Inspectie Verkeer en Waterstaat TE Goederenvervoer G.J. Krol.
Goederenvervoer comodaliteit versus modal shift · quota’s e.d., de invoering van het...
Transcript of Goederenvervoer comodaliteit versus modal shift · quota’s e.d., de invoering van het...
Goederenvervoer: comodaliteit versus modal shift
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
2
Inhoud
1. Inleiding .................................................................................................................. 4
2. De toekomst van het goederenvervoer .................................................................... 5
2.1. Een evoluerende context ................................................................................. 5
2.2. Recente evolutie van het goederenvervoer ..................................................... 6
2.2.1 Evolutie in de EU ........................................................................................ 6
2.2.2 Evolutie in België ........................................................................................ 7
2.2.3 Evolutie in Vlaanderen ................................................................................ 9
2.3. Transportprognoses ...................................................................................... 10
2.3.1 Voor de EU 27 (European Energy and Transport 2030) ............................ 11
2.3.2 Voor de EU 25 (Tussentijdse evaluatie van het Witboek Transport) .......... 12
2.3.3 Voor België (Federaal Planbureau) ........................................................... 13
2.3.4 Voor Vlaanderen (Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen) ............................ 15
2.3.5 Samengevat voor de verschillende modi ................................................... 17
2.4. Energieprognoses ......................................................................................... 17
2.5. De uitdagingen voor het beleid ...................................................................... 18
3. Huidige beleidscontext .......................................................................................... 20
3.1. Europese beleid ............................................................................................ 20
3.1.1 Beleidsopbouw .......................................................................................... 20
3.1.2 Doelstellingen en ambities ........................................................................ 21
3.1.3 Maatregelen .............................................................................................. 22
3.1.4 Het beleid naar de toekomst toe ................................................................ 23
3.1.5 Samengevat .............................................................................................. 24
3.2. Het federale beleid ........................................................................................ 24
3.2.1 Beleidsopbouw .......................................................................................... 24
3.2.2 Doelstellingen en ambities ........................................................................ 24
3.2.3 Maatregelen .............................................................................................. 25
3.2.4 Het beleid naar de toekomst toe ................................................................ 25
3.3. Vlaamse beleid ............................................................................................. 26
3.3.1 Beleidsopbouw .......................................................................................... 26
3.3.2 Doelstellingen en ambities ........................................................................ 27
3.3.3 Maatregelen .............................................................................................. 28
3.3.4 Het beleid naar de toekomst toe ................................................................ 28
3.3.5 Samengevat .............................................................................................. 29
4. Het huidige beleid: handhaven of bijstellen? .......................................................... 30
4.1. Realisatie van de vooropgestelde doelstellingen ........................................... 30
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
3
4.2. Andere beleidservaringen als mogelijke vergelijkingsbasis ............................ 31
4.2.1 Nederland ................................................................................................. 31
4.2.2 Zwitserland ............................................................................................... 32
4.2.3 Frankrijk .................................................................................................... 32
4.3. Lessen voor een toekomstig beleid ............................................................... 33
5. Mogelijkheden voor een bijgestelde beleidscontext ............................................... 34
5.1. Beleidskader: duurzaamheid ......................................................................... 34
5.1.1 Wat is duurzaamheid? ............................................................................... 34
5.1.2 Wat is duurzame mobiliteit? ...................................................................... 34
5.1.3 Na te streven beleidsdoelstellingen in de Vlaamse context ....................... 34
5.2. Beleidsuitwerking .......................................................................................... 35
5.2.1 Basisbegrippen: modal shift en comodaliteit .............................................. 35
5.2.2 Situering in het beleidsproces ................................................................... 37
5.3. Hoe verder? .................................................................................................. 38
5.4. In te zetten maatregelenpakketten ................................................................ 38
5.4.1 Internaliseren van externe kosten ............................................................. 38
5.4.2 Subsidiëren ............................................................................................... 43
5.4.3 Optimaliseren van verkeersinfrastructuur .................................................. 44
5.4.4 Aanpassen van de regelgeving ................................................................. 45
5.4.5 Voeren van promotie voor de alternatieve modi ........................................ 46
5.4.6 Ingrijpen op de moduskeuze bij bedrijven .................................................. 46
5.4.7 Werken aan de kwaliteit van de modi ........................................................ 47
5.4.8 Ruimtelijke ordening.................................................................................. 47
6. Conclusie .............................................................................................................. 48
7. Informatie .............................................................................................................. 51
7.1. De link tussen economische groei en transportgroei ..................................... 51
7.2. Prijselasticiteit van transport ......................................................................... 51
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
4
1. In le iding
Binnen het goederenvervoerbeleid vallen vaak de termen “comodaliteit” en “modal shift”.
Deze basisprincipes worden vaak door elkaar gebruikt en verschillend geïnterpreteerd en
daardoor geven ze niet meer weer wat het beleid wenst te bereiken op het vlak van
goederenvervoer. Deze tekst wil de context voor een nieuw goederenvervoerbeleid
voorstellen. De definitie van deze basisprincipes, maar vooral de impact van deze
beleidskeuzes, komen aan bod in deze tekst. Deze input moet helpen binnen de MORA een
draagvlak te vinden voor een nieuw goederenvervoerbeleid.
De nota gaat eerst in op de te verwachten evolutie van het goederenvervoer. Vervolgens
komt het bestaande goederenvervoerbeleid aan bod met aandachtspunten voor het
toekomstig beleid. De mogelijke keuzes voor het ontwikkelen van een nieuw beleid komen in
het volgende hoofdstuk aan bod. De nota sluit af met een ontwerp van aanbeveling van de
MORA aan de Vlaamse Regering.
Zoals reeds gemeld gaat deze nota enkel in op het goederenvervoer en niet op het
personenvervoer. Dit houdt in dat niet alle beschrijvingen, interpretaties, mogelijke
maatregelen,… volledig aan bod komen in de voorliggende tekst maar enkel deze die van
toepassing zijn op het goederenvervoer.
De informatie in deze tekst was geldig op 27 januari 2009. Daarna is deze nota niet meer
geactualiseerd.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
5
2. De toekomst van het goederenvervoer
2 . 1 . E e n e vo l u e r e n d e c o n t e x t
Omgevingskenmerken bepalen sterk de inhoud en de mogelijkheden voor een overheid om in
te grijpen met een goederenvervoerbeleid. Op macroniveau spelen een aantal algemene,
merendeels economische ontwikkelingen en trends met een sterke impact op het
goederenvervoer. In het hoofdstuk “Omgevingskader” van het Mobiliteitsrapport staan deze
stuwende krachten cijfermatig weergegeven.
Een ongetwijfeld belangrijke trend is de economische groei van de wereldeconomie met de
daaraan gekoppelde versnelde internationalisering en mondialisering. Economische groei blijkt
uit de evolutie van het BNP, de werkgelegenheid, de industriële productie, de invoer en
uitvoer. Het geheel hangt nauw samen met groei in het goederenvervoer (Meersman & Van de
Voorde, 1999). De cijfermatige evolutie van deze transportgroei, economische groei en de
prognoses hierover komen in de volgende paragrafen aan bod.
De mondialisering, of het proces waarbij geografische barrières tussen markten verlagen of
volledig wegvallen, wordt als belangrijkste aandrijvende factor van het stijgend
goederenvervoer beschouwd. Belangrijke elementen zijn:
- de verdere liberalisering van de handel (bv. de afschaffing van invoerheffingen,
quota’s e.d., de invoering van het multilateralisme, vrijhandelszones en het non-
discriminantie handelsprincipe, de integratie van Azië en het Midden-Oosten in de
wereldeconomie, de uitbreiding van de Europese Unie)
- de afbouw van restricties op kapitaalvervoer (vrijmaking van wisselmarkten)
- bedrijfseconomische motieven (specialisatie, schaalvergroting, concentratietendenzen
en clustering, productstandaardisatie, containerisatie, delokalisatie van activiteiten,
24-uur economie, outsourcing)
- de technologische doorbraak van internet, e-commerce, ICT, en virtuele
grondstoffenbeurzen
- de trendmatige daling van de vervoers- en telecommunicatiekosten (Witlox, 2003).
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
6
2 . 2 . R e c e n t e e v o l u t i e v a n h e t g o e d e r e n v e r v o e r
2 . 2 . 1 E v o l u t i e i n d e E U
Het totale goederenvervoer in Europa heeft de laatste jaren een groei gekend. Onderstaande
tabel geeft de groei weer van het binnenlands goederenvervoer in miljard tonkm voor de drie
modi weg, spoor en binnenvaart samen.
Tabel: totaal goederenvervoer (modi weg, spoor en binnenvaart1) in een aantal EU-landen in
mjd tonkm
2003 2004 2005 2006 2007 Groei
2003-
2007
Gem.
jaarlijkse
groei
(weergegeven
periode)
België 63,45 62,54 59,55 59,44 60,04 -5,38% -1,37%
Duitsland 950,75 1026,83 1046,48 1076,8 1104,91 +16,12% +3,83%
Frankrijk 330,69 341,48 335,04 342,42 - - +0,88%
Nederland 474,78 525,84 511,43 511,63 - - +1,89%
U.K. 185,88 190,38 189,86 199,53 197,84 +6,44% +1,57%
Bron: Eurostat
De tabel geeft geen eenduidig beeld weer van de trends van het goederenvervoer. In de
periode 2003-2007 neemt het goederenvervoer overal toe behalve in België. In België is een
afname van het totale goederenvervoer vast te stellen. In de tabel (zie verder) die de
gegevens van de FOD-Economie voor België weergeeft, kent ook het vervoer in België een
groei. Dit verschil komt door een methodologisch verschil. In bovenstaande tabel is het
goederenwegvervoer voor Belgische voertuigen weergegeven, in de tabel voor België gaat het
over de goederenstromen (voor alle modi) op Belgisch grondgebied.
Onderstaande tabel geeft de evolutie van de modale verdeling weer voor de periode 1997-
2006 voor een aantal geselecteerde landen uit de EU.
1 Voor spoor en binnenvaart gaat het over vervoer op het grondgebied, voor weg over vervoer door in het land geïmmatriculeerde voertuigen.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
7
Tabel: Modal split in tonkm voor een aantal geselecteerde EU-landen
2002 2006 Verschil 2002-2006
Weg Spoor Binnenvaart Weg Spoor Binnenvaart Weg Spoor Binnenvaart
België 77,5 10,7 11,8 71,2 14,0 14,7 -6,3 +3,3 +2,9
Duitsland 67,0 17,9 15,1 65,9 21,4 12,8 -1,1 +3,5 -2,3
Frankrijk 77,8 19,0 3,1 80,9 15,7 3,4 +3,1 -3,3 +0,3
Nederland 63,3 3,3 33,4 63,1 4,8 32,1 -0,2 +1,5 -1,3
U.K. 89,7 10,2 0,1 86,4 13,5 0,1 -3,3 +3,3 0
Bron: online databank Eurostat - http://epp.eurostat.ec.europa.eu/
Uit deze tabel is vast te stellen dat er een wijziging optreedt in de modale verdeling voor alle
geobserveerde landen van de weg naar de alternatieve modi. Het aandeel van het
wegvervoer daalt en het spoor groeit. De evolutie van de binnenvaart kent geen eenduidig
verloop. In Nederland en Duitsland is een modal shift vast te stellen van de binnenvaart naar
het spoor. Uitzondering hierop is Frankrijk waar het aandeel van de weg toeneemt ten koste
van het spoor, de binnenvaart kent een lichte stijging.
2 . 2 . 2 E v o l u t i e i n B e l g i ë
Uit vorige paragraaf blijkt dat de er voor de tonkilometergegevens inconsistenties zijn in de
data tussen de Belgische en de Europese publicaties. Opvallend zijn wel de verschillen in de
data tussen de verschillende bronnen. Hoewel Eurostat de cijfers van het FOD Economie –
ADSEI overneemt, blijken deze toch af te wijken van de gepubliceerde data van de FOD
Economie – ADSEI. De cijfers in paragraaf 2.2.1. staan opgenomen om toch een vergelijking
te kunnen maken in Europa
De volgende tabel geeft een overzicht van de evolutie van het goederenvervoer in België.
Deze tabel geeft het vervoer op Belgische grondgebied door Belgische en in de Europese
Unie geïmmatriculeerde voertuigen weer.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
8
Tabel: Goederenvervoer op Belgisch grondgebied in miljoen tonkm
2002 2003 2004 2005 2006 2002-
2006
Gem. jaarlijkse
groei
(2002 – 2006)
Weg 44037 44501 48628 46613 48251 +10% 2,31%
Spoor 7298 7293 7691 8130 8572 +17% 4,10%
Binnenvaart 8150 8302 8459 8720 8973 +10% 2,43%
Totaal 59485 60096 64778 63463 65796 +11% 2,55%
Bron: FOD Economie – ADSEI – Mobiliteitsportaal
De tabel illustreert dat het goederenvervoer stijgt. Het wegvervoer en het vervoer via de
binnenvaart volgend deze groei. Het spoorvervoer stijgt meer dan evenredig. Toch uit deze
groei van het spoor zich slechts in een beperkte verschuiving van de modal split, zoals blijkt
uit onderstaande tabel2.
Tabel: Modal split
2002 2003 2004 2005 2006 2002-2006
Weg 74 74 75 73 73 -1%
Spoor 12 12 12 13 13 +1%
Binnenvaart 14 14 13 14 14 =
Totaal 100 100 100 100 100 /
Bron: FOD Economie – ADSEI – Mobiliteitsportaal
Bovenstaande tabellen geven de evoluties weer in tonkilometer. Tonkilometer is een eenheid
die het aantal ton weergeeft dat over één kilometer wordt verplaatst en is bijgevolg een betere
indicator om de mobiliteitsimpact van het goederenvervoer te bepalen. Ter vergelijking geven
de volgende tabellen de evoluties in tonnages weer. Deze geven een ander beeld van de
goederenvervoer.
