de leiding van het bedrijf; 3e. ver

-tegenwoordigers der verbruikers, een soort reizigers -raden, zullen even-eens deel hebben in de leiding van het spoorwegbedrijf. 1 ) Deze eischen,die een merkwaardige overeenstemming vertoonen met de na-oorlog

-sche socialisatieplannen der sociaal~democratie, zijn teekenend voor degeheele politiek der C.G.T. in deze jaren: zonder de grondbeginselenvan het syndicalisme op te geven, houdt men steeds meer rekening metde vraag, wat nog binnen het kapitalisme practisch verwezenlijkt kanworden.Nadat Briand de spoorwegstaking bedwongen had, diende de „vadervan de algemeene werkstaking" een wetsontwerp in, dat, als het wetgeworden was, niet alleen aan het spoorwegpersoneel het stakingsrechtzou hebben ontnomen, maar ook de C.G.T. zelf een deel van haar be-wegingsvrijheid zou hebben doen verliezen. Zijn ministerie kwam tijdigten val, zoodat het wetsontwerp nooit in behandeling is gekomen. 2)

Het had, van syndicalistisch standpunt, voor de hand gelegen, de che~minots, die het geheele staatsapparaat tegenover zich vonden, door eenzoo ver mogelijk uit te breiden algemeene staking te steunen. Er is overgepraat, maar er is niets van gekomen; een enkel aanloopje tot solida-riteitsstaking in de provincie; daar bleef het bij. Deze gang van zakenis een gevolg van het steeds meer op de achtergrond raken van de al-gemeene staking in deze jaren, al wordt daarom officieel, in resolutiese.d., de idee niet verlaten of gewijzigd. Maar het aantal teleurstellingen,met de algemeene staking opgedaan, was zoo groot geworden, dat demilitants de definitieve, revolutionaire algemeene staking slechts in detoekomst, bij beter organisatie enz., voor mogelijk hielden.Betrekkelijk succes kon slechts worden bereikt met een „algemeene sta-king" in één stad; in enkele groote provinciesteden is de •algemeen-heid" wel tijdelijk verwezenlijkt. 3 )

In 1898 had het een oogenblik geschenen, dat het uur voor de alge-meene staking gekomen was. 200 arbeiders, werkzaam bij de aanleg van

de ondergrondsche spoorweg, gingen in staking en sleepten in enkele

') Mouv. Soc., April 1912, bi. 321 vlgd.; Mei 1913, bl. 352 vlgd.; September 1913,bl. 243 vlgd. — 2) Louis, II, bi. 33. — 3) Zoo Marseille, 1901, Voix du Peuple, 31-3-1901enz. Narbonne, ter ondersteuning van de landarbeiders; Mouv. Soc. 15-3-1905, bi. 138vlgd., enz.

Voor de na-tionalisatie derspoorwegen

De algemeenestaking naarde toekomstverschoven

De mislukkingin 1898

201

Page 205: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

dagen de bouwvakarbeiders en aangrenzende groepen mee in een solida-riteitsbeweging, zoodat weldra tienduizenden in staking waren. 1 ) Omde staking tot een algemeene te maken, rekende men vooral op de che-minots, die zich nog kort te voren met groote meerderheid voor de al-gemeene staking hadden uitgesproken en bezig waren haar tot het steu-nen van eigen eischen voor te bereiden. Guérard, die haar had willenuitroepen, bevond zich buiten Parijs en de tweede secretaris, Lagailse,tegenstander van de algemeene staking, hield de zaak sleepende, zoodatde regeering de noodige maatregelen kon nemen. Toen hij eindelijkdoor zijn bestuur gedwongen werd, ook voor de cheminots het stakings-parool uit te geven, werd de minister van binnenlandsche zaken dooreen altijd onbekend gebleven verrader nauwkeurig op de hoogte ge-bracht, zoodat hij de brieven aan de syndicats in de provincie, die hetstakingsbevel bevatten, kon laten onderscheppen en de geheele staking,ten gevolge van het ontbreken van orders van de centrale leiding, meteen zielig fiasco eindigde.

Andere voor- Over de Mei-beweging van 1906 is uitvoerig gesproken; als algemeenebeelden staking was zij een mislukking. Hetzelfde geldt voor de pogingen, haar

uit te roepen naar aanleiding van de incidenten in Villeneuve-Saint-Georges, 1908, en de tweede poststaking, in Mei 1909. 2 ) De militantstrokken uit deze en dergelijke ondervindingen de conclusie: voor delaatste strijd zijn ook de georganiseerde arbeiders nog niet gereed. 3 ) InMei 1913 schrijft Lenoir in zijn vakblad: de oude syndicalistische theo-rie van de algemeene staking is juist en moet gehandhaafd blijven, maar„wij zijn uitmuntend in de theorie, doch machteloos in de practijk....Redeloos schermen met de algemeene staking is een vergissing en eendwaasheid. Het gebruik van dit kolossale en gecompliceerde wapen isafhankelijk van de werkelijke kracht der vakbeweging. " 4 )

Na de oorlog zouden, onder de invloed van Jouhaux, de opvattingenzich in die geest wijzigen, dat de algemeene staking niet meer als derevolutie zelf werd beschouwd. 5)

Het ouder- Het grootste succes behaalde de C.G.T. in deze jaren met een actie vandomspensioen zuiver negatieve aard. Bij haar verzet tegen de wet op het ouderdoms-

pensioen van 5 April 1910, waarbij zij tegenover de socialistische partijstond, kreeg de C.G.T. de arbeiders mee. s ) Daar de zaak sedert 1891in het parlement aanhangig was, had de vakbeweging alle gelegenheidgehad, haar standpunt te bepalen. In 1897 eischte de C.G.T. een pen-sioen voor oude arbeiders, waarvoor het geld moest worden bijeenge-bracht door bijdragen van werkgevers en staat. 7 ) Het volgend jaarstelde de C.G.T. een ontwerp-wet op de ouderdomsvoorziening vast; 8 )

de staat zou de ouderdomsvoorziening voor eigen rekening nemen; hetpensioen zou minstens 1000 francs per jaar bedragen en op vijf envijftig-jarige leeftijd ingaan. In 1901 scheen de regeering ernst met de

') Le Guennic, Les employés de chemin de fer., Mouv. Soc., 15-5-1909, bi. 376 vlgd.Compte R., Parijs 1900, bi. 23 vlgd. — 2) Zie bi. 178 en bi. 181. — ') Klemczyns-ki, Mouv. Soc., 15-12-1909; bi. 300; Lenoir, idem, Maart 1913, bi. 236; Nicolet,idem, September 1913, bl. 242. — 4) Geciteerd, Mouv. Soc., Mei 1913, bi. 372 vlgd.— ") Vgl. M. Leroy, t. a. p., bi. 6 en 89; Jouhaux, t. a. p., bi. 171; en vooral Dr.M. v. d. Goes v. Naters, Het staatsbeeld der sociaal-democratie, bi. 132 vlgd. —e) A. Zévaès, Le Parti Socialiste de 1904 à 1923, bi. 35 vlgd. — 7) Compte Rendu,C. G. T., Toulouse, 1897. bi. 172. — 8) Gegeven Gedenkboek C. G. T., bi. 69 vlgd.

Íílm► ,

Page 206: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

zaak te willen maken; een wetsontwerp, regelende het ouderdomspen-sioen, werd door de Kamer goedgekeurd. l) Intusschen had het anti-parlementarisme der vakbeweging zich toegespitst. In plaats van metberedeneerde tegenvoorstellen kwam de C.G.T., — en vooral de Bour-ses-federatie -- nu met een scherpe bestrijding van het regeeringsvoor-stel. Wij eischen, verklaarde het congres van Lyon, staatspensioen opvijf en vijftig-jarige leeftijd, en wij eischen, dat het spoedig zal wordeningevoerd. 2 )

De Senaat stuurde aan de syndicats een vragenlijst, om hun meeningover het wetsontwerp te hooren; zij ontving van bijna allen een gelijk,grof-afwijzend antwoord. 3 ) De Voix du Peuple bond de strijd tegenhet wetsontwerp aan, 4 ) dat intusschen in de archieven van de Senaatinsluimerde. Het was, schrijft Merrheim, vermalen in de parlementaire„woordenmolen". 5)

Toen in 1909 het wetsontwerp zijn definitieve vorm scheen te hebben Strijd tegen de

gevonden, opende de C.G.T. een nieuwe campagne; revolutionairen en wet van 1910

reformisten verklaarden eenstemmig, dat de voorgestelde regeling on-aanvaardbaar was. e) Het verzet concentreerde zich op drie punten: dete hooge leeftijd, waarop het pensioen inging, (65 jaar); de premiebe-taling door de arbeiders, (ook van werkgevers en staat werden bijdra-gen gevraagd); de fondsvorming, waarin velen vooral zagen het schep-pen van een nieuwe „staatsdienst" met van het geld der toch reeds uit-gebuite arbeiders betaalde hooge salarissen. 7 ) Jaurès, Sembat en an-dere socialisten verdedigden het wetsontwerp, hoewel zij de bezwarenonderschreven, als het meeste, dat in de gegeven politieke verhoudin-gen van de Senaat was los te krijgen. Doch de C.G.T. bleef onverzette-lijk. In Februari 1910 gaf zij een manifest uit, „Het bedrog met het ar-beiderspensioen"; tegelijkertijd belegde zij een aantal meetings, waarbleek, dat de actie insloeg.Toen desniettegenstaande de wet door de Senaat werd goedgekeurd enuitgevaardigd, had het C.G.T.-congres van Toulouse, October 1910,opnieuw zijn houding te bepalen. Het teekent de meer bezonnen pe-riode, waarin de C.G.T. zich bevond, dat dit congres zich niet onver-zoenlijk toonde. Na een aantal ouderwetsche, felle redevoeringen,(Bousquet!), werd een resolutie aangenomen, (opgesteld door Jou

-haux), die met meer zorg was geredigeerd en minder groote woordenbevatte, dan in vroeger jaren gewoonte was. 8 ) De resolutie riep de ar-beiders op om de uitvoering van de wet te verhinderen, „zoolang zijniet zoodanig is gewijzigd, dat zij aan de arbeiders een behoorlijk ouder-domspensioen verzekert op minder gevorderde leeftijd"; (belangrijk is,dat geen cijfers worden genoemd!) ; de resolutie liet doorschemeren, datzoowel over de fondsvorming als over de premiebetaling door de arbei-ders, met de C.G.T. te praten zou zijn.Zoo kreeg de campagne een nieuw doel: het boycotten van de wet. Te- Deboycotvangen 1 Juli 1911, de datum, waarop de wet in werking zou treden, ont- de wet

— ') Tekst, Mouv. Soc., 15-8-1901, bi. 241 vlgd. — 2) Gedenkboek C.G.T., bi. 81vlgd.; vgl. Pelloutier, t. a. p., bi. 330 vlgd. — ') Compte Rendu, Marseille, 1908, bi.4. — 4) o.a. 20-7-1903. — 5) Mouv. Soc., Januari 1910, bi. 29. — 6) Het boven ge-citeerde artikel van Merrheim: Sévérac, t. a. p., bi. 259 vlgd.; Revue Syndicaliste, Fe-bruari 1909, bi. 305. — 7) Zie Luquet, Mouv. Soc., Maart 1910, bi. 161 vlgd. —$) Compte R., Toulouse, 1910, bl. 16 vlgd.; bi. 257 vlgd.; bi. 294.

Page 207: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

wikkelde de C.G.T. een geweldige agitatie.") De arbeiders werdenopgeroepen om zich, zoo mogelijk in overleg met hun werkgevers, des-noods door middel van staking, tegen de premiebetaling te verzetten.De C.G.T. bleek niet boven haar kracht te hebben gegrepen; het pa-rool werd zoo goed opgevolgd, dat toepassing van de wet practischonmogelijk bleek. Onder de indruk van de campagne bracht het parle-ment enkele wijzigingen in de wet aan: o.a. werd de leeftijd, waarop hetpensioen zou ingaan, tot zestig jaar verlaagd. Doch nu de arbeiderseens tegen de premiebetaling in het geweer waren geroepen, kon deC.G.T. op dit punt, dat ongewijzigd bleef, niet meer terug. De admini-stratieve conferentie van 1911 besloot, dat de boycot zou worden ge-handhaafd, zoolang van de arbeiders een premie werd gevraagd. 2 ) Hetkostte Jouhaux daar eenige moeite, de onstuimigen te kalmeeren, die,overmoedig geworden door het behaalde succes, de algemeene stakingtegen deze wet wilden proclameeren.De meerderheid der militants ging in 1911 op dergelijke voorstellen nietmeer in. Liever toonden en gebruikten zij de macht, die de C.G.T. wélhad. De boycot werd voortgezet en de uitvoering van de wet onmoge-lijk gemaakt.

