GRUP Stationsomgeving - IeperIeper is opgenomen in het gewestplan Ieper-Poperinge (KB 14 -08-1979):...

, revisie 02

GRUP Stationsomgeving - Ieper

Onderzoek tot m.e.r.

Definitief

Stad Ieper

Markt 34

8900 Ieper

Grontmij Vlaanderen

Brugge, 30 januari 2009

, revisie 02

Pagina 2 van 22

Verantwoording

Titel : GRUP Stationsomgeving - Ieper

Subtitel : Onderzoek tot m.e.r.

Projectnummer 204679

Referentienummer :

Revisie : 02

Datum : 30 januari 2009

Auteur(s) : SDG, KVA

E-mail adres : [email protected]

Gecontroleerd door :

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : Karel Vanackere

Paraaf goedgekeurd :

Contact : Oostendse Steenweg 146

B-8000 Brugge

T +32 50 45 79 80

F +32 50 45 79 90

[email protected]

www.grontmij.be

204679_SO003_MER_SDG.doc, revisie 02

Pagina 3 van 22

Inhoudsopgave

1 Inleiding......................................................................................................................... 4

1.1 Inhoud ........................................................................................................................... 4

1.2 Initiatiefnemer................................................................................................................ 4

2 Situering en beschrijving van het plangebied ............................................................... 5

2.1 Fysieke bestaande toestand......................................................................................... 5

2.2 Juridisch bestaande toestand ....................................................................................... 8

2.2.1 Gewestplan ................................................................................................................... 8

2.3 Afbakening kleinstedelijk gebied Ieper ......................................................................... 9

3 Doelstellingen, reikwijdte en detailleringgraad van het RUP...................................... 10

3.1 Aanleiding tot de opmaak van het RUP...................................................................... 10

3.2 Doelstellingen en reikwijdte van het RUP................................................................... 10

3.3 Detailleringgraad van het RUP ................................................................................... 10

3.4 Grensoverschrijdende effecten van het RUP ............................................................. 10

3.5 Mogelijke alternatieven ............................................................................................... 11

3.6 Planconcepten ............................................................................................................ 12

4 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege...................................................................... 13

4.1 DABM van toepassing ................................................................................................ 13

4.2 Project-m.e.r.-plicht..................................................................................................... 13

4.3 Noodzaak tot passende beoordeling .......................................................................... 13

4.3.1 Speciale beschermingszones ..................................................................................... 13

4.3.2 Aard van het plan........................................................................................................ 13

4.4 Conclusie .................................................................................................................... 13

5 Scoping milieueffecten................................................................................................ 14

5.1 Bodem en water.......................................................................................................... 14

5.2 Fauna en flora............................................................................................................. 15

5.3 Geluid en trillingen ...................................................................................................... 17

5.4 Landschap en archeologie.......................................................................................... 18

5.5 Mens ........................................................................................................................... 19

5.5.1 Mens – gezondheid..................................................................................................... 20

5.6 Andere milieudisciplines ............................................................................................. 21

6 Conclusie .................................................................................................................... 22

, revisie 02

Pagina 4 van 22

1 Inleiding

1.1 Inhoud

Met de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 is er meer

duidelijkheid geschapen omtrent de integratie van milieueffectenrapportage (m.e.r.) in het plan-

proces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).

Vanaf 1 juni 2008 dient er bij de opmaak van RUP’s formeel rekening gehouden te worden met

het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen te-

weegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r.’

dient uitgevoerd te worden.

De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ worden aangewend om de ruimtelijke keuzes die in

het ruimtelijk uitvoeringsplan Stationsomgeving gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te

onderbouwen.

Het document is opgebouwd uit volgende stappen:

• Situering en beschrijving van het plangebied en de ruimtelijke doelstellingen (ruimtelijk en juridisch-beleidsmatig);

• Aftoetsing plan-MER-plicht van rechtswege

° Project-m.e.r.-plicht expliciet aftoetsen d.m.v. mogelijk relevante rubrieken uit bijlagen 1 en 2;

° Noodzaak passende beoordeling aftoetsen:

− Gelegen in of in de nabijheid van speciale beschermingszones?

