Groep 7 Samenvatting aardrijkskunde hoofdstuk 5 “Oude fabrieken ...

3
Groep 7 Samenvatting aardrijkskunde hoofdstuk 5 “Oude fabrieken, nieuwe kansen” Overal ter wereld staan fabrieken. Maar die fabrieken zijn niet overal hetzelfde. In Nederland ( en in andere West-Europese landen ) worden fabrieken vaak vernieuwd. Zodra er nieuwe, schonere machines komen worden die gebruikt. Hier maken we dus gebruik van moderne apparatuur. In een aantal Oost-Europese landen is dit wel anders. Zolang de machines voldoende produceren, worden ze niet vervangen. In Polen bijvoorbeeld. Hier zijn ze niet zo rijk en maken dus lang gebruik van oude machines. Deze zijn slecht voor het milieu. Neem bijvoorbeeld een staalfabriek. Om ijzererts te smelten heb je veel brandstof nodig. Hiervoor wordt steenkool gebruikt. Bij de verbranding van steenkool komen gassen vrij. Deze zorgen voor veel vervuiling. Ook komen er kooldeeltjes in de grond en in het water. Om dit te voorkomen kunnen er filters worden geplaatst. In Polen hoeven fabriek zich pas sinds kort aan de milieuregels te houden, maar dat betekent…nieuwe machines. En dat kan Polen nog niet betalen!! In Europa staan veel fabrieken. En niet alleen in Polen komen verouderde fabrieken voor. In veel andere Oost-Europese landen ook. Maar ook in een aantal West-Europese landen, zoals Noord-Engeland, Noord-Frankrijk en Zuid-België. Vroeger was het grootste land ter wereld de Sovjetunie. Sinds 1991 bestaat dat niet meer. Na de tweede wereldoorlog had de Sovjetunie het in Oost-Europa het voor het zeggen. Er liep een zogenaamd ijzeren gordijn. Daarbinnen vielen alle landen van Oost-Europa die vielen binnen het gezag van de Sovjetunie.

Transcript of Groep 7 Samenvatting aardrijkskunde hoofdstuk 5 “Oude fabrieken ...

Groep 7 Samenvatting aardrijkskunde hoofdstuk 5

“Oude fabrieken, nieuwe kansen”

Overal ter wereld staan fabrieken. Maar die fabrieken zijn niet overal

hetzelfde. In Nederland ( en in andere West-Europese landen ) worden

fabrieken vaak vernieuwd. Zodra er nieuwe, schonere machines komen worden die

gebruikt. Hier maken we dus gebruik van moderne apparatuur. In een aantal

Oost-Europese landen is dit wel anders. Zolang de machines voldoende

produceren, worden ze niet vervangen. In Polen bijvoorbeeld. Hier zijn ze niet zo

rijk en maken dus lang gebruik van oude machines. Deze zijn slecht voor het

milieu.

Neem bijvoorbeeld een staalfabriek.

Om ijzererts te smelten heb je veel brandstof nodig. Hiervoor wordt steenkool

gebruikt. Bij de verbranding van steenkool komen gassen vrij. Deze zorgen voor

veel vervuiling. Ook komen er kooldeeltjes in de grond en in het water. Om dit te

voorkomen kunnen er filters worden geplaatst. In Polen hoeven fabriek zich pas

sinds kort aan de milieuregels te houden, maar dat betekent…nieuwe machines.

En dat kan Polen nog niet betalen!!

In Europa staan veel fabrieken. En niet alleen in Polen komen verouderde

fabrieken voor. In veel andere Oost-Europese landen ook. Maar ook in een aantal

West-Europese landen, zoals Noord-Engeland, Noord-Frankrijk en Zuid-België.

Vroeger was het grootste land ter wereld de Sovjetunie. Sinds 1991 bestaat dat

niet meer. Na de tweede wereldoorlog had de Sovjetunie het in Oost-Europa het

voor het zeggen. Er liep een zogenaamd ijzeren gordijn. Daarbinnen vielen alle landen van Oost-Europa die vielen binnen het gezag van de Sovjetunie.

De groene lijn is het IJzeren gordijn, rechts daarvan alle landen die horen bij de

Sovjet-Unie.

De Sovjet-Unie bepaalde wat er in elk land wel en wat niet mocht. Er was in de

Sovjet-Unie maar 1 politieke partij, de communistische. Zij bepaalden alles voor

de mensen. Ze kregen woonruimte en werk. De regering bepaalde ook hoe lang ze

moesten werken en hoeveel ze verdienden. Het eten was goedkoop, de dokter

gratis en iedereen had werk en eten. Maar………………ze mochten geen kritiek

hebben op de regering. Deed je dat wel, dan kwam je in de gevangenis.

De communistische regering bepaalde ook waar fabrieken moesten komen en wat

die moesten maken. De regering kocht ook alles op. Er was dus ook geen

concurrentie.

In 1989 werden de landen in Oost-Europa weer eigen baas. In 1991 is de Sovjet-

Unie opgesplitst in 15 zelfstandige landen. ( het grootste is Rusland ).

Na een tijdje was niet iedereen daar blij mee. Mensen mochten nu ook in West-

Europa spullen gaan kopen. Deze waren vaak beter dan in hun eigen land. Er kwam

ook concurrentie en veel mensen verloren hun baan. West-Europeanen gingen met

hun fabrieken naar deze landen, want arbeiders zijn daar veel goedkoper. Vooral

in Roemenië en Bulgarije is nog veel armoede. In Tsjechië, Polen en Hongarije

gaat het al wat beter.

In Oost-Europa heeft niet elk volk zijn eigen land. Door alle oorlogen zijn volken

gesplitst of kwamen verschillende volken in 1 land te wonen. Bijvoorbeeld

Roemenië. Hier wonen Roemenen en Hongaren. Zij hebben een andere taal,

andere feestdagen en andere gewoontes. Er wonen ook nog veel mensen die Duits

spreken en veel zigeuners. Je snapt natuurlijk wel dat zo veel verschillen in een

land wel eens kan leiden tot ruzie.

Vroeger bestond bijvoorbeeld nog het land Tsjecho-Slowakije.

In 1993 is het land opgesplitst in Tsjechië en in Slowakije. Tsjechië is

welvarender dan Slowakije. Er staan meer fabrieken en er zijn meer

grondstoffen.

Een gedeelte dat zelfstandig is geworden is de Baltische driehoek (Estland,

Letland en Litouwen).

Hier wonen nog wel veel Russen, omdat ze hier betere banen kregen.