Groenbeheer een verhaal met toekomst

16
Groenbeheer een verhaal met toekomst Martin Hermy in samenwerking met afdeling Bos & Groen en Velt

description

Het boek Groenbeheer, een verhaal met toekomst biedt specifieke kennis en een beleidskader voor het ontwerp en beheer van goed openbaar groen. Talrijke voorbeelden geven informatie op maat van milieu- en duurzaamheidsambtenaren, technische en groendienst, milieuraadsleden, leefmilieuschepenen en de openbare bibliotheek. www.velt.nu

Transcript of Groenbeheer een verhaal met toekomst

Page 1: Groenbeheer een verhaal met toekomst

Groenbeheer een verhaal met toekomst

Martin Hermy in samenwerking met afdeling Bos & Groen en Velt

Page 2: Groenbeheer een verhaal met toekomst
Page 3: Groenbeheer een verhaal met toekomst
Page 4: Groenbeheer een verhaal met toekomst

Colofon

Groenbeheer, een verhaal met toekomst

Martin Hermy in samenwerking met Mieke Schauvliege

(afdeling Bos & Groen) en Greet Tijskens (Velt)

2005

een uitgave van Velt vzw

Uitbreidingstraat 392c, 2600 Berchem

Foto’s:Y.D.Nature

(tenzij anders vermeld; M.H.: Martin Hermy, D.V.: Dirk Vandromme,

J.H.: Johan Heirman, E.R.: Erik Rombaut, E.F.: Evelyne Fiers,

S.H.: Sofie Hoste, J.M.: Jeroen Mentens)

Redactie: Frederika Hostens

Ontwerp, illustraties en productie:Aanzet/Making Magazines, Gent

Druk: New Goff, Mariakerke

Wijze van citeren: Hermy, M., Schauvliege, M. en Tijskens, G. 2005.

Groenbeheer, een verhaal met toekomst.Velt in samenwerking met

afdeling Bos & Groen, Berchem.

D/2005/3489/1

ISBN 90-8066-222-4

Alle rechten voorbehouden.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,

mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige ander manier zonder voorafgaande

schriftelijke toestemming van de uitgever.

Page 5: Groenbeheer een verhaal met toekomst

Groenbeheer een verhaal met toekomst

Martin Hermy in samenwerking met

Mieke Schauvliege (afdeling Bos & Groen) en Greet Tijskens (Velt)

Page 6: Groenbeheer een verhaal met toekomst

2

“We moeten ons bij de natuurontwikkeling niet meer laten leiden door het ideaal-

beeld van een oernatuur die verloren is gegaan en die we terug kunnen winnen, als

we daar maar grote lappen grond voor inruimen en er zelf uit wegblijven,” zegt de

Nederlandse landschapsfilosoof Petran Kockelkoren in het boek ‘Nieuwe Natuur. Re-

portages over veranderend landschap’ (Ambo, Amsterdam, 1998). “We kunnen ons

beter concentreren op de vraag wat voor natuur je kunt creëren binnen de heden-

daagse grootindustriële technotoop. In de stad, bijvoorbeeld (...) Natuur heeft niet per

se een eigen ongestoord territorium nodig. Onze bezorgdheid erover heeft minder

met de biodiversiteit zelf te maken, als met het gevoel dat het landschap in korte tijd

is dichtgeslibd met wegen, woonwijken en bedrijventerreinen. De klassieke natuurge-

bieden moeten we natuurlijk sparen, en blijven onderhouden, maar het mag niet zo

zijn dat de oernatuur een belangrijker plaats op de politieke agenda krijgt dan ‘ver-

groening’ van de infrastructuur.”

Daarover gaat dit boek: over de (noodzaak van) ‘vergroening’ van de stedelijke ruim-

te. In een sterk verstedelijkte regio zoals Vlaanderen – sommigen beschrijven Vlaande-

ren zelfs als één grote ‘nevelstad’ – is dat een belangrijk onderwerp. Men kan alleen

maar hopen dat het eindelijk ook op politiek vlak de aandacht krijgt die het verdient.