− Aard plan: mate van verstoring, versnippering…

Indien één van beide van toepassing is, is een plan-MER vereist.

• Scoping milieueffecten: eerste ruwe screening van de kwetsbaarheid van de omgeving en de aard van de milieu-impact van het bijzonder plan van aanleg. De scoping biedt volgende

antwoorden:

° Is de opmaak van een PlanMER toch noodzakelijk?

° Zijn er bepaalde relevante milieudisciplines die verder uitgewerkt dienen te worden?

• Indien noodzakelijk, diepgaander onderzoek van de relevante milieudiscipline(s) zoals vast-gesteld in de scoping;

• Eindconclusie

1.2 Initiatiefnemer

De initiatiefnemer voor het plan waarop dit onderzoek betrekking heeft is:

Stad Ieper

Markt 34

8900 Ieper

Situering en beschrijving van het plangebied


Pagina 5 van 22

2 Situering en beschrijving van het plange-

bied

2.1 Fysieke bestaande toestand

Het ruimtelijk uitvoeringsplan is gelegen ten zuidwesten van de stadskern Ieper, grenzend aan

de oostelijke oever van het Kanaal Ieper-Komen. Het plangebied ligt thans bevat tussen het Ka-

naal Ieper-Komen, het stadscentrum en het militair domein ten zuiden.

Het plangebied omvat het Ieperse station en omgeving en heeft een oppervlakte van 3,93ha.



Pagina 6 van 22

Het plangebied bestaat gedeeltelijk uit woongelegenheden, ten noorden van de

Dikkebusseweg, en een meer open, agrarisch gebied ten zuiden van deze weg. De

Dikkebusseweg snijdt het plangebied als het ware middendoor.

• Het relatief kleine gebied ten noorden van de Dikkebusseweg omvat hoofdzakelijk woongelegenheden en is omsloten door de spoorweg en de vaart Ieper – Komen. Deze

vaart is in het gewestplan aangeduid als parkgebied, en het uiterste noordwesten van het

plangebied is hier een uitloper van, met 2 vijvers en een groenzone.

• Aan de overzijde van de spoorweg bevind zich een gebied met station en loods waarvan de woonzone aansluit bij het centrumgebied van Ieper. Het stationsplein is vooral gericht

op vervoer, en niet zozeer op verblijf, wat blijkt uit de inrichting van het publiek domein.

De woonzone bestaat uit gesloten bebouwing, voorzien van privé tuinen.

• Tegenover het stationsplein is een ruimte ingericht als park, aansluitend op de groene vestingswalgrachten.

De Dikkebusseweg zelf is een zeer dynamische woon- en leefstraat met gesloten bebouwing

(afwisselend 1-2 bouwlagen met 1 in zadeldak). Hier zijn handelszaken en/of diensten

gevestigd.



Pagina 7 van 22

• Ten zuiden van de Dikkebusseweg ligt een ambachtelijke bedrijvenzone met verspreide loodsgebouwen en parkeervoorzieningen.

• Deze ambachtelijke bedrijvenzone wordt langs onderen omarmd door een landbouwgebied met biologische waardering, maar slechts een lage waardering volgens de

landbouwtyperingskaart. Er bevinden zich bomenrijen met dominantie van (al dan niet

gekotte) wilg.

• In het zuiden van het gebied ligt een geïsoleerd woonlint dat slechts ontsloten wordt vanaf de dikkebusseweg met de Hommelhofstraat, die eindigt in de wijk.

De spoorweg heeft een hoge biologische waarde met interessante bermvegetatie als ruigte.



Pagina 8 van 22

2.2 Juridisch bestaande toestand

2.2.1 Gewestplan

Ieper is opgenomen in het gewestplan Ieper-Poperinge (KB 14 -08-1979):

Het plangebied bestaat uit woongebied, woongebied met landelijk karakter, agrarisch gebied,

zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s en gebieden voor gemeenschapsvoorziening en

openbaar nut.

