Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

42
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 1 van 42 Nederlands Grammatica niveau 5 en 6

description

Grammatica Nederlands

Transcript of Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Page 1: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 1 van 42

NederlandsGrammaticaniveau 5 en 6

Page 2: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 2 van 42

Page 3: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 3 van 42

Inhoud

1 Als ik de lotto zou winnen, ... – Hypothese - Voorwaarde ........................................................ 72 Als je nog altijd van me houdt ... – Plaats van het verbum in de bijzin..................................... 83 De armen en de rijken – Substanitivering van het adjectief ..................................................... 94 De zoveelste keer … – Ordinale - Rangtelwoord... ................................................................. 105 De, het, een of helemaal geen artikel? – Artikel - Lidwoord ................................................... 116 Doe eens iets leuks! – Substanitivering van het adjectief ...................................................... 127 Doe, deed, heb gedaan – Lijst onregelmatige werkwoorden ................................................. 138 Een kleine man, maar een groot schrijver – Adjectief - Bijvoeglijk naamwoord: Gebruik van

de (on)verbogen vorm................................................................................................................. 179 Er is er eentje – Vijf verschillende soorten ‘er’........................................................................ 1810 Ga je met me mee of wil je niet meegaan? – Separabel verbum - Scheidbaar werkwoord... 1911 Geen geld? Niet tevreden? – Negatie - Ontkenning............................................................... 2112 Het hondje dat en de hond die – Relatief pronomen - Betrekkelijk voornaamwoord ............. 2213 Ik doe het, ik heb het gedaan, ik deed het – Gebruik van de werkwoordstijden .................... 2314 Morgen kom ik – Inversie: plaats van subject en verbum finitum. .......................................... 2515 omdat ik van je hou… – Zinnen combineren met een conjunctie (voegwoord)...................... 2616 Over voorzetsels – Prepositie - voorzetsel ............................................................................. 2817 Vijf minuutjes – Cardinale – Hoofdtelwoord............................................................................ 3018 Wanneer en waar? – Woordvolgorde: tijd en plaats............................................................... 3119 Wat doe je ermee? – Pronominaal adverbium - Voornaamwoordelijk bijwoord..................... 3220 Werk, heb gewerkt – Vorming perfectum (VTT) ..................................................................... 3321 Werk, werkte – Vorming imperfectum (OVT).......................................................................... 3522 Spiegeltje spiegeltje aan de wand wie is de mooiste van heel het land? – Comparatief &

superlatief.................................................................................................................................... 3622.1 Regelmatige adjectieven ............................................................................................ 3622.2 Onregelmatige adjectieven......................................................................................... 36

23 Wordt vervolgd… – Passief .................................................................................................... 3724 Ze zeggen dit en ze zeggen dat – Indefiniet pronomen – Onbepaald voornaamwoord......... 3825 Ik wil je zeggen dat het goed is en je vragen of… – Indirecte rede.... .................................... 3926 Zwijg en zit stil – Gebruik van de imperatief ........................................................................... 40

Page 4: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 4 van 42

Page 5: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 5 van 42

Why this selection?In the section ‘Grammar’, we only offer a certain selection of grammatical topics. The authors tookinto account the following criteria:

� knowledge of the rule is essentialWe included only those grammatical topics that require prior knowledge of the rule tocomplete the task successfully.

� there is a difference in meaningWe included only those grammatical rules that describe a difference in meaning. Hetcentraal station has the same meaning as het centrale station and thus, the rule thatdescribes the difference in form, is not given.

� simple formulation of the ruleIf the formulation of a rule is too complex, the essential knowledge has to be learned inanother way.

� the rule is reliableWe included only those grammatical topics that depend on strict rules. If there are too manyexceptions to the rule, the rule was not included.

� frecuencyWe included only those grammatical topics that occur quite frequently.

More information?If you are looking for more information, you can consult the following bibliography with grammars fornon-native speakers of Dutch: http://www.snvt.hum.uva.nl click on Bibliografie - Vaardigheid -Grammatica.

Lay-outDe armen en de rijken title

Substanitivering van het adjectief grammatical topic

De arme mensen gaan naar de markt, de rijken gaan naar de supermarkt. examplesVele mensen zijn deze winter ziek geworden. De zieken worden stilaan weerbeter.

Maar:

Deze bomen zijn ziek. Die bomen zijn gezond. De zieke worden volgende weekgekapt.

1. voor personen:als je het adjectief zonder substantief in hetpluralis gebruikt, schrijf je -en

2. voor niet-personen:als je het adjectief zonder substantief in hetpluralis gebruikt, schrijf je -e

grammatical rule

Page 6: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 6 van 42

Page 7: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 7 van 42

1 Als ik de lotto zou winnen, ... Hypothese - Voorwaarde

Als ik de lotto zou winnen, zou ik een wereldreis maken.Als ik de lotto won, zou ik een wereldreis maken.Als ik de lotto zou winnen, maakte ik een wereldreis.Als ik de lotto won, maakte ik een wereldreis.

Bovenstaande zinnen betekenen hetzelfde.

Als je een voorwaarde of een hypothese wil uitdrukken, kan je de conditionalis of het imperfectumgebruiken.

Ze ziet er moe uit. Zou ze zwanger zijn?

Bovenstaande zin drukt een twijfelende hypothese uit.

Page 8: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 8 van 42

2 Als je nog altijd van me houdt ...Plaats van het verbum in de bijzin

(Ze denkt) dat de werkvrouw haar gouden ring heeft weggenomen.(De jongedame verontschuldigt zich) omdat ze tegen Maria is aangelopen.(De maatschappelijk assistent legt hen uit) hoe ze de kaart moeten gebruiken.

verbindingswoord + subject + ....................... + verbum dat, of, omdat, hoewel, terwijl, ... wat, wie, waar, dat, die, ...