2 Afwijkingen t.o.v. paragraaf 2.2.1.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
9
Tabel: Goederenvervoer op Belgisch grondgebied in 1000 ton
2002 2003 2004 2005 2006 2002-
2006
Gem.
jaarlijkse
groei
Weg 484342 486590 485621 467008 484953 = 0,03%
Spoor 57198 55732 58454 60976 62189 +9% 2,11%
Binnenvaart 135115 137755 147765 168093 166447 +23% 5,35%
Totaal 676655 680077 691840 696077 713589 +5% 1,34%
Bron: FOD Economie – ADSEI – Mobiliteitsportaal
De totale groei over dezelfde periode als deze in tonkm is veel beperkter. Bij het wegvervoer
is over de periode 2002-2006 amper een wijziging vast te stellen. Het aantal tonnage via het
spoor vervoerd stijgt sterker dan het totaal en ook de binnenvaart kent een grote
tonnagestijging. Dit uit zich eveneens in de modale verdeling die sterk verschilt van deze in
tonkm.
Tabel: Modal split in ton
2002 2003 2004 2005 2006 2002-2006
Weg 72 72 70 67 68 -4%
Spoor 8 8 8 9 9 +1%
Binnenvaart 20 20 21 24 23 +3%
Totaal 100 100 100 100 100 /
Bron: FOD Economie – ADSEI – Mobiliteitsportaal
In de modale verdeling in ton hebben de alternatieve modi een groter aandeel. Ook is een
hier een duidelijke modal shift vast te stellen naar de alternatieven. Het aantal tonkm is
sterker gestegen dan de tonnage dit houdt in dat het vervoer meer dan proportioneel is
gestegen dan de bij toenemende tonnages. Bij het wegvervoer blijven de tonnages gelijk
maar neemt het vervoer in tonkm toe met 10%. Dit kan wijzen op een verminderde efficiëntie
van het vervoer. Ook bij het spoor stijgen de tonkilometers sneller dan de tonnages. Bij de
binnenvaart is dit omgekeerd: de tonnages stijgen sterker dan de tonkilometers.
2 . 2 . 3 E v o l u t i e i n V l a a n d e r e n
Voor het Vlaamse beleid zijn naast de Belgische cijfers, ook Vlaamse gegevens van belang
maar deze zijn moeilijker te vinden. Op basis van respectievelijk vaar- en ritnummers is het
voor de binnenvaart en het spoor mogelijk op de trafieken op Vlaams grondgebied af te
bakenen. Voor het wegvoer is dit moeilijker. De Studiedienst van de Vlaamse Regering past
dan op de Belgische cijfers een verdeelsleutel toe om te komen tot Vlaamse cijfers. Voor
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
10
Vlaanderen zijn geen tonnagecijfers beschikbaar. Onderstaande tabel geeft de evolutie van
de tonkm op Vlaams grondgebied weer.
Tabel: Evolutie in miljard tonkm
2002 2003 2004 2005 2006 2002-
2006
Gem.
jaarlijkse
groei
Weg 27,09 27,38 30,01 30,23 30,85 +14% 3,30%
Spoor 3,38 3,48 3,53 3,94 4,06 +20% 4,67%
Binnenvaart 4,40 4,50 4,69 4,57 4,55 +3% 0,82%
Totaal 34,87 35,36 38,23 38,74 39,45 +13% 3,14%
Bron: FOD Economie – Algemene Directie Statistiek, NMBS, PBV via Studiedienst van de
Vlaamse Regering
Het totale goederenvervoer in tonkilometer is voor de periode 2002-2006 gestegen met 13%.
Het wegvervoer steeg iets sneller, het spoorvervoer nam met een vijfde toe en de binnenvaart
kende een lichte groei.
Onderstaande tabel geeft de evolutie weer van de modal split in Vlaanderen voor de periode
2002-2006.
Tabel: evolutie modal split (tonkm)
2002 2003 2004 2005 2006 2002-2006
Weg 77,7 77,4 78,5 78,0 78,2 +0,5%
Spoor 9,7 9,9 9,2 10,2 10,3 +0,6%
Binnenvaart 12,6 12,7 12,3 11,8 11,5 -1,1%
Totaal 100 100 100 100 100 /
Bron: FOD Economie – Algemene Directie Statistiek, NMBS, PBV via Studiedienst van de
Vlaamse Regering
In Vlaanderen is geen modale verschuiving opgetreden. De verschillen in modale verdeling
zijn enkel vast te stellen in decimale cijfers. Het aandeel van de weg en het spoor neemt licht
toe, de binnenvaart kent een lichte daling.
2 . 3 . T r a n sp o r t p r o g n o se s
Uit de voorgaande cijfers blijkt de stijging van het goederenvervoer. Deze paragraaf focust op
de verwachte evoluties in de toekomst en geeft een aantal toekomstprognoses weer. Deze
prognoses hebben allemaal een andere finaliteit en een andere geografische scope. Het doel
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
11
van deze verschillende prognoses is om een tendens te bepalen in de verwachte
goederenvervoertrends. Gezien de verschillende geografische scope van de prognoses zijn
niet alle prognosecijfers zonder meer toe te passen op Vlaanderen. Een belangrijk verschil
tussen de situatie in Europa en Vlaanderen is de beschikbaarheid van een vertakt
binnenvaartnetwerk. Door dit netwerk zijn de mogelijkheden voor de groei van de binnenvaart
in Vlaanderen groter dan algemeen in België en Europa. De prognoses zijn vooral relevant
voor de totale groeicijfers en minder voor deze per modus.
2 . 3 . 1 V o o r d e E U 2 7 ( E u r o p e a n E n e r g y a n d T r a n s p o r t 2 0 3 0 3)
De Europese Commissie publiceert tweejaarlijks een update van een energiescenario voor
2030, met afzonderlijke prognoses voor transport. De hier gebruikte is de meest recente
versie die dateert van november 2007. Dit energiescenario voorziet een gemiddelde
economische groei van 2,2% tot 2030. Dit is ook de groei die DG ECFIN4 gebruikt, voor zowel
de korte als de lange termijn. De prognoses voor 1990-2030 geven een voorzichtige
ontkoppeling van transport en economische groei weer, vooral op de lange termijn, als
resultaat van productiviteitsstijgingen in transport en saturatieëffecten op de
infrastructuurnetwerken.
De verwachte jaarlijkse groei van het vrachtvervoer (in tonkm) bedraagt 1,7% per jaar voor de
periode 2005-2030, wat overeenkomt met een totale groei van 52% voor de hele periode. Dit
is een breuk met de huidige trends want de transportgroei vertraagt.
De modal split (in tonkm) voor EU 27:
2005 2030 Gemid. Jaarlijkse
groei 2005-2030
Weg 72,6% 75,4% 1,8%
Spoor 16,0% 15,0% 1,4%
Binnenvaart 11,4% 9,6% 1,0%
Bron: Energy baseline to 2030 – p 34
Ter vergelijking geeft de onderstaande tabel weer wat dit zou betekenen voor Vlaanderen. De
bemerkingen aan het begin van het hoofdstuk zijn belangrijk voor een correcte interpretatie
van de cijfers. Voor Vlaanderen betekenen deze prognoses een groei tot 59 miljard tonkm.
3 Europese Commissie, 2008, European Energy and transport – trends tot 2030 – update 2007, European Commission, Directorate-General for Energy and Transport 4 Directoraat-generaal voor economische en financiële zaken
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
12
Eigen berekening in tonkm5 voor Vlaanderen
2005 Groei 2005-
2030
Tonkm in 2030 Modal split in
2030
Wegvervoer 30,23 +56% 47,22 80%
Spoorvervoer 3,94 +42% 5,58 10%
Binnenvaart 4,57 +28% 5,86 10%
Totaal 38,74 +52% 58,66 100%
Deze evolutie van de modal split voor de periode 2005-2030 houdt een jaarlijkse groei in van
1,8% voor het wegvervoer, 1,4% voor het spoorvervoer en 1,0% voor de binnenvaart voor de
EU27. Vooral voor het spoorvervoer houdt deze prognose een trendbreuk in, gezien deze
modus in de periode 1990-2005 een afname kende van 1,9% per jaar. De verwachte groei
van het spoorvervoer is te danken aan de verwachte groei van de kosten voor het wegvervoer,
de toenemende beperkingen voor zware vrachtwagens op bepaalde wegen, evenals het
ontwikkelen van aangepaste infrastructuur voor intermodaal vervoer. Zoals reeds eerder
gemeld, is binnenvaart geen aandachtspunt in dit beleid.
2 . 3 . 2 V o o r d e E U 2 5 ( T u s s e n t i j d s e e v a l u a t i e v a n h e t W i t b o e k
T r a n s p o r t )
De tussentijdse evaluatie van het Witboek Transport verwacht dat het goederenvervoer in de
EU-25 tussen 2000 en 2020 met 50% zal toenemen (uitgedrukt in tonkilometer). Het vervoer
via de weg zal toenemen met 55%, het spoorvervoer met 13% en het vervoer via de
binnenvaart met 28%. Voor de periode 2000-2020 betekent dit een gemiddelde jaarlijkse
groei van het BBP met 2,1% (52% voor de volledige periode). Modelberekeningen toegepast
op deze prognoses geven ook een modal split weer. Deze modal split is gewijzigd, maar kent
geen afname van het aandeel van het wegvervoer. Onderstaande tabel geeft deze modale
verdeling weer.
5 De berekening werd gemaakt met een totaal aantal tonkm in Vlaanderen van 38,74 miljard (zie tabel paragraaf 2.2.2).
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
13
2000 2020 Gemid. Jaarlijkse
groei (2000-2020)
Wegvervoer 43% 45% 2,2%
Spoorvervoer 11% 8% 0,6%
Binnenvaart 4% 3% 1,2%
Pijpleidingen 3% 3% 1,9%
Scheepvaart (SSS) 39% 41% 2,4%
Totaal 100% 100% 2,0%
Bron: Herziening Witboek, p 36
Herrekend naar de drie belangrijkste modi in Vlaanderen (weg, spoor en binnenvaart) wordt
onderstaande modal split bekomen.
Tabel: Modal split in Europa voor de drie belangrijkste modi.
2000 2020
Wegvervoer 74% 80%
Spoorvervoer 19% 14%
Binnenvaart 7% 6%
Bron: Eigen berekening
Toegepast op de waargenomen trafieken in Vlaanderen geeft deze groei een te verwerken
volume aan goederenvervoer van 50 miljard tonkm in 2020 aan.
Eigen berekening in tonkm voor Vlaanderen
2000 Groei 2000-
2020
Tonkm in 2020 Modal split in
2020
Wegvervoer 26,03 +55% 40,22 81%
Spoorvervoer 3,62 +13% 4,08 8%
Binnenvaart 4,06 +27% 5,15 11%
Totaal 33,70 +49% 50,07 100%
Bron: eigen berekening
2 . 3 . 3 V o o r B e l g i ë ( F e d e r a a l P l a n b u r e a u )
Het Federaal Planbureau heeft in juni 2008 langetermijnprognoses voor het transport in België
gepubliceerd67. Het Planbureau heeft drie scenario’s voor 2020 en 2030 doorgerekend: een
6 Mayeres, I., 2008, Langetermijn vooruitzichten van transport in België: referentiescenario en twee beleidsscenario’s, Federaal Planbureau, Working paper 12-08, juni 2008
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
14
referentiescenario en twee beleidsscenario’s. De resultaten van deze drie scenario’s komen
in de volgende paragrafen aan bod.
Referentiescenario
Het referentiescenario houdt enkel rekening met beslist beleid en verwacht voor het
goederenvervoer een toename van 47% (in tonkm) voor de periode 2005-2030. In absolute
termen wil dit zeggen dat het aantal tonkilometer voor de periode 2005-2030 stijgt van 69,3
naar 101,6 miljard in België. Het referentiescenario van het Federaal Planbureau voorziet in
een wijziging van de modal split door een verschuiving van wegvervoer naar de andere modi.
Onderstaande tabel8 geeft de verwachte modale verdeling in tonkm weer:
2005 2020 2030
Weg (vrachtwagen
en bestelwagen)
75% 74% 71%
Spoor 12% 14% 15%
Binnenvaart 13% 13% 15%
Bron: Federaal Planbureau, p 5
Toegepast op Vlaanderen geeft dit voor 2030 een te verwerken trafiekvolume van bijna 62
miljard tonkm.
Eigen berekening voor Vlaanderen
Modal split 2030 Tonkm in 2030
Wegvervoer 74% 45,79
Spoorvervoer 13% 7,88
Binnenvaart 13% 7,87
Totaal 100% 61,98
Beleidsscenario 1: Internalisering van externe effecten
Dit beleidsscenario past de prijszetting van de verschillende vervoermiddelen voor elke
transport in België aan door de externe milieu- en congestiekosten van een bijkomende
personenkilometer of tonkilometer te laten weerspiegelen in de belastingen. De meegenomen
maatregelen9 zijn de volgende:
- een geleidelijk invoering van rekeningrijden voor wegtransport tussen 2010 en 2030
voor alle gemotoriseerde vervoermiddelen voor het wegtransport met een
gedifferentieerde heffing naar spits- en daluur en naar vervoermiddel.
7 Federaal Planbureau, 2008, Transportvooruitzichten voor België tegen 2030 en enkele beleidvarianten, Perscommuniqué 17/07/2008 8 Afrondingsfouten nog weg te werken in overleg met het Federaal Planbureau 9 Enkel de maatregelen die van toepassing zijn voor het goederenvervoer worden hier opgelijst.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
15
- De geleidelijke invoering van een milieubelasting voor de binnenvaart tussen 2010 en
2030 die stijgt tot het niveau van de marginale milieuschade van de binnenvaart
- De overheid zal een toename kennen van haar inkomsten ondanks het geleidelijk
afschaffen van de een aantal transportbelastingen tussen 2010 en 2030 (Eurovignet,
BIV, verkeersbelasting). De overblijvende inkomsten dienen om andere belastingen
te verlagen buiten de transportsector.
Het totaal aantal tonkilometer blijft hetzelfde als in het referentiescenario, zijnde 101,6 miljard
tonkilometer voor België. In vergelijking met het referentiescenario verliezen het spoor en de
binnenvaart respectievelijk 4% en 5% in tonkm, het aantal tonkm afgelegd met bestelwagens
neemt af met 6% en het aantal tonkm met vrachtwagens neemt toe met 3%. De gemiddelde
beladingsgraad voor het wegvervoer neemt wel toe.
Beleidsscenario 2: Sneller duurzaam vervoer10
Beleidsscenario 2 verhoogt de aantrekkelijkheid van de modi spoor en binnenvaart verhoogd
door het verhogen van hun snelheid11. Deze snelheidsverhoging zal o.a. het gevolg zijn van
verbeterde logistieke processen. Voor het spoor en de binnenvaart neemt de snelheid toe
vanaf 2010 en zal in 2030 20% hoger liggen dan in 2009. Door neutralisatie van eventuele
effecten via arbeidsbelastingen of via de algemene belastingen blijven de overheidinkomsten
gelijk.
