Groep 8 - De Torenuil...1 Zakgeld vraag ietsje te vee,l 2 Zakgeld je hebt er eigenlij,k nooit genoeg...

13
Primair en speciaal onderwijs | Cito Volgsysteem Opgavenboekje le toetsdag 11 februari 2014 Eindtoets Basisonderwijs | Basis Groep 8 li zeker weten BI |^ #| Dit boekje mag pas open I als daarvoor toestemming Jm is gegeven.

Transcript of Groep 8 - De Torenuil...1 Zakgeld vraag ietsje te vee,l 2 Zakgeld je hebt er eigenlij,k nooit genoeg...

Primair en speciaal onderwijs | Cito Volgsysteem

Opgavenboekje le toetsdag 11 februari 2014 Eindtoets Basisonderwijs | Basis Groep 8

li zeker w e t e n

BI | ^ # | Dit boekje mag pas open I als daarvoor toestemming

Jm is gegeven.

Taak Taal 1

Je hebt voor deze taak 40 minuten. Gebruik van je antwoordblad de kolom waarboven staat Taal 1.

De opgaven 1 tot en met 10 bestaan uit vier zinnen. De vraag is steeds: In welke zin is het dikgedrukte woord fout gespeld?

Opgave 1 A In de winkel werden de prijskaartjes veranderd. B Op tv zag ik een interview met het koningspaar. C Wat staan die hyacinten mooi in die bak! D Zij hebben thuis heel veel elektrise apparaten.

Opgave 2 A De buren gaan elke zondag op visite bij hun

familie. B Wat doet een amtenaar van de burgerlijke stand? C Willem ging met de taxi naar het ziekenhuis. D Ze heeft al haar collega's uitgenodigd op het

feest.

Opgave 3 A De schroevedraaier viel opeens op de grond. B Tien douaniers deden een inval bij dat bedrijf. C Vol bewondering kijkt Max naar de acrobaat. D Zilveren kandelaars staan te glimmen op tafel.

Opgave 4 A Dit muziekstuk van beethoven is niet heel bekend. B Gisteren werd het startsein gegeven voor de

actie. C Het niveau van het water in de vaart is niet zo

hoog.

D Janine heeft net als haar zusje goudblond haar.

Opgave 5

A Bas gaat in augustus voor het eerst naar school. B Dit is het grachtenhuis waar Anne Frank woonde. C Het fabrieksterein was voor het verkeer

afgesloten. D Onze familie kampeerde vaak op een

schiereiland. Opgave 6 A De reeën steken hier vaak de weg over. B Erwin viert het jubileum met een groot feest. C Hij verzamelt postzegel's eh bierviltjes. D Zonnestralen schenen over de witte daken.

Opgave 7 A De hoogste piramyde is die van Cheops, B Hij speelde drie spelletjes tegelijkertijd. C Onze kat speelt graag met de plumeau. D Tot hoe laat is de conciërge op school?

Opgave 8 A Aan alle kanten hoorde je gejuich. B Die jongen was heel ontdeugend. C Houd jij ook zo van poffertjes? D Waar gaat dit weggetje naartoe?

Opgave 9 A Ad baalde toen het langzamerhand begon te

regenen. B De jury gaf opnieuw commentaar dat niet mals

was. C Het ministerie heeft onlangs een nieuwe wet

ingevoerd. D Met een termometer kun je de temperatuur

meten.

Opgave 10 A Een kathedraal is een heel grote kerk. B Met een systeem kun je zaken ordenen. C Ons radiootje ligt nog achterin de auto. D Zij houdt morgen haar boekbespreeking.

De opgaven 11 tot en met 15 horen bij de tekst die hieronder staat. Lees eerst de hele tekst en maak daarna de opgaven. In sommige opgaven staat na een zin of woord: (r. ...). Dit betekent: zie regel ...

1 Zakgeld, vraag ietsje te veel

2 Zakgeld, je hebt er eigenlijk nooit genoeg van. 3 Het liefst heb je natuurlijk je eigen 4 betaalautomaat waaruit je naar hartenlust geld 5 kunt halen. Helaas, zo werkt het niet. Ik denk dat 6 het nog steeds zo gaat als toen ik net zo oud was 7 als jullie. Gewoon iedere week of misschien 8 iedere maand je hand ophouden bij je vader of 9 moeder.