De werkvrouw heeft vanmorgen haar gouden ring stiekem weggenomen.Ze denkt dat de werkvrouw vanmorgen haar gouden ring stiekem heeft weggenomen.

tussen subject en verbum blijft de volgorde dezelfde als in de hoofdzin

Page 9: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 9 van 42

3 De armen en de rijken Substantivering van het adjectief

De arme mensen gaan naar de markt, de rijken gaan naar de supermarkt.Vele mensen zijn deze winter ziek geworden. De zieken worden stilaan weer beter.

Maar:

Deze bomen zijn ziek. Die bomen zijn gezond. De zieke worden volgende week gekapt.

1. voor personen:als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -en

2. voor niet-personen:als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -e

Page 10: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 10 van 42

4 De zoveelste keer...Ordinale - Rangtelwoord

September is de negende maand van het jaar. Ik verjaar de vierentwintigste.Het is de eerste keer dat Jef betrokken wordt bij een rechtszaak.Om hun twintigste huwelijksverjaardag te vieren hebben Jef en Dora een citytrip naar Barcelonagepland.

Getallen tot en met 19: getal + deUitzonderingen: 1ste, 3de, 8ste

1ste eerste2de tweede3de derde4de vierde5de vijfde6de zesde7de zevende8ste achtste9de negende10de tiende11de elfde12de twaalfde13de dertiende14de veertiende15de vijftiende16de zestiende17de zeventiende18de achttiende19de negentiende

Getallen vanaf 20: getal + ste

20ste twintigste28ste achtentwintigste40ste veertigste100ste honderdste1000ste duizendste

Let op:105de honderdvijfde117de honderdzeventiende122ste honderdtweeëntwintigste

Page 11: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 11 van 42

5 De, het, een of helemaal geen artikel?Artikel - Lidwoord

Sebas is leraar. Hij komt uit Engeland maar hij spreekt goed Nederlands.Hij woont in een huisje aan de rand van Leuven. Het huis is groot, maar de tuin is klein. Hij komt steeds te voet naar school.

Een artikel staat bij een substantief.

Enkelvoud een (niet specifiek) Meervoud -de (specifiek) dehet (specifiek) de

Soms gebruik je geen artikel:

- bij namen van steden, landen, maanden, talen- bij een niet-telbaar substantief- bij een beroep van een persoon- na voorzetsels

Page 12: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 12 van 42

6 Doe eens iets leuks! Substantivering van het adjectief

Ik heb veel lekkers bij!Ik heb niets ongewoons gemerkt

iets, niets, veel, wat, meer, minder, voldoende, allerlei, wat voor, genoeg, weinig + adjectief + -s

Maar: Wat is dat voor iets vies?

Het adjectief eindigt al op -s of -isch: geen extra -s

Page 13: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 13 van 42

7 Doe, deed, heb gedaanLijst onregelmatige werkwoorden

presens imperfectum perfectum

aanbevelen aanbeval [beval aan] (aanbevalen) heb aanbevolenbedragen bedroeg heb bedragen bedriegen bedroog heb bedrogenbedrijven bedreef heb bedreven beginnen begon ben begonnen bergen borg heb geborgen bevelen beval (bevalen) heb bevolen bewegen bewoog heb bewogen bewijzen bewees heb bewezen bidden bad (baden) heb gebeden bieden bood heb geboden bijten beet heb gebeten binden bond heb gebonden blazen blies heb geblazen blijken bleek is gebleken blijven bleef ben gebleven blinken blonk heb geblonken breken brak (braken) ben/heb gebroken brengen bracht heb gebracht buigen boog heb gebogen delven dolf heb gedolven denken dacht heb gedacht doen deed heb gedaan dragen droeg heb gedragen drijven dreef ben/heb gedreven dringen drong ben/heb gedrongen drinken dronk heb gedronken druipen droop heb gedropen duiken dook ben/heb gedoken dwingen dwong heb gedwongen eten at(aten) heb gegeten fluiten floot heb geflotengaan ging ben gegaan gadeslaan gadesloeg [sloeg gade] heb gadegeslagen gedragen gedroeg heb gedragen gelden gold heb gegolden genezen genas (genazen) ben/heb genezen genieten genoot heb genoten geven gaf (gaven) heb gegeven gieten goot heb gegoten glijden gleed ben/hebgegleden glimmen glom heb geglommen graven groef heb gegraven grijpen greep heb gegrepen hangen hing heb gehangen hebben had heb gehad heffen hief heb geheven helpen hielp heb geholpen hijsen hees heb gehesen houden hield heb gehouden

Page 14: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 14 van 42

jagen jaagde /joeg heb gejaagd kiezen koos heb gekozen kijken keek heb gekeken klimmen klom ben/heb geklommen klinken klonk heb geklonken knijpen kneep heb geknepen komen kwam (kwamen) ben gekomen kopen kocht heb gekocht krijgen kreeg heb gekregen krimpen kromp ben gekrompen kruipen kroop ben/heb gekropen kunnen kon (konden) heb gekund laten liet heb gelaten lezen las (lazen) heb gelezen liegen loog heb gelogen liggen lag (lagen) heb gelegen lijden leed heb geleden lopen liep ben/heb gelopen meten mat (maten) heb gemeten mijden meed heb gemeden moeten moest heb gemoeten mogen mocht heb gemogen nemen nam (namen) heb genomen omgeven omgaf (omgaven) heb omgeven onderhouden onderhield heb onderhouden ondememen ondemam (ondemamen) heb ondernomen ontbreken ontbrak (ontbraken) heb ontbroken onthouden onthield heb onthouden ontslaan ontsloeg heb ontslagen ontvangen ontving heb ontvangen ontwerpen ontwierp heb ontworpen overwegen overwoog heb overwogen prijzen prees heb geprezen" raden ried I raadde heb geraden rijden reed ben/heb gereden rijzen rees ben gerezen roepen riep heb geroepen ruiken rook heb geroken schelden schold heb gescholden schenken schonk heb geschonken schieten schoot ben/heb geschoten schijnen scheen heb geschenen schrijden schreed ben/heb geschreden schrijven schreef heb geschreven schuilen school heb gescholen schuiven schoof ben/heb geschoven slaan sloeg heb geslagen slapen sliep heb geslapen slijten sleet ben/heb gesleten sluipen sloop ben/heb geslopen sluiten sloot heb gesloten smelten smolt heb gesmolten smijten smeet heb gesmeten snijden sneed heb gesneden snuiven snoof heb gesnoven spijten speet heeft gespeten spreken sprak (spraken) heb gesproken

