GRIEKSOffE I1YTIIOLOGLEI - dbnl · naar hun lot na den dood bepaalt; men vergeet dat het...

182
GRIEKSOffE I1YTIIOLOGLEI

Transcript of GRIEKSOffE I1YTIIOLOGLEI - dbnl · naar hun lot na den dood bepaalt; men vergeet dat het...

GRIEKSOffE I1YTIIOLOGLEI

GEDRUKT BIJ P. 5. BAP,GIIOORR,

HANDBOEK

DER

GRIEHSCHE MYTHOLOGIE,

TEN DIENSTE DER

L.4TIJNSCHE SCHOLEN 8N GflINASIN1

DOOR

P. VAN LIMBURG BROUWER.

r^_.____.....rr^ ^^i^ ^^ ^.,r".."''

TE GRONINGEN , BIJ

W. VAN BUEKEREN.1841.

V OORREDE.....,.^..

Tr oen ik, vele jaren geleden, op de Erasmiaansche

scholen te Rotterdam , met het onderwijs der Mythologie

belast werd, zocht ik een handboek dat mij daarbij ten

leiddraad zou kunnen dienen. ik vond 'er geen dat,

naar mijn inzien, aan de vereischten voldeed. Dit deed

mij het ontwerp vormen 'er zelf een zamen te stellen.

Ik zag echter weldra dat daar meer toe vereischt werd,

dan ik mij in den beginne had voorgesteld; en, overtuigd

dat men, om een goed handboek te schrijven, eerst de

wetenschap uit de bronnen moet bestudeerd hebben, be-

sloot ik met de uitvoering van mijn voornemen te wach-

ten, tot dat ik mijne Geschiedenis van de godsdienstige

en zedelijke beschaving der Grieken zou hebben ten

einde gebragt. Die tijd is nu gekomen: het laatste deel

van dit werk is op de pers; en, daar 'er tia mijn verblijf

te Rotterdam geene handboeken over de mythologie zijn

uitgekomen, die niet, meer of min, aan dezelfde gebreken

mank gaan, welke mij de oudere ongeschikt deden voor-

komen, zoo achtte ik mij, door het in vroeger tijd opge-

vatte voornemen, ontstaan uit de behoefte welke ik zelf

I[

toen gevoelde , als door eene gelofte gebonden, van

welke ik mij nu behoor te kwijten.

Het is daarom dat ik dit Handboek der Grieksche

Mythologie aan mijne voormalige ambtgenooten, de leer-

aars op de Latijnsche scholen en gymnasiën, aanbied.

Maar , daar ik dit boekje geschreven heb , omdat ik

meende dat de bestaande handboeken niet aan het oog-

merk voldoen , zoo geloof ik ook verpligt te zijn reken»

schap te geven van hetgeen ik op het werk van mijne

voorgangers heb aan te merken ; te meer wijl daardoor

de lezer in staat gesteld wordt te beoordeelen of het

mij gelukt is het beter te maken. Ik meen echter aan

deze verpligting te kunnen voldoen , zonder namen te

noemen van levende nederlandsche schrijvers.

1 0. Ten eerste wordt in de werken , welke ik hier be-

doel, meestal de grieksche en de romeinsche mythologie

te gelijk behandeld. Dit geeft verwarde denkbeelden aan

den leerling, behalve dat het voor den oplettendsten

soms zeer moeijelijk is te weten van welken , van den

griekschen of van den romeinschen , god de schrijver

spreekt; terwijl het toch bekend is dat, hoe veel overeen-

komstkomst ook sommige romeinsche en grieksche goden

hebben, zij echter meestal genoeg verschillen, om eene

afzonderlijke melding te verdienen. De Jupiter Capitoli-

nus b. v. is zeker een gansch ander wezen dan de Zeus

van Homerus.2°. Ten andere ken ik geen van deze werkjes dat niet met

allegorie besmet is , dat is met die uitleggingen, welke

latere schrijvers, vooral vtiijsgeeren en grammatici, van de

godheden der oudheid gegeven hebben, waartoe dan ook

behoort het identifieren van verschillende goden , b. v.

III

van de Zon met Apollo*), van de Maan met Artemis,

die dan nog' meestal ook met Ilithy'fa en met Hecate

verward wordt. De een zegt ons: Kronos beteekent

eigenlijk den tijd; een ander: Rhea is de aarde,

men noemde haar ook deswege Hestia ; een derde

noemt Hecate en Triformis als bijnamen van Diana.

— Athene voor een zinnebeeld der wijsheid, He

phestus voor het vuur te zien verklaren, is zoo ge-

woon , dat menschen van eene beschaafde opvoe-

ding, maar die geen gelegenheid gehad hebben de

mythologie anders dan uit hunne schoolboeken te leeres

kennen , deze stellingen als geloofsartikelen aannemen

der grieksche theologie, aan welke volstrekt niet kan

getwijfeld worden. Hoe dikwijls worden de euhemeri-

sche vertellingen van Diodorus als volksoverleveringen

opgegeven, vertellingen in welke niet alleen Zeus en

Here, maar zelfs de zigtbare natuurvoorwerpen , Hemel

en Aarde, tot vergode menschen gemaakt worden;

eene ketterij die de orthodoxe Grieken zelve zoo ver-

foeiden, dat zij den voornaamsten verspreider derzelve ,

Euhemerus, met Diagoras , den godloochenaar, en met

Epicurus in eenen adem noemden 1-).

3°. Eene derde aanmerking, die ik te maken heb, is

dat men in die handboeken niet genoeg de tijden onder-

*) Dit vindt men b. v. zelfs in het Compendium historiae fabu-

losae van Dam, die anders (p. 4.) zeer goed toont in te zien

welk nadeel de allegoric aan de mythologie gedaan heeft. Dit

boekje, schoon uit den smaak, is zeker niet een van de minste,

j-) Aan dit euvel gaan vooral de fransche mythologi mank,

de abt Banier b.v., en de abt Tressan, in zijne ook bij ons, he-

laas, vertaalde Fabelleer vergeleken met de Geschiedenis.

IV

scheidt. Men spreekt b. v. van de elysesche velden,

terwijl het duidelijk is dat men de gelukkige eilanden

bedoelt. Het Elysium is eene oudere homerische voor-

stelling ; de gelukkige eilanden eene die eerst bij

Hesiodus voorkomt. Men spreekt nooit van de bene-

denwereld , zonder Charon en Cerberus , en de regters

Minos en Rhadamanthys te vermelden, maar men vergeet

te zeggen dat Minos bij Homerus wel de geschillen der

schimmen beslecht, maar geenszins , zoo als later , over

het voorafgegane leven der schimmen oordeelt , en daar

naar hun lot na den dood bepaalt; men vergeet dat het

driekoppige monster der latere dichters bij Homerus een

heel eenvoudige hond is, en dat de' oude Charon hens

in 't geheel niet bekend was. -- Hoe verschilde de Zeus

der vrije grieksche staten van dien der heldeneeuwen.

Hoe anders komt Artemis voor bij (le attische schrijvers

dan in de oude overleveringen.

40. Ten vierde heb ik ee rie algemeene aanmerking op

de verdeeling die men gewoonlijk volgt. Deze verdeeling

is altijd de romeinsche. Daarom moet Jupiter, met de

andere Dii Consentes , altijd boven aan , en daarom wor-

den de Hemel en de Zon, en naast hen Esculapius, on-

der de mindere goden geplaatst; daarom vindt men den

Slaap onder de Genii , om nu van andere verwarde za-

menstellingen niet te spreken, zoo als b. v. die waardoor

de Titanen onder de helden geplaatst worden , de Tri-

tons in eene classe met de Muzen , de Harpyen met de

Wraakgodinnen, de Nacht, Themis, Iris, Eos, Hebe,

alles dooreen *}.

*) Ik spreek hier uu niet van de oneindi 8 e dwalingen en

misstellingen, welke enen in soinmige handboeken aantreft. Tot

P

50, Ten vijfde komt mij dikwijls de toon van deze

boekjes niet geschikt voor. Met al den eerbied, dien wij

behooren te hebben voor onzen godsdienst , met al de

dankbaarheid , die wij mogen gevoelen voor de verlichte

begrippen aangaande het Opperwezen , die wij in onze

jeugd ontvangen hebben , behoeven wij toch hetgeen de

ouden voor waar en heilig hielden niet te bespotten:

en daartoe geeft, naar mijn aanzien , maar al te dikwijls

de toon aanleiding, op welke over de oude overleveringen

gesproken wordt. Ten minste , als men in het boekje

van Dam (p. 44) verhaald ziet hoe Mercurius (in aere

penlens) op Herse verliefde, of als een ander schrijver

zegt dat Iris de nieuwtjes van den dag naar den

Olympus overbrengt, dan zal men , geloof ik , erken.

nen, dat dit niet de toon is, op welken men jonge-

lieden bekend moet maken met het godsdienstig geloof

der oude volken. De godsdienst, schoon bij de Grieken

van gansch andere natuur dan bij ons, is toch altijd

eene ernstige zaak , en de scijnbaar meest ongerijmde

verhalen kunnen uit een oogpunt zijn beschouwd ge.

voorbeeld alleen een paar plaatsen uit de vijfde editie van den

Cours de 1J7gthologre der heeren Noël en Chapsal,

In dit boek leest men, p. 2 : La Lune épousa l' Air, et de-

vint mère de la Rosée. p. 5. Le Destan , divinité aveugle, était

né, dit Iiésiode (??), du Chaos et de la ,Nuit! p. 6. Titan,

frère ainé de Saturne , devazt, en cette qualzté, obtenir l' empire

die monde, mars il céda son droit h Saturne, a condition que son

frère n' éléverait aucun enfant mdle, Fidèle n cette convention,

Saturne devorait ses propres fits a leur narssance.

Dit zij genoeg als proeve wat die heeren zamen hebben uitge-

vonden ; aan de eerste bladzijden zal men, denk ik, wel genoeg

hebben,

VI

worden, die 'er een gansch ander voorkomen aan gaf.

De godsdienstige Griek , die aan Esculapius zijn leven

meende te danken te hebben, zag met eerbied op tot

den god dien hij als den vader van zijnen weldoener

beschouwde; het kwam ' niet in hem op zich te ergeren

aan de verhalen omtrent de liefde van Apollo en Coronis,

aan welke Esculapius het leven te danken had.

60. Eindelijk komt het mij voor dat men meestal te

veel hecht aan het denkbeeld om de kennis der overle-

veringen tot het regt verstand der oude schrijvers te

doen dienen , en te weinig aan het gebruik, dat men van

die overleveringen maken kan, om daaruit het gods-

dienstig geloof der oude volken op te maken.

Ik waag het dan met dit handboek der grieksche my-

thologie eene proeve te geven van de wijze op welke,

naar mijn inzien, deze wetenschap behoort behandeld te

worden. Verhalen komen 'er weinig in voor, maar wel

goden- of godsdienstleer uit de verhalen ontleend. In

de bij elke paragraaf gevoegde aanmerkingen zijn die

mythen, op welke het gezegde berust, aangestipt, om alzoo

den onderwijzer in de gelegenheid te stellen deze 'er, des

verkiezende, mondeling bij te voegen. Waar meerdere

inlichting noodig scheen, heb ik van mijn werk over

Griekenland het tweede en zevende deel aangehaald *).

Mijn oogmerk was eerst ook nog de voornaamste lot-

gevallen der helden , toen zij nog als menschen op aarde

leefden, welke gewoonlijk tot de mythologie gebragt

worden, te behandelen : maar de vrees dat hierdoor dit

4 ) De capitale ge talmerken op den rand der bladzijden duiden

het deel, de arabische de bladzijde aan van de Htstoir'e de la

civilisation morale et religieuse des Grecs.

vi I

werkje een' al te grooten omvang zou krijgen, heeft mij

doen besluiten mij voor als nog te bepalen bij deze

eigenlijke goden- en heldenleer , dat is bij de volksdenk-beelden over de natuur van goden en helden ; als godde-

lijke wezens beschouwd.

Platen heb ik 'er niet bijgevoegd, wijl die goed moe-

ten zijn , als zij goed, of liever als zij geen kwaad zul-

len doen , en wijl goede platen een werk duur maken;

maar ik heb, bij het vermelden van de afbeelding der voor-

naamste godheden , de platen aangehaald van Millin,

Galerie mythologique, die ik bij mijn onderwijs ook met

vrucht plagt te gebruiken *). Het spreekt van zelf datmen zich ook van andere diergelijke werken, b. v. van

flirts Bilderbuch kan bedienen -i-).

En hiermede beveel ik mijn werk welmeenend allen

liefhebbers der grieksche oudheid, en bijzonder allen on-

derwijzers aan, hen verzoekende te gelooven dat, indien

ik de gebreken van anderen zie, ik verre ben van mijn

eigen werk voor volmaakt te houden.

4 ) Ik heb mij, om plaats te winnen, vergenoegd alleen deplanche niet de figuur aan te duiden. Deze is gemakkelijk tevinden.

f) Maar vooral niet van platen zoo als die in het boek van denabt Tressan. Daar komt onder andere de Dood voor als een ge-raamte, in eene vrij theatrale houding, met eenen sierlijk gedra-peerden mantel bedekt.

INLEIDING.

I.

De godsdienst der oude volken en met name die

der Grieken, was niet gegrondvest op eenige leer,gelijk de christelijke godsdienst , maar alleen opverhalen. Hun godsdienst was niet leerstellig, maargeschiedkundig. Daarom noemt men de kennis dierverhalen met regt Mythologie, van mythos, eenwoord dat oudtijds eene rede, een verhaal, betee-kende , maar dat naderhand den zin gekregen heeftvan een verdicht verhaal of fabel.

Onderscheid tusschen tabos bij Homerus en (.C"v$og,bij de latere schrijvers, bijv. Plato. MvOoAóyoy en

M

7loye c qeg. MáBog en atYoy, de Aesopische Fabel.Onderscheid tusschen deze laatste en de verhalen in,de Mythologie voorkomende.

I

Z

II.

De mythologie, die bij ons zoo vaak voor eenzamenstel van verdichtselen doorgaat, was dus voor

de Grieken Geschiedenis. Alle oudere geschiedschrij-vers, en sommige van veel later' tijd , begonnen degeschiedenis der menschen met die der goden enhelden, welke niet anders is dan hetgeen wij mytho-

logie noemen.

De verhalen , die de grieksche mythologie uit-maken , zijn overleveringen omtrent de geschie-denis van die wezens , aan welke door het volkgoddelijke eer werd toegekend, overleveringen om-trent gebeurtenissen , die de Grieken , in vroegerentijd althans, meenden dat wezenlijk alzoo voorge-vallen waren, en die ook naderhand nog door velengeloofd werden , toen reeds sommigen aan de waar-heid derzelve begonnen te twijfelen, anderen ze be-spotten , en weder anderen ze als inkleedingen vanBenig natuurkundig verschijnsel of van eenige zède-kundige waarheid wilden opgevat hebben.

IV.

Om dus het godsdienstig geloof der Griekente kennen en te waarderen, is het van het hoogstebelang de genoemde verhalen , zoo als zij oudtijdsbij het volk in zwang waren, zorgvuldig te onder-

3

scheiden van de zoogenaamde verklaringen , die 'ernaderhand door taalgeleerden en wijsgeeren voor uit-gedacht zijn.

V.

De schrijvers , uit welke die kennis moet geputworden , zijn vooreerst de dichters, en , vóór alle,de oudste ons overgeblevene der grieksche dichters,Homerus, die, in zijne beide onsterfelijke werken, deIlias en de Odyssee, niet anders gedaan heeft dande volksoverleveringen omtrent de goden en omtrentde grieksche vorsten , die Troje belegerden , tot eendichterlijk geheel bijeen te brengen; vervolgens Hesio-dus, de schrijver der aan Homerus toegeschreven hym-nen, Pindarus en de treurspeldichters; schoon hierbijmoet opgemerkt worden, dat, van deze laatste, Euripi-des reeds van het oude geloof begon af te wijken,en hier en daar verklaringen der verhalen in zijnestukken begon in te vlechten. Naast de genoemdedichters , moet de oudste bekende geschiedschrijver,Herodotus , geplaatst worden , die in zijn geschied-kundig werk ook meermalen van de oude volksver-halen gewag maakt.

Ten andere verdienen onze opmerking de dick-

ters , welke na Alexander den Groote geleefd hebben,Callimachus , Aratus, Theocritus, Apollonius van Rho-dus. Deze vermelden dikwijls de volksoverleveringenin hare oude zuivere gedaante; maar, daar zij reedsin Benen tijd leefden , in welken het oude geloor

1*

4

merkelijk was verzwakt geworden , moeten zij metvoorzigtigheid worden aangewend. Dit geldt deste meer van nog latere gedichten , zoo als van denArgonautentogt en de hymnen die verkeerdelijkaan Orpheus zijn toegeschreven, van de werken vanQuintus van Smyrna, van Tryphiodorus, van Non-nus en van Tzetzes. Quintus van Smyrna verdienthier echter eene gunstige uitzondering , daar hetwaarschijnlijk is dat hij veel ontleend heeft uit ouderedichters , de Cyclische genaamd , die voor ons zijnverloren gegaan.

Voorts leveren belangrijke bijdragen tot de ken-nis der mythologie zoodanige schrijvers , welke deoude verhalen tot een geheel hebben bijeen gebragt,of die sommige derzelve opzettelijk hebben vermeld.Tot de eerste behooren Diodorus van Sieilië, in zijnevijf eerste boeken, en Apollodorus. Tot de laatsteConon, Parthenius, Antoninus Liberalis.

Eindelijk vindt men vele dier verhalen bij som-mige aardrijkskundige schrijvers, vooral bij Straboen bij Pausanias; terwijl het naauwelijks noodig ishierbij te voegen , dat 'er weinige grieksche schrij-vers zijn , die niet nu en dan van Benige dier volks-overleveringen gewag maken.

Voor hem, die zich eene volledige kennis dergrieksche mythologie verschaffen wil, moet het be-.studeren der boeken gepaard gaan met de beschou-wing van de overblijfselen der kunst, van standbeel-den , has-reliefs, beschilderde vazen en diergelijke,hetzij dan dat men gelukkig genoeg zij die voor-

5

werpen zelve te aanschouwen , of dat men zich metafbeeldingen vergenoegen moet.

Eenige aanwijzingen omtrent de genoemde schrij-

vers. Onderscheid tusschen het bestuderen der inytho-

logie uit de bronnen en tusschen het aanleeren derzelve

in de scholen. Noodzakelijkheid, die echter ook bij dit

laatsté bestaat, om eenig denkbeeld te hebben van de

schrijvers, uit welke de kennis der oude volksover-

leveringen oorspronkelijk moet opgedaan worden. Aan-

wijzing der voornaamste werken, die goede afbeeldin-

gen behelzen van de overblijfselen der kunst (Men

zie de opgave van Aleyne, Acad. Vorlesungen uber die

Archaologie der Kunst, p. 68 sq.).

VI.

De schrijvers , uit welke de kennis der griekschemythologie niet moet geput worden, zijn, zoo alsboven aangemerkt is, de taalgeleerden en wijsgeeren,die 'er zich op toegelegd hebben om de oude mythente verklaren. Deze zijn b. v. Palaephatus, Cornutusof Phurnutus , Heraclides. De schrijvers der aantee-keningen of scholia op de oude dichters bevattensoms belangrijke bijzonderheden, maar ook deze moe-ten , waar zij zelve willen verklaren , met voorzigtig-heid gelezen worden. Voor de geschiedenis dermythologie is het gewis noodig alle deze schrijverste leeren kennen, maar voor de kennis van het oudegeloof der Grieken zijn zij niet alleen onnoodig,maar ook schadelijk.

Onderscheid tusschen mythologie en allegorie. Eenige

voorbeelden van deze. Natuurkundige allegorie, b. v.

Apollo verward met de zon, Diana met de maan, Ju-

6

piter met den hemel, Juno niet de lucht enz. Zede—

kundige allegorie, b. v. Minerva voorgesteld als het

verstand, Venus als de liefde enz, Geschiedkundige

allegorie, waardoor alle de goden tot vergode rnenscnen

gemaakt worden. Euhemerus. Aanwijzing van het

laffe en verkeerde dezer verklaringen, vooral daarin

blijkbaar dat dezelfde goden dikwijls, en wel soms

door dezelfde schrijvers, voor allegorién van verschil-

lende voorwerpen gehouden worden.

VII.

Om met orde te werk te gaan in het verkrijgen

van de kennis der grieksche godheden , is het noodza-

kelijk hen tot zekere afdeelingen te brengen, en deze

afdeelingen elk afzonderlijk te beschouwen. Bij de

Grieken zelve waren deze onderscheidingen , althans

in den vroegsten tijd , onbekend. Bij hen bepaalde

zich het onderscheid, dat zij tusschen de goden

maakten, tot de plaats, waar deze gewoonlijk hun ver-

blijf hielden, en tot den rang , dien zij bekleedden.

VIII.

Men kan de godheden der Grieken het gevoege-

lijkst in vier classen afdeelen.I. De gedeelten des heelals en de verschijnselen

der natuur , zoo in als buiten den mensch , b. v. de

Zon , de Maan, de Sterren , de Aarde, de Dageraad,

de Regenboog , de Dood , de Slaap. Men zou deze

afdeeling de natuurkundige mythologie kunnen

noemen.

7

IL De persoonsverbeeldingen van driften enhartstogten, gewaarwordingen, deugden en ondeug-den, toestanden , in welke zich de mensch bevindt,b. v. de Verontwaardiging, de Liefde, de Verblinding,de Fortuin , de Overwinning enz. Dit gedeeltemag, ter onderscheiding, de zedekundige mythologieheeten.

III. De eigenlijk gezegde Goden , die men zichals wezenlijk bestaande personen voorstelde, als Zeus,Here, Apollo, Athene enz.

IV. Zoodanige goden, welke eerst als menschenop aarde geleefd hebben , als Dionysus , Heracles,Castor en Polydeuces.

IX.

Van deze godheden waren die van de eersteclasse gewis de oudste. De Hemel (Uranus) en deAarde (Gea) waren de eerste opperhoofden der goden.

Getuigenis van Plato in den Cratylus. Onderscheid

te dien opzigte tusschen de oostersche volken en de

bewoners van Griekenland. De natuurdienst (Sabeïsme)

eigenlijk de godsdienst van het Oosten, de mensche-

1 jke voorstelling der goden het (anthropomorphisme)

die van het Westen. De dienst der sterren eerst laat in

Griekenland overgebragt : in Assyrié, Babylonië, Egypte

van de vroegste tijden af bekend. Sterrewigchelarij

in Griekenland eerst na de overwinningen van Alexan-

der den Groote.

De godheden der tweede classe zijn op verschil-lende tijden , meest door dichterlijke voorstellingen,

H. 45,

H. 81.

8

ontstaan. Men vindt 'er wier oorsprong reeds tot devroegste tijden opklimt ; eene menigte andere zijn vanlieverlede naderhand door de dichters verzonnen.

Onderscheid te maken tusschen de zoodanige welke

werkelijk als godheden vereerd zijn, en die welke

alleen als dichterlijke persoonsverbeeldingen voorkomen.

De persoonlijke goden kunnen weder onderschei-den worden in die welke behoorden tot de tweede,en die welke gerangschikt werden onder de derdegodenregering. Van de tweede godenregering (deeerste der persoonlijke goden) waren Cronus en Rheade opperhoofden, die Uranus en Gea opvolgden.In de derde godenregering (de tweede der per-soonlijke goden) , stonden Zeus en Here aan hethoofd.

De goden der vierde classe werden algemeen voorde jongste godheden gehouden.

x.

Het is, bij deze opgave van den verschillendentijd waartoe het ontstaan en de regering der godenkunnen gebragt worden , echter noodzakelijk te doenopmerken , dat de beide eerste regeringen , die vanUranus en Cronus, grootendeels alleen in, de herinne-ring bestonden. Bij de oudste grieksche schrijversvindt men algemeen Zeus als de reeds lang gevestigdeoppergod vermeld , schoon verscheidene godheden,die tot de vroegere regeringen behoord hadden,onder hem hare waardigheid behielden, zoo als,

9

bij voorbeeld', ,Themis en de Wraakgodinnen. Andereweder, zoo als de Titanen, hadden, met hun opper-hoofd, allen invloed op de regeling der menschelijkezaken verloren,

Opmerking omtrent de herinneringen aan den

ouden toestand in de verhalen aangaande de eeuw van

Cronus, omtrent den twist tusschen Zeus en Prome-

theus. Eschylus treurspel van dien naam en zijneEumeniden.

XI.

Te willen navorschen wanneer de verschillendeleden der groote goden-familie het eerst in Grieken-land zijn vereerd geworden , en zelfs in welke ordezij elkander te dien opzigte zijn opgevolgd , zou eenvergeefsche arbeid zijn. Slechts van sommige vin-den wij daaromtrent eenigzins stellige, schoon noggansch niet zekere, berigten. Ten opzigte van demeeste zou men zich bij gissingen moeten bepalen.Iets meer weten wij van de plaatsen, van welke dedienst der verschillende goden naar Griekenland werdovergebragt. Dit zal echter beter in het hoofdstukder persoonlijke godheden kunnen behandeld wor-den. Hier zij het volgende genoegzaam.

Het waarschijnlijkste is, dat Griekenland het eerst,niet over zee , maar, van het noorden nit, over land,is bevolkt geworden , en dat de volksstammen , diealzoo door Thracië en Macedonië in Griekenland bin-nendrongen , zelve toen reeds verschillende godhedenvereerden. Van daar de blijkbaar noordsche oorsprong

tI. 43.-46.

10

II. 38-41,

van verscheiden grieksche goden en godinnen. Nietminder waarschijnlijk is het, dat de eerste voorwerpenvan de vereering dier volken dezelfde geweest zijnals die welke men bij alle woeste natien opmerkt,de groote hemelligchamen , de voorwerpen die henomringden, bergen , rivieren , boomen , bronnen, enenkele draagbare voorwerpen , als stukken hout ensteen , aan welke zij eene bovennatuurlijke krachttoeschreven, en die zij als talismans of amuleten ge-bruikten.

Een woord over het Fetichisme, en de uitbreiding

die men aan hetzelve gegeven heeft, waardoor het met

het Sabeisme in een vloeit.

Het eerste berigt omtrent eene vestiging van dengodsdienst der Grieken, geeft Herodotus , waar hij

zegt dat de .Pelasgen of oude bewoners van Grie-kenland goden vereerden , die geen namen hadden ,en dat zij , na de godspraak van Zeus (wiens naamzelf eigenlijk alleen God beteekent) geraadpleegdte hebben , hunne godheden onderscheidden doornamen, die zij aan de egyptische goden ontleendhadden.

Na de vereering der natuurvoorwerpen , Zeus te

Dodona bij de geschiedschrijvers als de oudste godheid

vermeld (Ze)g , Aeuy, 664, Deus, de God bij uitne-

mendheid).

Maar niet alleen door hunne namen , ook doorhun verschillend karakter en door den werkkring,die hun werd aangewezen , onderscheidden zich degrieksche goden. Een en ander bleef echter waarschijn-lijk een verward mengelmoes zonder orde of regelmaat,

1I

tot dat eindelijk de dichters deze godheden als werk-zate wezens voorstelden. Herodotus geeft de eerhiervan aan Homerus en Hesiodus. De wijze echter, opwelke beide dichters hier in te werk gingen, kenteekenttwee zeer verschillende tijdperken in de geschiedenisder grieksche mythologie. Homerus bepaalde hetkarakter en den aard der godheden door hen, waardat pas gaf, en voor zoo verre zijn onderwerp ditmedebragt, handelend en sprekend in zijne gedichtenin te voeren. Hesiodus bragt het geheel der goden-familie als in een geslachtregister bijeen, en gaf daar-door aan elke der godheden hare plaats : hij bragtde godenleer tot een systeem. Homerus mythologieis practisch , om zoo te zeggen ; die van Hesiodustheoretisch.

Noodzakelijkheid hieruit ontstaan om liesiodus,

schoon later clan Homerus $ in eene systematische be-

handeling der mythologie , ten grondslag te nemen.

In dien zint, zijn Homerus en Hesiodus degrondleggers der grieksche mythologie. Het we-zen en de hoedanigheden der goden zijn in ver-volg van tijd meer en meer ontwikkeld, meer uit-gebreid en duidelijker voorgesteld ; maar de grond-slag bleef dezelfde in de denkbeelden des volks , inde werken der dichters en der kunstenaars.

De eerste wezenlijke verandering , welke dievoorstellingen ondergingen , had plaats, nadat deGrieken meer met de oostersche volken zijn bekendgeworden , vooral na de overwinningen van Alexan-der den Groote. Naar deze verandering bepaalde

12

zich langen tijd tot de werken der dichters, wijs-geeren en geleerden. Het volk bleef grootendeelsaan de oude voorstellingen getrouw, en deze voor-stellingen zijn het ook, welke het voorwerp van onzebehandeling uitmaken.

XII.

Na Homerus zijn echter nog twee classen vanbovenmenschelijke wezens ontstaan, namelijk de.Demonen of Ondergoden en de Heroën of Helden.

De eerste waren een soort van geesten, geniën ofgodheden van minderen rang , die bij Homerus nogniet van de andere goden onderscheiden worden.De laatste waren menschen , aan wie, na hunnendood, godsdienstige eer bewezen werd, welke echteraltijd zorgvuldig onderscheiden werd van den dienstwelken men den goden, die eerst menschen geweestwaren , toebragt.

Waarom de helden niet bij homerus vermeld wor-

den. Het woord /xlwws bij hem algemeene naam der

goden.

EERSTE AFDEELING.

DE NATUURKUNDIGE MYTIIoI,UGIE,

I.

Voor dat wij de godheden zelve gaan behandelen , ishet noodig de denkbeelden op te geven , die de oudeGrieken zich van de zamenstelling van het Heelalvormden. Dit is dienstig tot de kennis zoowel vanhet tooneel, waarop de goden werkzaam waren , alsvan vele dier goden zelve , daar de deden van hetHeelal zelve door de Grieken voor godheden gehou-den werden.

De oude Grieken dan stelden zich de aarde voorals eene vlakke schijf, onbewegelijk in het middenvan het Heelal, omringd door een breëde rivier, die

II. 222,

14

zij Oceaan noemden. Aan de uiterste grenzen deraarde dachten zij zich het Elysium , aangename ,groene velden, steeds door een helder licht beschenenen verfrischt door zachte windjes, die uit den Oceaanopkwamen. In dit Elysium verwijlden die menschen ,welke de gunst der goden ontheven had van deallen anderen opgelegde noodzakelijkheid om inhet schimmenrijk neder te dalen. In later' tijd ge-loofde men dat de eilanden der Gelukkigen , inden Oceaan gelegen , de verblijfplaats waren derhelden na hunnen dood. Het hoogste toppuntder aarde was , volgens de Grieken , de bergOlympus. Boven op denzelven , verhieven zich deprachtige woningen van Zeus en der overigegoden, welke dikwijls, met een' algemeenen naam,de Hemel genoemd werden ; hoewel men zich anders

II. 223. den eigenlijken hemel voorstelde als een ver uitge-strekt metalen verwulfsel , versierd met sterren enbedekt met wolken, en rustende op kolommen, dierondom op de aarde stonden. De fijne lucht , dieden top van den Olympus omringde, werd ether ge-noemd, de meer nevelachtige en dikke, die de aardeomhulde , heette meer bepaaldelijk air (lucht). Dewolken dienden om den ingang van de paleizen dergoden te sluiten.

In dien zin werden de Horen, die deze wolken

zainendreven of uiteen joegen, gezegd de poorten des

hemels te bewaken.

. II. 223, In de aarde zelve was de donkere beneden-wereld , waar de schimmen der gestorvenen , de

15

schaduwen hunner ligchamen , verzameld werden,en onder het onmiddellijk bestuur kwamen vanHades en Persephone.

Oorsprong van deze voorstelling uit het begraven

der lijken. De benedenwereld oorspronkelijk niet

anders dan al wat onder de oppervlakte der aarde is.

Bewijzen hiervoor. Deze voorstelling van lieverlee ont- II. 481, bijz.

wikkeld, waardoor men zich het binnenste der aarde noot 7,

als eene wijd uitgestrekte ruimte voorstelde, en als een

tweede, onderaardsche, wereld, met bergen, rivieren,

boomen, huizen.

In Homerus tijd stelde men zich den ingang totdit verblijf voor aan gene zijde van den Oceaan , inhet donkere land der Cimmeriers. Deze ingang was II. 481-483;echter, volgens verscheidene grieksche volken, opandere plaatsen. In 't algemeen werd elke grot ofdiepe spelonk , elk meer of moeras als een ingangtot de benedenwereld beschouwd.

Charon, die de schimmen overvoert, na Homerus

tijd verzonnen. Zoo ook de vier Rivieren der Bene-

denwereld, Styx, Acheron, Cocytus, Pyriphlegethon.

Cerberus , bij Homerus eenvoudig een hond, die

de wacht houdt aan den ingang der benedenwereld, II. 484. n0bij Hesiodus als een monster voorgesteld met vijftig 24.

hoofden, volgens anderen met drie hoofden, maar ook

nog met den staart van een' draak, en met slangen omden hals.

Andere wezens in de benedenwereld : volgens Ho-

merus, Gorgo ; na Homerus, de Wraakgodinnen en

Wraakgeesten (Glastoren), een aantal monsters, als

Echidna, Mormolyce, de Chimera, de Murena, voorts

Hecate, de Nacht, Hermes de geleider der schimmen.

Demeter en Bacchus hunne beschermgoden. Eacus

,voorgesteld als de portier der benedenwereld, Minos

ir)

II. 491, 492.

II. 489-498.

II. 502.

en Rhadamanthys als regters. Latere schrijvers voegen

'er zelfs de Schikgodinnen bij. Denkbeelden omtrent

de noodzakelijkheid van het begraven, om de schim-

men in Mades rijk te doen komen. Toestand der

schimmen aldaar. Mogelijkheid om zich weder op

de aarde te vertbonen. Voorbeelden daarvan in

de overleveringen. Na Homerus, de denkbeelden

over de benedenwereld veel verlichter, vooral als

plaats van vergelding voor goeden en kwaden. De

gelukkige eilanden niet meer voor enkele helden, maar

voor alle brave rnenschen geopend. Deze eilanden

eerre voorstelling, ontstaan uit de vereeniging der denk-.

beelden omtrent het Elysium bij Homerus en der over-

leveringen aangaande de gulden eenes hij Hesiodus.