4

10 Vreselijk. Maar ja, als je nog te jong bent om een 11 baantje in het weekeinde te hebben, dan is er 12 geen andere uitweg. Hoe pakje onderhandelingen 13 over zakgeld nu een beetje handig aan?

14 De oudste truc is natuurlijk te roepen dat je beste 15 vriend of vriendin een bepaald bedrag krijgt. Slim 16 als je bent, dik je dat natuurlijk een beetje aan. 17 Helaas trappen ze daar niet altijd in. 18 Te doorzichtig. Zo geloofde ik zelf ook niet alle 19 zielige verhalen van ministers als ze zeiden dat ze 20 te weinig geld hadden.

21 Maar wat dan? Roepen dat je nog zo veel dingen 22 moet doen. Zoals cadeautjes kopen voor allerlei 23 verjaardagen. Naar een nieuwe film in de 24 bioscoop die je absoluut gezien moet hebben, 25 want anders tel je niet mee. Dat leuke T-shirt 26 halen dat je voor die prijs echt niet kunt laten 27 hangen.

28 Het is net als ministers die alles tegelijk willen en 29 roepen dat ze met hun 'zakgeld' niet uitkomen. 30 Daar trappen we dus ook niet snel in. Je moet 31 kiezen. Wat echt belangrijk is, doe je meteen en 32 voor de rest spaar je, je stelt je koopplannen uit of 33 je doet iets helemaal niet.

34 Wat is slim? Zorg voor een goede timing. Dat 35 betekent dat je allereerst een geschikt moment 36 moet uitzoeken om iets te vragen. Dus niet net na 37 een slecht rapport, of als je weer eens veel te laat 38 bent thuisgekomen. Ook niet aan het einde van 39 de maand, want dan kan het geld van je ouders 40 wel eens op zijn.

41 Let goed op het humeur van je ouders. 42 Vis uit wanneer het salaris binnenkomt of het 43 vakantiegeld, of de eindejaarsuitkering. Kortom, 44 zoek naar meevallers. Dat deden ministers ook 45 altijd bij mij. 46 Als alle seinen op groen staan, sla dan toe. Het 47 enige waarop het dan nog aankomt, is een goed 48 verhaal. Je kunt het best een lijst met uitgaven 49 indienen die je net iets overdrijft. Niet te veel, 50 want dan nemen je ouders je niet meer serieus, 51 maar net genoeg om nog wat wisselgeld te 52 hebben in de onderhandelingen.

53 Vergeet vooral niet te 'indexeren', wat betekent 54 dat je zakgeld ieder jaar automatisch omhooggaat 55 omdat de prijzen stijgen. Dat heb je dan alvast 56 binnen en daarmee is de basis gelegd voor 57 verdere onderhandelingen.

58 Tot slot heb ik een teleurstellende mededeling. 59 Je ouders lezen ook de krant en hebben deze 60 tactieken door. Je zult toch ook zelf met nieuwe 61 ideeën moeten komen, anders wordt het niks. 62 Ik wens jullie veel creativiteit en veel succes met 63 onderhandelen. Oh ja, en nog een laatste tip: geef 64 niet te snel op en wees taai!

65 Gerrit Zalm

66 Gerrit Zalm was van 1994 tot 2002 en van 67 2003 tot 2007 minister van Financiën

Opgave 11 Lees: Ik denk ... jullie, (r. 5-7) Wat gaat er volgens de schrijver nog net zo als toen hij jong was?

A Je kunt nog steeds geld uit een automaat halen. B Je kunt nog steeds geld verdienen met een

bijbaantje. C Je moet nog steeds om zakgeld vragen. D Je moet nog steeds sparen voor grote aankopen.

Opgave 12 Lees: Het is ... uitkomen, (r. 28 en 29) Waarom heeft de schrijver het woord 'zakgeld' tussen aanhalingstekens gezet?

Hij wil hiermee aangeven dat... A dit het woord is dat de ministers gebruiken. B het woord heel belangrijk is. C het woord hier eigenlijk iets anders betekent. D niet iedereen het woord kent.