Page 15: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 15 van 42

springen sprong ben/heb gesprongen spuiten spoot ben/heb gespoten staan stond heb gestaan steken stak (staken) heb gestoken stelen stal (stalen) heb gestolen sterven stierf ben gestorven stijgen steeg ben gestegen stinken stonk heb gestonken strijden streed heb gestreden strijken streek heb gestreken stuiven stoof ben/heb gestoven toestaan toestond [stond toe] heb toegestaan treden trad (traden) ben/heb getreden treffen trof heb getroffen trekken trok ben/heb getrokken vallen viel ben gevallen vangen ving heb gevangen varen voer ben/heb gevaren vechten vocht heb gevochten verbieden verbood heb verboden verdwijnen verdween ben verdwenen vergeten vergat (vergaten) ben/heb vergeten verkopen verkocht heb verkocht verliezen verloor ben/heb verloren verraden verried heb verraden verschijnen verscheen heb verschenen verstaan verstond heb verstaan vervangen verving heb vervangen verzoeken verzocht heb verzocht vinden vond heb gevonden vliegen vloog ben/heb gevlogen vragen vroeg heb gevraagd vreten vrat (vraten) heb gevreten vriezen vroor heeft gevroren waamemen waarnam [nam waar] (waarnamen) heb waargenomen wasseln waste heb gewassen wegen woog heb gewogen werpen wierp heb geworpen werven wierf heb geworven weten wist heb geweten wijken week heb geweken wijten weet heb geweten wijzen wees heb gewezen willen wilde / wou (wilden) heb gewild winden wond heb gewonden winnen won heb gewonnen worden werd ben geworden wrijven wreef heb gewreven wringen wrong heb gewrongen zeggen zei (zeiden) heb gezegd zenden zond heb gezonden zien zag (zagen) heb gezien zijn was (waren) ben geweest zingen zong heb gezongen zinken zonk ben gezonken zinnen zon heb gezonnen zitten zat (zaten) heb gezeten

Page 16: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 16 van 42

zoeken zocht heb gezocht zuigen zoog heb gezogen zullen zou (zouden) -zwellen zwol ben gezwollen zwemmen zwom ben/heb gezwommen zweren zwoer heb gezworen zwerven zwierf heb gezworven zwijgen zweeg heb gezwegen

Page 17: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 17 van 42

8 Een kleine man, maar een groot schrijver Adjectief - Bijvoeglijk naamwoord

Gebruik van de (on)verbogen vorm

In de geschreven taal kan soms een verschil in betekenis optreden naargelang men de onverbogenof de verbogen vorm van het adjectief gebruikt.

een groot geleerde = geleerde met grote wetenschappelijke kwaliteiteneen grote geleerde = een geleerde met een groot gestalte (niet klein)

een jong dichter = een beginnend dichtereen jonge dichter = niet oud in leeftijd

een knap pianist = iemand die knap piano speelteen knappe pianist = mooi van uiterlijk

een slecht docent = iemand die slecht doceerteen slechte docent = zedelijk slecht

een geniaal acteur = iemand die geniaal acteerteen geniale acteur = verstandelijk slim

een oud-minister = voormalige minister (met koppelteken: oud-)een oude minister = niet jong

In de gesproken taal gebruikt men gewoonlijk de verbogen vorm in beide betekenissen. De contextof de situatie geeft dan uitsluitsel.

Page 18: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 18 van 42

9 Er is er eentjeVijf verschillende soorten ‘er’

Het woord 'er' kan op vijf verschillende manieren gebruikt worden.

1. locatief er - er als plaatsbepalingEn de vrouw komt in de keuken en de afwas staat er nog. (er = in de keuken)Ken je Canada goed? Nee, ik ben er nog maar één keer geweest. (er = in Canada)

2. partitief er - er + numeraleJef en Dora hebben twee kinderen. Hun buren hebben er vier. (er = kinderen)Er zijn geen pintjes bier meer. In de ijskast staan er nog een paar. (er = pintjes bier)

3. Er + prepositieZe houden van lekker eten en een lekker wijntje erbij. (er = het eten)Sommige mensen zetten hun glas naast de glascontainer te zetten in plaats van het erin testoppen. (er = de glascontainer)

zie ook: Wat doe je ermee? Er + prepositie

4. Er bij indefiniet (niet specifiek) subjectEr zijn altijd zoveel onverwachte wendingen in het verhaal. (subject = onverwachte wendingen)Er is geen werk voor de jongeren. (subject = geen werk)Er zit een groot gat in mijn wijsheidskies. (subject = een groot gat)

5. Er in passieve zinnen zonder subjectEr worden beelden uitgezonden van privé-gebeurtenissen van het prinsenpaar en hun kinderen.Er werd veel gelachen en gedanst op zijn verjaardagsfeestje.

Dit gebruik van 'er' is beperkt tot werkwoorden die een menselijke activiteit noemen.'Er wordt gefloten' impliceert dat er een mens fluit en geen vogel.

Page 19: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 19 van 42

10 Ga je met me mee of wil je niet meegaan?Separabel verbum - Scheidbaar werkwoord

Een separabel verbum bestaat uit twee delen (een prefix en een verbaal deel), die soms los van ensoms vast aan elkaar in de zin kunnen staan.

Separabel of niet?Bij een separabel verbum valt het accent altijd op het prefix. Luister dus goed.

separabel niet separabel

opstaan ontdekkenaankomen besprekenmeegaan overtuigeninvullen verkopen

Wanneer staat het prefix los van het verbale deel?