Dus niet als een marginaal aspect van het natuur- en stedenbeleid, maar als een we-

zenlijk onderdeel daarvan. Hopelijk kan dit boek daartoe bijdragen. Het is alleszins de

eerste keer dat dit onderwerp op zo’n omvattende wijze in kaart gebracht wordt. Niet

vanuit een planologisch, architecturaal, cultuur-historisch of sociologisch betoog – die

aspecten komen uiteraard ook aan bod – maar uitdrukkelijk vanuit een ecologisch

perspectief.

Het boek is bedoeld als een naslagwerk en kan in zekere zin zelfs beschouwd worden

als een handleiding bij de nieuwe visie over ‘Harmonisch Park- en Groenbeheer’ van

de afdeling Bos & Groen van de Vlaamse Gemeenschap? Groenbeheer, zo heet het in

het inleidend hoofdstuk, speelt zich voornamelijk af in de directe nabijheid van de

mens, in de directe woon-, ontspannings- en werkomgeving en heeft een fundamen-

teel mensgerichte doelstelling. Natuurbeheer daarentegen concentreert zich meer op

het buitengebied en, hoewel ook ten behoeve van de mens, staat het duurzame be-

houd van de biodiversiteit die van nature in een regio voorkomt, op de voorgrond.

Maar, zo wordt eraan toegevoegd, “het lijkt er sterk op dat we op een kruispunt zijn

aangekomen, waar groen- en natuurbeheer elkaar de hand reiken. Dit betekent niet

dat er geen onderscheid meer bestaat, wel dat het raakvlak tussen beide groter wordt

en ze bijna naadloos in elkaar kunnen overgaan.”

Belangrijk daarbij is dat de ‘stedelijkheid’ niet langer als een perversiteit of een nood-

zakelijk kwaad wordt beschouwd, als de tegenpool van ‘natuurlijkheid’. Maar dat de

stad integendeel bekeken wordt als een specifiek ecosysteem, met eigen kenmerken

en eigen waarden, anders dan – maar niet minderwaardig aan – het buitengebied. En

dat hier ook andere prioriteiten kunnen en moeten gelden, onder meer door wat de

‘fundamenteel menselijke doelstelling’ genoemd wordt.

Ik hoop dan ook dat dit boek een einde kan maken aan de steriele discussies over het

al dan niet gebruiken van exoten in stedelijke aanplantingen, over welke tuin- of

parkstijl het meest natuurlijk of ecologisch verantwoord is, of over de vraag wat het

belangrijkste is: meer ‘ongerepte, échte natuur’ in bossen en natuurreservaten of

Page 7: Groenbeheer een verhaal met toekomst

meer ‘cultuurgroen’ in en om de stad. Laten we eindelijk erkennen dat het denken in

termen van ruimtelijke scheiding van ‘natuur’ en ‘cultuur’ eigenlijk een anachronisme

is in een land waar de meerderheid van de bevolking in een verstedelijkte omgeving

woont, en waar zelfs de meest ‘natuurlijke natuur’ een culturele component heeft, in

de zin van: bestaat bij de gratie van menselijke tussenkomst, gewild of ongewild.

Laten we met andere woorden aanvaarden dat natuur en cultuur geen onverzoenba-

re vijanden zijn, maar dat de ‘natuur’ en de ‘cultuur’ in ons verstedelijkte en uiteinde-

lijk helemaal ontworpen land gedoemd of geroepen zijn om samen te leven. En dat

we, zoals in dit boek gebeurt, moeten zoeken naar methoden om dat op een zo har-

monieus mogelijke manier te laten verlopen.

Paul Geerts

3

Page 8: Groenbeheer een verhaal met toekomst

4

� LeeswijzerVlaanderen kent net zoals veel andere regio’s in de wereld een enorme verstedelijkingsdruk.

Steden en bebouwing lopen als een olievlek uit over de open ruimte.