Toenadering Wat in de jaren 1910~1914 vooral opvalt, is de voorzichtige toenade-tot de partij ring tot de socialistische partij. Tijdens de spoorwegstaking van 1910

had de C.G.T. de volledige, actieve steun gehad van Jaurès en de socia-listische Kamerfractie; even kon het schijnen, alsof wantrouwen jegensde politici nooit had bestaan. Steeds meer vakbondbestuurders slotenzich bij de socialistische partij aan, die na 1906 de hechtheid van haareenheid had bewezen. De „syndicalistes" vormen naast „jaurèsistes"en „guesdistes" één van de belangrijke stroomingen binnen het partij-verband. 3 ) De aanvallen van syndicalistische zijde op de zoogenaamd„linksche" regeeringen bleven even fel, 4 ) maar het was na 1906 nietmeer mogelijk, de socialistische partij met de burgerlijke linkerzijde teidentificeeren. De partij bleef in de oppositie en behaalde bij de verkie-zingen van 1910 een flinke overwinning door los van de radicale groepenop te treden. 5 ) De Mouvement Socialiste nam, te beginnen met 1911,weer vriendelijk gestelde beschouwingen over de partijcongressen op.6 )

Groote moei- Toch is de verhouding tusschen vakbeweging en partij nog geheel an-lijkheden te ders dan in Duitschland. Tijdens de Agadir-crisis van 1911 belegde deoverwinnen C.G.T. een vredesmeeting in de Wagram-zaal, waarvoor medewer-

king van de partij werd afgewezen. Men kreeg toen de eigenaardigefiguur, dat naast de vertegenwoordiger van de freie Gewerkschaften,ook Molkenbuhr op uitdrukkelijk verlangen van de Duitsche vakbewe-ging als spreker optrad namens de Duitsche socialistische partij, terwijlde Fransche partij was buitengesloten; de Nederlandsche spreker wasde syndicalist Kolthek. ?) Naar aanleiding van de Balkanoorlog in 1912wilde de C.G.T. opnieuw een internationale vredesbetooging organisee-ren, doch nu weigerden de Duitschers en Oostenrijkers te komen, alsniet ook de Fransche partij werd uitgenoodigd. De C.G.T. van haar

') Bataille Syndicaliste, 29-4-1911 enz. — 2) Gedenkboek C.G.T., bi. 117; J. B. Sévérac, LaConférence des Bourses et des Fédérations, Mouvement Socialiste, Juli 1911, bl. 125 vlgd.3) Vgl. Mouv. Soc., Dec. 1911, bl. 367. - 4) Artikel Jouhaux, Bataille Syndicaliste,29-4-1911. — 5) Seignobos, Lavisse, deel VIII, bl. 273 vlgd. — 6) Mei 1911, bl. 348vigd., enz. — 7) Gedenkboek C. G. T., bi. 128.

Page 208: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

kant liet zich niet overreden, deel te nemen aan de internationale actiein aansluiting aan het socialistisch vredescongres van Bazel van dat jaaren belegde geheel op eigen gelegenheid te Parijs een anti-oorlogscon-gres. 1 ) De massa der Parijsche arbeiders echter toonde duidelijk meerbelangstelling voor de vredesactie der partij, een omstandigheid, die demeer tegemoetkomende houding der C.G.T.-leiders in de volgende jarenzeker heeft beïnvloed. De drang naar nauwer samenwerking kwamvooral van onder op.Hoe weinig de C.G.T.-militants nog van de partij konden verdragenbleek in hetzelfde jaar naar aanleiding van de kritiek, door twee socia-listen in de Kamer op de strijdmethoden der C.G.T. geoefend.') Hetging vooral om de sabotage en het gebruiken van geweld tegen onder

-kruipers. Op het partijcongres van Lyon trachtte Jaurès in een magis-trale rede zijn in gevaar gebracht verzoeningswerk te redden. Hij ver-wierp met nadruk alle gewelddaden, maar kritiseerde tevens scherp hetoptreden der beide Kamerleden als onnoodig en in strijd met de klasse~solidariteit. Hij prees de zorg voor het verhoogen van de arbeidspro-ductiviteit bij Griffuelhes en andere militants en het krachtig revolutio-nair, antikapitalistisch instinct van de C.G.T. Nooit, zoo eindigde hij,mogen wij in tegenstelling komen met deze eigenschap der syndicats,die „het edelste element in onze vakorganisaties" is. Het congres nameen motie aan, waarin het zich van de woorden der beide Kamerleden losmaakte, maar hen niet uitdrukkelijk veroordeelde. 3 ) Dit was de C.G.T.-leiders niet genoeg; in de Bataille Syndicaliste publiceerden Jouhaux,Griffuelhes en anderen een manifest, waarin zij verklaarden de a-poli-tieke „Charte van Amiens" onverzwakt te zullen handhaven. Zij eisch-ten „volkomen onafhankelijkheid ten opzichte van partijen en secten enabsolute vrijheid in de keuze van de middelen, die de arbeidersklasse inhaar vakactie wil gebruiken." Fel zouden zij zich blijven verzetten tegenhet drijven van lieden, „die belust zijn, de vakbeweging te verleiden ofin te palmen." 4)

Van een reformistische richting, optredend als min of meer georgani^seerd geheel, merkt men in deze jaren weinig meer. 5 ) De toestand isdeze, dat de geheele revolutionaire meerderheid, het eene deel snelleren het andere deel langzamer, door de omstandigheden gedwongen,in reformistische richting zwenkt. Eckstein ziet goed, als hij in 1912voorspelt, dat niet de Fransche vakbeweging, maar de syndicalistischerichting haar dood tegemoet gaat, al is dit misschien wat te sterk ge-zegd. s)Naar buiten uit zich dit proces vooral in scherpe zelfkritiek; men blijftschrijven over de „syndicalistische crisis". In de Bataille Syndicalisteverklaren een aantal leiders, waaronder Jouhaux en Griffuelhes: na1906 „is geen belangrijke vooruitgang bereikt, geen volgehouden agi-tatie heeft meer het vuur en het enthusiasme van die dagen gekend."Zij zoeken de oorzaak hierin, dat men „voor de georganiseerde actieder syndicats in de plaats wilde stellen persoonlijke daden, uitgevoerd

') Sévérac, t. a. p., bi. 277. — 2) Zie boos artikel hierover van P. Dormoy. Mouv.Soc., lan. 1912, bl. 37 vlgd. — 3) Mouv. Soc., Maart 1912, bi. 239 vlgd. ; Louis, His-toire du Socialisme, bi. 329. — 4) Bataille Syndicaliste, 22-8-1912; Griffuelhes was indeze jaren weer secretaris van de federatie der lederbewerkers. -- 6) Vgl. Mouv. Soc.,Maart 1913, bi. 265. ~ 6) Inleiding Louis, bi. 89,

In reformis-tische richting

Nogmaals „desyndicalis-

tische crisis"

Page 209: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

in een theatrale pose." 1 ) Dus: de anarchisten zijn de schuldigen. VanLagardelle kan men in de Mouvement Socialiste dergelijke uitlatingenlezen. Hij schrijft de crisis toe aan „te gemakkelijk behaalde succes-sen." 2 ) En later: „De tijd is voorbij, dat het proletarisch syndicalismealleen het historisch moment vulde. De periode van de overwinning derbeginselen heeft plaats gemaakt voor de meer bescheiden periode vanhun practische uitvoering. Het syndicalisme, dat zich, om zichzelf teworden, met geweld van de omringende wereld heeft losgemaakt, isuit zijn eenzaamheid afgedaald en heeft zich weer gemengd onder demenigte der sociale stroomingen." 3 ) Doch niet ten onrechte consta-teert hij, dat de openlijke zelfkritiek, die aan alle kanten wordt gehoord,een bewijs is van de innerlijke kracht der C.G.T. 4)

Congres van Het congres van Le Hávre, 1912, vertoont een wezenlijk ander beeldLe Hávre, dan vorige congressen. Kracht, meer besef ook van de kracht van de

1912 tegenstander, organisatorische rijpheid (hooger contributies!) , een an-dere toon tegenover de partij en de buitenlandsche vakbeweging, meerwerk en minder persoonlijk-hatelijke debatten. 6 ) De congressen vanMarseille en Toulouse hadden de achturendag als eisch gehandhaafd,doch de aangesloten federaties vrij gelaten, dit doel overeenkomstigde bijzondere omstandigheden in haar bedrijven, al dan niet in etapesna te streven. e ) De administratieve conferentie van 1911 week nogverder van het besluit van Bourges af en besloot de achturendag welals principieele eisch te handhaven, maar alle aandacht te concentree-ren op de verovering van de vrije Zaterdagmiddag, de „Engelsche Za-terdag". 7 ) De actie voor deze eisch werd te Le Havre uitvoerig be-sproken; typisch is, dat een vertegenwoordiger van de typografen alsrapporteur over dit hoofdpunt optrad. Nog merkwaardiger is de ver-gelijking van dit bezonnen plan voor een betrekkelijk bescheiden doelmet het besluit van Bourges van 1904, waar de C.G.T. de achturendageischte en tevens plechtig verklaarde, dat deze op 1 Mei 1906 goed-schiks of kwaadschiks zou ingaan.

Samenwer- Toch, het moet nog eens worden herhaald: het was onder leiding vanking met de Jouhaux en een steeds grooter aantal bekwame medewerkers als Merr-

partij weer af- heim een geleidelijke overgang naar een meer gematigde taktiek. Eengewezen bruuske breuk met het verleden was onmogelijk, zou waarschijnlijk eenscheuring ten gevolge hebben gehad. De terminologie van redevoerin-gen en besluiten bleef syndicalistisch. De textielarbeider Renard, diezoo dom was, de verhouding tot de partij als „kwestie" ter sprake tebrengen, leed met zijn voorstel, een openlijk bondgenootschap aan tegaan, een even verpletterende nederlaag als te Amiens; het werd met1057 tegen 35 stemmen verworpen na door Griffuelhes en anderenmet de oude argumenten bestreden te zijn. Men moet uit deze stem-mencijfers geen verkeerde conclusies trekken; een aantal groote vak-federaties, die nu voor „Amiens" stemden, omdat zij als vakbeweginglos van de partij wilden blijven, werden geleid door partij -socialisten, die

') 20-8-1912. — 2) Sept. 1911, bi. 161. _3) Dec. 1911, bi. 321. _4) Dec. 1912, bi. 161 vigd.5) Compte R., 12e congres de la C.G.T.; Gedenkboek C.G.T., bi. 119 vlgd.; LouisII, bi. 89 vigd.; G. Lévy, Le congrès du Havre, Mouv. Soc., Nov. 1912, bi. 267vlgd.; Rappoport, Das Gewerkschaftskongress von Havre, Neue Zeit, 1912-1913,I, bi. 22 vlgd. — 0) Compte R., 1908, bi. 232; idem, 1910, bi. 298. — 7) Sévérac,t. a. p., bi. 237; Gedenkboek C.G.T., bi. 117.

206

Page 210: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

in steeds nauwer contact met de Kamerfractie werkten. 1) Een belang-rijk onderdeel van de actie voor de Engelsche Zaterdag was de indie-ning van een in overleg met het C.G.T.-bestuur opgesteld wetsontwerpdoor Vaillant! 2 ) Dat was in 1906 ondenkbaar geweest. In een na-beschouwing over het congres betoogde Lévy, dat de verwerping vanhet voorstel-Renard geen vijandige uitspraak tegen de socialistischepartij beteekende. Indien dit wel zoo was geweest, — deze redeneeringis teekenend! ~ zou het groote aantal aanwezige partij -socialistenimmers nooit tegen hebben gestemd? 3 ) Lévy verklaarde aan het slotvan zijn beschouwing: de C.G.T. wordt geleid door de oude beginselen,maar voor de vroegere onstuimigheid is bedachtzaamheid in de plaatsgetreden.

In de jaren voor 1914 heeft de C.G.T. nooit een ledenstatistiek bij-gehouden. Het is uiterst moeilijk, een eenigszins juiste opgave van hetledental te vinden. De cijfers, die hier en daar gegeven worden, zijnzoo uiteenloopend, dat ook niet met „ongeveer" kan worden vol-staan.Pelloutier, ongetwijfeld één van de zorgvuldigste organisatie -leiders,vermeldt voor 1900 een aantal van 250.000 aangeslotenen bij de Fede-ration des Bourses. In hetzelfde jaar vind ik voor de C.G.T. — wij zijnnog voor de samenvoeging van 1902 — een getal van 107.000. 4 ) Voorde Federation, later Section, des Bourses, is dit het laatste cijfer, datgegeven is. De cijfers, die later op de congressen der C.G.T. wordenmedegedeeld, gelden uitsluitend voor de Section des Federations. Hetis van belang, dit vast te houden, omdat er tot 1912 belangrijke syn-dicats zijn, die, wel bij een Bourse aangesloten, weigeren aan de „dub-bele verplichting" te voldoen, en dus buiten een vakfederatie blijven.Het werkelijke aantal aangeslotenen bij de C.G.T. is dus steeds aan

-merkelijk hooger dan het opgegeven cijfer. Bovendien zijn de cijfersvoor de sectie der federaties zelf te laag; zij worden n.l. berekend naarhet aantal leden, waarvoor de federaties hebben betaald; vooral in deeerste jaren van de C.G.T. waren die betalingen veel te laag. 6 ) Daar-naast hebben wij de om verschillende redenen zeer onbetrauwbareopgaven van de losse syndicats — hier is vaak bluf in het spel — aande samenstellers van het officieel „jaarboek der vakbeweging ", uitge-geven door het ministerie van Handel, die aanmerkelijk hooger zijn. s)Ook deze cijfers gelden uitsluitend voor syndicats, die aan de „dub-bele verplichting" hebben voldaan. 7 ) Voor 1901 geeft het jaarboek opvoor de sectie der federaties: 149.963 leden; voor 1902: 164.598 leden;voor 1905 (het volgende opgegeven aantal), 347.062 leden. Dan houdtde lijst op, daar de revolutionaire syndicats in 1906 besluiten, geen ge-gevens meer aan een „officieele" publicatie te verstrekken; het jaarboekis dan, met ons, op de gebrekkige gegevens op de congressen aan-gewezen.Volgens deze opgaven had de sectie der federaties — dus niet de

1 ) J. Steiner over het congres van Le Havre, Neue Zeit als boven, bl. 332. — 2) Motiv.Soc., Maart 1913, bl. 249 vlgd. — ') Geciteerd artikel, bl. 269. — 4) Pelloutier, t. a. p.,bl. 160; Motiv. Socialiste, 1-1-1900, bl. 49. — 5) vgl. Pouget, La C.G.T., bl. 34. —6) J. Steiner, Die Gewerkschaftsbewegung in Frankreich, Neue Zeit, 1905-1906, I, bl.463. — 7) Deze bij Moreau, t. a. p., bi. 266.

Het ledentalder C. G. T.