1. Het werkwoordelijk deel is het verbum finitum in de hoofdzin.

Kom maar snel binnen!Ik sta elke dag op hetzelfde uur op, ook in de weekends.

2. Het verbum staat in een te+infinitief constructie

Ze heeft er niet aan gedacht de boeken nu al mee te brengen.Dat hoef ik je toch niet opnieuw uit te leggen?

3. Het verbum is een participium perfectum-ge- staat dan tussen het prefix en het verbaal deel

Heb je de tafel al klaargezet?Carla is niet meegegaan naar de bioscoop.

Wanneer staat het prefix vast aan het verbale deel?

4. Het werkwoordelijk deel is het verbum finitum in de bijzin

Ik weet niet of ze morgen meegaat naar zee of niet.Jan is heel boos omdat de trein weer te laat aankwam.

5. Het verbum staat als infinitief achteraan in de zin

Kun je me morgen nog eens opbellen?Hoe laat moeten we weggaan?

Page 20: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 20 van 42

Soms kan je ook kiezen!

6. In de hoofdzin zijn er meer dan twee werkwoorden.

Zou je die film voor me willen opnemen?Zou je die film voor me op willen nemen?

Ze moet hem hebben opgebeld.Ze moet hem op hebben gebeld.

7. In de bijzin zijn er twee werkwoorden.

Denk je dat hij haar ook heeft uitgenodigd?Denk je dat hij haar ook uit heeft genodigd?

Zijn directeur vroeg hem of hij ook wilde deelnemen.Zijn directeur vroeg hem of hij ook deel wilde nemen.

Page 21: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 21 van 42

11 Geen geld? Niet tevreden?Negatie - Ontkenning

Maria besteedt er geen aandacht meer aan.Je moet er geen speciale diploma's voor hebben.De wijze raad van de vrouw en haar man worden niet opgevolgd door oma en opa. Elise, dat is een goede vriendin van Dora, kan niet naar het diner komen.

een + substantiefsubstantief zonder artikel

� geen

rest � niet

Ik hoef geen toestemming te vragen als ik laat wil uitgaan.Oké, dat is helemaal geen probleem.

Geen staat altijd vóór het substantief

Wegens familiale omstandigheden, kan ik niet op de afspraak zijn.Alhoewel Jef het hele huis opgeruimd en schoongemaakt heeft, voelt hij zich niet moe.De tante van Jef eet niet graag vis en vlees.

Niet staat vóór- een prepositie (voorzetsel)- adjectief- veel, weinig, graag, dikwijls, elke dag

Hanne begrijpt niet wat hij daarmee bedoelt.Lust je deze snack niet?Ze zal vandaag niet komen.

Niet staat na- een verbum finitum- de/het + substantief / mijn, jouw, zijn, haar, ... + susbstantief / deze, die, dit, dat + substantief- vandaag, gisteren, 's morgens, ...

Page 22: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 22 van 42

12 Het hondje dat en de hond dieRelatief pronomen – Betrekkelijk voornaamwoord

De hond die gebeten heeft, moet naar de veearts.

De hond is antecedent.die is relatief pronomen en verwijst naar het antecedent.

Het hondje dat gevonden is, gaat naar het asiel.De kinderen die nog niet aan de beurt zijn geweest, mogen nu komen.Je hebt niet gebeld, wat ik heel jammer vind.Alles wat ik heb, zit in dit tasje.

antecedent is substantief in het singularis: relatief pronomen als subject/objectde-woord � diehet-woord � dat

antecedent is substantief in het meervoud: � die

antecedent is een hele zin: � wat

antecedent is onbepaald:niets, iets, datgene, alles, weinig, veel, het eerste, het beste, ... � wat

Ik zoek de vrouw met wie ik belde.Het huis waar ik in woon, wordt afgebroken.

antecedent relatief pronomen met prepositie1 of meer personen � voorzetsel + wiealle andere antecedenten � waar + voorzetsel

Wie eerst komt, wordt eerst bediendJe doet maar wat je zelf wil.

geen expliciet antecedent relatief pronomen

1 of meer personen � wiealle andere antecedenten � wat

Page 23: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 23 van 42

13 Ik doe het, ik heb het gedaan, ik deed hetGebruik van de werkwoordstijden

Wanneer gebruik je ...

1. ... het presens

Maarten zit op zijn kamer te studeren.Ik zie mijn buurvrouw bijna nooit.

� praten over nu

Volgend jaar doe ik zoiets niet meer.Op dinsdag 10 december speelt Toots Thielemans in De Zuiderkroon in Antwerpen.

� praten over later

De GFT-vuilzakken worden wekelijks opgehaald.Telkens ik met de auto rijdt, sta ik gegarandeerd in de file.

� praten over vaste gewoonten

2. ... het perfectum

Ik heb in avondonderwijs Nederlands geleerd. Ik kan nu met mijn Vlaamse vriendencorresponderen.De handtas van Hanne is vanmiddag gestolen. Ze moet zo snel mogelijk een aangifte doen bij depolitie.

� vanuit het perspectief van nu informatie geven over vroegerer wordt informatie gegeven over vroeger omdat dat nu nog van belang is

3. ... het imperfectum

De handtas van Hanne, de 16 jarige dochter van Jef en Dora, is vanmiddag gestolen. Hanne wassamen met een vriendin in de stad gaan winkelen. De meisjes waren druk in de weer met hetpassen en uitkiezen van een paar kleedjes. Hanne wilde nog een ander gaan kleedje uitkiezen inde rekken en vergat haar handtas mee te nemen.

� een beschrijving geven van handelingen of gebeurtenissen van vroegerals de aandacht van de luisteraar is al verplaatst naar het verleden

De eerste zin uit dit voorbeeld verplaatst de toehoorder naar het verleden (is ... gestolen). Daarnawordt een beschrijving van de situatie gegeven.