Als verstedelijking ondoordacht gebeurt, komt de leefbaarheid in onze steden in het gedrang.

Het gevolg daarvan is, dat nog meer mensen de stad ontvluchten. Groen kan positieve impulsen

geven aan die leefbaarheid. Groen levert mensen een oase van rust en heeft een veel grotere

psychologische waarde dan we wel beseffen.

Is het daarom dat de interesse bij het publiek voor groen groter lijkt dan ooit tevoren? Kijk maar

naar de vele tuinbeurzen en tuinreizen, of naar de tuintijdschriften en andere uitgaven die elk

jaar weer worden gepubliceerd. De ‘tuinrage’ blijft zeker niet beperkt tot België of Vlaanderen.

Ook in de ons omringende landen is tuin- of groenaanleg en -inrichting een sterk groeiende en

belangrijke economische sector, vaak van groot commercieel belang.

Dit vertaalt zich helaas niet in groene aandacht bij renovatie en nieuwe realisaties. Groen komt

meestal pas in laatste instantie aan bod, als een pure aankleding van de infrastructuur. Het wordt

niet geïntegreerd in het ontwerpproces of wordt er om economische redenen op korte termijn

zelfs uit geschrapt.

Dit boek wil hierop een antwoord bieden. Het poogt én aantrekkelijk te zijn én bij te dragen tot

een betere kennis, beheer en ontwikkeling van ons groenpatrimonium – vooral in de steden en

verstedelijkte gebieden.

We vertrekken in dit boek van een visie, een visie waarin groen een ruggengraat vormt voor een

moderne maatschappij.

Het eerste hoofdstuk biedt niet alleen een overzicht van de talrijke functies die groen vervult,

het toont ook aan dat groen en groenbeheer hoekstenen zijn voor een meer duurzame ontwik-

keling van steden en verstedelijkte gebieden.

Maar een (nieuwe) visie vertrekt het best vanuit een kijk op het verleden. Immers, groen is een

levende materie en de ontwikkeling ervan vergt (veel) tijd. Groen is dus ook een erfenis van het

nabije of het verre verleden en in die optiek ook een afspiegeling van de omgang van de mens

met planten en de natuur door de tijd heen. Groen is derhalve ook niet los te koppelen van ge-

bouwen en cultuur.Hoewel het niet de bedoeling is een overzicht te geven van de tuin- en park-

geschiedenis – hiervoor bestaan al diverse werken – is een korte terugblik noodzakelijk

(hoofdstuk 2).

Groenbeheer speelt zich vooral af in de directe nabijheid van gebouwen en van weginfrastruc-

tuur. Dat soort plaatsen kent min of meer specifieke milieucondities; steden zijn bijvoorbeeld be-

kend als ‘warmte-eilanden’. Binnen een context van een duurzamer beheer is het belangrijk dat

plantensoorten goed aangepast zijn aan de specifieke standplaats waarin ze terechtkomen. Stand-

plaatsgeschikte begroeiingen gaan immers langer mee en vergen minder onderhoud. De sponta-

ne uitingen van flora en fauna in stedelijke en verstedelijkte gebieden zijn belangrijke getuigen

van deze standplaatsomstandigheden. In het hoofdstuk over stadsecologie gaan we hierop dieper

in (hoofdstuk 3).

Hoofdstuk 4 gaat in op het ontwerp. Dit gebeurt vanuit een geïntegreerde invalshoek en in het

perspectief van de voorgaande hoofdstukken. Het ontwerp is de eerste voorwaarde opdat groen

optimaal zijn vele functies zou vervullen. Bovendien vertrekt een goed ontwerp van de beper-

kingen van uitgangssituaties en -omstandigheden, besteedt het aandacht aan de keuze van mate-

rialen en houdt het rekening met het beheer nadien.

Daarna lijkt het hoog tijd om concrete groenelementen en hun beheer te bekijken.