Afbakening plangebied binnen gewestplan Ieper-Poperinge



Pagina 9 van 22

2.3 Afbakening kleinstedelijk gebied Ieper

De potenties voor stedelijke ontwikkeling van de kanaal-

en stationsomgeving worden optimaal benut. De gebie-

den zijn omwille van hun ruimtelijke kenmerken strategi-

sche locaties voor stedelijke ontwikkeling. Ze bieden mo-

gelijkheden voor verdichting (wonen) en stedelijke voor-

zieningen. De potenties van de stationsomgeving verdie-

nen nader onderzoek.

, revisie 02

Pagina 10 van 22

3 Doelstellingen, reikwijdte en detaillering-

graad van het RUP

3.1 Aanleiding tot de opmaak van het RUP

De opname van het plangebied Stationsomgeving binnen een ruimtelijk uitvoeringsplan heeft

hoofdzakelijk tot doel de stedenbouwkundige voorschriften aan te passen aan de huidige plano-

logische noden. Zo dient een oplossing gezocht te worden voor de herwaardering van de stati-

onsomgeving en de herbestemming van de KMO-zone langs de Dikkebusseweg en de groen-

dienst met bijhorend groenpark. Ook wordt de strategische projectzone zoals aangeduid in het

GRS nader bekeken.

3.2 Doelstellingen en reikwijdte van het RUP

De huidige bestemming van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s is gedeeltelijk ach-

terhaald. Een nieuwe invulling dringt zich op ten gevolge van de voorziening van een diensten-

centrum.

De functie van de Veehal en de Mlk. Fochlaan zal op termijn uitdoven en een nieuwe functie /

inrichting dringt zich op. Ook dienen de bestemmingen van het gebied rond de Hommelhof-

straat vastgelegd te worden. Dit waterrijke agrarisch gebied zal immers ingericht worden als de

ecologische buffer die het gebied vroeger had.

Ook zal de functie van groendienst in de parkzone, momenteel bestemd als zone voor gemeen-

schapsvoorziening, op termijn verdwijnen. Hier is op de plaats van het bestaande gebouw her-

bestemming voor wonen mogelijk en zal het groenpark een landschappelijke inrichting krijgen.

Parallel met de opmaak van het RUP gebeurt er een project op vlak van mobiliteit dat de con-

crete inrichting van het openbaar domein beoogt. Het stationsplein zal met kwalitatieve materia-

len heringericht worden en aan de achterzijde van het station wordt plaats gemaakt voor een

autoparking en een veilige fietsroute. De resultaten van dit ontwerp moeten in het RUP inpas-

baar zijn.

In de KMO-zone binnen het plangebied krijgt na ingang van het RUP de woon- en publieke

functie een belangrijke plaats naast de bestaande kleine ondernemingen.

3.3 Detailleringgraad van het RUP

Het RUP zal randvoorwaarden opleggen om nieuwe functies optimaal te laten functioneren in

het gebied. De voorschriften worden hiervoor herbekeken, ter bevordering van de ruimtelijke

samenhang in het gebied.

De impact van dit RUP kan een belangrijke impact hebben op de plaats van Ieper in een ruime-

re context aangezien het hier om een belangrijke toegangspoort tot de stad gaat.

3.4 Grensoverschrijdende effecten van het RUP

Het station en omgeving fungeren als toegang tot de stad. De opmaak van dit RUP dient hierop

in te spelen aangezien elke ingreep op heel Ieper invloed zal hebben. Er kan bijvoorbeeld een

grotere stroom aan toeristische bezoeken gegenereerd worden.

Deze functies komen in de plaats van de huidige KMO zone, de impact zal in verhouding dus

hoogstwaarschijnlijk verwaarloosbaar zijn. Dit wordt nader onderzocht in hoofdstuk 5 ‘scoping

milieueffecten’.

Ook de mogelijke impact van Seveso-inrichtingen buiten het plangebied wordt onderzocht.

Doelstellingen, reikwijdte en detailleringgraad van het RUP


Pagina 11 van 22

3.5 Mogelijke alternatieven

Het RUP houdt slechts enkele consequenties in die de kwaliteiten in het plangebied moeten

garanderen. Hiervoor worden stedenbouwkundige voorschriften ontwikkeld die de samenhang

in het gebied moeten bevorderen en in de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s andere

functies moeten toelaten.