Deze snelheidsverhoging zal maar een beperkte modal shift veroorzaken. Het totaal
vervoerde tonkilometer neemt in vergelijking met het referentiescenario toe met 1%. Het
spoorvervoer kent een toename van 11%, de binnenvaart met 3%. Het aantal tonkm met
bestelwagens blijft gelijk en dat per vrachtwagen neemt af met 1%.
2 . 3 . 4 V o o r V l a a n d e r e n ( O n t w e r p M o b i l i t e i t s p l a n V l a a n d e r e n )
Het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen dateert uit 2001. De opgenomen prognoses zijn dan
ook gedateerd, maar zijn illustratief opgenomen.
De verwachte trendmatige groei van het goederenvervoer, zoals geformuleerd in het Ontwerp
Mobiliteitsplan Vlaanderen, is weergegeven in onderstaande tabel.
10 Enkel de maatregelen die van toepassing zijn voor het goederenvervoer worden in deze tekst meegenomen. 11 Snelheid mag voor spoor en binnenvaart geïnterpreteerd worden als doorlooptijd.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
16
Vervoersmodus Evolutie 2010 t.o.v. 1998
(trendmatig)
Gemiddelde jaarlijkse groei
(1998-2010)
Weg 140 2,8%
Spoor 113 1,0%
Binnenvaart 136 2,6%
Totaal 135 2,5%
Bron: Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen, p. 57, gemiddelde jaarlijkse groei: eigen berekening
Deze modal split-cijfers voor 1998 wijken sterk af van de cijfers die voor datzelfde jaar zijn
gepubliceerd door de Studiedienst van de Vlaamse Regering. Onderstaande tabel geeft de
vergelijking van de modal split weer die is waargenomen in Vlaanderen en degene die werd
opgenomen in het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen. Hieruit is een onderschatting van het
aandeel wegvervoer en een overschatting van het aandeel van de alternatieve modi vast te
stellen.
1998 – Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen 1998 – Studiedienst Vlaamse
Regering
Weg 72% 76%
Spoor 15% 13%
Binnenvaart 13% 11%
Het omzetten van de groeicijfers en de modal split geven volgend beeld:
Modale verdeling van de ambities uit het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen omgerekend
naar absolute cijfers (miljard tonkm)
Huidige situatie 1998 Trend 2010 Streefwaarde 2010
Weg 22,10 30,94 27,08
Spoor 3,71 4,19 5,49
Binnenvaart 3,26 4,43 6,67
Totaal 29,07 39,24 39,24
Bron: eigen berekening
Uit de evoluties in absolute cijfers blijkt dat het ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen een
onderschatting weergeeft van de groei van het goederenvervoer in Vlaanderen. In 2006 zijn
de verwachte en nagestreefde waarden van het ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen voor 2010
reeds overschreden. Het Vlaamse beleid heeft in haar Mobiliteitsplan Vlaanderen de groei
van het goederenvervoer onderschat. Dit is een aandachtspunt voor de toekomst.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
17
2 . 3 . 5 S a m e n g e v a t v o o r d e v e r s c h i l l e n d e m o d i
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige (2005) en de verwachte (2030)
goederenstromen in tonkm die de Vlaamse infrastructuurnetwerken zullen moeten verwerken
volgens twee scenario’s. Het scenario van het Federaal Planbureau is het meest toepasbaar
voor Vlaanderen. Deze scenario’s verwachten een sterke toename met de helft van het totale
goederenvervoer en een verdubbeling van de trafieken via de alternatieve modi.
Tabel: Vergelijking tussen het goederenvervoer in 2005 en twee scenario’s voor 2030 voor
Vlaanderen (in mld tonkm)
2005 Scenario 1: 2030 (volgens
prognose EU 27)
Scenario 2: 2030 (volgens
referentiescenario Planbureau)12
Weg 30,23 47,22 +56% 45,79 +51%
Spoor 3,94 5,58 +42% 7,88 +100%
Binnenvaart 4,57 5,86 +28% 7,87 +72%
Totaal 38,74 59,04 +52% 61,98 +60%
Bron: voorgaande paragrafen
Deze tabel houdt geen rekening met de prognoses voor het personenvervoer13 dat
voornamelijk voor het spoor- en het wegvervoer een belangrijke impact zal hebben op de
beschikbare netwerkcapaciteit.
Tabel: Modal split in Vlaanderen volgens verschillende scenario’s
2005 Scenario 1: 2030 (volgens
prognose EU 27)
Scenario 2: 2030 (volgens
referentiescenario Planbureau)
Weg 73 80% +7% 74% +1%
Spoor 13 10% -3% 13% =
Binnenvaart 14 10% -4% 13% -1%
Totaal 100 100 100%
2 . 4 . E n e rg i e p r o g n o s e s
In 200514 bedroeg het energieverbruik van de sector transport 208,9 PJ, dat is 12,9% van het
totale energieverbruik in Vlaanderen. In de periode nam het totale energiegebruik van de
sector transport toe met 23%. De laatste jaren is een stabilisatie opgetreden van het
12 Afrondingsfouten nog weg te werken in overleg met het Federaal Planbureau 13 Deze groei van het personenvervoer wordt opgenomen in het Monitoringsrapport. 14 Bron: MIRA-T 2006
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
18
energieverbruik in de transportsector. Het grootste deel van het energieverbruik gaat naar
wegverkeer: 57% naar personenvervoer en 40% naar goederenvervoer.
Het Federaal Planbureau15 schat dat de totale vraag naar energie van het Vlaamse Gewest
gemiddeld toeneemt met bijna 25% over de periode 2000-2030. De energievraag van de
transportsector stijgt in diezelfde periode met 28%. De energievraag binnen de
transportsector groeit sterker dan de totale vraag waardoor het aandeel van transport
toeneemt. Omwille van de beperkte beschikbaarheid van energie en de impact van
energieverbruik op klimaat moet het energieverbruik verminderen. Dit kan door de vraag te
verminder of door de energie-efficiëntie te verhogen.
2 . 5 . D e u i t d a g i n g en v o o r h e t b e l e i d
Het goederenvervoer heeft een periode met een enorme groei achter de rug. Vooral het
wegvervoer heeft deze groei opgevangen. De andere modi, spoor en binnenvaart, hebben
hun marktaandeel in Vlaanderen met moeite gehouden. In vergelijking met andere landen in
Europa doet Vlaanderen het nog niet zo slecht, want in deze landen verliezen de alternatieve
modi veel meer marktaandeel.
De prognoses uit verschillende bronnen zijn verschillend maar geven allemaal een sterke
groei aan voor het goederenvervoer. Deze groei varieert afhankelijk van de bron voor de
periode 2005-2030 tussen de 52% en de 60%. In absolute cijfers groeit het goederenvervoer
15 Federaal Planbureau, 2007, Regionalisatie van de energievooruitzichten voor België tegen 2030: resultaten voor het Vlaamse Gewest, working paper 7-07
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
19
in Vlaanderen van 38,74 miljard tonkilometer in 2005 tot ongeveer 60 miljard tonkilometer in
2030. Ook in de toekomst blijft het wegvervoer de sterkste groeier. De modale verdeling zal
naar 2030 amper wijzigen, zelfs in scenario’s met een verhoogde kostprijs van het wegvervoer
of met een toegenomen snelheid van de alternatieve modi. Het zal een uitdaging zijn om de
groei van het goederenvervoer te kunnen opvangen op de verschillende
infrastructuurnetwerken, gezien de reeds bestaande saturatie-effecten (zie Mobiliteitsrapport).
Vooral op de netwerken voor het spoor- en wegvervoer die ook een oplossing moeten bieden
aan de verwachte groei van het personenvervoer, zal dit een uitdaging zijn.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
20
3. Huidige beleidscontext
3 . 1 . E u r o p e s e b e l e i d
3 . 1 . 1 B e l e i d s o p b o u w
Het Witboek Eenheidsmarkt16 geeft in 1995 de eerste aanzet van een transportbeleid op het
Europese beleidsniveau. Dit beleidsdocument wenst een gemeenschappelijke eenheidsmarkt
te creëren, ook voor transport. In december 1992 verschijnt het eerste Witboek van de
Europese Commissie dat specifiek gericht is op transport en mobiliteit en het kader geeft voor
de ontwikkeling van een gemeenschappelijk vervoerbeleid17. Met het Witboek wenst de
Europese Commissie de integratie van transportmodi te realiseren om de negatieve effecten
van transport te beperken.
In september 2001 verschijnt het tweede beleidsdocument omtrent transport: het Witboek
Transport18 “Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen”. Dit Witboek
analyseert de bestaande mobiliteitssituatie en formuleert een actieprogramma voor het beleid
tot 2010. Het Europese transportbeleid wenst de economische groei te ondersteunen en het
recht op mobiliteit te behouden.
Halverwege de planningsperiode van het Witboek 2001 laat de Europese Commissie een
studie uitvoeren die een tussentijdse stand van zaken van de uitwerking van het Witboek
Transport dient op te maken. Deze ASSESS-studie19 evalueert de uitwerking en geeft
aandachtspunten voor eventuele beleidscorrecties. Het rapport stelt voor om een aantal
beleidsdoelstellingen bij te stellen.
De Europese Commissie volgt deze aanbeveling in 2006 in haar tussentijdse evaluatie20 van
het Witboek Transport 2001. Ze wil door een breed gamma van beleidsinstrumenten de
koppeling tussen mobiliteit en een aantal negatieve neveneffecten doorbreken.
Ook binnen andere beleidsdomeinen stijgt de aandacht voor mobiliteit en transport. De
Lissabonstrategie, de vernieuwing van de in 2001 door de Europese Raad in Göteborg
16 COM(1985)310 – De voltooiing van de interne markt – Witboek van de Commissie voor de Europese Raad 17 COM (92) 494 final 18 COM (2001) 370 19Transport & Mobility Leuven, 2005, ASSESS – Assessment of the contribution of the TEN and other transport policy measures to the midterm implementation of the White Paper on the European Transport Policy for 2010 – final report, European Commission 20 COM (2006) 314
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
21
goedgekeurde strategie voor duurzame ontwikkeling, vormt de motor voor economische groei.
Deze strategie zal banen creëren om tot een sterke Europese economie te komen die van
cruciaal belang is om een duurzame ontwikkeling te kunnen realiseren. Eén van de
belangrijkste vraagstukken binnen de strategie voor duurzame ontwikkeling is het duurzaam
vervoer want de bestaande mobiliteitstrends zijn niet duurzaam. De strategie wil de voordelen
van mobiliteit garanderen met veel minder economische, sociale en milieugevolgen.
Het uitzetten van de lijnen van een goederenvervoerbeleid gebeurt met de publicatie van het
Actieplan Goederenlogistiek in 2007. Dit plan bundelt lopend beleid en stelt een serie van
maatregelen voor om o.a. goederentransportlogistiek te promoten en vrachtvervoer over spoor
competitiever te maken.
3 . 1 . 2 D o e l s t e l l i n g e n e n a m b i t i e s
Het Witboek Transport 2001 stelt zich als belangrijkste doelstelling het transport
verduurzamen. Deze verduurzaming dient te gebeuren door een geleidelijke loskoppeling van
economische groei en groei van het vervoer. Deze loskoppeling moet plaatsvinden door het
evenwicht tussen de verschillende vervoersmodi te herstellen, de congestie te bedwingen en
een nadruk te leggen op verkeersveiligheid en het beperken van de schadelijke effecten voor
het milieu en de volksgezondheid.
De Lissabonstrategie neemt deze doelstellingen over. De vervoersystemen moeten voldoen
aan de economische en sociale behoeften van onze maatschappij zonder ongewenste
effecten te veroorzaken op de economie, de maatschappij en het milieu. Maatregelen moeten
gericht zijn op het bereiken van een duurzaam systeem van vervoer en mobiliteit en moet de
economische en milieuprestaties van alle vormen van vervoer verbeteren, verschuivingen
creëren naar alternatievieve modi, de alternatieven voor het wegvervoer aantrekkelijker
maken, komen tot een gedragsverandering, betere aansluitingen tussen de verschillende modi
realiseren en komen tot een geringere vervoersintensiteit door herinrichting van
productieprocessen en logistieke processen.
Uit de resultaten van het ASSESS-rapport blijkt dat de ambities betreffende het bereiken van
evenwichtigere modale verdeling niet gehaald zijn in 2010. Ook het loskoppelen van
transportgroei en economische groei niet gerealiseerd zijn. De ASSESS-studie adviseert om
deze doelstelling los te laten en te streven naar een ontkoppeling van de economische groei
en de negatieve effecten van transport, eerder dan van transport zelf. De eindconclusie van
de studie is dat onder het huidige beleid de gewenste verduurzaming van transport niet zal
optreden.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
22
In de herziening van het Witboek Transport in 2006 volgt de Europese Commissie de
aanbevelingen uit de ASSESS-studie en stelt haar doelstellingen bij. In Europa ontwikkelt zich
een efficiënt en doelmatig vervoerssysteem dat een sterke mobiliteit verzekert, het milieu
beschermt, dat innovatief is en mogelijkheden biedt voor internationale transportverbindingen.
Het toepassen van beleidsinstrumenten doorbreekt de koppeling tussen mobiliteit en een
aantal negatieve neveneffecten. Het toekomstige beleid streeft naar een optimalisering van
het eigen potentieel van de diverse vervoersmodaliteiten. Het overschakelen op
milieuvriendelijke vervoerwijzen gebeurt waar het zinvol is met name bij vervoer over lange
afstand, in steden en op corridors die met congestie kampen. Tegelijk optimaliseert het
gebruik van alle modi en worden de modi zelf milieuvriendelijker, veiliger en zuiniger. Ten
slotte zal co-modaliteit, d.i. een efficiënt gebruik van verschillende vervoersmodaliteiten of een
combinatie daarvan, zorgen voor een optimaal en duurzaam gebruik van middelen.