Ga door op de volgende bladzijde

Opgave 13 Lees: Dat deden ... mij. (r. 44 en 45) Wat deden de ministers?

Ze vroegen om geld als ... A de schrijver een goed humeur had. B de zomervakantie begon. C er extra werk gedaan moest worden. D er onverwachts geld binnenkwam.

Opgave 14 Lees: Als alle ... staan, ... (r. 46) Wat bedoelt de schrijver met deze zin?

A Als de situatie gunstig is. B Als er geen gevaar dreigt. C Als je ouders akkoord gaan. D Als je ouders genoeg geld hebben.

Opgave 15 Lees: Vergeet vooral ... 'indexeren' ... (r. 53) Wat betekent: indexeren?

A Dat je alvast nadenkt over toekomstige onderhandelingen over je zakgeld.

B Dat je ervoor zorgt dat je je zakgeld altijd op tijd binnenkrijgt.

C Dat je met je zakgeld spaart voor de toekomst. D Dat je zakgeld evenveel stijgt als de prijzen.

De opgaven 16 tot en met 20 horen bij de tekst die hieronder staat. Lees eerst de hele tekst en maak daarna de opgaven.

1 Sip kijkt Sander toe. Hij zit op de bank in de 2 gymzaal. Naast hem liggen twee krukken. 3 Natuurlijk begrijpt hij wel dat gymmen met een 4 verstuikte voet niet gaat. Maar hoe moet het nou 5 met de sportdag? 6 "We doen deze les een race met handicaps", legt 7 meester Frans uit. 8 "Wat leuk", zegt Selma. "Dan kan Sander ook 9 meedoen." 10 "Je begrijpt me verkeerd", zegt de meester 11 hoofdschuddend. 12 "Hoe gaat het dan?", vraagt Dian. 13 "Het wordt een eerlijke hardloopwedstrijd. 14 Jullie gaan straks bij de start staan. Als ik fluit, 15 ren je vier rondjes om de pionnen. Zodra de 16 eerste loper over de finish komt, fluit ik af en blijf 17 je staan waar je bent. Dan draaien we ons om. 18 Ik fluit weer en we rennen allemaal terug naar de 19 start. Ik ben benieuwd wie dan wint." 20 "Goed idee meester", zegt Leonie.

21 "Tenminste, als iedereen eerlijk meedoet." 22 De race wordt een groot succes. Tot ieders 23 verbazing wint Marita, die toch niet tot de goede 24 lopers behoort. 25 "Meester", zegt ze hijgend, "met dit spelletje kan 26 Sander toch ook meedoen? Het maakt toch niet 27 uit dat hij op krukken loopt?"

28 De tweede race wordt een nog groter succes. 29 Rob komt na vier rondjes door de gymzaal als 30 eerste over de finish. Op zijn krukken heeft 31 Sander niet meer dan een halve ronde afgelegd. 32 Maar als ze zich omdraaien, gooit Sander zijn 33 krukken aan de kant en hinkt op één been naar de 34 overwinning. 35 Hij krijgt een luid applaus. 36 "Zo is het een echte gehandicaptenrace 37 geworden", zegt Vicky lachend. 38 "En wat doen we morgen, op de sportdag, met 39 Sander?", vraagt Selma zich hardop af. 40 "Kunnen we hem niet in een rolstoel in het doel 41 zetten?", stelt Rob voor. 42 "Dat is niet eerlijk", zegt Vicky. "Gelijke kansen, 43 weet je wel?"

44 De gymzaal is versierd en de tribunes zijn gevuld 45 met allemaal ouders. 46 In een lange rij staan de deelnemers van beide 47 scholen klaar om de zaal binnen te lopen. 48 Plotseling ontstaat er rumoer. Wat is er aan de 49 hand? 50 In de rij van de tegenstander zit ook iemand in 51 een rolstoel. 52 Is dat niet Rob? Wat mankeert hem? Rob rolt zijn 53 stoel tot hij voor Sander staat. Het wordt doodstil 54 in de zaal. "Wat is dit?", vraagt Sander verbaasd. 55 "Gelijke kansen", antwoordt Rob. "Twee rijdende 56 keepers in het doel. Doe je mee?" 57 "Yes!" , roept Sander. "Ik doe mee!"