De Canarische eilanden. Leuce.

H. 493-498. Verre van de aarde verwijderd , op eenen afstanddie gelijk was aan den afstand tusschen de aarde en denhemel , opende zich , volgens Hesiodus , een diepe,duistere afgrond , om welks buitensten rand een ko-peren muur liep , in welken poorten waren vanhetzelfde metaal , nog buitendien bedekt met diptedonkere nevelen. Deze afgrond werd de Tartarusgeheeten. Niet verre van deszelfs mond stond hetpaleis van den Nacht.

IL 224, bijz.not. 14, 15.

Volgens Hesiodus had een ijzeren aambeeld, uit

den hemel geworpen, negen dagen en negen nachten

noodig om op de aarde te vallen, en even zooveel om van

de aarde in den Tartarus te komen. Om van den rand

van dezen afgrond op deszelfs bodem te geraken, zou

men een jaar noodig hebben. Hierdoor het onderscheid

duidelijk gemaakt tusschen den Tartarus en de Be-

nedenwereld. En toch deze zeer dikwijls door de griek-

sche schrijvers met elkamder verward.

17

II.

De grieksche dichters en geschiedschrijvers heb-ben de goden en godinnen systematisch bijeengebragt,zoo dat men , volgens hunne opgave , een geslacht-register ontwerpen kan , waarin elk dier hoogerewezens zijne plaats heeft. Onder de schrijvers, dieons nog zijn overgebleven, is Hesiodus de eerste welkehiervan, in zijne Theogonie , het voorbeeld gegevenheeft. Naar de opgave van dezen dichter zijn detabellen ontworpen , welke bij dit werk gevoegdzijn. Op deze tabellen is bij eiken naam van eengoddelijk wezen, door een der vier nummers 1, 2, 3, 4,de classe aangeduid , waartoe elk behoort. Wan-neer men deze tabellen raadpleegt , kan men terstondzien welke plaats de godheden , welke wij hier in vierclassen afdeelen , in het geslachtkundig systema derGrieken innamen. Wij hebben daardoor het voordeelonze verdeeling , die ter onderscheiding van de natuurder goden noodig is, te kunnen behouden, en tevensde geslachtsordening te leeren kennen, welke de Grie-ken zelve in acht namen.

De eerste godenregering, die, tot welke de dee- Chaos.

len des heelals en de natuurverschijnselen behoo- Aarde. Tar_LiefdeLi.starn

ren , was , zoo wij zeiden , de regering van den (Eros).

2

18

II.164,not.1.

VII. 134.

Hemel en de Aarde (Uranus en Gea). De Grie-ken verbonden met deze voorstellingen hunne denk-beelden aangaande de vorming van het heelal. Vol-gens Hesiodus, bestond vóór alles eene ledige ruimte,die hij Chaos noemt.

Verkeerde voorstelling van den Chaos, als een

-verwarde bajert. Afleiding van via), busco. Sommi-

gen van oordeel dat de wijsgeer Pherecydes door Chaos

het Water zou verstaan hebben ; overeenkomst van dit

gevoelen met dat van den Ionisehen wijsgeer Tildes.

Bij andere schrijvers de eerste beheerscher van goden en

rnenschen Ophion of Ophioneus, die Eurynome, eene

dochter des Oceaans, tot vrouw had. Volgens andere

weder, de Nacht het oudste van alle wezens, na welken de

Hemel, de Chaos en de Oceaan achtereenvolgens re-

geerden. De voorstelling van Ilesiodus de meest alge-meen aangenomene.

De eerste wezens , die die ledige ruimte aanvul-den , waren, volgens Hesiodus, de Aarde, de Tartarusen de Liefde (Eros).

Waarschijnlijk dat Ilesiodus door die Liefde hier de

vereeniging van onder elkander strijdende grondbegin-

selen verstaan hebbe. Dit echter zeker niet het oudste

volltsbegrip. Zie, over dit wezen, beneden in de zede-

kundige mythologic.

IV.

Wczei,s Uit Uit (le ledige ruimte zelve ontstond, volgensden Chaos genoemden dichter, de eeuwige duisternis des af-ontstaan.

gronds (Erebus) en de duisternis die afwisselt met hetErebus.

licht des daags, de .Nacht (iVux). Deze beide te zamenVII. 54-56. bragten den Dag (Ilemera) en de fijne Bovenlucht

(Ether) voort.

19

v.

godin, die, volgens Hesiodus, in de nabloheid van VII. 58, 54.

den Tartarus woonde, in een verblijf door digtenevelen overdekt , hetwelk zij eiken avond met harenzoon, den Slaap, verlaat, terwijl haar andere zoon, deDag, haar, op den koperen weg die tot haar verblijfleidt, te gemoet komt, om, terwijl zij haren loop vol-brengt, in de moederlijke woning uit te rusten.Latere dichters stellen haar , voor rijdende op een'wagen met zwarte paarden bespannen , ook wel meteen fakkel in de hand.

De Nacht werd uit zeer verschillende oogpuntenbeschouwd. Behalve hare wijsheid , werd ook hareweldadigheid geroemd. Te Megara was aan haareene godspraak toegewijd. En toch werd zij te-vens voorgesteld als de bron van een aantal wezens,die, zoo niet schadelijk en kwaadaardig, echter geens-zins onder de aangename of liefelijke kunnen gesteld

worden.

Oorsprong van deze tegenstrijdige voorstelling in deverschillende wijze van den Nacht te beschouwen, of

als weldadig, door de gelegenheid die hij geeft tot rust

en stille overdenking, of als schrikkelijk, door de duis-

ternis.

VI.

Deze wezens waren , volgens de Theogonie van,

2 i

De Nacht werd voorgesteld als eene oude, wijze.. II. 99-10/.

20

Voortbreng— Hesiodus, de Dood , de Slaap, de Bijslaap, deselen vanden Nacht. Droornen , het Ongeluk of de Jammer, het Bedrog,

de Ouderdom, de Tweedragt, de SchikgodinnenH. 109 , 103 . (Moiren) , de Doodsgodinnen (Keren) , de Veront.

waardiging (Nemesis), de Bespotting (Momus) en denimfen, bekend onder den naam van Hesperiden.Aileen van cle beide eerste dezer wezens behoefthier iets gezegd te worden. De Tweedragt, de Ver-ontwaardiging en de Bespotting behooren tot dezedekundige mythologie; de Moiren en Keren zullenbeneden vermeld worden. De andere zijn van min-der aanbelang.

Onderscheid door Hesiodus gemaakt tusschen Moros

(in 't enkelvoudig) en Moiren (in het meervoudig), en

tusschen Ker en Keren, door andere schrijvers niet

in het oog gehouden. Moiren en Keren beide door

anderen voor dochters van Zeus en Therrais gehouden,

De Hesperiden misschien hier geplaatst, om de gelijk-

` ormigheid der voorstelling van het Westen en die van

den Avond en den Nacht.

VII.

Slaap en De gebroeders de Slaap en de Dood , zonen vansl Dood. den Nacht , woonden, volgens Hesiodus, in de nabij-

heid hunner moeder, en dus ook bij den diepen af-H. 103,104. grond, den Tartarus. Bij Homerus vinden wij den

Slaap op het eiland Lemnos ; hij wordt door dezendichter voorgesteld als verliefd op eene der Bevallig-heden , terwijl latere schrijvers hem tot den bewon-deraar maken van den schoonen Endymion. De

21

dichters stellen den Slaap voor als eenen der mag-tigste goden ; op verscheiden plaatsen in Grieken-land werden hem altaren en standbeelden opgerigt.

De Slaap zelfs over de andere goden heer-

schende, omdat deze , volgens der Grieken denk— y11. 56, 57.beelden, even zoo aan deszelfs invloed onderhevig

waren als de menschen. Beeld van den Slaap, eenen

leeuw doende insluimeren, in de nabijheid vangden

tempel van Esculapius te Sicyon. Gepastheid van deze

voorstelling. Gemeenschappelijke dienst voor hem en

voor de Muzen te Trezene.

Ook de Dood had zijne standbeelden enzelfs zijne tempels in Griekenland , en , schoon de yII, 57, 58.

dichters hem soms met de afzigtelijkste kleuren heb-ben afgebeeld, zoo is het zeker dat de wijze, opwelke hij door de kunst werd voorgesteld, niets af-schuwelijks had.

Beelden van jongelingen met omgekeerde fakkels op

de grafmonumenten, door de geleerden voor voorstel-lingen van den Dood gehouden.

Dit omtrent de onmiddellijke voortbrengselenvan den Chaos. Wij komen nu tot de wezens, dieden Chaos vervingen, maar niet uit denzelven voort-kwamen , en dus, in de eerste plaats, tot de magtigstegodin van dit eerste tijdvak, de Aarde.

VIII.

De Aarde (Gea). De oude Grieken vereer- II. 53.

den de Aarde, omdat zij van haar het ontkie-men en opgroeijen van het zaad verwachtten, dataan haren schoot werd toevertrouwd. Op deze

22

II. 54.

1!. 55.

wijze werd de Aardé de godin der vruchtbaarheid, demoeder van goden , menschen, dieren en planten; enzoo ontving zij, in het vervolg, den titel van x8gorgaOos

(bevorderlijk aan den waschdom der jeugd).Overleveringen omtrent menschen uit den schoot der

aarde opgerezen (avr4X9OvE6), de Atheners b. T. De

menschen uit esschenboomen ontstaan bij Idesiodus;

uit de steenen door Deucalion en Pyrrha nedergewor-

pen. Pelasgus uit de aarde ontstaan. Zoo ook de

reuzen. Derzelver slangenvoeten, eene aanwijzing van

hunnen oorsprong.

Even zoo werd de Aarde geroemd om harewijsheid , en ook dit niet alleen na dat zij reeds alspersoon was voorgesteld geworden , maar ook alsaarde zelve. Waarschijnlijk gaven de uit haar op-

stijgende dampen en opborrelende minerale bronnen,welke geacht werden de bekwaamheid te geven omde toekomst te voorzeggen, daartoe aanleiding.

Hare voorzeggingen aan Cronus en aan Rhea, omtrent

het lot van Zeus. De godspraak van Delphi oudtijds

onder opzigt van de Aarde,

Ix.

Il. 50, 57.

Men verhaalde dat de Aarde het bestuur vanhet heelal deelde met den Hemel, die aan haar zijnaanzijn verschuldigd was , maar dat de Hemel, opzijne kinderen verstoord , hen in de ingewanden derAarde verborg , waarop ,deze , hierover ontevrede,het ijzer voortbragt , waarvan zij eene zeis maakte,welke zij haren zoon Cronus, als een wapen tegen

23

zijnen vader, ter hand stelde. Cronus, zijnen vadergewond en verdreven hebbende, volgde zijn voor-beeld door tegen zijne eigene kinderen te woe-den.

Volgens sornmiger gevoelen, de verhalen omtrent de

verminking van den Hemel door Cronus, eene navol— II, 114,

ging van hetgeen, volgens de egvptisclie mythologie,

met Osiris gebeurd was ; en de mythe van Cronus, die

zijne eigene kinderen verslond, ontstaan uit de verhalen

der reizigers omtrent de gewoonte bij de Pheniciers II. 177481.

en andere Oosterlingen in zwang , om kinderen aan

hunne goden, en bijzonder aan Moloch en aan Mel-

Larth, te o fferen. Onderlinge betrekking tussehen deze

mythen, die van Osiris en Isis in Egypte, die van

Adonis en Aphrodite in Syrie, en die van Cybele en

Attys in Klein—Asie.

Daarom verklaarde zich de Aarde tegen haren zoon,beschermde deszelfs echtgenoote Rhea , en onttrokbeider zoon Zeus aan de wreede vervolgingen zijnsvaders. Hierdoor had 'er Bene nieuwe omwentelingin liet godenbewind plaats. Zeus, de Honderdhanden,die de Hemel in eene onderaardsche gevangenis hadopgesloten, verlost hebbende , bediende zich van henom zijnen vader Cronus en deszelfs broeders, deTitanen, te overwinnen. Doch, toen ook hij weder mis-bruik van zijne magt maakte, door de overwonnenenin den Tartarus te werpen , nam de Aarde ten derdemale de partij der verdrukten, en deed, volgens som-migen, de reuzen, volgens anderen, een monster,Typhon genaamd, ontstaan, om Zeus te straffen.Dezen keer echter behield de overweldiger de oven

24

II. 168fin.-171.

hand ; hij overwon zijne vijanden en bleef in hetgerust bezit van het opperbewind.

Het verdichtsel der Reuzen waarschijnlijk eene navol-

ging van den Titanenstrijd, en door latere schrijvers

verzonnen. De voorstelling van magtige wezens, die

zich tegen de godheid verhieven, meermalen herhaald

in de grieksche mythologie : de Titanen, Typhon, de

reuzen , hetzij dan uit het bloed des Hemels, hetzij

uit de Aarde ontstaan. Deze reeds door Ilomerus ver-

meld, als woeste en onhandige menschen; behalve hen,

door dezen dichter nog gewag gemaakt van Otus en

Ephialtes, die, schoon nog kinderen, reeds eenen

ontzettenden wasdom bereikt hadden, en die den hemel

wilden beklimmen, door de bergen op elkander te sta-

pelen, maar door Apollo gedood werden, Deze bijzon-

derheid naderhand door andere dichters, en bepaalde-

lijk door Ovidius, van alle de reuzen verhaald. De

reuzenstrijd zelf meermalen door de dichters vermeld,

gelijk ook de namen dergene onder hen , die door

de verschillende goden overwonnen werden; meermalen

ook door beeldhouwers en schilders afgebeeld. Deze

verdichtselen op verschillende plaatsen in verband ge-

bragt met aardbevingen en uitbarstingen van vuurspu-

wende bergen. Van daar het groot aantal van plaatsen,

op welke men beweerde dat een reuzenstrijd had plaats

gehad : Creta, Phrygie, het schiereiland Pallene, de

Phlegreische velden in Italic, Rhodus, Arcadie, de

kusten ten noorden van den Pontus Euxinus en zelfs

Spanje. Daarom b. v. Enceladus, een der reuzen, voor-

gesteld als onder de Etna begraven , gelijk anderen

(lit van Typhon verhaalden, die zelf weder tot de

reuzen getekend weid.

X.

De overwinning van Zeus belette echter niet

25

dat de Aarde, ook onder zijne regering, als eenemagtige godin vereerd wierd. Zij werd met Zeus,met de onderaardsche goden, met de Zon en de Ri-vieren, aangeroepen in den eed.

Bij Homerus zelfs Here bij haar zwerende. Haar in-

vloed op Zeus, waar zij zijnen toorn op de zonen van

Lycaon zoekt te bezadigen.

De Hemel komt nergens als een voorwerp dervereering voor : de Aarde, daarentegen, had in Grie-kenland verscheiden tempels, altaren en standbeelden.Zij werd op sommige feesten met andere godheden,bijzonder met de onderaardsche , aangeroepen , gelijkmen haar een groote raagt toekende op de bewonersvan het rijk van Hades. Men offerde baar na kwadedroomen , in de hoop dat zij de gevaren, welkedeze voorspelden , zou afweren. Men offerde haarook , wanneer men de grenzen van een vreemd landovertrok.

Verwarring der Aarde met Rhea en zelfs met De-

meter).

II. 58.

VII. 3-9.

XI.

Onder de afstammelingen der Aarde , verdient Uit de Aarde

de Orkaan (Typhon, Typhoeius, Typhaon) de tarus de (a)r•

eerste plaats. Volgens Hesiodus, was hij een zoon ka (Ty.phanon}.

van de Aarde en den Tartarus. Stesichorus enanderen stelden hem naderhand voor als een'zoon van Here. 'Hesiodus schildert hem als een' H. 90 , 9i.

26

monster met honderd slangenkoppen , die de akeligsteVII. 50. geluiden maakten. Men hield hem tevens voor den

vader van een aantal afzigtelijke en schadelijke we-

zens , die hij bij de nimf Echidna verwekte. Hijwerd door Zeus overwonnen , en , volgens sommigen,in. den Tartarus geworpen , volgens Homerus , onderde Arimische gebergten (over welker ligging menhet niet eens is) begraven. Bij Pindarus ligt hijonder de Etna , volgens anderen weder onder anderevuurspuwende bergen. Men kan wel niet an-ders verwachten dan dat dit wezen alleen zal zijnvereerd geworden, om het kwaad af te wenden dathet zou kunnen stichten. En zoo was het indedaad.De Atheners offerden een zwart lam aan Typhon ,bij het opkomen van een onweder. In Arcadieofferde men in 't algemeen aan de stormwinden,den bliksem en den donder.

Over de wezens uit Typhon en de nimf Echidna,

die eene dochter was van Medusa, voortgesproten, zie

beneden § XVII.

XII.

Wezens uit De Aarde gaf, behalve aan den Hemel, die baarde Aarde overdekte, het aanzijn aan de Bergen, die uit harenalleenontstaan. schoot oprezen , en aan de Zee (Pontus) , die haar

omvatte.Behalve de Zee (Pontus), vinden wij beneden nog den

Oceaan. Opmerking omtrent het onregelmatige en

onzainenhangende der grieksche mythologie, Waar-

schijnlijk dat de dichters de voorstellingen van ver-

27

schillende volksstammen in een systems bijeen gebragt

hebben, zonder zich veel om het meer of min over-

eenstemmende derzelve te bekreunen.

XIII.

Van deze voorwerpen komt alleen de Zee (Pon • Ion se .( 1tus), en wel in later' tijd, als godheid voor. Men Vll. 1042.

vindt gewag gemaakt van offeranden aan de Zee,en van standbeelden ter harer eere opgerigt.

Deze standbeelden stellen echter alle vrouwen voor.liet is hier Thalassa (de Zee), terwijl Ponlus manne-

lijk is.

XIV.

De oude dichters verhaalden dat de Aarde zich Wezens uitde Aarde en

ook met de Zee vereenigde, en dat daaruit ontston- de Zee ont-

den drie zonen, Nereus , Thaumas en Phorcys, en staan.

twee dochteren , Ceto en Eurybia. Nereus was be- Nereusg

roemd door zijne regtvaardigheid, zachtaardigheiden waarheidsliefde. Gehuwd met eene der nimfen,dochteren van den Oceaan , Doris , bragt hij ookzelf een groot aantal nimfen voort, naar hemNereïden genoemd , onder welke verdienen ge-noemd te worden Amphitrite, de echtgenootevan Poseidon , en Thetis , tegen haren wil ge-huwd met den beroemden held Peleus , door wienzij de moeder werd van den nog beroemderenAchilles.

Thaumas, mede gehuwd aan eene dochter van Thaumas.

28

den Oceaan . Electra , was de vader van den Re-Phorcys, genboog en de Harpijen. Phorcys vereenigde zich

met zijne zuster Ceto , en gaf het leven aan tweewezens , onder den naam van Oude Vrouwen,

Greën bekend (Pephredo en Enyo), en aan drieandere vrouwelijke wezens , welke de Gorgonen wor-den geheeten (Stheno, Euryale en Medusa), van welkede beide eerste onsterfelijk , de laatste sterfelijk wasen door den held Perseus gedood werd. Haarhoofd werd vervolgens in het schild van Athenegeplaatst. Behalve deze , ontstonden uit Phorcysen Ceto nog de Draak, die de tuinen der Hesperi-den bewaakte , en , volgens Homerus , de nimfThoisa, die door Poseidon de moeder werd vanden Cycloop Polyphemus.

XV.

lle liegen— De Regenboog (Iris), bij de oude Hebreeuwenboog (Iris). een teeken van de goedkeuring van God, bij de oude

Grieken een voorbode van oorlogen en stormen,werd reeds bij Homerus als eene vrouw voorgesteld

H. 96, 97. met gulden vleugels , door Zeus en Here dikwijlsafgezonden om hunne bevelen aan goden of men-schen te verkondigen , gelijk zij dan ook in deoude heldendichten veelvuldig als de dienaresder hoogere godheden, maar vooral van Zeus, voor-komt.

Ile gedaante van den regenboog natuurlijk aanleiding

gevende tot deze voorstelling. Iris, bij llesiodus, hetII, 98.

29

water van de Styx, op Zeus bevel, aan de goden bren

gende.Gissingen omtrent het onderscheid tusschen Iris als yII. 51, 52.

bodin, en Hermes als bode der goden. Verschillende

wijze op welke deze godin door de dichters van ver-

schillende tijdvakken werd voorgesteld.

Bij de latere dichters komt de Regenboog , evenals andere natuurverschijnselen , voor , als door deneen' of anderen doorluchtigen persoon bemind. Deminnaar van Iris was de Westenwind (Zephyrus). VII. 53.

Volgens sommigen was de Liefde (Eros) bun zoon.Van eenigen eerdienst, aan den Regenboog toege-bragt, vinden wij niet dan zeer spaarzaam meldinggemaakt.

Koeken uit meel, honig en rozijnen haar geofferd op

het eiland Delos.

XVI.

De Harpijen of Roofgodinnen zijn de Storm- De harpijen

winden. Verpersoonlijkt, werden zij oudtijds voor-gesteld als gevleugelde vrouwen , met schoon langhoofdhaar versierd. Hesiodus vermeldt 'er twee, deStormwind (/è'llo) en de Snelvliegende (Ocypete).Naderhand heeft men 'er afzigtelijke wezens vangemaakt, met ligchamen van gieren , menschelijkeaangezigten en ooren van beeren, en haar aantalzeer vermeerderd; maar als godinnen komen zij ner-gens voor.

Denkbeeld der Grieken dat iemand, olie eenklaps II.

verdwenen was, door de Harpijen was weggeroofd.

Verhaal van de wijze op welke de Harpijen Phineus,

92, 94.

30

koning van Salmydessus, aan den Pontus Euxinus, in

zijn' maaltijd stoorden, en hoe zij verdreven werden

door Zetes en Galaïs, zonen van den Noordenwind enOrithyia,

Bij Homerus nog eene harpij, de Snelvoetige (Podarge)

genoemd.

XVII.

Chrysaor,Pegasus,Echidna.

Uit het bloed van Medusa , door Perseus vergoten,ontstonden de held Cltrysaor, het gevleugeld paardPegasus , en Echidna, die half nimf, half slang

was.Chrysaor, met eene der Oceaniden vereenigd,

werd de vader van Geryoneus of Geryon, dien men

als een' man , met drie ligchamen voorstelde, en die

door Hercules in Spanje gedood werd, waar hij eene

groote kudde schoone runderen weidde, welke Her-

cules daarop naar Griekenland voerde.De nimf Echidna , eene waardige echtgenoote

van den monsterachtigen Typhon, werd door hem de

moeder van een aantal monsters, van de Chimera

(door Bellerophon gedood) , van Orthrus, den hondvan Geryon , van den Cerberus, die het paleis van

Hades bewaakte, van de Hydra (door Hercules ge-.dood ), van den arend die Prometheus ingewandenverscheurde.

Deze vruchten van de verbeeldingskracht der di& ters

kunnen ons alleen in zoo verre eenig belang wekken,

als wij 'er uit zien dat, met uitzondering van Nereus

en Iris, alle de andere wezens, die de Zee (Pontus)

als geslachtvader erkenden, monsters en woeste, onban

31

dige schepselen waren. Zoo liet men uit de Chimera

en den Orthrus nog ontstaan de Sphinx, die de Theba-

nen doodde, welke hare raadselen niet konden oplossen,

en de 19rcmcische leeuw , door Hercules overwonnen.

Volgens anderen, waren ook deze monsters onmiddellijka in Typhon hun bestaan verschuldigd. Zoo stellen

sommige Phorcys en de godin Hecate voor als de ouders

van het monster Scylla, dat den doortogt tusschen Italié

en Sicilié zoo gevaarlijk maakte.

Deze voorstellingen een bewijs van den afkeer, dien

de Grieken oudtijds van de zee hadden, een afkeer dien

zij gemeen hadden met de meeste nog onbeschaafde

natieén. Zee-vaart en koophandel zijn geen bezigheden

van nog geheel woeste volken. Gevolgtrekking hieruit

af te leiden: Als Griekenland door een zeevarend volk

wale bevolkt geworden, hoe komt het dan dat in

hunne mythologie zulk een afkeer van dat element

doorstraalt ?

XVIII.

Gelijk de Aarde alleen aan eenige wezens hetaanzijn gaf, zoo ook de Hemel. Te weten, toen hijdoor zijnen zoon Cronus gewond werd, ontstonden,volgens de dichterlijke verhalen, uit de bloeddrup-pelen , die op de aarde vielen , de Wraakgodinnen(Erinnyen), eene soort van nimfen ede 1ifelischegenoemd) en , volgens Hesiodus, ook de Reuzen,

terwijl uit datzelfde vocht, in de zee nedergevallen,naar 't verhaal van dien dichter, de godin Aphroditegeboren werd.

Volgens Homerus, was Aphrodite eene dochter van

Zeus en Dione. Over haar en de Wraakgodinnen zul-.

len wij nader spreken. Over de reuzen hebben wij

reeds gehandeld § IX.

Wezens uitden Hemelalleen out

staan

32

XIX.

Wezens uit Maar , gelijk de Aarde zich vereenigde met dede vereeni-gine van Zee, zoo vereenigde zij zich ook met den Hemel, enAarde en deze schepping deed een aantal wezens geborenHeme l. ont- Ap g g

staan. worden, van welke de meeste als personen voorkomen.

Zij worden onderscheiden in Titanen, Cyclopen enHonderdhanden.

XX.

Titanen. Van de Titanen worden 'er acht paarsgewijze bij

elkander gevoegd , mannelijke en vrouwelijke, te

weten :De Oceaan en Teth ys.

Ceius en Phebe.

Hyperion en Thea.

Cronus en Rhea.

Twee andere mannelijke Titanen trouwden met

jongere godinnen , namelijk:

Creites met .Eurybia, die wij reeds als dochter

der Zee (Pontus) hebben leeren kennen , en

Japetus met Clymene , eene der dochters van

zijnen broeder , den Oceaan.

Twee vrouwelijke Titanen vereenigden zich met

Zeus, den zoon van Cronus, wien hij in het hemelbe-

wind opvolgde. Het zijn zedekundige persoonsver-

beeldingen , welke dus eerst later ter sprake zullen

komen , namelijk :De Geregtigheid (Tlzemi8) , de moeder der Ho-

ren, en

33

Het Geheugen (Mnemosyne) , de moeder der Muzen.De namen der Cyclopen bewijzen dat zij persoonsver-

beeldingen zijn van den Donder , den Bliksem en hetWeerlicht. Zij heetten Frontes, Steropes en .ttrgges.

De Honderdhanden zijn Coitus , Briareii$ en Gyges.

Wij zullen nu eerst, van deze wezens en hunneafstammelingen , die behandelen, welke tot de natuur-kundige mythologie en de eerste Jodenregeringbehooren ; de jongste Titanen, Cronus en Rhea , gelijkook de afstammelingen van Japetus, bewaren wij tothet hoofdstuk, waarin over de persoonlijke god-heden zal gehandeld worden.

XXI.

Van de Titanen wordt , behalve Cronus , alleen de De eerste

Oceaan, en wel eerst in later' tijd, als voorwerp vanTitan,tijd, p de Oceaan,

vereering vermeld. In de oude dichterlijke verhalen, en zijne af-starnmelin—neemt .de Oceaan , in den strijd tusschen Zeus en gen.

60.de Titanen , de partij van den eersten. Hijontving

II. 60

Here in z jne woning, terwijl haar echtgenoot deoudere godheden beoorloogde.

Des te meer vermaardheid hebben vele zonen endochteren der Titanen, de Titaniden, verkregen. Wijzullen deze elk na derzelver ouders vermelden.

XXII,

Van de Oceaniden leerden wij 'er reeds eenige De Oceani_

.kennen. De voornaamste zijn: Doris, de echtgenoote De Ri

dvieen

ren.

van Nereus, Clymene, 'ook wel .dsia genoemd , de 11 * 61, 62.

3

34

echtgenoote- van Japetus, Callirrhoë, die met Chrysaorhuwde, Electra, de echtgenoote van Thaumas, Dione,volgens Homerus, de moeder van Aphrodite, Perseis,door de Zon bemind en moeder van Bëtes, Eury.

nome, de moeder der Bevalligheden. Van eene an-dere Oceanide, de Fortuin (Tyche), zullen wij naderspreken. Behalve deze, worden door de dichtersals zonen en dochteren van Oceanus genoemd deRivieren en Nimfen en in het algemeen.

De Rivieren werden bijna evenzeer door de Grieken geëerd als de Aarde , om den weldadigen in-vloed, dien zij hebben op de vruchtbaarheid.

De rivieren ook xugottfóQos. Alle de rivieren, vol-

gens homerus, zonen van den Oceaan, behalve de

Xanthus, zoon van Zeus.

De Rivieren werden als personen voorgesteld , evenals de andere natuurvoorwerpen , maar zeer dikwijlswordt ook de godheid, die over eene rivier gesteld was,van den stroom zelven onderscheiden. Na Homerus,begon men de Rivieren voor te stellen met stierho-rens, soms ook geheel onder de gedaante van een'stier. Wanneer zij als menschen afgebeeld werden,VII. 12, I3, ..droegen zij een' krans van waterplanten en een'zwaren baard. Bijna in elk landschap vindt men eenof meer Rivieren , die als de stamvaders van het ko-ninklijk geslacht, dat aldaar regeerde, vermeld worden.

De Alpheps stamvader van het geslacht van Crethon.

De Asopus, vader van Antiope, die de moeder was van

Arnphion en Zethus.

Men vereerde dan ook de Rivieren niet alleen

als godheden die een' magtigen invloed konden uit.

II. 63.

lilillin, 75.

35

oefenen op der menscben lotgevallen , maar ook alsde zoodanige die zorg droegen voor regt en orde.De Rivieren werden in den eed aangeroepen , evenals de Aarde en de Zon.

De Rivieren hadden hunne tempels, altaren enheilige bosschen , even als de andere goden. Menofferde hun stieren, paarden , schapen , welke somsin den stroom zelven werden nedergeworpen. Menwijdde hun ook de haarlokken toe , even als aan deAarde, aan Apollo en aan de andere goden die denwasdom der jeugd bevorderden.

Jaarlijlcsch offer aan den Panvisus door de koningen

van Messenie. Groote eerbied voor den Achelous.

Gewoonte van de handen te wasschen in het water van

de rivier die men wilde overtrekken.

XXIII.

Van de Rivieren wordt de Styx met name doorHesiodus onder de Oceaniden geteld; maar de Styxkomt voor als vrouwelijk wezen , terwijl de an-dere Rivieren als mannen worden voorgesteld. Bui-tendien onderscheidde zich de Sty x van deze daar-door dat hare wateren eene zeer verderfelijke, bijnavergiftigende, kracht hadden , terwijl de andere Rivie-ren steeds als weldoende goden worden voorgesteld.

De Styx was eene rivier van Arcadie. In de nabijheidder stad Nonacris stortte zij, met een' dunnen straal,van eene zeer hooge, steile rots naar beneden. Hetschijnt dat men zich van dit water bediend hebbeom de schuld of onschuld der aangeklaagden te

3*

II. 64, 65.

De Styx.

II. 65.

36

leeren kennen. Die van dit water dronk en 'er geenletsel van had, werd voor onschuldig gehouden.Van daar de gewoonte, niet alleen der Grieken, maarook van hunne goden , om bij de . wateren van deStyx te zweren.

Nadeelige invloed, dien, volgens Ilesiodus, het drin-

ken van het water der Styx op die goden had, welke

der waarheid hadden te kort gedaan.

Om deze merkwaardige eigenschap, werd de Styxvoorgesteld als eene der rivieren van de benedenwe-reld , waar de godin zelve , als persoon , eene afzon-derlijke woning had , in de rotsen uitgehouwen enonderschraagd door zilveren kolommen. Men ver-haalde dat zij gehuwd was met Pallas, den zoon desTitans Crei'us, Vier zedekundige persoonsverbeeldin -gen, de Overwinning (Nice), de IJver (Zelus),de Kracht (Crato8) en het Geweld (Bia) wordenhare kinderen genoemd. Over deze in het volgendehoofdstuk.

XXIV.

De Nimfen. De Oceaniden en Nereïden heetten Nimfen. Maar,e

buiten deze , namen de Grieken nog een groot aan-

H. 67- 70. tal van deze godinnen aan , als dochteren van de

Rivieren of van andere hooge godheden, welke oor-spronkelijk het opzigt hadden over de bronnen enfonteinen (Najaden), schoon 'er bijna geen plaats ofvoorwerp in de natuur kan bedacht worden , die menniet door Nimfen bewoond achtten Zoo had men Berg-nimfen (Orestiaden), Boschnimfen, Weidenimfen,

II, 66.

37

.Boomnimfen (Hamadryaden). Van deze laatste zeide

men dat zij even lang leefden als de boom welke zij

verzorgden, en in welke zij soms haar verblijf hadden.De Orestiaden door .homerus dochters van Zeus ge

noemd

En zoo werden ook andere godinnen van minde•ren rang met den algemeenen naam van Nimfenbestempeld, b. v. de Hyaden en Pleïaden, de Meliden,die uit het bloed van Uranus ontstonden , Calypso enCirce in de Odyssee.

Groote verscheidenheid in de namen der Nimfen,

naar de boomen of de plaatsen die zij verzorgden. Groote

verscheidenheid in bare waardigheid. De steden en

landen verpersoonlijkt als Nimfen voorgesteld, Egina,

Delos, Thebe. Vandaar de latere voorstelling van de

Stedemaagden.

De Nimfen werden , even als de ,Rivieren , als zeermagtige godinnen vereerd, die niet alleen de men-schen konden beschermen en redden , maar hen ookstraffen voor hunne misdrijven. Vooral schreef menhaar een' grooten invloed toe op de gezondheid.

Dit denkbeeld ontstaan uit de genezende kracht derminerale bronnen,

'VII. 16.