3 . 1 . 3 M a a t r e g e l e n
Het Witboek Transport 2001 bevat zestig maatregelen om het voorgestelde beleid uit te
voeren. Het gaat onder andere over volgende maatregelen op hoofdlijnen:
- Impuls geven aan het spoor door het cabotagevervoer toe te staan, uitbouwen van
spoornetwerk voor goederen
- Kwaliteitsimpuls geven aan het wegvervoer door harmonisering van wetgeving
- Bevorderen van zee- en rivierscheepvaart door het de toegankelijkheid van het
waterwegennetwerk te verhogen, technische voorschriften voor schepen te
harmoniseren en de sociale omstandigheden van de bemanningen dynamischer te
maken
- Intermodaal vervoer tot werkelijkheid maken door harmonisatie op technisch gebied
en het gebied van interoperabiliteit en het opzetten van een communautair
steunprogramma “Marco Polo”.
- Verwezenlijken van het Trans-Europese netwerk
- Vaststellen van een doelmatig heffingenbeleid voor het vervoer door harmonisatie van
belastingsheffing voor het beroepsvervoer voor het wegtransport en de aanpassing
van de uitgangspunten voor heffingen op het gebruik van infrastructuurvoorzieningen.
De herziening van het Witboek ondersteunt de maatregelen die zijn opgenomen in het Witboek
van 2001. Het geeft eveneens een planning aan voor acties op het vlak van mobiliteit in de
periode 2006-2009.
Marco Polo21 is het instrument dat de realisatie van de doelstellingen van het Witboek
Transport 2001 moet ondersteunen. Het is een fonds opgericht door de Europese Unie voor
21 http://ec.europa.eu/transport/marcopolo/home/home_en.htm
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
23
projecten die een modal shift van weg naar zeevervoer, spoor en binnenvaart realiseren.
Hiermee wenst de Europese Commissie het aantal vrachtwagens en de congestie te
verminderen en een betrouwbaarder en efficiënter goederentransport te bekomen. Een eerste
Marco Polo programma liep van 2003 tot 2006 en had een budget beschikbaar van 75 miljoen
euro. Het huidige, tweede Marco Polo programma loopt van 2007 tot 2012. In vergelijking
met het eerste programma is er een hoger budget voorzien (450 miljoen euro) en er is ook
ruimte voorzien voor co-financiering van projecten omtrent “motorways of the sea” en
transportbesparing.. Hoofddoelstelling van dit instrument blijft het creëren van een modal
shift.
3 . 1 . 4 H e t b e l e i d n a a r d e t o e k o m s t t o e
De Europese Commissie heeft in juli 2008 een strategie gepubliceerd om transport te
verduurzamen: “Greening Transport Package22”. Deze communicatie stelt een pakket
maatregelen voor en somt nieuwe initiatieven op die de Europese Commissie omtrent
duurzaam transport zal nemen tot eind 2009.
Uitgangspunt is het bereiken van duurzaamheid door een “slimme” kostendoorrekening en het
internaliseren van externe kosten binnen een ruime strategie die duurzaam transport promoot.
Met de doorrekening wil de Europese Commissie het principe “de gebruiker betaalt”
toepassen, de efficiëntie van het vervoer verhogen (prijssignalen geven, gedrag van
gebruikers wijzigen) en de externe kosten reduceren. Als resultaat is ook een handboek
gepubliceerd over de doorrekening van externe kosten23.
Een eerste uitwerking van deze strategie voor de internalisering van externe kosten gebeurt in
de lopende procedure in het Europees Parlement om de bestaande Eurovignetrichtlijn24 te
herzien25. De huidige Eurovignetrichtlijn heeft als doel het zware vrachtvervoer te laten
betalen voor de gemaakte infrastructuurkosten. Het voorstel tot wijziging wenst de efficiëntie
en de milieukenmerken van goederenwegtransport te verbeteren, de interne markt vlot te laten
functioneren en een gedifferentieerde doorrekening van externe kosten te promoten. Het
huidige voorstel bakent af over welke externe kosten het gaat. In het huidige voorstel van
gaat het over congestiekosten, luchtvervuiling en geluid. Het voorstel stelt eveneens een
methodologie op voor doorrekening en aanmelding bij de Europese Commissie, wenst extra
22 Com (2008)433 23 C.E. Delft, 2008, Handbook on estimation of external costs in the transport sector, Poduced within the study Internatisation measures and policies for all external cost of transport (IMPACT), version 1.1, 332 p. 24 Richtlijn 1999/62/EC 25 http://www.europarl.europa.eu/oeil/file.jsp?id=5665992
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
24
overheidsinkomsten toe te wijzen aan duurzaam transport en wil elektronische free-flow
betaling promoten.
3 . 1 . 5 S a m e n g e v a t
Binnen het Europese beleid is transport reeds vroeg een aandachtspunt. Reeds in 1992
krijgen de alternatieve modi een belangrijke plaats in het Europese vervoersbeleid. Het
Witboek van 2001 maakt het creëren van een modal shift om tot een evenwichtiger
vervoerssysteem te komen tot één van de hoofddoelstellingen. Bij de herziening van het
Witboek in 200 vervangt het begrip comodaliteit waarbinnen elke modus zich moet ontwikkelen
tot een efficiënte vervoerswijze, het idee van de modal shift. Deze beleidsherziening is
gebaseerd op vaststellingen en prognoses die geen modale verschuiving of ontkoppeling van
transportgroei en economische groei verwachten. De meest recente beleidsopties focussen
op het beperken van de negatieve effecten van transport door het doorrekenen van externe
kosten.
3 . 2 . H e t f e d e r a l e b e l e i d
3 . 2 . 1 B e l e i d s o p b o u w
Het federale regeerakkoord van 200326 stelt dat een vernieuwd globaal beleid inzake mobiliteit
nodig is omdat de mobiliteitsproblemen in de moderne samenleving een vernieuwde,
multidimensionele aanpak vereisen. Deze aanpak dient o.a. een betere verdeling tussen de
diverse vervoersmodi te realiseren door een beleid inzake intermodaliteit en de promotie van
het spoor-, martiem- en fluviaal vervoer en modernere wegeninfrastructuur. De Federale
regering stelt in haar regeerakkoord van 18 maart 200827 dat de regering haar inspanningen
ten aanzien van het gecombineerd goederenvervoer zal verder zetten. De uitwerking van
deze doelstelling uit het regeerakkoord gebeurt in de beleidsnota 200828 van de
Staatssecretaris bevoegd voor Mobiliteit.
3 . 2 . 2 D o e l s t e l l i n g e n e n a m b i t i e s
De algemene beleidsnota 2008 van de Staatssecretaris bevoegd voor Mobiliteit formuleert de
doelstelling om de congestie, het leefmilieu en de veiligheid aan te pakken. Het
transportsysteem moet zich ontwikkelen tot een duurzaam systeem. Deze beleidsnota stelt
26 Federale regering, 2003, Een creatief en solidair België, regeringsverklaring en regeerakkoord. 27 P. 25 28 Belgische kamer van volksvertegenwoordigers – Algemene beleidsnota van de staatssecretaris voor Mobiliteit, 28 april 2008, doc 52 0995/025
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
25
o.a. binnen het deel omtrent uitzonderlijk vervoer dat intermodaliteit en comodaliteit stimuleren
een wens is van elke overheid door het gebruik van alle vervoersmodi aan te moedigen en dit
om de wegen te ontlasten met zorg voor milieu en omgeving. Het gebruik van spoorweg en
waterweg dient te vergroten door de toegangswegen naar de terminals aan te passen en deze
overslagplaatsen met het noodzakelijke overslagmaterieel uit te rusten. Dit document is de
eerste beleidsnota, zowel op Federaal als Vlaams niveau, die werd geschreven na de
herziening van het Europese Witboek Transport en bijgevolg het begrip comodaliteit mee
opneemt. Als concrete doelstelling stelt de nota voor de periode 2006-2012 een groei van
35% voor het goederenvervoer per spoor voorop.
3 . 2 . 3 M a a t r e g e l e n 29
De beleidsnota 2008 “Mobiliteit” stelt een aantal maatregelen voor die de federale overheid
wenst te nemen deze legislatuur. Hier volgt een zeer beknopte opsomming:
- Om de verkeersveiligheid te verhogen: implementatie van Richtlijn 2003/59/EG i.v.m.
vakbekwaamheid, aanpassing procedures vergunningen uitzonderlijk vervoer,
proefprojecten voor lange en zware voertuigen onderzoeken,…
- Voor het spoorvervoer: ondersteunen van de groei van het goederenspoorvervoer,
versterken van de concurrentieverhouding van onze havens door een betere kwaliteit
van het verkeer via alle mogelijke maatregelen, corridors uitrusten met ERTMS,
subsidiëring van intermodale laadeenheden op basis van behoeften, peilen naar de
behoeften aan en de ontwikkelingsmogelijkheden van interne logistieke centra met
het oog op een betere distributie van goederen,…
- Voor de binnenvaart: regelgevingsaanpassingen (o.a. bemanning), harmonisering
scheepvaartreglementen, de binnenvaart verder ondersteunen,…
- …
3 . 2 . 4 H e t b e l e i d n a a r d e t o e k o m s t t o e
Gezien de beleidsnota 2008 “mobiliteit” zeer recent gepubliceerd is, zijn er nog geen
beleidswijzigingen aangekondigd.
29 Belgische kamer van volksvertegenwoordigers – Algemene beleidsnota van de staatssecretaris voor Mobiliteit, 28 april 2008, doc 52 0995/025
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
26
3 . 3 . V l a a m s e b e l e i d
3 . 3 . 1 B e l e i d s o p b o u w
Het Vlaamse mobiliteitsbeleid start vanuit het Ruimtelijk Ordeningsbeleid. Het Vlaamse
regeerakkoord 1995-1999 onderbouwt vanuit dit beleid de noodzaak voor een geïntegreerd
mobiliteitsbeleid. Dit regeerakkoord stelt dat de beheersing van de mobiliteit een duurzaam
beleid vergt dat de bereikbaarheid van de economische centra en de basismobiliteit van de
bevolkingsgroepen waarborgt. Dit moet gebeuren binnen de strikte voorwaarden die nodig
zijn om de leefbaarheid, de veiligheid en het milieu in Vlaanderen te vrijwaren. Hiervoor is een
“Mobiliteitsplan 2002” nodig.
Het volgende regeerakkoord 1999-2004 maakt van de realisatie van het Vlaamse
mobiliteitsplan het belangrijkste element voor het Vlaamse mobiliteitsbeleid. Dit mobiliteitsplan
werkt een multidisciplinaire aanpak uit op basis van een tweesporenbeleid: investeren in
openbaar vervoer en het uitvoeren van infrastructuurwerken waar nodig.
Het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen is afgewerkt in het voorjaar 2001. Dat plan geeft als
één van de knelpunten voor de mobiliteitsontwikkeling op het vlak van bereikbaarheid de
onevenwichtige verdeling van het vervoermiddelengebruik aan, zowel voor het personen- als
het goederenvervoer; het vervoer over de weg heeft het grootste aandeel. Twee strategieën
moeten deze groei afremmen: een betere capaciteitsbenutting door een betere spreiding van
het verkeer in de tijd en het ombuigen van de groei van het wegverkeer naar alternatieven
waar een kwaliteitsverbetering zal optreden. Na advies van de SERV, de Minaraad en een
resolutie van het Vlaams Parlement onstaat het Mobiliteitsplan Vlaanderen –
Beleidsvoornemens30. De Vlaamse Regering keurt dit document principieel maar het krijgt
verder geen statuut. Het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen blijft een ontwerp, maar dient in
de praktijk toch als kader voor het beleid.
Het Vlaamse regeerakkoord 2004-2009 pleit voor duurzame mobiliteitsmaatregelen. De
Vlaamse Regering neemt, zonder te specifiëren, de krachtlijnen uit het ontwerp Mobiliteitsplan
Vlaanderen als het uitgangspunt voor het mobiliteitsbeleid. Wel specifiek staat de stimulering
van de binnenvaartscheepvaart als volwaardig alternatief van het vervoer van goederen over
de weg opgenomen.
30 Vlaamse administratie, 2003, Mobiliteitsplan Vlaanderen – beleidsvoornemens, versie oktober 2003
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
27
3 . 3 . 2 D o e l s t e l l i n g e n e n a m b i t i e s
De automobiliteit afremmen door het gecoördineerd uitbouwen van milieuvriendelijke
alternatieven is vanaf het regeerakkoord 1995-1999 de ambitie. Het gaat dan zowel over
personen- als goederenvervoer. De term “modal shift” valt niet, maar de hierboven
geformuleerde doelstelling impliceert een eerste aanzet tot het bereiken van een
evenwichtigere modale verdeling.
Het volgende regeerakkoord is specifieker. Het toekomstige Mobiliteitsplan wil de mobiliteit
beheersen, de milieuvervuiling en milieuhinder terugdringen en de bereikbaarheid en
leefbaarheid van steden en dorpen wil garanderen. Eén van de opgesomde aandachtspunten
is het ontlasten van de wegen voor goederenvervoer door het aanmoedigen van het vervoer
via water en spoor. Het regeerakkoord stelt dat de Vlaamse regering ernaar streeft , waar
mogelijk en haalbaar, een beleid te voeren waardoor een deel van het vrachtvervoer naar
transport per spoor of via het water verschuift.
Het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen formuleert op basis van deze aandachtspunten vijf
doelstellingen voor het Vlaamse mobiliteitsbeleid:
op een selectieve wijze de bereikbaarheid van de economische knooppunten
waarborgen
op een selectieve manier iedereen de mogelijkheid bieden zich te verplaatsen om
volwaardig te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven
de verkeersonveiligheid verder terugdringen met het oog op een wezenlijke
vermindering van het aantal verkeersslachtoffers
ondanks de toenemende mobiliteit de verkeersleefbaarheid verbeteren
de schade aan milieu en natuur terugdringen, zelfs al neemt de mobiliteit verder toe.
De ambitie is om in het jaar 2010 het modale aandeel van het wegvervoer te verminderen ten
opzichte van de situatie in 1998. Het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen kiest resoluut voor
een modal shift-beleid.
Naast de doelstellingen formuleert het Mobiliteitsplan Vlaanderen meetbare ambitieniveaus31.
Voor de doelstelling Bereikbaarheid is het streefdoel om het aantal vrachtwagenkilometers te
verminderen met 12% t.o.v. de trendmatige groei in 2010. Deze trendmatige groei verwacht
een toename van het aantal vrachtwagenkilometers met 29% in het totaal en 33% op het
hoofdwegennet. Het streefdoel is om deze groei te beperken tot 17% in totaal en 23% op het
hoofdwegennet. Dit vereist een afname van het aantal vrachtwagenkilometers met 12% door
de groei van de alternatieve modi (spoor en binnenvaart) en door een efficiëntere belading.