Page 24: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 24 van 42

Vroeger mocht men tijdens de vastenperioden geen vlees eten, bier of wijn drinken.Twintig jaar geleden dachten veel wetenschappers dat de dinosaurussen vanzelf warenuitgestorven.

� praten over gewoonten uit het verleden

Als je schoolgaande kinderen had, mocht je verlof nemen tijdens de schoolvakanties. Als Carmen haar bagage had vastgenomen, kon niemand anders er mee gaan lopen.

� praten over een conditionalis of irrealis

Page 25: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 25 van 42

14 Morgen kom ik.Inversie: plaats van subject en verbum finitum

Mijn man kan vandaag de kinderen niet zelf naar school brengen.Morgen kan mijn man de kinderen zelf naar school brengen.

Hij moet vier tot zes keer per dag één of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen.Vier tot zes keer per dag moet hij dan één of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogendoen.

We kunnen morgen een dagje naar zee gaan, als het mooi weer is.Als het morgen mooi weer is, kunnen we een dagje naar zee gaan.

subject + verbum finitum + ...... + verbum finitum + subject + …

Eerste zinsplaats: verschillende mogelijkheden: subject, een object, een bepaling, een bijzinTweede zinsplaats: altijd verbum finitumSubject en pv staan altijd bij elkaar (ofwel subject + pv ofwel ...+ pv + subject)

subject pv restMijn man kan vandaag de kinderen niet zelf naar school brengen.Hij moet vier tot zes keer per dag één of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen.We kunnen morgen een dagje naar zee gaan, als het mooi weer is.

... pv subject restMorgen kan mijn man de kinderen zelf naar school brengen.Vier tot zes keer per dag moet hij één of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen.Als het morgen mooi weer is, kunnen we een dagje naar zee gaan.

Page 26: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 26 van 42

15 omdat ik van je hou...Zinnen combineren met een conjunctie (voegwoord)

Geen andere woordvolgorde: de volgorde van de 2 zinnen blijft hetzelfde

1. Een opsomming: en, of

Ik vlieg naar Londen en ik blijf het hele weekend = Ik vlieg naar Londen. Ik blijf het hele weekendIk vlieg naar Londen of ik ga naar Parijs = Ik vlieg naar Londen. Ik ga naar Parijs.

2. Een tegenstelling: maar

Ik vlieg naar Londen maar ik ga met de trein naar Parijs

3. Waarom

Ik vlieg naar Londen want de tickets zijn goedkoop.Ik denk dus ik besta.

conjunctie + subject + verbum + ......................en, of, maar, want, dus + subject + verbum + ......................

Pas op! andere woordvolgorde met omdat, als, nu, aangezien, hoewel, ....:

1. Waarom

Ik vlieg naar Londen omdat de tickets goedkoop zijn.Ik vlieg naar Londen nu de tickets zo goedkoop zijn.Ik vlieg naar Londen aangezien de tickets supergoedkoop zijn.

2. Een tegenstelling

Ik ga naar Parijs hoewel ik weinig tijd heb.Ik ga naar Parijs ofschoon ik weinig tijd heb.Je bent me niet komen halen, terwijl je het nog zo beloofd had.

3. Een voorwaarde

We kunnen de tickets kopen naarmate er geld is.We kunnen 2 tickets kopen als er geld is.We kunnen 2 tickets kopen indien we genoeg geld hebben.

Page 27: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 27 van 42

4. Het voegwoord zegt iets over de tijd

Ik deed niet meer mee, toen ik geen antwoord kreeg.Voordat er een computer bestond, tikten we lange verhalen op de tikmachine.Het rook zo lekker terwijl ze taart bakte.Hij mag geen zout meer eten sinds hij een hartinfarct heeft gehad.

conjunctie + subject + ....................... + verbumdat, of, omdat, hoewel, terwijl, ... + subject + ....................... + verbum

Page 28: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 28 van 42

16 Over voorzetselsPrepositie - voorzetsel

Bij veel werkwoorden en uitdrukkingen staat een vast voorzetsel. Welk voorzetsel je moetgebruiken, moet je opzoeken in een woordenboek.

Bijvoorbeeld: deelnemen aan iets

Als u aan de kassa zegt dat u deelneemt aan de wedstrijd, dan kan u genieten van eenvoordeeltarief.

'Deelnemen aan' betekent ‘to participate’. 'Aan' heeft hier niet meer de betekenis van plaats ofrecipiënt.

De meest voorkomende voorzetsels:

1. Plaatsaan (on, against) Daarom kunnen we geen klok hangen aan de muur.achter (behind) Het valt haar op dat de jongeman wel erg dicht achter haar staat.bij (near, at) De zanger woont in Wemmel, een rustig dorpje bij Brussel.

Hoe doen jullie dat bij jullie thuis? (at your place)boven (above, over) Laat de couscous stomen boven de pot met vlees en groenten.buiten (outside) Dora woont niet verder dan vijf kilometer buiten het centrum.in (in) De parkeerplaatsen in het centrum zijn bovendien duur.naast (next to) De telefoonnummers liggen altijd naast de telefoon.onder (under) Je moet het gerecht even onder de grill zetten en daarna onmiddellijk

serveren.op (on) Schrijf voortaan je boodschappen op een papiertje.tegen (against) Meestal staat er in elke kamer wel een radiator tegen de muur.tussen (between) Jef is de file tussen Hasselt en Brussel beu.voor (in front of) Hij zette de vuilniszakken voor de deur van de buurman.

2. Tijdbinnen (within) Dit moet gebeuren binnen de 15 kalenderdagen na het verzenden. in (in) In juli en augustus is de kans op temperaturen boven de 20 graden het

grootst.in (at) In het begin van de 9de eeuw, begon de vasten de zesde zondag voor

Pasen.na (after) Na de voorstelling is het bovendien ook reuzengezellig in het café op het

gelijkvloers.om (at) We zouden graag ten laatste om half acht aan het stadspark zijn.op (on) Liever een wandeling in het bos op zondagnamiddag dan een bezoek

aan een museum!op (in) Wil jij hem op tijd wakker maken?op (at) Op het einde van de maand merk je dat je minder loon hebt ontvangen

dan gewoonlijk.over (in) Over twee maand is Dora jarig: ze wordt dan veertig jaar. rond (around) Ze willen rond halftien 's ochtends vertrekken.sinds (since, for) Nicole en Hugo betrekken sinds enkele maanden een woning in een

flatgebouw.Ik ken hem al sinds jaren.