Volgens de Grieken, konden de Nimfen niet alleengezondheid verleenen en vruchtbaarheid , maar ookalle soorten van weldaden, tot zelfs de overwinningin den oorlog. Zelve vriendinnen der Muzen, ver- viI. 17, 18.

aangenaamden zij het leven der menschen door deliefde voor de schoone kunsten , die- zij hun in-boezemden. En , gelijk zij geacht werden, even alsApollo, de gave der voorzegging te verleenen, zoo

38

VII. 19.

geloofde men ook dat de verstandsverbijstering dik.

wijls een gevolg was van den toorn der Nimfen(avt A,wiet).

Ook zag men overal in Griekenland, in de bos-.schen, op de bergen , in spelonken en aan den oeverder rivieren, tempels en altaren voor deze go-dinnen opgerigt.

`De Nimfen, met Pan en hermes, aangeroepen inde Thesmophorien. Bij de Bon ers spelen ter harer

eer, en ter eere van Apollo en Poseidon. Offeranden

haar in Beotie toegebragt door de bruiden voor haarhuwelijk.

XXV.

De tweede Het tweede Titanenpaar, Ceïus en Phebe, haden zij'Cei af- twee dochters Leto en Asteria. De eerste, zijne af- > >stammelis-gen, zelve als godin vereerd , die mede invloed uitoefende

Asteria, op gezondheid en wasdom (x8gerg400, en die opverscheklén 'plaatsen in 'Griekenland tempels en alta-ren had , was vooral beroemd als moeder van Apolloen Artemis. Asteria is zelve minder bekend danhare dochter Hecate, die zij eenen der zonen vanden volgenden Titan, Creïus, ter wereld bragt.

XXVI.

De derde De derde Titan, Creius, gehuwd . met €Eurybia,Titan,Creias,

had drie zonen, vanen zi j ne af— dochter van de Zee (Pontus), ,`stammelis— welke de eerste, Astreius, zich vereenigde i met 'denden, Astreus,Pallas, Per- Dageraad (Ebs),-dochter van den vierden Titan, \Hy-

sea.perion ; °de tweede, Pallas, was, zoo wij magen, dè

39

echtgenoot der Styx, en de derde, Peraev, dievan Asteria, dochter van Ceïus.

XXVII.

Veel beroemder en magtiger waren de afstamme- De vierde

tingen van den vierden Titan , Hyperion, en zijne Titan ' HyRe-non en zijne

echtgenoote Thea. Zij zijn de Zon (Helius), de Maan afstamme_tingen. De

(Selene) en de Dageraad (Eo:). Zon(Helius).

Thea bij andere dichters Euryphaessa, ook wel Aste-rope genoemd. Duidelijke beteekenis dezer namen.Thea bij Pindarus de glans des Rijkdoms. De namender zonen en dochteren van de Zon, Phaêthon, Phaé-

thusa, Lampetzé, Phebe, Egle, alle licht en glans tekennen gevende.

Behalve de Aarde en de Rivieren, was 'er geengedeelte der zigtbare natuur, dat zoo door de Grie-ken vereerd werd, als de Zon. De dienst des Hemels,van Zon , Maan en Sterren behoort in het Oosten tehuis, maar de dienst der Zon was even eigen aanGriekenland.

De Zon, schoon tot de oudere godheden behoo-rende , behield zijn aanzien onder de regering vanZeus; zelfs wordt zijne voorstelling merkelijk duide-lijker en meer uitgewerkt hij de latere dichters.

Natuurlijke oorzaak van dit verschijnsel. Denkbeel-dige wezens, als de Titanen, kon men zich voorstel-

len als in den Tartarus geworpen: de zigtbare deelenvan het heelal, Aarde, Rivieren, Zon en Man moestenhun aanzien blijven behouden.

Oudtijds vereerden de Grieken het ,hemelligchaarnin deszelfs zigtbare gedaante. Al spoedig echter

II. 70-74.

II. 74.

II. 75.

VII. 19-21.

40

stelden zij zich ook de Zon als persoon voor. BijHomerus vinden wij reeds gewag gemaakt van derunderen der Zon , in Sicilie, door zijne dochtersLampetië en Phaëthusa geweid.

Waarom aan de Zon runderen toegeschreven. Van

deze runderen verscheiden gedood door de meelgezel-len van Ulysses Verhaal van den toorn der Zon over

deze misdaad, IIeilige kudden der Zon te Apollonia.

Naderhand werd de Zon , even als de andere goden,voorzien van een paleis, van een' wagen, met viervuurspuwende en gevleugelde paarden bespannen.Men stelde zich voor dat de Zon over dag het he-melruim in dien wagen doorsnelde, en dat hij desavonds zich in een gouden schaal inscheepte, inwelke hij des nachts den oceaan overstak, om desanderen daags zijnen gewonen topt weder aan tevangen. Zijne stralen werden bewaard in een goudenvertrek, in de stad van zijnen zoon Eetes.

VII, 24-26. De Zon , als persoon voorgesteld , werd gehoudenvoor de stamvader van een aantal koninklijke familieënin en buiten Griekenland , even als dit met de Inca'sin Peru het geval was. De vorsten van Rhodus,Corinthe, Elis, Colchis, werden gezegd van hem afte stammen. In de beide eerste steden werd hij alsbeschermgod vereerd, en geen plaats bijna was 'erin Griekenland, waar hij niet zijne tempels en alta-

ren had.Colossus te Rhodus, %eesten en spelen ter zijner

eere aldaar gevierd. Processieén voor hens te Athene

en te Lphese. Paardenoffers op den top van den Tay-

retus in Laconic. Dagelijks °door de Grieken aange

II. 78.

VII. 25.

II. 75fin. — 77.

41

beden, als zij het licht des daags begroetten. Grootaantal van zonen en dochteren der Zon : die naarwelke de drie steden van Rhodus benoemd werden

(Ltndus, Ialyssus en Camirus), Circe, Pasiphaë,

Eetes, Phaëthon. De jeugdige onbezonnenheid van

Phaéthon, zijn val, en het lot zijner zusters, de Ile•ligden.

De weldadige invloed van het zonnelicht, in zui-delijke landen veel kenbaarder en treffender dan inonze benevelde gewesten , deed de Zon als eene hoogstweldadige godheid beminnen en eeren, en verschaftehem den naam van vriend der menschen en vader

van alle levenden.

Men' geloofde dat de Zon niet alleen de ge-zondheid en de vruchtbaarheid bevorderde, maarook dat hij , als alle voorname godheden , allerleisoort van zegeningen, zoo in den oorlog als in denvrede, aan het menschdom kon verleenen.

Maar tevens vreesde men dienzelfden god ook alsden regtvaardigen vergelder van der menschen deug-den en misdrijven. Daarom werd de Zon, met deAarde en de Rivieren, en met de voornaamste derpersoonlijke godheden, in den eed aangeroepen. Vanhem verwachtte men wraak over het geleden onge-lijk; hem riep men aan als getuige zijner onschuld;de glans der Zon werd niet minder vereerd dande bliksems van Zeus.

Aanleiding tot dit denkbeeld in de ligchamelijke H. 77.alomtegenwoordigheid der Zon. De Zon, die alles VII. 28'29.

ziet en alles hoort.

42

De Zon , zoo geheel onderscheiden van Apollo, diede zoon was van Zeus en van Leto, dochter van denTitan Cetus, werd , van den tijd van Euripides af ,

VII, 32-34. door sommige dichters met dien jongeren god verward,J g gzoo dat men aan de Zon den naam gaf van Apollo,

en de bekende eigenschappen van dezen laatstenals eigenschappen der Zon uitlegde , hoewel het 'erverre af is dat deze dwaling algemeen zou geweest

zijn , gelijk zij ook nimmer invloed gehad heeft op

den uiterlijken eerdienst.Steeds de tempels en standbeelden van de Zon en

Apollo onderscheiden. Op den tempel van Apollo teDelphi, Apollo en de Zon elk afzonderlijk afgebeeld.Dwaling der hedendaagsche dichters, die de Zon zoodikwijls met den naam van Phebus bestempelen.

Afbeelding der Zon.

XXVIII.

lgillin , 15 ,25, 27.

De Maanf Selene).' II. 80.

VII. 35.

VII. 34.

De Maan , eene godin zoo hoogelijk in Azië ver-eerd, schoon in Griekenland als de zuster van deZon voorgesteld, was daar oudtijds , noch in magt,noch in aanzien , met haren broeder te vergelijken.Ook in later' tijd was haar dienst lang zoo algemeenniet verspreid als die van de Zon.

Echter feesten van de Nieuwe Maan; offers van stie-ren, of van koeken in de gedaante dier dieren gebak-ken ; sommige holen, bronnen en meeren haar ge-

heiligd.

Zij werd, even als de Zon , als een persoon

voorgesteld , op eenen wagen met twee paarden , vol-

43

Bens latere voorstelling, met twee stieren of koeijen

bespannen. Men eerde ook haar als de moeder van

sommige aanzienlijke personen.De liefde der Maan voor Endymion en voor Eumol- VII. 34.

not. 71.pus Haar zoon Museiis. Afbeeldingen der Maan methorens, gelijk die der Zon met stralen, en van daar

waarschijnlijk de stieren of koeijen, die men voor haren

wagen spande.

Eerst na dat de Grieken, door de overwinningen van VII. 35, 36.

Alexander den Groote, meer met het Oosten waren be-kend geworden , kregen zij, op het voorbeeld ddr azia-tische volken, een' grooteren eerbied voor het licht desnachts. De Maan werd van dien tijd af , ook in Grie-kenland, de godin der verliefden en der toovenares-s en , die bij haar twijfelachtig schemerlicht hunne ge-heimzinnige kunstbewerkingen verrigtten en daarbijdan steeds de Maan aanriepen. Van daar ook de VII. 36-40a

verwarring van de Maan met verscheidene anderegodinnen , niet alleen met Artemis , gelijk de Zonmet Apollo verward werd ., maar ook 'met Hecate,met ilithyïa , en zelfs .rn'dt Athene. Naderhand,onder de -romeinsche heerschappij , ward tde .Maan,onder 'den naam van de 'egyptisdhe 'Isis , als . met deeigenschappen van -bijna ! alle , beende godinnen

voorgesteld , en als de hoogste vrouwelijke godheid

vereerd.

XXIX.

De tweede zuster der Zon was de Dageraad (Eo), De Dage.raad (Eos),

een verschijnsel dat , blijkens de voorstellingen der It. 82-85.

44

VII. 43.

dichters , de aandacht der oude Grieken meer dan

eenig ander schijnt getrokken te hebben. Immers,

hoezeer de Dageraad niet als godin vereerd werd,

zoo is 'er echter in de natuurkundige mythologie

geene persoonsverbeelding , reeds oudtijds meer

uitgewerkt dan deze. De oudste dichters vermel-den haar paleis, haren troon , haren wagen en paar-

den , beschrijven hare kleeding en haar voorkomen.

Eos nu eens op een' wagen met vier, dan met tweewitte paarden. Volgens sommigen, op een paard

rijdende, namelijk op den Pegasus, nadat hij Belle-

rophon afgeworpen had. Haar paleis in het eiland

Eéa. Eos, bij Euripides , gevleugeld. Bij alle de

dichters met een geel kleed en rozenverwige vingeren.

Kinderlijke voorstelling der oude Grieken, die den

dageraad onderscheidden van het zonnelicht, en bui-

tendien nog een derde wezen, den Dag, aannamen.

Daardoor echter naderhand de Dageraad (Eos) veelvul-

dig ook Dag (Hemera) genoemd.

Zoo ook is 'er geene natuurkundige persoonsver-

beelding, welker geschiedenis zoo vele voorvallen op-

levert, als die van den Dageraad. Zij werd gezegd

verscheiden doorluchtige helden bemind te hebben,

Orion, Clitus, Tithonus , Cephalus.

Clitus en Cephalus , om hunne schoonheid, door

haar medegevoerd naar den Olympus. Orion doorArtemis gedood. Cephalus zoon, Phaëthon, pries-

ter van Aphrodite. Tithonus de vader van mem-

non en Hemathion. De eerste, koning der Ethio-

piérs, bondgenoot der Trojanen , hunne stad te-

gen de Grieken verdedigende, door Achilles gedood.

45

Beeld van Memnon in Egypte, dat gezegd werd,

zoodra het door de eerste stralen der zon getroffen

werd, een geluid te doen hooren. Memnonische vo-

gelen, die ter zijner eer elkander strijd leverden op

zijn graf, en zijnen dood door hun gezang betreurden.

Afbeelding van Eos.

XXX.

VII. 44-

Millin,24, 30.

Wij laten hier onmiddellijk volgen de afstammelingen Afstamrne–

van den Dageraad , raar zij mede tot de natuurkund ige lino. e Dag e

mythologie behooren. Zij zijn de Winden en de raid.De Wnden,

Sterren. Volgens Hesiodus althans , ontsproten deNoorde-, Zuide- en Westewind uit den Dageraad enAstreiis, den zoon van den Titan Creius en Eurybia.De Oostewind was , volgens hem , een zoon vanTyphon. De overige dichters maken deze onder-scheiding niet.

Verschillende voorstelling bij andere dichters en

schrijvers. Bij sommige de Noorde- en Zuidewindzonen van Zeus, bij andere alle 'oven van Cronus.

Reeds bij Homerus worden de Winden als perso-

nen voorgesteld, in een paleis te zamen maaltijd hou-

dende. De Noordewind, of eigenlijk de Noordoostewind,

(Boreas) werd gehouden voor den vader van Lycurgus,

koning van Thracie, en van Butes , opperhoofd eenervolkplanting , die het eiland Naxos bezette. De Athe-

ners verhaalden dat Boreas de dochter van eenenhunner koningen, Orithyïa, roofde , en bij haar twee

gevleugelde zonen voortbragt , Zetes en Calais , diedeel namen aan den topt der Argonauten.

II. 87.

II. 88.

II. 89.

VII. 47, 49.

46

Verhaal van de onsterfelijke paarden, geboren uitden Westewind (Zephyrus) en eene Harpij, welke Po-

darge genoemd wordt, Volgens Callimachus, de nimfen

Upis, Loxo en liecaërge, dochters van Zephyrus.

Reeds in vroege tijden werd den Winden grootemagt toegeschreven, en werden hun offeranden en wijn-plengingen toegebragt. Naderhand vooral werden zijdoor de Grieken met tempels en altaren en gods-dienstige plegtigheden vereerd , 't zij dan om hun-nen toorn af te wenden , of om hunne hulp tegenden vijand af te smeekes.

De natuurlijke uitwerkselen van de kracht des winds

aan den wil van den persoon toegeschreven, waarinmen het natuurverschijnsel veranderde. Volgens de

Atheners, Boreas, op hun gebed, de vloot der, Perzenbij Arternisium verstrooijende. Tempel daarom voor

hem gesticht aan de boorden van den Ilissus. Evenzoo de winden' Delphi tegen de Perzen verdedigende.Verhaal volgens hetwelk de Thuriers Boreas het bur-gerregt aanboden, omdat hij voor hen de vloot vanden tyran Dionysius uiteen geblazen had. Te Megalo-polis vereerd, omdat door zijnen adem de stormwerk-

tuigen, door Agis, koning van Sparta, tegen de stad

opgerigt, omvergewaaid waren. De Noordewind door

Pindarus de koning der Winden genoemd. Deze, zoowel

als de Westewind, het meest geëerd. Hunne tempels en

altaren op verscheiden plaatsen. Geheimzinnige offeran-

den in Sicyonie, om den toorn der Winden af te wenden.

TI.'489. not. Bij I omerus is Eolu8 niet anders dan een gewoon

VII. 149.

not. mensch , maar die een middel bezat om de kracht242. der winden te bezweren.

Verhaal van den zak vol winden, dien hij aan Ulys.

ses medegaf.

Eerst na de terugkomst der Hracliden , komt hij

47

als de god der winden voor. Hij hád een' tempelop een der Liparische eilanden, in welken men destaatskas bewaarde. Latere dichters maken dikwijls

van hem gewag.De storm die de vloot van Agathocles verstrooide,

toen hij de Lipariërs genoodzaakt had hem hunne

schatten over te leveren, aan de wraak van Eolus toege- Millin, 80.

schreven. Afbeelding van Boreas. De Windentoren te 75-77.

Athene van lateren oorsprong.

XXXI.

De Sterren, die, in het gedicht van Hesiodus, ook De Sterrenti

onder dé afstammelingen van den Dageraad gerang-

schikt worden, en na welke de Morgenster (Heosphoru:)

nog afzonderlijk genoemd wordt, waren bij de oude Ir, 81.Grieken nog minder in aanzien dan de Maan. Men

leest , ja, hier en daar van eerbewijzingen enkele

sterren toegebragt, maar van eene eigenlijke gods-

dienstige vereering dezer hemelligchamen in het al,

gemeen ontwaart men niets, dan de algemeene ge-

tuigenis van Plato omtrent den alouden dienst van

Zon, Maan en Sterren.Twijfel aan de echtheid der plaats van Ifesiodus,

waar over de sterren gesproken wordt. De zeven ko-

lommen in Laconie, die de zeven planeten zouden

verbeelden. Vergulde geit te Phlius, ter eere van het

dusgenoemde sterrebeeld ; offers aan den Sirius op het

eiland Ceos : een en ander meer om het kwaad, datdeze hemelligchamen zouden kunnen doen, af te wen-

den, dan op hoop van eenige weldaden van hen te

zullen verkrijgen.

48

De vijfdeTitan,

Japetus.

Het was eerst na de meerdere kennis die de Grie-ken van het Oosten verkregen door de topten van

Alexander, dat de Sterrendienst meer algemeen werd,

zoo als ook die der Maan.In latere gedichten de sterren veel menigvuldiger

vermeld. De sterrewigchelarij bijna niet bekend bij

de oude Giieken, naderhand veel meer in zwang.

De benaming der sterrebeelden naar grieksche go-

den of helden grootendeels een werk der geleerden

en sterrekundigen, en zonder invloed op den volksgods-

dienst.

XXXII.

De vijfde Titan, Japetus, gehuwd met Clymene,eene Oceanide, had vier zonen, altlas, lifenetius,Prometheus en Epimetheus. De geschiedenis van denvoornaamsten hunner , van Prometheus, is zoo ver-want met de algemeene geschiedenis der omwente-lingen, die in het hemelbestier plaats hadden , datwij hetgeen over hem en zijne broeders te zeggenis tot een volgend hoofdstuk bewaren. Hetzelfdegeldt van den zesden Titan, Cronus, en zijne afstam-rnelingen, welke alle buitendien, zoo als die Titan

zelf, niet tot de natuurkundige mythologie behooren.Ook de vrouwelijke Titanen, de Geregtigheid (The-mis) en het Geheugen (Mnemosyne), behooren niette dezer plaatse.

XXXIII.

Van de reeks van afstammelingen van de Aardeen den Hemel blijven ons dus nog over de Cyclopen

49

en de Honderdhanden. -- De Cyclopen waren, zoowij boven aanmerkten , oorspronkelijk persoonsverheel-dingen van den donder, den bliksem en het weer-licht. Zij hadden een altaar op de landengte vanCorinthe. Evenwel, reeds bij Hesiodus komen zij voor

als wezens die zelve den bliksem voor Zeus smeedden.Zoo verhaalde men ook dat zij voor Hades een' helmvervaardigden , die hem onzigtbaar kon maken , envoor Poseidon den drietand. Het is hieruit blijk-baar dat men de oude verpersoonlijkte luchtver-schijnselen al vroeg verward heeft met andere we-zens , ook Cyclopen geheeten , welke eigenlijk nietanders waren dan bekwame werklieden uit Thraciëafkomstig.

Deze door sommigen vermeld als hulptroepen in dienstvan Proetus, toen hij oorlog voerde met zijnen broe-

der Acrisius. Overblijfselen van gebouwen, cyclopi-

sche genoemd, uit reusachtige steenen, zonder kalk

in elkander gevoegd, aan deze Cyclopen toegeschreven:onder andere de muren van hlycene, die zij voor den-

zelfden Proetus zouden gebouwd hebben.

Van beide moeten onderscheiden worden die Cy-clopen , welke, volgens Homerus, een' volksstamuitmaakten, nog in den eersten, woesten natuurstaat,op de kusten van Sicilie, levende.

lIet zijn deze die bepaaldelijk Cyclopen (dscc4')

genoemd werden, omdat zij maar een groot rond oog

midden in het voorhoofd hadden. Polyphemus.

II. 167.

I. 256.

50

XXXIV.

De honderdhanden.

II. les.

VII, 135.

Wij voegen bier bij de Honderdhanden, schoon zijeigenlijk niet tot de natuurkundige mythologie be-hooren. Zij worden voorgesteld als reusachtigegodheden, met vijftig hoofden en honderd handen.Een hunner, Briareus, kwam Zeus te hulp, op het ver-zoek van Thetis , toen de overige goden tegen hem inopstand geraakt waren. Ook beslistte hij, door zijneuitspraak, een geschil tusschen de Zon en Poseidongerezen, over het bezit van Corinthe.

In later' tijd beschouwde men hriareus als de oorzaak

der aardbevii.gen, en meende men dat hij de kolom

man had opgerigt, aan de straat die de illiddellandsche

zee met den oceaan vereenigt, welke kolommen na-

derhand den naam van Hercules droegen. Ilij werd

bij de goden Egeon geheeten, en daalvan ontleende

neen den naam der Egeische zee.

XXXV.

De Jeugd(Ilene),

Om de natuurkundige mythologie niet onvolledigte laten, voegen wij 'er de volgende persoonsverbeel-dingen bij , hoewel zij, of volgens de geslachtlïjst dergodenfamilie, of zelfs wat den tijd aangaat, waarinzij het eerst vermeld worden, van jonger' oorsprong

zijn.De Jettgd (Hebe) wordt verpersoonlijkt voorgesteld

als eene jonge, schoone godin , en als dochter vanZeus en Here. Het kenschetsende in hare voorstelling

VII. 59.Millin, 47.

VII. 60, 61.

VII. 62.

51

is hare gedienstigheid omtrent de overige goden,wie zij aan tafel den nectar schonk, die zij ver-pleegde , wanneer zij gewond waren , en wierkrachten zij verjongde en versterkte. De onverwin-nelijke Hercules, toen hij , ter belooning zijner zoo ii. 105.

weldadige wapenfeiten , in den hemel werd opge-nomen, werd vereerd met de hand dezer beminne-lijke godin.

Door latere schrijvers twee zonen van Hercules en

Hebe genoemd, Alexiares en Anicetes.

Andere schenkers der goden, Ganymedes , Hermes,

Harmonia.

Schoon men maar schaarsche bewijzen vindt van VII. 58.

eenigen invloed, door deze godin op der menschenlotgevallen uitgeoefend, zoo werd zij toch hier endaar in Griekenland vereerd.

Tempel en feesten van de Jeugd te T'hlius in Area-

die. Deze tempel tevens een vrijplaats. Gemeenschap-

pelijke tempel met Hercules. Afbeelding.

De Gezondheid (Hygiea) door sommigen de moedervan Apollo genoemd, had, met Panacea en de nimfIasus, een gemeenschappelijk altaar bij den tempelvan Amphiaraus te Oropus.

De gezondheid en Panacea dikwijls naast Esculapius

op gedenkpenningen afgebeeld.

De Tijd (Chronus) werd niet als godheid vereerd,maar door de dichters als een der mágtigste godengeroemd. Naderhand werd hij onder den naam vaniEon meermalen door de dichters vermeld, en doorde kunstenaars afgebeeld.

Dit wezen zou alleen daarom verdienen vermeld te

worden, wijl zijn bestaan allen twijfel opheft omtrent

4*

VII. 63.

'ii11in, 18.

VII. 63, not.328.

52

die in zoo ontelbare mythologische werken tot vervelens

toe herhaalde zoutelooze uitlegging van Cronus, als

ware hij dezelfde als de Tijd (Chronus),Latere afbeeldingen van dien Eon.

De Echo behoort tot de eerst in later' tijd ver-persoonlijkte wezens. Zij wordt voorgesteld als debeminde van Pan.

Iambe, die Demeter zocht te troosten, door sommi-gen, door anderen lynx als hare dochter vermeld.

Men vindt gewag gemaakt van standbeelden vanEcho , maar anders is het op zijn best twijfelachtigof men haar als godin vereerd hebbe.

TWEEDE AFDEELING.

ZEDEKUNDIGE NYTHOLt}GIE.

I.

Volgens onze verdeeling, bevat de tweede classe derGrieksche godheden de persoonsverbeeldingen van

driften en hartstogten , gewaarwordingen , deugdenen Ondeugden , en van toestanden in welke zich demensch bevindt.

IIoeijelijkheid om deze tot eenige bepaalde godenre.gering te brengen. Waarschijnlijk alle voortbrengselen

van het dichterlijk vernuft. Naar de grilligheid van

het volksgevoelen, sommige tot godheden verheven,

andere niet anders dan als dichterlijke sieraden ver— II, 123—J26.meld. Onzekerheid omtrent den tijd in welken dezeverschillende voorstellingen zijn vergood geworden.

Alleen van sommige bekend dat zij niet bij de oudstedichters voorkomen.

54

II.

De Liefde(Eros).

VII.86. bijz.not.115,116.

De oudste van alle zedekundige persoonsverbeel-dingen is, volgens Hesiodus , de Liefde (Eros). Dezeis, bij hem, in ouderdom gelijk aan de Aarde en aanden Tartarus , en is dus als 't ware een der hoofd-beginselen van al het bestaande. Sommige dichtersschijnen deze voorstelling van Hesiodus nagevolgd tehebben, maar zij verschillen meestal in den oorsprongdien zij aan de Liefde toewijzen.

Volgens Ibycus, Eros de zoon van den Chaos ; vol-

gens Acusilaus, van den Nacht en den Ether; volgens

Sappho, van den Hemel en de Aarde ; volgens den

schrijver der orphische hymnen, van Cronus. Bij

Olen , de Liefde een zoon van Ilithyia ; Lij Alceus

een voortbrengsel van den WT estewind (Zephyrus)

en den Regenboog (Iris).

VII. 89.

Zoo zeer als deze opgaven verschillen , zoo zeerkomen de latere dichters met elkander daarin over-een , dat de Liefde een zoon was van Ares en Aphro-dite. De eerste, die hem alzoo heeft voorgesteld ,schijnt 'Simonides geweest te zijn. Volgens dezen ende dichters die hem hebben nagevolgd, wordt deLiefde, wel verre van een der grondbeginselen vanhet heelal te zijn , voorgesteld als een gevleugeldeknaap , met boog en pijlen , en soms met een fak-kel, gewapend, met welke hij de harten der jonge-lieden van beiderlei kunne doorwondt, of de vlamder liefde in dezelve ontsteekt. Vooral is het debeminnelijke dichter Anacreon, die hem op die wijze

55

afbeeldt. Als zoodanig wordt ook dikwijls van dezegodheid in het meervoud gewag gemaakt , van Ero-tes of Liefdegoden ; en in dienzelfden zin wordenhem de goden van het Verlangen (f[ineros' en Pothol)

toegevoegd. Tot deze voorstelling behoort ook demythe volgens welke de goden , om Eros voor zijnebaldadigheden te straffen , hem van zijne vleugelenberoofden , en die aan de Overwinning gaven.

II. 141.

H. 141.not. 52.VII. 89.

Waarschijnlijk dat Hesiodus, door zijne voorstelling van

de Liefde, een leerstuk der wijsbegeerte heeft willen uit-

drukken, gelijk aan de stelling van Empedocles en Phere-

cydes, volgens welke wijsgeeren het heelal gevormd werd

door Bene zamenstellende of vereenigende kracht, die zij

de Liefde of de Eendragt, en door eene afstootende of

ontledende kracht, die zij den Twist of de Tweedragt

noemden. ', volgens de volksdenkbeelden, was de Liefde

zeker van den beginne af aan niet anders dan de per-

soonsverbeelding van die gewaarwording welke ook

wij met den naam van liefde bestempelen. Dit blijk— II. 141.

baar uit de wijze op welke verscheiden' der bovenge-

noemde dichters de oude godheid, Eros voorstellen. VII' 88.

Groot is echter steeds het verschil van de wijze opwelke de dichters zich uitlaten over het karaktervan Eros, een verschil dat evenwel gemakkelijk te

verklaren is uit het verschillend oogpunt waaruitmen de liefde zelve kan beschouwen , als eene deraangenaamste en zaligste gewaarwordingen namelijk,en evenzeer als de bron van hartverterende zor-gen , van verstandsverbijstering, van jammer en el.lenden , zoodat Eros nu eens wordt voorgesteld

56

als de beminnelijkste der goden, dan eens als eenwreede dwingeland en als de vijand van het men-schelijk geslacht.

VII. 90-92.In liet laatste opz'gt vooral door de treurspeldich-

ters. Eros soms met tweederlei soort van pijlen gewa-

pend, van welke de eene diegenen, welke zij troffen,

gelukkig maakten , telwijl de andere de zielerust

verstoorden en de oorzaak waren van de bitterste ge-

waarwordingen en ongelukken.

VII. 93.

Deze voorstellingeu moeten wel onderscheidenworden van die der dichters , die , onder dennaam van Orpheus, de stelsels der nieuw-platonischewijsgeeren hebben trachten uit te drukken. Doordeze wordt, naar aanleiding van de vroegere voorstel-ling van Hesiodus , de Liefde afgeschilderd als eenverheven wezen, en bijna als de schepper van hemelen aarde.

Evenzeer moet men van de volksdenkbeeldenonderscheiden het gebruik door de wijsgeeren van

VII. 95-97. de dichterlijke voorstelling der Liefde gemaakt. Dewijsgeeren namelijk hebben Eros dikwijls voorgesteld.als den god der vriendschap en der eendragt , en indien zin wordt hij dan zelfs de bron der wijsheid ende voorstander van het heil der volken en van dcrust der maatschappij. Het laat zich begrijpen datmen tot deze voorstelling den ouden deftigenEros boven den jonge baldadigen knaap gekozenhebhe.

57

Overal vond men standbeelden , op verschei-de» plaatsen altaren voor Eros opgerigt ; de Athe-ners offerden voor hem in de Academie, de Spar-tanen en de Cretensers leverden nooit eenen veldslagzonder aan Eros te offeren. Te Thespië , in Beotië ,werd om de vijf jaren voor hem een prachtig feestgevierd (Erotidia). Op het eiland Samos vierde meneen feest der Liefde, onder den naam van het feestder Vrijheid (Eleutheria).

De Eros van Praxiteles, die Tan Lysippus, die van VII. 99.

Pausias, in den tholus te Epidaurus. Deze met een not. 171.

lier voorgesteld. Eros op het voetstuk van den Ju— 1ilillin, 45.

piter Olympicus te Elis afgebeeld.

Met de Liefde moet vermeld worden eene anderegodheid, genaamd de Tegenliefde of (Vederliefde

(.interos) , die nu eens voorkomt als een god , diediegenen straft, welke hunne beminden hebben ver-ongelijkt of mishandeld, dan eens als de wederliefde,dan weder als de minnenijd.

Eros en Anteros in het gymnasium te Elis. Anteros

altaar te Athene.

IV.

De persoonsverbeeldingen , die in betrekking staantot de oudere godheden van welke wij reeds gespro-

VII. 98.

VII. 98.fin e 99.

58

ken hebben , zijn de volgende : de Droomen , deBespotting of Berisping (Momus), de Schikgodinnen(Moiren) , de Verontwaardiging (Nemesis), de Twist(Eris), alle afstammelingen van den Nacht, de Wraak-godinnen , uit het bloed van den Hemel ontstaan, debeide vrouwelijke Titanen , de Geregtigheid (Themis),met hare dochters, de Horen , en het Geheugen(Mnemosyne), met hare dochters, de Muzen, de vierkinderen der Styx, de Overwinning (Nice) , de IJver(Zelus), de Kracht (Cratos) en het Geweld (Bia) , deFortuin (Tyche) , dochter des Oceaans, en „eindelijkde dochters van eene andere Oceanide, Eurynome,namelijk de Bevalligheden.

V.

De Droomen, bij Hesiodus zonen van den Nacht,bij Euripides van de Aarde , schoon meermalen ver-meld door de dichters, en afgebeeld door beeldhou-wers en schilders , komen niet voor als voorwerpen

fI.150,151. der openbare vereering.vi!.112. De twee poorten door homerus vermeld, die van

hoorn, waardoor de ware, en die van elpenbeen,

waardoor de valsche droomen uitgaan.

VI.

De Bespotting (Momus) , schoon reeds door Hesio-dus vermeld , komt echter , als werkelijk persoon,niet voor dan bij latere schrijvers, vooral bij Lucia-.11113, die hem menigvuldige malen als spreker invoert

v1I.114,115.opstellen.in zijne Zamenspraken der Goden en andere satyrieke

59

In den tijd van Plato echter reeds in een volks-

spreekwoord vermeld. Door den dichter Alceus van

Nessene gevleugeld voorgesteld.

VII.

De Schikgodinnen (Moiren). Moiea of a ov, is nietanders dan het Deel, het Lot. De Moiren warendus eigenlijk persoonsverbeeldingen van de lotgevallender menschen, en oorspronkelijk even menigvuldig 'inaantal als deze lotgevallen zelve. Men maakte 'er vervol-gens persoonen van, die, bij de geboorte der menschen,het geluk of ongeluk bepaalden, dat hun zou wordentoegelegd, gelijk ook het oogenblik van hun sterven.

Eenè dichterlijke uitdrukking, door welke men hettoedeelen van het geluk of ongeluk inweven noemde,gaf aanleiding dat men deze godinnen als weefstersof spinsters voorstelde , waarbij men tevens haar getaltot drie beperkte , en ze Clotho , Lachesis en Atroposnoemde.

Volgens de bovengenoemde opvatting, kon men ookzeggen dat de Moiren alle dingen bestuurden , enzelfs dat de goden haar onderworpen waren.

Dit laatste moet echter niet zoo verstaan worden,als namen de Grieken een boven de goden verhevenbestuur aan , of een zoogenaamd Noodlot. Aan hetgeval, aan eene onvermijdelijke gebeurtenis, waren ook

II, 454.