31 Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen, 2001, p. 71
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
28
De modal split voor het goederenvervoer in tonkm wordt geformuleerd:
Huidige situatie 1998 Trend 2010 Streefwaarde 2010
Weg 72% 74% 69%
Spoor 15% 13% 14%
Binnenvaart 13% 13% 17%
De binnenvaart dient een trajectsnelheid van minstens 10 km/h te verzekeren op het
hoofdwaterwegennet om de betrouwbaarheid van de modus te verhogen.
Het spoorvervoer moet voldoen aan een op Europees niveau afgesproken competitieve
trajectsnelheid.
3 . 3 . 3 M a a t r e g e l e n
Het Mobiliteitsplan Vlaanderen – Beleidsvoornemens stelt vijf maatregelenpakketten voor:
verhogen van de kwaliteit van vervoersalternatieven, doelmatig infrastructuurbeleid voor het
wegverkeer, een efficiënt gebruik van vervoermiddelen en infrastructuur, verhogen van de
handelingsbekwaamheid en bekomen van een mentaliteitswijziging en een intelligent, veilig en
milieuvriendelijk voertuigenpark.
De maatregelen zijn als volgt te bundelen:
- Infrastructuurmaatregelen: uitbouwen van het hoofdwaterwegennet volgens het RSV,
uitbouwen van sturingssystemen op het hoofdwaterwegennet, aanleg van
overslagmogelijkheden voor binnenvaart (kaaimurenprogramma), uitbouwen van het
hoofdwegennet conform het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, uitbouw van
sturingssystemen op het hoofdwegennet
- Verkeers- en vervoersmanagement: gegarandeerde vaartijden voor de binnenvaart,
transportdeskundigen voor bedrijven
- Prijsmaatregelen: verlagen van vaarrechten voor de binnenvaart
- Promotie van binnenvaart en short sea shipping
Het in detail uitwerken van deze maatregelen gebeurt in de beleidsnota’s Mobiliteit en
Openbare Werken 2004-2009.
3 . 3 . 4 H e t b e l e i d n a a r d e t o e k o m s t t o e
De Vlaamse Regering voert het modal shift-beleid, gedefinieerd in het Ontwerp Mobiliteitsplan
Vlaanderen en het regeerakkoord 2004-2009, verder uit. Over comodaliteit en de mogelijke
implicaties voor Vlaanderen bestaan nog geen officiële standpunten.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
29
De Septemberverklaring32 2008 van de Vlaamse minister-president kondigt de opmaak van
een nieuw Mobiliteitsplan Vlaanderen aan zonder mogelijke doelstellingen te vermelden.
Meer details over het nieuwe Mobiliteitsplan Vlaanderen zijn terug te vinden in de
beleidsbrief33 Mobiliteit 2008-2009. Hierin is te lezen dat ter voorbereiding van een nieuw
Mobiliteitsplan Vlaanderen een scenario-oefening zal uitgevoerd worden om de
mobiliteitsontwikkeling van zowel personen als goederen na te gaan. Eén van de taken in de
aanbestede studie is om transitiepaden uit te werken om te komen tot een duurzaam
transportsysteem dat moet voldoen aan volgende trefwoorden: goede bereikbaarheid van
bestemmingen, kwaliteit van transportsystemen, veiligheid van transportsystemen, duurzaam
emissieniveau, ruimtelijke kwaliteit en zekerheid aan energievoorziening.
3 . 3 . 5 S a m e n g e v a t
Het Vlaamse beleid op het vlak van mobiliteit is gegroeid vanuit het beleid rond ruimtelijke
ordening. Met het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen krijgt het Vlaamse beleid in 2001 een
eerste beleidsdocument dat een kader biedt voor de ontwikkeling van de mobiliteit in
Vlaanderen. Het Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen heeft nooit een officieel statuut gekregen
maar vormt wel het referentiepunt voor de uitwerking van het beleid. Streefdoel van het beleid
is om een modale verschuiving te realiseren van het wegvervoer naar de alternatieve modi en
dit zowel voor het personen- als voor het goederenvervoer. Het plan en de daarin
geformuleerde doelstellingen zijn nooit geëvalueerd of herzien. Ondertussen is wel de
opmaak van een nieuw Mobiliteitsplan aangekondigd.
32 Vlaams Parlement, 2008, Handelingen plenaire vergadering – middagvergadering, 22 september 2008, plenaire 2 33 Van Brempt, K., 2008, Beleidsbrief 2008-2009 Mobiliteit, p 74-76
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
30
4. Het huidige beleid: handhaven of bi jste l len?
4 . 1 . R e a l i s a t i e v a n d e v o o r o p g e s t e l d e d o e l s t e l l i n g e n
Zoals blijkt uit het vorige hoofdstuk volgen de verschillende beleidsniveaus grotendeels
dezelfde beleidslijn. Zo zijn een aantal doelstellingen gelijklopend. Deze paragraaf gaat
verder in op de realisatie van deze doelstellingen.
Het realiseren van modale verschuiving is een hoofddoelstelling voor het
goederenvervoerbeleid in Vlaanderen, België en de EU. Bij de herziening van het Witboek
Transport in 2006 bleek uit prognoses dat deze verschuiving bij ongewijzigd beleid niet zal
optreden tegen 2010. De cijfers voor België en Vlaanderen (zie hoofdstuk 2) geven geen
éénduidig beeld. Voor België is de laatste jaren 2002-2006 een lichte wijziging in de modal
split in tonkilometer opgetreden (1% stijging voor het spoor ten koste van de weg). De
Vlaamse modal split geeft binnen de nauwkeurigheidsmarges van de data geen modale
verschuiving weer.
Voor het Europese beleid was het ontkoppelen van de economische groei en de transportgroei
een belangrijke doelstelling. De herziening van het Witboek voorziet dat deze ontkoppeling
niet optreedt voor 2010 en opteert daarom om de transportgroei los te koppelen van de groei
van de negatieve effecten van transport. Uit wetenschappelijk onderzoek34 blijkt dat er in
bepaalde landen35 wel een ontkoppeling heeft plaatsgevonden tussen voertuigkilometers en
economische groei. Deze tendens zou te wijten zijn aan het gebruik van grotere voertuigen,
een toename van de gemiddelde tonnage per vracht en minder leegvrachten. Het
ontkoppelingspatroon trad enkel op bij voertuigkilometers en niet voor de totale
vervoersprestaties in tonkm. De onderzoekers besluiten dat logistieke herstructurering, de
afgelegde afstand en de gemiddelde vervoerde tonnage factoren zijn die garant staan voor
een duurzame ontkoppeling. Ook in Vlaanderen is geen ontkoppeling opgetreden van
transportgroei en ecnomische groei. De trafiek in tonkilometer steeg sterker dan de
economische groei.
De Europese Commissie heeft sterk ingezet op de deregulering en de liberalisering van de
transportsector. Uit het monitoringsluik van het Mobiliteitsrapport blijkt dat voor Vlaanderen de
liberalisering van de binnenvaartsector een positieve invloed heeft gehad op het vervoer over
de binnenwateren. Na de liberalisering trad er een sterke daling op van de vrachtprijzen en
verdwenen de minst efficiënte bedrijven. Na enkele jaren bleek dat de liberalisering had
geleid tot het aantrekken van nieuwe trafieken en tot stijgende trafiekvolumes. De
34 Cornillie, I., Macharis, C., 2005, De drijvende krachten achter de evolutie van tonkilometers 35 Denemarken, Finland, Zweden, Ierland, Verenigd Koninkrijk
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
31
liberalisering van het spoorvervoer is recenter. De resultaten hiervan zijn in Vlaanderen
amper zichtbaar; momenteel zijn er acht operatoren actief op het Belgische spoorwegennet
maar voor 95% van de goederentrafieken over het spoor is B-Cargo nog de operator. Op het
Europese niveau zijn er meer operatoren bijgekomen, maar dit blijkt de interoperabiliteit te
bemoeilijken. Ook is er sprake van een overnametrend van spooroperatoren door een beperkt
aantal sterke partners. Indien deze trend zich doorzet, kan dit opnieuw leiden tot een beperkt
aantal spelers op de markt.
Overige doelstellingen zijn het beperken van de verkeerscongestie, het verhogen van de
kwaliteit van de alternatieve modi en het wegwerken van infrastructuurknelpunten. De analyse
van deze doelstellingen is opgenomen in andere hoofdstukken van het Mobiliteitsrapport en
zijn daarom niet opgenomen in deze nota.
4 . 2 . A n d e r e b e l e i d s e r va r i n g e n a ls m o g e l i j k e
v e r g e l i j k i n g s b a s i s
4 . 2 . 1 N e d e r l a n d
In Nederland legt de Nota Mobiliteit voor de periode 2006-2021 de hoofdlijnen van het
verkeers- en vervoersbeleid vast. Voor een goede economische ontwikkeling is een goed
functionerend vervoerssysteem voor goederen en personen een essentiële voorwaarde.
Daarom wenst de Nota Mobiliteit de groei van de mobiliteit geen beperkingen opleggen en de
bereikbaarheid verbeteren, weliswaar binnen de wettelijke kaders van veiligheid en
leefbaarheid.
Het Nederlandse beleid besluit dit op basis van de evaluatie van zijn modal shift-beleid.
Volgens de resultaten hiervan is modal shift niet altijd effectief gebleken ter verbetering van de
bereikbaarheid. In 2004 haalt de Nederlandse regering nog aan dat ook vanuit het oogpunt
van de kwaliteit van de leefomgeving er geen reden is voor een modal shift-beleid omdat de
verschillen in milieuprestaties binnen een vervoerswijze vaak groter zijn dan de verschillen
tussen vervoerswijzen. De leefomgeving is meer gebaat bij een aanpak van alle modaliteiten.
Het goederenvervoer moet betrouwbaar, veilig en duurzaam zijn. Het Nederlandse beleid laat
het aan de markt om logistieke processen beter in te richten maar de overheid zal het
verbeteren van de efficiëntie in de logistiek stimuleren. Alle modaliteiten zijn nodig om de
groei op te vangen. Het beleid is er op gericht om alle modi te versterken.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
32
4 . 2 . 2 Z w i t s e r l a n d
Zwitserland is een land dat een mobiliteitsbeleid voert dat sterk gericht is op het realiseren van
een modale verschuiving van weg naar spoor. Zwitserland ondervindt overlast van de vele
vrachtwagens die het land in de noord-zuidrichting doorkruisen.
Het ontwikkelde mobiliteitsbeleid steunt op drie pijlers: milieugericht, efficiënt en financieel
haalbaar en moet passen in de Europese context. Dit mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de
Zwitserse Grondwet in 1999 . In de wet is eveneens het maximaal toegelaten aantal
vrachtwagens dat de Alpen mag kruisen, bepaald namelijk 650 000 vrachtwagens tegen 2009.
Ondertussen blijkt dat het aantal vrachtwagens in Zwitserland is afgenomen maar niet zo sterk
als gehoopt en verwacht. De afname verloopt trager dan gewenst ondanks de hervorming van
de spoorwegen, de invoering van een kilometerheffing voor vrachtwagens en de
modernisering van de spoorwegen. In 2002 kruisten 1,25 miljoen vrachtwagens de Zwitserse
Alpen, in 2006 waren dat er nog 1,18 miljoen.
4 . 2 . 3 F r a n k r i j k
In Frankrijk is het wegvervoer de belangrijkste vervoersmodus. Het Franse beleid blijft
inzetten op het verbeteren van de kwaliteit van het wegvervoer door de bestaande
infrastructuur te onderhouden. Naast het wegvervoer wil het beleid het spoorvervoer en het
vervoer via de binnenvaart stimuleren door het verbeteren van de efficiëntie en van de
mogelijkheden met alternatieve modi voor het hinterlandvervoer van de havens. Het geven
van economische incentives om innovaties te bevorderen en de groei van schadelijke emissies
beperken moet het transportsysteem duurzamer maken.
Het recente36 milieubeleidsplan “Grenelle Environnement” wil de emissies van broeikasgassen
verminderen met 20% tegen 2020 (basisjaar 1990) en de milieuhinder die transport
veroorzaakt terugdringen. Tegen 2022 moet het marktaandeel van de alternatieve modi
stijgen van de huidige 14% naar 25%. Het plan is aangenomen in de Assembleé nationale,
maar nog niet in de Senaat waar het eind januari geagendeerd staat.
Multimodaal vervoer moet verder ontwikkeld en geïntegreerd worden. Het verhogen van de
wegcapaciteit mag enkel gebeuren op congestiepunten, om verkeersveiligheidsredenen of om
milieuredenen op lokaal vlak. Voor infrastructuurinvesteringen zal de prioriteit gaan naar
spoor en binnenvaart. De maatregelen die het marktaandeel van de alternatieve modi moeten
doen stijgen zijn het verbeteren en moderniseren van het spoorwegnet, ontwikkelen van
36 Grenelle environnement, 2009, Résumé des principales mesures
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
33
goederenspoorcorridors, vernieuwing van het waterwegennet (o.a. Seine-Nord verbinding) en
het verbeteren van de milieukenmerken van vrachtwagens door een ecoheffing.
4 . 3 . L e s s e n v o o r e e n to e k o ms t i g b e l e i d
De gestelde doelstellingen voor het mobiliteitsbeleid zijn, algemeen genomen, niet gehaald.
De impact die het beleid kan hebben op de markt van het goederenvervoer is in het verleden
door de beleidsmakers verkeerd ingeschat. Samen met de prognoses voor de evolutie van
het goederenvervoer leidt deze conclusie tot een nood aan evaluatie en bijsturing van het
beleid. Dit beleid zal doordacht moeten zijn om de verwachte groei van het goederenvervoer
op te vangen zonder economische schade te berokkenen. Op de verschillende
transportnetwerken moet voldoende capaciteit voorzien zijn om de toename van het verkeer
aan te kunnen.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
34
5. Mogel i jkheden voor een bi jgestelde bele idscontext
5 . 1 . B e l e i d s k a d e r : d u u r z a a m h e i d
5 . 1 . 1 W a t i s d u u r z a a m h e i d ?