Page 29: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 29 van 42

tijdens (during) De vrouw is verplicht haar verlof op te nemen tijdens de zomermaanden tot (till) Door de week is die centrale tot half acht geopend van (from) Op zaterdag zijn we open van half acht.voor (before) Hij moet dit bedrag betalen voor het einde van de maand.

3. Richtingdoor (through) Jef en Dora maken op een rustige zondagnamiddag een wandeling door

de buurt .langs (along) Daarna mag u langs de andere deur naar buiten gaan.naar (to) Volgende week komt de familie Boersma naar Hasselt.

Ik was blij dat ik 's avonds na mijn dagtaak weer naar huis kon rijden.over (over) De voorbije 24 uur is er een storm over België geraasd.rond (around) De lopers moeten rond de stoelen lopen.uit (out of, from) De naam Nordic Walking komt uit Finland.voorbij (past) Voorbij het kruispunt aan de linkerkant vind je een benzinestation.

4. Oorzaak, redendoor (because of) Door de storm is het dak van een zwembad gewaaid.

5. Recipiëntaan (to) De politie geeft slechts kleine boetes aan mensen die illegaal vuil storten.voor (for) Jef heeft een drie rollen vuilniszakken gekocht voor zijn nieuwe buurman.

6. Middeldoor (by) Jaarlijks worden er meer dan 50 kinderen gedood door automobilisten

die te snel rijden. met (by) Je kan met het vliegtuig naar Zuid-Frankrijk gaan, met de trein, met de

bus of met de auto.te (on) Ik ga altijd te voet boodschappen doen.

7. Anderebij (with / at) En bij elke maaltijd hoort een glas wijn!

Ze moet elke dag één tablet innemen bij het ontbijt, in (in) Het oude paar loopt arm in arm naar de bioscoop.met (with) Ze willen met ons meegaan naar het Muziekinstrumentenmuseum.naast (except for) Naast de bekende sporten zoals voetbal en volleybal, zullen er ook

minder bekende spelletjes gespeeld worden.op (at, in) Hij heeft haar leren kennen op een feestje.

Zet dat boek eens op de juiste plaats, alstublieft.over (about, on) Jef luistert op de radio naar de verslaggeving over de storm.

Daar maak ik me wel eens zorgen over.per (by) U krijgt over een paar dagen alle nodige informatie per post toegestuurd. (a) En één dag per week had ik vrij.te (for) Dit huis is niet te huur, het is te koop.zonder (without) Op een kruispunt zonder verkeerslichten en zonder verkeersborden geldt

voorrang van rechts..

Page 30: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 30 van 42

17 Vijf minuutjesCardinale – Hoofdtelwoord

Twintig jaar geleden dachten veel wetenschappers dat de dinosaurussen vanzelf warenuitgestorven.Volgens uw advertentie in de reclamebladen, zou ik vijftien euro moeten krijgen als ik mijn oudegsm inruil.In de nieuwe verkeerswet zijn de boetes voor foutparkeerders gestegen tot 150 euro.Er werden 569 voertuigen weggesleept wegens fout parkeren.Jef Peeters is geboren in 1960 (negentienhonderd zestig).

0 nul1 een 11 elf 21 eenentwintig 30 dertig2 twee 12 twaalf 22 tweeëntwintig 40 veertig3 drie 13 dertien 23 drieëntwintig 50 vijftig4 vier 14 veertien 24 vierentwintig 60 zestig5 vijf 15 vijftien 25 vijfentwintig 70 zeventig6 zes 16 zestien 26 zesentwintig 80 tachtig7 zeven 17 zeventien 27 zevenentwintig 90 negentig8 acht 18 achtien 28 achtentwintig 100 honderd9 negen 19 negentien 29 negenenetwintig10 tien 20 twintig

101 honderd (en) één 113 honderd dertien102 honderd (en) twee 114 honderd veertien103 honderd (en) drie ...104 honderd (en) vier 834 achthonderd vierendertig...112 honderd (en) twaalf 1 000 duizend

1 312 duizend driehonderd (en) twaalf3 938 drieduizend negenhonderd achtendertig

1 000 000 één miljoen

Vanaf dertien (13) wordt eerst het laatste cijfer genoemd, en daarna het tiental.Boven de twintig (20) en onder de honderd (100) worden de twee onderdelen verbonden door -en-

Boven de honderd (100) en de duizend (1000) is -en- facultatief. Tot honderd en twaalf (112) wordthet regelmatig gebruikt, vanaf honderd dertien (113) meestal niet.

Duizend negenhonderd of negentienhonderd?Beide mogelijkheden zijn goed. Voor een jaartal gebruikt men gewoonlijk een veelvoud vanhonderd. Ik ben geboren in negentienhonderd zestig (1960)

Maar: het jaar tweeduizend en vier (2004)In het jaar tweeduizend en vier ben ik naar Latijns-Amerika gereisd.

Telwoorden schrijven: in cijfers of in letters?in letters: getallen tot twintig (20), de tientallen, de honderdtallen en de duizendtallenin cijfers: alle andere getallen

Page 31: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 31 van 42

18 Wanneer en waar? Woordvolgorde: tijd en plaats

Ik zag Jan gisteren in de bioscoop.We gaan morgen lekker naar het strand.Het vliegtuig was die middag veilig op Zaventem geland.Wellicht zullen ze hem daar volgende week ontmoeten.

Een plaatsbepaling staat meestal vóór een tijdsbepaling.Maar: ‘hier’ en ‘daar’ staan vóór de plaatsbepaling.