60

de goden onderworpen , zoo als zij het waren aande liefde en aan den slaap. Het Noodlot , als eenezamenhangende onveranderlijke reeks van oorzaken engevolgen , is eene uitvinding der wijsgeeren , bijzonderder Stoicijnen. Het volk wist daar niets van. Alleenbij zeer late dichters vindt men 'er sporen van , bijQuintus van Smyrna b. v. en bij Nonnus. Zelfs ko-men de Moiren ook zeer dikwijls voor als aan de anderegoden onderworpen.

II. 449.not. 147.

II.451. bijz.not. 162,

II. 449 fin,

De namen der Moiren van later' oorsprong,maar het denkbeeld reeds bij Homerus aanwe-

zig, van ÉmeavzcrS-at, inweven, AayxcPEt y, ten

deel vallen, en 'r áa o'ron , het onontwijkbare. indien zin, Ilithyïa ook de Weefster genoemd, en Aphro-dite de oudste der Moiren Eenvoudige zin van dezebenamingen. De Moiren dikwijls ook Keren genoemd.Ziet eenige onderscheid daarin bestaande dat de Kerenmeer bepaaldelijk Doodsgodinnen beteekenden. Hareafbeelding op het schild van Achilles en op dat vanHercules, en op de kist van Cypselus.

Verschil omtrent den oorsprong dezer godinnen.

Door sommigen niet dochters van den Nacht, maar vanZeus en Theenis genoemd, door anderen dochters van

de Noodzakelijkheid (Ananke). Verwarring der Schik,godinnen met de Wraakgodinnen, nog heden bij de

Grieken bestaande, die ook aan Moiren gelooven, welkezij zich als straffende wezens voorstellen.

De Moiren hadden op verschillende plaatsen tempelsin Griekenland. Te Sicyon werden zij met de-zelfde plegtigheden vereerd als de Wraakgodinnen.

61

Door de bruiden werd aan haar het hoofdhaartoegewijd.

VIII.

Hesiodus stelt de Verontwaardiging voor als eene Verontwaar•

godin, die om het zedenbederf, waartoe het men- digin^,

> , > (Nemesis).

schelijk geslacht vervallen was , met de Schaamtede aarde verliet , om voortaan hij de onsterfelijkegoden te wonen. Maar anders komt zij , als per-

soon , niet voor bij de oudste dichters, schoonhet denkbeeld, waaraan zij haren oorsprong ver-schuldigi is, zoo oud is als de grieksche natiezelve. De Nemesis was de godin die den door zijn vii,105,1O6.geluk overmoedigen sterveling vernederde, en hemvaak door eenigen onverwachten ramp deed gevoelendat hij niet meer was dan de overige aardbewoners,steeds blootgesteld aan de gedurige afwisselingen vanhet lot. Daarom werd zij ook oudtijds reeds afge-beeld met een' toom in de hand, als om te kennente geven dat zij den overmoed der gelukkigen be-dwingt; of met den eenen arm gebogen , als om demaat aan te duiden , die de Grieken , gelijk wij,naar den afstand van den elleboog tot de hand , elnoemden , almede eene aanmaning tot nederig-heid en ootmoed, door het opwekken der over-tuiging dat de goden den stervelingen elk zijn deelgeluk en ongeluk toemeten , en dat niemand zichboven die allen eigene afhankelijkheid van het lot

62

'VII. 108.not. 214.

`VII, 103,104, 106.

'III. 107.not. 108.

verheffen mag. De zweep, die zij soms in de handhad, kenteekende haar meer bepaaldelijk als straffendegodheid. Latere kunstenaars hebben 'er een radbijgevoegd, zwaardoor deze voorstelling meer tot dieder Fortuin naderde.

Andere bijvoegselen van later' tijd.

Oorsprong van den naam VÉt.tsa-1y van VI,uet y , verdee-

len. Adrastea, de Onontwijkbare, bijnaam aan Neme-

sis gegeven, schoon, volgens sommigen, deze naam ook

nog aan eene andere godin eigen was, die de voedster

van Zeus genoemd wordt. Nemesis somtijds in het

meervoud vermeld, zoo als Eros en andere god-

heden.

Verschil omtrent haren oorsprong. Volgens Ilesiodus

en anderen, dochter van den Nacht, volgens sommigen,

van den Oceaan.

Verbastering van deze voorstelling door de dichters

die Nemesis verwarden met Leda, en haar alzoo als de

moeder van Helena, van Castor en Polydeuces voor-

stelden.Voorbeelden van de wijze op welke de Grieken het

denkbeeld, dat aan deze godin het aanzijn gaf, aan-

wendden. Cresus, volgens Herodotus, door de Nemesis

gestraft, omdat hij zich voor den gelukkigsten der

stervelingen Held. De geschiedenis van Polycrates.

Eeeld van Nemesis door Phidias gemaakt uit een stuk

marmer, door de Persen medegebrag,t om 'er een tro-

phee van te maken, als zij de Grieken te Marathon

zouden overwonnen hebben. Beschrijving van dit beeld.

Voorbeelden uit de dichters ontleend.

De Verontwaardiging soms met hardere trekken, als

de Nijd, voorgesteld ; vandaar ook hare oorsprong Tan

den Nacht.

VII.108 bijz.not. 213.VII. 105.not. 202.

VII. 108 in.

VII.106 fin.108 fin.109.

not. 215.

Standbeelden, tempels en spelen ter eere Tan Ne-

mesis.

63

IX.

De derde afstammeling van den Nacht is , volgens De Twist of

Hesiodus, de Twist of de Tweedragt(Ens).i Home- T(Ers..^ crus noemt haar zuster van Ares. Zij komt alleen alseen dichterlijk beeld voor, en geenszins als eene god-heid; zoo is het ook gesteld met de wezens welkeHesiodus als hare kinderen vermeld, met uitzonderingvan den Honger en de Vergetelheid (Lethe).

Vermelding van afbeeldingen der Tweedragt, door

Homerus en Hesiodus. Op de kist van Cypselus.

x.

Althans in Plutarchus tijd offerde men te Smyrna Hare kinde-

aan den Geeuwhonger , en bij het orakel van Tropho- ren, de Hon.ger en de

nius in Beotië vond men eene bron aan Lethe gehei- Vergetel-heid(Lethe),

ligd, gelijk eene aan Mnemosyne; in den tempelvan Poseidon en Athene, in de stad van dien naam,stond een altaar aan Lethe toegewijd.

De Vergetelheid hier juist het tegenovergestelde van VII. 81.,.

hare moeder, te weten het vergeven en vergeten van not. 92.,

oneenigheid aanduidende.

Schoon niet als godheid vereerd , verdient echter li. 137..

nog vermeld te worden de Eed (Jforco8), zoon der fin. 138.

Tweedragt, wijl deze meermalen door dichters enandere schrijvers als eene godheid wordt voorgestelddie de meineedigen straft.

De zoon van Horcos, in het orakel aan Glaucus gegeven. VII. 81.

Hesiodus noemt ook nog, als dochter der Twee- II. 151,152.

dragt, de Verblinding (Ate). Bij Homerus is zij eene

II. 137.VII. Oornot. 87.

64

dochter van Zeus , en wordt , volgens dien dichter,door haren vader uit den hemel geworpen, nadatdeze zich, door Bene onbedachtzame belofte aan Here,zelf in verlegenheid gebragt had. Meer in 't alge-meen komt zij voor als de godin van het kwaad.

Xf.

Wij voegen hierbij de Wraakgodinnen (Erin nyen),uit het bloed des Hemels ontstaan , omdat zij ,schoon naderhand geheel als persoonlijke godinnenvoorgesteld, oorspronkelijk niet anders schijnen ge-weest te zijn dan persoonsverbeeldingen van de

R. 476 not, Vervloeking. Blijkens haren naam (afgeleid van287.f^IVVUEIV , zich vertoornen) , werden de Wraakgodin-nen voorgesteld als godinnen die zich vertoorndenom het kwaad door de menschen bedreven, van waarzij eigenlijk de Woedende godinnen (Furiën) moestenheeten. Oudtijds waren noch haar getal, noch harenamen bepaald. Naderhand werden 'er bijzonderdrie door de dichters vermeld , met name Megera ,Alecto en Tisiphone. Schoon deze godinnen in 'talgemeen voor de wreeksters van het onregt gehou-den werden, en men aan haar zelfs het verwekkenvan zoodanige ongelukken toeschreef, van welke deoorzaak onbekend was, zoo waren zij echter bepaal-delijk belast met het wreken dergenen die zichzelve geen rept verschaffen konden, en bijzonder derbloedverwanten , ouders, kinderen, broeders of zus-ters, die door hunne naaste betrekkingen mishandeld

65

of gedood waren , gelijk ook van diegenen die, zichverlatende op de heiligheid van den eed , de slacht-offers geworden waren van de trouweloosheid eensmeineedigen. Deze magt oefenden z ij niet alleen opde menschen , maar ook op de overige goden uit.In het vervolg echter werden zij ook voorgesteld alsandere misdaden straffende.

Voorbeelden van hare magt bij de oudste dichters. II. 476, 477.

Daardoor ook het gezegde omtrent hare oorspronkelijke

beteekenis bevestigd. Hun, die bij de menschen geen

regt konden erlangen, bleef niets over dan diegenen,

over welke zij zich te beklagen hadden, te vervloeken,

en alzoo de wraak over het hun aangedaan onregt den

goden over te laten.

Overeenkomst der Erinnyen met de .Mastaren of Ala-

terien (W raak eesten ).

Verschil omtrent derzelver afkomst. Volgens Sopho-

eles, dochters der Aarde en der Duisternis, volgens

Eschylus, dochters van den Nacht.

De Wraakgodinnen werden te Athene onder dennaam van Eumeniden en van Eerwaardige godinnen(ovs) vereerd. Een boschje nabij den Paardenheuvelwas haar geheiligd. Zij hadden 'er ook een' tempel,door Epimenides voor haar gesticht. Men offerdehaar vóór het huwelijk en bij de geboorte van eenkind.

Eumeniden geheeten, nadat zij, Orestes vervolgende,door Athene verzoend waren.

5

6Q

XII.

De hereg– De vrouwelijke Titanen , die tot deze AfdeelingDtigheid behooren, zijn de Geregtigheid (Themis) en het Ge-(Themis).

.129 sq. heugen (Mnemosyne). De eerste was oorspronkelijkII belast met de zorg voor het gelijkmatig verdeelender spijzen aan de tafel der goden ; zij riep ook degodenvergadering bijeen op den Olympus, en zat voorbij de vergaderingen der vorsten op aarde.' Harewijsheid en doorzigt worden hoogslijk geroemd : menverhaalde dat zij de Aarde opgevolgd was , in hetopzigt over de godspraak van Delphi, en dat zij in ken-nis der toekomst de wijsste der jongere goden , Zeusen Poseidon, nog verre overtrof. Vooral bij de treur-.speldichters komt Themis meermalen voor als eensgodin aan welke men de zorg toeschreef voor hetnakomen der gedane beloften en eeden, en voor het

11 132. straffen dergenen die daaraan niet voldeden. Menig-VII, 73, 74. vuldige tempels werden voor haar in GriekenlandVII. 74 opgerigt.fin. 75 in.

Oorprong van haren naam, van sieght (zij die alles

op zijne plaats stelt, elk zijn aandeel toewijst).

Het woord oiw'C dikwijls gebruik, :nstellzng, gewoonte,

geoorloofdhezd beteekenende.

Themis daarom ook niet , alleen moeder van de Orde,

het Regt en den Vrede ; maar ook, volgens sommigedichters, van de Schikgodinnen, en zelfs van den wij-

zen Prometheus.

67

XIII.

De Geregtigheid werd door Zeus moeder van de De Horen.

Wettigheid of de Orde (Eunomia), het Regt (Dice),en den Vrede (Irene). Deze drie godinnen, welke,blijkens hare namen , mede tot de zedekundige per-soonsverbeeldingen behooren, werden, met eenen al-gemeenen naam , Horen genoemd , van Zez, een be-paalde tijd, en in het vervolg ook jaargetijde (bij H. 133, 134.

de Romeinen hora , een uur) , en alzoo ook met denatuurkundige mythologie in betrekking gebragt.In het algemeen bestond haar ambt in het bewa-ren van de orde en de rust, zoowel in de natuurals in de menschelijke maatschappij ; maar meerbepaald worden zij uit het eerste oogpunt beschouwd,wanneer zij , zoo als bij Homerus, voorgesteld wor-den als bet opzigt hebbende over den tijd, alsde wacht houdende aan den ingang des hemels,welken zij sluiten en openen, door middel van dewolken welke zij bijeen drijven of weder doen verdwij-nen, of als zij Pandora met lentebloemen versieren, zooals bij Hesiodus. Bij andere dichters weder vlechten zijkransen voor de overwinnaars in den zangstrijd ter eerevan Bacchus gevierd. Het beeld van Bacchus , in ha-ren tempel geplaatst door Amphictyon , wijst op den

invloed dien zij uitoefenden op den wasdom deswijnstoks, gelijk zij zelve ook Dionysiaden genoemd,en als de voedsters van Bacchus, van Aristëus en zelfs vu. 75.

van Here, vermeld werden. Op deze wijze werdende Horen eindelijk persoonsverbeeldingen der Jaar-

-*b

VO

VII. 76.

VII. 77.

VII. 77.

II. 134.

getijden , en, bij latere dichters, zelfs van de Maan-den des jaars.

Vandaar, in plaats van drie Noren, vier, als dochtersvan den Tijd ; en twaalf, als dochters des Jaars, Zooook de Horen, godinnen des Tijds, dochters der Zon

genoemd, of, als godinnen der vruchtbaarheid, doch-

ters van Demeter.

Daarom was ook te Sparta eene weide aan deHoren geheiligd, op sommige plaatsen ook bronnen,en offerde men haar , even als aan Demeter, vruchten

en groenten.Gewoonte te Athene in acht genomen, bij het offer

hetwelk men aan de Horen bragt.Te Athene twee Horen vereerd, wier bijzondere na-

men ook hare betrekking op de natuur aanduidden:

Cargo (van xwewróc, vrucht) en Thallo (van .9AAuts

bloeijcnl, de laatste in het bijzonder met Pandrosos, de

dochter van Cecrops (van J Jacoy, de daauw).

XIV.

De Wettig- De drie Horen , in het bijzonder genomen , zijnD

beid daarentegen geheel en al zedekundige persoonsver-( Eunomia),

Het liegt beeldingen. Eunomia bewaart de orde en de rust

De DVrede in dc ppmaatscha ij ; Irene , de schoonste der godin-(Ir

. ene)136,

.Ii nen , de vriendin der Muzen , is de bron des rijk-

doms ; Dice zetelt naast den troon van Zeus, enbrengt hem de misdaden aan, door de menschenkin-deren bedreven. Zij zelve vervolgt de boosdoeners,schoon in een' nevel gehuld en met tranen in de

oogen.Voorstelling van Aratus, volgens welke Dice, in de

gulden eeuw, met de menschen leefde, maar naderhand,

69

om hunne verbastering, de wijk nam naar den hemel,-- eene navolging van de bovenvermelde verdichting

van Hesiodus omtrent Nemesis en - de Schaamte.

Dice komt vooral zeer dikwijls voor bij de treur-speldichters, hetzij als persoonsverbeelding van hetRegt of van de Straf, over de misdaden der menschenuitgesproken.

In dien zin gewapend met een net , met een VII. 78-80.

knods of met een zwaard. Altijd als eene magtige,vieesselijke godin voorgesteld, dikwijls met de Wraak-godinnen vermeld.

Door de Alexandrijnen het sterrebeeld de Maagd VII. 80.Dice genoemd, en daardoor waarschijnlijk als dochter

Tan Astrees voorgesteld.

XV.

Het GeheuDe -tweede vrouwelijke Titane, het Geheugen gen(Mnemo•

(Mnemosyne), is zelve minder bejiend dan de :ye docnc)

ehtersn ha-

dochters welke zij Zeus ter wereld bragt. Deze de Muzen.

dochters, met een' algemeenen naam de Muzengenoemd, zijn oorspronkelijk niet anders dan per.soonsverbeeldingen van het geheugen , den zang enden dans of de oefening (Mneme, ,Hoede en Melete).Naderhand is het negental voor deze zusters hetmeest gebruikelijke geworden, en zijn zij onderschei-den door de namen van Clio , Euterpe, Thalia,Melpomene, Terpsichore, Erato, Polymnia, Urania,Calliope. Hoe zeer onderscheiden ook hare hoeda-nigheden waren , gelijk deze namen aanduiden, zoo

70

was echter het oorspronkelijk ambt der Muzen, gelijkdat van hare moeder , de versterking van het ge-heugen.

II, 335.

II, 335 not,50.

Dit te verklaren uit het opzingen der gedichten, vóór

de uitvinding der schrijfkunst. Daarom de dichters

de muzen bijzonder aanroepende, wanneer zij vele eigen-

namen van persoonen en plaatsen te vermelden heb-ben, zoo als Homerus bij den aanvang zijner Sche-penlijst.

Verschillende opgaven omtrent getal en oorsprong

der Muzen. Volgens Mimnerrnus en Alcman, de Muzendochters des Hemels. volgens Eumelus van Corinthe,drie Muzen, dochters van Apollo. Bij sommige dichters

twee, ook wel vier , bij andere vijf, bij enkele zeven

Muzen, volgens Pausanias Piérus, de insteller van den

dienst der negen Muzen, die daarom ook P eriden

genoemd worden.

VII. 283,284.

Naderhand werden de Muzen gehouden voorgodinnen die, met Apollo, alle geestbeschaving voor-stonden , die den dichter geestdrift inboezemden omzijne kunstvoortbrengselen te vervaardigen , die denregter welsprekendheid verleenden, den geschiedschrij-ver kennis en bekwaamheid om zich uit te drukken,den geneesheer zelfs en den wigchelaar de voor hunvak noodige kunde. Ja, men strekte zelfs hare magtuit tot andere bijzonderheden van het menschelijkeleven , zoodat men aan haar b. v. de overwinningop de vijanden meende te danken te hebben en veleandere zegeningen , welke men anders slechts van devoornaamste persoonlijke godheden verwachtte.

Eene Muze te Sicyon vereerd, Polymathia genoemd.

Offers door de Spartanen aan de muzen gebragt voor

VII. 84.

^Iilli n.39, 41.

71

den strijd. Waarschijnlijke beteekenis van deze pleg– V„t. 1 bijz.

J Waarschijnlijke P ^ not, 199,tigheid.

De kunstzin der Muzen vereenigd met denzelfden

naijver, welken men bij Apollo en andere goden op-

merkt. Straf welke zij Thamyris aandeden; Haarwedstrijd met de Sirenen, Millira, 15,

Afbeeldingen der Muzen en van Mnemosyne. 19-24,31.

XVI.

Ilesiodus spreekt , van vier afstammelingen van de De Stygiden.Styx , welke alle zedekundige persoonsverbeeldingen

n nOvxwen.

zijn. Drie derzelve zijn minder bekend de IJver Dé IJver'J zijn ,

(Zelus), zoo ten goede als ten kwade, ijver en naijver, De Kracht

de Kracht (Cratos) en het Geweld (Ria), schoon van Het(C Gratos

ew),elddeze laatste verhaald wordt dat zij, gezamenlijk met (Bia).

de Noodzakelijkheid (Ananke), een' tempel had op den H.138,

A pburg van Corinthe.

Voorstelling van de Kracht en het Geweld, in den vII.82.Prometheus van Eschylus.

De Overwinning daarentegen wordt zeer dikwijlsvermeld als de gezellin van Zeus en Athene.

Afbeeldingen dezer godheden met het beeld derOverwinning, eene gevleugelde gekleede vrouw, meteen' palmtak in de hand. De Zeus Olympicus van VII. 83.Phidias, de Athene van het Parthenon, Nice een bij-

naam dezer godin. Ook in den tempel van Here.

Tempels , altaren en beelden werden 'er, op ver-schillende plaatsen in Griekenland, voor deze godinopgerigt.

Op de Acropolis te Athene, te Pylus, Standbeel-den in den tempel van Athëne. Ergane te Sparta.Offers aan haar en aan Zeus en Athene.Afbeelding.

72

XVII.

De Fortuin De Fortuin (Tyche) komt bij Hesiodus voor als(Tyche.) eene dochter van den Oceaan ; bij Homerus wordt

Ii 127, 128. zij niet genoemd. De nadere ontwikkeling van haar

VII. 69, 70.

VII. 71.

lilillin , 25.

wezen en van haren dienst behoort tot later' tijd.Zeer verschillende beteekenis van het woord zuxi,

lot, geluk, ongeluk, toeval. In het laatste opzigt tegen-

over het godsbestuur gesteld, maar ook, als Fortuin,

bijna gelijk gesteld met de Voorzienigheid en met de

Moiren. Door Airman zuster genoemd van de Wet-

tigheid en de Overreding, en dochter van de Voorzig-

tigheid.

Zij' werd toen afgebeeld met gulden vleugels en meteen weegschaal in de hand, ook wel met een scheeps-roer. Men vond hare standbeelden en tempels opverschillende plaatsen.

Naderhand met een rad, met een' hoorn des over-

vloeds, of staande op een' bal of kloot.

XVIII.

De Bevallig- Volgens, Hesiodus, werd eene andere der Oceaniden,heden. Eurynome , mede bij Zeus , de moeder van drie go-

dinnen , welke wij gewoonlijk Bevalligheden noemen,doch welke eigenlijk persoonsverbeeldingen waren vanhet Genoegen , zoowel van het genoegen dat men zelfsmaakt, bij het zien van aangename en bekoorlijkevoorwerpen, of bij het ontvangen 'van weldaden, alsvan de gewaarwording welke ons noopt het genoegen,ons aangedaan, de weldaden, die ons geschonken zijn,

II. 142.

73

te erkennen en te vergelden, in welk laatste opzigtdeze godinnen ook persoonsverbeeldingen zijn vande Dankbaarheid.

De grieksche naam xoiptztyvanxdcw, ik ben blijde,

ik verheug mij. Dezelfde dubbele beteekenis ligt inhet fransche woord Grdces.

Lang vóár Hesiodus tijd, waren deze godinnenreeds bekend, maar zonder bepaald aantal of bijzon-dere namen.

Hymne van Pamphus op de Bevalligheden, het oudstegedicht ter hare eere. Bij Homerus, eene BevalligheidPasithea genoemd, de beminde van den Slaap, eneene andere, de echtgenootc van Hephestus, wier naam

niet wordt aangeduid. Hesiodus noemt haar ..4glaza,een ander schrijver Cale (de Schoone).

Verschil omtrent den oorsprong der Bevalligheden.Volgens sommigen, haar moeder niet Eurynome, maarEuanthe genoemd ; volgens anderen, dochters van deZon en Egle, volgens anderen weder van Here, of ookvan Dionysus en Aphrodite.

Op het voorbeeld van Hesiodus , nam men laterdrie Bevalligheden aan, onderscheiden door de na-men van 4glaia, Euphrosyne en Thalia, welke namenluister, vrolijkheid en bloei te kennen geven, schoonde Lacedenioniërs en de Atheners beide twee Gratiënbleven vereeren. Die der eerste heetten Cleta (deBeroemde, en Phaénna (de .Doorluchtige); die derAtheners Auxo (die vermeerdert) en Hegemone (degeleidster.

De naam van Auxo heeft meer betrekking op denatuur. De Bevalligheden ook soms met de Horen ver-ward.

II. 144.not. 71.

H. 143.not. 65.

74

TII.100,101.

JI. 155.

VII. 102.

ICllin, 33,

De Bevalligheden werden voorgesteld als jongeschoone godinnen , tot het gevolg behoorende vande godin der liefde, welke zij optooiden en voor wiezij kleederen weefden, terwijl zij zelve deel nam aande spelen en uitspanningen dezer godinnen.

Al wat schoon en bevallig is, aan de tegenwoordig-

heid of den zegen der Gratiën toegeschreven. Pandora

door haar opgetooid. De lokken van den schoonen

Euphorbus bij die der Bevalligheden vergeleken. Zon-

der de Bevalligheden, de feestmalen der goden zelfs

van allen luister ontbloot. De wijsheid en de schoon-

heid door haar voornamelijk den menschen aangenaam

(Pindarus).

Bewijzen dat zij ook als persoonsverbeeldingen der

Dankbaarheid en zelfs der Weldadigheid voorkomen. De

twee vaten van Simonides, waarvan het eene, dat der

gunsten, steeds vol, het andere dat der Belooningen,

steeds ledig is. Altaar aan de Gratien, als godinnen

der dankbaarheid, opgerigt door de Cherronesiten,

toen de Atheners hen voor de overmagt van Philippus

van Macedonië beveiligd hadden.

De Beotiers verhaalden dat Eteocles, Koning vanOrchomenus, de eerste was die der drie Bevallighe-den eersen tempel toewijdde. Naderhand vond menoveral in Griekenland hare tempels, standbeelden enaltaren.

Altaar, in de Altis, te Olympia, aan haar en aan Dio-

nysus tevens geheiligd. Haar dienst in Arcadié. Op

de Thesmophorién aangeroepen met Demeter, Perse-.phone en Hermes. Geheimzinnige eerdienst haar toe-

gewijd.

Afbeelding der Bevalligheden.

II. 144.

VII. 100.

75

XIX.

Meermalen vindt men in het gezelschap der Be- De Overre_valligheden en van Aphrodite de godin der Overre- ding (Po).

II.152ith.

ding (Pitho), mede eene dochter van Oceanus.

Volgens Sappho en Eschylus, dochter van Aphrodite.Het beeld der Overreding dikwijls in den tempel van

Aphrodite. Soms Pitho zelve als eene der Gratiën

vermeld.

Verschillende voorstelling naar het verschillend oog-punt. Dus ook de Overreding in een' kwaden zin, alsdochter van Ate.

De Atheners, de eenige Grieken die de Schaamteen het Medelijden als goden vereerden, offerden ook PII. 117,jaarlijks aan de Overreding. Men zegt dat Theseusbij hen dezen dienst invoerde.

XX.

De zedekundige persoonsverbeeldingen, van welke De Rijkdomwij tot nog toe gesproken hebben, zijn op de ge- (plutus),

slachtlijst der goden, die hier bijgevoegd is, te vin-den. Om deze afdeeling te voltooijen , voegen wij'er nu nog eenige andere bij , die of, volgens de op-gave, van jongeren oorsprong zijn , of van welke deafkomst onzeker is. Meestal zijn het voortbrengselenvan het dichterlijk vernuft, zoo als : De Rijkdom II.129.(Plutus), volgens Hesiodus, zoon van Demeter, voor-gesteld als een god, die overal rondreist, en gelukkig

II. 153.VII. 115.

76

maakt wien het gebeuren mag hem bij zich tedoen vertoeven.

Plutus meer een voortbrengsel van dichterlijke vin-

ding, dan een voorwerp van godsdienstige vereering.

Echter aangeroepen op de Thesmophoriën.

De voorstellingen der dichters verschillende naar

het verschillend oogpunt waaruit zij den rijkdom be-

schouwen, Aristophanes blijspel, Plutus genoemd.

Standbeelden. Plutus , als kind, op den arm gedragen

door den Vrede, door de Fortuin, naast Athene Ergane

te Thespië. Eenvoudige beteekenis van deze voorstel-lingen.

Zoo ook werd de Woede (Lyssa), schoon godin ge-noemd door de dichters en in de overleveringen,als zoodanig niet openlijk vereerd.

Ixion door haar gestraft. Hare voorstelling bij

de treurspeldichters. Bij Euripides dochter van den

Nacht.

Hetzelfde kan men zeggen van de Gebeden (Liten).Hare voorstelling bij Homerus en latere dichters.

VII. 71, 72,

VII. 71.not. 29.

De Woede(Lyssa).

II. 146 fin.

VII.111 fin.112 in.

II. 152.VII. 114.

XXI,

Andere worden hier en daar als voorwerpen vanopenbaren eerdienst vermeld.

De Schrik De Schrik (Phobos') en de Frees (Deimos) werden(P de bos)

voorgesteld als zonen van Ares den god des oorlos,en de Vrees g , g oorlogs

II. 146.

VII til

dien zij , volgens de heldendichters, in den strijd ver-gezellen. Men verhaalde dat Theseus aan den Schrikofferde , voor dat hij de Amazonen ging bestrijden,en dat men te Corinthe voor dezen god een stand-beeld oprigtte. Ook had bij te Sparta eenen tempel.

77

De Faam (Ona bij Homerus, Pheme bij Hesiodus),

ook zeer dikwijls door de dichters vermeld , had eenaltaar te Athene.

Bij sommigen, dochter der Hoop, bij anderen, van den II. 140.Laster. VII. 84, 85.

Zoo ook de Schaamte (Edos) en het Medelijden De Schaamte

Eleos . De Schaamte , of liever de vrees voor de He M^d^e—

afkeuring der weldenkenden , werd door de dich- É eos .

ters voorgesteld als de oorzaak van den waren II.445i 10fin.

Y .roem , en als de reinste bron van zedelijkheid en .deugd.

In de overleveringen mede van een altaar voor het II. 147.

Medelijden gewag gemaakt, bij welke de afstammelin-

gen van Hercules de woede van Eurystheus ontvlugtten.

XXII,

Behalve de hier genoemde, vindt men nog eesaantal persoonsverbeeldingen bij , latere schrijvers ver-meld, waarvan echter de meeste alleen als uitvindingenvan dichters en redenaars te beschouwen zijn, weinigedoor godsdienstige vereering onderscheiden werden:de Wijsheid , de Rust, de .Matigheid, de Hoop , VII.123,121.

de Goede Trouw, de Schoonheid, het Berouw, deWaarheid , en zoo ook de Droefheid, de Overmoed,de Oorlog, de Pest, het Bedrog , enz.

Sommige dezer voorstellingen door de kunst afge-beeld.

De Faam(Ossa,

Pheme).

VII. 125.

78

XXIII.

Als voorwerpen van vereering worden in later' tijdde volgende vermeld :

De Eendragt (ffomonoia) , die een almaar had teVII. 125. Olympia en een te Syracuse, en zelfs, zoo men ver-

haalt, te Miletus een' tempel.

De Gelegenheid (Kairos), door een' dichter de jong-

ste zoon van Zeus genoemd , had mede te Olympiaeen altaar.

Afbeelding van dezen god door Lysippus, als eenVII. 126. welgemaakt jongman, staande op een' bal, met vleugels

aan de voeten, en het hoofdhaar naar voren hangende,

terwijl het achterhoofd kaal was.

VII.127. De Noodzakelijkheid (.manke) had een' tempel teCorinthe, waar ook het Geweld vereerd werd.

Andere, minder belangrijke persoonsverbeeldingen,of voor welke minder zekere getuigenissen spreken,gaan wij hier met stilzwijgen voorbij.

DERDE AFDEELIING.

DE PERSOONLIJKE GODHEDEN.

EERSTE 11OOFDST1UK.

Over Cronus, Rhea, Prometheus en de opvolging

der Mensphengestachten volgens Hesiodus.

..................

I.

Deoden welke niet tot de beide vorige afdeelin-^ } ^ II.226-244.gen kunnen gebragt worden, waren, volgens de denk-

1521

-174.beelden der Grieken , wezens van menschelijke ge-daante, onderworpen aan menschelijke behoeften ,bezield door menschelijke gewaarwordingen en dik-wijls ten prooi aan menschelijke driften. Zij haddenpaleizen en woningen , wagens en paarden, kleede-ren en versierselen; zij aten en dronken , namelijk

80

^ 289, 290,IL

ambrosia en nectar; ook achtte men den rook der offer-anden bijzonder geschikt om hunne onsterfelijke na-tuur te onderhouden. De goden sliepen en ontwaak-ten , konden ziek zijn en gewond worden. Zij warenechter daarin van de menschen onderscheiden, datzij onsterfelijk waren , dat zij in schoonheid en lig-chaamsgestalte verre boven hen uitmuntten , dat zijeen wonderdadig vermogen op hen en op denatuur konden uitoefenen , met Bene onbegrijpelijkesnelheid zich van de Bene plaats naar de anderebegeven, andere gedaanten naar verkiezen aan-nemen , zich zelve of andere onzigtbaar makenenz. En , schoon ook de goden verliezen of teleur-stellingen konden ondergaan, in vergelijking metde menschen , verdienden zij met regt den naamvan Gelukkigen, met welken zij gewoonlijk door

de dichters bestempeld werden. Hunne woonplaatswas altijd heerlijk verlicht , zonder wind of stormof regen ; hun leven een bijna gedurige maal-.tijd , vervrolijkt door zang en dans , en afgewisselddoor hunne zorg voor het bestuur der wereld , voorhet handhaven der geregtigheid onder de menschen,en voor het geluk van diegenen die zich hunne

gunst hadden waardig gemaakt.De persoonlijke goden de plaats innemende der

natuurvoorwerpen. Vermeerdering van het getal der

godheden, daardoor ontstaan.

Tot deze persoonlijke goden behooren reeds deTitanen, en bij gevolg ook Cronus en Rhea, voorts een

aantal wezens die onder de eerste en tweede go-

81

denregering ontstonden , en eindelijk de geheelefamilie van Zeus en Here, met uitzondering van depersoonsverbeeldingen, over welke reeds gehandeldis, en van die goden , die, van sterfelijke vadersof moeders geboren , eerst als menschen op de aardegeleefd hadden, over welke in de laatste afdeelingmoet gehandeld worden.

II.

Over de natuurkundige mythologie sprekende(Afd. I. §9.), hebben wij reeds melding gemaakt vande omwentelingen welke 'er, volgens de overleverin-gen der Grieken, in de regering van het heelal voor-vielen , en die eindigden met de bevestiging van Zeusen Here op den troon. De twee eerste godenrege-ringen bestonden bij de Grieken zelve geheel in deherinnering. Reeds bij Homerus zijn Cronus en deTitanen in den Tartarus verbannen, en regeert Zeus, II. 172.

sints onheugelijke tijden, over goden en menschen.Doch, gelijk wij melding gemaakt hebben van diegodheden , die, schoon , volgens hunnen oorsprong,tot de oudste godenregering behoorende, echter hunambt en hunne waardigheden onder den jongsteder hemelbeheerschers bleven behouden , zoo mogenwij ook die herinneringen , van welke wij spraken ,niet geheel veronachtzamen, vooral daar zij zamen.,hangen met de overleveringen der Grieken over detrapsgewijze afneming van den natuurlijken en zede-lijken toestand des menschdoms.