Onzekerheidhieromtrent

207

Page 211: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

C.G.T. in haar geheel, zooals ongeveer alle schrijvers over dit onder-werp meenen -- in 1904 158.000 leden. l) Vergelijkt men dit cijfer metde ruim 100.000 van 1900, dan is daarmede de opmerking van Grif fuel-hes in Juni 1904, dat in de laatste jaren het ledental vrijwel niet ge-stegen zou zijn, niet in overeenstemming. 2 ) In Amiens, 1906, is hetledental gestegen tot 204.000. 3) Bij vergelijking van deze cijfers met dedoor het jaarboek van 1905 opgegeven 347.062 leden, blijkt het enormeverschil tusschen de beide opgaven-series. Wij weten, waarom de cij-fers van het jaarboek te hoog, die van de congresverslagen te laag zijn,maar er is geen middel, het juiste aantal vast te stellen. 1908, Marseille,wordt gesteld in het congresverslag op 294.398 leden. 4 ) Wonderlijk is,dat de C.G.T. in hetzelfde jaar aan het internationaal vakbureau eenledental van 380.000 opgeeft. 5 ) Pouget, het cijfer voor de sectie derfederaties van 1908 besprekend, gaat nog veel verder. 6 ) Hij schat hetaantal leden van de Bourses- sectie op 400.000 en leidt daaruit af, dat deC.G.T. „minstens" 500.000 leden heeft; dit cijfer is zeker sterk ge-flatteerd. Op het congres van Toulouse, 1910, wordt een aantal van355.000 leden opgegeven. 7 ) In de jaren 1910~1912 zou de groeislechts gering zijn geweest: in Le Havre geeft men het cijfer van 370.000leden. Op het socialistisch congres van Lyon, voorjaar 1912, had Dor

-moy, die als spreker namens de syndicalisten optrad, berekend, dat hetledental der C.G.T. 455.000 bedroeg. 8 ) Sévérac, die over het algemeengoed is ingelicht, zegt: in Le Havre zijn een 400.000 leden opgegeven,waarvoor is betaald, dan zijn het er zeker 600.000 in werkelijkheid;twee bladzijden verder berekent hij zelfs, dat alleen de sectie der fede-raties 687.463 aangeslotenen telt. s) Voegt men hier ten slotte aan toe,dat de C.G.T. in 1913 aan het internationaal secretariaat — waaraanzij moet betalen! ~ een aantal van 387.000 opgeeft, dan beseft men,dat op dit gebied geen andere mogelijkheid bestaat dan het weergevenvan enkele cijfers, waarbij men conclusies achterwege moet laten. 10 )

Louis deelt mede, dat van de loontrekkenden in Frankrijk buiten delandbouw, in 1910 22 % is georganiseerd. Y1 ) Daarvan was toen, bere-kend naar het lage cijfer van de C.G.T. zelf, ruim één derde bij haaraangesloten. Schijnen deze percentages niet hoog, de syndicalistentroosten zich met hun theorie van de actieve minderheid, de kerntroep,die op het kritieke moment het geheele proletariaat zal meesleepen.

Deverhouding De Fransche syndicalisten waren aanvankelijk, in overeenstemming mettot buitenland- hun beginselen, warme voorstanders van een eigen internationale aan-sche vakcen- eensluiting der vakbeweging. Toen in 1901 een aantal gedelegeerden

trales van Fransche syndicats te Londen een anti~oorlogsmeeting bijwoonden,was Pouget verrukt: de Voix du Peuple was gevuld met uitvoerige ver-slagen; Pouget zag in die samenwerking de kiem van een „internationalevakorganisatie op economische basis." 12 ) Maar: het moest natuurlijk

') Compte Rendu, Bourges, bi. 20. — 2) Mouv. Socialiste, 15-6-1904, bi. 156. -- 3)

Compte rendu, Amiens, bi. 26. -- 4) Co. Rendu, Marseille, bi. 34. — 5) J. Steiner, Die6e internationale Gewerkschaftskonferenz, Neue Zeit, 1908-1909, II, bl. 897. — 6) t. a. p.bl. 35. — 7) Compte Rendu, bl. 33. — s) Geciteerd, Mouv, Socialiste, Juni 1912, bl.32. — 9) t. a. p., bl. 315 en 317. 10) Moreau geeft op bi. 258 een grafische voor-stelling van het ledental der C. G. T. van 1900-1912, die mij volkomen willekeurig lijkt. --") Louis, Contre l'Etat, t. a. p., bl. 185. — 1 ') Geciteerd Mouv. Socialiste, 15-7-1901,bl. 113.

208

Page 212: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

een Internationale op syndicalistische basis zijn, en dat ging, gegevende richting der Duitsche en Engelsche vakbeweging, niet vlot. In dejaren vóór 1908, de glorietijd van het syndicalisme, zijn de Franschenvol vertrouwen, eens hun richting, speciaal hun antagonisme tegenoverde politieke partijen, in de internationale vakbeweging te zullen doenzegevieren. Eerst na 1908 zullen zij zich er onder voortdurend protest bijneerleggen, met de andersgerichte landelijke centralen uit het buiten-land samen te werken. 1 )

In 1901 kwam op een congres van Scandinavische vakcentrales te Ko-penhagen een internationaal secretariaat tot stand. Het zou zich slechtsbezig houden met organisatorische kwesties; algemeene vraagstukkenzouden aan de congressen van de socialistische Internationale wordenovergelaten. Frankrijk was te Kopenhagen nog niet vertegenwoordigd.In Stuttgart, in 1902, was Grif fuelhes aanwezig. Daar traden Griffuel-hes en de Hollandsche syndicalist van Erkel naast elkaar op met eenprotest tegen het uitschakelen van de algemeene vraagstukken; zij vroe-gen, tevergeefs, internationale congressen in plaats van simpele confe-renties, bezocht door enkele leden van de hoofdbesturen der landelijkecentrales. De taak van het internationaal vaksecretariaat zou, volgensbesluit van Stuttgart, o.a, omvatten: het samenstellen van een internatio-nale statistiek, het organiseeren van internationale steun bij stakingen,het uitwisselen van gegevens over de stand der sociale wetgeving in deverschillende landen.In 1903 had een bijeenkomst plaats te Dublin. Daar deden zich enkeleonverkwikkelijke incidenten voor ten gevolge van de slechte regelingvan de ontvangst en huisvesting der buitenlandsche gedelegeerden ende weinige égards, die de Engelschen voor hun gasten toonden. Grif

-fuelhes vroeg zich bitter af: heeft de C.G.T. daarvoor zooveel geld uitte geven, dat ik hier een paar Engelsche reformisten hoor praten en danzonder iets te hebben gedaan naar huis reis? Aan het eind der bijeen-komst slaagden de Engelschen er in, de fout te herstellen, en toen Grif

-fuelhes na terugkeer in de Mouvement Socialiste over de conferentieschreef, verklaarde hij wel, ontevreden te zijn over de te nauwe basis,waarop het internationaal verband was gesteld, maar uit zijn toon was al-lerminst af te leiden, dat het weldra tot ernstige conflicten zou komen 2 )Dan volgen de meest onverzoenlijke jaren van het Fransche syndica-lisme. Men moet zich voorstellen, hoe een antiparlementair man alsGrif fuelhes reageert op de volgende ondervinding: in 1905 reist hij naarBerlijn om met Legien, de leider van de Freie Gewerkschaften, te over-leggen over een gemeenschappelijke actie tegen het oorlogsgevaar. Le-gien ontvangt hem in de Rijksdag en antwoordt: ik zal er eens metBebel over praten, die is toch in de buurt. Tenslotte komt hij terug metde boodschap: mede in verband met de Duitsche wetgeving, die ons metontbinding bedreigt, als wij ons op anti-militaristisch terrein wagen, ishet het best, de zaak aan de socialistische partijen over te laten. Grif

-fuelhes was woedend.Aan de twistcorrespondentie, die aan de internationale conferentie te

') Voor het volgende: J. Sassenbach, 25 Jahre internationaler Gewerkschaftsbewegung,1925; Louis II, t, a. p., bi. 102 vlgd.; Gedenkboek C. G. T., t. a. p., bl. 651 vigd. —2) 1-9-1903, bl. 71 vlgd.

20914

Hetinternatio-naal vakver-

eenigings-secretariaat

Conferentie teStuttgart,1902

Te Dublin,1903

Principieeleverschillen

Page 213: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Amsterdam van 1905 voorafgaat, ligt een diepgaand principieel verschilten grondslag. 1 ) De Franschen vragen, de antimilitaristische actie ende algemeene werkstaking, de twee punten, die op dat oogenblik inFrankrijk in het middelpunt van een opgewonden belangstelling staan,op de agenda voor Amsterdam te plaatsen. Legien weigert; bovendienraadpleegt hij de aangesloten vakcentrales, die het in groote meerder~heid met hem eens zijn. Deze gang van zaken is onvereenigbaar metde syndicalistische opvatting van federalistische organisatie: ieder lidbehoort, volgens hen, in een organisatie een punt ter sprake te kunnen

De Franschen brengen, dat hij van belang acht. De Franschen blijven weg uit Amster-trekken zich dam; zij bedanken niet voor de internationale organisatie, maar houden

terug wel hun contributie in; dat is voor de C.G.T., die bij iedere internatio-nale steunactie met een miserabel klein sommetje voor den dag komt,tevens van practisch belang.In Amiens, 1906, kwamen de reformisten tegen deze houding op; Keu

-fer verdedigde met vuur de internationale betrekkingen, waarvoor meneen offer moest over hebben. Griffuelhes haalde nu met bitterheid zijngrieven over de gang van zaken te Dublin op. 2 ) Het congres nam eenmotie aan, waarin de houding van Griffuelhes geheel werd goedge-keurd. 3 ) Pouget juichte in een artikel in de Mouvement Socialiste ditbesluit toe. 4 ) Volgens hem beteekende de vakinternationale niets. In1903 waren de Franschen met een drietalig rapport over de algemeenestaking naar Dublin gegaan; de Engelschen hadden het niet eens ge-lezen, omdat hun geheele aandacht in beslag genomen was door derennen om de Gordon-Bennett. Het andere standpunt werd herhaalde~lijk en met kracht verdedigd in de Revue Syndicaliste. De reformistenhoopten op versterking van hun positie in Frankrijk door steun van debuitenlandsche geestverwanten. Thomas betoogde, dat de persoonlijkegevoeligheid van Griffuelhes in deze zaak een te groote rol speelde. b)

Toen de internationale conferentie van Christiania, waar Frankrijk omdezelfde redenen ontbrak, niet de minste toenadering toonde, betreurdehij het, dat de koppigheid van Legien even groot bleek, als die vanGriffuelhes; ook op internationaal gebied dus trachtte hij bemiddelendop te treden. Hij zette uitvoerig uiteen, dat de buitenlanders niet van deC.G.T. konden eischen, dat deze zich even innig met de socialistischepartij verbond als zij. 6)

Plannen tot Het congres van Amiens had het C.G.T.-bestuur opgedragen, om, alseen syndica- Legien bij zijn weigering zou volharden, „in directe verbinding te tredenlistische In- met de bij het internationaal secretariaat aangesloten vakcentrales overternationale

het hoofd van de internationale secretaris heen." In aanmerking kwamvooral het Hollandsche N.A.S. en toen er in 1907 door Frankrijk wer-kelijk pogingen tot stichting van een Internationale op syndicalistischstandpunt werden gedaan, noopte dit het internationaal secretariaat totmeer voorzichtigheid.

De Franschen Het Fransche congres van 1908 wijdde aan de internationale betrekkin-binden in gen uitvoerige besprekingen. Hier was het vooral Niel, die voor een

onvoorwaardelijk herstel dier betrekkingen opkwam. 7 ) Hij kreeg steun

1 ) Gegeven, Compte rendu, Amiens, 1906, bl. 6 vlgd. — 2) Idem, bi. 96 vlgd. — 3) CompteR., bi. 98. — 4) 15-10-1906, bi. 33 vlgd. — 5) Juni, 1906, bi. 42. — ") October, 1907,bi. 127 vlgd. — 7) Compte rendu, Marseille, bi. 60 vlgd. en bi. 154 vlgd.; vgl. artikelLafont over Marseille. Mouv. Socialiste, 15-11-1908, bl. 388.