In een nulalternatief, waarin aan de huidige toestand niets verandert, zou die KMO zone kunnen

blijven bestaan en zelfs (beperkt) uitbreiden. Dit zou de bestaande schaalbreuk enkel verster-

ken.

Rekening houdend met het nulalternatief en de eerder beperkte (positieve) impact, werden ver-

der geen alternatieven onderzocht.

Doelstellingen, reikwijdte en detailleringgraad van het RUP


Pagina 12 van 22

3.6 Planconcepten

Project op vlak van mobiliteit

• Herinrichten voorkant station en busstopplaatsen

• Duidelijke looplijnen richting centrum

• Parkeerstrook aan achter-zijde

• Bestaande informele fiets-paden formeel karakter ge-

ven � veiligheid fietsers!

KMO – zone

• Locatie dienstencentrum OCMW, gebruik mogelijk

maken van nieuwe publiek –

landschappelijke buitenruim-

te

• Poel van voormalige gas-tank landschappelijk inrich-

ten om verval tegen te gaan

Strategische projectzone

• In afbakening kleinstedelijk gebied is quasi het volledige

plangebied ‘strategisch’

aangeduid, in het RUP ba-

kenen we dit af tot deze zo-

ne

• Architecturaal en land-schappelijk scherm voor be-

staande KMO-gebouwen

• Afwerking rand naar land-schapsgebied

Woonzone

• Oorspronkelijk drassige zo-ne � poelen zijn restanten

en worden behouden

• Opwaardering door ver-nieuwing station (mobili-

teitsproject)

• De gebouwen van de groendienst worden project-

zone voor een mogelijk wo-

ningcomplex

Agrarisch gebied

• Historisch inundatiegebied wordt heringericht als pu-

bliek park waar water blijft

staan als buffer

• Inrichting met vlonderpaden en hergraven van oorspron-

kelijke poelen

• Zuidelijke deel blijft huidige functie behouden (tuinen als

waterbuffer)

Groendienst

• Gebouw � woningbouw

• Groenpark � inrichten als

tijdelijk slibbekken voor zui-

veren stadsvesten op eco-

logische wijze met neven-

bestemming landschappelij-

ke parkeerzone (bussen…)

Grote structuur

• Boomgaard ingericht als infopunt en startplek voor

exploratie van het gebied

• Belang van zicht tot aan de vesten

, revisie 02

Pagina 13 van 22

4 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege

4.1 DABM van toepassing

Een ruimtelijk uitvoeringsplan vormt het kader voor het toekennen van stedenbouwkundige ver-

gunningen. Het RUP valt dus onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd

in het Decreet houdende de Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM).

4.2 Project-m.e.r.-plicht

De project-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering hou-

dende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapporta-

ge, meerbepaald bijlagen 1 en 2 De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd wor-den vallen hier niet onder. Uit nazicht van bijlage 2 ‘Infrastructuurprojecten – stadsontwikke-lingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen’, blijkt dat de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden:

• geen betrekking hebben op de bouw van 1000 of meer woongelegenheden,

• geen handelsruimte van 5.000 m² brutovloeroppervlakte betreffen;

• geen verkeersgenererende werking met pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur hebben.

4.3 Noodzaak tot passende beoordeling

4.3.1 Speciale beschermingszones

In of in de nabijheid van het plangebied ligt geen habitatrichtlijngebied, VEN-gebied of vogel-

richtlijngebied.

4.3.2 Aard van het plan

Uit voorgaande blijkt dat het plangebied niet gelegen is in de nabijheid van speciale bescher-

mingszones.

Het plan zal dus – gezien ook de aard van de activiteiten (wonen, gemeenschapsvoorzienin-

gen…) geen verstorend effect hebben op deze gebieden.