Het is de doelstelling van verschillende beleidsniveaus om duurzaamheid na te streven. Voor
de Europese Commissie is duurzaamheid de hoofddoelstelling waarin het volledige beleid
moet kaderen. Duurzame ontwikkeling, zoals gedefinieerd in het Brundtlandrapport37, is het
voldoen aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van komende
generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Deze definitie van
duurzame ontwikkeling heeft zowel milieu-, als sociale en economische aspecten.
5 . 1 . 2 W a t i s d u u r z a m e m o b i l i t e i t ?
De Europese Commissie definieert duurzame mobiliteit als mobiliteit die veilig, efficiënt,
competitief, sociaal en milieuvriendelijk is. Voor de Europese Commissie38 moet een
duurzaam vervoersbeleid ervoor zorgen dat ons vervoerssysteem voldoet aan onze
economische en sociale behoeften en past binnen de milieucontext. Om de Europese
welvaart te verzekeren zijn efficiënte vervoerssystemen belangrijk, gezien hun invloed op de
economische groei, de sociale ontwikkelingen en het milieu.
Voor Vlaanderen houdt dit in dat het mobiliteitsbeleid mee moet werken aan de uitbouw van
een duurzame economie zowel op het economische, het ecologische en het sociale aspect
van duurzaamheid. Economische duurzaamheid houdt een efficiënt investeringsbeleid voor
de transportsector in. Ecologische duurzaamheid vereist aandacht voor het verminderen van
ongevallen en de negatieve gevolgen van het transport op de gezondheid en het klimaat.
Sociale duurzaamheid garandeert een voldoende betrouwbare en veilige mobiliteit voor
iedereen. De ontwikkeling van duurzame mobiliteit vergt een geïntegreerde benadering van
deze drie dimensies bij het nemen van overheidsbeslissingen.
5 . 1 . 3 N a t e s t r e v e n b e l e i d s d o e l s t e l l i n g e n i n d e V l a a m s e c o n t e x t
De algemene definitie van duurzame mobiliteit moet leiden tot duidelijke, concrete
beleidsdoelstellingen voor een Vlaams goederenvervoerbeleid. De hoofddoelstellingen zijn
37 Wereld Commissie voor Milieu en Ontwikkeling, 1987, Our Common Future, Verenigde Naties 38 Tussentijdse herziening witboek, p 5
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
35
het beperken van de negatieve effecten van transportgroei en het verhogen van de efficiëntie
voor alle modi.
De negatieve effecten van transportgroei beperken kan gebeuren door maatregelen om alle
modi energie-efficiënter te maken (zie hoofdstuk Klimaat) en door te kiezen voor
milieuvriendelijke modi. Bovendien dient elke transportgebruiker geconfronteerd worden met
de externe kosten die hij/zij veroorzaakt. Een juiste prijszetting is van groot belang om
ongewenste externe effecten te reduceren.
Het verhogen van de efficiëntie van de modi kan op verschillende wijzen gebeuren en dient
voor alle modi te gebeuren. Hiervoor dient onderzoek te gebeuren voor alle modi. Werken aan
een betere beladingsgraad (bundelen en clusteren van goederenstromen), een betere
doorstroming op de verkeersnetwerken (ITS), een betere routeplanning (ICT), een hogere
capaciteit voor voer-, vaar- en rijtuigen (o.a. onderzoek naar Lange zware vrachtwagens en
langere treinen), het beperken van overbodig transport (transportbesparing),… zijn enkele
mogelijke beleidsrichtingen.
Een duurzaam beleid vraagt ook afstemming tussen verschillende beleidsniveaus om de
doelstellingen op elkaar af te stemmen. Dit vraagt op Vlaams niveau een coherent beleid over
de beleidsdomeinen met impact op transport: Mobiliteit, Openbare Werken, Ruimtelijke
Ordening, Economie, Leefmilieu en Energie.
5 . 2 . B e l e i d s u i t w e r k i n g
5 . 2 . 1 B a s i s b e g r i p p e n : m o d a l s h i f t e n c o m o d a l i t e i t
Voor de praktische uitwerking van het beleid zijn er twee mogelijke, bestaande basisprincipes:
modal shift en comodaliteit.
In het verleden was een modal shift-beleid voor goederenvervoer voor verschillende
beleidsniveaus het te volgen principe. Dit modal shift-beleid is er op gericht om de groei van
het wegvervoer te beperken of zelfs te laten afnemen, ten voordele van de alternatieve modi,
binnenvaart en spoor. De oorspronkelijke doelstelling achter dit beleid is het verminderen van
de congestie op de wegen, later is ook het aspect verminderen van milieuhinder als gevolg
van verkeer als doelstelling opgenomen. In de praktijk werkt dit beleid administratieve
knelpunten voor alternatieve modi weg, voorziet het budget voor infrastructuurwerken voor
deze modi, voert het promotie om de bekendheid ervan te verhogen,… Voor modal shift is een
sturend beleid nodig dat afradend werkt voor het gebruik van het wegvervoer en
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
36
aanmoedigend is om gebruik te maken van de alternatieven. De alternatieve modi zijn de
modi waarin de meeste investeringen gebeuren. Het beleid probeert ook de volumegroei van
het wegvervoer te beperken.
De Europese Commissie herziet in 2006 haar Witboek Transport 2001 en daarmee ook haar
visie omtrent goederenvervoerbeleid. De doelstellingen blijven hetzelfde: een efficiënt en
doelmatig vervoerssysteem tot stand brengen en de koppeling tussen mobiliteit en een aantal
negatieve neveneffecten doorbreken. De diverse vervoermodaliteiten moeten hun eigen
potentieel optimaliseren en moeten milieuvriendelijker, veiliger en zuiniger worden.
De Commissie ontwikkelt daarvoor het principe van comodaliteit39. Dit is het efficiënt gebruik
van verschillende vervoersmodaliteiten of een combinatie daarvan en moet leiden tot een
optimaal en duurzaam gebruik van middelen. Alle modi samen moeten de verwachte groei
van het goederenvervoer op een gelijkwaardige manier opgevangen. Ook de modi spoor en
binnenvaart zijn voor hun deel verantwoordelijk. De modi moeten samen zorgen voor een
duurzaam vervoer. Het wegvervoer ontlasten blijft een belangrijke doelstelling maar de dwang
valt weg. De groei moet afremmen maar niet door zware restricties op te leggen. Ook de
verplichting van de modale verschuiving valt weg, maar iedere trafiek vraagt de inzet van de
meest voordelige modus of combinatie van modi. Comodaliteit houdt in dat de modale keuze
volledig gebeurt door de bedrijven maar dat de overheid randvoorwaarden schept voor een
succesvol multimodaal vervoer. Hiervoor is een flankerend beleid nodig dat voor alle modi de
mogelijkheden schept om zo optimaal en efficiënt mogelijk te kunnen functioneren.
39 Herziening Witboek Transport, p 6
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
37
5 . 2 . 2 S i t u e r i n g i n h e t b e l e i d s p r o c e s 40
Deze figuur komt uit een wetenschappelijke paper en geeft weer hoe beleidsmakers
geprobeerd hebben om een modal shift door te drukken voor het goederenvervoer. De reactie
van de marktspelers was echter beperkt in deze “policy push phase”, waardoor de modale
verdeling nagenoeg ongewijzigd bleef. Notteboom stelt vast dat doordat de verwachtingen
niet werden ingelost de Europese Commissie is overgeschakeld op het concept van
comodaliteit. Ondertussen blijken vanuit de sector verschillende initiatieven om tot een betere
coördinatie te komen genomen te worden en groeit een vraag naar intermodale diensten. Dit
valt samen met de introductie van het concept “comodaliteit” door de Europese Commissie.
De auteur stelt eveneens dat de alternatieve modi nu nog steeds groeipotentieel hebben, maar
uit de figuur is af te leiden dat er een plafond bestaat in het potentieel voor intermodaal
vervoer in de toekomst.
40 Notteboom, T., 2008, The relationship between seaports and the intermodal hinterland in light of global supply chains: European challenges, Discussion Paper no 2008-10, Joint transport research centre, OECD, International Transport Forum
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
38
5 . 3 . H o e v e r d e r ?
Vlaanderen moet zich voorbereiden op een enorme groei van het goederenvervoer. Deze
groei opvangen binnen een duurzaam beleidskader zal de uitdaging zijn. Om de negatieve
effecten te bedwingen en de vervoersefficiëntie te verhogen zal een beleid nodig zijn dat
zowel comodaliteit als modal shift nastreeft. Alle modi moeten de kansen krijgen en moeten
ingezet worden voor de goederen en de goederenstromen waarvoor ze het best geschikt zijn.
De groei opvangen zal enkel mogelijk zijn als de alternatieve modi mee groei en een deel van
de groei van het wegverkeer kunnen opvangen.
5 . 4 . I n t e z e t t e n m a a t r e g e l e n p a k k e t t e n
5 . 4 . 1 I n t e r n a l i s e r e n v a n e x t e r n e k o s t e n
Het voeren van een prijsbeleid is een maatregel die inzetbaar is om de mobiliteit te beheren
en te sturen. Hierbij zijn diverse scenario’s mogelijk. De twee grote systemen van prijsbeleid
zijn heffingen en subsidiemechanismen. De subsidiemechanismen komen in de volgende
paragraaf aan bod. Belastingssystemen kunnen vaste en periodieke belastingen,
brandstofbelastingen, kilometerbelasting, wegenvignetten, parkeerheffingen, rekeningrijden,
fiscaliteit,… omvatten. Deze paragraaf gaat in op één specifiek element dat, indien het wordt
ingevoerd, een volledige herziening van het bestaande belastingsstelsel inhoudt.
De Europese Commissie wil het doorrekenen van de door transport veroorzaakte externe
kosten aanmoedigen. Externe effecten, die aan de basis liggen van deze kosten, zijn de
ongewenste neveneffecten of schade veroorzaakt door een verkeersdeelnemer die ten laste
vallen aan de maatschappij, andere landen of toekomstige generaties en waarvoor de
verkeersdeelnemer zelf dus niet betaalt.
Voor transport gaat het over luchtverontreinigende emissies, klimaatverandering
(broeikasgassen), geluid, verkeersongevallen, congestie en schade aan de infrastructuur.
Aangezien niet alle effecten te vatten zijn in geldwaarden, worden ze via
waarderingstechnieken omgezet in kosten en kengetallen. Dit verklaart waarom verschillende
bronnen met verschillende waarden voor de externe kosten werken (zie verder). Deze externe
kosten zijn afhankelijk van vele factoren (tijd, plaats, type voertuig,…) en bijgevolg moeilijk te
bepalen en door te rekenen.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
39
Bij het bestuderen van externe kosten moet een onderscheid gemaakt worden tussen de
gemiddelde externe kosten en de marginale externe kosten. De gemiddelde kosten zijn de
kosten die alle gebruikers samen teweeg brengen gedurende een bepaalde periode, berekend
per voertuigkilometer, en zijn een maat voor de milieuschade die het verkeer veroorzaakt. Het
vergelijken van verschillende voertuigen of vervoerswijzen gebeurt best op basis van de
gemiddelde externe kosten.
De marginale externe kosten geven een exacter beeld van de werkelijke veroorzaakte kosten
van een extra gereden voertuigkilometer. Deze verschilt uiteraard op elk moment van de
gemiddelde kost van een traject. Marginale kosten zijn het meest eerlijke systeem om een
heffing te bepalen voor de veroorzaakte kosten. In de huidige verkeersbelasting wordt nu op
een niet transparante wijze al een deel van deze kosten in rekening gebracht. Het
doorrekenen van externe kosten vereist dan ook een performant inningssysteem, al dan niet
naast het bestaande belastingssysteem.
Bij het doorrekenen van de kosten die elke modus veroorzaakt, spreekt men van de
internalisering van externe kosten. Iedere modus is dus financieel verantwoordelijk voor de
kosten die hij veroorzaakt. Om tot een correcte prijszetting te komen moeten deze kosten in
de praktijk voor alle modi doorgerekend worden. Dit schept een markt waarin de kostprijs van
vervoer voor alle modi correct is. Gebruikers van vervoer betalen reeds een bedrag via
verkeersbelastingen, BTW, accijnzen,…, maar er is vaak weinig verband tussen de prijs die zij
betalen en de reële maatschappelijke kosten van hun vervoerskeuze. In het Europees
parlement zijn twee grote strekkingen over deze doorrekening af te lijnen. Eén strekking
wenst de doorrekening van de kosten aan alle modi volgens het principe “de vervuiler betaalt”.
Een andere strekking wenst de doorrekening enkel voor het wegvervoer. Bij het ontwikkelen
van een correcte prijszetting moeten ook het geven van subsidies (zie volgende paragraaf) in
de discussie betrokken worden.
Momenteel worden de externe kosten verschillend gedragen door de verschillende modi.
Onderstaande figuur uit een publicatie41 van Stef Proost geeft de belastingen en de marginale
externe kosten weer in België in 2005 op basis van een figuur uit 2001. Deze figuur is
illustratief opgenomen.
41 Mayeres, I., Proost, S., 2004, Een beter prijsbeleid voor de Belgische transportsector in 15 stellingen, Katholieke Universiteit Leuven, Departement Economie
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
40
De achterliggende doelstelling van het internaliseren van externe kosten is om de meest
milieuvriendelijke modi te bevoordelen en het niet-duurzaam vervoer duurder te maken. Door
de internalisering wil de Europese Commissie een prijssignaal geven naar de gebruikers.
Gebruikers moeten de kosten dragen die ze veroorzaken en moeten daardoor aangemoedigd
worden om hun mobiliteitsgedrag te wijzigen om deze veroorzaakte kosten te reduceren.
Onderstaande tabel geeft de waarden uit het Handboek42 van de Europese Commissie over de
bepaling van externe kosten. In deze totale externe kosten per modus zijn geluid, congestie,
ongevallen, luchtvervuiling, klimaatverandering, kosten voor de productie en vervoer van
brandstoffen en de vervuiling van natuur, landschap, bodem en water opgenomen. Volgende
tabel geeft eenheidskosten weer voor Duitsland voor deze kosten (met een range voor andere
EU-lidstaten). Deze kosten zijn, zoals het hoort volgens de definitie, sterk gedifferentieerd.