6

E2

II. 173 bijl.not, 27.

De regering des Hemels en der Aarde had, volgensde dichters , alleen betrekking tot de goden en ver-hevener wezens. De menschen werden eerst gescha-pen onder de regering van Cronus.

Overleveringen, die de aarde nog geheel onbewoondvoorstellen. De worsteling van Zeus en Cronus teOlympia. Tempel voor Cronus door de eerste bewo-ners van Elis gebouwd. Bewering der Arcadiërs dat

zij bestonden voor dat de maan geschapen was (areori-

Volgens Hesiodus, leefden die eerste aardbewonersals de goden , zonder smart , zonder ziekten, zonderzorgen. Door de onsterfelijke goden geliefd, vondenzij zonder moeite hun onderhoud , daar de aarde hunin overvloed alles aanbood, wat zij daartoe behoef..den , en, na een lang en gelukkig leven , deed dedood hen zachtkens insluimeren , zonder dat zij deongemakken des ouderdoms ondervonden hadden.Zij werden na hunnen dood demonen of geesten,die, in een' nevel gehuld, over de aarde zweefden,om de goede en kwade daden van hunne nakome-lingen optemerken. Dit is de eeuw van Cronus of

de gulden eeuw.

Menigvuldige verscheidenheid van deze voorstelling

ook hij andere volken, en menigvuldige herhaling

derzelve bij grieksche en xomeinsche schrijvers.

Cronus.

II. 172.not. 24.

II. 177.

VII, 139.

II. 176.VII. 140.

83

IV.

Cronus was de jongste zoon des Hemels. Hoehij zijnen vader van het bewind beroofde, zagenwij boven (Afd. I. § 9.), gelijk ook hoe hij zelf wederdoor zijnen zoon Zeus van den troon gestooten enin den Tartarus werd nedergestort.

Verschil tusschen deze opgave (die van Homerus)

en die van Hesiodus en de latere dichters, volgenswelke Cronus en de Titanen niet in den Tartaruswerden verbannen, maar op de eilanden der Gelukkigen,aan de uiteinden der aarde, in den oceaan, gelegen.

Schoon dus ook Cronus tot de vroegere, lang ver-vlogene, tijden behoorde, zoo bleef hij echter nietgeheel zonder invloed op goden en menschen. BijHomerus roepen de goden zelve Cronus en de Titanennog tot getuigen aan, in hunne eeden. Cronus hadeen' tempel te Olympia , waar men hem, tot onderde overheersching der Romeinen, offers bragt, op een'heuvel, naar zijnen naam genoemd. Zoo werd hijook te Athene in eenen afzonderlijken tempel ver-eerd. Volgens sommigen zou Cecrops een altaar voorhem hebben opgerigt. Men vierde ook feesten voorCronus, aan welke de slaven deel mogten nemen,zoo als op de Saturnalia der Romeinen. Voor datmen in het hol van Trophónius nederdaalde , offerdemen aan hem , gelijk aan Zeus en andere goden.

Andere herinneringen aan Cronus,

Verdichting omtrent de liefde van Cronus tot Phi-lyra, aan welke Chiron het aanzijn verschuldigd was. VII. 136.

Verwarring van den god Cronus niet de planeet

Saturnus. Daardoor ontstaan het denkbeeld dat Cronus V11.136-138.

84

Malin, 1, 3,

eenmaal op den troon zou hersteld worden, en deze god

zelf in een' geheel tegenovergestelden zin voorgesteld.

De regering van den god Cronus, de gelukkigste tijd des

menschdoms; als planeet, Saturnus de beheerscher van

den noordelijken oceaan. Volgens deze voorstelling,

Cronus op een eiland gebannen, verre ten noorden van

Groot—Brittannie, te midden van de IJszee, die, naar

hem, de zee van Cronus of Saturnus genoemd werd.

Afbeelding van Cronus.

Wel in acht te nemen dat de bekende afbeelding van

een gevleugeld oud man, met een lange"zeis in de hand,

en een' zandlooper bij zich, nooit Cronus heeft voor-gesteld. De Grieken kenden zulk eenen Cronus niet.Het is eene zinnebeeldige figuur van later' tijd, en duidtniet Cronus aan, maar den Tijd.

V.

De echtgenoote van Cronus was zijne zuster Rhea,eene der vrouwelijke Titanen. Toen Cronus zijnekinderen verslond , wist zij hem te bedriegen , door

hem , in plaats van Zeus, een' in doeken omwondensteen te geven , en hem te noopen de andere,wie hij reeds het leven benomen had , weder opte wekken. Gedurende den strijd , die vervolgenstusschen haren zoon Zeus en haren echtgenootontstond , bragt zij Here bij den Oceaan en Tethysin veiligheid , en bleef zij, ook na de verdrijving vanCronus, op den Olympus haar verblijf houden.

Rhea was dan ook voortdurend een voorwerp vangodsdienstige vereering in Griekenland. In eenen

tempel, haar te Athene toegewijd, waar zij afgebeeld

Rhea,

85

was, zittende op een' troon, met leeuwen aan harezijde en een cimbaal in de hand, werden de open-bare staatsstukken bewaard. Vii. 144,145.

Zoo werd zij ook op verscheiden andere plaatsenvereerd , bij voorbeeld te Megalopolis en te Thebe.

Voorts schreef men haar het vermogen toe omzinsverbijstering te verwekken , en daarvan , gelijkvan andere ziekten , te genezen ; in 't algemeen Y11'I45-147,

werd zij als eene der magtigste godinnen beschouwd,steeds in eere gehouden door haren zoon , den be-heerscher des hemels en der aarde.

Moeijelijkheid ten dezen opzigte, daar de schrijverszeer dikwijls Rhea met de klein-aziatische godinCybele verwarren, Luidruchtige dienst. Verminkin.

V11, 140 143.gen van hare priesters. Waarschijnlijk dat hetgeen deschrijvers van de magt van Cybele verhalen van gelijke

toepassing is op Rhea, omdat zij de eene godin vaakvoor de andere namen.

Rhea ook verward met de Aarde en met Demeter.Afbeelding van Rhea en Cybele.

Malin, 3, 4.

VI.

Toen Cronus door zijnen zoon Zeus van den De zonen van

troon was gestooten begon de tweede leeftijd der den Titan

menschen , die de zilveren eeuw genoemd wordt. bi Tonderg Prometheus.De menschen , die te voren zoo gelukkig geweestwaren, verminderden in geestvermogens en zedelijk-heid , en van toen af aan begon hun leven vervuldte worden met zorgen en bekommeringen. De oor-zaak van deze verbastering staat in verband met de

86

verhalen omtrent de zonen van eenen anderen Titan,broeder van Cronus, Japetus (Afd. I. S 32.).

IL. 210-214. De zesde der Titanen , Japetus, gehuwd met Cly-mene, eene dochter van deszelfs broeder, den Oceaan,door anderen Hesione, door sommigen Asia genoemd,bad vier zonen , welke , zoo het schijnt , de partijomhelsden van den onttroonden Cronus. Atlas, deoudste, werd waarschijnlijk daarom veroordeeld omaan het einde der aarde den hemel met zijne schou-deren en handen te onderschragen. Menetius , detweede , werd, zoo als de dichters verhaalden , omzijne ondeugd en woestheid , door Zeus in de bene-.denste duisternis nedergebliksemd. De derde endoorluchtigste der broeders, Prometheus, had in hetbijzonder het onder Cronus nog zoo gelukkige men-schengeslacht in zijne bescherming genomen. Zoohad hij onder andere bij het verdeelen van een' stier,dien men geslagt had , Zeus zoeken te bedriegen,door aan de menschen het beste deel toe te wijzen.Zeus, om zich daarover op de menschen te wreken,en hen te beletten hun vleesch te koken, ontnamhun het vuur. Prometheus , om hun dit verlies tevergoeden , bragt een sprank vuurs in den hollenstengel eener plant van den hemel op de aarde.En nu besloot Zeus den menschen zoowel alsPrometheus zelven al den last van zijnen toornte doen gevoelen. Hij beval Hephestus eenevrouw te scheppen (tot nog toe waren 'er geenvrouwen onder de menschen geweest), welke vrouw,wegens hare schoonheid en de menigvuldige

87

talenten , met welke zij uitgerust werd , den naamvan Pandora bekwam. Pandora werd door Zeus opaarde gezonden met een vat of doos, als ware heteen geschenk voor de menschen. De vierde zoonvan Japetus , Epimitheus, had de onvoorzigtigheid,tegen de waarschuwing van zijnen wijzen broederaan , deze doos te openen , en, zoo als bij dit gedaanhad , vlogen uit dezelve een aantal kwalen en ziek-ten en ongemakken , die sedert dien tijd niet op-hielden het menschdom te kwellen. Prometheus zelfwerd door Zeus gevangen genomen , en aan eenekolom , volgens anderen, aan den berg Caucasus, vast-

geketend , waar een arend zijne ingewanden , diesteeds weder aangroeiden, verscheurde , tot dat ein-delijk Zeus toeliet dat zijn zoon Hercules dezen arenddoorschoot, en alzoo Prometheus , na een eeuwenlang lijden, verloste.

VII.

Van dien tijd af aan, verachterde steeds de toe-stand van bet menschengeslacht. Zeus zelf was ge-noodzaakt de menschen der zilveren eeuw te dooden.Zij werden echter ook nog demonen , schoon vanminderen rang dan die der gulden eeuw. Die welke

tot den derden leeftijd, de koperen eeuw genoemd,

behoorden, waren wel veel sterker dan hunne voor-gangers, maar nog meer bedorven en nog geweld-dadiger. Hunne eeuw werd de koperen genoemd, naarde koperen wapenen , met welke zij elkander onop-

II. 175.

88

II. 172.not. 24.

houdelijk bestreden. Ook dit menschengeslacht werddoor Zeus vernietigd. Volgens sommigen, geschieddedit door den grooten vloed , die, volgens de overleve-ring, plaats had, toen Deucalion, zoon van Prometheus,in Thessalië regeerde , en die, met zijne echtgenoote,Pyrrha , de eenige was , welke aan dien algemeenenramp ontkwam.

De vierde eeuw , die in welke de dichter , die ditbezingt , zelf leefde , was alweder verergerd, enheette daarom de ijzeren eeuw.

De plaats welke Hesiodus aan de Heldeneeuw geeft,

tusschen de derde en de vierde in, waarschijnlijk eene

verdichting van hemzelven. De helden; die toen leef-

den, waren regtvaardiger dan hunne voorgangers, en

werden, na hunnen dood, op de eilanden der Gelukki-

gen overgebragt. Dit niet overeenkomstig met de oudste

volksvoorstelling, zoo als wij die bij Homerus vinden.

De voorstelling van Prometheus als de schepper der

menschen, eene veel latere uitvinding. De oude Grieken

wisten daar niets van.

VIII.

Daar Prometheus behoorde tot de godenregeringvan Cronus, en tot de tegenstanders van Zeus, is hetniet te verwonderen dat hij, in weerwil van zijne

H. 215, 216. wijsheid en weldadigheid, onder de regering vanZeus niet vele eerbewijzingen genoot.

Hij had echter een altaar in de Academie; menvierde 'er eene lampadophorie ter zijner eere. Ookwerd hij gediend op den berg Acacesium in Area-dië. Maar het is zeer onzeker ot 'er wel ergens een

89

tempel, en zeker dat 'er nergens een orakel van hem

bestond.

Waarschijnlijke gissing dat de heiligdommen, eerst

aan Prometheus toegeheiligd, naderhand aan Hephestus fl ' 216 217.

gewijd zijn,

-.............s.----

TWEEDE HOOFDSTUK.

Over de afstammelingen van Cronus, de Hoofd-

godheden van de algemeen erkende godenleer,

Zeus, Poseidon, Hades, Here, Demeter,Hestia.

• n•nnn• n•nn••••.....0

I.

De overwinningen, door Zeus op zijnen vader en deTitanen, op Typhon en de Reuzen behaald , gaven,volgens de overleveringen der Grieken , aanleiding totde vestiging van die hemelregering welke in denhistorischen tijd erkend werd, en die bleef bestaan,zoo lang het veelgodendom bij de Grieken standhield. De hoofdgodheden van deze regering warende kinderen van Cronus en Rhea, drie zonen en driedochters, Zeus, Poseidon en Hades , Here, Demeteren Hestia.

Volgens de overleveringen, deelde Zeus het doorhem veroverd gebied met zijne beide broeders

90

Poseidon en Hades, in dier voege dat hij, met het op-perbewind , den hemel voor zich behield, terwijl hijhet bestuur der zee aan Poseidon, en dat der bene-denwereld aan Hades toevertrouwde. En zoo ver-kregen ook zijne zusters, zoo ook de jongere goden,uit de zonen en dochteren van Cronus voortgespro-ten , met eenige godheden, die nog tot de beidevorige regeringen behoorden, elk hunnen bijzonderenwerkkring , bestaande het zij in het opzigt over eengedeelte van het heelal, het zij in het vermogen omeenige aandoening of hartstogt op te wekken, of omde bekwaamheid tot het uitoefenen van eenige kunst,of om de vatbaarheid tot het verkrijgen van eenigewetenschap te verleeden, of eindelijk in het bijzondertoezigt over de orde in de menschelijke maatschappij,waartoe behoorde het uitoefenen van straffen overdiegene, onder de stervelingen, welke zich aan eenigemisdaad schuldig maakten.

Beschouwt men intusschen den oorsprong van debestaande en door de Grieken algemeen erkendegodenregering uit een geschiedkundig oogpunt, danis die oorsprong geene andere dan die van het griek-sche volk zelf. Dit volk verspreidde zich, zoo wij vroegerzagen , allerwaarschijnlijkst uit het noorden in dezuidelijker streken; ook zijn de meeste hunner per-soonlijke godheden van noordelijken oorsprong, entevens reeds als goden der Pelasgen , of oudsteGrieken, bekend. Wij zagen vroeger dat deze Pe-

lasgen oudtijds goden vereerden , zonder ze met

namen te onderscheiden. Een slechts werd , bij

91

uitnemendheid , de God genoemd. Dit was Zeus,de voorstander van het oudste bekende orakel, datvan Dodona; en dit orakel gaf den Pelasgen verlofhunne goden te onderscheiden met de namen diezij uit Egypte ontleend hadden. Van dezen godzelven, van zijne echtgenoote Here, van Apollo,Artemis, Hermes, Pan , Ares, Dionysus, is het zoogoed als bewezen, dat zij van noordelijken oorsprongzijn , en dus door de Pelasgen of oude Griekenzelve in Griekenland zijn ingevoerd. Vesta , Hades,Hecate, de Dioscuren zijn ook zeker oorspronkelijkgrieksche godheden , hoewel de laatste en Vestawaarschijnlijk eerst later zijn begonnen vereerd teworden. Hephestus en Demeter schijnen uit Egypteontleend te zijn , Poseidon en Athene misschien, enAphrodite zeker, uit Phenicië.

II.

1. Zeus, de koning der Goden.

De sterkste, meest vermogende en wijsste van alle Zeus.

deze goden was dan Zeus, de zoon van Cronus. Deoverige goden , schoon niet altijd even gehoorzaamaan zijne bevelen , schoon soms in openlijken opstandtegen zijnen wil, erkennen echter, volgens de voor- II. 244-248,

stelling der dichters, gewoonlijk zijne oppermagt, ver-eeren en dienen hem , als hunnen koning. Zelfs degodheden der vorige regeringen brengen zijne heve-len ten uitvoer, en van de jongere zijn de meeste hunambt en waardigheid aan hem verschuldigd.

Overeenkomst tussehen de maat van Zeus over de

II. 248.

VII. 177.

II. 248-251.

92

andere goden en de magi der grieksche koningen in

den heldentijd.

Ontwikkeling welke deze voorstelling in het vervolg

ontving, zoodat Zeus door volgende dichters bijna als

de eenige godheid werd voorgesteld, die, met onbe-

perkte magt, hemel en aarde, goden T en menschenregeerde.

2, De heer des hemels.

Als koning der goden, had Zeus zijnen zetel ge-vestigd in den hemel, waar, voor hem, Cronus regeerde,terwijl, vóór Cronus, de Hemel zelf, als persoon voorge-steld, het opperbewind gevoerd had. Aan Zeus werddus nu ook de uitoefening van al die raagt toege-schreven , die vroeger de Hemel bezeten had. Zeusverzamelde of verdreef de wolken (ve,re'vyeee?r1 5, xeaas-

ve,M); hij gaf regen, sneeuw, hagel WU; ut,, g^eisvos) ;onweder en storm , heldere lucht en zonneschijn, deafwisseling der jaargetijden , en , dien ten gevolge ,vruchtbaarheid en wasdom (fmxáy 7n;5 ) , waren alleuitwerkselen van zijne beschikking. De winden ge-hoorzaamden zijne bevelen (64006µo 5) ; hij wees denregenboog zijne plaats aan ; hij bezwangerde hetzwerk met donderwolken Hapee thirv;,ictvwxy;), en zijnemagtige hand slingerde het bliksemvuur ( zcen-;eE'cvvöç, xaras pávnc), waarmede hij vaak de ongehoor•zame en misdadige stervelingen tuchtigde.

In dezen zin, Zeus de Hoogste (u isrTo0, de Zeer

Groote ((icr?dc) genoemd, de Hemelsche ( iCxuc).Andere epitheta, hiertoe betrekkelijk.

Hoe hierdoor dikwijls de werkkring van Zeus in een

vloeit met die van andere godheden. Noodzakelijkheid

om zich de volksdenkbeelden der Grieken omtrent

VII. 185.

VII. 186.not. 51.

II. 250.VII. 188.

93

hunne goden niet als een wel overdacht geregeld sys-tema voor te stellen.

3. De beschermgod der vorsten en staten.

Zeus, als de koning der goden , was ook de godder koningen (BcaiAtç , "Apxz). In den heldentijdgeloofde men dat de vorsten " der aarde van hemhunne raagt ontleenden, dat de herauten , die debevelen der koningen aan het volk overbragten , ook H. 251,252.

afgezanten van Zeus waren, en onder zijne onmid-dellijke bescherming stonden. Het was, als 't ware,in zijn' naam dat de koningen regt spraken ; hetwas aan hem vooral dat zij de overwinning in denstrijd meenden verschuldigd te zijn (o.'noc, éiy rtoy,

oc.9ht65, q frxr e y). Na de vestiging der vrije grieksche y1;.184.staten , in welke de koninklijke waardigheid werdafgeschaft , werd Zeus meer bepaaldelijk als de X11182,183.

beschermgod van den staat , van het volk , zoo vande bijzondere staten (nvAsEic, wvatiixoy), als van degeheele grieksche natie ( 'v:oc, v ' vtoc ), voorge-steld, en, na de overwinningen op de Persen hehaald,als de beschermer der vrijheid (Levesôc) , voorts alsde voorstander der raadsvergaderingen ( ender volksverzamelingen en regtsgedingen (cyoc.c).

Als beschermgod van Sparta, bijzonder Zeus Ax,cs-

J5UF ;ira` , zoo als naderhand bij de Romeinen Jupiter vII. 182.

Capitolinus. not. 31. fin.De naam van :Atve4toy ook aan Zeus gegeven, als

hersteller van de burgerlijke vrijheid in den staat. yII. 183.not. 38.

Opmerkelijk dat, na den val der vrijheid in Grie-

kenland, eerst door de Macedoniërs, naderhand doorde Romeinen teweeg gebrast, Zeus weder meer als de YJI.181.fin,god der koningen werd voorgesteld. 182. in.

94

4. Opperste bestuurder van der menschen lot-gevallen.

IT. 252, 253. Reeds door de bovenvermelde hoedanigheden, moestZeus eenera grootes invloed uitoefenen op der men-

VII.190-193. schen lotgevallen. Maar buitendien werd hij als demagtigste en opperste bestuurder derzelve voorge-steld. Leven en dood , geluk en ongeluk , oorlog envrede, overwinning en nederlaag , gezondheid enziekte , rijkdom en armoede, wijsheid en verblinding,kunde en onwetendheid, alles stond onder zijn opzigt.

Eenige bijnamen daartoe betrek kelijk, 9rXtinoy

192. vó' eioy, xininoy , fexeioy, xse^u^ocy. Als weldoende envII,

not. 74. behoudende godheid dikwijls ovw?rag genoemd.

5. Regter over de daden der menschen, bron vanhet openbare en het volkenregt , van regtvaardig-held en menschelijkheid.

Als de opperste godheid , was Zeus ook de onder-houder van orde en wet , zoo in de huisselijke , alsin de burgerlijke betrekkingen der menschen , zooin staats- als volkenregt.

H. 253, 254. Themis en Dice hem vergezellende.Omtrent het staatsregt, zie No. 3.

VII,193.199, Voorbeelden van den invloed van Zeus op de huis-

selijke betrekkingen. Bijnamen daartoe betrekkelijk,i N . r e ^ < N

yey E8Atoy, .vr'r 4 es, optoyytoy, ^QFO-ztoy ;exetoy, y4,cpC4–

htoy, erioce o y, 9iAtoy, irateeio5.

Zeus de beschermer der vreemdelingen en van het

gastregt (gerto5), der ongelukkigen en vervolgden

(txeT/frno;, 1gÉ?t0y, xaarbeau:y, t/U toy, f,temix100,

de opzigter der grenzen (getoy).

Allegorie, waardoor Zeus voor den hemel gehouden

VII. 189. werd. Euhemerisme, waardoor hij tot een' vergoden ko-

95

ving gemaakt werd. Syncretisme, waardoor alle deandere goden in namen veranderd werden van eigen-schappen die Zeus, als den eenigen god, toekomen.

6. Afbeelding van Zeus. Zijne attributen: de Millin, 5, 6,

schepter, de arend, de bliksem. De Zeus van Phidias. 9' 1e' 11.De Olympische spelen hem gewijd. Zijne godspraakte Dodona en op andere plaatsen.

III.

De Grieken meenden hunne goden het meest te Here.

vereeren, door hun den oorsprong van een aantal, hetzij godheden, het zij beroemde en doorluchtige men-schen, toe te schrijven. Daarom is 'er geen godheid,die zoo zeer den naam verdient van Vader van go-den en menschen , als Zeus. Reeds zagen wij datmen de Horen , de Bevalligheden , de Muzen voorzijne dochters erkende. Weldra zullen wij zien datmen Persephone, Athene, Apollo, Artemis , Hermes,Ares , Aphrodite zijne kinderen noemde. Diony-sus, Hercules, Castor en Polydeuces, en Teen grootaantal helden deelden in deze eer. Van daar die me-nigvuldige verhalen van liefdesgeschiedenissen, zoo vanZeus , als van andere goden en godinnen , die doorde dichters vaak op eene wijze zijn opgesierd , welkeons in geenen deele overeenkomstig schijnt met dewaardigheid der goddelijke natuur, doch die wij,

uit het bovengemelde oogpunt beschouwd, ten minstekunnen overeenbrengen met de denkbeelden, welkegodsdienstige Grieken zich van hunne goden vorm-

den, zonder dat wij daarom behoeven te geloovendat zij met opzet hunne goden voorgesteld hebben

96

II 267,268 in.

vII,202,203.

als echtbrekers en wellustelingen. Daaruit is het

ook te verklaren dat sommige goden hunne zusters

tot echtgenooten hadden , zoo als Cronus en Zeus ,

welke laatste buitendien vele andere godinnen be-

minde, die door hem moeders werden van degenoemde godheden en van vele helden. De echt-

genote van Zeus werd in het bijzonder Here, de

vorstin of koningin, genoemd, en was , gelijk Zeus

zelf, de godin der natuurverschijnselen en de be-schermgodin der vorsten, en buitendien die van het

vrouwelijke geslacht.

1. Here, deelende in de magt van Zeus over denatuur en de godin der vorsten.

Even als Zeus, gebood Here over de winden ,

verwekte zij storm en onweder , regen en hagel , deed

de rivieren zwellen en in haar bed terugtreden;

soms zelfs wordt zij voorgesteld als met den bliksem

gewapend, even als haar echtgenoot.

Bijnamen, 67rrexEqix, haar diadeem met de

afbeeldsels der Horen versierd. Eerbied, welke haardoor de andere goden bewezen wordt bij Homerus.

Als Zeus, beschikte Here over de koningrijken ;

H. 268 in, even als hij, gaf zij overwinning en rijkdom.H.

VII,202,203. De belofte door haar aan Paris gedaan. Bijnamen,

•o7rocia, ó70toc41x, zelfs 7'r7no5.

2. Beschermgodin der vrouwen.Temenus , zoon van Pelasgus , bouwde drie tem-

pels voor Here, elk onder een' bijzonderen bijnaam,

voor de maagd (.7trGpOevoc), de echtgenoote (&) , en de

97

weduwe (x'i 32). Here was daarom ook de moeder II. 268, 269.

van Ilithyia, de godin welke de kraamvrouwen be--scherrnde en bijstond, en zelve werd zij de godindes huwelijks (rd, v1/ia, yal,CnAia) genoemd.

Feest door meisjes, jongere en oudere, en door

vrouwen, voor haar te Olympia gevierd. VII. 204.

Offers aan haar gebragt door de jonggehuwden.

Derzelver hoofdhaar aan Here geheiligd. x'11,204.206.

Straffen, door haar opgelegd aan hen die de hu-

m, elijkstrouw verbraken, of zich aan schandelijke on-

deugden overgaven.

Boeten ingevorderd van hen die weigerden in het

huvc elfijk te treden, ten voordeele van den tempel van

Here.

Haar dienst vooral te Argos en op het eiland Samos.

Haar feest te Olympia, het feest der Daedalen in

Beotie.

3. Afbeelding van Here. Hare attributen.paauw, V de schepter.

De Malin, 6,12, 39.

IV.

Poseidon is algemeen bekend als Zeegod. Inde-daad , volgens de verdeeling door Zeus gemaakt,verkreeg Poseidon het gebied over de zee : maar,om een juist denkbeeld van den werkkring vandezen god te hebben, is het noodig hem onsvoor te stellen , als niet alleen over de zee, maarook over de oppervlakte der aarde het bewind voe-rende.

7

Poseidon.

VII. 214.not, 35.

YII.209,210.

98

1, Zeegod.

Als beheerscher des Oceaans komt PoseidonII. 270, 271. overal voor. Schoon tot de Olympische oden711.209,210. y

behoorende, had hij , volgens Homerus, een paleisin de diepte der wateren , waar ook zijn wagenen paarden zich bevonden, met welke hij zich dik-wijls op de oppervlakte der zee vertoonde. Stormen stilte, wind en weder hingen natuurlijk van zijnebevelen af. Visschers en zeelieden bragten hem offers.Zeegoden en zeemonsters waren van hem afhankelijk.

De schipbreuk der perzische vloot bij Artemisium

aan hem toegeschreven. Als zoodanig genoemd.

Andere voorbeelden van overwinningen ter zee aan hem

toegeschreven, Ook o .wirog genoemd.

Verscheiden visschen, onder andere de pompilus,

hem geheiligd. Zoo ook de pijnboom, omdat men dien

tot het bouwen van schepen gebruikte.

2. Opzigter over de oppervlakte der aarde.

II. 272.

VII. 210,not. 12.

Maar men schreef ook aan Poseidon het ver-mogen toe om de aarde te bevestigen (lroxos,40. Aio5), of te doen wankelen ( ivool AWv);en van daar dat hij als de oorzaak beschouwd werdder aardbevingen. Men meende dat hij dezelve deedontstaan door de aarde met zijnen drietand (eigen..lijk niet anders dan een harpoen, om visschen tevangen) te schudden.

Poseidon doet de eilanden in de zee ontstaan ; belet

dat het eiland Corcyra zich met het vaste land ver-

eenige,

De vallei van Tempe door hem gevormd.

99

3. .Beschermgod der reizigers.

Als zeegod en als opzigter over de oppervlakte deraarde beide, werd Poseidon gehouden voor den god dieden menschen de middelen verschafte om zooweI teland als ter zee te reizen. Daarom was hij niet alleen II. 272 fin.

273 in.

Poseidon werd dan ook gehouden voor den goddie de overwinning gaf in de renbaan; hij werd aan-geroepen door degenen die in de renspelen naar deoverwinning stonden ; in den eed, dien zij deden,werd hij tot getuige genomen.

Verdichting omtrent den twist tusschen Poseidon en

Athene over Attica.

II. 274.

Poseidon door sommigen gehouden voor den vader

van het gevleugeld ros Pegasus.

De paardenheuvel te Athene.

Poseidon Ilippocurius te Sparta. Zijn altaar in den

hippodrornus te Olympia.

VII. 210.fin.211. in.

4. Na den heldentijd, werd Poseidon ook nogvoorgesteld als niet alleen opzigt hebbende over hetzoute, maar ook over het zoete water, d. i. over de VIL211.213.

bronnen en beken, die de oorzaak zijn der vrucht-

baarheid (zepoz260;, vvthepx3 !9.4 4, 9vvssA14uo0.

Mythe van de liefde tusschen Poseidon en Amyrnone.

Soms met een' ploeg afgebeeld. De eerstelingen

der vruchten aan hem toegewijd.

Misschien ook, daarom aan hem het gene-

sen van ziekten toegeschreven

'7*

de god van den scheepsbouw en de zeevaart, maarook van de rijkunst (7r?nøç, i7r7rayéris).

(ic&vec), en hij VII. 214.

100

zelf als de leermeester der zonen van Esculapius voor-

gesteld.

5. Meermalen wordt Poseidon voorgesteld als vanzijne eigenschappen gebruik makende om de misda-digers te straffen.

Voorbeelden in de overleveringen van den heldentijd.

De aardbeving die ilelice verwoestte.

De Perzen bij Potidea door den opgekomen vloed

bedolven.

Droogte en pest, door welke hij de Corinthiërs strafte.

^l ill in, 6,56, 6. Afbeelding van Poseidon. Zijn drietand. Zijne62, 91. echtgenoote Amphitrite, eene Oceanide, de Tritons,

Millin,73,79. Nereiden en andere zeegoden in zijn gevolg.

V.

Ilsides en De derde zoon van Cronus , Hades of Pluto (cç,Peisephone. de onzigtbare), werd gesteld over de inwendige, Ter.

II. 279. borgene gedeelten der aarde , waar , zoo wij boven

zagen , de Grieken het rijk der schimmen plaatsten.Helm van Hades, waardoor hij zich onzigtbaar maakte,

II. 279. ook soms door andere goden bij verschillende gelegen-not 290. heden gebruikt.

Op zeer weinige uitzonderingen na , nam Hadesgeen deel noch aan de beraadslagingen of verrigtin-gen , noch aan de vermaken of uitspanningen deroverige goden ; en het was alleen door gewelddadigenroof dat hij eene echtgenoote kon bekomen , Perse-phone, de dochter van Zeus en Demeter.

Verhaal van alen roof van Persephone. Demeter hare

If. 276.

VII. 215.

II. 293 bijz.not. 3414.

101

dochter zoekende. Overeenkomst ten opzigte Tan hetII. 293

verblijf van Persephone in de benedenwereld,

Slechts een voorbeeld bij Homerus dat Hades zich

met het bestuur van de lotgevallen der menschen inliet. H. 279.Hulp, door hem aan de Pyliérs tegen Hercules ver.. 281. not.296.

leend, die hem echter wondde en noodzaakte het veld

te ruimen. Tempel, daarom voor hem door de Pyliérs

gesticht.

1. De natuurlijke afkeer, dien men heeft van denII. 281.

dood, deed Hades in het algemeen als een' wreeden, V1l. ,.

216,2Y7.

onverbiddelijken god beschouwen, als eenen die zichverheugde in het ongeluk der stervelingen , als denvijand der vreugde en der gezondheid, en daaromook als gehaat bij goden en menschen.

2. Doch , daar Hades de god was van de inwen-dige deelera der aarde, zoo werd hij ook geacht denwasdom te bevorderen van het zaad dat aan harenschoot wordt toebetrouwd, en schreef men aan hemhet ontstaan der minerale bronnen toe, die uit dediepte der aarde ontspringen.

Reeds in zoo verre men den dood vaak als de

verlossing beschouwde van langdurig lijden of onover-

komelijke rampen, werd Hades in een gunstiger dag-

licht voorgesteld. Naar buitendien Hades , even

als Demeter, aangeroepen door de landbouwers. Tem-

pel van Hades en Persephone tusschen Tralies en

Nysa , in Klein–Asie , waar de zieken hen kwamen

raadplegen , welke zij door droomen onderrigtten

omtrent de geneesmiddelen, die zij hadden te gebrui-

ken.

3. Het was vooral .Persephone, de echtgenoote van

Hades, en, zoo als hij , bewind voerende over de

VII. 218.

II. 282.

102

schimmen, welke, als dochter van Demeter, in hetmeer gunstige daglicht, van hetwelk wij spraken,als godin van den landbouw, voorkomt ('rvôpoc,

V11.219,220. xxerro9ópoy , ZOOG 4os, 1Otoc79avoy) , en dus ook als deoorzaak der beschaving, en van de vestiging dermenschelijke maatschappij, die het gevolg zijn vanden akkerbouw (eoeo'eoc).

II. 282, 283.

V11.219,220.

Geene godin zoo gelijk in magt aan baren echtge-

noot, als Persephone.

'Verhaal, volgens hetwelk Hades Genoodzaakt was zijn

gezag niet haar te deelen, om haar te bevredigen met

haar lot. Daarom niet alleen Persephone meestal nietHades vermeld, maar ook dikwijls geheel alleen, en,

als godin van den landbouw, meest met Demeter.

Aan haar cie tienden gewijd van den oogst, even als aan

Demeter. INaauwe betrekking tussehen haar en hare moe•

der, in de geheimzinnige plegtigheden te Eleusis. In dien

zin bij uitnemendheid x044 genoemd. Buitendien Per-

sephone bijzonder vereerd in Sicilië, Groot-Grieken-

land, vooral te Locri en ook te Cyzicus,

4. Weinige goden hadden zooveel aandeel aan de

uitoefening der goddelijke geregtigheil, als Hades en

Persephone. Met Zeus en de natuurvoorwerpen , de

'Pil, 220 Iin. °Zon, de Rivieren , de Aarde, werd Hades in den eedaangeroepen. Men meende dat hij en Persephone de

meineedigen , ook na hunnen dood , tuchtigde.