Gekozen werd voor een benadering vanuit de standplaats/groeiplaats om van daaruit planten-

Page 9: Groenbeheer een verhaal met toekomst

keuze, toepassing, beheer, mogelijke problemen... te belichten. De keuze viel op – naar het oor-

deel van de partners – belangrijke elementen. Minder bekende en/of nieuwe ontwikkelingen

worden daarbij niet uit de weg gegaan.

Eerst wordt het beheer van vegetaties op verhardingen behandeld: een niet onbelangrijk onder-

deel in het licht van het massale gebruik van halfgesloten verhardingen.Vervolgens wordt aan-

dacht besteed aan groene gevels of ‘verticale tuinen’ zoals ze wel eens genoemd worden. Omdat

ze zo weinig oppervlakte innemen, zijn ze vrijwel overal inzetbaar. Daarna volgt de kroon op de

stad: de aanleg van groendaken, gaande van eenvoudige vetkruidenvegetaties tot ingewikkelde en

volwaardige daktuinen. De groene krassen op oude stenen brengen vervolgens het verhaal van

vegetaties op muren. En wat zouden steden en dorpen zijn zonder bomen – net als een bos zon-

der bomen? Een hoofdstuk over bomen mocht niet ontbreken.

Ondanks de veelheid aan tuinboeken is een pleidooi voor meer duurzame en natuurvriendelijke

tuinen ook hier op zijn plaats. Parken zijn meer dan een verzameling van alle voorgaande ele-

menten: zij verdienden een apart hoofdstuk. De recente ontwikkelingen inzake Harmonisch

Park- en Groenbeheer bieden een nieuwe kijk op deze complexe groenelementen.Ten slotte

wordt ook stilgestaan bij water als bondgenoot voor een meer duurzame stadsontwikkeling.

Water en groen vormen immers samen de basisbouwstenen voor een blauw-groen netwerk.

Naast deze 12 hoofdstukken wordt tevens een aantal onderwerpen in kleinere intermezzo’s be-

handeld (zie inhoudstafel).

Om het geheel beter toegankelijk te maken is het boek voorzien van een uitgebreide index en

een verklarende woordenlijst.

Aan dit boek werkten verschillende auteurs mee die gevraagd werden om hun specifieke visie en

ervaring. Dat was een bewuste keuze, want net als het groen op zich is ook de kennis op het vlak

van groen in Vlaanderen heel versnipperd. Op die manier is het boek als een bundeling van heel

wat expertise te beschouwen.

Dit boek heeft een missie – een meer leefbare wereld door meer en beter groen – en we denken

dat deze haalbaar is.We hopen dat dit boek, zowel de geïnteresseerde leek als studenten, beleids-

mensen en vaklui kan overtuigen om er met volle kracht tegen aan te gaan, want groenbeheer is

een verhaal met toekomst!

Martin Hermy, Mieke Schauvliege en Greet Tijskens

5

Page 10: Groenbeheer een verhaal met toekomst

6

Page 11: Groenbeheer een verhaal met toekomst

Hoofdstuk 1

Groen, ruggengraat voor een hedendaagse maatschappij

Hoofdstuk 2

Evolutie van het stedelijk groen in Vlaanderen

Hoofdstuk 3

De stad als ecosysteem

Hoofdstuk 4

Ontwerpen voor duurzaamheid

Hoofdstuk 5

Muurvegetatie, groene krassen op oude stenen

Hoofdstuk 6

Vegetaties op verhardingen, van tekentafel tot borstelmachine

Hoofdstuk 7

Groene gevels, levende stad

Hoofdstuk 8

Groendaken, kroon op de stad

Hoofdstuk 9

Kiezen voor bomen

Hoofdstuk 10

Tuinen in de stad

Hoofdstuk 11

Parken ver en dichtbij

Hoofdstuk 12

Water en natuur, partners voor een leefbare stad

7

Page 12: Groenbeheer een verhaal met toekomst

“De krassen op oude meubels maken ze antiek;

onze maatschappij is bereid om er veel geld voor te betalen.