Opgave 16 Lees: "Je begrijpt... hoofdschuddend, (r. 10 en 11) Wat had Selma verwacht?

A Dat meester de sportdag alleen zou laten doorgaan als Sander mee kon doen.

B Dat er nog een aparte race zou komen, zodat Sander ook mee kon doen.

C Dat ze een race gingen doen waar je ook met een verstuikte voet aan mee kon doen.

D Dat ze op de sportdag een wedstrijd tegen gehandicapte kinderen zouden doen.

Opgave 17 Lees: "Het wordt... wint." (r. 13-19) Waarom noemt de meester dit een eerlijke wedstrijd?

A Omdat alle lopers tegelijk moeten starten. B Omdat de minder goede lopers minder ver

hoeven te lopen. C Omdat de minder goede lopers ook mogen

meedoen. D Omdat het niet mogelijk is om vals te spelen bij

deze wedstrijd.

Opgave 18 Lees: Maar als ... overwinning, (r. 32-34) Hoe komt het dat Sander deze ronde wint?

A De anderen laten hem winnen. B De anderen zijn te moe om te rennen. C Hij is het dichtst bij het startpunt. D Hij kan heel snel hinkelen.

Opgave 19 Lees: In de ... rolstoel, (r. 50 en 51) Waarom zit de speler van de tegenstanders in een rolstoel?

A Hij denkt dat hij zo meer kans maakt te winnen. B Hij hoopt dat hij zo niet mee hoeft te doen. C Hij is net als Sander geblesseerd. D Hij wil zorgen dat Sander ook mee kan doen.

Opgave 20 Welke woorden passen het best bij deze tekst?

A een bijzondere dag B een leuke klas C gelijke kansen D goede vrienden

De opgaven 21 tot en met 30 bestaan uit vier zinnen. De vraag is steeds: In welke zin is het dikgedrukte woord fout gespeld?

Opgave 21 A De koeien loeiden toen ze de boer zagen. B Gisteren sprinte ik hem eindelijk voorbij. C Kadir heeft alle witte auto's geteld. D Sabrina feestte de hele nacht door.

Opgave 22 A Ik schaaf een gedeelte van de kaas. B Nico plonst opeens het water in. C Onno raakte voorzichtig de muur aan. D Zijn ouders zijn naar Duiven verhuist.

Opgave 23 A Het dansfeest vind plaats op het strand. B Ik vermoed dat hij ziek gaat worden. C Pim staart de hele dag naar buiten. D Waarom stemden de kijkers op Rianne?

Opgave 24 A Dat voetbalteam streedt om de Europacup. B Hij verroerde zich niet in de wiebelige kano. C Ik raad je aan een warme trui aan te trekken. D Lou verheugt zich op de komst van zijn tante.

Opgave 25 A De kinderen protesteerden tegen de straf. B Mitchell spelt zijn naam aan de telefoon. C Oma wil op haar gemak het eten bereidden. D Sara barstte midden op straat in snikken uit.

Opgave 26 A Het nieuw ingerichte huis zag er prachtig uit. B De juf haaste zich om op tijd in de klas te komen. C Laad jij maar vast de vakantiespullen in de auto. D Onze school steunt een goed doel met de

kerstmarkt.

Opgave 27 A Beloofde je tante morgen langs te komen? B Deze brutale jongen bekend zijn ongelijk. C Heeft de bergbeklimmer de top bereikt? D Mijn grootvader is benoemd tot voorzitter.

Opgave 28 A Deze pont vervoert alleen voetgangers. B Hebben jullie dit weekend nog gezeild? C Paul deedt de deur achter zich op slot. D We besloten nog even op haar te wachten.

Opgave 29 A De bal rolt door zijn gespreide benen. B Gijs duldde absoluut geen tegenstand. C Hij slachte de dieren voor het vlees. D Wij begroetten hem heel vriendelijk.