210

Page 214: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

van enkele vooraanstaande revolutionairen. Men wees er op, dat deinternationale beroepssecretariaten zonder wrijving werkten; dat moestdus ook voor de vakcentrales mogelijk zijn. Luquet, één van de sprekersvan de andere partij, was enkele jaren ten achter, toen hij beweerde,dat de Franschen de steun hadden van het grootste deel van het Ne-derlandsche proletariaat. Laten wij nog een paar jaar wachten, zeidehij, dan staan alle vakcentrales op syndicalistisch standpunt. Bij destemming stonden twee resoluties tegenover elkaar; één van Niel, dieer eerst tegen protesteerde, dat het internationaal secretariaat zich hadveroorloofd, de C.G.T. een stand je te geven over haar a-politiek stand-punt, doch vervolgens uitsprak, dat de C.G.T. weer actief aan hetsecretariaat zou meewerken en zou pogen haar opvattingen te doenzegevieren. En één van Merrheim, die eveneens het steile standpuntvan Amiens los liet en hernieuwde medewerking van de C.G.T. afhan-kelijk stelde van de bereidheid van het secretariaat, om op de volgendeconferentie de vraag aan de orde te stellen, of een internationaal vak-congres ter behandeling van het anti-militarisme en de algemeene werk-staking al dan niet wenschelijk was. Ook Merrheim had dus water inzijn syndicalistische wijn gedaan. De laatste resolutie werd met 722tegen 444 stemmen aangenomen.Toen in Februari 1908 Niel het secretariaat der C.G.T. overnam, maak- Het contactte Legien snel van de gelegenheid gebruik, om met hem tot overeen- hersteldstemming te komen. Men besloot, in Augustus van dat jaar een inter-nationale conferentie te Parijs bijeen te roepen. Toen deze datum daarwas, had Niel intusschen voor Jouhaux moeten plaats maken, doch datbelette niet, dat er over de vroegere ruzie weinig werd nagepleit. Fellerwaren de debatten over het boven vermelde Fransche voorstel tot het be-leggen van een internationaal vak-congres. Het werd behalve door Jou

-haux ook door Yvetot verdedigd, en, om de Franschen niet te zeer voorhet hoofd te stooten, tenslotte tot de volgende conferentie verdaagd. 1 )

In de Mouvement Socialiste schreef Griffuelhes, zich met de verzoe-ning niet te kunnen vereenigen. Volgens hem trokken de buitenlandershet zich zeer aan, toen de Franschen afzijdig bleven, doch dezen had-den bij het bestaan van het internationaal secretariaat geen enkel be-lang. 2 ) Door de meerderheid der C.G.T., echter, werd de herwonnenvriendschap met vreugde begroet. Op het congres van Toulouse warenSassenbach voor de Duitschers en Appleton voor de Engelschen aan-wezig en werden hartelijk ontvangen. 3 )

Op de internationale conferentie van 1911, te Boedapest, verdedigde De FranscheJouhaux vergeefs toelating van de syndicalistische I.W.W. als de opvatting af-Amerikaansche tak der internationale vakbeweging. Met op één na gewezen

algemeene stemmen verklaarde de conferentie zich voor de AmericanFederation of Labour, onder leiding van Gompers. Het debat over hetFransche voorstel, een internationaal congres ter behandeling van hetantimilitarisme enz. te beleggen, werd wederom verdaagd. 4 ) In 1913,te Zurich, onderging het, na wederom uitvoerig besproken te zijn, het-zelfde lot. Ook hier valt dus in de houding der C.G.T. op te merken de

1 ) Vgl. J. Steiner, Die 6e internationale Gewerkschaftskonferenz, Neue Zeit, 1908 —1909,II, bl. 901; Compte Rendu, Toulouse, bl. 26 vlgd. — 2) Februari 1910, bi. 82 vlgd.— 3) Compte rendu, bl. 3. — 4) Vgl. Claes, La 7e conférence synd. intern., Mouv.Soc., Sept. 1911, bl. 195 vlgd.

211

Page 215: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

met vasthouden aan de oude principes gepaard gaande grooter beza-digdheid, die wij reeds op het congres van Le Havre hebben geconsta-teerd.

Voortgezette Voor de jaren 1912--1914 ontbreekt een belangrijke bron, daar er inzelf kritiek 1914 geen congres kon worden gehouden en er bijgevolg geen jaar-

verslag is uitgebracht. Over het algemeen kan worden vastgesteld, datde langzame ontwikkeling der voorafgaande jaren zich voortzet.Ook nu treft in de eerste plaats de haast luidruchtige zelfkritiek; hetonderwerp „syndicalistische crisis" blijft aan de orde. Over de loop vanhet ledental blijkt ontevredenheid: tegen duizend nieuwe leden bedan-ken duizend andere. 1 ) Merrheim zegt in de Bataille Syndicaliste: „onzeactie moet meer zijn dan holle frases, aaneengeregen voor een mee-ting." 2 ) Griffuelhes klaagt over de „deplorabele geestesgesteldheid" inde vakbeweging. De vraag, of iemand al dan niet vrijmetselaar is, vraagtde meeste aandacht. „De syndicalistische idee heeft aan kracht en le-ven ingeboet." 3 ) Lenoir, van de metaalbewerkers, schrijft: tien jaarsyndicalisme zijn uitgeloopen op „chaotische onmacht." Hij ziet in desyndicats: „systematische dadeloosheid van de een, heftige theoretischeactiviteit van de ander, twee krachten, die op elkaar stooten, elkaarabsorbeeren, zich uitputten in een stroom van woorden en een stort-vloed van formules." Wij hebben te veel aan die formules gehecht;het gescherm met het woord „revolutionair" moet uit zijn. Ook devoortdurende verandering van onze hoofdeischen is funest; het schijntwel, of wij de achturendag geheel vergeten hebben. 4 ) De federatie vankappersbedienden, de bond van de hyper- revolutionair Luquet, verkeertin staat van ontbinding, gevolg van „de onvoldoende aandacht, die aande zuivere vakeischen is besteed." 6 ) Nicolet, van de bouwvakarbeiders,klaagt over het verlammende wantrouwen, dat de bestuurders alomontmoeten. 6)

De moeilijke Hoe ver dit kan gaan, toonen de ondervindingen van Merrheim. Hij ispositie der een syndicalist, maar tegelijk een bekwaam en realistisch vakbondleider,

leiders een man, die de geleidelijke ontwikkeling van het syndicalisme naar deDuitsche practijk verpersoonlijkt. Daarom stuit hij op wantrouwen bijde oude revolutionaire elementen in zijn federatie, die der metaalbe-werkers. Om van hem af te komen, dienen zij op het federatiecongresvan 1913 het voorstel in, dat bezoldigde bestuurders niet herkiesbaarzullen zijn. 7 ) Merrheim bestrijdt het voorstel als een uiting van het aanhet anarchisme ontleende wantrouwen, dat alle organisatiewerk onmo-gelijk maakt. Hij herinnert eraan, dat de Parijsche Bourse lange tijdniemand bereid heeft kunnen vinden, om de post van secretaris te aan-vaarden, daar niemand zich aan het onvermijdelijk wantrouwen wildeblootstellen. Met groote meerderheid wordt het dwaze voorstel verwor-pen. Maar daarmede is de zaak niet uit. Het Parijsche syndicat, waar-van de campagne is uitgegaan, royeert Merrheim met het argument,dat de vrijgestelden in werkelijkheid veel meer verdienen, dan officieelwordt opgegeven. Het komt zoover, dat een metaalbewerker naar het

') J. Steiner, Syndikalistische Wandlungen, Neue Zeit, 1913-1914, I, bi. 87. —2) Bataille Syndicaliste, 28-1-1913. — 3) Idem, 23-1-1913. — 4) Mouvement Socialiste,Maart 1913, bi. 234 vlgd. — 5) Idem, November 1913, bl. 388. — e) Idem, Sept. 1913,bi. 241. — 7) Idem, Sept. 1913, bi. 223.

212

Page 216: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

bureau van Merrheim gaat met een geladen revolver om hem neer teschieten. Hij is afwezig.')Toch zou het onjuist zijn, uit dit alles af te leiden, dat de syndicalisti-sche vakbeweging bezig was te gronde te gaan. Men heeft hier te doenmet uitingen van een groeiproces, dat, indien het in 1914 niet onderbro-ken was, tot zeer vruchtbare resultaten had kunnen leiden.De toenadering tot de socialistische partij wordt steeds duidelijker. InAugustus 1913 verklaren Jouhaux en andere militants in een manifest,dat zij trouw blijven aan de Charte van Amiens, maar zij eischen tevenshet recht op om, in overleg met de leden, te taktiek der C.G.T. te wij-zigen. „Volgens ons zou een beweging, die zich, zonder rekening tehouden met de veranderingen, die om haar heen plaats grijpen, zou vast-klampen aan een onwrikbaar standpunt, een beweging zonder leven,zonder invloed, zonder toekomst zijn." Dit is een waarheid, die nietwordt uitgesproken, als niet belangrijke veranderingen zich aan het vol-trekken zijn. 2 )

De zomer van dit jaar brengt namelijk de eerste gemeenschappelijkeactie van partij en vakbeweging, die tegen het wetsontwerp ter verlen-ging van de militaire diensttijd tot drie jaar. Dit gemeenschappelijk op-treden is te merkwaardiger, omdat oorspronkelijk het pacifisme van departij en het antimilitarisme van de C.G.T. een zeer verschillend karak-ter hadden getoond. Het syndicalistisch antimilitarisme ging in felheidtot het uiterste en richtte zich tegen het leger als machtsmiddel van destaat, en, althans in theorie, niet in de eerste plaats tegen het leger alsoorlogsinstrument.Reeds het C.G.T.-congres van 1898 nam een resolutie voor afschaffingvan het militarisme aan; de argumentatie was geheel van economischeaard: oorlog beteekent vernietiging van productiekrachten; ook de oor-logsvoorbereiding beteekent een geweldige kapitaalverspilling; de voor,steller der resolutie was de typograaf Hamelin. 3 ) Twee jaar later, teParijs, werd het militarisme van een andere zijde aangevallen; nu wasde argumentatie deze, dat actie onder de soldaten noodig was, omdatzij bij arbeidsconflicten tegen de stakers werden gebruikt. Door verga-deringen, geschriften en kleine geschenken in geld zouden de arbeiders-jongens in het leger aan hun klasseverplichtingen worden herinnerd; deBourses kregen opdracht, met de syndiqués, die in haar stad in garni-zoen lagen, in contact te treden. Om de kosten van deze speciale actiete bestrijden werd een extra-contributie van een stuiver per maand in-gesteld: de „sou du soldat". 4) De Voix du Peuple gaf bij het vertrekvan de nieuwe lichting ieder jaar een fel antimilitaristisch nummer; 6 )

„Het vaderland is een fictie", schreef Niel daar in 1902; het leger, datwij steeds weer tegenover ons vinden, „wij zullen het ondermijnen." Dekolommen van het blad stonden wekelijks open voor de klachten dergemobiliseerde kameraden. Yvetot, die zich als oud-anarchist in geentak van vakvereenigingswerk zoo thuis voelde als in het antimilitarisme,schreef zijn brochure, „Le Manuel du Soldat", die zeker een eereplaatsverdient onder de geschriften van zuiver opruiende aard. Hij was zeertrotsch op het auteurschap van dit hol-pathetisch en oppervlakkig ge-

l) Idem, jan. 1914, bi. 121 vlgd. — 2) Bataille Syndicaliste, 27-8-1913. — 3) CompteR., Rennes, bi. 378. — 4) Idem, Parijs, 1900, bl. 194. — 5) Eind Januari van ieder jaar.

213

De veranderdehouding toe-

gegeven

Samenwerkingmet de partijtegen de ver-lenging van de

diensttijd

Het anti-mili-tarisme der

C.G.T.

Page 217: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

schrift, dat in honderdduizenden exemplaren over Frankrijk is ver-spreid en de schrijver ettelijke maanden gevangenisstraf heeft gekost.De legerleiding verbood de militairen, de Bourses te bezoeken en veleBourses verloren de gemeentelijke ondersteuning ten gevolge van deantimilitaristische propaganda.

Op het congres Op het congres van 1904 klinken reeds van reformistische zijde waar-van 1904 schuwingen, dat de C.G.T. hier op de verkeerde weg is. 1 ) Een vakbe-

weging doet dwaas, als zij haar energie en geld verspilt aan een anar-chistische actie tegen het leger, die bovendien tallooze niet-anarchisti-sche arbeiders van aansluiting bij de syndicats terughoudt. De resolutievan dit congres houdt zich bezig met de Russisch-Japansche oorlog, diezij beschouwt als een middel der betrokken regeeringen om de aandachtvan de rechtmatige eischen der arbeiders af te leiden. 2)

Op het congres Het congres van Amiens, 1906, valt in de periode, dat de antimilitaris-van 1906 tische actie op haar felst is. Voor Yvetot is het vanzelfsprekend, dat bij

een oorlogsverklaring alle arbeiders zullen weigeren te vechten. Hetcongres besluit „de antimilitaristische en antipatriottische propaganda"met verdubbelde kracht voort te zetten. 3 ) Toch maken hier reeds ver-schillende revolutionairen zich van Yvetot los, o.a. Merrheim en Latapie,naar wier oordeel het bestaan der C.G.T. niet voor deze, zij het belang-rijke, bijzaak in de waagschaal mag worden gesteld. 4 )

Op het congres Dit verzet was in 1908 aanmerkelijk sterker geworden. Vóór het con-van 1908 gres van Toulouse voerde de Revue Syndicaliste een campagne tegen

de bespreking van een „politieke kwestie" als het antimilitarisme. Zijwaarschuwde: over dit punt leven onder de georganiseerde arbeiderszeer uiteenloopende opvattingen; wij ondermijnen door deze actie meerde C.G.T. dan het leger. 5 ) Te Toulouse bleek, dat er inderdaad grootemeeningsverschillen in de C.G.T. bestonden; de resolutie, die een klei-ne meerderheid meekreeg, was scherp, maar niet zóó scherp, als Yvetothad gewild; zij sprak de verwachting uit, dat de arbeiders op een oor-logsverklaring zouden antwoorden met de revolutionaire algemeene sta-king. Het tegenvoorstel der gematigde vleugel betoogde, dat alleen vaneen krachtige internationale aaneensluiting tusschen de vakcentralesder verschillende landen vermindering van het oorlogsgevaar te ver-wachten was; in kritieke momenten zouden deze een gezamenlijke „agi-tatie" moeten ontketenen; „het antwoord op de vraag, wat er gebeurenmoet, indien hierdoor de oorlogsverklaring niet kan worden voorkomen,ligt buiten de competentie van de vakbeweging;" van een algemeenestaking, verklaarde Niel tegenover Jouhaux, die hier nog het extremis-tische standpunt verdedigde, komt, gezien de mentaliteit van de meer-derheid van het proletariaat, toch niets terecht. De minderheid wildevooral de nadruk leggen op het ongeschikt maken van het leger omtegen stakers op te treden; dat, immers, was een punt, waarover dearbeiders van verschillende politieke richting het eens konden zijn. 6)

De enquéte Om inzicht te krijgen in het karakter van het syndicalistisch antimili-over het anti- tarisme, moeten naast deze congresdebatten de antwoorden der mili-

militarisme tants worden nagegaan op de in 1905 door de Mouvement Socialiste

1 ) Compte R., Bourges, bi. 130. — 2) Idem, bi. 231. — 3) Idem, Amiens, bi. 175.— 4) Vgl. Mouv. Soc., 15-1-1907, bi. 51. — 5) October 1908, Guérard, Niel, dieook ten deze veranderd is, en Keufer, bi. 145 vlgd. en 176 vlgd. — 6) Compte R.,Toulouse, bi. 176-215; Mouv. Soc., 15-11-1908, bi. 394 vlgd.