De opname van het plangebied Stationsomgeving binnen een ruimtelijk uitvoeringsplan heeft

hoofdzakelijk tot doel de stedenbouwkundige voorschriften aan te passen aan de huidige plano-

logische noden. Zo dient een oplossing gezocht te worden voor de herwaardering van de stati-

onsomgeving en de herbestemming van de KMO-zone langs de Dikkebusseweg en de groen-

dienst met bijhorend groenpark. Ook wordt de strategische projectzone zoals aangeduid in het

GRS nader bekeken.

4.4 Conclusie

De opmaak van een planMER wordt niet noodzakelijk geacht vanuit de project-m.e.r. plicht of

de noodzaak tot een passende beoordeling.

, revisie 02

Pagina 14 van 22

5 Scoping milieueffecten

Er kan in het algemeen gesteld worden dat het realiseren van de doelstellingen van het RUP

geen significante milieueffecten in de verschillende disciplines zal teweeg brengen, daar het

RUP een juridisch-planologisch kader vormt voor het behoud van de huidige functie van wonen,

het mogelijk maken van wonen in de groendienst, bestendigen van de landschappelijke struc-

tuur. Verder krijgt het dienstencentrum meer ontwikkelingskansen in de KMO-zone, en worden

de zones voor openbaar nut specifieker bestemd, met een grotendeels groen karakter.

5.1 Bodem en water

Het plangebied ligt grotendeels in zandlemig gebied, met een aantal kunstmatige oppervlaktes.

Het grootste gedeelte van het plangebied is van nature overstroombaar, maar is niet recent

overstroomd.

Bodemkaart

Scoping milieueffecten


Pagina 15 van 22

Lep: natte zandleem zonder profiel

OB: bebouwde oppervlaktes

Ldc: matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont

Het RUP zal niets fundamenteels aan de bodem wijzigen, noch aan het water aangezien de

wijzigingen hoofdzakelijk om bebouwd gebied gaan en de verharde oppervlakten quasi hetzelf-

de zullen blijven.

Door het uitdoven van de groendienst en zijn ‘groenpark’ in de groenzone zal eventuele veront-

reiniging van de bodem door meststoffen ook verdwijnen.

Ten opzichte van de huidige situatie vallen er dus geen significante effecten op de bodem of het

water te verwachten. Het wegtrekken van de groendienst is zelfs een positief effect op vlak van

bodem en grondwater.

5.2 Fauna en flora

Biologische waarderingskaart

In het gebied liggen enkele zones van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer

waardevolle elementen. De spoorwegbedding (gedeeltelijk) en de Vaart zijn hier de belangrijk-

ste dragers met struweelbegroeiing, waartussen enkele grasland- en poelgebieden gelegen

zijn.



Pagina 16 van 22

Huidige functies blijven behouden, of worden toegankelijk voor minder belastende functies dan

de huidige (KMO zone � diensten en publieke groenzone).

De groenzone aan de overzijde van de sporen en de Oudstrijderslaan heeft ook enige biologi-

sche waarde. Dit gebied is bestemd als zone voor openbaar nut en heeft bijgevolg de laatste

jaren voor een groot aantal wisselende functies gediend. De biologische waarde is dus een flink

stuk gedaald. Na ingang van het RUP zal deze zone dienst doen als slibbekken voor een eco-

logische zuivering van het water in de vesten. Dit is een tijdelijke invulling die een jaar tijd in

beslag neemt. Hierna zal deze zone plaats maken voor een groene randparking.

Referentiebeeld groene parking, www.mortsel.be

De woonzone in het noorden is aangeduid als biologisch waardevol. Naast de behouden poelen

is dit echter op vandaag niet meer zo.

Het centrale agrarische gebied wordt na ingang van het RUP op een ecologische manier be-

heerd, ingericht als landschapspark en bufferbekken voor hoge waterstanden.