Opgave 30 A Hij beantwoordt mijn vraag meteen. B Joris zette de afvalbak buiten. C Treedt jij vaak met je gitaar op? D Zij richtte een toneelclubje op.

Einde van deze taak

Ga niet verder voordat je toestemming krijgt

Taak Rekenen 1

Je hebt voor deze taak 35 minuten. Gebruik van je antwoordblad de kolom waarboven staat Rekenen 1.

Bij deze taak mag je uitrekenpapier gebruiken.

Opgave 1 Opgave 3

Voor het buurtfeest koopt Maartje 148 flesjes bellenblaas. Hoeveel euro kost dat ongeveer?

A € 80,-B € 120,-

C € 140,-D € 160,-

Opgave 2

Weerbericht: De winter is begonnen. Op veel plekken is al sneeuw gevallen: 60% van het land is door een witte deken bedekt !

60%: welk deel is dat?

5 dl 5000 ml

0,5 dm 3

50 cl

Welk van bovenstaande hoeveelheden is niet gelijk aan 0,5 liter?

A 0,5 dm 3

B 5 dl C 50 cl D 5000 ml

Opgave 4 Aan het einde van het schooljaar 2007/2008 verlieten 199 duizend leerlingen het basisonderwijs. 174 duizend van hen gingen naar de brugklas. Welke verhouding past hierbij?

A 1 op de 25 leerlingen ging naar de brugklas B 1 op de 7 leerlingen ging naar de brugklas C 3 op de 4 leerlingen gingen naar de

brugklas D 7 op de 8 leerlingen gingen naar de

brugklas

A - deel 5 C - deel 60

B - deel 6 D - deel

3

8

Opgave 5

Welke maat moet er staan op de plaats van het vraagteken?

A kubieke meter C meter B vierkante meter D hectometer

Opgave 6

45% van 990 =

A 22 C 445,5 B 440 D 490

Opgave 7

Peter heeft al € 750,- gespaard. Hij wil deze fiets kopen. Hij spaart daarvoor € 7,50 per week. Hoeveel weken moet hij nog sparen?

A 30 C 130 B 100 D 225

Opgave 8 Hoe spreek je dit getal uit?

23 023 023 A 23 miljoen 230 duizend 23 B 230 duizend 23 honderd 23 C 23 miljoen 23 honderd 23 D 23 miljoen 23 duizend 23

Opgave 9

Een kat slaapt gemiddeld 18 uur per dag. Welke verhouding past hierbij? Vul in: Een kat slaapt gemiddeld op de uur.

A 1 op de 18 uur C 2 op de 3 uur B 1 op de 3 uur D 3 op de 4 uur

Ga door op de volgende bladzijde

Opgave 10 Opgave 12

Lesrooster Het Brandelaer Lyceum

lesuur tijden 1 e 8.15-9.05

2 e 9.05 - 9.55 3 e 10.15-11.05 4 e 11.05-11.55 5 e 12.25-13.15 6 e 13.15-14.05

* kleine pauze tussen 2e en 3e lesuur * grote pauze tussen 4e en 5e lesuur

Hoeveel minuten duurt de grote pauze?

A 20 minuten C 70 minuten B 30 minuten D 80 minuten

Davy koopt 12 paar sokken. Hoeveel euro moet hij betalen?

A €14,- C €19,25 B €15,75 D €21,-

Opgave 11 Deze stoel is gevouwen van de bouwplaat hieronder.

Wat zijn op de bouwplaat de voorpoten van de stoel?

A B

A en C A en F

C D

B en E C en D

Opgave 13

A B C

II I D

H 1 1 1 1 1 1 h H h 3,1 3,6

Welke pijl wijst 3,355 aan op deze getallenlijn?

Opgave 14

2 m

2m 1 m

1 m

10 m

10 m

Hoeveel meter is de omtrek van deze figuur?

10

A 32 B 48

C 56 D 64

Opgave 15 Anna is geboren op 1 december 1999. Haar zusje Lotte is geboren op 1 november 2002. Hoeveel verschil in leeftijd zit er tussen de zusjes?

A 2 jaar en 1 maand B 2 jaar en 11 maanden C 3 jaar en 1 maand D 3 jaar en 11 maanden

Opgave 16

28,482 = 2 8 * ^ * 4 * .