214

Page 218: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

ingestelde enquéte. 1 ) Aanvankelijk viel de geheele nadruk op de bin-nenlandsche, onderdrukkende functie van het leger; en de feiten droe-gen er toe bij, deze kijk op de zaak bij de arbeiders te versterken. Vrij-wel iedere staking van eenige omvang leidde tot bloedige botsingen metde militaire macht en herhaaldelijk trachtte de regeering, stakers doorsoldaten te vervangen, (zoo bij de staking der arbeiders in het Parijscheelectriciteitsbedrijf in 1907 en bij de spoorwegstaking in 1910). Pougetschreef in de Voix du Peuple: de jonge arbeiders worden alleen in dekazernes gebracht „voor de bescherming van de rijken"; 2 ) dit zou „deeenige taak" van het leger zijn. 3 ) In deze gedachtengang beteekende dedoor de C.G.T. voor te bereiden algemeene dienstweigering der jongearbeiders het einde van het kapitalisme. 4 )

Maar met het toenemende oorlogsgevaar wordt de aandacht der mili-tants meer en meer op de internationale beteekenis van het leger gericht.Dan verschijnt, als aanvulling van het anti-militarisme, de antipatriotti-sche propaganda op het tooneel. De militants blijven het „sentimenteel"humanitair pacifisme, dat zij bij een deel der burgerij en bij de parlemen-taire socialisten aantreffen, als verachtelijk verwerpen; Jouhaux laatzich door zijn oorlogsindrukken op een dwaalspoor leiden, als hij laterschrijft: ons antimilitarisme was in de eerste plaats het verzet van het„menschelijk gevoel" tegen de ellende van de oorlog. 6 ) Nu is het be-toog dit: met het vaderland der bezitters heeft de arbeider niets te ma-ken; het „vaderland" is voor ons de verpersoonlijking van alle onrechten ellende, die wij in het kapitalisme moeten ondergaan. Met de twis-ten tusschen de kapitalisten in de verschillende landen hebben wij nietste maken en ter verdediging van een land, dat ons in de misère laatzitten, laten wij ons niet in de dood jagen. Het vaderland van de ar-beider is zijn klasse; eerst als alle overgeleverde nationale gevoelensuit de arbeidersklasse zullen zijn uitgebrand, zal zij rijp zijn voor deeindstrijd voor het socialisme. 6)

Tenslotte blijft klinken het argument, dat wij in de resolutie van 1898hebben gehoord: oorlog en oorlogsvoorbereiding vergrooten onze ar-moede; onmetelijke productiekrachten worden hierdoor in vredestijdverspild, in oorlogstijd op nog grooter schaal vernietigd.Het merkwaardige is, dat bij de extremisten weldra de strijd tegen hetoorlogsgevaar overweegt, terwijl de gematigde syndicalisten en refor-misten zich tot de strijd tegen het leger als kapitalistisch dwangmiddelbij economische conflicten willen beperken. Beide opvattingen verschil-len aanmerkelijk van de geweld-leer van Sorel. Nooit wordt door demilitants het geweld in de klassenstrijd op één lijn gesteld met het oor-logsgeweld; zij vechten, zeker, en vechten fel, maar van een theoretischeverheerlijking van de „oorlogsgeest" is bij hen geen spoor te vinden.Veel eerder en juister dan de theoretici zien de militants het naderendoorlogsgevaar; reeds in 1905, tijdens de Marokko-crisis, geeft het revo-lutionaire C.G.T.-bestuur een manifest uit: „De arbeidersklasse wil hetbehoud van de vrede tot elke prijs." 7 ) Als in 1911 en volgende jarende last van de toenemende internationale spanning steeds zwaarder

') Mouv. Soc., Aug.—Oct., 1905. — _) 10-2-1901. -- 3) Lotelingennummer, Jan. 1902.— 4) Mouv. Soc., Aug. 1905, bi. 438 enz. — 5) t. a. p., bi. 181. — 6) Mouv. Soc.,Aug. 1905, bI. 440, 443, enz. — 7) Compte R., Amiens, 1906, bi. 8.

215

Verschillendeopvattingen

Activiteit bijdreigend oor-logsgevaar

Page 219: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

gaat drukken, geven de reformisten hun oude bezwaren op ~ AlbertThomas had ten deze van het begin af dichter bij de revolutionairengestaan 1 ) — en wat dan verder de C.G.T. nog mag verdeelen, in deagitatie tegen het groeiend militarisme is zij één. Ondanks de vroeger-beleden principes nemen nu naast de klasse-argumenten de algemeenmenschelijke bezwaren tegen de wreedheden van de oorlog in manifes-ten en redevoeringen een steeds grooter plaats in. 2 ) Ook hierdoor werdde samenwerking ten deze met de partij, die de klasse-argumentennooit verwaarloosd had, gemakkelijker. Bovendien waren de beide licha-men het eens ten aanzien van de middelen, waarmede het oorlogsgevaarbestreden moest worden. Het vredescongres der C.G.T. van November1912 besloot tot de algemeene staking in geval van oorlog; de arbeiderszouden, zoodra de oorlogstoestand was afgekondigd, zich in de Boursesof op andere van te voren vastgestelde plaatsen vereenigen om de laat-ste voorbereidingen voor het verzet tegen het mobilisatiebevel te tref-fen; als wij moeten kiezen, verklaarde het congres, tusschen volkeren~oorlog of burgeroorlog, kiezen wij de laatste. 3 ) In dezelfde maandsprak een congres van de socialistische partij zich, voor het geval de re.geerders het tot oorlog zouden laten komen, voor de algemeene werk

-staking en de opstand uit. 4)

De actie in Zoo was het onvermijdelijk, dat deze twee lichamen, tusschen welke1913 omtrent beteekenis en middelen der te voeren antimilitaristische actie

geen verschil meer bestond, die voor een steeds grooter deel dezelfdearbeiders tot leden hadden, in 1913 tegen het plan der regeering, demilitaire diensttijd tot drie jaren te verlengen, gezamenlijk optrokken.Terwijl de C.G.T. in 1912 nog geweigerd had, met de partij eenmeeting tegen het oorlogsgevaar te beleggen, organiseerden de tweeorganisaties in het voorjaar van 1913 gezamenlijke manifestaties te-gen het aanhangig wetsontwerp. De politieke vragen beheerschtenaller gedachten en sleepten ook de arbeiders mede; het C.G.T.-bestuurwas gedwongen te volgen. 5 ) De Bataille Syndicaliste en de Humanitébevatten gelijkluidende oproepen en manifesten aan de Parijsche arbei-dersbevolking. Eind Mei, enkele dagen na een grootsche betooging opde Pré Saint Gervais, kwam het in verschillende garnizoenen tot relle-tjes, waarvoor de regeering de C.G.T. verantwoordelijk stelde. Eentwintigtal militants werd in Parijs en in de provincie gearresteerd, stuk~ken en archieven der C.G.T. werden in beslag genomen — zij zijn,zooals in Frankrijk blijkbaar gebruikelijk is, sedert verdwenen — en deregeering-Barthou deelde mede, de ontbinding der C.G.T. te overwe-gen en een wetsontwerp in voorbereiding te hebben, waardoor de bewe-gingsvrijheid van de C.G.T., federaties en Bourses sterk zou wordenbeperkt; e) tot behandeling van het wetsontwerp is het evenals vorigemalen niet gekomen. Een vergelijking van de houding der C.G.T. te-genover deze dreiging met die van 1908 in een dergelijk geval toont,dat de leiding in bezadigder en bekwamer handen is. De toon derprotest-manifesten is krachtig en vastberaden, maar alles wordt verme~

1 ) Vgl. Revue Syndicaliste, Oct. 1906, bl. 168. — ') Syndicalistische klacht daarover:Bataille Syndicaliste, 20-8-1912. — 3) Gedenkboek C.G.T., bl. 128 —129. — 4) Mouv.Soc., Dec. 1912, bl. 334. — 5) Ook voor het volgende, Seignobos, t. a. p., bl. 25-26;Mouv. Soc., Maart 1913 en volgende maanden. — ") Louis, II, bl. 23 en 25-26.

216

Page 220: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

den, wat de Kamermeerderheid tot onderdrukkingsmaatregelen zoukunnen provoceeren; met verontwaardiging wijst de C.G.T. de beschul

-diging af, de soldaten ooit tot muiterij te hebben aangespoord; dit be-teekent een verloochening van Yvetot's Manuel du Soldat, waarin metzooveel woorden werd aangeraden, op de officieren te schieten.Op de administratieve conferentie van Juli 1913 eischen de extremisti-sche elementen, het door de regeering aangekondigde wetsontwerp te-gen de C.G.T. met de algemeene staking te beantwoorden. De ontwik-keling in de C.G.T. is nu zoover voortgeschreden, dat Jouhaux enMerrheim de meerderheid der militants achter zich hebben, als zij ditvoorstel als onzinnig verwerpen. Wat wij te doen hebben, zeggen zij,is de nieuwe kaders gereed te maken, opdat de organisatie, als zij of fi-cieel ontbonden wordt, onder andere naam zonder storing verder kanfunctioneeren. De conferentie roept de arbeidersklasse op, „met al hetvuur, waarover zij beschikt, de voortschrijding van de militaristischegeest te bestrijden, die in strijd is met de groei der beschaving en metde verlossing van het proletariaat." 1 )

De actie van partij en C.G.T. kon de tot stand koming van de dienst-tijd van drie jaar niet verhinderen. Toch was zij van groote waarde voorde innerlijke consolidatie der C.G.T. en voor de toenadering tot de soci-alistische partij. De samenwerking van beide lichamen in de laatste dagenvóór het uitbreken van de wereldoorlog scheen geheel vanzelfsprekend;zij was er niet minder vruchteloos om. Op beider congressen van delaatste jaren was besloten, een oorlogsverklaring met de algemeene sta-king te beantwoorden; waarom deze besluiten onuitgevoerd moestenblijven, kan hier niet uitvoerig worden nagegaan. Jouhaux ontmoetteeind Juli 1914 te Brussel Legien en bracht van dit gesprek de overtui-ging mede, dat de Duitsche vakbeweging niet tot een gezamenlijkeuiterste actie tegen de oorlog bereid was; de C.G.T. had hierin eenvoldoende verontschuldiging voor de overtreding der congresbeslui-ten. ) Na de 2de Augustus stelde Jouhaux zich en zijn organisatie ge

-heel ter beschikking van de regeering; tot het einde van de oorlog zoudeze minstens even zeker op de loyaliteit van de syndicalistische vakbe-weging, als op die van de socialistische partij kunnen rekenen. Zou deC.G.T. anders hebben kunnen handelen, als de berichten uit Duitsch-land gunstig hadden geluid? Het antwoord op deze vraag kan niet an-ders dan ontkennend luiden; evenals de socialistische partijen moestde C.G.T. wel worden meegesleept door de nationalistische opwinding,waarin de massa der arbeiders voor andere klassen niet onderdeed. Ookin de doorsnee-syndicalist sluimerde de Fransche patriot. Is deze, in dejaren vóór 1914, niet reeds somtijds te herkennen in de zelfverzekerdehooghartigheid der syndicalisten tegenover de buitenlandsche vakbe-weging? Het syndicalisme heet „de Fransche methode"; ligt er niet, on-bewust, een element van nationalisme in de onschokbare overtuigingvan een man als Grif fuelhes, dat deze „Fransche" methode, hoe zij zichook mag ontwikkelen, hoe ook haar resultaten mogen zijn, verre supe-rieur is boven de „Duitsche"?

Weer geen al-gemeene sta-

king

De wereld-oorlog

') Gedenkboek C.G.T., bl. 132. — _) Idem, bl. 133 vlgd.

217

Page 221: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Organisatori- In de kentering van het syndicalisme in de periode 1910--1914 moetensche verande- twee elementen onderscheiden worden: de organisatorische veranderin-ringen voor gen, — verhooging der contributies, ook bij vrijwel alle aangesloten fe-1914

deraties, 1 ) meer centralisatie, voorzorgsmaatregelen tegen het spontaanuitbreken van stakingen, die geen succes beloven; hierbij moet genoemdworden de toenemende twijfel aan de doelmatigheid van de algemeenewerkstaking — en in de tweede plaats de toenadering tot de socialisti-sche partij. De eerste ontwikkeling zou zich ook na de wereldoorlog ge-stadig voortzetten. Het eigenlijke syndicalisme was reeds vóór 1914dood; wie, als Pouget en Delesalle, niet geneigd waren, zich bij hetnieuwe beleid aan te sluiten, geraakten op de achtergrond. Teekenendis, dat de uitgave van de Mouvement Socialiste in Mei 1914 moest wor-den gestaakt. Voorzoover deze overgang naar meer bezonnenheid engrooter verantwoordelijkheidsgevoel het werk was van personen, moetde eer vooral worden toegekend aan Jouhaux. Ondanks zijn afkeer voor„politiek" is hij een geboren politicus. Na de vurige wekkers van deeerste periode is hij de bouwer, die het aangebrachte materiaal schiften verwerkt. Reeds in deze tijd voelt men in hem de origineele, schep-pende staatsman, die hij zich na de oorlog zal toonen.