42 European Commission, 2008, Handbook on estimation of external costs in the transport sector version 1.1, Produced within the study Internalisation Measures and Policies for All external Cost of Transport (IMPACT), Delft http://ec.europa.eu/transport/costs/handbook/index_en.htm
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
41
Tabellen uit het Handboek (p. 103,107,110)
Weg eurocent/voertuigkm Vrachtwagens
Stedelijk Dag, piek 109,8 (35,5 – 192)
Dag, buiten piek 34,8 (22,5 – 67)
Nacht, buiten piek 40,6 (28,2 – 80,9)
Niet-stedelijk Dag, piek 54,4 (13,3 – 109)
Dag, buiten piek 19,4 (13,3 – 39)
Nacht, buiten piek 20,3 (13,6 – 39,9)
Spoor eurocent/voertuigkm Trein
Stedelijk Dag, electriciteit, piek 115 (73 - 245)
Dag, electriciteit, buiten piek 95 (73 - 225)
Dag, diesel, piek 502 (457 - 1027)
Dag, diesel, buiten piek 482 (457 - 1007)
Nacht, electriciteit, buiten piek 225 (202 - 295) Nacht, diesel, buiten piek 611 (586 - 1077) Niet-stedelijk Dag, electriciteit, piek 121 (52 - 192)
Dag, electriciteit, buiten piek 101 (52 – 172) Dag, diesel, piek 446,2 (374 - 913) Dag, diesel, buiten piek
426 (374 - 893)
Nacht, electriciteit, buiten piek 129 (99 - 199) Nacht, diesel, buiten piek 454 (421 - 920)
Binnenvaart eurocent/voertuigkm Schip
Totale externe kosten 105-1482
Een andere bron berekent de gemiddelde marginale kosten. Het secretariaat van de
Commissie voor Transport en Toerisme van het Europees Parlement bepaalt tijdens de
voorbereiding van de herziening van de Eurovignetrichtlijn voor vier corridors de externe
kosten van wegverkeer. Het gaat over vier zeer diverse corridors op verschillende tijdstippen
met een Euro 4-vrachtwagen. De bepaling van de kosten gebeurt met het model uit de
Europese GRACE-studie. De bekomen resultaten zijn gemiddelde waarden. De gemiddelde
marginale externe kosten, bestaande uit luchtvervuiling, geluid en congestie, bedragen 4 à 6
eurocent per kilometer voor een Euro 4. De gemiddelde operationele transportkost bedraagt 1
euro/km, de prijs van brandstof 30 cent/km en infrastructuurkosten 13-30 cent/km. Hierbij
ontbreken nog de CO2-kost (2 cent/km) en ongevalskosten (4 à 6 cent/km). Het sommeren
van de maximumwaarden, wat methodologisch misschien niet correct is, geeft een totale
kostprijs van 1,64% per voertuigkm. Bij doorrekening van de drie externe kosten (geluid,
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
42
luchtvervuiling en congestie) zouden de operationele kosten voor de vrachtoperatoren stijgen
met 3 à 7%. De studie van het Europese Parlement stelt echter ook dat de transportkosten
over de weg maar tussen de 1 en 9% uit maken van de totale kosten van een eindproduct.
De vraag die zich dan stelt, is hoe hoog moeten de tarieven zijn om een impact te hebben op
de veroorzaakte effecten, de groei van het goederenvervoer over de weg en op de modale
keuze. Indien de congestiekosten blijven oplopen, zullen de veroorzaakte kosten stijgen.
Deze situatie van extreme congestie zal echter een belangrijke negatieve invloed hebben op
de mobiliteit, logistiek en economie in het algemeen. De overheid kan echter beslissen om in
te grijpen en door prijszetting de groei van het wegvervoer proberen in te perken. Deze
prijszetting zal ruimer moeten zijn dan enkel de doorrekening van externe kosten.
Het internaliseren van de externe kosten vraagt om zuivere doelstellingen. Het doel van het
beleid is in de eerste instantie gericht op het wegwerken van de externe effecten. Het totaal
internaliseren van de externe kosten zal niet leiden tot het verdwijnen van deze negatieve
effecten. Wel streeft de overheid ernaar geen verplaatsingen meer te hebben waarvan de
kosten hoger zijn dan de baten. De gewenste effecten hebben ook hun impact op de
bestemming van de opbrengsten van het systeem (earmarking). Mogelijke bestemmingen zijn
terugvloei naar de desbetreffende modus om de externe effecten te milderen, terugvloei naar
de alternatieve modi, terugvloei naar de algemene middelen of specifiek voor een bepaald
doel buiten transport.
Een voor de hand liggende methode om externe kosten door te rekenen is het heffen van
gebruiksrechten. Binnen Europa zijn reeds verschillende heffingssystemen in gebruik. De
bestaande systemen variëren van traditionele vignetsystemen, over door concessiehouders
geëxploiteerde delen van het autowegennet tot afstandsgebonden heffingssystemen. De
doelstelling van de afstandsgebonden systemen is de infrastructuur financieren die
duurzamere vervoerswijzen en milieubescherming bevordert.
Een studie van het Europese Parlement43 bestudeert vier landen (Oostenrijk, Tsjechië,
Duitsland en Zwitserland) die voor zware vrachtwagens een afstandsgebonden
heffingssysteem hebben ingevoerd. De effecten van de invoering van dergelijke systemen zijn
momenteel moeilijk te becijferen en te isoleren van andere beleidsmaatregelen. De studie
stelt dat er waarschijnlijk meer tijd nodig is om effecten vast te stellen.
Algemeen beschouwd zijn er vijf mogelijke effecten bestudeerd:
43 IP/B/TRAN/FWC/2006-156/lot7/C1/SC2 – PE 408.929: Directoraat Structuurbeleid en Cohesie, 2008, Heffingssystemen voor het goederenvervoer over de weg in de EU-lidstaten en Zwitserland, Commissie vervoer en Toerisme van het Europese Parlement
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
43
- Vernieuwing van het wagenpark: De onderzoekers stellen een duidelijke vernieuwing
van het wagenpark vast, voorwaarde is wel dat het heffingssysteem gekoppeld is aan
een regelgevend kader zodanig dat vrachtwagenondernemingen hun investeringen
vooruit kunnen plannen.
- Toename gebruik van voertuigen die buiten het heffingssysteem vallen: Door het
heffingssysteem past de markt zich aan door gebruik te maken van voertuigen die
qua grootte of gewicht buiten het heffingssysteem vallen. Om effectief te zijn moet
het systeem alle soorten vrachtwagens omvatten.
- Omrijdend verkeer: Afstandsgebonden heffingssystemen op snelwegen kunnen
omrijdend verkeer en sluipverkeer op het onderliggend wegennet in de hand werken.
- Optimalisering van het vrachtvervoer over de weg: Het aantal leegritten vermindert en
de beladingsgraad van de voertuigen verhoogt, hoewel uit de studie blijkt dat de
markt al vrij efficiënt is en zeer concurrentiekrachtig. De gerealiseerde verbeteringen
zijn marginaal.
- Modal shift: De ervaringen wijzen niet op een belangrijke modal shift. Op termijn
kunnen de heffingssystemen misschien wel een effect hebben in combinatie met
andere maatregelen.
Bij het invoeren van een heffingssysteem voor vrachtwagens dienen de doelstellingen duidelijk
te zijn. Uit de vastgestelde effecten van bestaande systemen blijkt dat de verwachte
mobiliteitseffecten onder de verwachtingen blijven.
Voor meer detail wordt verwezen naar het advies van de MORA over het voorstel van de
Vlaamse Regering over de invoering van een kilometerheffingssysteem in Vlaanderen voor
vrachtwagens.
5 . 4 . 2 S u b s i d i ë r e n
Naast heffingssystemen zijn subsidies een ander prijsinstrument dat kan ingezet worden in
een goederenvervoerbeleid.
Er bestaan verschillende vormen van subsidies:
- Startupsubsidies: incentives geven om projecten op te starten en om de inertie van
bedrijven bij hun vervoerwijzekeuze te doorbreken. De toekenning van deze
subsidies gebeurt voor welbepaalde termijn.
- Projectondersteunende subsidies: subsidies toekennen om projectrealisaties te
ondersteunen. Eens een project is afgewerkt, vallen de subsidies weg.
- Permanente subsidies
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
44
De transportkosten van een modus beïnvloeden is de meest gebruikte vorm van subsidiëring;
De subsidies fungeren dan als trigger om onbekende alternatieven aantrekkelijker te maken
voor bedrijven. Subsidies inzetten om transporten via alternatieve modi mogelijk te maken die
volgens de marktprijzen niet haalbaar zijn (zie o.a. Narcon-spoorsubsidies, paragraaf federaal
beleid) is een andere mogelijkheid. Andere voorbeelden van bestaande Vlaamse subsidies
zijn het financieren van overslaginfrastructuur voor de binnenvaart via het
kaaimurenprogramma en subsidies voor een versnelde introductie van euro 5-voertuigen via
een ecologiepremie.
De effecten van subsidies dienen echter goed opgevolgd te worden en indien nodig
bijgestuurd. Een onderzoek44 van de VUB, UHasselt en FUCaM gaat de effecten van spoor-
en binnenvaartsubsidies op de locatie van Belgische intermodale terminals na. Uit
modeldoorrekeningen blijkt de spoorsubsidies het marktgebied van de binnenvaartterminals
beperken. Zonder deze spoorsubsidies is echter het marktgebied van de spoorterminals zeer
beperkt en rijst de vraag of de terminals leefbaar zijn. Om de binnenvaartterminals hun
marktgebied te laten behouden zijn volgens de modelberekeningen nieuwe
binnenvaartsubsidies nodig of dienen de spoorsubsidies te verdwijnen.
Uit de studie blijkt dat intermodaal vervoer met spoor pas interessant is op grote afstand.
Zonder subsidies is het niet mogelijk om spoor op kortere afstand rendabel te maken. De
overheid moet dan de keuze maken om de subsidies door te betalen en vervoer op korte
afstand financieel mogelijk te maken of de focus van het spoor meer te leggen op vervoer op
lange afstand.
Een verscheidenheid van subsidies kan leiden tot het ontstaan van ongewenste effecten.
Subsidies vereisen duidelijk geformuleerde doelstellingen, vastgelegde termijnen en een
voldoende bestudeerde en afgewogen effectenanalyse.
Het inzetten van subsidies is gebruik maken van een prijsinstrument dat
concurrentieverstorend werkt. Indien de overheid beslist om subsidies in te zetten, dienen de
doelstellingen maatschappelijk verantwoord te zijn en duidelijk omschreven.
5 . 4 . 3 O p t i m a l i s e r e n v a n v e r k e e r s i n f r a s t r u c t u u r
Om transport te kunnen laten plaatsvinden zijn goed functionerende infrastructuurnetwerken
noodzakelijk. Alle netwerken zullen in de toekomst nodig zijn om de verwachte groei van het
goederenvervoer op te vangen. Het modal shift-beleid voorzag ook investeringen in de
44 MACHARIS, C., PEKIN, E., CARIS, A. and B. JOURQUIN, 2008, A Decision Support System for Intermodal Transport Policy, VUBPRESS Brussels University Press, Brussels.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
45
alternatieve modi (spoor en binnenvaart). Deze moeten blijven bestaan, zonder het
wegennetwerk uit het oog te verliezen. Alle netwerkknelpunten moeten verdwijnen.
Optimaliseren kan gebeuren door een goed onderhoud, nieuwe infrastructuren aan te leggen
en huidige infrastructuren beter te benutten door bv. het gebruik van verkeerstelematica.
Een typische aanbodgerelateerde oplossing voor het fileleed betreft investeringen in nieuwe
en bijkomende capaciteit. Infrastructureel betekent dit een analyse van de ‘missing links’ met
als uitkomst de creatie van nieuwe verkeerscapaciteit, de betere benutting van de capaciteit
(blokrijden, herschikking van rijstroken, ...), en het bewerkstelligen van een grotere coherentie
tussen transportmodi. Investeren in virtuele capaciteit is ook een manier om te sleutelen aan
de capaciteit. Het belang van de technologische ontwikkeling inzake ICT, informatisering,
Internet, GPS-navigatie, e-commerce, e-logistics, video-conferencing, etc. is daarbij aan de
orde.
De achtergrondpaper “infrastructuurbeleid” van het Mobiliteitsrapport gaat verder in op de
uitwerking van deze maatregel.
5 . 4 . 4 A a n p a s s e n v a n d e r e g e l g e v i n g
Een ander alternatief is om via wetgeving een gedragsverandering te realiseren.
Mogelijkheden zijn reguleringen gericht op minder schadelijke technologie (Euro.4 (5)
vrachtwagens, roetfilters, zero-emissie auto’s, hybride voertuigen), verkeersreglementeringen
(signalisatie, traffic management, dodehoekspiegels, zone 30, eco-zones, venstertijden,
maximale snelheden, ...), reguleringen ten aanzien van brandstoffen (octaangehalte,
katalysatoren, biobrandstof, waterstof), en regelgeving gericht op het verminderen van
verkeersvolumes.
Met behulp van regelgeving kan de overheid sturend optreden. Een goed voorbeeld is de
liberalisering van de binnenvaartsector die een positieve invloed heeft gehad op het vervoer
over de binnenwateren. Voor het spoorvervoer is het te vroeg om conclusies te trekken over
het effect van de liberalisering.
Het harmoniseren van regelgeving, een belangrijke doelstelling van de Europese Commissie,
draagt bij tot een meer concurrentiële markt. Deze concurrentie heeft een invloed op
prijszetting en efficiëntie. Het wegwerken van administratieve knelpunten helpt eveneens om
vervoermodi aantrekkelijker te maken voor mogelijke gebruikers. Het beleid kan duidelijk
sturen met het uitwerken van regelgeving. Een voorbeeld hiervan is de rij- en
rusttijdenreglementering.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
46
5 . 4 . 5 V o e r e n v a n p r o m o t i e v o o r d e a l t e r n a t i e v e m o d i
Alle overheden hebben de afgelopen jaren ingezet op promotie van de alternatieve modi.
Doelstelling hierbij was om de kennis van bedrijven over deze modi te verhogen en daardoor
drempelverlagend te werken voor het effectieve gebruik ervan steeds kaderend in het
overheidsbeleid om een modal shift te creëren naar de alternatieve modi.
Zowel binnen een modal shift beleid als binnen een beleid dat steunt op het principe van
comodaliteit blijft promotie van de modi belangrijk. Om voor iedere goederenstroom de meest
optimale modus in te kunnen zetten, dient de kennis over de kenmerken en mogelijkheden van
het gebruik van alle modi zo ruim mogelijk verspreid te zijn. De toegankelijkheid van het
gebruik van alle modi dient zo eenvoudig mogelijk te zijn.