B — 10

100

1000

Opgave 17

-h + 1

Welke breuk wijst de pijl aan op de getallenlijn?

A 3 r, 4 C

D

Opgave 19

Deze boot is helemaal gemaakt \ v v , ^ J |

Hoeveel kg weegt de boot dan ongeveer?

A 1500 kg B 15000 kg

C 150000 kg D 1500000 kg

Opgave 20

121214:4 =

A 333,2 B 333,5

C 30303,2 D 30303,5

Einde van deze taak

Ga niet verder voordat je toestemming krijgt

Opgave 18

Salma gaat deze bloembak helemaal vullen met tuinaarde. Hoeveel d m 3 tuinaarde gaat in een volle bloembak?

A 16 d m 3

B 32 dm 3

C 80 dm 3

D 128 dm 3

Taak Taal 2

Je hebt voor deze taak 40 minuten. Gebruik van je antwoordblad de kolom waarboven staat Taal 2.

De opgaven in deze taak horen bij teksten met fouten. Lees telkens eerst de tekst en maak daarna de opgaven. In sommige opgaven staat na een zin of woord: (r. ...). Dit betekent: zie regel ...

Senna (12 jaar) moet een verhaaltje schrijven over iets waar ze trots op is. Senna schrijft daarom een verhaal over de Vierdaagse in Nijmegen. Ze moet haar tekst nog wel nakijken en verbeteren.

1 De Vierdaagse

2 Mijn zus en ik werden om 5 uur 's ochtends 3 wakker gemaakt. Want dat moet als je de 4 Vierdaagse gaat lopen, moet je heel vroeg starten. 5 We werden om half 7 afgezet in Nijmegen. 6 De eerste dag ging het wel. Het was wel een 7 beetje wennen, maar we hadden het gehaald. 8 De tweede dag was loodsaai. Het was ook best 9 zwaar, omdat we over heel lange dijken moesten 10 lopen. 11 Toen we eindelijk bij de finish waren had mama 12 heel veel pijn aan haar voeten. Ze heeft, toen we 13 aan het wachten waren op mijn stiefvader, haar 14 schoenen uitgedaan. Toen mama haar voeten 15 zag, zei ze tegen ons dat flauw ging ze vallen. 16 Gelukkig deed ze dat niet. 17 Dag drie: mama was uitgevallen, dus moest 18 Coert, mijn stiefvader, ongetraind en zonder 19 goede schoenen twee dagen met ons meelopen. 20 Dag drie is ook de dag van de Zeven Heuvelen. 21 Nou, voor ons waren het de Zeven Bergen. 22 Coert was aan het einde van de dag helemaal 23 kapot, maar we hadden het weer gehaald. 24 Dag vier was het de hele dag aftellen. Bij nog 25 ongeveer 5 kilometer te gaan gingen alle soldaten 26 marcheren. Er stonden ook hoge tribunes langs 27 de weg en mensen vijf rijen dik. ledereen die 28 langs loopt, kreeg applaus. 29 Ik was toen heel erg blij dat ik het gehaald had. 30 Nu ben ik nog steeds trots op mezelf. Mijn 31 moeder is ook trots op mij, en op mijn zus, maar 32 niet op haar.

Opgave 1 Lees: Want dat... starten, (r. 3 en 4) Welk stukje moet Senna uit deze zin weghalen?

A dat moet C gaat lopen B de Vierdaagse D heel vroeg

Opgave 2 Lees: De tweede dag was loodsaai. (r. 8) Wat kan Senna het best doen met: loodsaai?

A Zo laten staan. B Vervangen door: heel donker C Vervangen door: heel saai D Vervangen door: heel zwaar

Opgave 3 Lees: Toen we ... voeten, (r. 11 en 12) Waar moet Senna een komma zetten?

A Achter: eindelijk B Achter: waren C Achter: had D Achter: pijn

Opgave 4 Lees: Toen mama ... vallen, (r. 14 en 15) Wat kan Senna het best doen met: zei ze tegen ons dat flauw ging ze vallen?