Jouhaux en Wat de toenadering tot de partij betreft, deze was het werk van tweelaurés mannen, die elkaar waardeerden en elkanders moeilijkheden verston-

den: Jouhaux aan het hoofd der C.G.T.; Jaurès aan het hoofd der par-tij. Op het partijcongres van Amiens, Januari 1914, kon Jaurès verkla-ren: „De periode van het systematisch wantrouwen tusschen socialis-tische beweging en vakbeweging nadert haar einde." 2 ) Hij oogsttehier de vrucht van het volhardend streven, waaraan hij zich jaren langzonder zich ooit gekrenkt te toonen over het wantrouwen en wanbegrip,

De toenade- dat hij in de syndicalistische beweging ontmoette, had gewijd. Echter:ring niet vol- deze band schijnt na de oorlog weer veel losser te zijn geworden. Daar

tooid na 1918 weldra de communisten de leiding der partij in handen schenente krijgen — de communisten, die in Rusland en elders bewezen, deonafhankelijkheid der vakbeweging niet te willen ontzien — gebood devoorzichtigheid Jouhaux en de zijnen, zich op de stellingen van„Amiens" terug te trekken en opnieuw het contact met politieke par-tijen zooveel mogelijk te vermijden. De terugkeer van de C.G.T. naarhet a-politieke standpunt beteekent de terugkeer van een weg, die deC.G.T. in 1913-1914 welbewust had betreden.

De syndicalis- In de vorige hoofdstukken is herhaaldelijk sprake geweest van ontsla-tische vakbe- gen na een verloren staking, van arrestaties en gevangenisstraf, vanwegingroote offers dooden en gewonden bij botsingen met de gewapende macht. De gege-

ven voorbeelden zouden met vele tientallen kunnen worden vermeer-derd. Er was moed voor noodig om met deze voorbeelden voor oogentelkens opnieuw de strijd te beginnen. Het syndicalisme vroeg ten dezevan de arbeiders veel meer dan een reformistische strijdmethode, daardoor het ontbreken van finantieele middelen elke staking ellende be-teekende en er geen mogelijkheid bestond, na een staking de ontslage-nen ook maar eenigszins te steunen.

B) Vgl. J. Steiner, Syndikalistische Wandlungen, Neue Zeit 1913-1914, I. bl. 88. —') Geciteerd, Motiv. Soc., Jan. 1914, bl. 76.

218

Page 222: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Daarnaast moeten genoemd worden de offers aan tijd en energie, diede vakorganisatie altijd van de arbeiders vraagt. Ongetwijfeld is het inde eerste plaats het verlangen naar beter arbeidsvoorwaarden en eenhooger levenspeil, dat de arbeider in zijn syndicat brengt. Maar het zalaltijd gemakkelijker en voordeeliger blijven, zich niet te organiseeren ende strijd aan anderen over te laten; de ongeorganiseerde deelt bij eenoverwinning in de voordeelen en ontgaat bij een nederlaag de nadeelen.Zoo bevat dus ieder syndicat reeds in zeker zin een elite: personen, diedurf hebben en die verder zien dan het meest directe eigenbelang. Geenbeschrijvingen, geen reeksen van cijfers en feiten, zullen ooit een bui-tenstaander kunnen duidelijk maken, welk een som van persoonlijkeoffers in de vakactie door de massa der ongenoemden wordt gebracht.De arbeider, die zich bij een syndicalistisch syndicat aansloot, vonddaar geen verzekeringsfondsen; hij aanvaardde de strijd met al zijnrisico's zonder veel kans op onmiddellijk voordeel. Hij leerde er, zich telaten leiden door overwegingen van kameraadschap en solidariteit. Watnatuurlijk niet wil zeggen, dat het menschelijke egoïsme en de zorg voorhet persoonlijk belang -- het „vooruitkomen in de wereld" —, die hetkapitalisme alle menschen als hoogste wijsheid voorhoudt, bij de ledender C.G.T. op slag zouden zijn uitgeroeid. Voor velen echter beteeken-de de aansluiting bij een syndicat het uitkomen boven een leven, waarinalleen plaats was voor materieele zorgen en materieel genot; hun levenkreeg nu zin, daar hun geest althans iets vatte van de historische be-teekenis van hun strijd voor een rechtvaardiger maatschappelijke orde.Wij mogen dus zeker spreken van de opvoedende waarde van het syn-dicalisme. De militants hebben dit element van het organisatiewerksterk op de voorgrond geplaatst; voor zoover hun beperkte middelen hettoestonden, hebben zij getracht het door middel van cursussen en arti-kelen in de vakpers aan te vullen. Steeds weer sporen zij de arbeidersaan, in hun ontspanning niet het Parijsche pleizierleven na te bootsenen zich van laffe genietingen te onthouden. Volkomen ongegrond lijktmij de bewering van Sombart, die van het syndicalisme zegt: „Slechtsbij een zoo decadent volkje als de Parijzenaars kon een dergelijke theo-rie ontstaan." 1 )

Blinkt de syndicalistische beweging uit door haar strijdkracht en de be-teekenis, die zij aan de moreele opvoeding der leden hecht, 2 ) er zijnschaduwzijden, die aan deze vorm van vakstrijd speciaal eigen schijnen.Herhaaldelijk moest ik reeds wijzen op het funeste gebrek aan stabili-teit. Voor een direct doel, — voor verbetering der arbeidsvoorwaardenen vooral voor het herstel van een onrechtvaardigheid, — werpt deFransche arbeider zich zonder aarzeling in de strijd en zet daarbij meteen vloek en een grap zijn bestaanszekerheid en, zoo noodig, zijn levenop het spel. Maar de strijd moet niet te lang duren; het enthusiasme isgauw bekoeld en de dappere humor van de eerste dagen verandert inbitterheid, die zich maar al te vaak tegen de eigen leiders richt. In tij-den van rust is de Fransche arbeider onverschillig, bespreekt in het

') W. Sombart, Der Proletarische Sozialismus, deel I, bi. 417; dat deze opmerkingevenmin voor de theoretici kan gelden, is op bi. 169 voldoende aangetoond. — 2) Ookde vakbeweging in andere landen besteedt veel aandacht aan de ontwikkeling van deleden, maar het is daar meer dan bij de syndicalisten verstandelijke opvoeding, hetbijbrengen van kennis.

De opvoeden-de waarde

Gebrek aanstabiliteit

219

Page 223: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

café op de hoek vraagstukken van hooge politiek en haalt verachtelijkzijn schouders op, als men van hem het „kleine werk" vraagt, dat on-ontbeerlijk is voor het in stand houden van een krachtige organisatie.

Steedsvatbaar In de tweede plaats moet worden erkend, dat de Fransche syndicalisti-voor wan- sche arbeider zeer toegankelijk is voor wantrouwen en laster tegenovertrouwen zijn kameraden en zijn leiders. Door dit steeds opduikend wantrouwen

wordt de opvoedende waarde van de syndicalistische beweging tendeele te niet gedaan. Vermeld is, hoe Griffuelhes op onverkwikkelijkewijze tot aftreden werd genoopt; hoe de eerlijkheid van Niel in twijfelwerd getrokken, toen hij zich in reformistische richting ontwikkelde;hoe Guérard, na een lange staat van zware en slecht-beloonde dienst,ten gevolge van een lastercampagne zich terugtrok uit de cheminots-federatie; hoe een Parijsche fronde Merrheim, de onvervangbare secre-taris van de metaalbewerkersfederatie, wilde wegwerken, „omdat hijwel meer zou opstrijken dan hij beweerde", enz. Lagardelle, die ver

-wachtte, dat dit wantrouwen, volgens hem een gevolg van de democra-tie, van de syndicats verre zou blijven, i) zou worden teleurgesteld; desyndicalist Lenoir erkent deze misstand onomwonden. 2 ) Telkens dui-ken op de congressen van de C.G.T. en de vakfederaties voorstellenop, die bedoelen, de bezoldigden na een van te voren vastgesteld aan-tal dienstjaren tot aftreden te dwingen. 3 ) „Wij willen hiermede doenuitkomen," schrijft één van de voorstellers, „dat in de arbeidersbewe-ging geen man onmisbaar is." 4 ) Er was bij de herhaaldelijk voorko-mende arrestaties der leiders, ook zonder een dergelijke onpractischebepaling in de C.G.T.-statuten op te nemen, gelegenheid te over ge-weest, dit bewijs te leveren. In dergelijke gevallen bleek echter maar alte duidelijk, hoe volkomen een slecht georganiseerd lichaam, als deC.G.T. vóór ± 1912 was, van enkele leiders afhankelijk is. Een ver-ontschuldigende verklaring van het wantrouwen is slechts te vinden inde talrijke gevallen, dat „camarades", die zich dan veelal uiterst revo-lutionair toonden, op het kritieke moment zich ontpopten als politie-spionnen. 6 ) Aan deze stemming tegenover de zelfgekozen leiders moethet ook worden toegeschreven, dat zelfs bij de eenigszins verbeterdefinantieele toestand van de laatste jaren voor de wereldoorlog, de sala-rissen van de bezoldigde bestuurders zoo ver beneden een redelijk mi-nimum bleven; (Jouhaux ontving f 1500.--- per jaar!) Dagen en dagenwerd de energie der enkele bezoldigden door kleine persoonlijke kwes-ties en door de verdediging tegen fantastische aanvallen op hun beleid~ speciaal op hun finantieel beleid — in beslag genomen. Dat het indeze omstandigheden meermalen onmogelijk was, de geschikte manvoor de weinig aanlokkelijke functie te vinden, ligt voor de hand.

De bezoldigde Het ambt van bezoldigd bestuurder, onder alle omstandigheden eenbestuurders zeer zware werkkring, stelde in het syndicalisme, waar de noodzakelijke

hulpmiddelen ontbraken, aan de persoon, die het aandurfde, haast bo-venmenschelijke eischen. Altijd in touw, ook 's avonds; veelal op reis;geen tijd voor het gezin en weinig gelegenheid voor de aanvullendestudie, waaraan deze mannen, die alleen de lagere school hadden afge-

1 ) Mouv. Soc., 7-6-1902, bl. 1086. — ') Idem, Maart 1913, bl. 235. — a) Compte R.,Marseille, 1908, bl. 218; Toulouse, 1910, bl. 345, enz. Vgl. Mouv. Soc., Jan. 1913,bi. 117. — 4) Revue Syndicaliste, Oct. 1908, bi. 163. — 5) Louis, Mouv. Syndical,bl. 32, tracht een m.i. mislukte verdediging van het wantrouwen te geven.

220

Page 224: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

loopen, zoo dringend behoefte hadden; telkens gesteld voor belang-rijke beslissingen, waarvan het wel en wee van honderden afhing. 1 )Wie in de Voix du Peuple en de Mouvement Socialiste het verhaal vanwerkstakingen en conflicten leest, moet onder de indruk komen van hunonbreekbare energie en persoonlijke moed; dat openlijk, of bedektelijkin de nacht, het leven van de militant bedreigd werd, was bij de Fran-sche verhoudingen geen uitzondering. 2 )Zeker, er waren ook onder de syndicalistische militants eerzuchtigen enijdele veelpraters; (ik geloof niet onbillijk te zijn, als ik Yvetot hieronderreken, al bezat hij een groote mate van persoonlijke moed.) Meer danin reformistische bonden, waar aan het leiderschap het beheer van groo-te fondsen verbonden is, werd bij de keuze der syndicalistische bezol-digden alle aandacht geschonken aan welsprekendheid en revolutionairvuur. 3 ) Maar over het algemeen mag worden gezegd, dat de militantsleefden naar het door Pelloutier in zijn prachtig leven gegeven voor-beeld, dat hij zelf aldus mocht omschrijven: „Vrij van alle eerzucht, onsgeheele kunnen gevend, steeds bereid ons leven op het spel te zetten opieder gevechtsterrein, en, na de politie te hebben afgeranseld en de mi-litaire macht te hebben getart, zonder ophef terugkeerend naar onzeonopvallende, maar vruchtbare taak in de syndicats." 4 ) Reserve moethier slechts worden gemaakt ten aanzien van de vechtpartijen met po-litie en leger, die typisch zijn voor de oud-anarchist Pelloutier. De ophem volgende leidersgeneratie heeft deze ongelijke strijd tusschen ge-wapenden en ongewapenden zooveel mogelijk vermeden. Ook door te-genstanders, die de beweging kennen, als Challaye en Mermeix, istoegegeven, dat onder de syndicalistische militants de onbaatzuchtigstefiguren werden gevonden. 5 )Pouget neemt onder deze leiders een aparte plaats in; hij was in de Pougetjaren vóór het optreden van Jouhaux de machtigste man in deC.G.T.; het achturenbesluit van Bourges was zijn werk. Welsprekenden een vlot schrijver, gezegend met een zekere diplomatieke vaardig-heid, was hij de geachte en gevreesde aanvoerder. Zijn afkomst uit debourgeoisie was zelfs in de C.G.T. geen bezwaar, daar hij de oprecht-heid van zijn revolutionaire principes metterdaad had bewezen; hij hadmeegevochten in de Commune en in zijn anarchistische periode her-haaldelijk met de justitie en de gevangenis kennis gemaakt. 6 )Meer nog dan Pouget is Delesalle altijd de anarchist gebleven; in de lei- Delesalleding van de Section des Bourses bleef hij wat in de schaduw van Yve-tot, maar hij was in karakter en bekwaamheid zeker de meerdere.Vriendvan Sorel was hij de eenige van de militants, die sterk door de syndica-

1 ) Vgl. de beschrijving van het leven van een militant, Revue Syndicaliste, Jan. 1909,bi. 268 vigd. — 2) Vgl. Mouv. Soc., 1-12-1905, bI. 438, Merrheim bij de staking teLongwy. _ 3) Vgl. Michels, Soziologie, t. a. p., bi. 288. — 4) Geciteerd bij Sorel,Decomposition, bi. 62. — 5) Challaye, t. a. p., bi. 66; Mermeix, t.a.p., bi. 231. Franck'sbeschuldigingen van persoonlijke verrijking moeten als ongerechtvaardigde bewerin-gen van een kwaadaardig tegenstander worden afgewezen; t. a. p., bi. 60 en 283. —6) Zijn eigen levensbeschrijving, Almanach du Père Peinard. 1894-an 102, (!), bi. 32vigd. Vgl. voor verschillende leiders A. Pawlowski, la C.G.T., bi. 97 vigd. Hij waseen journalist, die de beweging goed had gevolgd, maar men moet met zijn persoon-lijke en partijdige indrukken voorzichtig zijn en niet, zooals Moreau, t.a.p., bi. 254,blijkbaar doet, hem klakkeloos naschrijven.