Page 32: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 32 van 42

19 Wat doe je ermee?Pronominaal adverbium - Voornaamwoordelijk bijwoord

Ze houden van lekker eten en een lekker wijntje erbij.Sommige mensen zetten hun glas naast de glascontainer te zetten in plaats van het erin testoppen.

Zie je de bergen? Ja, ik zie ze.Kijk je naar de bergen? Ja, ik kijk ernaar.

Heb je die film al gezien? Ja, die heb ik al gezien.Wil je naar die film kijken? Ja, ik wil daarnaar kijken.

prepositie + hem, het, ze � er+prepositieprepositie + die, dat � daar+prepositie

alleen bij zaken, nooit bij personen

Ga je naar het huis kijken?Ik ga er morgen met mijn familie naar kijken.

Ga je naar die film kijken?Ik ga daar vanavond met mijn vriend naar kijken.

er/daar+prepositie wordt- aan elkaar geschreven

- niet aan elkaar geschrevendan staat er/daar dichtbij de verbum finitumen de prepositie zo ver mogelijk achteraan

Mijn pen is leeg. Ik kan er niet mee schrijven.De bibliotheek is open. Ik ga er nu meteen naartoe.Dat restaurant is vreselijk duur. Wil je daar echt naartoe gaan?

Let op: met + er/daar = ermee / daarmeenaar (richting) + er/daar = ernaartoe / daarnaartoe

Page 33: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 33 van 42

20 Werk, heb gewerktVorming perfectum (VTT)

Toen is het begonnen.Ik heb ooit twee weken in de keuken van een vakantiehuis gewerkt.Hun nichtje Els heeft vijf jaar in Amerika gestudeerd.

Veel werkwoorden zijn onregelmatig. Raadpleeg hiervoor de lijst met onregelmatige werkwoorden(zie Doe, deed, heb gedaan)

De werkwoorden die niet in de lijst staan, zijn regelmatig. Het imperfectum en het perfectum vandeze werkwoorden maak je als volgt.

hebben of zijn + participium perfectumparticipium perfectum = ge + ik-vorm + d/t

ik heb gewerkt / gestudeerdjij, je / u hebt gewerkt / gestudeerdhij, zij, het heeft gewerkt / gestudeerdwij, we hebben gewerkt / gestudeerdjullie hebben gewerkt / gestudeerdzij, ze hebben gewerkt / gestudeerd

Als de laatste letter van de ik-vorm een consonant is van het woord 't k o f s ch i pkrijgt het participium een t

Als de laatste letter van de ik-vorm geen consonant is van het woord 't k o f s ch i pkrijgt het participium een d

Let op:1. Als de ik-vorm al eindig op een t of een d, voeg je geen tweede t of de meer toe.

Hij heeft alle dozen bovenop de kast gezet. Tijdens de jacht heeft mijn oom een hert gedood.

2. Werkwoorden als beloven, leven, blozen en reizen krijgen toch d na de ik-vorm, omdat de stam(= werkwoord min ‘en’) eindigt op een v of een z.

Waar hebben zij al die jaren van geleefd? stam: le(e)v, ik-vorm = leefIn mijn jeugd heb ik veel gereisd. stam: reiz, ik-vorm = reis

3. Niet-separabele werkwoorden krijgen geen ge

Ik heb je helemaal niets beloofd.Je hebt me het laatste nieuws nog niet verteld.

4. Bij separabele werkwoorden komt ge tussen het prefix en het verbale deel

Ik heb je gisteren opgebeld, maar je was niet thuis.Vorige week is mijn vader meegegaan naar zee.

Page 34: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 34 van 42

Hebben of zijn?In veel grammatica’s probeert men de keuze voor hebben of zijn in regels te vatten. Het aantalregels hiervoor is uitgebreid en bovendien zijn er ook nog veel uitzonderingen.Je kan dit dus best opzoeken in een woordenboek.

Page 35: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 35 van 42

21 Werk, werkteVorming imperfectum (OVT)

Ik werkte de hele zomer voor niets in de garage van mijn ouders.Ze studeerde lang tijd in Amerika.

Veel werkwoorden zijn onregelmatig. Raadpleeg hiervoor de lijst met onregelmatige werkwoorden(zie Doe, deed, heb gedaan)

De werkwoorden die niet in de lijst staan, zijn regelmatig. Het imperfectum en het perfectum vandeze werkwoorden maak je als volgt.

Infinitief: werken Infinitief: studerenik-vorm: werk ik-vorm: studeer

ik-vorm + te(n) ik-vorm + de(n)ik werkte ik studeerdejij, je / u werkte jij, je / u studeerdehij, zij, ze, het werkte hij, zij, het studeerde

wij, we werkten wij, we studeerdenjullie werkten jullie studeerdenzij, ze werkten zij, ze studeerden

Als de laatste letter van de ik-vorm een consonant is van het woord 't k o f s ch i pvoeg je te of ten toe aan de ik-vorm.

Als de laatste letter van de ik-vorm geen consonant is van het woord 't k o f s ch i pvoeg je de of den aan de ik-vorm.

Let op:1. Als de ik-vorm al eindig op een t of een d, voeg je nog steeds te(n) of de(n)

Hij zette al de dozen bovenop de kast.Toen hij nog jong was, doodde hij vaak konijnen.

2. Werkwoorden als beloven, leven, blozen en reizen krijgen toch de of den na de ik-vorm, omdatde stam (= werkwoord min ‘en’) eindigt op een v of een z.

Hij leefde in volledige afzondering. ik-vorm = leef, maar stam = le(e)vWe reisden regelmatig naar Latijns-Amerika. ik-vorm = reis, maar stam = reiz

Page 36: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 36 van 42

22 Spiegeltje spiegeltje aan de wandwie is de mooiste van heel het land?

Comparatief & superlatief

22.1 Regelmatige adjectieven

We zijn met vier thuis. Mijn tweelingszus An is even oud als ik. Mijn broers zijn jonger dan ik. Bas isde jongste broer.