A Zo laten staan. B Vervangen door: zei ze tegen ons dat ze flauw

ging vallen C Vervangen door: zei ze tegen ons flauw dat ze

ging vallen D Vervangen door: ze zei tegen ons dat ze flauw

ging vallen

33 Senna

12

Opgave 5 Lees: Coert was ... gehaald, (r. 22 en 23) Wat kan Senna niet schrijven in plaats van: helemaal kapot?

A compleet gebroken B totaal uitgeput C verschrikkelijk moe D volledig ontspannen

Opgave 6 Lees: ledereen die ... applaus, (r. 27 en 28) Wat moet Senna schrijven in plaats van: loopt?

A gelopen B liep C liepen D lopen

Opgave 7 Lees: Mijn moeder... haar. (r. 30-32) Wat kan Senna beter schrijven in plaats van: haar?

A hem B mij C zichzelf D zij

Fedoua (12 jaar) is vorige week naar het stationsplein geweest om mee te doen met een flashmob. Deze flashmob was door haar dansschool georganiseerd om warme truiendag te promoten. Er is ook nog een leuk filmpje van gemaakt voor televisie. Fedoua mag een stukje schrijven over de dag. Dat wordt dan geplaatst op de website van de dansschool. Fedoua heeft haar verhaaltje klaar. Ze moet het nog wel even nakijken op fouten.

1 Warme truiendag

2 Vorige week was het warme truiendag. 3 Wij gingen met de hele dansklas naar het 4 stationsplein. We hadden namelijk een dans 5 ingestudeerd en dat gingen we daar opvoeren. 6 Zoiets heet een flashmob. We werden de hele 7 dag gefilmd door mensen van het televisie-8 programma Het Klokhuis. De presentatrice van 9 Het Klokhuis was er ook bij toen we de dans 10 gingen oefenen, deed zij ook mee. Dat was op het 11 schoolplein. We hebben ook bij mij in de klas 12 geoefend en dat was echt onwijs lachen. Vooral 13 toen de juf over een tafelpoot struikelde en met 14 haar hand in een pot vingerverf viel! Alles zat 15 onder de blauwe verf. Ook haar jurk. Daarvan 16 baalde ze enorm van, want hij had wel 160 euro

17 gekost. Maar we zijn ook echt wel serieus bezig 18 geweest, hoor. En daar hadden we een heel 19 goede reden voor! We deden het zodat we willen, 20 dat er meer mensen zijn die energie besparen. 21 Dat kan door de verwarming een graadje lager te 22 zetten en een warme trui aan te trekken. Als 23 iedereen dat doet, besparen we met zijn allen

24 veel energie en dat is goed voor het milieu.

25 Fedoua

Opgave 8

Lees: We hadden... opvoeren, (r. 4 en 5) Wat kan Fedoua het best doen met: dat? A Zo laten staan. B Vervangen door: degene C Vervangen door: die D Vervangen door: dit

Opgave 9 Lees: De presentatrice ... mee. (r. 8-10) In deze zin ontbreekt het woordje: en. Waar moet Fedoua dit woord toevoegen?

A Voor: toen B Voor: we C Voor: gingen D Voor: deed

Ga door op de volgende bladzijde

Opgave 10 Tristan (12 jaar) zit in groep 8 van basisschool Lees: Daarvan baalde ... gekost, (r. 15-17) De Wereld. Juf Lotte geeft de volgende opdracht aan Welk woord moet Fedoua uit deze zin weglaten? haar groep: Schrijf een kort verhaal over het dier dat

jij het leukst vindt en vertel waarom je dat zo'n leuk A enorm dier vindt B van Tristan schrijft een mooi verhaal over de hond van zijn C wel opa en oma. Hij moet de tekst nog wel nakijken op D euro fouten.