II. 282. Hades was de eenige God , behalve Zeus, Wien Dice

wordt toegevoegd. Hades en Persephone werden als

de wrekers beschouwd der onregtvaardig omge-

bragten, en vooral als regters over lien die verzuim-

103

den de vereischte eerbewijzingen aan de dooden toe-.

te brengen.

5. Afbeelding van Hades en Persephone. Hades

attributen: de tweetand, de hond.

VI.

Millin, 46,47, 87.

Bij Hades en Persephone voegen wij Bene an- Hecate.

dere godin van de benedenwereld, schoon, evenals Persephone , volgens de geslachtlijst, jonger dan II. 285.

de godheden van welke wij nu handelen. Het isHecate, volgens Hesiodus , dochter van Perses, zoonvan den Titan Creius , en van Asteria , dochter vanden Titan Ceius.

Groot verschil onder de schrijvers, omtrent hare

ouders. Volgens sommigen, dochter van Zeus, volgensanderen van Demeter, volgens anderen weder, van denNacht enz.

Hecate werd de gezellin en dienares van Perse-phone (QTthIVAOÇ, á e v, u'Ac , Jxááxoy, áy;,FAs ), om datz`ij Demeter vergezeld had , toen deze hare dochterging zoeken.

De beschrijving van de eigenschappen en den werk-

kring van Hecate, welke men bij Hesiodus vindt, de-zen dichter geheel eigen, en niet bevestigd door de H. 285, fingetuigenis van andere schrijvers.

286.

Verwarring van Hecate met Persephone, met Arte-

mis, met de Maan en met verscheidene andere god- V11.223 224.

heden.

2. Naderhand werd het aanzien van Hecate uitge-

II.286.not. 315.

II. 287.

VII. 221.breid, zoodat zij bijna met Persephone gelijk gesteld werd fin. 225.

104

( e1rayi5). Even als deze, werd zij zoo doorgeheimzinnige , als door openbare plegtigheden ver-eerd.

De mysteriën van Hecate op Egina, volgens sommi-

enigen, door Orpheus ingesteld.

Maar daarin was zij steeds van de echtgenoote van

Hades onderscheiden, dat zij met veel afzigtelijker

kleuren werd afgeschetst. Na Alexander den Grootevooral, werd zij voorgesteld als de godin der toover-

kunst, der spooken en der erschijningen, en nader-T11.227,228. hand, met Serapis, aan het hoofd gesteld der booze

geesten.Nachtelijke plegtigheden en bezweringen door too–

VII, 227. venaarsters ` en vergiftigsters ter harer eeie gevierd.not. 107. 3. Afbeelding van Hecate. Met slap en en met eiken-g g

loof gekroond. Met fakkels in de hand (-o'oc),VII.227 not. en door honden vergezeld. Met drie ligchatnen108, 109. g

( qwe90 5 , (tóo.N7ro 5) werd zij het eerst voorge-steld door Alcamenes.

Gissingen omtrent de beteekenis van deze voorstelling.

waarschijnlijke oorsprong derzelve : om, namelijk

VII. 226. haar beeld, dat op de driesprongen geplaatst werdnot. 104. ( toai-n5), van alle zijden zigtbaar te malen. Offer-

anden voor haar op de driesprongen geplaatst. Oe

VIL 225. visch, t 'Ac genoemd, haar geheiligd. pecld vanfin, 226. Ilecate Triglantine te Athene,

VII.

De m eter.

De dochters van Cronus waren Here, Demeter en

Hestia. Over de eerste hebben wij reeds gehandeld.Demeter komt voor als godin van den land-

louw, van de wetgeving en van de benedenwereld.

II, 291, 292,

VII. 230,not, 119.

VII. 233.

VII. 230.

105

1. Godin van den landbouw.

Gelijk Zeus de plaats innam des hemels, zoo De-

meter die der aarde. Aan haar werd dus de was-dom toegeschreven van de granen, ja zelfs der groen-ten en vruchten ; in het algemeen werd zij beschouwdals de godin van den landbouw (v'cezvç, wg^^ópos,

�;Ac', a", o;fl AAo$ópoy, 7rvp(popoy, xapracópoy etc.), en alseerre der weldadigste godheden. Vrede , eendragt,rijkdom , vruchtbaarheid van land en vee meendemen aan haar verpligt te zijn. Daarom heette zijde Moeder van het menschelijk geslacht , .7rd c^^o9,50)5,

polv4oy.

Verhaal van de aankomst van Demeter in Attica,

Eleusis, de velden van Rharium, Triptolemus, de fon•

tein Callichoros.

Haar dienst en die van Persephone in Sicilie.

2. Godin der wetgeving en der beschaving.

Daar de landbouw de menschen , die te voren als H. 291.

jagers of visschers rondzwierven , aan een vaste woon-plaats gewent, en hun het eerste denkbeeld geeft vanhet rept des eigendoms , zoo werd ook de godin , dieden landbouw had uitgevonden, beschouwd als de uit-vindster van wetten en instellingen , als de oorzaakvan maatschappelijke orde , als de grondlegster derstaten (6eo.es'pöc).

Offers aan haar gebragt door de Amphictionen. VII 232-236.

Eed te Syracuse bij haar en bij Persephone. Eed der

heliasten te Athene bij Zeus , Poseidon en Demeter.

Altijd brandend licht in haren tempel te Nantinea,even als in dien van Athene en in dien van Testa,

106

II. 294.1T11.235,236.

te Rome. De Thesmophoriën. haar orakel te Patrae,

door de zieken geraadpleegd.

Weinig voorbeelden van wraakoefeningen , door haar

uitgeoefend.

3. Godin der benedenwereld.

Het is waarschijnlijk dat , eerst na de terugkomst

.der Heracliden, Demeter, als moeder van Persephone,

X11 23I,232 is vereerd geworden als godin der benedenwereld ,gelijk Persephone, even als zij , is erkend gewordenals godin der vruchtbaarheid.

Mysteriën van Eleusis te Megalopolis, bij het meer

Lerna en op andere plaatsen. Bijzonder geëerd in At

tica, in Arcadië en op Sicilië,

Afbeelding van Demeter.

Hestia. Gelijk Demeter de godin was, wie men de ordein den staat meende verschuldigd te zijn, zoo wasHestia de godheid , die voor de oorzaak gehoudenwerd van huisselijke orde en tucht. Eigenlijk is Hes-tia , schoon onder de hoofdgodheden of zoogenaamdeolympische goden geplaatst, niet anders dan eerrepersoonsverbeelding van den huishaard ((), gelijk

IL 300, 301. haar naam aanduidt. Schoon Homerus haar nogniet als godin vermeldt, wordt echter de zaak zelveduidelijk door hem aangewezen , en de huishaard,zoowel als de tafel , aan welke men den vreemdeling

lllillin, 6, 31, 4.48, 78.

107

ontving , als de zinnebeelden voorgesteld van de he-trekkingen tusschen de leden des huisgezins, en van debescherming, welke zij tiengenen verschuldigd waren,die bij deze teekenen hunne hulp inriepen. Hesiodusheeft 'er eene godin van gemaakt , en haar de oudstedochter van Cronus genoemd.

Verhaal omtrent cie liefde van Poseidon en Apollo

voor Hestia, en haar besluit om zich aan eene altijd-

durende afzondering van het mannelijke geslacht toe te

wijden.

Verdichting van Plato, volgens welke, de andere

goden op reis gaande, Ilestia alleen het buis bewaal:t.

Eefbied, welken men Hestia bewees , waardoor men

haar het eerst, vóór alle andere godheden, zelfs vóór

Zeus, offerde.

De dienst van Hestia werd dus vooreerst de bronvan huisselijk geluk en tucht. De liefde tusschenouders en kinderen , broeders en zusters, stond metdien dienst in het naauwste verband.

VII. 239.

VII. 239.fin. 240.

Offers haar gebrast bij het vertrek en bij de terug-

komst. Eed bij haar gedaan door de leden derzelfde V11.237,239.

familie. Aan baar de zaken in bewaring gegeven, op fin. 240.

welke men den meesten prijs stelde.

Maar in vervolg van tijd werd zij even zoo debron van het staatsregt, en werd haar dienst dekrachtigste aanmoediging tot liefde voor het va-derland, tot goede trouw in alle burgerlijke be-trekkingen , tot gastvrijheid omtrent vreemdelin-gen en tot menschelijkheid omtrent ongelukkigen.

VII. 240.fin. — 243.

108

II. 301 n, 47.VII. 237.fin. 238.

Hestia haren zetel hebbende in de prytaneën, waar

de overheden vergaderden.

Plato's raad om de documenten tot de processen be—

hoorende in den tempel van Hestia te bewaren.

Voorwaarden van de verzoening tusschen de staats-

partijen te Megalopolis op een kolom gegraveerd, die

naast het altaar van Hestia geplaatst weid.

Verwarring van Hestia met het vuur, en met deaarde.

Afbeelding van Vesta.

DER1lE HOOFDSTUK.

Zonen en dochteren van de kinderen van Cronusen Rhea : Hephestus, Ares , Athene , Apollo,

Artemis , Hermes, Pan, Aphrodite, Ado-nis , Priapus.

I.

IIephestus. In de eerste plaats komen hier in aanmerking dezoonen van Zeus en Here , Hephestus en Ares. Vande dochters, Hebe en Ilithyïa, hebben wij reeds bovengesproken, van de eerste in de natuurkundige mythologie, van de tweede toen 'wij over hare moederHere handelden.

Hephestus echtgenoote, in de Ilias, eene der Bevallig-

heden, in de Odyssee, Aphrodite.

109

Volgens Homerus was Hephestus een zoon van Zeusen Here, volgens Hesiodus van Here alleen. Hij wordtdoor deze dichters beschreven als een bekwaam werk- II, 302-304.man, wiens kunstgewrochten alles overtroffen watooit menschelijke vindingrijkheid en kunstzin haddenkunnen voortbrengen , gelijk hij ook beschouwdwerd als de godheid die deze talenten aan de men-schen verleende en hunne werkzaamheid zegende.

Zijne werken : de paleizen der goden, de schepter

van Agamemnon, de wapenrusting van Diomedes en

die van Achilles, de egis van Zeus, de gouden en zil-

veren honden van Alcinous, zelfs Pandora door hem

geschapen, en de kopervoetige stieren van Eëtes.

Het volksgeloof stelde zich de werkplaats van He-phestus voor als in den berg Etna, of op eene derLiparische eilanden gevestigd.

Het is waarschijnlijk dat de Griekeff dezen godin de plaats stelden van den ouderen vuurgod Pro-metheus. Zijn zonderling voorkomen en het lig-chaamsgebrek, dat men hem toeschreef (het kreupelgaan), waarschijnlijk een gevolg van het ontleenenvan zijn beeld aan de misvormde beelden van den H. 306,307.

egyptischen vuurgod , Phtha.

Andere gissingen omtrent den oorsprong van deze

voorstelling. Verdichtingen der Grieken daaromtrent. II. 306. not.

Volgens hen, Hephestus door Here, en nog eens door 67.

Zeus, uit den hemel geworpen. Wijze op welke de

Grieken dit gebrek in de voorstelling van Hephestus

vergoedden, Goedhartig en vrolijk karakter, fijne II. 307, 308.kunstzin , welke zij heat toeschreven. Vl!. 248.

VII. 246.

110

illin, 7,36. Afbeelding van Hephestus.

II.

Ares. In een veel minder belangrijk, maar ook veel min-der gunstig, daglicht komt de andere zoon van Zeusen Here voor, namelijk Ares. Deze wordt steedsvoorgesteld, niet alleen als een woeste krijgsman, maarook als de bron van twist, haat en nijd, als de ver-delger der steden. en de vijand van het menschelijkgeslacht. De Schrik en de Vrees , de Tweedrag t enEnyo, volgens sommigen Ares moeder, volgens ande-ren zijne zuster of zijne dochter, volgens de meestenzijne echtgenoote, volgen steeds zijne schreden. Hoogstzeldzaam komt hij voor als eenig aandeel nemendeaan het bestuur van der menschen lotgevallen , ofaan de uitoefening der geregtigheid.

De naam ApYs gebruikt om allerlei ongelukken aan

te duiden, tweedragt, moord, pest, dood, en niet

alleen den oorlog zelven, maar ook de haat en de

II. 370, 371. woede, die 'er de oorzaak, het geweld, dat 'er hetV11.334-336. middel, en de ellenden, die 'er de gevolgen van zijn.

Zoo ook de eigenschappen van den oorlog aan Ares

toegeschreven, bloeddorstigheid, wreedheid, onstand-

vastigheid, wispelturigheid, ontrouw.

VII. 338.

Na den heldentijd echter werd hij, als de god derdapperheid, soms uit een gunstiger oogpunt beschouwd.

V11.339 340. .. .

' Zijn dienst werd toen ook meer ontwikkeld , enmet dien van andere godheden in verband gebragt.

Tempel voor hem door Solon gebouwd. Zijn tempel

te Athene, versierd met dra standbeelden van Enyo,

II. 369.fin. 370.

Millin,8, 36,39, 43.

Athene.

111

Aphrodite en Athene. Zijn standbeeld in den hippo

dromus te Olympia.Geheel veranderde voorstelling van Ares, ontstaan vu. 33v.

uit de verwarring van den god met de planeet van

dien naam.Opmerking omtrent het onderscheid tusschen de voor-

stelling van den god des oorlogs en die van de godin ll. 371, 372.der krijgskunst (Athene), als een bewijs van de men-schelijkheid der Grieken.

Afbeelding van Ares.

Na de kinderen van Zeus en Here, verdient in deeerste plaats vermeld te worden de godin die vooreene dochter van Zeus alleen gehouden werd, en vanwelke men naderhand verhaalde dat zij geheel gewa-pend uit het hoofd van haren vader geboren werd,na dat Hephestus hetzelve met een bijl geopend had.

Dit verhaal niets anders dan eene smakelooze wijze

om Athene als de godin der wijsheid te doen kennen;belagchelijk opgesierd in een plaats van de Theogonie

van Hesiodus. Verhaal daar voorkomend omtrent hetVerstand (Metis), dochter van den Oceaan, moeder van iI, 148,Athene, door Zeus verslonden,

bij Homerus geen melding gemaakt van Athene's II. 309.

moeder. Evenwel de verdichting, van welke wij hier VII. 252.spreken, eerst na zijnen tijd verzonnen, waarschijnlijk bijz. not. 35.

het eerst door Stesichorus, naderhand veelvuldig door

de kunst afgebeeld, onder anderen door Phidias ophet Parthenon.

1. Godin der wijsheid, of liever der vinding-rijkheid en der voorzigtigheid.

In deze hoedanigheden muntte Athene boven alle

112

11. 311 bijz. andere afstammelingen van Zeus uit, en , behalvenot.

90. dezen god, was 'er geen die met haar in bekwaam-heid, behendigheid, slimheid en welsprekendheidkon wedijveren.

Met den voortgang der beschaving, werden dezeeigenschappen van Athene ook veredeld. Even alsZeus, had zij het opzigt over de raadsvergaderingen

VII.254 . , (l3övAcdc;&) en over de volksverzamelingen (ciyopoti'co).

Even als hij , werd zij vereerd als de grondlegster enbeschermster der staten (waas , ,r u os, I palvia) , enals handhaafster der grieksche vrijheid (boolvia). Zijalleen droeg , met Zeus, den naam van de Hoogste( e;71u'D)2) ; zij alleen heette de Voorzienigheid ( 'zç 'voscz).

Wetenschap en kunst , wijsheid en welsprekendheidwerden aan haar in de ruimste mate toegeschreven ,en deze talenten werden verhoogd door eene uitste-kende zachtmoedigheid , menschelijkheid en gema-tigdheid , en door reinheid van zeden.

Lof haar door Plato en andere schrijvers gegeven.

De wetten van Zaleucus door haar voorgeschreven,

gelijk deze wetgever voorgaf.

Athene de ?Maagd (irrtgieivos), haar tempel de Maag-

dentempel (7ruesvvv). De reinheid van zeden ook in

haren dienst vereischt.

2. Godin van de kunsten des vredes.

Athene vertoonde hare bekwaamheid zoowel inden vrede, als in den oorlog. Niet alleen was zij

II. 310. de bekwaamste der godinnen in alle vrouwelijkehandwerken , in het weven en borduren , maar ook

II, 316.VII.255,256,

113

in het bewerken van goud en metalen , in de beeld-houw-, toon- en danskunst, en zelfs in het timmerenvan huizen en schepen. Als zoodanig werd zij bij-zonder Ergane (de godin der werkzaamheid) ge-noemd, en op vele plaatsen van Griekenland ver-eerd. In Attica werd zij nog in het bijzonder ge-huldigd als de uitvindster van den bouw des olijf-booms.

Athene aan Apollo het fluitspelen leerende. Deciter door haar aan Apollo, de lier aan Hermes afge-staan. Verhaal omtrent de reden waarom zij de fluit

VII. 250.fin. — 252.

II. 315.VII. 257.

wegwierp. I[. 317.VII. 251.

Athene zelfs als de godin der pottebakkers vermeld. not. 31.

3. Godin der krijgskunst.

Ares was niet anders dan de god des oorlogs :Athene, even als hij, gewapend met lans en schild,en bedekt met de egis, was , de godin die den oorlogop eene verstandige en slimme wijze leerde voeren.Even dapper en verschrikkelijk als Ares (prz'.z&c,1I.

312, 313.á 5si o4, yopyrv"7r5, áyraria, aa'piac, asins, c aná, e pricc, VII. 253.

enz.), was zij tevens beroemd door het uitvinden vankrijgslisten, geschikt om den vijand te verschalken(1.,,azzyi.n;), en werd zij, met Hermes, in het worstel-perk , en, met Poseidon, als godin der rijkunst ver-eerd (h1z-?rE1c, 'aF.:7zVao5). Daarbij werd, zelfs in denoorlog , even zeer hare menschelijkheid geroemd , alshaar moed.

De Overwinning de gezellin van Athene. Zij zelve

dikwijls vim) genoemd.

8

114

VII. 256. Athene uitvindster van den toom (Z0"UP'1zç).not. 57.

4, Athene Hggiea. Athene, godin der zee-VII, 253.not. 39. vaart.

Ten gevolge van de eigenschappen , welke Athene

Y11.2531258. van de vroegste tijden af aan werden toegekend,6werd zij naderhand ook nog in het bijzonder alsde godin der gezondheid vereerd; en, om de be-scherming door haar aan de scheepstimmerliedenverleend, werd zij ook voorgesteld als godin der zee-vaarders, even zeer als Zeus, het gebied voerendeover de winden en de stormen , en zelfs soms metden bliksem, het wapen hares vaders, in de hand,afgebeeld.

VII. 257.

II. 315 in,

II,314.n,108.YII, 257.

Athene Ophthalmitis of Optiletis te Sparta, omdat

zij Lycurgus oog genezen had.

Athene Ilygiea te Athene. Tempel van Athene de

Moeder te Elis, om dat zij de onvruchtbaarheid der

viou yi• en had doen ophouden.

Piet palladium op de schepen. Haar bijnaam Ane-

motis.

5. Groot was dus ook het aanzien van Atheneonder de goden , groot haar raagt over de menschen.Haar raagt was niet minder uitgestrekt over alle voor-vallen in het menschelijk leven, dan die van Zeus;alle zegeningen , roem, eer , overwinning, rijkdom,geluk , vrede , vrijheid , gezondheid werden van haarverwacht.

II. 313-315. Voorbeelden van haar aanzien onder de goden.

Voorbeelden van haar mant over de menschen, en

bijzonder van hare bereidwilligheid om de helden der

115

oudheid te beschermen (Perseus, Hercules, Ulysses,

Telemachus, Orestes).

En even zoo werd aan haar bijna een gelijke magt Y11.259;260.toegeschreven als aan Zeus, in het handhaven dergeregtigheid en der maatschappelijke orde (x.9x'pooç,

iota).

6. Eene bijzondere oorzaak van den roem, welkenAthene verwierf, was hare hoedanigheid van be-schermgodin van het beroemdste volk van Grieken-land , welks stad naar haar is genoemd geworden.

Het Parthenon. De altijd brandende lamp. De Pa..

natheneën en eene menigte andere feesten.

7. Afbeelding van Athene. Hare attributen. Nillin, 7,

De uil 36, 97..

De krekel op haar lans. V11.251. n.31.De haan op haar helm. Y11.253.n.39•Beschaving van de egis. II.312. n. 92.Het palladium met een lans en een weversspoel. 11.310. n.95.De slang , als het teeken der gezondheidsgod- V11,257,n,62,

heden.

VI.

Na de wijze Athene, verdienen in de eerste plaats Apollo,

vermeld te worden de zoon en dochter van Zeus enLeto, dochter van den Titan Ceïus en de vrouwe-

lijke Titane Phebe, Apollo en Artemis.

Gelijk Zeus het beeld was van eersen. griekschenkoning van den heldentijd, zoo was Apollo het af-

8

116

schijnsel van Benen wijzen van die eeuwen. Apollovereenigde in zich, gelijk die wijzen zelve, de dicht-en toonkunst, de kunst der voorzegging en de ge-neeskunst.

Dicht- en toonkunst oudtijds altijd vereenigd. Ver-

band tusschen deze kunsten. De geestdrift des dich-ters en die des wigchelaars van gelijke aard. De ge-

neeskunst in verband met tooverij en bezweringen,

welke in dichtmaat vervat waren ; en tevens met devoorzeggingskunst.

1. God der dicht- en toonkunst.

Gelijk Demodocus en Phemius , aan de maaltijdender vorsten, de daden der helden bezongen, zoo ver-

11. 326, aangenaamden Apollo en de Muzen de bijeenkomstenv11.261-264. der goden door zang en snarenspel. Apollo werd ge-

houden voor de uitvinder van dicht- en toonkunst,voor de beschermer van hen die deze kunsten uitoefen-den, en voor de god die in staat was de bekwaam-heid daartoe aan de menschen te verleenen.

2. God der voorzeggingskunst.

Gelijk men meende dat de wigchelaars en voor-zeggers der toekomst, door de godheid zelve in ver-

n. 325, 326. rukking gebragt, hunne orakelen in dichtmaat uit-V11.265,266. stortten , zoo geloofde men ook dat Apollo , de god

der dichters , de vertrouwde was van zijns vadersraadslagen , en deze aan het menschdom verkondigde,en dat hij tevens de beschermer en leeraar was vande wigchelaars onder de menschen.

Iet orakel van Delphi, eerst onder opzigt van de

Aarde, toen onder dat der Geregtigheid (Themis),

117

eindelijk door Apollo bestuurd. De Pythia door hembezield. Zijne overige orakels. Door de wijze les-

sen, welke hij door dezelve gaf, Apollo de leeraar en

beschaver der grieksche'natie, en, door de uitgevaardigde

bevelen tot het stichten van volkplantingen, de grond- vii. 277.legger der staten (óix1a•^jy, ^AI4cd Ply, 42eXv, ;$^crgw'ay).

Apollo, de geleider der Moiren (otC 1'40. VII. 278.

Als zoodauig vooral Apollo ook voorgesteld als hand- vii. 281.

haver der goddelijke geregtigheid.

3. God der geneeskunst.

Gelijk de oude dichters en waarzeggers vooral ge-raadpleegd werden over ziekten en kwalen , die zijvaak door tooverzangen of wondermiddelen heel-

den , zoo was ook de goddelijke dichter en waar-zegger tevens geneesheer.

Waarschijnlijk dat Apollo reeds van oudsher deze

eigenschap bezat. Apollo als genezende godheid teCorone in lessenie geëerd. Apollo xygelf oy. Zoo IL 330-332.

ook zijne moeder Leto. Het hoofdhaar hem gehei- VII. 274.ligd, even als aan de Aarde , aan de Rivierenenz. Echter bij Homerus nog niet als zoodauigvoorkomend. Eerst na de terugkomst der Heracliden,Apollo in dien zin beroemd. De naam van den ouden Vll.266-268.

god der geneeskunst Paeéon aan Apollo gegeven (Pecan).

Esculapius Apollo's zoon. De Asclepiaden zijne if.329:leerlingen. In Epirus slangen hem geheiligd. bijz. not, 21.

Apollo ook iuss sioy. Apollo, de Worstelaar, op 711.274,275.Creta, en Apollo, de Looper, te Sparta.

4. God dei levens en des doods.

Alle goden hadden het vermogen om de menschente dooden, vele om hen in het leven te bewaren of tot

118

het leven terug te roepen : maar Apollo's bekwaamheidin de kunst om ziekten te genezen, als eene wonder-volle magt voorgesteld , deed hem in het bijzondervoorkomen als de beschikker over leven en doodder stervelingen, zoo wel der menschen als der die-ren.

II. 328-332.VII, 272,

II. 334, 335.bijz. not. 48.VII.271,272.

Apollo werd dikwijls voorgesteld als de oorzaakvan den dood der overmoedigen.

Volgens Homerus, Apollo de pest verwekkende inhet leger der Grieken voor Troje, en naderhand, volgensde geschiedschrijvers, onder de Carthagers, Atheners en

Deliers. De schielijke dood door de pijlen van Apolloen die van Artemis te weeg gebragt.

Menigte van personen door Apollo gestraft : Tityus,Marsyas, Niobe, de Phlegyèrs, de Cyclopen, de Doriers,

deze wegens den moord van den wigchelaar Carnus

(Apollo Cornelis), Amphion, Laocoon, Pherecydes enz.

Maar ook zeer dikwijls komt hij voor als de won-derdadige redder der godvruchtigen.

H. 331. fin.332. in,

VII. 273. in,

II. 332,

II. 333.VII. 276.

De schielijke dood door Apollo te weeg gebragt dik-

wijls als zeer zacht, en tevens als een weldaad voor-

gesteld.Geschiedenis van Trophonius en Agamedes. Apollo

de pest niet alleen, maar alle andere ongelukken ver--

drijvende. Apollo 4Tro '07r74 16 y, 17WG "Ko

Apollo tea, ráz7g, 4( 4 E05, voor den ingang der hui-zen geplaatst.

Zijn vermogen over de natuur. Ilij, even als Atheneen Here, soms met den bliksem gewapend.

Zijn vermogen over liet lot der menschén. Over-winning, rijkdom, geluk, vrede en overvloed door hein

eschonken,

119

5. God der jast en der boogschutters.

Als beschikker over het leven der dieren , vervolgdeApollo ook de schadelijke dieren en roeide dezelve uit.

Verdelger van den slang Python.

Verdelger der wolven, die de kudden der Sicyoniërs II.327.vernielden (?uxtoy, Aáxetoy, Avxozró og). bijz. not. 14.

Verdelger der muizen (c-f-ttv9eu y). II.328.

Der sprinkhanen (wroofo WlW v), en zelfs van den brand

in het koorn (J vOiptoy).

Als zoodanig was Apollo, schoon soms met lans enzwaard, meest met boog en pijlen gewapend (r4opoicey, 11. 329-330.

FxaiypAog, xAv7izotoy, áryvgó74- 5), de god der jagt, ende beschermer der boogschutters.

De eigenschap van godheid der jagt meer uitkomende

in Apollo's zuster, Artemis, maar anders Apollo oor.. V11.268-270.

spronkelijk, even zeer als zij, god der jagt. Apollo

door de jagers aangeroepen. Net een hert afgebeeld,

even als Artemis.

6. God der veeteelt.

Apollo verdeglde niet alleen de schadelijke dieren, II.331.bijz. not.32.

maar hij beschermde en verzorgde ook de nuttige. In v11.270,271,

dien zin was hij god der veeteelt (v4 uoy, mitboio,, Éws ) oy).

Apollo de kudden van Admetus en Laomedon wei.

dende en verzorgende,

7. In vele opzigten kwam Apollo met Atheneovereen ; in sommige verschilde hij van haar. Beide II. 324, 325.

waren godheden der beschaving,beide weldadige godhe-den: maarde kunsten, door Apollo voorgestaan, dienden V11.262,263.

meer tot vermaak en genoegen; die, welke Athene be-schermde, hadden meer de nuttigheid ten doel. Athene'skarakter was gematigder en deftiger , dat van Apollo

120

Y1I.278-280.

heviger en opbruischender. Alleen als voorzeggerder toekomst , was Apollo, na Zeus, boven alle anderegoden verheven.

Athene eene maagclelijke godin: Apollo een dier

goden, die het gevoeligst was voor de liefde. Hyacin-

thus, Daphne, Cyrene en een aantal andere.

Dienst van Apollo, overeenkomstig met zijn karakter.

Vrolijk , maar gematigd , niet luidruchtig of ongebon-

den, zoo als de dienst van Bacchus, maar ook zonder

treurplegtigheden of onthoudingen, zoo als die van

Demeter.

Feesten voor hem op het eiland Delos en te Delphi

gevierd.Up zijn altaar te Cyrene het vuur steeds onderhou-

den, zoo als voor Athene en andere voorname god-

heden.

Millin, 7, 8. Afbeelding van Apollo. Zijne attributen. Boog14-16,24,33.VII. 263. en pijlen , de citer. De Bevalligheden op zijne hand

houdende. De zwanen. De laurierboom.

V11.281.283.Een woord over de verwarring van Apollo met de

Zon, en over de helagchelijke uitlegging hierdoor van

zijne attributen gegeven.

v.

Artemis. Artemis was het evenbeeld van haren broeder,'ll 294.297. maar sommige eigenschappen zijn in hem , andereI

in haar, meer ontwikkeld. Artemis beminde de dicht-en toonkunst; men vindt haar soms aan het hoofdder Muzen en der Bevalligheden ; soms is zij met eenlier afgebeeld ; Artemis had hare godspraken, zoo als

121

Apollo ; Artemis werd vreoi4eata genoemd, zoo alsApollo eipt64; Artemis werd , even als Apollo , alsgrondlegster van steden en volkplantingen vereerd(yalci,x0; te Thebe , ?100 te Sicyon), en, aver hetalgemeen, schreef men aan haar Benen niet minderkennelijken invloed toe op den loop der gebeurte-nissen en de lotgevallen der menschen, clan aan harenbroeder.

Overwinning,redding uit gevaren haar toegeschre- II. 7,2

g g g Vll, 297, 298•ven. Artemis (:7J r owectoy,even als Apollo (a srroj3iar,

cWITtCa).

Maar anders was Artemis niet zoo bijzonder bekend,noch als godin der dichtkunst, noch als godin dervoorzeggingskunst. Daarentegen was in haar de hoe-danigheid van beschikster over leven en dood , enbijzonder ten opzigte der dieren, meer uitkomenddan in Apollo, en was zij vooral van oudsher be-kend als:

1. Godin der jagt en vi88cherij.

Even als Atalante en andere maagden, die het ge-zelschap der mannen ontvloden , doorkruistte Artemis, H. 344, 345.de fiere maagd (v') , met hare gespelen, bergen en V 284.28

wouden, waar zij het wild gedierte vervolgde en methare pijlen doorschoot (ioixc, xevo, c'xaroc, zatcaetrn,

elven?;o , L; xc siSáAog, xv,04'74).

Artemis eigenlijk de godin der dieren, even als

Apollo 'er de god van was, Zoowel de dieren be-

schermende, als ze vervolgende- Groot dierenoffer te

Fatrae, dat haar als zoodanig kenmerkte,

VII. 286.not. 210.

122

Gelijk Artemis- godin der jagt was , zoo was zij. 286,287, ook godin der visscherij. In dien zin werd zij opV11

Creta Dictynna genoemd , en werden haar in Siciliëvisschen geheiligd , ter wijl de bronnen en meeren,en zelfs de zeehavens, zoowel onder haar opzigt ston-den, als de bergen en de wonden.

Maar, ten andere, was Artemis ook, even als Apollo,

2. Godin des levens en des dood:, vooral ten

opzigte van de vrouwen.

Artemis was de beschermgodin van het vrouwelijkgeslacht , even als Here. Niet alleen de maagden ende verloofden , maar ook de vrouwen , en wel be-paaldelijk de kraamvrouwen, werden door haar be-schermd; in dezen zin was Artemis weder geheelaan haren broeder gelijk, namelijk als genezende

godheid.II. 345,346,

347.

VII. 292.not. 237.

VII. 289,290. in.

V11,290-293,

De vrouwen door hare pijlen getroffen, even als de

mannen door die van Apollo, schoon ook deze soms hare

wraak te duchten hadden. maar deze pijlen soms ookeven zacht treffend als die van Apollo.

Artemis, even als Apollo, xt35or69oy. Zelfs :yards

en i7rinx,j.

Meermalen als eerre genezende, heilaanbrengende

godin beschouwd; even als Apollo, pest en ziekte ver-

drijvend.En in dien zin Artemis ook beschermgodin der

kraamvrouwen (AOXSa). Maar zeer verkeerd daarom

Artemis met Ilithyia verward.

3. De hevigheid, die het karakter van Artemis in

den heldentijd kenmerkte, wordt bij de latere schrij-vers merkelijk verzacht.

123

Voorbeelden van hare wraakoefeningen. Oeneus, II. $48450.

Admetus, Acteon, Ariadne, Callisto, Niobe. Hare

strafoefeningen naderhand meer een gevolg van hare Y11300.302.liefde tot de regtvaardigheid dan van wraakzucht, en

de goeden zoowel door haar beloond, als de boozen

gestraft.

4. Afbeelding van ' Artemis. Hare attributen.

Een woord over de verwarring van Artemis met an- V11.303.307.

dere godinnen, bijzonder met Hecate. Onderscheid

tusschen de grieksche Artemis en die van Ephese.

Afbeeldingen van deze laatste.] ilhn,30,32.

VI.

Hermes, de zoon van Zeus en Maja, eerre derdochteren van Atlas , is, even als Athene en Apollo,een der voornaamste godheden der beschaving.

1. God der welsprekendheid.

Hermes vereenigde in zich alle geest- en ligchaams-gaven. Boven alles roemde men zijne voorzigtigheid,slimheid en welsprekendheid.

Hermes, de uitvinder der lier, de geleider der Be-

valligheden, de gezel van Aphrodite. Hermaphroditus, Q11309,310,zoon Van Hermes en Aphrodite. Aan Pandora de wel-spr 'ekendheid'verleenende. Apollo, Bermes ende' iluzendikwijls te zamen aangeroepen. Apollo meer de godder dichters , Hermes die der redenaars.