In Vlaanderen ging de aandacht van het promotiebeleid naar het vervoer over de waterwegen
met onder meer de oprichting van Promotie Binnenvaart Vlaanderen en Promotie Short Sea
Shipping Vlaanderen. Het spoorvervoer bleef onderbelicht in dit Vlaamse promotiebeleid.
Promotie zal belangrijk blijven om het gebruik van de alternatieve modi aan te moedigen. Een
aandachtspunt is het vermijden van concurrentie tussen de alternatieve modi. Binnen een
duurzaam kader is een modal shift tussen de alternatieve modi niet wenselijk.
5 . 4 . 6 I n g r i j p e n o p d e m o d u s k e u z e b i j b e d r i j v e n 45
De modale keuze van een verlader gebeurt niet louter op economische overwegingen. Tijd en
kost zijn belangrijke afwegingsfactoren maar ook frequentie, betrouwbaarheid, flexibiliteit,
transportduur, feedback van informatie (track and trace) en risico op verlies of schade.
Volgens wetenschappelijk literatuuronderzoek zijn de meest significante beslissingscriteria
transporttijd en transportkosten. Transporttijd is het verklarend element in moduskeuze.
Onderzoek toont aan dat verladers een verhoging van de transporttijd negatief percipiëren.
Het belang van deze transporttijd is sterk afhankelijk van het type van goed, de industriële
sector en het soort logistieke keten waarbinnen het transport plaatsvindt. Bij overslag tussen
goederen is de wachttijd bij overslag een onzekerheidsfactor die de betrouwbaarheid van de
modus negatief beïnvloedt.
Het zijn deze meer kwalitatieve elementen die doorwegen bij de moduskeuze. De
beleidsmaker dient deze dan ook een belangrijke rol te geven bij de afweging van zijn
goederenvervoerbeleid. Ook de verlader heeft er belang bij om bij de moduskeuze alle
45 Bron: Witlox, F., e.a., 2005, Assessment of quality differences between freight transport modes, Scientific Support Plan for a sustainable development policy, Belgian Science Policy
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
47
elementen in rekening te brengen. Een transportmoduskeuze kan economisch efficiënter
gebeuren bij vergelijking van de totale logistieke kosten tussen de modi. Deze totale
logistieke kosten houden de transportkosten in evenals de vrachtbehandelingskosten,
administratiekosten en voorraadkosten. Optimaal moet deze totale logistieke kost minimaal
zijn. Deze is wel in sterke mate afhankelijk van de grootte van de goederenstroom. Bij de
uiteindelijke keuze geeft voor de verlader het aspect “zekerheid” de doorslag, tenzij de
verwachte winst groot is. De overheid moet met deze overwegingen rekening houden bij het
uitwerken van haar beleid, hoewel haar impact hierop beperkt is.
5 . 4 . 7 W e r k e n a a n d e k w a l i t e i t v a n d e m o d i
Zie achtergrondpaper “Goederenvervoer: cijfergegevens”
5 . 4 . 8 R u i m t e l i j k e o r d e n i n g
De gebrekkige ruimtelijke ordening die België jarenlang gekenmerkt heeft, bestaat niet meer,
maar de gevolgen ervan voor de mobiliteit zijn nog wel zichtbaar en voelbaar. Wat nodig is, is
een betere ruimtelijke afstemming van functies. Dit wil zeggen dat locatiekenmerken
(bereikbaarheidsprofiel) beter overeen moeten komen met activiteitskenmerken
(mobiliteitsprofiel), en waarbij een site of vestigingsplaats ook voldoende kwalitatief is
uitgebouwd (Witlox, 2004). Het punt is wel dat de mobiliteit zich vaak sneller ontwikkelt dan
voorzien (deels veroorzaakt door factoren die buiten de ruimtelijke ordening liggen), en waarbij
de ruimtelijke ordening achterhinkt inzake reactiesnelheid.
Binnen een algemeen doordacht Ruimtelijk Ordeningsbeleid moet ook aandacht zijn voor een
locatiebeleid voor multimodale terminals. De dichtheid van dit netwerk bepaalt voor een groot
stuk het succes van het intermodaal en multimodaal vervoer.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
48
6. Conclusie
Het goederenvervoer heeft de laatste jaren een sterke groei gekend. Ook voor Vlaanderen
stelt de MORA dit vast op basis van cijfergegevens. De laatste vijf jaar is het totale
goederenvervoer in Vlaanderen toegenomen met 13% (in tonkm). Bovendien is de verdeling
over de vervoersmodi, binnen de nauwkeurigheidsmarges van de data, de laatste vijf jaar
ongewijzigd gebleven. In de modale verdeling in tonkm neemt, zowel in 2002 als in 2006, de
weg 78% voor zijn rekening, het spoor 10% en de binnenvaart 12%. De MORA besluit hieruit
dat het Europese, Belgische en Vlaamse beleid de doelstelling van een modale verschuiving
naar duurzame vervoersmodi nog niet heeft bereikt. De MORA erkent wel dat de alternatieve
modi een voldoende groei hebben gekend die hen in staat stelde om hun marktaandeel te
behouden.
Volgens prognoses zal het vervoer van zowel goederen als personen blijven toenemen,
weliswaar met een verminderde groei. Zo verwacht het Federaal Planbureau volgens het
referentiescenario een groei van 30% van het aantal reizigerskilometers en 60% van het
aantal tonkilometers tussen 2005 en 2030. Deze verwachte toename van het goederen- en
personenvervoer zal zich uiten in toenemende verkeersstromen, waardoor de verschillende
verkeersnetwerken capaciteitsproblemen zullen kennen. Om de economische groei niet te
belemmeren moeten deze capaciteitsproblemen opgevangen worden. Mobiliteit moet een
goed functionerende economie ondersteunen en mag hiervoor geen beperkende factor zijn.
De MORA pleit er daarom voor om de verwachte groei van het goederenvervoer op te vangen
binnen een duurzaam kader.
Om deze groei op te vangen moet het beleid inzetten op alle modi. De drie belangrijkste modi
(weg, spoor en binnenvaart) moeten kansen krijgen op de voor hen meest geschikte markten.
Vanuit een economisch, sociaal, ecologisch en logistiek oogpunt moet steeds de meest
optimale modus worden ingezet. Ook verkeersveiligheidsaspecten en efficiënt ruimtegebruik
moeten afgewogen worden bij de moduskeuze. Deze comodaliteit is in het Pact 2020
opgenomen als het basisprincipe om een performant verkeers- en vervoerssysteem te
verwezenlijken. De MORA vraagt de regering om haar mobiliteitsbeleid te ontwikkelen volgens
het principe van comodaliteit ondersteund door een modal shift. Deze modal shift is nodig om
de verkeersstromen over de weg vlot te krijgen en zo het transportsysteem in balans te
krijgen.
Comodaliteit zoals gedefinieerd door de Europese Commissie, is het efficiënt gebruik van
verschillende vervoersmodaliteiten of een combinatie daarvan en moet leiden tot een optimaal
en duurzaam gebruik van middelen. Comodaliteit houdt voor de MORA in dat er een
evenwichtiger, alomvattend goederenvervoerbeleid moet gevoerd worden over alle modi heen,
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
49
rekening houdend met de vervoerskenmerken (zoals beperkte markt voor alternatieve modi op
korte afstand, geschiktheid van goederen voor een vervoer via een bepaalde modus,
noodzaak voor bundeling van vervoersstromen voor spoor en binnenvaart, verhogen van
milieuefficiëntie voor alle modi). De genomen maatregelen moeten dit principe ondersteunen.
1. Naar aanleiding van het debat in de MORA-commissie Goederenvervoer en het
MORA-advies omtrent de invoering van een kilometerheffing in Vlaanderen vraagt de
MORA binnen het principe van comodaliteit een eerlijke beprijzing van alle
vervoersmodi van het goederenvervoer. Om redenen van duurzaamheid wenst de
MORA dat deze doorrekening van de externe kosten gebeurt voor alle modi.
Voor het vrachtvervoer over de weg beschouwt de MORA een kilometerheffing voor
vrachtwagens een geschikt instrument om deze kosten door te rekenen. Emissies
(uitgezonderd CO2) en geluid mogen voor de MORA doorgerekend worden in de
tarieven, zoals wordt voorzien in de in opmaak zijnde nieuwe Eurovignetrichtlijn. De
Vlaamse Regering moet de vigerende Europese wetgeving (Richtlijn 1999/62/EG
gewijzigd door Richtlijn 2006/38/EG die enkel een doorrekening van de
infrastructuurkosten toelaat) volgen bij het uitwerken van het systeem van
kilometerheffing, maar mag zich wel voorbereiden op verwachte ontwikkelingen
binnen deze regelgeving. De elementen opgenomen in de tarieven moeten voor de
MORA ook gedragssturend en probleemoplossend kunnen werken.
In de huidige context stelt de Mobiliteitsraad vast dat duidelijk geen draagvlak kon
gevonden worden voor een ophoging van de kilometerheffing in functie van de aanleg
van nieuwe infrastructuur, het doorrekenen van de ongevallenkosten en het ophogen
van de heffing omwille van milieuredenen in stedelijke omgevingen.
De MORA wenst de invoering van een kilometerheffing voor de andere
goederentransportmodi. Hiervoor wordt best de Europese regelgeving ter zake
gevolgd.
De MORA besluit wel dat de internalisering van de externe kosten van het
goederenvervoer niet voldoende is om mobiliteitssturend op te treden en een modal
shift te realiseren.
2. De verwachte groei van het goederenvervoer heeft implicaties naar de netwerken die
de verkeersstromen moeten opvangen. De MORA vraagt de Vlaamse Regering de
infrastructuurknelpunten in alle verkeersnetwerken weg te werken en
capaciteitsverhogende technieken als dynamisch verkeersmanagement in te zetten.
Zeker voor het weg- en spoornetwerk is deze capaciteitsverhoging noodzakelijk
aangezien deze netwerken ook geconfronteerd worden met een groei van het
personenvervoer.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
50
3. De MORA is voorstander van een eerlijke beprijzing van de modi; dit sluit een
subsidiebeleid echter niet uit. Deze subsidies moeten voor de MORA aan een aantal
voorwaarden voldoen: de doelstellingen moeten duidelijk afgelijnd zijn, de subsidies
moeten steeds bekeken worden in een intermodaal kader en moeten beperkt zijn in
tijd (in afwachting van de internalisering van de externe kosten voor alle modi). De
subsidies mogen ingezet worden om trafieken efficiënter te maken en op de meest
geschikte modus in het kader van comodaliteit te zetten, maar mogen geen trafieken
tegen de markt in leefbaar houden.
4. Promotie van de alternatieve modi blijft voor de MORA een aandachtspunt voor het
beleid. De kenmerken van de modi moeten voor de gebruikers zo transparant
mogelijk gemaakt worden om de juiste stromen via de meest geschikte modus te
vervoeren. De MORA vraagt de overheid om haar promotiebeleid niet enkel toe te
spitsen op de binnenvaart maar ook op het spoorvervoer.
5. Om de alternatieve modi performanter te maken, moeten nog een aantal
modusinterne knelpunten opgelost worden. Het gaat dan onder meer over het
verhogen van de beladingsgraad in het wegvervoer, het uitbreiden van de
bedieningstijden voor de binnenvaart waar nodig tot 24h/24h – 7d/7d, het verbeteren
van de dienstverlening en de betrouwbaarheid van het spoor. De MORA vraagt dat
de regering hiervoor een flankerend beleid uitwerkt.
6. Alle mobiliteitsmaatregelen moeten voor de MORA ondersteund worden door een
gericht locatiebeleid dat rekening houdt met mobiliteitsconsequenties. De MORA
vraagt de Vlaamse Regering om in overleg met de andere gewesten en de federale
overheid een coherent mobiliteitsbeleid te ontwikkelen.
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
51
7. Informat ie
7 . 1 . D e l i n k t u s s e n e co n o m i s ch e g r o e i e n t r a n sp o r t g ro e i
Tabel: Evolutie van het BBP, tonkm en voertuigkm in Vlaanderen voor de periode 1995-2006
Bron: NBB, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Bovenstaande grafiek geeft de evolutie weer van het aantal tonkm afgelegd op Vlaamse
grondgebied voor alle modi in combinatie met de evolutie van het BBP voor het Vlaamse
Gewest. Het verloop van beide curven toont aan dat de groei van het aantal tonkm sterker
toeneemt dan de groei van het BBP. De ontkoppeling van transportgroei en economische
groei, zoals beoogt door de Europese Commissie, is in België nog niet opgetreden.
7 . 2 . P r i j s e l a s t i c i t e i t v a n t r a n s p o r t46
Eén van de doelstellingen van het voeren van een prijsbeleid door de overheid is een impact
uitoefenen op het transportvolume. De transportelasticiteit geeft weer op welke wijze
prijswijzigingen invloed uitoefenen op het transportvolume. De universiteit van Mons47 heeft in
2001 een document gepubliceerd waarin voor België een aantal transportintensiteiten zijn
46 Bron: VMM, 2006, Verkennende studie naar prijs- en inkomenselasticiteiten van milieugerelateerde goederen en diensten in Vlaanderen, Ecolas, Transport & Mobility Leuven, Ehsal 47 Beuthe, M., Jourquin, B., Geerts, J.-F., Ch. Koul à Ndjang’ Ha, 2001, Freight Transportation Demand Elasticities: a geographic multimodal transportation network analysis, Transportation Research – E, 37, pp. 253-266
Achtergrondpaper
Goederenvervoer: comodalliteit versus modal shift
52
weergegeven. Dit is één van de weinige bronnen die transportintensiteiten voor België
weergeven. Een belangrijke redenen hiervoor is dat de transportkost uit zeer verschillende
kostencomponenten is samengesteld die elk op hun beurt tijd-, plaats- en
gebruikersafhankelijk zijn.
Onderstaande tabel geeft de vrachtelasticiteiten weer op korte termijn:
Tonkm Variatie in totale
kost
Variatie in
vervoerskost
Korte afstand
(< 300 km)
Lange afstand
(> 300 km)
Weg -1,21 -1,10 -1,06 -1,31
Spoor -1,25 -1,14 -1,77 -1,19
Binnenvaart -1,72 -1,53 -2,62 -1,38