Opgave 11 1 Hond Max Lees: We deden ... besparen, (r. 19 en 20) Wat kan Fedoua het best doen met: zodat? 2 Het dier dat ik het allerleukst vind, is Max, de

3 hond van mijn opa en oma. Als ik bij opa en oma A Zo laten staan. 4 ben, laat ik hem altijd uit. Dan moet ik hem wel B Vervangen door: doordat 5 aan de lijn houden, dus Max is een wegloper. C Vervangen door: omdat 6 Als je hem loslaat, gaat hij ervandoor en pas uren D Vervangen door: voordat 7 later komt hij weer terug. Laatst was ik met mijn

8 opa en oma een weekendje mee naar hun Opgave 12 9 caravan, die op een vaste plek staat op een Lees: Als iedereen... milieu, (r. 22-24) 10 camping op de Veluwe. Max ging ook mee. Hij is Fedoua wil duidelijk maken dat het heel belangrijk is 11 heel erg gek op autorijden. Als je de achterklep wat ze hier zegt. Wat kan ze dan het best doen met de 12 van de auto opendoet, springt hij er snel in. punt achter: milieu?

13 Het was een heel leuk weekend. Zondagavond A Zo laten staan. 14 zouden we weer terug naar huis gaan. Mijn opa B Vervangen door: : (dubbele punt) 15 zei: "Ga jij Max maar even uitlaten. Loop maar C Vervangen door: ! (uitroepteken) 16 een flink stuk langs de bosrand. Maar denk erom D Vervangen door: ? (vraagteken) 17 dat je hem wel aan de lijn houdt."

Opgave 13 18 Ik ging dus lopen met Max. Toen we een heel Waar kan Fedoua het best met een nieuwe alinea 19 eind gelopen hadden, stond Max plotseling beginnen? 20 ineens stil en draaide zich om. Zijn oren stonden

21 recht overeind. Ik dacht dat hij een haas hoorde A Bij: We ... (r. 4) 22 of zo. Bij ons in de tuin zitten ook wel eens hazen. B Bij: Dat... (r. 10) 23 Toen zette hij het op een lopen. Ik kon hem niet C Bij: Alles ... (r. 14) 24 meer houden. Ik liet de riem los en rende achter D Bij: Maar ... (r. 17) 25 hem aan. Toen ik bij de caravan kwam, stond de

26 achterklep van de auto open en Max zat in de Opgave 14 27 achterbak. Mijn opa stond er lachend bij. Een stukje tekst is overbodig. Welk stukje kan Fedoua het best weglaten? 28 Ik wist dat honden goeie oren hadden, maar dat

29 Max van zo ver kon horen dat de achterklep A Vorige week ... truiendag. (r. 2) 30 openging,... B De presentatrice ... mee. (r. 8-10) C Ook haar... gekost, (r. 15-17) 31 Tristan D Als iedereen ... milieu, (r. 22-24)

Opgave 15 Na welke zin kan Tristan het best een witregel tussenvoegen?

A Na: uit. (r. 4) B Na: terug. (r. 7) C Na: om. (r. 20) D Na: hazen. (r. 22)

14

Opgave 19 Lees: Ik ging ... om. (r. 18-20) In de zin staat er iets dubbelop. Wat moet Tristan weglaten om de zin te verbeteren?

A lopen B met Max C een heel eind D ineens

Opgave 20 Lees: Ik wist... openging, ... (r. 28-30) Wat kan Tristan het best schrijven op de plaats van de puntjes na: openging, (r. 30)?

A dat begrijp ik niet. B dat had ik niet gedacht. C dat is echt een wonder. D dat is nogal logisch.

Einde van dit Opgavenboekje

Opgave 16 Eén zin in de tekst is overbodig. Welke zin kan Tristan het best weglaten?

A Als ik ... uit. (r. 3 en 4) B Hij is ... autorijden, (r. 10 en 11) C Ik ging ... Max. (r. 18) D Bij ons ... hazen (r. 22)

Opgave 17 Lees: Dan moet... wegloper, (r. 4 en 5) Wat kan Tristan het best doen met: dus?

A Zo laten staan. B Vervangen door: maar C Vervangen door: ofwel D Vervangen door: want

Opgave 18 Lees: Zondagavond zouden ... gaan. (r. 13 en 14) Wat kan Tristan het best doen met: ... zouden we weer terug naar huis gaan?

A Zo laten staan. B Vervangen door: ... waren we weer terug naar

huis gegaan C Vervangen door: ... zijn we weer terug naar huis

gegaan D Vervangen door: ... zullen we weer terug naar

huis gaan 15