2. God der ligehaameoe f ening.

Maar even zeer muntte hij uit in de oefeningen

des ligchaams. Hermes was een der goden van hetworstelperk, waar mens van hem behendigheid en VIl.310,311.

Nillin, 7,34.

Hermes,

124

viugheid , van Hercules sterkte en kracht afsmeekte(;2Jt0).

3. Bode der goden en heschermgod der he.

rauten.

Ten gevolge van deze bekwaamheden, werd Hermesdoor zijnen vader gebruikt om zijnen wil aan deandere godheden en aan de menschen bekend temaken. Hij was dus bij de goden wat Talthy-bius in het leger der Grieken was, heraut, en daaromook de beschermgod der herauten onder de menschen.Als zoodanig droeg Hermes een' staf, met twee slan-gen omwonden.

II. 357, 358. Voorbeelden in de overleveringen,Hermes zoon Ceryv , de stamvader der herauten, te

V11,311.313. Athene.De staf van Hermes eigenlijk een tooverstaf, en van—

not. 14, bijz. daar waarschijnlijk de slangen,not. 14, 15.

4. God des koophandels, des rijkdoms , derjagt en visscherij , der dieven en der reizigers.

Ten gevolge van de bovengenoemde voorstelling,werd Hermes uit verschillende oogpunten beschouwd.Door zijne slimheid en behendigheid, was hij, in den

regten zin des woords, de beschermgod der dieven ,

II. 358-360. (At.c) , naderhand der kooplieden (siyoeci , if.twpAccio6),

en, ten gevolge daarvan, de god des rijksdoms (xEedc)en der veeteelt (i'n,,',soc, vo' ioy).

Verschil tusschen de denkbeelden der oude Griekente dezen opzigte en de onze.

QII.313,3I4. Voorbeelden van Hermes behendigheid en list bij de

dichters en in de overleveringen.

De slimme en roofzuchtige Autolycus een zoon en

VII. 816.

VII. 314-not. 20.

125

leerling van Hermes. Ook in later' tijd nog openlijkals zoodanig vereerd.

De hoedanigheid van god des rijkdoms en deskoophandels is in later' tijd meer ontwikkeld.

Alle onverwachte winst aan Hermes weldadigheid

toegeschreven (Épptatov). Voor hem, zoo wel als voor

Hecate, spijzen op den weg nedergezet.

Gewoonte der reizigers om een s` steen naast de stand

beelden van Hermes op den weg neder te leggen.

Ook werd h ij, alweder om zijne behendigheid, doorde jagers en visschers vereerd, en , als de godheid, Vll.317.320.

die zelve steeds op weg was , ook door de reizigers(ivo, ow;,4,uóvto f, =14=760 , terwijl hij, als god des rijk- IT. 360.

doms, door herders en landslieden werd aangebe-den.

Hermes met den hoorn des overvloeds. Hermes VII. 318.vóµtey, de oorzaak van de vruchtbaarheid der kudden, not. 34.die oudtijds den voornaamsten rijkdom uitmaakten.

Hermes Apollo's kudden weidende. Daphnis, de

vriend, volgens anderen, de zoon van Hermes.Pan, de herdersgod, zijn zoon. V11.318,319.Standbeelden van Hermes voor de tuinen en op de

grenzen.

5. Een der goden van de benedenwereld (i'sso g,

sPvxo,rl!hw y, xeórtos)•

Hermes was niet alleen de geleider der menschenin dit leven , hij vergezelde ook hunne schreden bijden overgang tot een ander bestaan.

In hoeverre hij reeds van vroegere tijden af als zoodanig voorkomt. II. 362, 363.

In dien zin ook god des slaaps en der droomen(; r,oaóIVy, áveteowroI 7ráy). Daarom de laatste beker

op de gastmalen hem gewijd.

VII.320fin. -322.

II.361, 362.V11.319,320.

1illin, 8,ií0, 51, 53.

VII. 315not. 24.

VII. 318.not, 37.

Pan. _

126

Na de terugkomst der Heracliden, deze hoedanigheidvan Hermes bijzonder ontwikkeld.

6. Over het algemeen werd Hermes geroemd alseen der vreedzaamste en weldadigste godheden, alsde vriend des menschdoms, als de oorsprong vanhunnen welvaart, als hun beschermer in gevaren ,als de voorstander der beschaving en als de bronvan huisselijk en maatschappelijk geluk.

Voorbeelden hiervan zoo uit vroegere als latere

schrijvers.Bijna eenige uitzondering , het dooden van Argus,

schoon dit op bevel van Zeus geschiedde.

7. En, schoon hij zelf als bedriegelijk en listigwordt voorgesteld, zoo werd hij in later' tijd tochook als een god vereerd, die niet alleen het ongelijkstrafte, dat reizigers en herauten werd aangedaan ,

V11,322.32&. maar ook zelfs de hebzucht en de ondeugd in hetalgemeen , terwijl hij zelf van alle goden zeker de

vreedzaamste was en de toegevendste.

7. Afbeelding van Hermes. Zijne attributen.

De haan.De ram.

VII.

1. Wij willen onmiddellijk na Hermes een woord

zeggen over zijn' zoon Pan. Pan, gewoonlijk voor-

gesteld als zoon van Hermes yen Penelope, en als degod der herders , was waarschijnlijk in ouden tijd

127

een der voornaamste en oudste godheden van

Arcadië.

ragt, hem door de oude Arcadiers toegeschreven, niet

minder dan die van Zeus.

liet altijd brandend vuur in zijn' tempel. Verschil der

schrijvers omtrent zijne ouders. Volgens sommige

zelfs zoon van den Ether. of van den Hemel en de

Aarde , mede een bewijs van de overtuiging wegens

den hoogen ouderdom van zijnen dienst.

H 365,367 in.

II. 366.not. 168.

VII. 325.note 71.

2. In Attica echter en in andere streken vanGriekenland, werd Pan eerst later bekend en vereerd,en steeds als eene landelijke godheid, weshalve hijdikwijls voorgesteld wordt met dierlijke vormen(bokspooten en hoornen) ( xteopiTas). Pan VII.was de god der velden, bosschen en bergen ; hij 326.328.

beschermde de kudden ; hij hield zich bezig metde jagt en de visscherij en was beschermgod der

jagers en visschers ('n.c, eA«.aysTocc).

Pan , zoo wel op de stranden en ♦oorgebergten

vereerd, als in bosschen en velden.

3. Maar tevens was Pan , als eene echte griekschegodheid , zeer gesteld op muzijk en zang en dansen vergezelde hij de Muzen zoo wel als de Nimfen ,voor welke laatste hij vaak op de fluit speelde, alszij zich met dansen vermaakten.

Het afzigtelijk uiterlijk van Pan vergoed door zijne VII.liefde tot de kunst. Pan op; de feesten van Bacchus 328-330.mede vereerd , en door de dichters« aangeroepen,

Nimfen, welke Pan beminde , Echo , Syrinx , VII. 327 in.Pitys.

128

4. Pan werd , even als de Nimfen, voor deoorzaak gehouden van plotselingen schrik , en zelfsvan verstandsverbijstering en van ontzettende ver-schijningen.

Panische vrees (terror panicus). Pan zelfs als deTH.330,331.

oorzaak der nachtmerrie voorgesteld.

Met dat al werd Pan , hoewel dikwijls als ruw enoploopend, toch ook meermalen als een weldadigegodheid voorgesteld.

V11.332,333. Zijn toorn vaak meer belagchelijk dan verschrik-

kelijk.Verhaal van Ilerodotus omtrent de hulp, door Pan

den Atheners verleend, in den slag bij Marathon.

Ook voor den slagbij Platea aangeroepen. Te Trezene

als Redder vereerd,

VIII.

Aphrodite. 1. Volgens Hesiodus, ontstond de godin Aphrodite

uit de in zee gevallen bloeddruppelen van den Hemel.Homerus stelt haar voor als de dochter van Zeus envan eene der Oceaniden, Dione genaamd, welke zelveook als godin vereerd werd. Aphrodite was de godinder liefde: zij was dus de schoonste , maar zij wastevens ook de ligtvaardigste van alle de bewoonstersvan den Olympus. Zelve zeer gevoelig voor de be-kooringen der liefde, was zij het bijzonder die haarin de harten der menschen en der goden deed ont-vlammen , die haar kon matigen of geheel doen op-houden , waarbij zij ook veelvuldig gebruik maaktevan haar vermogen om de schoonheid van personenvan beide kunne te vermogen of weg te nemen.

VII. 354.

VII. 354,not. 211.

VII. 346,347 in.

1 29

Minnaars van Aphrodite, Ares, Anchises, Butes, Her, II. 376.378.

mes, Adonis, enz.De gordel van Aphrodite. Haar kleed, door de Be;-

valligheden geweven.

Deze godinnen, de Horen, de Overreding, Harrnonia,

in haar gevolg.

Naarmate van de verschillende gevolgen, die deliefde hebben kan, werd ook Aphrodite nu eensgehouden voor eene weldadige en liefderijke, dan

eens vroor eene wreede en onmenschelijke godheid,terwijl' zij even zoo als de oorzaak beschouwd werdzoowel van de edelste zelfopoffering, als van de ver•

schrikkelijkste misdaden.

Voorbeelden van haren intiloed op der menschen jI, 378, 379.lotgevallen, volgens de dichters en de overleveringen. V11.341.345.

Pasiphaë, Smyrna, Medea, Helena, Phedra, de Sire.

nen, Pallene enz.

2. Als de godin der liefde , was Aphrodite ookgodin der vruchtbaarheid in het algemeen, en be-hoorde zij tot de godheden dic den wasdom der jeugd

bevorderen (xtiga o ePas).

Hare lijnamen eilmeOs en Ev`uaCaros. Boomgaardenrondom naren tempel te Cnidus.

Daarom ook Aphrodite de oudste der Schikgodinnen

genoemd.Misbruik hiervan door de wijsgeeren gemaakt, door

Aphrodite voor te stellen als eene allegorie van de.voortbrengingskracht in de natuur.

3. Schoon Aphrodite alzoo, van de oudste tijdenaf, beschouwd werd als de oorzaak der liefdedrift,zonder dat men daarbij acht sloeg óp het meer ofmin zedelijke of geoorloofde derzelve, zoo is zij echter,

9

130

VII.352-354 in.

I1.188,189.111.347-352.

in beschaafder tijden, ook erkend geworden voor degodin der huwelijksliefde.

Offers te Hermione haar door de verloofden gebragt.Gelofte door hare priesteressen te Sicyon afgelegd.Verkeerde gevolgtrekking door sommigen gemaakt

uit het onderscheid door Plato en andere schrijvers in

acht genomen tusschen Aphrodite Urania en Aphrodite

Pandemos.

4. De magt, die buitendien aan haar toegeschre-ven werd , was zeer uitgestrekt ; geluk , onster-felijkheid, rijkdom, kunstzin en zelfs de overwinning,vooral in zeegevechten , werden van haar verwacht,

V11.354-356. en , zoo de geloovige Grieken meenden , werkelijkverkregen. In het bijzonder werd Aphrodite, waar-schijnlijk ten gevolge van haren oorsprong volgenssommige schrijvers, als zeegodin vereerd.

Offers haar gebragt vóór een zeereis.

Feesten door de zeelieden voor haar gevierd.Tempels op de voorgebergten en in de zeehavens

gebouwd.

Hare namen eilvrAotx en Atoevia.

De overwinning bij Salamis mede aan hare hulptoegeschreven, gelijk ook nog ia later' tijd die bij

Actium. Daarom cvpcpuexta genoemd.

11illin, 8,42-44.

5. Aan Aphrodite waren de duiven en de visschengeheiligd , ten gevolge van haren oorsprong uit Phe-nicië. Onder de planten , bijzonder de mirten ende rozen. Vooral werd zij vereerd op Cyprus, Cythera,te Cnidus en Eryx.

Afbeelding van Aphrodite.

131

Ix.

Gelijk wij , bij gelegenheid van Hermes , van zijnen Adonis.

zoon Pan gesproken hebben, zoo is het hier ook de II.190,191.v11.357358.beste plaats iets te zeggen van twee godheden die ineen naauw verband stonden met Aphrodite. De eenis adonis, haar geliefde, de ander haar zoon Priapus.

De Grieken verhaalden dat Aphrodite den schoonenAdonis hartstogtelijk beminde , en dat Ares , of,volgens anderen, Persephone, uit minnenijd , dezenjongeling op de jagt door een wild zwijn doodelijkdeed verwonden. Dit verhaal is oorspronkelijk nietsanders dan eene nabootsing van de mythe van Isisen Osiris, die ook in klein- Azie is weder te vinden,in de geschiedenis van Cybele en Atys, terwijl Adoniszelf, blijkens zijn' naam (Adonai, de Heer) niet an-ders is dan de voornaamste godheid der oosterschevolken , gelijk Aphrodite afstamt van derzelver voor-naamste godin, die, onder verschillende namen , inbijna alle asiatische landen, in Phenicië bijzonder on-der dien, van Astarte, vereerd werd. Bij de Grie-ken werd deze verdichting in eene eenvoudige lief-desgeschiedenis veranderd van eene godin van min-deren rang ; en, schoon Adonis op sommige plaatsen,zoo als te Athene en te Argos, vereerd werd , endoor grieksche dichters, zoo als Sappho, Theocri-tus , Bion, bezongen , werd h ij toch altijd in Grie-kenland meer als eene vreemde godheid beschouwd.Maar na Alexander den Groote, werd Adonis te Alex-andrië, met vele plegtigheden en prachtige feesten,

9*

132

gediend ; terwijl de wijsgeeren zich later van deverdichtingen omtrent Adonis bedienden , om hem,ook in de grieksche voorstellingen , den hoogesrang te doen bekleeden , die hem door de Ooster-lingen was toegewezen.

K

Priapus. De zoon van Aphrodite en Adonis , of, volgensanderen, van Aphrodite en Dionysus, was Priapus ,

V11.357,359. dien men met regt den god der vruchtbaarheid zoukunnen noemen. Het is waarschijnlijk dat ook zijndienst van vreemden oorsprong is , en wel uit Klein-Asië , in de nabijheid van Lampsacus. Ook wordthij door de oudere schrijvers nog niet vermeld. Evenals Pan , beschermde hij de kudden , velden entuinen ; de landbouw, de bijen-teelt, boom- en wijn-gaarden 'stonden onder zijn opzigt. Maar , even alsPan en als Aphrodite , was hij ook de beschermerder zeelieden en der visschers , weshalve men zijnstandbeeld even zoo wel op de voorgebergtenvond, als aan den ingang der tuinen. In dien zinwerd hij niet alleen als een weldadige, maar ookals een regtvaardige, god vereerd , wijl hij geachtwerd de tuin- en wilddieven te straffen.

XI.

Behalve een aantal wezens , die, schoon niet totbet menschengeslacht behoorende, echter ook niet

711.360,361. als goden vereerd werden, van welke 'er reeds -vroe-ger verscheiden vermeld zijn , vereerden de Grieken

133

ook nog godheden van minderen rang of zoodanigedie niet algemeen aangebeden werden. Hiertoe be-hooren onder andere Hymen of Hymenaeus , de goddes huwelijks, de god Adranus, in Sicilië vereerd,

de godinnen Damia en Auxesia , die te Epidau-

rus, en op het eiland Egina werden aangebeden,Proteus, zoon van Poseidon , als waarzeggende god-heid bekend, en meer dergelijke.

VIERDE AFDEELING.

DE VERGODE 11ENSCHEN•

1.

De Grieken vereerden niet alleen de natuur en dedeelen van het heelal, persoonsverbeeldingen vangewaarwordingen en persoonlijke godheden : zij aan-baden ook als goden zoodanige menschen die rich, ofdoor nuttige uitvindingen , of door groote dienstenaan hunne tijdgenooten bewezen , de achting en deliefde der nakomelingschap hadden waardig gemaakt.

De vergoding (apotheosis) de hoogste trap van de eer-

bewijzingen den overledenen aangedaan. Deze eerbe-

wijzingen aanleiding gevende tot den heldendienst, deheldendienst tot de vergoding. Hierover nader, in devijfde afdeeling.

IL

Dionysus, 1• De voornaamste en doorluchtigste van dezevergode wezens was de uitvinder van den wijnbouw,

135

.Dionysus of Bacchus, dien men voor den zoon hieldvan Zeus en Semele , de dochter van Cadmus , denstichter van Thebe in Boeotië.

Dionysus door verscheiden sehrijvers als een god , II.383-385.

niet als een vergood mensch, vermeld. Door He-rodotus de jongste der grieksche goden genoemd.

Verhaal van het ongelukkig uiteinde zijner moeder

Semele , van hare terugvoering uit de benedenwereld

door haren zoon , en van hare vergoding.Bacchus , na den dood zijner moeder , door Zeus

in zijn dij verborgen. Verhaal van den togt van Bac-

chus naar Indië, na Alexander den Groote verzonnen.

2. Even als Aphrodite , werd Dionysus, naarmate

men meer acht sloeg op het misbruik of op hetmatig gebruik van de vrucht des wijnstoks, uittwee zeer verschillende, en zelfs tegenstrijdige, oog-punten beschouwd. Lette men meer op het misbruik,dan werd Dionysus voorgesteld als een Razende II. 388.391.

(Y4Eoc), als de oorzaak van de razernij, envan de verschrikkelijkste ongeregeldheden , als debron der afschuwelijkste misdaden en der schande-lijkste bedrijven. In dien zin was de dienst vanBacchus naauw verbonden met dien van Rhea, die,even als hij, uit het Noorden afkomstig, en de _oor-zaak was der verstandsverbijstering.

Geschiedenis van Butes , Antiope, Icarius en zijne VII. 379.

dochter. Vreesselijke wraakoefeningen van Dionysus :

Lycurgus , Pentheus , de Minyaden.Beker met gemengden wijn aan Zeus den Redder II. 389.

geheiligd ; die met zuiveren wijn aan Dionysus, on -

der den naam van Agathodaemon.Bijnamen van Dionysus.. Bromius, Eriboss , Omestes VII' 381.

en Omadius.

VII.B .bijz. not. 26.

VII.383-388. in.

H. 388.VII. 383.

385, not 41.886. not. 47.VII. 385.

136

lienschenoffers voor Dionysus op de eilanden Chiosen Tenedos.

Het menschenoffer te Potniae in Boeotié echter door

Dionysus zelven afgeschaft.

Met dit karakter van Dionysus kwamen dan ookzeer goed overeen de woeste feesten, welke men terzijner eere vierde, en de wilde dansen der Bacchanten(ook Maenaden , Thyïaden , Bassariden , Mimallonen ,Cadonen genoemd),vrouwen aan zijnen dienst toegewijd;gelijk ook het voorkomen en de gezindheden zijnervolgelingen , de Satyrs en Silenus; van welke de eersteals eene soort van monsters beschreven worden , alshalve dieren, van welke wellust en dronkenschap devoornaamste eigenschappen waren , de laatste alseen goedhartig, dikbuikig, oud mannetje, meestal opeen' ezel , in een' staat van dronkenschap, de pro-cessie van Dionysus volgende.

Beschrijving der Satijrs, der Bacchanten en der Bacchusfeesten.

Silenus als de onderwijzer van Bacchus, en, doorsommige schrijvers, in een gunstiger daglicht voorgesteld.

3. Diezelfde razernij, van welke Dionysus de oor-zaak was, werd echter ook beschouwd als de oorzaak

V11,386,387. van dat bovenmenschelijke dóorzigt door hetwelkmen in staat gesteld werd de toekomst te voorzeg-gen ; en van daar dat Bacchus niet alleen met Rhea,maar ook met Apollo in de naauwstebetrekking stond.

^e eerre top van den Parnassus aan Apollo, de an-

ilere aan Dionysus geheiligd.

De Thyiaden daar zoo wel Apollo als Dionysus methare dansen vereerende. De drievoet, volgens som-snigen, weleer in bezit van Dionysus.

137

Orakels van Dionysus, in Thracië en te Amphiclea.

4. Maar geheel anders werd Dionysus beschouwd,wanneer men alleen lette op de weldadige uitwerk-selen van de vrucht welke hij aan het menschdom v1I.387-390.

had leeren kennen. Uit dit oogpunt beschouwd,wordt hij de godheid der gezellige beschaving, devriend der Muzen, de bevorderaar der schoone kun-sten. Men rangschikte hem zelfs onder die godendie de menschen het eerst van eene woeste zwervendeleefwijze tot meerdere beschaving had opgeleid , diehun de genoegens van het huisselijk en maatschap-pelijk leven had doen kennen , die hun daardoor

overvloed, vrede en geluk geschonken had, en dieniet alleen, door een matig gebruik van den wijn,het hart met vreugde vervulde, maar ook daardoorde gezondheid des ligchaams . bevorderde.

De landelijke Bacchusfeesten, en de reijen ter zijner

eere gezongen, de eerste aanleiding tot het vertoonenVan treur– en blijspelen. VII. 389.

Verhaal omtrent de verschijning van Dionysus aanEschylus; omtrent de zorg, welke hij droeg voor hetgraf van Sophocles.

Dionysus met de Bevalligheden aan hetzelfde altaarvereerd.

Beschrijving van de landelijke Bacchusfeesten, vande vrolijke en kluchtige plegtigheden door de Cyne-theërs en Tenediërs gevierd.

Buitendien werd Dionysus niet alleen voor de II. 386.

uitvinder des wijnbouws gehouden, maar ook voor V11.376,377.

de planter van andere vruchtboomen , en, in het al-

gemeen, voor de god aan wien de menschen de ken-

II. 387.

VII. 389.

138

nis van het gebruik van alle vochten te dankenhadden, welke dienen tot hun onderhoud.

Bij Euripides geeft Dionysus niet alleen wijn, maar

ook water, melk, honig.

Zijne bijnamen c V soy, aceviNg, ^tVapl^^s.

De nimfen Oeno, Spermo, Elais, die van hem het ver-

mogen ontvingen om wijn, koorn en olie voort te brengen.

In dezen zin nu had Dionysus betrekking tot deweldadige godin Demeter , eene betrekking , welkenog inniger werd , na dat men beide, in de mysteriën,

Vil.378,379, als onderaardsche godheden was gaan beschouwen,Demeter , als de verloster van hare dochter Perse-phone, Dionysus, als de redder zijner moeder Semele.

Groote raagt door velen aan Dionysus toegeschreven;

als weldadige en zelfs als genezende godheid vereerd

Oaenéy, á14e(3,20.

5. Afbeelding van Dionysus.Van den bekleeden Dionysus.Van Silenus.Van Satyrs , Bacchanten en bacchische optogten.

III.Hercules. Na Dionysus, verdient in de eerste plaats vermeld

te worden Hercules , de zoon van Zeus en Alcmene.III 400-402. Hercules was zijne vergoding verschuldigd aan zijne

dapperheid en weldadigheid. Hij wordt voorgesteldals een man van ontzettende ligchaamskrachten, diedezelve aanwendde tot het bedwingen van het ge•weld en tot het verdedigen der zwakken en hulpeloo-zen. Hercules vervolgde dwingelanden en roovers ,zuiverde het land van monsters en ongedierte, schafte

de menschenoffers af, maakte de landen bewoon

VII. 390.

II, 386.not. 16.

millin,57,59.

Ilillin,13,66.

Millin,55,59.

Millin, 61,65 , 67-69.

139

baar, door de wateren der rivieren af te leiden, ende wegen toegankelijk te maken. Deze weldadenwerden beloond door de goddelijke waardigheid , endoor de hand van de schoone Hebe, met welke Her-cules op den Olympus verbonden werd.

Waarschijnlijk dat aan dezen eenen Hercules de

daden ran eene menigte andere dappere mannen zijn

toegeschreven, ook zelfs zoodanige die alleen door een'god zouden hebben kunnen verrigt geworden, b.v.de gevechten met de Titanen en met de Reuzen.

Zoo ook aan den thebaanschen hercules, zoonvan Alcmene, toegeschreven, wat door den cretensi-

schen Hercules verrigt is, of door eenen phenicischengod, dien de Grieken ook Hercules noemden. De

eerste was de Hercules van den berg Ida, een derDactylen ; de tweede heette Nelkarth. Behalve in Phe-nicië, en bijzonder in de stad Tyrus en hare volkplan-

tingen, werd deze ook door de Grieken vereerd op heteiland Thasus,

Hoe men naderhand de voornaamste bedrijven vanden thebaanschen Hercules tot het getal van twaalf ge-bragt heeft.

1. De Nemeïsche leeuw.

2, De waterslang van Lerna.3. Het Erymanthische zwijn.4. De ree met gulden hoornen.5, De Stymphalische vogels.

6. De gordel van Hippolyta.

7. De stal van 4ugias.8. De stier van Greta.

9. Diomedes en zijne vleeschvretende paarden,10. De runderen van Geryon.11. De Cerberus,12. De appelen der Hesperiden.

Misbruik van deze twaalf bedrijven gemaakt door de

allegoristen. Hercules door lien voor de Zon gehouden. 17

Millin,112-1144

11. 400,401.

140

Hercules werd eerst als held , naderhand alsgod, vereerd. De Atheners , volgens sommigen deSicyoniërs, gaven daarvan het voorbeeld. De Eleërs

II.403, 404. alleen , verstoord om den oorlog hun door Hercules

x11.391,392. aangedaan , bleven steeds weigeren hem anders danals held te aanbidden. De meeste Grieken echterbeschouwden Hercules als een wezen dat, onmiddel-lijk na zijnen dood, der goddelijke waardigheid wasdeelachtig geworden.

Als zoodanig werd Hercules gehouden voor eenev11.394_397. godheid die vooral de dapperheid en de krijgsdeugd

beloonde, die de overwinning schonk, zoowel in denstrijd , als in het worstelperk , en die dus ook ge-zondheid en jeugdige kracht kon verleenen ; in 'talgemeen vereerde men hem als eene der weldadigstegoden.

Dikwijls aan Zeus en Hercules geofferd, voor denslag en na de overwinning. Hercules de eenige dic

den naam van ecoc&ittzs; droeg.

Hercules, met Hermes en de Dioscuren, braywrtos.

Zijn standbeeld in de gymnasiën.

Hercules ook gezondheidsgod (9tár``}J eocAvs 'Aexan-

74t 'c). Zijn gezondheidsorakel in Boeotië, Hercules zelfs

als oáae iacc goo vermeld.Zeus, Apollo en Hercules, (le krijgsgoden der Acheërs.

En , terwijl men van Hercules geene trekken vanbijzondere wraakzucht verhaalde, hield men hemvoor eene dier godheden die zich het meest lietengelegen liggen aan de handhaving der geregtigheid

(onder de menschen.Hercules beschermer der grenzen (4100, even als

Hermes.

141

Hercules, gedurende zijn leven, de vervolger der V11.398,399.boosdoeners, ook na het bekomen zijner goddelijke

waardigheid, een ijverig handhaver der geregtigheid.

Afbeelding van Hercules.

IV.

1. van lateren oorsprong dan Bacchus en 'Hercu-les zijn Castor en Pol ydeuces, zonen van Zeus enLeda, echtgenoote van Tyndareus, koning vanSparta.

Verhaal omtrent de gedaante, welke Zeus aannam V11.421,422.om Leda te bedriegen (die van een zwaati), en, tengevolge daarvan, het sprookje dat Castor en Polydeucesuit een ei geboren werden.

Verschillende opgaven. Volgens sommigen, Polydeucesen Helena kinderen van Zeus, Castor en Clytemnestra

van Tyndareus. Volgens anderen, niet Leda, maarNemesis, hunne moeder.

2. Bij Homerus komen Castor en Polydeuces nogvoor als gewone menschen. Volgens verschillende x11.423,424.

overleveringen, maakten zij zich beroemd door hunnekrijgshaftigheid en bekwaamheid in alle soorten vanligchaamsoefeningen, Polydeuces vooral in het vuist-gevecht , Castor in de rijkunst. Zij werden onder-wezen door Chiron , namen deel aan den togt derArgonauten , en , toen Theseus hunne zuster He-lena geroofd had , veroverden zij de stad Athene.Hunne vergoding schijnt bij de meeste Grieken Vil. 429.

voor eene belooning gehouden te zijn van hunne fin. — 432.

onderlinge liefde. Castor was, als zoon van Tyndareus,sterfelijk , Polydeuces, als zoon van Zeus, onsterfelijk.

Millin,109, 125.

142

VII. 424.fin, 425.

VII. 433,434. in.

Toen nu, in een gevecht met Idas en Lynceus, Cas-tor doodelijk gewond was geworden , smeekte polydeu-ces zijnen vader Zeus zijne onsterfelijkheid met zijnenbroeder te mogen deelen , en van daar het verhaaldat de broeders om beurten in de benedenwereld enop den Olympus zich bevonden.

3. Na hunne vergoding, werden de beide broedersonderscheiden door de namen van Koningen (Anactes

Anaces), een algemeene titel ook aan andere godengegeven , door dien van zonen van Zeus, (Dios'cu-

ren) en , op sommige plaatsen , door dien vangroote goden. Zij werden , even als Hercules , alsbeschermgoden van het worstelspel en de renbaanvereerd; men geloofde dat zij ook meermalen inden strijd den kans beslechtten, en dat zij zelve somsin persoon deel namen aan het gevecht.

4. Maar buitendien werden de Dioscuren ookvooral als zeegoden vereerd. Zij werden geachtgoeden wind te geven op de zeereizen, en de sche-pen dikwijls in storm en oorweder te behoeden en

VII. 434. behouden aan land te brengen, gelijk zij, in het alge..

meen, als kwaad afwerende goden (Aelzo) wer-den aangebeden.

Het electrisch vuur aan de uiteinden der masten en

raas voor een teeken van hunne tegenwoordigheid ge-

houden. Van daar ook afgebeeld met een ster op het

hoofd.

Gissingen ter verklaring van deze eigenschap der

Dioscuren. Waarschijnlijk dat zij, die goden der rijkunst

warenvoor zeegoden gehouden zijn, om dezelfde reden om

Y11.435,436.

Esculapius.

VII. 401.

VII. 404.

VII. 404.fin. 405.

143

welke de zeegod Poseidon voor een beschermgod der

paarden en rijders gehouden is.De Dioscuren door sommige schrijvers de dienaars

van Poseidon genoemd.

V.

Gelijk men den uitvinder van den wijnbouw enden held , die het nog onbeschaafde Griekenlandvan monsters en geweldenaars bevrijdde , tot denrang der goden verhief , zoo kende men ook diewaardigheid toe aan eenen der wijzen, die zich voor-namelijk toelegde op het genezen van ziekten en kwa-

len. Deze weldoener der Grieken wordt Esculapiusgenoemd, en om, den aard zijner weldaden zelve, vooreen zoon gehouden van den genezenden god Apollo.Het is blijkbaar dat hij eerst na Bacchus en Hercules

vergood werd.

Bij Homerus, en zelfs bij Pindarus en Sophocles, nog

als mensch voogkomende.Verschil omtrent den naam zijner moeder, Coronis

of Arsinoë.Verschillende verhalen omtrent zijne geboorte.

Verhaal omtrent zijnen dood. Door Zeus ter neder—

gebliksemd, omdat bij de menschen niet alleen ge-nas, maar ook uit den doode opwekte ; om zijnen

zoon te wreken, bragt Apollo de Cyclopen om; eene

misdaad die hij boeten moest door Admetus eeni-

gen tijd te dienen. Volgens atere sterrekundigen,Esculapius door Zeus aan den hemel geplaatst, om

Apollo te troosten (het sterrebeeld Ophiuclhus).

144

Men heeft t Ile reden om te gelooven dat Escula-V11,402,403. pi lls van afkomst een Thessalia. was, schoon het

waarschijnlijk is dat hij het eerst in zuidelijk Grie-kenland , of op het eiland Cos , of te Epidaurus, alsgod is vereerd geworden.

Getuigenis van Homerus, omtrent Esculapius zonen,

I1achaon en Podalirius, als aanvoerders van een' Thes-

salischen volksstam. Oude tempels van Esculapius in

Thessali&

Verspreiding van den dienst van Esculapius door

Griekenland, te Sicyon , Titane , Argos , Cyrene, op

Creta; deze dienst naderhand naar Pergamus en Smyr..

na , en zelfs naar Rome overgebragt.

Esculapius was bepaaldelijk genezende godheid ,

en niet , zoo als zijn vader Apollo , tevens een ver-nietigend of verdelgend wezen. Men sehreef hem

v11.408,409,dus ook het vermogen toe om heilzame wateren of412, 413.

Q11,406.408.

planten uit den schoot des aardrijks te doen ont-spruiten. De dankbaarheid echter z ij ner vereerderskende hem ook het vermogen toe om alle andereweldaden te schenken.

Bijnamen : ;ma; rotsi, wa, 9tAoAaoy , ;avg.

Het gevolg van Esculapius bestond ook geheeluit genezende wezens, Epione, zijne vrouw , doch-ter van Hercules , Iaso en Panacea, zijne dochters.De Gezondheid (Hygiea) werd door sommigen voorzijne vrouw , door anderen voor zijne dochter ge-houden

Gelijk Esculapius eene genezende godheid was , zooals zijn vader , zoo was hij ook eene voorzeggende god-

Vit. 450. heil. Die zijn' raad kwamen vragen , sliepen in zijnen

145

tempel, en kregen daar, door droomen , en dikwijlsdoor verschijningen \Van den god zelven, de noodigeonderrigtingen omtrent de geneesmiddelen, die zijhadden aan te wenden, en den leefregel , dien zijmoesten volgen.

Met den dienst van Esculapius ook geheime plegtig- VII, 411,lieden verbonden. Volgens Pindarus, Esculapius ge-

bruik makende van bezweringen en amuleten.

Zijn hierophant te Epidaurus Acesius, te Titane VII,110. not.

Euamerion, te Pergamus Telesphorus genoemd. 146. 411.

Eerbied, welken men Esculapius bewees. IIet groote V11.416,417.

nut, door zijne priesters gedaan aan de beoefening der

geneeskunde. Gebruik van hunne ondervinding gemaakt

door Hippocrates.