221

Page 225: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

listische theoretici werd beïnvloed; daardoor en door zijn aangeborenintransigentie was hij tenslotte niet geschikt voor een leidende functiein een groote beweging, die onherroepelijk de bereidheid tot compromis-sen vereischt. Bij het onverzoenlijk woord hoorde volgens hem de evenonverzoenlijke daad. Een onpractisch man, maar het zuiverste voorbeeldvan de onbaatzuchtige en onverzoenlijke syndicalistische militant.

Merrheim Dat de gaafheid van karakter en de oprechtheid van de syndicalistischeovertuiging vereenigd konden worden met de eischen van het verant-woordelijk leiderschap toont de figuur van Merrheim. Ik had reeds ge-legenheid op de bekwaamheid van deze secretaris der metaalbewerkers-federatie te wijzen; wie het wezen van het syndicalisme in de bronnenzoekt, zal van weinig figuren een zoo zuivere, krachtige indruk ontvan-gen, als van Merrheim. Altijd bereid zich bij de eischen der werkelijk-heid aan te passen, zonder ooit „opportunist" te worden in de slechtezin van het woord; een harde werker, die zich ondanks de handicap vanzijn proletariërsopvoeding volkomen op de hoogte had gesteld van deeconomische beteekenis van de metaalindustrie. Door het leven van dezemilitant loopt één rechte lijn; in alle omstandigheden blijft hij de realisti-sche syndicalist: als hij vóór de oorlog Jouhaux steunt; als hij in de oor-logsjaren weigert de „godsvrede"-politiek van de C.G.T.- leiding te vol-gen en de belangrijkste figuur in de Fransche delegatie naar Zimmer-wald is; als hij na 1918 steeds zichzelf blijvend, zich niet door het com-munisme laat meesleepen en vooraan staat bij het zware werk, deC.G.T. uit de crisis, door de communistische splitsing veroorzaakt, teredden.

Griffuelhes De leiderskwaliteiten van Griffuelhes, zijn moed en onbaatzuchtigheid,mogen uit de voorgaande hoofdstukken zijn gebleken. Was hij ijdel?Zeker kon hij slecht tegen kritiek en voelde zich gauw op zijn teenengetrapt. In zijn artikelen toont hij een breede geest met belangstellingvoor alle vraagstukken, waarmede zijn positie de vroegere lederbewerkerin aanraking brengt, maar zij blijven stroef en toonen een gemis aan hel-derheid. Het is, alsof de economische problemen, waarmede hij zich alsverantwoordelijk leider moet bezighouden, hem altijd té zwaar zijn. Dealgemeene wetenschappelijke ontwikkeling van Merrheim of Jouhauxheeft hij nooit kunnen verwerven.

Niel Veel sterker geldt dit voor de niet heel vaste figuur van Niel. Dezekellner uit Montpellier heeft zich een zeer bekwaam organisator ge-toond; men herinnert zich, dat de eenheid van C.G.T. en Fédérationdes Bourses in de eerste plaats zijn werk was. Toch was hij verre vanpopulair, had zelfs in latere jaren opvallend weinig invloed; mede eengevolg, waarschijnlijk, van zijn ongenietbaar-langdradige welsprekend~heid, waaraan ieder C.G.T.-congres weer moest gelooven. Zijn boekje,„Deux principes de la vie sociale", is van een kinderlijk-onbeholpen ge-leerderigheid.

Jouhaux En dan, een hoofd boven alle anderen uit, Jouhaux, dé leider. Ik hadreeds gelegenheid mijn oordeel over zijn figuur te geven en bepaal mijer hier dus toe vast te stellen, dat de positie van „le général" ondanksde vele vijanden, die hij zich door zijn weinig zachtaardig optreden te-genover tegenstanders heeft gemaakt, in de crisissen van de oorlog en

222

Page 226: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

de jaren na 1918 ongeschokt is gebleven. De persoon van Jouhaux ver-tegenwoordigt na 1910 de C.G.T. en haar ontwikkeling. 1 )

De uitvoerige beantwoording van de vraag, welke waarde het syndica-lisme voor de socialistische arbeidersbeweging in het algemeen heeft,valt buiten het kader van deze studie. Dat de losse organisatievorm ofde wilde strijdmethoden nog ooit uit vrije verkiezing zullen worden na-gevolgd, lijkt mij ondenkbaar; zij behooren typisch bij het jeugdstadiumvan de arbeidersbeweging en mogen als een overwonnen standpuntworden beschouwd. Maar het syndicalisme, zooals het vóór de wereld~oorlog in Frankrijk optrad, bevat een voor geen gevaren terugdeinzen-de strijdlust en een zuiver revolutionair instinct, die de arbeidersbewe-ging niet zal kunnen verliezen, zonder voor haar historische taak onge-schikt te worden. Bovendien: er zijn onderdeelen van de syndicalistischeopvatting van de klassenstrijd, die hun weg in de internationale socia-listische beweging hebben gevonden; het verleggen van het accent vande strijd voor de toekomst-alleen op constructief socialistische arbeid,reeds binnen het kapitalisme; --- al wordt dat constructief werk nietgeheel in dezelfde richting gezocht; en de toenemende twijfel aan desocialistische bruikbaarheid van de burgerlijke staat en van het parle-mentaire stelsel in het bijzonder; — men vergelijke bijv. de politiekezijde van de socialisatie-ontwerpen, die na de oorlog door de sociaal-democratie zijn uitgewerkt en Troelstra's beschouwingen over „het po

-litiek systeem" der sociaal-democratie; hierbij moet echter worden op-gemerkt, dat Troelstra en zij, die aan zijn zijde staan, niet zoozeer on-der de invloed van syndicalistische geschriften, als wel door de eigenondervindingen tot dit standpunt zijn gekomen. Misschien wil men hier-aan toevoegen de andere vragen op de achtergrond dringende beteeke-nis, die in de laatste tijd ook buiten het syndicalisme aan de „moreelerijpheid" van de arbeidersklasse voor het socialisme wordt gehecht,doch ik betwijfel, of dit wel een blijvend en meer dan een speciaal-Hol-landsch verschijnsel is.De directe gevolgen van het syndicalisme voor het Fransche proletariaatzijn ongetwijfeld weinig bevredigend geweest. Het heeft, minder danmogelijk ware geweest, bijgedragen tot de verheffing van zijn levens-peil; het heeft zijn eenheid en zijn macht gebroken en door zijn overdaadvan revolutionaire frases velen geschikt gemaakt om na 1918 tijdelijk delokroep van Moscou te volgen. Maar het vormt in een weinig industrieelland als Frankrijk een onvermijdelijk overgangsstadium en in ruimerverband beschouwd, zal men het de negatieve waarde moeten toeken-nen, de Fransche arbeiders te hebben doen ondervinden, hoe het nietmoet, — en de positieve waarde, door zijn opwekking van solidariteit,offervaardigheid en strijdlust meer doeltreffende socialistische strijd

-methoden te hebben voorbereid.

1 ) Ten aanzien van Jouhaux toont Pawlowski in zijn boekje van 1910, hoe voor-zichtig men met het overnemen van zijn oordeel moet zijn; hij schrijft, bl. 108, datJouhaux onontwikkeld is, (in ieder geval had hij dan de gave, dit gebrek, dat degewezen fabrieksarbeider niet mag worden aangerekend, te herstellen), dat hij eenslecht spreker is en dat hij wel spoedig door een betere kracht zal worden vervangen 1

De blijvendebeteekenis vanhet syndicalis-me voor de in-ternationalearbeidersbe-

weging

en voor hetFransche

proletariaat

223

Page 227: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,
Page 228: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

INHOUDBladz.

Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

Hoofdstuk I. Waarom is Frankrijk het land van het syndicalisme? 11

Omschrijving van het begrip syndicalisme — Het woord „syndicalisme" ~ De term„militants" -- Verklaring van het ontstaan van het Fransche syndicalisme — Lagar-delle --- Berth — Mevrouw Roland Holst — Sombart — Gottsched r-- Eckstein —Adolf Braun — Overwegend kleinburgerlijk karakter — De proef op de som ~ Hetbedrijfstype, dat in een stad overheerscht, bepaalt het karakter der arbeidersbewe-ging ~ Het overwicht van de landbouw — Het eigenaardig karakter der Franschedemocratie -- De politiek der socialistische partij — De splitsingen in de socialisti-sche partij -- De revolutionaire traditie.

Hoofdstuk H. Vóór en na de Commune . . . . . . . . . 21

De revanchedroom van het proletariaat r- De Communelegende -- Tijdelijke stilte —De mutualités , De résistances — Wettelijke belemmeringen — De Februarirevolu-tie — Het tweede keizerrijk — Tentoonstelling te Londen — Het Engelsche voor-beeld — Uitbreiding van het stakingsrecht -- Manifest der 60 — De term „chambresyndicale" -- Arbeiderseischen in 1867 — Meer vrijheid van beweging — Stakingenin 1869 — Verband met de Eerste Internationale? — Internationale steun — Stijgendeinvloed der Internationale — Onderdrukking na de Commune — Barberet en zijnrichting — Verandering 1873-1876 ~ Toenemende radicaliseering — Eerste arbei-derscongres, 1876 -- Het is antisocialistisch — Productiecoöperaties ~ Vrijheid vanbeweging geëischt — Wat verwacht men van de syndicats? ~ Het socialisme na deCommune — Terugkeer van Guesde — Congres van Lyon, 1878 ~ Sterke socialisti-sche minderheid -- Arbeiderscandidaten — Guesde's proces ~ Congres van Mar-seille, 1879 ~ Stichting socialistische partij — Waardeering van de vakbeweging —Invloed van Guesde -- Het karakter van het congres .— Onder de voogdij vanGuesde ~ Afnemende invloed van Barberet — De marxistische propaganda — Hetcongres van Le Hávre, 1880 ~ Splitsing tusschen guesdisten en barberetisten ~Stand van de vakbeweging — Groei; ook vóór 1884 — De blanquisten ~ Splitsingenin Guesde's partij — De splitsing werkt door in de vakbeweging ~ De wet van 1884— Inhoud van de wet ~ De bedoeling van Waldeck Rousseau — Wantrouwen bij desyndicats -- De beteekenis van de wet van 1884.

Hoofdstuk III. De zegetocht van de algemeene werkstaking;1884-1894 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45Congres van Lyon, 1886 — Socialistische meerderheid r- De eerste vakcentraleRevolutionaire besluiten .— De organisatie der vakcentrale — Voorloopige misluk-king — In de schaduw van de Parti Ouvrier -- Voor het eerst: de algemeene werk-staking ~ Geen duidelijk te onderscheiden ontwikkelingsfasen ~ De Bourses du Tra-vail -- Verandering van beteekenis van de naam „Bourse du Travail" — Doel vande Parijsche Bourse — Uitbreiding over het land — Geringe groei van het socialisme— De Boulanger-crisis — De twee internationale congressen van 1889 ~ De gues-disten tegen de algemeene staking — De Indépendants r- De possibilisten — Afschei-ding van de allemanisten — Hun verwantschap met het syndicalisme ~ Vóór de al-gemeene staking — Congres van Marseille, 1892 ~ De algemeene staking aanvaard— De oorzaak van haar populariteit — De Fédération des Bourses — Haard vansyndicalistische ideeën — Groei der vakbeweging -- Poging, de leiding in de vakbe-weging te grijpen — De Parijsche Bourse gesloten .-- Moeilijkheden over de wet van1884 — Voorbereiding van de eenheid in de vakbeweging ~ Socialistisch verkiezings-succes, 1893 -- De guesdisten verliezen hun aanhang in de vakbeweging — Het gues-distisch congres van 1894 tegen de algemeene staking — Vakvereenigingscongresvan Nantes, 1894 — Meerderheid voor de algemeene staking -- Einde van de gues-distische vakcentrale — De leiding aan de Fédération des Bourses ~ De algemeenestaking en haar beteekenis — De oorspronkelijke opvatting — Een vreedzaam strijd-middel? — De voorbereiding — Wijzigingen in de opvattingen -- Terugkeer tot deoude opvatting — De directe actie ~ Stakingen als revolutionaire gymnastiek — De

225

Page 229: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

algemeene staking als logische slotsom van het proletarisch verzet ~ Geen hulp vanbuiten ~ De algemeene staking in plaats van de verovering der politieke macht ~Opvoeding tot algemeene staking — Wanneer de revolutionaire algemeene sta-king? ~ De gedecentraliseerde revolutie ~ De arbeiders nemen de productie in han-den ~ De nieuwe wereld groeit in de oude — De syndicalistische maatschappij —Het toekomstbeeld van Pelloutier --- Enquête over de „lendemain de la grève géné-rale" ~ Uit de antwoorden op de enquéte ~ De voedselvoorziening ~ „De mijnaan de mijnwerkers" of socialisatie? ~ De productiecoöperaties ~ De VerrerieOuvrière -- Voor de arbeiders is de algemeene staking een reëel begrip — Wisse-lende opvattingen over de partieele stakingen -- De reformisten tegen de algemeenestaking — Standpunt der sociaal-democratie.