Deze onvolmaaktheden, ook als ‘de tand des tijds’ aangeduid,

vertellen een bewogen geschiedenis en

maken het antiek authentiek en begerenswaardig.

Niemand zal het ontkennen, krassen horen bij antiek.”

Muurvegetatie, groene krassen op oude stenen

Martin Hermy & Brecht Vermote

Page 13: Groenbeheer een verhaal met toekomst

Muurplanten horen thuis op oude, verweerde muren. Het zijn de ‘krassen’ die deze

muren tot antiek maken en ze een authentiek en oud uiterlijk geven. Bovendien dan-

ken veel oude muren en gebouwen hun schoonheid aan de kleurrijke vegetatie erop.

De gelige tinten van de Muurbloem geven het gebouw een zuiders en eerbiedwaardig

cachet. Nochtans worden muurvegetaties op muren vaak niet geduld; ze zouden

slecht zijn voor de stabiliteit van de muur. Horen krassen en antiek dan toch niet

samen?

Muren zijn typische producten van de mens en zijn activiteiten. Onbedoeld hebben

zich daarop in de loop van de tijd spontaan allerlei plantensoorten gevestigd. Ecolo-

gisch bekeken zijn muren het best te vergelijken met rotsformaties. Muren vormen zo

een soort van surrogaatmilieu voor rotsplanten. Muurplanten zijn als het ware de rots-

bewoners van de lage landen (11). ‘Surrogaat’ suggereert ook dat de echte rotsmilieus

een veel rijkere flora hebben. En inderdaad, Brandes (6) vond dat van de 56 inheemse

soorten, die kenmerkend zijn voor varengemeenschappen in Duitsland, slechts een-

derde op secundaire standplaatsen, zoals muren, voorkomt.

Nogal wat soorten muurplanten komen oorspronkelijk uit de gebergten van Zuid- en

Midden-Europa waar rotsen en puinhellingen hun natuurlijke milieu vormen. Voor-

beelden hiervan zijn Grote leeuwenbek, Muurleeuwenbek (fig. 5-1), Muurbloem,

Stengelomvattend havikskruid en Gele helmbloem. Vaak zijn ze ooit als artsenij- en/of

siergewassen in onze streken terechtgekomen en vanuit abdij- en kloostertuinen zijn

ze verwilderd (6; 14).

216

FIGUUR 5-1

Muurleeuwenbek komt in grote

delen van West-Europa voor;

het oorspronkelijke areaal was

echter beperkt tot de gebergten

rond de Adriatische zee (30).

Page 14: Groenbeheer een verhaal met toekomst

Uit onderzoek blijkt dat plantensoorten die uitsluitend of bij voorkeur op muren voor-

komen de laatste decennia sterk in aantal zijn achteruitgegaan (14). Hier is de sloop-

en restauratiewoede niet vreemd aan. Maar ook kunnen oude muren zeer onstabiel

geworden zijn en een gevaar opleveren voor de voorbijganger. Vaak worden de plan-

ten erop als de boosdoener veroordeeld. Maar is dit terecht? Feit is dat in veel ge-

vallen heel lang gewacht wordt met restauratie en dat, als het dan uiteindelijk toch

gebeurt, de planten op de muur zorgvuldig verwijderd worden. De krassen van het

antiek worden cosmetisch behandeld en een nieuwe, egale, maar ook doodse muur is

het resultaat. Waarom mogen de krassen geen krassen blijven?

Er bestaat niet veel wetenschappelijk onderzoek rond muurvegetaties. Het beperkt

zich bovendien meestal tot inventarisaties. Vooral in Nederland zijn er veel inventa-

risaties gemaakt van de muurflora (bv. Utrecht, Maastricht, Amsterdam, Haarlem,

Rotterdam). Daarnaast zijn er ook beperkt experimenten uitgevoerd rond plantvrien-

delijke restauraties. In Vlaanderen is de inventarisatie van muurplanten (o.a. Brugge,

Damme, Gent, Leuven, Sint-Truiden, Tongeren) nog zeer onvolledig. Dergelijke inven-

tarisaties en experimenten doen het besef groeien dat ook muurplanten een integraal

deel uitmaken van onze flora en aandacht en bescherming verdienen omwille van een

aantal redenen, die in tabel 5-1 worden samengevat.