- Het terrein bestaat uit een complex van laaggelegen grasland, met wisselend microreliëf, sloten, een grote permanente en enkele uitdrogende poelen, een tiental grote (maar gede-genereerde) knotbomen. Middenin ligt een uitgegraven visvijver. Belangrijk is wel dat het re-liëf min of meer oorspronkelijk bleef: dit terrein hoorde in de 17° eeuw tot de ‘Inondation de Bailleul”, het strategisch overstroombare moerasgebied ten zuidwesten van de stad, dat zich uitstrekte tussen de huidige Rijselseweg, de Majoorgracht en het stationsplein. De huidige “Verdronken Weide” behoort tot het andere deel van dit moerasgebied: de “In-ondation de Messines”

- De combinatie van de laaggelegen, vrij natte bodem, de grote poel, de sloten en de oude knotbomen, en het extensieve graasbeheer maakt dit terrein aantrekkelijk voor diverse fau-na-elementen: vogels, insecten, zoogdieren, amfibieën.



Pagina 17 van 22

- Tot 1990 werd het terrein ontwaterd via de IJzerwegbeek, die gravitair naar de Verdronken Weide (Bollaertbeek) vloeide. Door de omkering van die beek sedert 1990 (nieuwe, omge-keerde stroomrichting naar ingegraven bedding Oude Vaart), kan het terrein ’s winters tijde-lijk onderlopen. Dit refereert naar haar oorspronkelijke moerassituatie. Het gebied functio-neert dus als een tijdelijk wachtbekken. Dit wordt door de omwonenden aanvaard en ook als belangrijk ervaren voor de eigen woningen.

- De aangetoonde landschapswaarden van het huidige terrein (historiek, natuur, waterber-ging) worden niet gevalideerd door het gewestplan. Indien het gebied zijn huidige waarden kan behouden, dringt zich een herwaardering op, zodat er hieromtrent in de toekomst juri-disch-planologische duidelijkheid ontstaat. Dit kan door dit RUP eindelijk gerealiseerd wor-den.

- De belangrijkste eigenaar (dhr. Charles Vermeulen, Diksmuidestraat) is bereid een belang-rijk deel van zijn terrein af te staan aan de stad als daarvoor een beperkt gedeelte kan wor-den gerealiseerd als woongebied. De stad is van oordeel dat deze opportuniteit het onder-zoeken waard is waarbij een deel van de hoger gelegen gronden, aansluitend bij de be-staande bebouwing zou kunnen worden ontwikkeld. Binnen deze formule blijft het laaggelegen deel van de weide (ong.2,25 ha, met brede inkijk vanuit de Hommelhofstraat) behouden en zou definitief als waterrijk groengebied met re-creatieve nevenfunctie kunnen ingericht worden. Dit kan enkel mits een goedgekeurd RUP.

- Het terrein ligt langs de Oude Vaart Ieper-Komen, de verlaten spoorwegterreinen en nabij het educatieve natuurterrein “De Triangel”, zodat er uitwisseling van fauna en flora mogelijk is (aangetoond via trek amfibieën).

- Het terrein vormt een groene lob en een rustpunt, dat enerzijds de historische stadskern accentueert t.o.v. de “buitenwijken”, anderzijds voor veel omwonenden bereikbaar is voor een uitstap en natuurbeleving in de eigen woonomgeving. Deze situatie past uitstekend binnen de recente visie omtrent de ecologische en duurzame ontwikkeling van stedelijke woongebieden. referentie; Duurzame Architectuur, Ecologische Stedenbouw en Biodiversiteit: Naar een ecopolis. Pleidooi voor een Lobbenstad. Over het effect van urbane blauwgroen netwerken op stedelijke biodiversiteit,stadsklimaat en integraal urbaan waterbeheer. Uiteenzetting door Erik ROMBAUT, bioloog, stedenbouwkundige, docent ecologie en milieukunde.

1

Het wijzigen van enkele bestemmingen zal geen significante invloed hebben op de fauna en

flora van het plangebied, of op percelen in de omgeving.

5.3 Geluid en trillingen

Effecten op geluid en trillingen hangen samen met verkeersintensiteiten en ambachten. Het

RUP wil andere bestemmingen mogelijk maken in de KMO zones, waardoor de verkeersintensi-

teiten die samenhangen met dergelijke zone (vrachtvervoer, tractoren…) alsook hun trillingen,

verdwijnen.