Hoofdstuk IV. De breuk met de socialistische partijen. Het anti-parlementarisme; 1895--1901 . . . . . . . . . . . . 70De anarchisten — Geen direct verband met het besluit van Nantes ~ De anarchistenin de syndicats — Pelloutier en de Bourses ~ Pelloutier als tacticus — Congres vanLimoges, 1895 ~ Gebrek aan belangstelling — Stichting van de C.G.T. — De sta-tuten -- Wrijving met de Fédération des Bourses ~ Pelloutier's propaganda ~Bourses-congres van 1896 — Bestaan der C.G.T. bedreigd — C.G.T.-congres van1896 ^- Bourses-congres van 1897 — Pelloutier tegen de C.G.T. — C.G.T: congres,1897 -- De sabotage -- Boycot als overgang naar sabotage ~ Gewelddadige sabo-tage -- Het „marque syndicale" -- De boycot in de practijk r- Propaganda voorsabotage -- De sabotage der kappersbedienden — Men tracht alleen de werkgeverste treffen — Pouget over de sabotage — De Fransche vakbeweging te zwak voorlijdelijk verzet ~ Ht syndicalisme in wording ~ Sorel over de toekomst der syndi-cats -- Toenemende moeilijkheden tusschen de C.G.T. en de Federation des Boursesr- Het organisatorisch contact verbroken ~ Verhouding tot de politiek ~ Het socia-lisme na 1893 ~ Het program van Saint Mandé -- Internationaal congres van Lon-den — De Dreyfus-zaak — Een begin van eenheid -- De pogingen van Jaurès -- Desyndicats en de eenheidspogingen ~ Het geval-Millerand .- Het werk van Mille-rand — Wantrouwen bij de vakbeweging — Het antiparlementarisme -- Ontwerp-stakingswet — Fel verzet in de vakbeweging .- Congres van Lyon, 1901 — Tegende Conseil Superieur du Travail — Griffuelhes' argumentatie -- De bewuste minder-heid — Het belang van het ledental — Tegen de democratie ^- De staatsvorm isde syndicalisten niet onverschillig — Geen officieel proletariaat — De trage wetge-ving -- De Arbeidswet-Millerand — Sociale wetten onvoldoende nageleefd — Deconclusie van de arbeiders -- Antiparlementaire propaganda van Pelloutier ~ Invloedvan Bakunin? ~ Van Proudhon? .- De syndicalistische theorie geen logisch systeem— Antiparlementarisme aanvankelijk niet principieel — Steeds scherper antiparle-mentair — Formuleering van het antiparlementarisme — Argumenten van Griffuelhes~ Meerderheid der C.G.T. antiparlementair ~ Tegenstrijdigheden -- Het syndi-calisme zelf een politieke beweging .- Geen afwijzen van sociale wetten ~ Directeverbeteringen gaarne aanvaard -- De tegenstrijdigheid is onvermijdelijk.

Hoofdstuk V. Eenheid en groei; 1901-1903 . . . . . . . 99Over het doode punt heen — Stichting van de Voix du Peuple ~ Sorel over deC.G.T. — Verandering in de verhouding tusschen C.G.T. en Federation des Boursesr Pelloutier's figuur ,-- De grondvester van het syndicalisme -- Zijn leven — Pel

-loutier als leider -- Zijn overschatting van de Bourses — Zijn practische zin — Hijontmoet wantrouwen -- Vergelijking met Domela Nieuwenhuis ^- Yvetot opvolgervan Pelloutier — De eenheidscampagne van Niel ~ De C.G.T. voor de eenheidDe Bourses-federatie geeft toe — Teleurstelling bij Yvetot — Congres van Mont-pellier, 1902 -- De nieuwe statuten -- Federalistische organisatie — De typografenen anderen centralistisch — Pelloutier's federalisme ~ In hoeverre werkelijk federa-listisch? r- Overwegende invloed van Parijs — Waarborgen tegen onberaden stakin-gen r Gebrek aan stabiliteit -- Verwarring op de congressen ~ Mutuellistische in-stellingen ~ Verzekering tegen werkloosheid .- De contributie slecht betaald —Budget der C.G.T. -- Pogingen tot verbetering — Hoogte der contributies — Lagecontributies principieel verdedigd — Wijziging in deze opvatting — De vrijgestelden— Uitkeeringen bij staking — De soupes communistes -- De uittocht der kinderen —Steunlijsten — Andere steunbronnen ~ Verbruikscoöperaties ~ Het syndicalistischstandpunt ten deze ~ Geen eenstemmigheid -- Organisatie naar vakken of naar be-

226

Page 230: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

drijven ~ Geen direct verband met de beginselen — Het standpunt der C.G.T.Moeilijkheden der fédérations d'industries — Bouwvakarbeiders en metaalbewerkers

Opgang na Montpellier — De mijnwerkers — De „gele" vakbonden ~ De stakingin Montceau -- De uitgestelde „algemeene staking" der mijnwerkers ~ Nederlaag inMontceau — De mijnwerkersstaking van 1902 — Splitsing in de mijnwerkersbond —Ledental der mijnwerkersfederatie.

Hoofdstuk VI. Bourges en Amiens; 1903~1906 . . . . . . 123

Actie tegen de particuliere bureaux voor arbeidsbemiddeling — Verzet tegen die bu-reaux -- Hun aandeel in de arbeidsbemiddeling ~ Vroegere actie ~ Geen hulp vanhet parlement — Nieuwe actie voorbereid ~ De Kamer geeft toe ~ De nieuwe wet

Het hoogtepunt der actie ~ Mislukte staking — Het compromis — De resultatenr Het syndicalisme volgroeid -- Organisatorische moeilijkheden r Groei der vakbe-weging ~ De strijd tusschen revolutionairen en reformisten ~ De evenredige verte-genwoordiging — De syndicalistische bezwaren ~ Scherpte der discussies -- Sterkte-verhouding der richtingen — De Revue Syndicaliste — Het verschil tusschen revolu-tionairen en reformisten De directe actie ~ De algemeene staking — Waardeeringder sociale wetgeving ~ De staat en zijn organen — Antimilitarisme ~ Organisatori-sche verschilpunten — Vele punten van overeenstemming r De tegenstelling ver-scherpt — Zelfoverschatting — Verkorting van arbeidstijd — Het acht-uren-besluitvan Bourges .— De bedoeling van het besluit — Pouget retireert r De grootsche cam-pagne ~ Propaganda voor de achturendag ~ Resultaten der agitatie ~ Fouten derorganisatie ~ Aarzeling kort voor 1 Mei 1906 -- Regeeringsmaatregelen — Toe-nadering tot de socialistische partij -- De materieele resultaten .— De staking in Hen-nebont — De syndicalisten als leiders — De overwinning geproclameerd r- Refor-mistische kritiek ~ De wekelijksche rustdag -- De financiering der actie — Toch:een mislukking — Het congres van Amiens, 1906 -- De reformisten en de politiek —Opvatting van Albert Thomas ~ De toestand in de Nord -- De motie-Renard — Deoude toestand gehandhaafd ~ De debatten ~ Niel — Griffuelhes — De „charte"van Amiens — Haar beteekenis ~ De afkeer van het politiek reformisme ~ Hetstandpunt der partij — Het partijcongres van Limoges, 1906 ~ Nancy en Stuttgart— Jaurès houdt vol — Contact met de partij onvermijdelijk.

Hoofdstuk VII. De theoretici; hun leer en hun invloed . . . . 149Het werk der theoretici voor de beweging van bijkomstige beteekenis ~ De Mouve-ment Socialiste aanvankelijk achter Jaurès — Sorel en Berth als reformisten ~ Sorel'sstandpunt omstreeks 1900 ~ De omkeer bij Berth ~ en bij Lagardelle — De Mou-vement Socialiste geheel syndicalistisch ~ De medewerkers van het tijdschrift — DeMouvement Socialiste na 1910 ~ De algemeene werkstaking bij de theoretici .— Hetgeloof aan de algemeen staking als nieuwe vorm van de catastrophe-theorie — Debeteekenis van de algemeene staking ligt in haar voorbereiding — De „mythe" vanSorel — Andere mythen ~ De algemeene staking de socialistische mythe — Produ-centenheerschappij ~ Geen van te voren opgesteld plan — De syndicalistische maat-schappij — Het proletarisch geweld -- De opvoedende waarde van de strijd -- Ge-weld tegenover machtsmisbruik ~ Het geweld,als schepper van moreele waardenInvloed van Proudhon ~ Verwante opvattingen van Lagardelle r- Tegen humanitairpacifisme ~ Antimilitarisme als onderdeel van de strijd tegen de staat ~ De kritiekop de democratie ~ De politiek als bederf — Lagardelle is gematigder ~ De demo-cratie als onmisbaar overgangsstadium ~ Tegen staatsbedrijven ~ Van intellectu-eelen is niets te verwachten ~ De leidende élite — Lagardelle en de socialistischepartij — „Syndicalisation" van het politieke leven r Bewondering voor een actiefkapitalisme ~ Verschil van meening over de sabotage ~ Hoe Sorel zich de ontwik-keling der productie wenscht ~ Verhouding tot Marx -- Sterke invloed vanProudhon -- Het eclectisch karakter van de syndicalistische theorie — Tusschenstaatssocialisme en anarchisme ~ Syndicalisme en revisionisme ~ Het buitenlandschsocialisme in de ban — De bestrijding van Jaurès en haar karakter r Sorel mora-list ~ Verwerping van de emancipatie der vrouw — De militants op een ander stand-punt ~ Tegen staatsonderwijs r- Opvoeding tot voortbrenger ~ De evolutie vanSorel en Berth ~ Toenadering tot de Action Française ~ Sorel-Berth en het fascis-me ~ Hun laatste station: het bolsjewisme ~ De figuur van Sorel ~ Een negatievegeest -- Lagardelle — Geen invloed van Sorel op de militants ~ De kloof tusschende theorie en de syndicalistische practijk.

227

Page 231: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,

Hoofdstuk VIII. Crisisjaren; 1906-1910 . . . . . . . . 177Algemeen karakter der periode -- Niet tegen de staatsmacht opgewassen ~ Smeu-lende burgeroorlog — De botsing te Villeneuve-Saint-Georges — Geen algemeenestaking — Congres van Marseille, 1908 — De revolutionairen triomfeeren — Aftre-den van Griffuelhes — Het secretariaat van Niel — Niel tot heengaan gedwongen —Jouhaux tot secretaris gekozen — Eerste teekenen van kentering: het geloof in desyndicalistische methoden geschokt — De „syndicalistische crisis' — Talrijke sta-kingen — De ontwikkeling der Bourses du Travail — De Bourses verdrongen doorde departementale raden ~ Het oorspronkelijk overwicht der Bourses typisch voorhet syndicalisme — Haar verminderde beteekenis -- Pelloutier's plan voor regelingder arbeidsbemiddeling -- Het viaticum ~ De juridische commissies .— Propagandaonder de landarbeiders — De zwakte der landarbeiderssyndicats ~ De organisatieder houthakkers r De Bourses en gemeentesubsidie — Vergeefsche pogingen tot ver-betering ~ Delesalle over de subsidies --- Griffuelhes en het „Huis der Federaties" —Griffuelhes ontmoet wantrouwen en laster — Oplossing van het conflict in 1910 —Congres van Toulouse, 1910 — Het weekblad „La Voix du Peuple" — De BatailleSyndicaliste — Andere organen — De positie van het overheidspersoneel — Maat-regelen ten deze van Millerand .— Syndicalistische infiltratie r Is het overheidsper-soneel voor het syndicalisme toegankelijk? -- Beweging onder postpersoneel en on-derwijzers ~ Conflicten in 1907 — Het karakter der actie — Verdere ontwikkelingvan de onderwijzerssyndicats — en van de syndicats van postbeambten.

Hoofdstuk IX. Op vaster bodem; 1910-1914 . . . . . . 199De organisatie van het spoorwegpersoneel ~ Strijd voor het vereenigingsrecht -- Deperiode-Guérard -- De spoorwegstaking van 1910 -- De nederlaag — Verzwakkingvan de organisatie — Voor de nationalisatie der spoorwegen r- De algemeene sta-king naar de toekomst verschoven — De mislukking in 1898 — Andere voorbeelden— Het ouderdomspensioen — Strijd tegen de wet van 1910 -- De boycot van dewet — Toenadering tot de partij -- Groote moeilijkheden te overwinnen — In refor-mistische richting -- Nogmaals: de „syndicalistische crisis" — Congres van Le Há-vre, 1912 — Samenwerking met de partij weer afgewezen ~ Het ledental der C.G.T.-- Onzekerheid hieromtrent — De verhouding tot buitenlandsche vakcentrales — Hetinternationaal vakvereenigingssecretariaat -- Conferentie te Stuttgart, 1902 — TeDublin, 1903 — Principieele verschillen -- De Franschen trekken zich terugPlannen voor een syndicalistische Internationale — De Franschen binden in ~ Hetcontact hersteld — De Fransche opvatting afgewezen r- Voortgezette zelfkritiekDe moeilijke positie der leiders ~ De veranderde houding toegegeven — Samenwer-king met de partij tegen de verlenging van de diensttijd — Het antimilitarisme derC.G.T. — Op het congres van 1904 ~ Op het congres van 1906 r- Op het congresvan 1908 — De enquête over het antimilitarisme -- Verschillende opvattingen —Activiteit bij dreigend oorlogsgevaar ~ De actie in 1913 — Weer geen algemeenestaking — De wereldoorlog — Organisatorische veranderingen vóór 1914 ~ Jouhauxen Jaurès — De toenadering niet voltooid r- De syndicalistische vakbeweging vraagtgroote offers — De opvoedende waarde -- Gebrek aan stabiliteit — Steeds vatbaarvoor wantrouwen -- De bezoldigde bestuurders — Pouget .— Delesalle ~ Merrheim— Griffuelhes — Niel — Jouhaux ~ De blijvende beteekenis van het syndicalismevoor de internationale arbeidersbeweging ~ en voor het Fransche proletariaat.

228

Page 232: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,
Page 233: H. B. RD BN HT NDL N FRNRJ - Digital Library for Dutch ...dbnl.nl/arch/wiar003synd01_01/pag/wiar003synd01_01.pdf · n. D bn, d vr ht ndl zjn pblrd, drn hr lln ht rtr, htzj vn n pl,