In dit hoofdstuk geven we enerzijds een overzicht van de situaties waarin muur-

planten voorkomen en welke muurplanten er kunnen optreden. Anderzijds proberen

we te begrijpen welke factoren het voorkomen van deze plantensoorten beïnvloeden,

hoe het kolonisatieproces verloopt en hoe we hiermee kunnen omgaan. Het uiteinde-

lijke doel is zowel de oude muren als de muurvegetaties duurzaam te laten voort-

bestaan.

217

TABEL 5-1

Redenen om zuinig om te

springen met muurplanten-

vegetaties (8) en ze dus te

beschermen.

■ Muurplanten zorgen voor een fleurig aanzien van onze steden.

■ Veel oude gebouwen, keermuren, vrijstaande muren danken een deel van hun

schoonheid en waarde aan muurvegetaties.

■ Muurplanten zijn educatief en bij iedereen in de buurt te vinden.

■ Muurplanten hebben een natuurwaarde: ze vertegenwoordigen rotsplanten die anders

in onze streken niet zouden voorkomen.

■ Muurplanten hebben een ecologisch belang: ze groeien hier dikwijls op de rand van

hun verspreidingsgebied en kunnen daardoor genetisch afwijkend zijn en zo waardevol

genetisch materiaal voor hun soort leveren.

■ Oude muren zijn niet enkel rijk aan planten, ook (zeldzame) dieren vinden er eventueel

een thuis (bv. muurhagedis). Ook zij worden mee beschermd bij bescherming van

de aanwezige muurvegetatie.

Page 15: Groenbeheer een verhaal met toekomst

� MuurtypesDe meeste muren van huizen en andere gebouwen zijn zo droog en zo egaal van structuur

dat diasporen (vruchten, zaden, sporen) van planten er geen kans krijgen om te kiemen.

Muren waarop muurvegetaties wel kunnen voorkomen, worden ingedeeld in verschillende

types (6; 8; 14; 24; 33; 38) (fig. 5-2):

„ keermuren

• muren die tot in het water reiken

• muren die niet tot in het water reiken

„ vrijstaande muren (ook wel droge muren genoemd)

„ muren van oude gebouwen

„ overige muren (o.m.van water- en rioolputten)

Keermuren hebben maar één vrije wand, tegen de andere zijde is grond aangebracht.Tot de

keermuren die in het water doorlopen, behoren o.a. kaai-, brug- en sluismuren. Deze zijn voor-

al in het onderste gedeelte, door opspattend water en door de zuigwerking van de stenen in de

muur, erg vochtig. Door de erosieve werking van water wordt bovendien metselspecie verwij-

derd, zodat er vrij snel spleten ontstaan waar sediment zich kan afzetten. Ook ter hoogte van de

waterlijn wordt er vaak allerhande materiaal (afval, plantenresten, slib) afgezet. Hier groeien dan

ook vaak moerasplanten, hogerop op de eigenlijke muur meer varens en andere muurplanten.De

moerassoorten (bv. Kattenstaart,Wolfspoot,Waterzuring) zijn meestal aangevoerd via het water

(hydrochorie) van buiten de stad. Ze zijn noch urbanofoob, noch urbanofiel (zie hoofdstuk 3); ze

zijn in de eerste plaats afhankelijk van water en oevers.

Keermuren die niet tot in het water doorlopen, worden voornamelijk van binnenuit van vocht

voorzien. De achterliggende grond vormt een soort spons die water kan stockeren en van waar-

uit de muur water opzuigt.Terrasscheidingsmuren, fortificaties, perronkanten, stadswallen (bv. die

van Leuven,Tongeren, Ieper) behoren dikwijls tot dit type. Door hun hoge ouderdom hebben ze

vaak belangwekkende muurvegetaties. Ze zijn normaal minder vochtig dan het voorgaande type.