In de plaats van deze KMO zone kan een publieke functie (groen, gekoppeld aan het OCMW)

komen, die samen met de stationsomgeving een heropwaardering voor het gebied kan beteke-

nen. De verkeersstromen zullen echter door deze ingreep niet groeien. Het geluid en de trillin-

gen hiervan zal dus lager zijn dan die ten gevolge van de huidige KMO zone.

Het wijzigen van functie zal dus op zich geen aanleiding vormen tot een noemenswaardige toe-

name van de geluidshinder in de omgeving.

1 Gebaseerd op een nota van Lieven Stubbe, Dienst Milieueducatie, 18 maart 2009



Pagina 18 van 22

5.4 Landschap en archeologie

Landschapsatlas

Oranje = historische kern

Groen = ankerplaats

Blauw = lijnrelict

Rood = Beschermd monument (Huizenrij op R. Colaertplein – M. Fochplein)

In het groen is de ankerplaats ‘Ieperse Vesting - Verdronken Weide - Zillebeekse vijver - Pa-

lingbeek – Vierlingen’ aangeduid, deze zone komt grotendeels (uitgezonderd de vestingen)

overeen met de relictzone ‘Vijvergebied Zillebeke en vallei van de Wijtschatebeek’.

De Vaart Ieper – Komen, de spoorweg Ieper – Komen en de Wijtschatebeek zijn geselecteerd

als lijnrelict.

Ten noorden ligt een klein deel van de vestingen en de vaart binnen het plangebied, alsook de

Ieperse binnenstad. Een aanzienlijk deel van de spoorweg ligt ook binnen het plangebied.

In de Goesdamstraat behoort een voormalig hopmagazijn omgebouwd tot meubelzaak tot het

onroerend erfgoed, verder zijn er geen erfgoedwaarden in het gebied te vinden.

Langs de Dikkebusseweg vond men 2 molens uit de late middeleeuwen. Het RUP verandert

niets aan deze locaties.



Pagina 19 van 22

De gebieden grenzend aan deze landschappelijk waardevolle elementen ondergaan echter

geen grondige wijzigingen, wel worden de bestaande kwaliteiten vastgelegd en de mogelijkheid

tot functiewijziging geboden. Landschappelijk storende elementen kunnen door deze functiewij-

zigingen vervangen worden door geïntegreerde elementen. Er is dus geen reden om aan te

nemen dat het RUP een negatieve invloed zal hebben op het bestaande landschap.

5.5 Mens

In het de KMO-zone binnen het plangebied zal na ingang van het RUP na enige tijd enkel nog

de woon- en publieke functie (dienstencentrum en publiek groen) overblijven. Ambachten en

KMO’s doven uit. Door zijn nabijheid tot het station kan deze heropwaardering heel wat beteke-

nen voor zijn ruimere omgeving, en dus ook de Ieperse binnenstad.

Het RUP zal dus een positieve impact hebben op het publieke ruimtegebruik.

De voorschriften in het RUP zullen bewaker zijn van een ruimtelijke samenhang, een nieuwe

functie zal worden toegekend aan de KMO zone, wat schaalbreuken in het weefsel kan weg-

werken.

Hinder voor omwonenden is beperkt aangezien er momenteel een KMO zone in het gebied

gelegen is, die met het RUP een meer publieke functie kan krijgen. De impact hiervan is voor

omwonenden uiterst minimaal.

Om dezelfde reden zal ook de verkeersleefbaarheid niet significant zijn. Als het ambachtelijk

en KMO-vervoer uit de wijk verdwijnt zal er enkel nog plaatselijk vervoer naar de woningen en

het publiek groen zijn. De belasting zal verlagen naar de toekomst.



Pagina 20 van 22

5.5.1 Mens – gezondheid

Bron: www.lne.be/themas/veiligheidsrapportage

Er zijn 2 Laagdrempelige seveso-bedrijven in de omgeving van het plangebied gelegen: CID-

Lines (A), Westgas (B) op respectievelijk 1,5km en 2,5km afstand van het plangebied.