Jouw boekentas is zwaar, maar mijn boekentas is zwaarder. De boekentas van Sara is het zwaarst.

We kunnen er dan met de trein naartoe gaan, da's makkelijker dan met de auto.Voor de Amerikaanse gezinnen is Thanksgiving veel belangrijker dan Kerstmis.

= : even jong als, even zwaar als> of < : jonger dan, adjectieven op -r: zwaarder dande winnaar: de jongste broer, het zwaarst

22.2 Onregelmatige adjectieven

Frankrijk heeft meer inwoners dan België. Luxemburg heeft minder inwoners. China heeft hetmeeste inwoners.

Ik eet even graag frietjes als spaghetti. Mijn moeder eet liever frietjes dan spaghetti. Mijn kindereneten het liefst spaghetti.

Hij kan even goed tennissen als voetballen. Kim Cleysters tennist beter dan hij. Ze tennist het best.

In tegenstelling tot Jan gaan de meeste werknemers het liefst tijdens de zomermaanden voorlangere tijd op vakantie.

veel weinig graag goed

= even veel als even weinig als even graag als even goed als> of < meer minder liever beterde winnaar het meest

de meesteboeken

het meesteplezier

het minst

de minsteproblemen

het minste werk

het liefst het best

de beste speler

het beste huis

Page 37: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 37 van 42

23 Wordt vervolgd...Passief

Iemand vertaalt Harry Potter in het NederlandsHarry Potter wordt in het Nederlands vertaald.

Iemand belt. Doe jij open?Er wordt gebeld. Doe jij open?

Men dronk veel op die receptie.Er werd veel gedronken op de receptie.

Een Cubaanse arts heeft me geopereerdIk ben geopereerd door een Cubaanse arts.

Passieve zin in het presens:

word/wordt/ worden + participium

Passieve zin in het imperfectum:

werd/werden + participium

Passieve zin in het perfectum:

ben/bent/is/zijn + participium

Het succes van een soap wordt sterk bepaald door de herkenbaarheid.In de folder over gauwdiefstal wordt een profiel geschetst van de doorsnee zakkenroller.De meeste vernielingen werden aangericht door omvallende bomen.

Activum: subject verbum direct object

Passief: subject "worden/zijn" "door" agens participium

De storm treft Duitsland het hardst.subject verbum direct object

subject agens participiumDuitsland wordt het hardst door de storm getroffen.

Page 38: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 38 van 42

24 Ze zeggen dit en ze zeggen datIndefiniet pronomen – Onbepaald voornaamwoord

Brugge is mooi. Je kan er uren wandelen.Men denkt dat dit niet zo is.Ze maken er een rommeltje van op het ministerie.Iedere Belg kent smoutebollen. Niet iedereen lust ze ook.Op elk van zijn handen had hij een litteken.Het gaat over alles en niets.We vinden allemaal dat het zo niet verder kan.Aan allen die hier zijn: hartelijk welkom!Kan iemand opnemen?Wat je ook zegt, ik geloof je niet. Wie je ook bent, ik ken je niet.

Het indefiniet pronomen zegt iets over een persoon of ding, zonder meer bijzonderheden te geven.

Vele mensen eten graag rauwe oesters. Sommigen lusten ze liever gegratineerd. Weinigen lustenze helemaal niet.

sommigen, allen, velen, weinigen: het indifiniet pronomen dat zelfstandig wordt gebruikt en naarpersonen verwijst, krijgt een -n.

Page 39: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 39 van 42

25 Ik wil je zeggen dat het goed is en je vragen of ....Indirecte rede

1. een mededelende zin

Ik zeg: “Zo is het wel goed.”Ik zeg dat het zo wel goed is.

Ik beloof je dat ik op tijd zal zijn!Ik denk dat het niet nodig is eerst naar hier te komen.

2. een bevelende zin

Hij riep woedend: “Ga weg!”Hij riep woedend dat ik weg moest gaan.

3. een vragende zin

Ik vroeg haar: “Kom je morgen ook?”Ik vroeg haar of ze morgen ook kwam.

Kunt u me zeggen of de bus hier stopt?Ik wil even informeren of de school morgen open is.

in een mededelende zin: zeggen dat, vinden dat, beloven dat....in een bevelende zin: roepen dat, eisen dat, bevelen dat,...in een vragende zin: vragen of, zeggen of,...

Page 40: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 40 van 42

26 Zwijg en zit stilGebruik van de imperatief

Wanneer kan je de imperatief gebruiken?

Verwijder loshangende delen aan speelgoed voor kleine kinderen.Leg in de bodem van een taartvorm een pannenkoek en bestrijk deze met confituur.

� om een opdracht of instructie te geven

Vertel jij nu eens even hoe dat precies in elkaar zit.Luister nu even naar me.

� om een vriendelijke opdracht te geveneen opdracht wordt vriendelijker als je 'even' of 'eens even' toevoegt

Geef die schroevendraaier maar hier.Ruim je kamer nu maar op.

� om een verzoek te doenals je 'maar' toevoegt, wordt dit een vriendelijke opdracht of een vriendelijk verzoek

Probeer het toch eens met iets anders.Als ik je een raad mag geven: doe dat toch niet".

� om een advies te geven

Wees maar niet bang, mijn hond bijt niet.Slaap maar eens lekker lang morgen, ik zal wel broodjes halen.

� om iemand gerust te stellen

Je kan 'maar', 'eens' en 'even' met elkaar combineren.Kom maar even hier!Kom toch eens hier!Kom maar eens hier!Kom maar eens even hier!Kom toch maar eens even hier!

Page 41: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 41 van 42

Page 42: Grammatica Nederlands Niveau 5 en 6

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0 Pagina 42 van 42

Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Volwassenenonderwijs

Hendrik ConsciencegebouwKoning Albert II-Laan 15 – 1210 BrusselTel. 02 553 97 85 – Fax 02 553 97 75

www.bisonline.be