218

FIGUUR 5-2

De belangrijkste muurtypes (6).

1 = keermuur tot in het water doorlopend;2 = keermuur;3 = vrijstaande muur;4 = muur van gebouw.

1

2

3

4

Page 16: Groenbeheer een verhaal met toekomst

Soms fungeren muren onderaan als keermuur en in het bovenste gedeelte als vrijstaande muur;

mengvormen komen dus voor.

Vrijstaande muren hebben, veel meer dan keermuren, regenwater als belangrijkste vochtbron.

De muur is daardoor bovenaan (en door opzuigen van grondvocht helemaal onderaan) vochtig.

In de volle zon verliest hij snel vocht waardoor hij dikwijls te droog wordt voor muurplanten.

Korstmossen komen er wel frequenter voor, tenminste als luchtvervuiling geen al te groot pro-

bleem is. Muren rond kerkhoven zijn dikwijls van dit type. Dergelijke oude muren kunnen zeer

waardevolle varen- en korstmossenvegetaties hebben. In Schotland en de gebergten van Midden-

Europa waren vrijstaande muren een gewone verschijning. Ook in België werden ze hier en daar

ooit frequent gebruikt (bv. Hansbeke, Durbuy).

Muren van oude gebouwen (bv. kerken, kloosters en kastelen) herbergen vaak rijke muurve-

getaties (bv. ruïnes van Sint-Baafs in Gent).Veel van deze muren zijn opgetrokken uit natuur-

steen. Die is qua hardheid minder homogeen dan baksteen, waardoor hij sneller verweert.

Onder de overige muren moeten we zeker op oude waterputten en vooral rioolputten wijzen,

tenminste voor zoverre er licht invalt. Soms herbergen ze behoorlijke populaties van bv.Tongva-

ren. Daarnaast zijn er ook tijdelijke standplaatsen op muren door bijvoorbeeld lekkende dakgo-

ten. Meestal duiden grotere, gewoonlijk vrij algemene varensoorten zoals Brede stekelvaren of

Wijfjesvaren op vochtige plekken in muren. Daar kan een muurvegetatie zich overigens zeer snel

vestigen (enkele jaren is al voldoende). Dergelijke situaties zijn problematisch: het behoud van de

muurvegetatie weegt niet op tegen de eventuele schade aan het gebouw.

� Flora en vegetatie

Waar op de muur?

Muurvegetaties worden in de eerste plaats gevonden op oude muren. Een inventarisatie van de

varenstandplaatsen in Gent door Van Landuyt & Heyneman (34) gaf dit ook zeer duidelijk aan.

Verder bleek dat vooral waterkerende keermuren in trek waren bij varens (56% van de vindplaat-

sen) (zie tabel 5-3 op pagina 222).

Vegetaties op muren kunnen ingedeeld worden in drie groepen: vegetatie op de kop, op de

flanken en aan de voet (14; 26).Welke plaats de muurplanten juist innemen, is sterk afhankelijk

van de hellingshoek, de oriëntatie van de muur, de hoeveelheid zon-schaduw-vocht, de omrin-

gende vegetatie, de aanwezigheid van humus, stikstof en van de kalkrijkdom (zuurheidsgraad)

van het substraat, de muur (14; 26).

De onderste zone, de muurvoet, is vrij vochtig door het opzuigen van vocht uit de bodem, maar

ook door een langere beschaduwing of kortere blootstelling aan directe zoninstraling.In deze zone

wordt heel wat door de wind aangevoerd materiaal afgezet; ook verzamelt eventueel losgekomen

muurmateriaal zich aan de voet. Uiteindelijk levert dit een vrij voedselrijk materiaal dat ook zijn

weerslag heeft op de vegetatie die er aangetroffen wordt:deze bestaat vaak uit niet-typische muur-

planten (o.a.Paarse dovenetel,Bezemkruiskruid,Liggende vetmuur),naast de meer typische muur-

planten (26).

219