Het besluit ruimtelijke veiligheidsrapportage (BVR van 26/01/2007 - B.S. van 19/06/2007) stelt

dat voor RUP’s of BPA’s waar in het plangebied of binnen een straal van 2 km een Seveso-

inrichting gelegen is het RVR stappenplan doorlopen dient te worden. Hieruit kunnen we dan

concluderen of een ruimtelijke veiligheidsrapportage (RVR) noodzakelijk is.

Westgas Ieper (B) ligt op ongeveer 2,5km van het plangebied en is dus niet onderworpen aan

een RVR. CID-Lines ligt op 1,5 km van de noordelijke grens en vormt dus een aandachtspunt.

Het stappenplan als bijlage bij het besluit ruimtelijke veiligheidsrapportage wordt zover als mo-

gelijk doorlopen:



Pagina 21 van 22

Toelichting:

Stap 2, aandachtsgebieden:

• Bestendigen bestaand woongebied

• Ontwikkelen van een nieuw wooncomplex op de plaats van de huidige groendienst

• Dienstencentrum OCMW in het midden van het plangebied

Stap 4, afstand < 2 km van Seveso-inrichting (zie opgetekende cirkels met straal 2 km):

• Het bestaande woongebied ligt volledig binnen de straal van 2 km, het nieuw te ontwikkelen wooncomplex ter hoogte van de huidige groendienst ook

• Het dienstencentrum van het OCMW ligt op net 2 km afstand en wenst uitbreidingsmogelijk-heden

• Het te ontwikkelen landschapspark ligt buiten de straal van 2 km

Er dient dus over gegaan te worden naar stap 5, waar naargelang het gegeven advies verdere

stappen worden ondernomen.

5.6 Andere milieudisciplines

Gezien de doelstellingen van het RUP en de aard van de voorziene activiteiten zijn er geen ef-

fecten te verwachten in de disciplines licht, lucht en klimaat. Mogelijke effecten liggen in dezelf-

de (positieve) lijn als deze van bovenstaande beschreven disciplines.

Conclusie


Pagina 22 van 22

6 Conclusie

Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP Stationsomgeving zullen

kunnen gerealiseerd worden is er van rechtswege geen planMER-plicht.

Er zijn ook geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten want:

• De impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader kunnen worden gerealiseerd hebben slechts een potentiële positieve impact op de milieuef-

fecten;

• Er zijn geen beschermingen in het plangebied of in de nabijheid aanwezig die bijzondere aandacht vergen;

• Er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen doen doorwegen.

Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP Stationsomgeving.

Wel dienen een aantal aandachtspunten meegenomen te worden de verdere uitwerking van het

RUP Stationsomgeving:

• In en rondom het plangebied liggen zones met een zekere biologische waarde. Deze blij-ven met ingang van het RUP behouden, dit zal dus zal geen bijkomende milieuhinder gene-

reren.

• Het aandeel bijkomende bebouwing en verharding wordt beperkt door het RUP (maxi-maal te bebouwen en verharden oppervlaktes enz.)

Door het RUP worden de bestaande natuurwaarden verder beschermd en het RUP behelst

slechts een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen.

• De bebouwing in het RUP wordt grotendeels behouden. Ook worden de bouwlijnen aange-past ter bevordering van de ruimtelijke samenhang. Er zijn dus voldoende garanties op een

optimale landschappelijke integratie van de bebouwing in de omgeving.

• Door de nabijheid van de Ieperse vesten is deze landschappelijke integratie aan de oostzij-de des te belangrijker.

• Door de archeologische vondsten in het noordelijke gebied is het aangewezen bij werken in dat gebied contact op te nemen met de betrokken diensten.

• De voorschriften in het RUP zullen bewaker zijn van een ruimtelijke samenhang, een nieuwe functie zal worden toegekend aan de KMO zone, wat schaalbreuken in het weefsel

kan wegwerken.

GRUP Stationsomgeving - IeperIeper is opgenomen in het gewestplan Ieper-Poperinge (KB 14 -08-1979):...

Documents

Transcript of GRUP Stationsomgeving - IeperIeper is opgenomen in het gewestplan Ieper-Poperinge (KB 14 -08-1979):...