Gelijk Esculapius, zoo werden ook zijne zonen, Poda• V11.418,419.

lirius en Machaon, en zijne kleinzonen, ..11exanor,Sphyrus, Polemocrates, Nicomachus, Gorgasus, alsgenezende godheden, of ten minste als helden, ver-eerd , en 'gaven zij, even als Esculapius zelf, doordroomen raad aan de lijders die zich tot hen ver-voegden.

Afbeelding van Esculapius, en van zijn' hierophantTelesphorus. Zijne attributen.

De slang.De haan.De staf met een slang omwonden.

VI.

Een andere zoon van Apollo , "dien hij bij de Aristaeus.

nimf Cyrene verwekt had , was Aristaeus, gehuwdmet Autonoë, dochter van Cadmus. Deze Aris-

10

Malin,31-33.

VII. 409not. 143.

146

taeus, volgens sommigen in Africa geboren, van waarhij naar Thessalië ging, het vaderland zijner moeder, wasde vader van den ongelukkigen Actaeon , van wien

H. 407, 4(8. men verhaalde dat hij, de godin Artemis bij ongeluk711.438.440. verrast hebbende, toen zij bezig was zich met hare

nimfen te baden , door haar in een hert veranderd,en vervolgens door zijne eigene honden verscheurdwerd. Dit ongeval trof Aristaeus zoodanig dat hijzijn vaderland verliet, en zich op het eiland Sardiniëging nederzetten.

Aristaeus werd , even als Dionysus, om zijne nuttigeuitvindingen vergood. Hij onderwees zijne tijdge-nooten in de bijenteelt , in het maken van boter enkaas , in het aankweeken van den olijfboom. Deeilanden Sardinië en Sicilië , volgens sommigenook Arcadië, volgens anderen Eubea , werden doorhem bewoonbaar gemaakt en 'er de landbouw inge-voerd. Een offer, door hem op het eiland Cos denSirius aangeboden , was dezen zoo aangenaam, dathij, op Aristaeus gebed, terstond eene zware droogteen daaruit ontstane ziekte , die hij veroorzaakt had,deed ophouden. f Dit offer, het eenige dat door deGrieken aan een gesternte gedaan werd, bleef noglang na Aristaeus in gebruik. Men verhaalde dat hijeensklaps verdween , en na dien tijd als eene magtigegodheid vereerd werd.

Zijne bijnamen vJt.ttoy en xypaioi, volgens sommi-

gen namen vast broeders van Aristaeus. Aristaeus soms

ook Zeus Aristaeus en Apollo Agyieus genoemd. Zijnezonen Charmus ea Callscarpus.

147

Volgens Pindarus, Aristaeus opgevoed door de Horen

en door de Aarde, volgens Apollonius van Rhodus, door

Chiron en door de Muzen.Waarschijnlijk dat de weldaden door verschillende

personen op • verschillende plaatsen aan de bevolking

bewezen, aan dezen eenen Aristaeus zijn toegeschreven,

gelijk wij dit reeds van Hercules hebben opgemerkt.

VII.

Eene andere dochter van Cadmus was Ino. Zij wasgehuwd geweest aan Athamas , die, volgens de over-levering, door Here van zijn verstand beroofd werd,omdat hij, op verzoek van Zeus, de opvoeding opzich genomen had van den jongen Dionysus. Indien toestand , wilde Athamas zijne eigene echtge-noote vermoorden, en deze, haren woedender gemaalwillende ontvlugten, sprong met haar zoontje, Melicer-tes, in zee, waarop beide door Zeus in zeegodhedenveranderd werden , de moeder onder den naam van.Let cothea, de zoon onder dien van Palaemon.

Andere overleveringen omtrent de aanleiding tot devergoding van Ino.

Volgens de Rhodiërs, Leucothea de vergode Halffa,

die door Poseidon moeder werd van de nimf Rhodus.

Volgens sommigen, de naam Leucothea aan verschei-

den zeegodinnen eigen.

In de Odyssee komt Leucothea voor als ee rie wel-dadige godheid, die, zelfs in weêrwil van Poseidon,de schipbreukelingen kon redden.

Sluijer dien zij aan UIysses gaf, en die hem, als

een talisman, voor zinken behoedde.

i 7*

Leucotheaen

Palaemon.

II. 407.not. 101.

I[. 406.

148

Even als aan vele andere zeegodheden , schreef menook aan Leucothea het vermogen toe om de toekomstte voorspellen.

Beschrijving van de wijze op welke dit geschiedde

in een meer in Laconie.

Hare godspraak op den weg naar Thalamae in de-zelfde landstreek.

Leucothea en Palaemon werden beide bijzondervereerd in Laconie en te Corinthe. Te Miletus vierdemen spelen ter eere van de eerste; de isthmischespelen waren, volgens sommigen, ingesteld ter eer vandelg laatste.

Palaemon had zelfs te Corinthe een' tempel, onderwelken een onderaardsch gewelf was , waarin men

nederdaalde, om, hij plegtige verbindtenissen , dezengod in den eed tot getuige aan te roepen.

Millin, 73. Afbeelding van Palaemon.

VIII.

Tot de vergode menschen hehooren nog de vol-

gende :1. Britomartis, door anderen eene nimf en ge-

zellin van Artemis genoemd. Zij werd bijzonder ver-eerd op de eilanden, vooral op Creta, Egina, Samos ,Cephallenia.

Britomartis door sommigen voor een naam van Ar-

temis gehouden.De oorzaak hiervan dat Artemis, zoo wel als Brito-

martis, soms .Dictynna genoemd is, of ook Laphria

en Aphes. De naam Dictynna aan Britomartis gegeven,

VII. 433,

149

omdat zij de uitvindster was der letten (Ji,crve,, eennet) en aan Artemis, omdat zij, zoo wij zagen, ook

godin der vischvangst was.

2. Irnphiaraus, een der zeven vorsten die tegen H. 409.

Thebe optrokken, om het regt, dat Polynices op dentroon had, tegen deszelfs broeder Eteocles (beidezonen van Édipus) te verdedigen. Beroemd, gedu-rende zijn leven, door zijne regtvaardigheid, wijsheiden doorzigt in de toekomst , werd hij , na zijnendood, onder de goden geplaatst, en had hij te Oro-pus, op de grenzen van Attica en Boeótie , een be-roemd orakel, waar hij geacht werd door droomesde toekomst te voorspellen, even als Esculapius.

Amphiaraus echtgenoote Eriphyle door Polynices ,

door middel van een gouden halsswieraad omgekocht,

om haren gemaal te nopen aan den togt tegen Thebedeel te nemen, , schoon hij zelf, door zijne kennis

der toekomst, den ongelukkigen uitslag van dien togt

en zijn eigen uiteinde, kende, Eriphyle naderhand

daarom door haren zoon Alcmaeon gedood.

3. Trophonius en Agamedes, gebroeders, bekendals bekwame bouwmeesters, die, onder andere, voorApollo den tempel te Delphi bouwden. Trophoniusvooral werd, na zijnen dood, als voorspellende god-heid vereerd; hij had een orakel in een onderaardschhol, bij Lebadia in Boeotie.

4. Glaucus, bij zijn leven een visscher, door het vII. 440.

eten van een zeker kruid onsterfelijk geworden, werd not' not, cf443. 98•

naderhand als een de toekomst voorspellende zeegodvereerd, vooral te Anthedon.

150

VII. 443.not. 105.11.444-447.

5. Seinele, de moeder van Dionysus, volgens

sommigen terstond na haren dood vergood , volgensde meesten door haren zoon uit de benedenwereldnaar den Olympus overgebragt.

0. Helena en Menelaus, te Therapne in Laconic

als goden vereerd. Door sommigen wordt aan He-lena gelijke rang en raagt toegeschreven, ook in hetredden der schipbreukelingen , als aan hare broedersGastor en Polydeuces.

Helena door Euripides de bijzitster van Hebe genoemd.

Stesichorus door haar van het gezicht beroofd, om

hetgeen hij van haar in zijne gedichten gezegd had.

Zijne palinodie.

Haar vermogen om schoonheid te verleenen.

6. Lycurgus, de wetgever van Sparta, werd

jaarlijks door zijne landgPnooten als een god ver-eerd, in eenen tempel, ter zijner eere gesticht.

Onzekerheid in de opgaven, omtrent eenige personen,

die door sommigen als goden, door anderen als hel-

den vermeld worden, b. v. Perseus, Diomedes, Tlepole-

mus, Philoctetes, Proteszlaus, Iphigenia. Dezelfde

personen ook op verschillende plaatsen verschillend

vereerd: Achilles, b. v., in Laconid en in Epirus als

god vereerd (hier onder den naam van .dspetus), te

Elis als een held ; .11ippol ytus daarentegen te Sparta

als een held, en te Trezene als een magtige godheid.

VII. 441.not. 86.

VII.441 bijz.not. 88, 90.

11.483,484.

VII. 441.not. 87.

VIJFDE AFDEELING.

DE GODHEDEN VAN MINDEREN RANG, DE DEMONEN

EN BELDEN.

EERSTE RpUFDSTWIL.

De Demonen,

B ehalve de goden der vier bovengenoemde classen,vereerden de Grieken ook nog tweederlei wezens vanminderen rang. Die van de eerste soort waren oor-spronkelijk van goddelijke natuur, maar met min-der magt bekleed dan de eigenlijke goden en aandeze ondergeschikt. Die van de tweede soort warenmenschen , die, na hunnen dood, als magtige wezensvereerd werden, zonder daarom echter voor godenerkend te worden. De eerste noemt men gewoonlijkDemonen, de laatste Helden ol! Halfgoden.

152

II.

VII. 362.

De onderscheiding tusschen goden en demonenkomt nog niet bij Homerus voor. Deze dichter ge-bruikt het woord aaif.Car, even als het woord 59Eà s,

in het algemeen van alle de goden. Naderhand heeftmen den naam van adiuon meer bepaaldelijk gebezigdtot het aanduiden van zoodanige godheden vanminderen rang, van welke wij hier spreken, hoewelhet woord ook nog dikwijls als gelijkbeteekènend met^EÓS gebruikt is geworden.

Noeijelijkheid hierdoor ontstaan om te onderscheiden

of men goden of demonen bedoelt.

VII. 362.not. 259.

VII. 363.

De demonen hadden liet opzigt , het zij over eenelandstreek, het zij over een huis, het zij over een'bijzonderen persoon.

De .9to1 ccacif ot, ó!Cayatat, ytrt87uot, e Éo•W

J,cqu rwr, oi xaTá a'TáyxS kunnen daartoe gebragt

worden, hoewel onder deze benaming vaak ook de

eigenlijke goden verstaan worden.De demonen van een' bijzonderen persoon voorgesteld

als gelezb eesten.

Een der demonen, Sosipolis, in den tempel van

Ilithyia, in Elis, vereerd en bij den eed aange-

roepen.

IV.

De demonen, vooral de geleigeesten , werden on-

T11.364,365. derscheiden in goede en kwade. Men stelde zich

153

den mensch voor als in de magt van twee geesten,van welke de een goed, de andere kwaad was. Aan deneersten schreef men het geluk toe, dat men genoot, enzelfs de goede daden, die men verrigtte; aan den ande-ren het leed, dat men ondervond, en ook de misdaden,die men beging. Maar zoo ook meende men dat degeleigeest van den eenen mensch vaak een boozegeest was voor den anderen.

Reeds bij Phocylides, Empedocles en andere oudeschrijvers van dezelve gewag gemaakt.

Later algemeen bijgeloof omtrent kwade geesten.Voorbeeld van den geest van den meelgezel van VII. 365.

Ulysses, die deszelfs dood wreekte door de Temessiërs

te vervolgen, en niet eer rustte voor dat men hemeenen tempel gebouwd had, en hem jaarlijks cane

maagd ten offer bragt. Hoe deze geest door zekerenEuthymus overwonnen wer,1.

V.

Van daar dan ook dat men de geleigeesten dikwijlsbeschouwde als de geesten der afgestorvénen, als spo-ken , en dus gewoonlijk als kwaadaardig en vaneene afzigtelijke gedaante ; terwijl men zich tevensverbeeldde dat deze geesten zich in iemandschaam konden huisvesten , en niet dan door bezwe-ringen daaruit verdreven worden.

Beschrijving van den demon Eurynomuá, afgebeeld VII. 367,door Polygnotus, in de Lesche te Delphi.

Andere geesten, als bewoners der benedenwereld VII.367.not.voorgesteld, die soms, als spoken, de vienschen of de 278, 279.

VII. 366.

154

VII. 367.not. 279.

stoute kinderen kwamen verschrikken, Erpusa, Lama,

Morino of Morrnolyce, Acco, Alphito, Gello.

Demon, die, onder de gedaante van een' grijsaard,

de pest te Ephesus deed ontstaan, en die, gesteenigd

zijnde, in een' hond veranderde.

VI.

Van deze volksdenkbeelden moeten wel onderschei-den worden de stellingen der wijsgeeren. Pythagoras,Thales, Ocellus , Plato namen in het algemeen de-

V11.370,371. monen aan , als middenwezens tusschen de godenen de menschen , en als zich ophoudende tusschenden hemel en de aarde; maar elk dezer wijsgeerenstelde zich deze wezens zoo voor als het best met

VII, 373.

zijn systema overeenkwam.Reeds Hesiodus van demonen sprekende, zijnde de

gestorven menschen van de gulden eeuw.

Sommigen geheel van de bestaande denkbeelden

afwijkende, door de door het volk vereerde goden,

Zeus, Here enz., demonen te noemen, en, boven deze,

meer volmaakte godheden aan te nemen, dan de

grieksche goden over het algemeen waren.

Aanleiding, welke deze leer gaf om de demonen

uitsluitend voor kwade wezens te houden. Overeen-

komst tusschen deze denkbeelden, en die over den

duivel en de kwade engelen, door de leeraars van den

christelijken godsdienst aangewend om de godheden

der ouden alle als booze geesten voor te stellen,

155

TWEEDE HOOPDSTirK.

De Helden.

••n• n• n•••••nnn•n

bloed van geslagte offerdieren. Deze plegtighe-den , welke in vele opzigten overeenkwamen metde ceremoniën, die men voor de goden verordendhad, gaven van lieverlee aanleiding om de afgestorvenenals eene soort van hoogere wezens te beschouwen;en hieruit ontstond het geloof dat vooral de grootemannen van vroegere dagen, van welke men eenaantal voor godenzonen hield, na hunnen dood eenesoort van verhevener wezens geworden waren, welkemen Heroën of Helden noemde, of ook wel Half-oden, omdat vele, voor de helft ten minste , van

vaders of moeders zijde, van goddelijke afkomst wa-ren, terwijl de demonen geheel van goddelijke na-tuur waren.

Deze helden , schoon wel eens met de demonenverward, werden echter, over 't algemeen, even dui-delijk van hen onderscheiden, als de vergode men.-schen van de eigenlijke goden ; terwijl de vergode

VII. 450•not, 133.

De eerbied, welken men had voor de nagedach-tenis der afgestorvenen, gaf aanleiding tot verschil-lende plegtigheden, welke men voor hen instelde, alshet versieren der graven met bloemen,-het behangenderzelve met haarlokken en linten , het begietender lijksteenen met olie, melk , wijn, soms met het x11.447,448.

456-458.

156

VII. 449.Dot. 130.

menschen, zoo als Bacchus en Hercules , schoon dik-wijls zelve eerst slechts als helden vereerd, toch ookweder daarin van deze verschilden , dat zij nietmeer als afgestorvenen, maar als werkelijke godenvereerd werden. Het onderscheid bestond groo ten.deels daarin dat van de helden de plaats en wijzevan het sterven bekend waren , terwijl dit ten op-zigte van de vergode menschen het geval niet was.Die niet stierf, maar op eene wonderdadige wijzeverdween , werd een god , geen held.

Voorbeelden : Iphigenia, Sosipolis, Eneas, Romulus,Volgens hunne waardigheid, deze wezens elkander

dus opvolgende : goden, vergode menschen, demo-nen, helden.

De heldendienst, even als die der demonen, nog nietin de vroegste tijden bekend. Dezelfde personen, die

bij Homerus als menschen voorkomen, naderhand alshelden vereerd ; van daar ook dat de vroegere eeuwenden naam van Heldentijd dragen.

De treurspeldichters vooral veel toebrengende tot hetuitbreiden van den dienst der helden.

II.

VII, 458 , Ook ten opzigte van de plaats van hun verblijf,bijz. not,168, en ten opzigte van de plegtigheden, met welke men

hen vereerde , waren de helden van de andere god-delijke wezens onderscheiden. De goden , volgenslatere schrijvers, van etherische natuur, leefden of inden hemel of in die gedeelten van het heelal, welke

157

bepaaldelijk aan hunne zorg waren toebetrouwd; dedemonen hielden zich op in de lucht ; cie .helden v11.450,4 2•

bewoonden of de plaatsen waar zij als menschen ge-leefd hadden , of de eilanden bekend onder dennaam van de eilanden der Gelukkigen of Gezaligden.

IIF

Wat de plegtigheden aangaat en de plaatsen vanvereering, schoon het onderscheid in de benaming V11,453-455,

niet altijd werd in acht genomen, zoo heette echterhet heiligdom een' held toegewijd, heroum (,;csvoy),.terwijl dat van een' god tempel (JEev of ra,4) genoemdwerd. liet altaar van een' god heette i3a ;, dat vaneen' held irmiez. Het offeren voor de goden werd Bumgenoemd, dat voor de helden Éyayi?Eld. De offers voorde goden ;tpá, die voor de helden, hayt0.11.4; en dezewaren ook, in den grond, niet van de eerbewijzin-gen onderscheiden , welke men de gestorvenen toe-bragt, die met' denzelfden naam genoemd werden.Men liet het bloed der offerdieren in een' kuil (alapos)vlaeijen , opdat het zoo doende bij de gestorvenenkomen zou. Voorts waren den helden , even alsden goden , heilige bosschen , boomen en dierentoegewijd ; men hield plegtige omgangen voor hen,vierde voor hen spelen , plengde wijn voor henop de maaltijden , en riep hen aan in lofzangen(hymnen). Daarentegen werd de paean, een andersoort van lofzang, met enkele zeldzame uitzonderin-

gen , alleen voor de goden gezongen.

VII. 459,

VII.460,461.

158

VII. 157.not, 162.

De tempel der helden (naor) was dikwijls hetzelfde

als het grafgedenkteeken (writhes,'ráca y). Sommigen

echter hadden gedenkteekenen of tempels op verschil.

lende plaatsen, Achilles b. v., Perseus, Talthybius.

Hetgeen van de tafel viel was den helden zoowel als

den dooden in het algemeen geheiligd.

De helden zelve dikwijls spotlicp,,e ra, c'iJwAa, 4/vxst

genoemd.

Iv.

1. Vele der oudere doorluchtige Grieken werdenalleen om hunne magt, sommige zelfs in weerwil vande geweldadigheden , die zij gepleegd hadden, als

helden vereerd.Voorbeelden : Apis, Piasus, Tityus.

2. Andere verkregen die eer om hunne schoon-heid, of om hunne buitengewone ligchaamskrachten.

Voorbeelden : Philippus van Croton, Hipposthenes,

Cynisca.

3. Doch ook meermalen werd de rang van heldals eene belooning der deugd beschouwd, meermalenwas het de dankbaarheid voor genotene weldaden,

die de afgestorvenen als goddelijke wezens deed ver-

eeren.

V11.462,463.

VII, 464,465 in.

Voorbeelden : Periphas, Phorbas, Aglauros, Dictys

en Clymenus, Eacus, Chiron, Iolaus, Tennes.Voorbeelden uit den geschiedkundigen tijd : Harmo -

dius en Aristogiton, Gelo, Diocles, Timoleon, Thero,Brasidas, Epaminondas, Aratus, T. Quinctius Flami-

ni nus.

159

4. In het bijzonder werden door de grieksche

staten derzelver stichters of wetgevers als heldenvereerd, en deze werden bepaaldelijk viavy4raGs ge-noemd.

Voorbeelden : Battus, Sisyphus, Theras, Perseus, vII.465, fin.

Hiero. 466. in.

5. De verdedigers des vaderlands, mannen doorhunne wijsheid of talenten beroemd , werden ookmeermalen na hunnen dood als helden vereerd.

Voorbeelden : de strijders bij Marathon, Maron en VII.466.fin.Alpheus, spitsbroeders van Leonidas.

Under de wijzen en dichters, Homerus. Zijn tempel vn. 467.

te Smyrna. De offers aan hem te Argos gebragt.

Alcman, Stesichorus.

6. Maar zeer dikwijls was de heldeneer niet andersdan een gevolg van het medelijden met het 'ongelukvan den overledene, of van het gevoel van regtvaar-digheid wegens het ongelijk hem aangedaan.

Voorbeelden : Hyrnetho, echtgenoote van Deïphontes, Y11.468,469.Cragaleus, Althaemenes, Ajax,. 1Iyrtilus, de weldoende

heaos van het eiland Chios, de, kinderen van Medea.

V.

Schoon het waarschijnlijk is, dat, ook in vroegeretijden , de ijdelheid haar aandeel gehad hebbe aanhet toekennen van deze eerbewijzingen, zoo is hetechter merkwaardig dat in later' tijd, toen de gods-vrucht bij de Grieken meer en meer was uitgedoofd,en het zedenbederf sterk toegenomen , de eer vanals held of zelfs als god vereerd te worden veel alge-

VII. 470.

Yi1,471,472.

VII.472, 473.

VII.474-477.

160

meener, en niet alleen aan vroeger afgestorvenen,maar zelfs aan tijdgenooten , ja eindelijk aan noglevenden , werd toegekend.

Cleomedes van Astypalaea door de Pythia verklaard

de laatste heios te zijn (72e Olympiade). En toch

eerst lang na dien tijd, ijdelheid, aan de eene zijde,

en lage vleijerij, aan den anderen kant, oorzaken

van vergoding. Enkele voorbeelden van vergoding

gedurende het leven, vóór Alexander den groote:

Lysander, Clearchus van lleraclaea, Dion, Eephestion.

Vergoding van Alexander den Groote. Na hem

bijna alle de vorsten van de rijken, ontstaan uit de

bouwvallen van het groote rijk dat hij gesticht had.

Nog grootere onbeschaamdheid te dien opzigte bij

de Romeinen, ten aanzien van hunne Cesars.

VI.

De helden en heldinnen (want ook deze wordensoms vermeld) waren , natuurlijk niet minder dande goden, ook in hunnen vergoden staat, nog geheelgelijkvormig aan de menschen. , Hoewel men de hel-den als minder magtig beschouwde dan de goden ,en zelfs dan de demonen, zoo blijkt het echter, uitde wijze op welke de oude schrijvers van hen spre-ken , zoowel als uit de gebeden welke men tot hen

VEL. opzond , dat men hun eenen invloed toekende op477-479• het lot der menschen, die niet veel geringer was

dan die der goden. Vooral was dit het geval metde archegeten of stichters van steden en volkplan-tingen , die als de beschermgoden derzelve werdenaangemerkt.

161

Ajax alzoo op het eiland Salamis vereerd, Telmer

op Cyprus , Eacus , Peleus, Achilles, Telamon op

Egina.De staatsarchiven in den tempel van Alcathoils te

Megara bewaard.De tempel van Tiieseus te Athene een vrijplaats

voor slaven en verdrukten. Theseus zelf, even als Her-cules en Hermes, in de gymnasién vereerd.

Te Sparta aan Achilles geofferd door de jongelieden,

voor dat zij zich in het worstelperk begaven.

VII. 479.

VII.

Vele helden werden, wegens de dapperheid, door

welke zij zich beroemd gemaakt hadden, als krijgs-goden vereerd.

Theseus, met Athene en Hercules, in de schilderij VlI.480482.die den slag van Marathon voorstelde. De held Cy-

chreus, die de Grieken in den slag van Salamis bijge-staan had.

Vóór den slag van Platea, aan de archegeten van diestad geofferd, op bevel van het orakel.

De helden Phylacus en Autonoiis, de barbaren ver-volgende , die den tempel van Apollo wilden plunde-

ren ; en zoo ook naderhand de helden Hyperochus enAmadocus, en zelfs Pyrrhus, dien tempel verdedi-gende tegen de Galliërs.

Idomeneus en l!Ieriones steeds door de Cretensersaangeroepen.

VIII.

Soms zond men gebeden op tot de helden , alstot weldadige, kwaad afwerende godheden, en in

11

162

het algemeen was hun werkkring, na hunne vergo-ding, gelijk aan de leefw ij ze die zij gevoerd hadden.

v11,482-485. Offers aan de archegeten, wanneer de staat door

eenig onheil bedreigd werd. Na kwade droomen aan

de helden geofferd. De helden soms overeenkomende

met de Lares of huisgoden der Romeinen. Vele heldengenezende godheden. Theagenes op het eiland Tha-

sus. De held larrgós te Athene, Polydamas te Olym-pia, Hector te Thebe. Daarom ook de slang hun ge_heiligd.

Amphilochus, Calchas, Alcmaeon, Ulysses orakelsgevende ; Ajax, die in zijne woede de kudden geslagt

had, nog steeds gehouden voor de oorzaak van de

ziekten van het vee ; Palamedes wijsheid verleenende ;Penelope de kuischheid en de getrouwheid in den

echt beloonende.

IX.

Maar, even als de goden , deden ook de heldende menschen soms de gevolgen van hunnen toornondervinden.

Qll.486,487. Artayctes door Protesilaus gestraft ; Priamus steeds

vertoornd op de nakomelingen van Neoptolemus, enAchilles op die van Priamus.

Aristomenes de Thebanen verdedigende tegen zijne

oude vijanden, de Lacedemoniërs.

x.

Sommige helden werden zelfs als kwade geestenbeschouwd ; schoon dit, gedeeltelijk althans, is toe teschrijven aan de verwarring der helden met de kwadedemonen of spoken , daar de helden en heldinnen

163

anders over het algemeen als weldadige wezens ver-eerd werden.

Taraxippus in den hippodromus te Olympia. VolQ11.487-489.

gens sommigen, menschenoffers voor Peleus en Chirongeslagt. Jonge lieden gegeeseld bij het graf van

Pelops.

XI.

Eindelijk kende men den helden ook het vermogentoe om de menschen voor hunne misdaden te straffen,en voor hunne deugden te beloonen.

Neoptolemus, met Apollo, het opzigt hebbende overde Delphische spelen.

Talthybius, de heraut, de Lacedemonibrs en Athe— V11,489,490.,

ners straffende, voor het schenden van het legt de

volken, door het duoden van Xerxes afgezanten.De helden, met de goden, in den eed aangeroepen

6.4TI:NSCH6 BENAMINGEN VAN DB GRIEKSCIIE CODE,

Cronus. Saturnus.Zeus. Jupiter.Poseidon. Neptunus.Hades. Pluto.Here. Juno.Demeter. Ceres.Hestia. Vesta.Hephestus. Vulcanus.Ares. Mars.Athene. Minerva.Artemis. Diana.Hermes. Mercurius.Aphrodite. Venus.Dionysus. Bacchus.Polydeuces. Pollux.Ilithyïa. Lucina.

Omtrent hercules en Esculapius heb ik gemeend eene uitzon-

dering te moeten maken. Eens is bij veegissing Heracles gezet.

Op bladz. 60 leze men voor

17r awa oïa.d ar ---- 17rrxAcv8ety,

en op bladz 71, van ond.

voor Athene. Ergane -- Athene Ergane

en voor en Athene -- te Athene.

In de spelling der namen heb ik , na het afdrukken , hier en

daar eene ongelijkheid opgemerkt, zoo als AristAus en Aristaeus,

Harpijen en Harpyen. De lezer wordt verzocht deze en andere

geringe drukfeilen goedgunstig te verschoonen. Eindelijk zal

men soms bij de Zon het mannelijk voornaamwoord vinden, bij

den Nacht daarentegen het vrouwelijke. Dit is geschied omdat

de Zon , in de mythologie, als een mannelijk, de Nacht als een

vrouwelijk wezen voorkomt.

GESLACHTKUNDIGE TAFELS. -n m rWt ar i«i

E E R S T E V A B1 B l i .

Erebus 1. Nacht. \ ^ e T \ C Dag. 1.

f Onder andere : Dood. 1.

Chaos. 1. f a P - h ,

Droomen. 1. i Bespotting (Momus). 2.

Hesperiden. 3. Nacht. 1. Schikgodinnen (Moiren). 2.

(Clotho,Lachesis,Atropos). Doodsgodinnen (Keren). 2.

1 Verontwaardiging(Nemesis)2. 0 n d c r a a d e r e :

I Vergetelheid (Lethe). 2. 1 Honger (Limos). 1.

Twist (Eris). 2. J Verblinding (Ate). 2. | De Eed (Horcus) enz. 2.

Bergen. 1.

!

Wraakgodinnen. 2. Reuzen. 3. Melische Nimfen. 3. Aphrodite.3. (volg.Hesiodus).

!

Nereus 1

Thaumas. / Phorcys. HTaf . II.) Ceto. V Eurybia. ƒ

fOceanus . ) Aarde. I . \ T e t h y s - i

Creins (Taf. V . ) Hyperion. )

J Thia. J v 7

Hemel (Uranus). = Aarde. < J a P e t a s ( T a f « ™ -

?r,n,B- j (Zie Taf. VIII.) I Rhea. ) K

I Geregtigheid (Themis). 2. I = Zeus. (Taf. IX.) I Geheugen (Mnemosyne). 2. I = Zeus. (Taf. IX.) f Cyclopen. 1. ^ Honderdarmen. 3.

i Chimera. ) ) Sphinx.

Orthrus. $ ' Nemeïsche leeuw. Cerberus. Hydra. Arend van Prometheus.

{volg. Jpollodorus,) Eurus. 1,

T W E E D E V A V E I J .

!

Nereïden. 3.

Onder andere:

Amphitnte = Poseidon. (Taf. VIII.)

Thetis = Peleus. Achilles.

Thaumas = Electra. 3. (T. III.) Regenboog (Iris). 1. Harpyen (Aêllo, Ocypete). 1.

( Green (Pephredo, Enyó). Gorgonen (Stheno, Euryale,

Medusa).

!

Pegasus. ChrysaormCall i r rhoë. Geryon

• (Taf. m.) Echidna — Typhon. (Taf. I.)

Draak. Thoösa = Poseidon. Polyphemus.

!> (volgens Homerus). Eurybia = Creius, (Taf. V.)

D E R D E T A E E I*.

Oceaniden. 3. Onder andere:

Doris = Nereus. (Taf. II.) Fortuin (Tyche). % Dione = Zeus. (Taf. IX.) Callirrhoë =Chrysaor. (Taf.IL)

Oceanus = Tethys. 3. Eurynome = Zeus. (Taf. IX.) Perseïs = Zon. (Taf. VI.) Electra = Thaumas. (Taf. II.) Idyïa = ^Eetes. (Taf. VI.) Clymene = Japetus. (Taf. VII.) Rivieren. 1.

Styx = Pallas (Taf. V. ) . Nimfen. 3.

GESLACHTKUNDIGE T A F E L S .

V I E R D E T A F1 E l i .

S Leto. 3. = Zeus. (Taf. IX. )

Asteria. 3. = Perses. (Taf. V . )

V IJl F D E T A E E l i ,

. f Sterren. 1. Astreüs. 3. = Dageraad. ) Winden (Zephyrus, Boreas,

(Taf. VI.) / Notu*). 1. I Heosphorus. 1.

« *. e% /rv f T T T \ Perses. 3. = Asteria. Hecate. 3. Creius = Eurybia. 3. (Taf. III.) (Xaf. IV.)

I Overwinning. 2. ) IJver (Zelus). 2.

P a U a s . 3 . = S t y X . ( T a f . I I I . ) \ R r a c h t ( G r a t o s ) , 2

' Geweld (Bia). 2.

Z E S D E V A E E I i .

!

Zon. 1. (Helius) = Perseis. C jEëtes — Idyïa. (Taf. III.) Medea.

(Taf. III.) i Circe. Maan. ï. (Selene). Dageraad. 1. (Eos) = Astreüs.

(Taf. V.) ( Emathion.

= Tithonus. \ „ ( Memnon.

= Cephalus. Phaëthon .

Z E V E N D E T A E E l i .

!

Atlas. 3. Maïa = Zeus. (Taf. IX.)

Menetius. 3.

Prometheus. 3.

Epimetheus. 3

A C H T S T E T A E E I i .

( Hestia. 2.

Demeter 3. = Zeus (Taf.IX.) = Jasion. Rijkdom (Plutus). 2.

1 Here 3. = Zeus. (Taf. IX.) Cronus = Rhea. 3. [ „ * ,™ „ T V x

Hades 3. = Persephone. (Taf. I X . j

Poseidon 3. = Amphitrite. Triton. 3. (Taf. II.)

I Zeus. (Taf. IX.)

W E G E N D E T A E E l i .

Zeus. 3. = Metis. Athene. 3. 4

(volg. Hesiodus). f Schrik (Phobos). 2.

i Ares. 3. = Aphrodite. j Vrees (Deimos). 2. ' Overeenstemming(Harmonia). 2.

Hephestus. 3. Ilithyïa. 3. Jeugd (Hebe). 2.

= Demeter. (Taf.VIII.) Persephone. 3. I Apollo. 3. = Coronis of Esculapius. 4.

» ™ . 7 Arsinoë. = Leto. (Taf. IV.) < r 1 = Cyrene. Aristaeus. 4.

( Artemis. 3. . _ # _ /Wettigheid. ^

=± G e r e g ü g h ^ d o m

(Themis). 2. Horen. 1, 2. _ ; , n . , ' (Taf. I.) ya <%°*\ v ' ^ Vrede (Irene). ,

= Geheugen (Mnemosyne). 2. Muzen. 3.

= Dione. (Taf. I.) Aphrodite 3. — Dionysus of p r j a p n s # j #

Adonis. (volg. Homerus).

(Aglaïa. >

= Eurynome. (Taf. III.) Bevalligheden Euphrosyne 2. [Thalia. j

= Maïa. (Taf. VII.) Hermes. 3. = Penelope. Pan. 3. = Semele. Dionysus. 4. = AIcmene. Hercules. 4.

f Castor. 4. = Leda. < Polydeuces. 4.

( Helena. 4.